Derde jaarlijks verslag Herbebossingsproject 2013
Debbie Eraly, Bert De Somviele en Hilke Evenepoel
1
Jaar 3 - 2013
Herbebossing en ecologisch herstel van gedegradeerde graslanden in het waterbekken van de rivieren Pachijal en Mira, Ecuador
Inhoud Inhoud ...................................................................................................................................... 2 Annexen ................................................................................................................................... 4 Foto’ s ....................................................................................................................................... 4 1.
Inleiding ............................................................................................................................ 5
2.
Locatie .............................................................................................................................. 6
3.
Betrokken partners ........................................................................................................... 9 3.1.
Organigram ............................................................................................................... 9
3.2.
Telenet .................................................................................................................... 10
3.3.
BOS+ Vlaanderen ..................................................................................................... 10
a.
Voorstelling ............................................................................................................. 10
b.
Taken ...................................................................................................................... 10
c.
Personeel ................................................................................................................ 10
3.4.
BOS+ tropen ............................................................................................................ 10
a.
Voorstelling ............................................................................................................. 10
b.
Taken ...................................................................................................................... 11
c.
Personeel ................................................................................................................ 12
d.
Continue opvolging lokaal........................................................................................ 13
e.
Monitoring .............................................................................................................. 14
3.5.
MCF ......................................................................................................................... 14
a.
Voorstelling ............................................................................................................. 14
b.
Dagelijks beheer – taken .......................................................................................... 15
c.
Personeel ................................................................................................................ 15
d.
Monitoring .............................................................................................................. 15
3.6.
Andere partners ...................................................................................................... 16
a.
Katholieke Universiteit Leuven (KUL) ....................................................................... 16
b.
Universiteit Gent (UGent) ........................................................................................ 16
c. Programma voor het Beheer van Bodem en Water, Universiteit Cuenca, Ecuador (PROMAS) ....................................................................................................................... 17 4.
Doelstellingen en verwachte resultaten........................................................................... 17 4.1.
Algemeen ................................................................................................................ 17
4.2.
Doelstellingen klimaat ............................................................................................. 18
4.3.
Doelstellingen biodiversiteit .................................................................................... 18
4.4.
Sociaaleconomische doelstellingen .......................................................................... 19 2
5.
6.
4.5.
Monitoring .............................................................................................................. 20
4.6.
Tools voor opvolging................................................................................................ 22
Gerealiseerde resultaten en daaraan gekoppelde activiteiten ......................................... 22 5.1.
Validatie PDD volgens internationale standaarden VCS en CCB ................................ 22
5.2.
Registratie project in het register van het Ministerie van Milieu Ecuador ................. 23
5.3.
Een gemiddelde jaarlijkse opslag van 7500 ton CO2 vanaf 2015 tot 2031 ................. 23
a.
Uitwerking PDD ....................................................................................................... 23
b.
Simulaties koolstofopslag ........................................................................................ 25
c.
Monitoring .............................................................................................................. 26
5.4.
500 ha nieuw gemengd inheems bos ....................................................................... 27
a.
Bepalen van te bebossen gronden in plantseizoen 2012-2013 en 2013-214 ............. 27
b.
Opkweken van nodig plantgoed voor plantseizoen 2013-2014 ................................. 28
c.
Aanplantingen ......................................................................................................... 30
d.
Monitoring .............................................................................................................. 33
5.5.
Voordelen biodiversiteit .......................................................................................... 34
5.6.
Voordelen sociaaleconomisch.................................................................................. 35
a.
Tewerkstelling ......................................................................................................... 35
b.
Vorming en educatie................................................................................................ 35
c.
Monitoring .............................................................................................................. 36
Communicatie ................................................................................................................. 37
3
Foto’s Foto cover, 1, 3, 12 en 13 – Debbie Eraly Foto 4 – Herwig Bellemans Foto 2, 5, 6, 8, 9, 10, 14, 15, 16 en 18 – Brian Krohnke Foto 17 – Freya Decoster
Annexen Annex 1 – Bosrevue artikel Marijn Bauters en Mathias Strubbe
Foto 1 – Arbeiders aan het werk in de kwekerij in San Gerónimo. Op de achtergrond een hele lading planten klaar om aangeplant te worden
4
1. Inleiding In mei 2011 werd een overeenkomst getekend tussen Telenet en de toenmalige Vereniging voor Bos in Vlaanderen, nu BOS+ Vlaanderen vzw. Er werd overeengekomen dat BOS+ Vlaanderen via de aanplanting van natuurlijk bos in Ecuador vanaf 2015 tot en met 2031 minimaal de jaarlijkse uitstoot van 7500 ton CO2-equivalenten, een uitstoot die niet door interne maatregelen in de bedrijfsvoering van Telenet kan worden teruggedrongen, zal worden opgeslagen. Daarnaast heeft dit project tot doel om ook ecologische en sociale doelstellingen na te streven. Het project wordt uitgevoerd door de Ecuadoraanse organisatie Mindo CloudForest Foundation en wordt opgevolgd door BOS+ tropen vzw. De eindcoördinatie, communicatie over het project, financiële eindverantwoordelijkheid en het overleg met Telenet gebeuren door de vzw BOS+ Vlaanderen. De bossen worden aangeplant in het Noorden van Ecuador op gronden van privé-eigenaars. De aanplantingen gebeuren tussen 2011 en 2014 en in de eerste jaren wordt door het project ook het onderhoud voorzien. De bossen moeten ten minste 30 jaar behouden blijven. Het ontwerp van de herbebossingsactiviteit in dit project, namelijk kleinschalige, gemixte aanplantingen met inheemse soorten die kunnen evolueren naar een natuurlijk ‘climax’ bos is in Ecuador een nieuwe benadering tot koolstofopslag projecten, wat dit project op zich innovatief maakt. Via monitoring in samenwerking met Vlaamse en Ecuadoraanse universiteiten zullen de realisaties van het project op zowel op het vlak van koolstofopslag, klimaat, biodiversiteit als hun sociaaleconomische impact opgevolgd worden en zullen de ervaringen maximaal gedocumenteerd worden.
Foto 2 – Kind bij een aangeplante Cedro van ongeveer een jaar oud in El Cristal 5
Dit verslag geeft een overzicht van de activiteiten en resultaten die tijdens het derde projectjaar (2013) gerealiseerd werden. Tijdens dit derde jaar werden opnieuw enorm veel boompjes aangeplant op 7 verschillende locaties met de inspanningen van een vijftigtal arbeiders. Eén van de locaties, El Cristal, is nieuw sinds 2013 en biedt een grote aaneengesloten oppervlakte met goede groeiomstandigheden. De eigen boomkwekerij werd verder uitgebreid en uitgerust met een werklokaal. Er gingen opnieuw twee studenten ter plaatse voor het ondersteunen van de monitoringactiviteiten met betrekking tot koolstof (Universiteit Gent, Labo Plantenecologie) en de sociaaleconomische impact (Hogeschool Gent). Er werd in 2013 ook druk overlegd met verschillende betrokken partijen over de implicaties van de verlenging van het project tot 30 jaar (2041) en hoe dit de financiering en koolstofclaims door de verschillende betrokken partijen beïnvloedt. Een proces dat in de positieve zin evolueerde en verwacht wordt te leiden tot een akkoord in april 2014.
2. Locatie Het nieuwe bos gefinancierd door Telenet wordt aangeplant op verschillende locaties verspreid over de bekkens van de rivieren Pachijal en Mira in de provincies Pichincha, Imbabura, Carchi en Esmeraldas in Noordelijk Ecuador. Dit project groepeert gronden van 33 verschillende privé-eigenaars die allen een overeenkomst afsloten met de lokale organisatie Mindo Cloudforest Foundation. Omwille van de verschillende omstandigheden is het project opgedeeld in 7 verschillende strata waarbinnen gelijkaardige omstandigheden heersen (zie tabel 1). Sinds dit projectjaar werden de eerste 6 strata aangevuld met een nieuw stratum 7, dat vanaf San Gerónimo (stratum 5) een vijftigtal kilometers verder richting kust ligt en een veel vochtiger klimaat en vruchtbaardere gronden heeft dan de nabijgelegen strata 5 en 6.
6
Kaart 1: Locatie van de verschillende strata in Ecuador waar herbebost wordt. Met een gedetaillerde inzet.
7
Tabel 1: overzicht eigenaars en oppervlaktes projectgronden per provincie en stratum. PROVINCIE PICHINCHA Sector Eigenaar Brian Krohnke 1 Sta. Rosa Marcelo Vasconez Ramiro Salazar San Tadeo 2 Piedras Negras Las Tolas La Yumbada 3 Marianitas Rafael Ferro Totaal Pichincha PROVINCIE IMBABURA Stratum Sector Eigenaar 4 Salinas Ximena Enríquez Stratum
5
Stratum
San Gerónimo
Opp 21
Richard Wheeler
77
Thelmo Grijalva
17
Eduardo Moreno
8
Gerardo Cuasapaz
12
Rosa Cuascota
2
Piet Sabbe
5
Luis Paillacho
4,5
Fernando R. Pérez
1,6
Yolanda Pérez
8,4
Ivan Ramós
4
Elmo Eches
12,5
Angel Bolaños Totaal Imbabura PROVINCIE CARCHI Sector Eigenaar Waler Uvidia
Opp 24 9
Ángel Hidrobo
5
Jaime Benalcazar
1
Marlene Arévalo
8
Mundo Nuevo Jorge Cevallos
Natuurlijk habitattype
29
Gebergte regenwoud
40
Subtropisch regenwoud
43 112 Totale opp 21
Laagland-regenwoud
162
183 Totale opp
14,5 57
Edison Sandoval
3
Alcivar Alpala
3
Fernando Arévalo
7
Hnos. Arévalo
7
Isabel Sandoval
1
Horacio Arteaga Totaal Carchi PROVINCIE ESMERALDAS Stratum Sector Eigenaar 7 El Cristal Javier Ordoñez Totaal Esmeraldas
1
TOTAAL
Totale opp
Natuurlijk habitattype Droogbos met seizoenregens
Subtropisch regenwoud met verlengd droog seizoen
10
Jorge Proaño
Hnos. Cevallos 6
Opp 12 17 8 21 11 43
Opp 60
140,5
Natuurlijk habitattype
Subtropisch regenwoud met verlengd droog seizoen
140,5 Totale Natuurlijk habitattype opp 60 Subtropisch regenwoud 60 495,5
8
3. Betrokken partners 3.1. Organigram
Telenet Jan De Grave, VP Sustainability Pieter Debaene, juridisch adviseur Isabelle Geeraerts, Corporate Communications
BOS+ Vlaanderen Bert De Somviele, directeur Mariette D’Hulster, financieel verantwoordelijke
BOS+ tropen Hilke Evenepoel, coördinator Debbie Eraly, projectmedewerker Herwig Bellemans, lokaal vertegenwoordiger
Mindo Cloudforest Foundation Brian Krohnke (coördinator) Maura Guevara (bosbouwingenieur)
Projectdeelnemers eigenaars gronden
Kwekerij Verantwoordelijke Blanca Cuasapaz
Universiteiten Gent (UGent, Dr. Ir. Hans Verbeeck) Cuenca (PROMAS, Dr. Ir. Felipe Cisneros)
Arbeidersploegen Pablo Cuichan, teamleider stratum 1, 2, 3 en 6a Martin Maldonado, teamleider stratum 4 Gerardo Cuasapaz, teamleider stratum 5 en 7 Jorge Cevallos, teamleider stratum 6b
9
3.2. Telenet Het project wordt gefinancierd door het Belgische telecommunicatiebedrijf Telenet. Zij streven naar een klimaat neutrale bedrijfsvoering en monitoren daarvoor ook hun koolstofuitstoot. Ze communiceren over het project via hun jaarlijkse duurzaamheidsrapport, de blog en occasionele persberichten in samenwerking met BOS+ Vlaanderen.
3.3. BOS+ Vlaanderen a. Voorstelling BOS+ Vlaanderen vzw, het voormalige Vereniging voor Bos in Vlaanderen, zet zich al meer dan 40 jaar in voor bosbehoud, duurzaam multifunctioneel bosbeheer en bosuitbreiding, in Vlaanderen en wereldwijd. BOS+ Vlaanderen sloot de overeenkomst met Telenet af voor de uitvoering van dit project. Voor het opvolgen van dit project, in Ecuador, werd zusterorganisatie BOS+ tropen aangesteld als dagelijkse projectbeheerder omwille van haar jarenlange ervaring met dergelijke projecten in de regio. b. Taken De structuur van de opvolging is zo dat BOS+ Vlaanderen rechtstreeks aan Telenet rapporteert en op regelmatige tijdstippen overlegt met de andere partners over de stand van zaken van het project. De inhoudelijke en financiële verslaggeving, de eindcoördinatie over het project gebeurt door de vzw BOS+ Vlaanderen. BOS+ Vlaanderen draagt de eindverantwoordelijkheid naar Telenet toe. BOS+ Vlaanderen zorgt ook voor de communicatie over het project. c. Personeel Bert De Somviele, directeur, en Mariette D’Hulster, financiële ondersteuning 10% VTE in totaal
3.4. BOS+ tropen a. Voorstelling BOS+ tropen is een Belgische ngo voor ontwikkelingssamenwerking die als visie heeft dat de natuurlijke hulpbronnen in het Zuiden in de eerste plaats aan de lokale bevolking toebehoren en wil verzekeren dat dit op een optimale en duurzame manier kan. BOS+ tropen heeft verschillende projecten lopen in Bolivia, Peru en Ecuador, die alle focussen op het thema bos: bescherming, duurzaam beheer, herstel, agroforestry, bebossing en herbebossing. BOS+ tropen werkt, als beheerder van het Vlaams Fonds voor Tropisch Bos, al sinds 2008 samen met Mindo Cloudforest Foundation. MCF kreeg toen twee subsidies toegewezen voor het uitwerken van PDD’s, die nu samengebundeld worden tot 1 document en de basis van dit project vormen.
10
b. Taken BOS+ tropen beheert het project en volgt de uitvoering ter plaatse van nabij op. BOS+ tropen is de centrale actor in de coördinatie van de monitoringactiviteiten tussen de verschillende partners, is de schakel tussen de werking in Ecuador en België en heeft volgende specifieke taken:
Algemeen projectbeheer; Systematiseren van gegevens; Opvolgen lokale partners; Opvolgen uitvoering project (timing en procesverloop); Regelmatige communicatie via mail en skype met MCF en lokale vertegenwoordiger; Lokale vertegenwoordiger (zie c); Controle en verbeteren financiële verslaggeving MCF; Doornemen technische verslagen MCF en terugkoppelen van bevindingen en nodige aanpassingen; Technische en inhoudelijke input; Ondersteuning MCF bij algemeen projectbeheer; Terreinbezoeken; Financiële opvolging en verslaggeving naar BOS+ Vlaanderen; Inhoudelijke verslaggeving naar BOS+ Vlaanderen; Overleg met BOS+ Vlaanderen en projectfinancier; Aanleveren materialen voor communicatie financier, met name foto’s, filmpjes en bijhorende informatie (zie §6); Coördineren en faciliteren monitoring en bijhorende netwerk tussen Ecuadoraanse en Belgische universiteiten en lokale partners; Ondersteunen thesisstudenten.
In 2013 werden volgende terreinbezoeken uitgevoerd:
Januari 2013, Debbie Eraly: samen met Ecuador-vertegenwoordiger van BOS+, Herwig Bellemans, uitgebreide terreinbezoeken in strata 1, 2, 3, 5 en 6 om aanplantingen te bekijken, bezoek boomkwekerij in San Gerónimo en Milpe, gesprekken met arbeiders, fotoreportage; bespreken financiële rapportering met coördinator MCF. Februari 2013, Debbie Eraly: overleg met coördinator MCF en lokale vertegenwoordiger BOS+ tropen over voortgang en planning aanplantingen; begeleiden thesisstudente Freya Decoster bij opstart sociaaleconomisch onderzoek. Maart 2013, Debbie Eraly: lokale ondersteuning thesisstudente Freya Decoster bij uitvoeren onderzoek; bezoek aanplantingen en boomkwekerij San Gerónimo. April 2013, Debbie Eraly: overleg met coördinator MCF over voortgang project; overleg met thesisstudente over verloop sociaaleconomisch onderzoek. 11
Mei 2013, Hilke Evenepoel: overleg met MCF m.b.t. verloop project, incentives, planning komend plantseizoen, preventie branden, overeenkomsten met eigenaars, monitoring; overleg met thesisstudente sociaaleconomische impact over vorderingen onderzoek. Juni 2013, Debbie Eraly: kort terreinbezoek in stratum 5 om aanplantingen en boomkwekerij te bekijken. Augustus 2013, Debbie Eraly: overleg met coördinator en bosbouwingenieur MCF over voortgang project; overleg met thesisstudente Rosa Sorio van de Universiteit Gent over het verloop van haar onderzoek; overleg met lokale vertegenwoordiger.
Foto 3 – Projectmedewerker Debbie Eraly op terreinbezoek in San Gerónimo.
c. Personeel Hilke Evenepoel, coördinator, 10 %VTE; Debbie Eraly, projectmedewerker, 50% VTE; Herwig Bellemans, freelance BOS+ vertegenwoordiger in Ecuador (zie d), gelijkwaardig aan 10% VTE.
12
d. Continue opvolging lokaal Herwig Bellemans, een Belg die al meer dan 10 jaar in Ecuador woont en BOS+ tropen al enkele jaren in Ecuador vertegenwoordigt zorgt voor een continue opvolging van het project. Taken: Controles op het terrein; Situatie opvolgen in de kwekerijen: gezondheid planten, aantal planten, planning; Gesprekken met verantwoordelijken kwekerijen; Gesprekken met deelnemers; Overleg met projectcoördinator Foto 4 – Herwig Bellemans op en bosbouwingenieur MCF; terreinbezoek in La Yumbada met een Ondersteuning in Aliso op de achtergrond. projectmanagement; Technische input; Terugkoppeling met BOS+ tropen via verslagen, skype overleg en vergaderingen tijdens de bezoeken van de projectmedewerkers in Ecuador.
In 2013 werden volgende terreinbezoeken door de lokale vertegenwoordiger uitgevoerd: Januari 2013: samen met Debbie Eraly uitgebreid driedaags terreinbezoek in strata 1, 2, 3, 5 en 6 om aanplantingen te bekijken, de boomkwekerij in San Gerónimo en Milpe te bezoeken, en gesprekken met de arbeiders aan te gaan. April 2013: tweedaags terreinbezoek in strata 5, 6 en 7 om de aanplantingen te bekijken en met coördinator en bosbouwingenieur te overleggen over werking. Augustus 2013: uitgebreid driedaags terreinbezoek samen met de bosbouwingenieur in strata 4, 5, 6 en 7 om evolutie van de aanplantingen op te volgen en de overleving op te meten; overleg met projectmedewerker Debbie Eraly September 2013: uitgebreid tweedaags terreinbezoek samen met de een externe bosbouwingenieur in strata 1, 2 en 3 om evolutie van de aanplantingen op te volgen en de overleving op te meten.
13
e. Monitoring BOS+ tropen is met betrekking tot de monitoring van koolstofopslag, biodiversiteit en de sociaaleconomische aspecten verantwoordelijk om : Een monitoringplan op te stellen; Universiteiten in België en Ecuador te contacteren, tot samenwerkingsakkoorden te komen, en de voorwaarden tot deze samenwerkingen samen te concretiseren; De samenwerking tussen de verschillende partijen te faciliteren; De monitoringactiviteiten uit te voeren of te laten uitvoeren; De monitoringactiviteiten op te volgen en indien nodig begeleiding te verzekeren.
3.5. MCF a. Voorstelling Mindo Cloudforest Foundation is een Ecuadoraanse stichting voor natuurbescherming, opgericht in 2001. Het huidige herbebossingsproject werd ontworpen door MCF en wordt door hen uitgevoerd met behulp van lokaal personeel en ervaren medewerkers. MCF staat in voor de dagdagelijkse uitvoering en het beheer van dit project vanaf het zoeken van terreinen tot het onderhouden van de aanplantingen. In overleg met BOS+ tropen en de betrokken universiteiten zal MCF ook een centrale rol spelen in het plannen, logistiek ondersteunen en uitvoeren van het effectieve monitoringwerk.
Foto 5 – Brian Krohnke, de coördinator van MCF achter een Cedrela montana en voor een elzenboom (Aliso). 14
b. Dagelijks beheer – taken Het project wordt ter plaatse uitgevoerd en gecoördineerd door de Ecuadoraanse organisatie Mindo Cloudforest Foundation. Specifiek heeft deze partner volgende taken:
Overleg met deelnemers en verantwoordelijken kwekerijen; Contracten afsluiten met eigenaars; Formuleren technische adviezen: o Kwekerijen; o Aanplantingsploeg; o Onderhoudsploeg; Plannen van de aanplantingen; Organiseren van het aanplantings- en onderhoudswerk; Contracteren en opvolgen van de leiders van de plantploegen; Opkweek van een groot deel van het plantgoed met het lokaal inzamelen van zaden en het voorzien van organische meststoffen; Informatievergaderingen voor bewoners en lokale overheden in de omgeving van het project; Educatie m.b.t. brandpreventie; Overleg met overheidsdiensten; Coördinatie met BOS+ tropen; Overleg met Ecuadoraanse universiteiten; Financiële rapportering aan BOS+ tropen; Inhoudelijke rapportering aan BOS+ tropen.
c. Personeel Projectcoördinator Brian Krohnke, werkt sinds 2004 voor MCF, 100% VTE; Bosbouwingenieur Maura Guevara, sinds 1 juli 2012, 100% VTE. 4 Vaste ploegleiders en onderhoudswerkers o Gerardo Cuasapaz o Pablo Cuichán o Martin Maldonado o Nestor Apolo 5 Vaste medewerkers in de kwekerij van San Gerónimo o Blanca Cuasapaz o Gerardo Cuasapaz o Maria Cuascota o Gloria Guancha o Miguel Alcedan d. Monitoring Het personeel van MCF volgt de uitvoering van het project op door volgende zaken te monitoren: De sterfte van de boompjes; De aanplantingen en het onderhoud; 15
Het bosbeheer.
Een specifiek aspect van het monitoren van de bebossingsactiviteiten is de diversiteit aan boomsoorten die aangeplant wordt en dit wordt sinds de start van het project met bijzondere aandacht opgevolgd. Het projectpersoneel verzekert samen met de eigenaars dat de aangelegde aanplantingen beschermd worden gedurende de projectperiode en dat de eigenaars hun verantwoordelijkheden opnemen. In stratum 5 is er bijzondere aandacht voor de preventie van branden.
3.6. Andere partners a. Katholieke Universiteit Leuven (KUL) BOS+ Vlaanderen en BOS+ tropen hebben zeer nauwe contacten met de Faculteit van Bio-ingenieurs, Departement Bosbouw en Biowetenschappen van de KUL. Een senior professor, met veel ervaring in tropische bosbouw, klimaatverandering en biodiversiteit, Prof. Dr. ir. Bart Muys, bestuurder van BOS+, maakte deel uit van het projectteam van BOS+ sinds de start van dit project en was onder meer betrokken bij de onderhandelingen met Telenet. Hij is ook de coördinator van het welgekende academische consortium KLIMOS, dat zich focust op klimaat en ontwikkelingssamenwerking. Master studenten zullen aangemoedigd worden om deel te nemen aan het opnemen en beschrijven van de resultaten van monitoringactiviteiten van dit project binnen het kader van hun thesis of binnen het KLIMOS netwerk. Er zal ook genetwerkt worden met andere departementen van de KUL om studenten te zoeken die interesse hebben in de effecten op biodiversiteit en de sociaaleconomische aspecten van dit project. Het opmaken van een gedetailleerd monitoringplan en de uitvoering hiervan, met specifieke aandacht voor de verschillende thema’s zal in detail besproken worden met de KUL. b. Universiteit Gent (UGent) Aangezien de kantoren van BOS+ in hetzelfde gebouw ondergebracht zijn als die van het Laboratorium voor Bos & Natuur van de Universiteit Gent, zijn er dagelijkse contacten met het universiteitspersoneel. Het diensthoofd, Prof. dr. ir. Kris Verheyen is voorzitter van BOS+ en hij heeft de uitwerking van dit project van nabij opgevolgd. Binnen de faculteit bio-ingenieurswetenschappen zijn er nauwe banden en goede contacten met het Laboratorium voor Plantenecologie waar enkele onderzoekers toegepast onderzoek doen naar o.a. het modelleren van bosecosystemen, hun koolstof- en waterfluxen en hun interacties. Dr. ir. Hans Verbeeck is hier de contactpersoon. Hier werden al thesisonderzoeken m.b.t. het monitoren van de koolstofopslag van het project uitgevoerd door masterstudenten. Er wordt ook genetwerkt worden met andere departementen van de UGent om studenten te zoeken die interesse hebben in de effecten op biodiversiteit en de sociaaleconomische aspecten van dit project. Het opmaken van een gedetailleerd monitoringplan voor koolstof en de uitvoering hiervan werd detail besproken worden met Dr. ir. Verbeeck.
16
c. Programma voor het Beheer van Bodem en Water, Universiteit Cuenca, Ecuador (PROMAS) BOS+ en Uiniversiteit Gent hebben reeds jarenlang goede contacten met PROMAS en bio-ingenieurs van de universiteit van Gent en Leuven werken regelmatig samen met PROMAS met de steun van de VLIR. Ze werden dit jaar een tweede maal betrokken bij het bodemonderzoek, waarover meer detail is §5.4, monitoring.
Foto 6 – Team van PROMAS neemt bodemstalen in El Cristal, stratum 7
4. Doelstellingen en verwachte resultaten 4.1. Algemeen Dit project heeft volgende doelstellingen: het vrijwillig neutraliseren van de uitstoot van broeikasgassen die veroorzaakt wordt door de projectfinancier Telenet; mitigatie van klimaatverandering door het aanplanten van bomen die koolstof opslaan; omzetten van marginale en gedegradeerde graslanden in waardevol natuurlijk boshabitat en verbinden waardevolle boshabitats ten voordele van de biodiversiteit; het leveren van ecosysteemdiensten door bos zoals tegengaan erosie, watervoorziening, aanleveren van hout, fruit en andere niet-houtige producten; het inkomen verhogen en lokale tewerkstelling creëren in de rurale gemeenschappen waardoor deze geholpen wordt bij het verminderen van de armoede; het verbeteren van de (wetenschappelijke) kennis met betrekking tot tropische herbebossingsprojecten en hun impact op klimaatmitigatie en –adaptatie en creëren van een netwerk tussen verschillende projectactoren in België en Ecuador om deze kennis uit te bouwen en uit te wisselen.
17
4.2. Doelstellingen klimaat Dit project heeft als doel om de uitstoot van broeikasgassen van de financier, Telenet, te helpen neutraliseren. De doelstelling is om gemiddeld per jaar minimaal 7.500 ton CO2equivalenten op te slaan., gedurende een periode van 17 jaar (2015-2031). Er zal ook veel nieuwe kennis opgedaan worden over de koolstofopslag van de gebruikte boomsoorten onder de gegeven omstandigheden (tropisch klimaat, gedegradeerde gronden, inheemse boomsoorten) waarover in de wetenschap nog veel onbekend is.
4.3. Doelstellingen biodiversiteit Globaal genomen beoogt het project om ook op het vlak van biodiversiteit een positieve impact te hebben. Dit gebeurt meer bepaald op de volgende manieren:
De projectactiviteit zet gedegradeerde, weinig of niet-productieve graaslanden om in waardevol natuurlijk boshabitat; Door het vestigen van een bosecosysteem zullen andere boom- en plantensoorten zichzelf makkelijker kunnen vestigen (natuurlijke regeneratie). Dit zowel op de projectterreinen als in de omgeving; Op lange termijn (10-20 jaar) zal dit project een uitbreiding van het natuurlijk bosareaal betekenen en dus een habitat bieden voor bossoorten, zowel zoogdieren, vogels, reptielen als insecten; Het resulterende bos zal kleine resterende stukken natuurlijk bos, met vaak nog een hoge biodiversiteit, opnieuw verbinden; De verschillende terreinen in de provincie Pichincha maken allemaal deel uit van internationaal erkende “Important Bird Areas” en hun herbebossing zal de leefbaarheid op lange termijn van de vogelpopulaties in deze gebieden mee verbeteren; Het gebruik van voornamelijk inheemse, lokaal aangepaste boomsoorten (opgekweekt uit lokaal ingezameld zaad) zal ook hun areaal uitbreiden.
De geografische range van het project zorgt ook voor verschillende unieke mogelijkheden. Zo kan het herstel van biodiversiteit ten gevolge van de herbebossingsactiviteiten beoordeeld en vergeleken worden met sites die niet hersteld worden en het resterend bos in de verschillende strata. Projectuitvoerder MCF heeft grote expertise over de Ecuadoraanse vogelsoorten, en vogelpopulaties kunnen worden gebruikt als indicatoren voor de kwaliteit van de omgeving. Daarom zal het project de evoluties in de biodiversiteit van vogels monitoren en contrasteren tussen projectstrata 1-3 en 4-5 en 6-7.
Foto 7 – Toekan Baardvogel (Semnornis ramphastinus). 18
Als ruwe baseline blijkt uit de huidige vogellijsten (Paul Greenfield) dat de vogeldiversiteit radicaal verschilt met ongeveer 50 soorten in de strata 4-5 (Mira rivierbekken) vs. meer dan 250 in de strata 1-3 (Rivierbekken Pachijal). De checklist van de CCB standaard geeft duidelijke indicaties voor de effecten op biodiversiteit die het project moet nastreven. Samenvattend moet het project m.b.t. biodiversiteit aan volgende voorwaarden voldoen: Het project moet een positieve impact hebben op de biodiversiteit binnen de projectzone en de projectduur ten opzichte van de baseline; Het project moet elke Hoge Beschermingswaarde (High Conservation Value) van belang op globaal, regionaal of nationaal niveau, behouden of verbeteren; Invasieve soorten mogen niet toenemen ten gevolge van het project; Het project mag geen genetisch gemodificeerde soorten gebruiken; De projectuitvoerder moet mogelijke negatieve effecten op biodiversiteit buiten de projectzone ten gevolge van de projectactiviteiten evalueren en beperken; De projectuitvoerder moet een monitoringplan ontwerpen om de veranderingen in biodiversiteit ten gevolge van de projectactiviteiten (binnen en buiten de projectgrenzen) te kwantificeren en te documenteren. Het monitoringplan moet de types indicatoren, de methode van staalname en de frequentie hiervan identificeren; Met de Gold Level voor Biodiversiteit wordt verder gegaan dan de minimale vereisten volgens CCB en moet het project ook biodiversiteitswaarden op globaal niveau beschermen.
4.4. Sociaaleconomische doelstellingen Naast het op termijn verhogen van het inkomen door commercieel interessante houtige en niethoutige bosproducten en de creatie van tewerkstelling in de landelijke gemeenschappen waardoor deze geholpen worden bij het verminderen van de armoede, heeft het project ook nog ruimere sociaaleconomische doelstellingen zoals educatie en het vormen van een kennisgemeenschap, zowel op lokaal als internationaal vlak.
Foto 8– Eén van de arbeiders, Hugo Heredía, met een Virola boompje in Suamox.
19
In meer detail worden volgende doelstellingen op sociaaleconomisch vlak verwacht: Toename van lokale tewerkstelling in een arme regio waar formeel werk niet eenvoudig te vinden is; Toename in het gemiddelde loon; Arbeiders inschrijven in sociale zekerheid; Verbeteren van de diensten die het bos levert (ecosysteemdiensten) zoals grotere waterbeschikbaarheid zowel voor consumptie als landbouw, verminderen van erosie, verbeteren van de bodemvruchtbaarheid en stabilisatie van het klimaat; Het voorzien van producten rechtstreeks uit het bos zoals hout, fruit, tannines, natuurlijke geneesmiddelen en zaden die een natuurlijke zeep bevatten, die lokaal kunnen verwerkt worden en een inkomen genereren; Op langere termijn kan de toename van bosoppervlakte en betrokkenheid van de gemeenschap ook zorgen voor extra opportuniteiten voor ecotoerisme; Preventie van branden door het aanleggen van brandgangen en door de creatie van een vochtigere omgeving; De betrokkenheid van de mensen uit het dorp bij een gemeenschappelijk project zorgt voor een versterking van de gemeenschapsbanden en een grotere lokale veerkracht. De checklist van de CCB standaard geeft ook duidelijke indicaties voor de effecten op sociaaleconomische factoren die het project moet nastreven. Samenvattend moet het project aan de volgende voorwaarden voldoen: Het project moet een positieve impact hebben op het sociale en economische welzijn van de gemeenschappen en er voor zorgen dat de kosten en baten van het project evenredig verdeeld worden in de projectzone en binnen de projectduur ten opzichte van de baseline; De projectuitvoerder moet mogelijke negatieve effecten op het sociaaleconomische welzijn van mensen buiten de projectzone ten gevolge van de projectactiviteiten evalueren en beperken; De projectuitvoerder moet een monitoringplan ontwerpen om de veranderingen in sociaaleconomisch welzijn (van de gemeenschappen en stakeholders) ten gevolge van de projectactiviteiten (binnen en buiten de projectgrenzen) te kwantificeren en te documenteren. Het monitoringplan moet de types indicatoren, de methode van staalname en de frequentie hiervan identificeren.
4.5. Monitoring Monitoring maakt een essentieel deel uit van dit project. Dit omvat het gebruik van alle informatie gerelateerd aan het project om op regelmatige basis tijdens het projectverloop de opslag van CO2 (VCS en CCB standaard) in te schatten en de effecten op biodiversiteit en sociaaleconomische parameters (CCB standaard) te beoordelen.
20
Hieronder een kort overzicht van de verschillende zaken die op verschillende tijdstippen tijdens het project gemonitord zullen worden: Continue monitoring van de projectsites en het bosbeheer; Overlevingspercentages van de aangeplante boompjes tijdens de eerste 3 jaren na aanplanting. Een gangbaar percentage van 25 % sterfte is in rekening genomen bij de voorbereidingen van het project. Herplanten gebeurt, indien nodig, ten laatste in 2014; Monitoring brandgangen in stratum 5 en 6 tijdens aanplanting en hun onderhoud gedurende de eerste 3 jaren; De CO2-sequestratie gerealiseerd door de groei van de boompjes (jaarlijks opmeten tot en met 2016, vanaf dan tweejaarlijks); De veranderingen in CO2-gehalte in de bodem; Sociaaleconomische en biodiversiteitsaspecten volgens de CCB standaard Een deel van het monitoringproces is het vastleggen van Permanente Staalnameplaatsen (Permanent Sampling Plots, PSP’s) om gedurende opeenvolgende jaren op een gestandaardiseerde manier volgende parameters te bepalen: Groei van de bomen en de bijhorende koolstofopslag in hun biomassa; Het koolstofgehalte in de bodem. Vluchten en verplaatsingen die uitgevoerd zullen worden voor de opvolging en monitoring van het project worden gecompenseerd. De details van de monitoringactiviteiten staan per aspect besproken in paragraaf 5.
Foto 9 – Onderhoudswerkzaamheden in Suamox. 21
4.6. Tools voor opvolging Om op een gestructureerde wijze een project weer te geven, de activiteiten te plannen en de vorderingen op te volgen, of m.a.w. om op resultaatgerichte wijze aan projectbeheer te kunnen doen, is het logisch kader een klassiek werkinstrument. Het geeft zowel de doelstellingen, de activiteiten als de planning weer in tabelvorm. De bedoeling is wel om deze tool dynamisch te gebruiken. Daarnaast werd samen MCF ook een mindmap opgesteld die de structuur en logica van het project op een meer organische manier weergeeft. Deze moet helpen om de verschillende logische stappen in het project weer te geven en uit te voeren. Het opstellen van registers voor de kwekerijen, de aanvoer van planten en de aanplantingen is een ander middel om de informatie te organiseren en de uitvoering van het project te plannen en op te volgen. Daarnaast worden uiteraard ook gedetailleerde registers van de aanplantingen met aantallen per soort en per terrein (eigenaar), de oppervlaktes en de overleving bijgehouden.
5. Gerealiseerde resultaten en daaraan gekoppelde activiteiten 5.1. Validatie PDD volgens internationale standaarden VCS en CCB De VCS Standard is een globale standard voor projecten die de uitstoot van broeikasgassen verminderen of ze verwijderen uit de atmosfeer. Het wordt gebruikt om koolstofkredieten op de vrijwillige markt te verifiëren en uit te geven en de kwaliteit hiervan te verzekeren. De broeikasgasreducties of -opslag moeten volgens VCS voldoen aan de volgende principes: echt, meetbaar, permanent, additioneel, onafhankelijk geaudit, uniek, transparant en conservatief. De Climate, Community & Biodiversity Alliance (CCBA) is een wereldwijd partnerschap van bedrijven en NGO’s dat opgericht werd in 2003. Het doel is om bosbescherming, -herstel en agroforestry te promoten door kwaliteitsvolle koolstofprojecten met meervoudige voordelen: robuuste en geloofwaardige vermindering van uitstoot of opslag van koolstof, positieve impact op de lokale gemeenschappen en op het lokale milieu. Dit is een belangrijk verschil met andere koolstofstandaarden die enkel naar koolstof kijken. De validatie van een project houdt in dat het ontwerp voldoet aan de criteria die in de standaarden opgesteld worden. Voor het project werd de validatie van de nieuwe PPD volgens beide standaarden door Rainforest Alliance bekomen in 2013 en het project is ondertussen terug te vinden op -
De website van VCS: https://vcsprojectdatabase2.apx.com/myModule/Interactive.asp?Tab=Pipeline&a=3&i =1080&lat=0%2E124867&lon=-79%2E165641&bp=1 22
-
De website van CCB: http://www.climate-standards.org/2011/10/17/reforestation-with-native-species-inthe-pachijal-and-mira-river-watersheds-for-carbon-retention
5.2. Registratie project in het register van het Ministerie van Milieu Ecuador Dit register bleef tot en met eind 2013 nog steeds inactief. Ondertussen gaf het bevoegde subsecretariaat Klimaatverandering (SSCC) van de Ecuadoraanse overheid al aan dat het onzeker is dat dit register er ooit zal komen. Er bestaat wel een soort register van de bossen in Ecuador maar de bureaucratie om te komen tot een registratie is enorm. Omdat deze doelstelling niet essentieel is voor het project, stellen we voor om hier niet meer tijd in te investeren en het budget dat hiervoor bestemd was te verplaatsen naar aanplantingen.
5.3. Een gemiddelde jaarlijkse opslag van 7500 ton CO2 vanaf 2015 tot 2031 a. Uitwerking PDD De nieuwe versie van de PDD volgens het formaat en de criteria van de Verified Carbon Standard (www.v-c-s.org ) en Climate Community and Biodiversity Standard (http://www.climate-standards.org/) werd afgewerkt in juni 2012 (versie 4.3) en gevalideerd volgens beide standaarden in 2013. Eén van de belangrijkste aanpassingen ten opzichte van de vorige versies was de verplichte verlenging van de projectduur van 20 naar 30 jaar. Dit is een nieuwe vereiste voor de VCS standaard. De reden ervoor is de risicoanalyse gekoppeld aan de VCS-audit, die sinds kort een projectduur van 20 jaar als een te groot risico beschouwt om het project te valideren. Dit nieuwe feit werd in 2012 door BOS+ gemeld aan Telenet, waarbij verschillende scenario’s werden besproken om deze gewijzigde situaties aan te pakken. Deze projectduurverlenging zorgde immers voor verschillende belangrijke implicaties: Herberekening van de gemiddelde jaarlijkse opslag van broeikasgassen, nu gespreid over 30 i.p.v. 20 jaar; Aan de deelnemende grondeigenaars, die uitgingen van een engagement van 20 jaar, moest duidelijk gemaakt worden dat er toch een contract van 30 jaar ondertekend moest worden; Dit leidde tot een eis van bepaalde eigenaars om hiertegenover een financiële compensatie te plaatsen (de betaling van zgn. incentives) die in verhouding staat tot de “opportuniteitskost”, m.a.w. het “verlies” dat men maakt doordat het gebruik van de gronden 10 jaar langer komt vast te liggen. (Deze kost is relatief beperkt omdat het gaat om gedegradeerde graslanden, maar er zijn wel belangrijke gradaties tussen de verschillende strata); De nood tot bijkomende financiering voor deze bijkomende 10 jaar, die voornamelijk het bekostigen van de incentives en bijkomende monitoring inhoudt. 23
De communicatie en onderhandelingen hierover liepen op verschillende momenten verder door in 2013. In november werd tijdens een vergadering tussen Telenet en BOS+ tot een eerste informeel akkoord gekomen. De belangrijkste punten hierin zijn:
Het project wordt verlengd t.e.m. 31/12/2041 Telenet gaat akkoord dat een andere partij (via MCF aangebracht) de meerkost van de incentives op zich neemt; De drie partijen, nl. Telenet, BOS+ en MCF, komen tot het compromis om 14.020 ton CO2e bovenop de in 2012-2031 gesequestreerde C aan Telenet toe te wijzen ter compensatie voor de gedane investeringen in het project en als gevolg van de verlenging van de projecthorizon met 10 jaar. Dit zonder directe meerkost voor Telenet; Op die manier wordt in overeenkomt met de investeringen in het project 78,45% van de koolstofopslag aan Telenet toegekend en 21,55% aan MCF; Telenet heeft de mogelijkheid om later (tot in 2031) te overleggen met BOS+ en te beslissen over een verlenging van contract met BOS+ voor de projectadministratie, communicatie en/of C-monitoring gedurende de periode 2032-2041. De overeenkomst zal door de 3 betrokken partijen Telenet, BOS+ en MCF ondertekend worden.
Er wordt verwacht dat in april 2014 een formeel akkoord tussen de drie partijen Telenet, MCF en BOS+, afgesloten kan worden dat als annex aan de lopende overeenkomst kan toegevoegd worden.
Foto 10 – Guanabana fruitboompje in El Cristal.
24
b. Simulaties koolstofopslag Het gehanteerde model voor de simulatie van de totale koolstofopslag dat uitgaat van een lineaire groei na het eerste jaar en goedgekeurd werd bij de validatie wordt in Tabel 2 voorgesteld. Het gaat hierbij over een theoretisch model en dus over best mogelijke inschattingen. Ten vroegste vanaf eind 2019 (na vijf jaar van monitoring) zullen de eerste reële gegevens voorhanden zijn en zal de effectieve koolstofopslag op lange termijn beter ingeschat kunnen worden. Dit betekent ook dat deze tabel op dat moment geactualiseerd zal worden en vanaf dan bijgesteld wordt op basis van de metingen. Door de uitbreiding van de projectduur wordt de tabel voor een periode van 30 jaar weergegeven. Het is belangrijk op te merken dat dit gaat over de simulatie van de totale koolstofopslag, dus niet alleen die ten gunste van Telenet. Telenet heeft in het totaal recht op 78,45% of 179.556 ton CO2equivalenten van de totale gesimuleerde geaccumuleerde hoeveelheid weergegeven in de tabel. Voor de verdeling van de Cclaims tussen de verschillende partijen, verwijzen we door naar het addendum bij de overeenkomst en de bijhorende annex met CO2-verdelingen dat verwacht wordt in de loop van april 2014 overeengekomen te zijn.
jaar 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039 2040 2041
Jaarlijkse opslag Geaccumuleerde (tCO2e) opslag (tCO2e) 0,00 0,00 4552,96 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 8472,81 6334,97 6334,97 6334,97 6334,97 6334,97 6334,97 6334,97 6334,97 6334,97 6334,97
4552,96 13025,77 21498,59 29971,40 38444,22 46917,03 55389,85 63862,66 72335,48 80808,29 89281,10 97753,92 106226,73 114699,55 123172,36 131645,18 140117,99 148590,81 157063,62 165536,43 171871,4 178206,37 184541,34 190876,30 197211,27 203546,24 209881,21 216216,17 222551,14 228886,11
Jaarlijkse gemiddelde 9737,44 opslag 2015-2031 Jaarlijkse gemiddelde 6334,97 opslag 2032-2041 Jaarlijkse gemiddelde 8477,26 opslag 2015-2041 Tabel 2 – Simulatie totale koolstofopslag gedurende 30 jaar (te verdelen over verschillende financiers) 25
Volgens deze nieuwe inschattingen zou voor de 500ha aangeplante ha in totaal jaarlijks gemiddeld 8477 ton CO2-equivalenten opgenomen kunnen worden gedurende 27 jaar (2015-2014; zie tabel 2). Het halen van de oorspronkelijk beoogde doelstelling van 7500 ton per jaar in de eerste 17 jaar (0,75 * 9737 = 7639) wordt hierbij ook bevestigd. c. Monitoring 1. De twee masterstudenten van de universiteit Gent, Matthias Strubbe en Marijn Bauters, die hun veldonderzoek deden in 2012, werkten in juni 2013 hun masterthesis af bij het Labo Plantenecologie, Faculteit Bioingenieurswetenschappen, begeleid door Dr. ir. Hans Verbeeck en Prof. Dr.ir. Kathy Steppe. Hun belangrijkste bijdragen zijn: a. Uitzetten van 38 permanente sampling plots van 8m radius, verspreid over de 5 strata en over verschillende terreinen, en de opname van hun GPScoördinaten. Deze plots moeten er voor zorgen dat gedurende de hele projectduur de koolstofopslag van dezelfde bomen en bodemstalen kan opgevolgd worden; b. Houtdensiteiten van 28 van de dominant aangeplante boomsoorten die zorgen voor een correctere inschatting van de koolstofopslag; c. Metingen van bodemkoolstof in de 5 onderzochte strata. Dit dient als baseline en de langdurige evoluties hierin kunnen de komende jaren verder opgevolgd worden; d. Uit de studie van de biomassa (en bijhorende koolstofopslag) in de nog aanwezige natuurlijke bossen in de strata 1, 2 en 3 bleek de koolstofopslag zoals vooropgesteld in de simulaties voor het project realistisch. Beide studenten schreven ook een artikel over hun onderzoek voor het technische tijdschrift van BOS+, de Bosrevue (annex 1) 2. Het bodemonderzoek dat werd uitgevoerd door PROMAS (universiteit Cuenca) in de 5 eerste strata leverde een algemene beschrijving van de bodemprofielen (fysisch en chemisch) en hun gemiddelde koolstofgehalte (per stratum) op. Dit leverde interessante resultaten op en diende als ondersteuning bij het onderzoek van Matthias en Marijn. Voor de 2 nieuwe strata werden aan het einde van 2013 door PROMAS ook bodemstalen genomen; de resultaten daarvan worden verwacht in februari 2014. 3. In juni 2013 voerde ook een nieuwe masterstudente van de Universiteit Gent, de Ecuadoraanse Rosa Soria, veldonderzoek uit voor haar masterthesis bij het Labo Plantenecologie, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, begeleid door Dr. ir. Hans Verbeeck. Haar onderzoek vult dat van Marijn en Matthias verder aan. Ze voerde volgende monitoringactiviteiten uit: a. Uitzetten van 11 permanente sampling plots van 8m radius, in stratum 6 en de opname van hun GPS-coördinaten. Deze plots moeten er voor zorgen dat gedurende de hele projectduur de koolstofopslag van dezelfde bomen en bodemstalen kan opgevolgd worden; 26
b. Nemen van bodemstalen binnen deze 11 plots voor het bepalen van het gehalte koolstof in de bodem (baseline); c. Nemen van houtstalen om de houtdensiteit te bepalen van 12 volwassen exemplaren van de meest aangeplante boomsoorten die Matthias nog niet opmat. Houtdensiteit is een belangrijke parameter in het bepalen van de hoeveelheid koolstof die een boom kan opslaan; d. Bepalen van de overleving in 6 verschillende strata; e. Eerste metingen van de grootte van de aangeplante boompjes in 6 verschillende strata om baseline data te genereren van aangroei van bovengrondse biomassa.
Foto 11 – Rosa Soria doet houtboringen in een volwassen boom om hierna in het laboratorium de houtdensiteit te bepalen.
5.4. 500 ha nieuw gemengd inheems bos a. Bepalen van te bebossen gronden in plantseizoen 2012-2013 en 2013-214 Ondertussen zijn in totaal met 33 eigenaars overeenkomsten afgesloten voor het herbebossen van hun gronden. Ook de 7 nieuwe deelnemers sloten contracten af met MCF voor een periode van 30 jaar waarbij er minstens de eerste 20 jaar niets uit het bos gehaald mag worden. Nadien is een beperkte houtkap (volgens een duidelijk opgesteld plan) mogelijk indien dit in de overeenkomst vermeld staat. Hier wordt ook rekening mee gehouden in de simulaties van de koolstofopslag. MCF draagt de verantwoordelijkheid voor het 27
opstellen van de beplantingsplannen, het aanleveren van het plantmateriaal en het coördineren van de aanplantingen. MCF zorgt ook voor de nodige heraanplantingen, de opmaak van de beheerplannen en het onderhoud tot en met juni 2014. Alles gebeurt steeds in samenspraak met de eigenaars en aangepast aan de lokale omstandigheden. De eigenaars moeten alle projectactiviteiten faciliteren en alle maatregelen nemen om de aanplantingen te beschermen tegen menselijke en natuurlijke negatieve invloeden om te verzekeren dat het aangeplante bos behouden blijft. Een overzicht van de verschillende eigenaars en de bijhorende oppervlaktes per stratum staat in tabel 1 (hoofdstuk 1, p. 8). Helaas gingen 15 hectare van de reeds gerealiseerde aanplantingen van de voorbij plantseizoenen verloren door brand en vraat door vee (7 hectare) en verkoop aan een nieuwe eigenaar die niet wenst deel te nemen aan het project (8ha). De teller van hectares bosaanplantingen stond einde 2013 op 495,5 ha.
b. Opkweken van nodig plantgoed voor plantseizoen 2013-2014 Het plantseizoen in Ecuador loopt vanaf oktober tot en met mei, afhankelijk van de regenval en de zone. Dus in 2013 werd het tweede planseizoen afgerond in mei en het derde opgestart vanaf oktober. Vanaf het tweede plantseizoen kwam het meeste plantgoed van de kwekerij in San Gerónimo, die voor het project opgericht werd en die door minimaal 4 lokale medewerkers draaiende gehouden wordt onder het waakzame oog van bosbouwingenieur Maura Guevara. De oppervlakte van de boomkwekerij werd ook verder uitgebreid en uitgerust met een werklokaal. Veel van de zaden worden in de regio ingezameld, wat er voor zorgt Foto 12 – Ceibo boompje, een soort die goed dat ze beter aangepast zijn aan de tegen de droogte bestand is. lokale omstandigheden. Op een jaar tijd werden meer dan 300.000 planten opgekweekt. Er zijn bijna continu gemiddeld 100.000 planten aanwezig in de kwekerij. Er werden dit jaar ook enkele nieuwe soorten toegevoegd die het goed doen 28
in de regio of interessante eigenschappen hebben (zoals goede droogteresistentie). Een van die nieuwkomers is de ceibo met zijn stekelige stam (foto 12). Er werden opnieuw enkele soorten als zaad in plaats van als jong boompje direct op de terreinen aangebracht wat de transportlast naar de herbebossingsterreinen (vaak op steile hellingen) verlaagt en minder stress voor de planten betekent. Tijdens de verschillende bezoeken aan de kwekerij bleken de planten steeds in zeer goede staat en was er een voldoende groot aantal klaar om aan te planten terwijl in andere bedden de eerste kiempjes weer kwamen piepen. Er wordt duidelijk met toewijding gewerkt en de lokale medewerkers hebben een goede kennis van de technieken, de boomsoorten en hun vereisten. Ook op de terreinen van het MCF reservaat in Milpe (provincie Pichincha) levert een kleine eigen kwekerij het plantgoed specifiek voor de strata 1 en 2 aan. Het gaat om ongeveer 4000 planten die geproduceerd worden per plantseizoen, die worden verder aangevuld door planten uit de kwekerij van San Gerónimo. In de kwekerijen wordt ook het substraat voor de plantzakjes gemaakt uit organisch en mineraal materiaal dat de kleine boompjes moet voorzien van de nodige voedingstoffen. Dezelfde meststof wordt op de meest arme gronden ook aangebracht bij de reeds geplante boompjes tijdens het onderhoud om hun groei te verbeteren. Door de eigen kwekerij is de lokale tewerkstelling op een continue manier toegenomen, wordt een betere kwaliteit van plantgoed aangeleverd en kan het aanbod ook beter afgestemd worden op de timing van het aanplanten. De lokale mensen hebben al zeer veel kennis en vaardigheden opgedaan over het kweken van inheems plantgoed.
Foto 13 – De eigen boomkwekerij in San Gerónimo.
29
c. Aanplantingen De algemene voorwaarden voor de aanplantingen zijn nog steeds de volgende: o Inheemse soorten, zo veel mogelijk van de eigen of lokale kwekerijen o Planten op contourlijnen o 25 cm x 25 cm x 30 cm plantgaten; o Gebruik van 250g organische bemester in de plantgaten van bepaalde boomsoorten; o Gebruik van hydrogel voor het beter vasthouden van water in de strata 4 en 5. o Minimaal 1000 bomen per hectare aanplanten; o 1,5m buffer ten opzichte van bestaande bomen; o Voorzien op 25 % sterfte die, indien nodig, het jaar na aanplanten herplant zal worden; o Onderhoudswerkzaamheden waarbij een cirkel van minstens 1m vrijgemaakt wordt van onkruiden en andere planten rond de aangeplante bomen; o Het gebruiken van soorten die de voorgaande jaren succesvol bleken (betere groei, grotere weerstand aan de droogte). Er worden een heel aantal boomsoorten aangeplant die ook nuttig zijn voor de lokale bevolking. Daaronder verschillende soorten fruit (mango, guava, aguacatillo, guanabana), een boomsoort waarvan de vruchten kunnen dienen als looimiddel (Caesalpinea spinosa of Tara) en een andere waarvan de vruchten kunnen verwerkt worden tot zeep (Jabincillo, Sapindus saponaria, foto 14). Er worden ook soorten aangeplant die waardevol hout kunnen opleveren (zoals laurel, pambil, ceder, balsa). Dit evenwel volgens een duurzaam beheerplan en de eerste (duurzame) houtoogsten mogen ten vroegste binnen 20 jaar gebeuren.
.
Foto 14 – Zaden van de lokale soort boliche (Sapindus saponaria) waar ook natuurlijkje zeep uit geproduceerd kan worden.
Een overzicht van alle aanplantingen wordt weergegeven in tabel 3. Hieruit blijkt duidelijk dat met nog een plantseizoen te gaan we met 438.735 bomen geplant dicht bij de doelstelling van 500.000 bomen zitten. 30
Tabel 3– Overzicht van de aangeplante bomen tot en met eind 2013.
stratum
aantal bomen aangeplant op nieuwe aantal levende terreinen in bomen eind 2012 fase I + II (voor september 2013)
aantal herplantingen % sterfte in fase I + II (september (voor 2013) septiembre 2013)
aantal bomen aantal aangeplant op heraanplantingen nieuwe terreinen in fase III (sept tot in fase III (sept dec 2013) dec 2013)
TOTAAL aantal levende bomen (dec 2013)
PROVINCIE PICHINCHA 1 – 29 ha
42154,11
5113
55%
4500
25747
2 – 40 ha
53849,84
11161
16%
2160
56769
3 – 43 ha
32413,52
10500
12741
6,26%
6880
59051
Totaal Pichincha
128417,47
10500
29015
26%
13540
9,20%
8216
27594 113487
0
141566
PROVINCIE IMBABURA 4 – 21 ha
21341,52
5 – 148 ha
157431,6
33693
3659
46,00%
8304
Totaal Imbabura
178773,12
33693
3659
28%
16520
0
141081
6 - 139,5 ha
82277
54085
6469
32,34%
30564
1034
128237
Totaal Carchi
82277
54085
6469
32%
30564
1034
128237
7716
27850
PROVINCIE CARCHI
PROVINCIE ESMERALDAS 7 - 60 ha
0
20834
3,36%
Total Esmeraldas 0
0
0
3,36%
0
20834
27849,9776
TOTAAL
98278
39143
22%
60624
21868
438735
389467,59
Totaal aangeplant tijdens volledige project
670927
Totaal levend eind 2013
438735
31
Een heel belangrijk werk is uiteraard het onderhouden van al die aanplantingen. Want het werk is niet gedaan na het in de grond stoppen van de boompjes. Er is veel concurrentie van de omringende grassen en onkruiden en hoe vruchtbarder de grond hoe sterker ook hun groei. Daarvoor wordt soms met een herbicide, soms met een handmaaier, maar meestal met de machete een cirkel met een diameter van ongeveer 1m rond elk aangeplant boompje vrijgemaakt. Een hele job, zeker op de sterk hellende terreinen. Op de meest arme gronden zorgt deze mulch ook voor extra voedingstoffen en wordt daarnaast door de arbeiders één maal per jaar ook organische meststof toegediend.
Foto 15 – Onderhouden van de aanplantingen door de vegetatie errond weg te maaien. Hier in Suamox.
Een andere belangrijke bosbouwkundige beheersmaatregel is de bevordering van de natuurlijke regeneratie tijdens de onderhoudsbeurten. Natuurlijke regeneratie krijgt een betere kans doordat de onkruiden laag gehouden worden en er geen vee meer op de terreinen komt. Ook die bomen dragen natuurlijk bij tot de koolstofopslag op de projectterreinen.
32
d. Monitoring Op regelmatige basis doen MCF en BOS+ onderzoek naar overlevingspercentages om de sterfte van de bomen soort- en terreinspecifiek op te volgen en ze te vervangen door nieuwe. Eind augustus en begin september 2013 gebeurde dit in alle strata (behalve in 7 omdat de aanplantingen daar nog te jong waren) samen met Herwig Bellemans om te. Sterfte van een percentage van de boompjes in het eerste jaar na aanplanten is een normaal fenomeen en de meeste herbebossingsprojecten gaan uit van een sterfte van 25%. Zoals uit tabel 3 blijkt is de sterfte hoger in de strata 1, 5 en 6 en lager in de strata 2, 3 en 4 (de cijfers voor stratum 7 zijn preliminair). Gemiddeld komen we wel aan een sterfte van 22%, dus minder dan voorzien was. Deze gestorven bomen werden vervangen door nieuwe boompjes. Ook in het volgende seizoen (t.e.m. juni 2014) zijn nog herplantingen voorzien om natuurlijke sterfte te compenseren. De sterfte in stratum 4 is opmerkelijk lager dan vorig jaar omdat er soorten aangeplant werden die niet zo geliefd zijn bij konijnen en er veel gerichter geïrrigeerd werd.
Foto 16 – Arbeider Martín en Bosbowsingenieur Maura Guevara bij de aanplantingen in Salinas. De drie soorten bomen die de sterkste groei vertonen zijn Alnus sp. (zowel A. nepalensis als A. acuminata, beide elzensoorten), Inga guaba of Guava (een fruitsoort) en Carapa s. of Tangaré(gebruikt als hout).
33
5.5. Voordelen biodiversiteit Aangezien het de eerste jaren van de aanplantingen betreft, zijn er nog geen noemenswaardige effecten op het vlak biodiversiteit te noteren. Uiteraard zorgt de diversiteit van aangeplante boomsoorten zelf direct voor een toename in de biodiversiteit op de aangeplante terreinen. Het aantal verschillende soorten dat per stratum wordt aangeplant is als volgt: -
26 soorten in stratum 1 19 soorten in stratum 2 41 soorten in stratum 3 11 soorten in stratum 4 16 soorten in stratum 5 16 soorten in stratum 6 15 soorten in stratum 7
In totaal worden er 85 verschillende boomsoorten aangeplant. Dit is een veel grotere diversiteit dan oorspronkelijk voorzien was. Er wordt, zoals voorzien in het projectontwerp, ook een beperkt aandeel (uiteraard nietinvasieve) exoten aangeplant. Het gebruik van deze exoten in beperkte mate is gerechtvaardigd omdat het gaat om soorten met unieke karakteristieken, die bv. dienen als noodzakelijk windscherm (stratum 4), stikstof vastleggen om zo dus de bodemvruchtbaarheid en groeikansen voor andere bomen te verhogen of als snelgroeiende boomsoort die daardoor sneller voor een bossysteem kan zorgen waardoor andere soorten zich beter kunnen vestigen of standhouden. Het gaat uiteraard ook steeds om exoten die zich niet invasief gedragen t.o.v. de inheemse soorten. Helaas restte er geen tijd in 2013 voor de baselinestudie voor biodiversiteit en de opmaak van het biodiversiteitsmonitoringplan naast het opvolgen van de algemene projectactiviteiten, overleg, rapportering en de monitoring van koolstof en de sociale aspecten. Er zijn wel al contacten gelegd met de universiteit van Gent en enkele vogelspecialisten via MCF. Er blijkt zeker interesse te zijn voor dit onderzoek dat in de ruimere zin toelaat om de effecten van ecosysteemherstel op biodiversiteit in de tropen na te gaan. Dit blijkt een nog onderbelichte topic in het wetenschappelijk onderzoek. Er word getracht om daar in de loop van 2014 effectief werk van te maken en een baselinestudie uit te voeren.
34
5.6. Voordelen sociaaleconomisch a. Tewerkstelling Zoals uit tabel 5 kan afgeleid worden, zorgt dit project voor een full time tewerkstelling van gemiddeld 26 personen het hele jaar door met een hoger aantal mensen tijdens het plantseizoen (november-mei). Zowel in de kwekerijen als voor de aanplantingen wordt zo veel mogelijk een beroep gedaan op lokale mensen. Daarnaast worden ook permanent de coördinator en bosbouwingenieur van MCF full time tewerkgesteld.
aantal maand arbeiders januari 39 februari 40 maart 42 april 32 mei 28 juni 5 juli 21 augustus 21 Aan de werknemers wordt het wettelijke minimumloon september 16 betaald en ze worden ingeschreven in een systeem van oktober 18 sociale zekerheid, wat in deze regio niet vanzelfsprekend is. november 26 In 2013 werd het wettelijke minimumloon in Ecuador december 26 trouwens opnieuw opgetrokken (6,9%) waardoor de gemiddeld 26,17 loonkosten voor het project stegen. Tabel 5 – Gegevens In het totaal werd in 2013 124.477€ bruto uitbetaald aan arbeiders. de lokale arbeiders. Het gemiddelde maandloon dat een fulltime arbeider in het project ontvangt is 290$. En de werkgever betaalt daarbovenop voor diezelfde arbeider 68$ aan sociale zekerheid. Voor de lonen van de lokale coördinator en bosbouwingenieur van het project werd in 2013 45.529€ besteed.
b. Vorming en educatie De arbeiders krijgen vorming over hoe ze op een goede manier de aanplantingen moeten uitvoeren en veilig te werk gaan. De details staan beschreven in het document “Technische handleiding voor bosaanplantingen”. Deze vormingen worden gegeven door de bosbouwingenieur van MCF. De medewerkers van de kwekerij worden continu gevormd en bijgestuurd door de bosbouwingenieur. De aanwezigheid van een kwekerij in de regio is een grote meerwaarde in een gebied dat sterk ontbost is maar waar het belang van herbebossing bij de lokale bevolking en lokale overheid hoe langer hoe duidelijker wordt. Daarnaast worden de arbeiders ook geïnformeerd over veiligheid tijdens de werken, de arbeidsvoorwaarden en hun rechten. Meestal is tewerkstelling hier informeel en doordat het project aan de wettelijke vereisten voldoet (bovendien een hele uitdaging met regels die aanhoudend veranderen) worden de medewerkers ook bewust van hun rechten die ze ook bij toekomstige werkgevers kunnen eisen.
35
Het project zorgt informeel ook voor bewustmaking rond het belang en de voordelen van bos en het belang om branden te bestrijden. Vooral in stratum 5 en 6 is dit effect duidelijk en zijn er steeds nieuwe geïnteresseerden om aan het project deel te nemen en blijken er sinds 2013 ook minder ongecontroleerde branden te zijn (hoewel de droogte even sterk was).
c. Monitoring Vanaf februari 2013 kwam Freya Decoster, studente sociaal-cultureel werk van de Hogeschool Gent, voor twee maanden naar Ecuador om de baselinestudie voor de sociaaleconomische impact van het project uit te voeren en het protocol voor het monitoringplan van de komende jaren uit te werken. Dit gebeurde in nauwe samenspraak met de verschillende medewerkers van BOS+ en MCF. Er werd een matrix van impactfactoren opgesteld die aan de hand van interviews met verschillende betrokkenen (arbeiders, medewerkers MCF, bewoners van de projectregio, eigenaars herbebossingsterreinen) en door directe observaties werd ingevuld. We sommen hieronder de belangrijkste bevindingen op:
In ieder gebied loofde men de werkzekerheid die het project met zich meebracht. Daarnaast zijn alle werknemers ingeschreven in een sociaal systeem zodat zij verzekerd zijn bij ongevallen. Toegenomen koopkracht, een opgewaardeerd eetpatroon en ingeplande rustdagen. Men kan gerust stellen dat het welzijn toeneemt door de aanwezigheid van het project. Voor veiligheidsredenen gaat niemand alleen op het terrein en herinnert de ploegbaas op regelmatige basis aan voorzichtigheid en alertheid. De mensen willen bomen en dieren, kortweg ze willen bos. Al staat hun kennis over de ecosystemen nog niet op punt. De mensen zijn bezorgd over de aanwezigheid van water en de dreiging van branden. Men kan inspelen op deze zorgen en behoeften. Men haalt vaak ‘toerisme’ aan als een gewenst toekomstperspectief, al is uit het onderzoek niet duidelijk gebleken welke verwachtingen hieraan gekoppeld zijn en of men een correct beeld heeft van wat ‘toerisme’ allemaal omvat.
36
Foto 17 – Studente Freya Decoster aan het werk in San Gerónimo
6. Communicatie
In januari publiceerde Telenet een Infografiek met basisinformatie over het project, waarvoor informatie en feedback aangeleverd werd door BOS+. BOS+ deelde dit ook op haar facebookpagina. In februari werd ook opvolging gegeven aan een reactie die op het blogbericht van Telenet kwam. In januari werd het herbebossingsproject ook in de kijker gezet in het E-zine van BOS+ dat hier bekeken kan worden: http://emm.delius.be/display.php?M=2122897&C=a17feb501e8552101f957fc bb7e89a58&S=2759&L=713&N=1718 Met meer uitleg op deze pagina: http://www.bosplus.be/nl/kenniscentrum/nieuws/item/719-het-tweedeplantseizoen-voor-de-telenetbossen-in-ecuador In juni werd het monitoringwerk besproken in het E-zine van BOS+ dat gelezen kan worden via volgende link: http://emm.delius.be/display.php?M=2122897&C=a17feb501e8552101f957fc bb7e89a58&S=3188&L=713&N=2098#3 37
BOS+ leverde de beelden en inhoudelijke feedback voor het filmpje over het project dat in juli verscheen op de blog van Telenet: http://blog.telenet.be/2013/07/neem-een-kijkje-in-onze-bossen/ Er verscheen een artikel over het monitoringwerk geschreven door Marijn en Matthias in het professionele tijdschrift van BOS+, de Bosrevue van juliaugustus-september 2013 (Annex 1 ) Algemene info over het project wordt regelmatig geactualiseerd weergegeven op deze pagina van de BOS+ website: http://bosplus.be/nl/onzeprojecten/projecteninhetzuiden/telenetbossen-inecuador Het Telenet project staat ook op de www.10miljoenbomen.be website.
Er kan op vraag van Telenet steeds specifiek of algemeen fotomateriaal aangeleverd worden. BOS+ en MCF houden een uitgebreid fotoarchief bij. Minstens twee maal per jaar worden ook foto’s genomen van de bomen die geselecteerd werden om op te volgen (“ Volg de Boom”).
Foto 18 – Blije gezichten bij de ontvangst van planten uit de kwekerij in Suamox.
38