VEER AFSCHEID TIG JAAR DOK TER EN Kees van Grootheest
Lambertuskerk
Raamsdonk
28.03.2013
“Ook ik vraag me af in de dagelijkse praktijk soms af of die CT-scan nu werkelijk nodig was en of we die colonoscopie niet beter hadden kunnen laten” Prof. J.P.H. Drenth in NTvG, 23 februari 2013
Prent van de onderdompeling van Naäman in de Jordaan (2 Kon. 5 : 14). Dit is een verkleinde Merianprint, gegraveerd door Pieter H. Schut, zoals door Nicolaas Visscher uitgegeven in een Printbijbel. Amsterdam, 1659.
Veertig jaar dokteren
Veertig jaar dokteren Prof. dr. A.C. van Grootheest
Uitgave ter gelegenheid van het afscheid als directeur van het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb ‘s-Hertogenbosch
28 maart 2013
Kleine ballade Voor Lucebert
Ik loop maar in mijzelf verzonken in mijzelf de wegen zijn van glas de hemel is van ijzer
Ik weet niet wie ik ben ik weet niet wie ik was ik loop alleen maar men wordt nooit van iets iets wijzer
Er hangt een mist van licht ik loop met mijn gezicht mijn kleren en mijn huid het leven in en uit
HANS ANDREUS
Veertig jaar dokteren Beste mensen, Vandaag is het niet alleen mijn afscheid van Lareb, het is ook het afsluiten van een periode van veertig jaar dokteren. Deze oude Lambertuskerk leek mij een goede plaats om dat te doen. Wellicht hebt u zich afgevraagd: waarom deze plek? Vond Kees het tijd om ons, na eerdere jubilea van Lareb in de voormalige kloosterkerk van de Redemptoristen in ’s-Hertogenbosch en het klooster Zin van de Fraters van Tilburg in Vught, nu eens tijd om naar een sobere protestantse kerk te gaan? Natuurlijk is deze Lambertskerk een prachtig gebouw uit de vroege Middeleeuwen. Genoemd naar Lambertus, de metgezel van Willibrord. De belangrijkste reden om u hier uit te nodigen is echter een andere en vindt zijn oorsprong al meer dan veertig jaar terug. Op 17 november 1972 legde ik de artseneed af aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Enkele weken later, ik was toen nog maar 24 jaar oud, ging ik waarnemen bij een huisarts in Raamsdonkveer. Hier op korte afstand van deze kerk begon mijn artsenloopbaan en het leek mij een aardige gedachte die ook hier te beëindigen.
Kapstokken Ik wil mijn verhaal over veertig jaar dokteren ophangen aan twee kapstokken, twee oerverhalen. De eerste kapstok is een verhaal van zo’n kleine 3000 jaar oud.1 Het gaat over een Syrische legeraanvoerder die ziek is: melaats. Een Joods dienstmeisje, ooit gevangen genomen tijdens een veldtocht, raadt hem aan naar de profeet te gaan en de man doet dat. Met groot gevolg en veel geld komt hij bij de profeet, die hem laat weten dat hij zich zeven maal in de rivier de Jordaan moet baden en dan genezen zal zijn. De profeet weigert elke betaling.
5
De man is beledigd; zo eenvoudig en goedkoop kan het toch niet zijn – en hij gaat terug naar Damascus. Maar op de terugweg weten zijn medereizigers hem te overtuigen dat het misschien toch de moeite waard is te doen wat was geadviseerd. U begrijpt: de man doet wat de profeet gezegd heeft en geneest. De moraal van dit verhaal is dat genezing niet zit in het complexe en het dure, maar dat het gaat om eenvoud, het niet ingewikkelder maken dan nodig is en vooral ook: niet meer doen dan nodig is. En het verhaal leert ons bovendien dat gezondheid niet met geld te koop is. Het verhaal is in een zeventiende-eeuwse prent afgebeeld. (zie afbeelding omslag) Ik kocht deze prent bij een stalletje langs de kant van de weg in Rome. Het is een gravure, uitgegeven door Claes Jansz. Visscher, die gepubliceerd is in een zogenaamde Printbijbel.2 De tweede kapstok is maar 2000 jaar oud en veel bekender. Het is één van de belangrijkste oerverhalen van onze cultuur: het verhaal van de barmhartige Samaritaan.3 Het is dan ook oneindig vaak afgebeeld, hier in een ets van Rembrandt (zie afbeelding omslag). Het verhaal wordt verteld door een arts, dokter Lucas. Een man wordt overvallen en ligt gewond langs de kant van de weg. Een priester die langskomt, loopt er met een boog omheen. Zo ook een Leviet, een tempeldienaar. Gelukkig komt er daarna iemand voorbij die medelijden heeft. Of om een mooi ouder woord te gebruiken: barmhartigheid. Een modern woord voor hetzelfde is: compassie. Het verhaal vertelt dat het niet gaat om mooie woorden en fraaie theorieën, maar dat je iets moet doen. De Samaritaan helpt de man en brengt hem naar een herberg, laten we zeggen de Eerste Hulp. Hij betaalt de kosten en belooft op de terugweg eventuele extra kosten ook voor zijn rekening te zullen nemen. Dit bekende verhaal is een sleutelverhaal in de christelijke cultuur: iemand helpen om de eenvoudige reden dat de ander hulp nodig heeft. Het heeft de eeuwen door niet alleen veel kunstenaars geïnspireerd, maar was ook
6
inspiratie bij gasthuizen en godshuizen in de middeleeuwen. Maar ook voor velen in onze tijd, met Albert Schweitzer als icoon. Het staat tegenover het najagen van eigenbelang of misschien wel: het marktdenken. Deze twee oerverhalen, het verhaal van de Syrische legeraanvoerder en het verhaal van de Barmhartige Samaritaan zijn constanten in mijn veertig jaar dokteren.
Afrika Terug naar 1972. Na mijn artsexamen deed ik de tropenopleiding: chirurgie, verloskunde en de tropencursus. Bij elkaar ruim twee jaar. Verloskunde had mijn hart en ik heb de verloskunde in al zijn aspecten graag en lang uitgeoefend. In 1974 en vertrokken Dirma en ik, samen met de eenjarige Daniël naar het kleine ziekenhuis van Sona Bata in Kongo, dat toen tijdelijk Zaïre heette. Ik was toen 27 jaar oud. Daar werd ook onze dochter Liesbeth geboren. Drie dagen per week werkte ik het ziekenhuis: spreekuur, visites, opereren en ook lesgeven, waarbij ik vooral verloskunde gaf. Twee dagen in de week zat ik ‘in de brousse’, zoals dat heette. Ik bezocht dan onze dispensaires, buitenposten waar een ziekenverzorgende er het beste van maakte. Het ging om afgelegen gebieden: geen stroom, water uit de rivier en ik was veelal de enige blanke die er ooit kwam en dus een bezienswaardigheid. In de avond, rond het vuur, sprak ik met de dorpsoudsten en chefs met als doel hun medewerking te krijgen bij de zorg voor zwangeren, kinderen, vaccinatieprogramma’s, et cetera. Als de mannen akkoord waren, ging het verder alleen om vrouwen: zwangerschap en geboorte, vaccinaties, voeding en hygiëne behoorden allemaal tot het domein van de vrouw. Het verhaal van de barmhartige Samaritaan had hier een bijzondere betekenis. In de jaren zeventig moest het, als het over hulp voor Afrika ging, vooral om structurele veranderingen gaan. Dus geen zorg voor individuele
7
patiënten, maar public health programma’s. Of, zoals het daar het in het Frans heet: Santé Publique. Laat ik een voorbeeld geven van dat denken in termen van een structurele aanpak. In mijn bagage zat een boek van Maurice King. Volgens King heeft medische zorg in Afrika geen zin, behalve als het gaat om family planning programma’s, geboortebeperking. Immers, zo stelde hij, medische zorg draagt bij aan een sterke bevolkingsgroei en dat leidt in een agrarische samenleving tot voedseltekort en armoede en zo tot meer sterfte dan er geweest zou zijn als er geen medische zorg was geweest. Demographic entrapment noemde King dat.4 Met het verhaal van de barmhartigheid in het achterhoofd heb ik met overtuiging toch ook aandacht gehad voor de zorg voor de individuele patiënt. Als het weer eens tegenzat, dan geeft het je weer goede moed als je, heel concreet met je beide handen, een keizersnede deed en zo in ieder geval een kind had gered en wellicht ook de moeder. ‘Wie één leven redt, heeft de mensheid gered’, zo staat er bij het herdenkingsmuseum Yad Vashem in Jeruzalem. Misschien moet je wel zeggen: heeft de humaniteit gered. Het is buitengewoon bevredigend als het met relatief eenvoudige middelen lukt, om de moedersterfte van een schrikbarend niveau – twintig overlijdens per jaar in het kleine ziekenhuis – te doen dalen naar het niveau dat vergelijkbaar was met Nederland 20 jaar daarvoor. Overigens is het verhaal van de barmhartige Samaritaan in de Afrikaanse cultuur zonder meer revolutionair. Iemand anders, met wie je geen familie- of dorpsrelaties hebt, zo maar helpen? Dat zijn niet ‘onze manieren’. Kortom: laten we in Nederland zuinig zijn op dit stukje cultuur dat eeuwenlang maatgevend is geweest! Het verhaal van Naäman, zo heet de legeraanvoerder uit het eerste verhaal, was natuurlijk in Afrika wel heel erg van toepassing: eenvoud, niet ingewikkeld of duur. Je kon natuurlijk niet anders.
8
Ik werkte met een eigen ‘essential drug list’ van 20 geneesmiddelen en zelfs die kon ik niet altijd vinden als ik met een paar honderd dollar op zak in Kinshasa op geneesmiddelenjacht ging. In Afrika leerde ik prioriteiten stellen. Niet alles kan, dus: waar gaat het echt om? Het is niet voor niets dat veel tropenartsen later in Nederland een grote rol gespeeld hebben op het terrein van public health. Toen ik in de jaren negentig tweemaal voor enkele maanden terugging naar Afrika om na de genocide in Rwanda daar noodhulp te verlenen, waren dezelfde twee kapstokken van toepassing: eenvoud en directe zorg zonder aanziens des persoon. Ik werkte daar onder meer samen met Pien van Langen. Zonder veel tropenervaring, maar met ruime ervaring als kraakster en verpleegkundige, bouwde ze in korte tijd met veel improvisatie een voedingsprogramma op ter bestrijding van ondervoeding. Fijn dat je vandaag een bijdrage wilde leveren. En Afrika? Afrika is en blijft een belangrijk deel van mijn leven. Of ons verblijf daar zin heeft gehad, is een lastige vraag. Ik denk dan maar aan het verhaal van de Samaritaan.
Huisarts De overgang naar de huisartsenpraktijk in Veenendaal was groot, zeker in combinatie met het werk in een psychogeriatrisch verpleeghuis, waar ik vele jaren parttime aan verbonden was. Ouderen in plaats van kinderen en gesprekken in plaats van chirurgie. Wel bleef de verloskunde. Na als vrije vestiging te zijn begonnen, werd de huisartsenpraktijk na enige jaren voortgezet als duopraktijk met Nico van Suchtelen, ook een oudtropenarts. Met veel genoegen denk ik terug aan onze samenwerking en ik betreur zijn vroege overlijden nog steeds. Het verhaal van Naäman was expliciet aanwezig in het werk als huisarts – de Samaritaan meer impliciet. Eenvoud, niet meer doen dan nodig is, is een kenmerk van huisartsgeneeskunde en preventie van medische schade een kerntaak.
9
Het behandelen, verwijzen en begeleiden van hen die medische zorg nodig hadden, gaat samen met het voorkomen van onnodig onderzoek, behandeling en daarmee ook kosten. Geen laboratoriumbepaling is vrijblijvend. Gemakkelijk leidt het tot meer onderzoek, meer zorg en meer behandeling. Terwijl dat veelal medisch niet noodzakelijk is. Zo was ik heel terughoudend in het voorschrijven van hormoonpreparaten voor klachten in de overgang. Pas in mijn Lareb periode zou uit een grote Amerikaanse studie blijken dat deze middelen inderdaad de kans op borstkanker duidelijk vergroten; ze worden nu nog maar weinig en alleen kortdurend voorgeschreven. In de huisartsentijd maakten Nico en ik ons al in begin jaren negentig zorgen over het optreden van trombo-embolie bij het gebruik van de pil en namen we contact met het toenmalige Bureau Bijwerkingen Geneesmiddelen en de fabrikant.5 ‘Oud nieuws’, zeiden ze. Het item zou me bij Lareb tot de laatste werkdag bezighouden. Het is buitengewoon ‘hot news’. Zoals ik al zei, is het voorkomen van onnodige diagnostiek en behandeling een kerntaak van de huisarts. Nog steeds worden er in Nederland meer amandelen bij kinderen verwijderd dan in de ons omliggende landen, worden onnodig baarmoeders verwijderd en worden er, sinds ze als verrichting worden vergoed, te veel gastro- en coloscopieën gedaan – om slechts enkele voorbeelden te noemen. Willen we de zorg betaalbaar houden en veel onnodige zorgen bij patiënten en ook schade en kosten voorkomen, dan zijn dappere dokters nodig – toen en nu.6 Opmerkelijk is, dat net als in de twee oerverhalen die ik vertelde, geld in mijn huisartsenperiode geen grote rol gespeeld heeft bij het dagelijks werk en zeker niet het beleid bepaalde. Het inkomen was gerelateerd aan een ambtenarenschaal (schaal 14max) en je deed je best om zinnige en zuinige zorg te verlenen.
10
Ik wil hier twee factoren noemen die het in deze tijd steeds lastiger maken om zo’n dappere dokter te zijn. In de eerste plaats is er de toenemende juridisering van de zorg, waardoor veel handelingen ‘voor de zekerheid’ – maar niet vrijblijvend! – worden gedaan. Een tweede factor wordt gevormd door de richtlijnen, standaarden en wat dies meer zij. Hoewel onbedoeld, leiden zij ook makkelijk tot een te veel aan handelingen, zoals recent in commentaar in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde door Fred Dijkers, de huidige voorzitter van Lareb, is beschreven.7 In dit verband vraag ik me ook af of we op de goede weg zitten met sommige preventieprogramma’s. We kennen inmiddels de twijfels over de screening op mammacarcinoom, borstkanker.8 Zou het programma om darmkanker vroegtijdig op te sporen, waarvan sprake is, ook niet veel zorg en heel veel voor de patiënt vervelend onderzoek met zich meebrengen, zonder dat het gezondheid oplevert? Preventie betekent niet altijd een lagere sterfte. Je lééft niet langer, maar je bent wel langer patiënt. Gezondheidszorg dreigt steeds meer een negatieve klank krijgen, waarbij zorg niet gaat over zorgen voor, maar zorgen over. Bij de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) kwam ik twee van die dappere dokters tegen. Maarten de Wit was voorzitter van de BAC-FEZ, de beleidsadviescommissie financieel-economische zaken van de LHV. Hij was ook diegene wiens naam onder de advertentie stond, waarin Lareb om een directeur vroeg en die, samen met Mark Hagenzieker, de moed had mij aan te nemen bij Lareb. De andere dappere dokter die ik daar ontmoette was Jan Bergen. Jan zou gedurende het grootste deel van mijn tijd bij Lareb mijn zeer gewaardeerde voorzitter zijn. Jan bedankt, dat je ook vandaag een bijdrage wilde leveren.
Lareb De overgang naar Lareb ligt nu voor de hand. De namen van mijn drie voorzitters zijn al genoemd en preventie van medische schade is een gemeenschappelijk element van huisartsgeneeskunde en Lareb.
11
Tijdens mijn tweede periode die ik voor noodhulp in Rwanda was, hebben Dirma en ik besloten de huisartsenpraktijk en Veenendaal na ruim 18 jaar te verlaten en maakte ik op mijn 48e de overstap naar Lareb. Het is een stap waar ik nimmer spijt van gehad heb, integendeel! Lareb heeft me veel gegeven, vooral zaken die u wellicht niet als eerste zou benoemen, zoals bevestiging en ontplooiing. Twee zaken die ik ook naar vermogen heb bevorderd bij allen die bij Lareb betrokken waren en zijn. Het is fantastisch om rond je vijftigste andere kwaliteiten van je volop te kunnen ontplooien, zoals managementvaardigheden en strategisch inzicht, en om te komen tot verdieping van je kennis en ervaring - onder meer door wetenschappelijke en internationale activiteiten. Het is een belangrijke taak van een directeur de continuïteit om de organisatie te bewaken - en in het geval van Lareb vooral ook: de onafhankelijkheid. Die eigen positie van Lareb heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het feit dat Lareb de kritische, creatieve en efficiënte organisatie is, die het is. Het is ook een voorwaarde als het gaat om het hebben en houden van vertrouwen bij een breed publiek in de veiligheid van geneesmiddelen, waaronder vaccins. De twee kapstokken die ik aan het begin noemde, zijn ook van toepassing op het werk van Lareb. Eenvoud, niet meer doen – en dus ook niet meer geneesmiddelen voorschrijven – dan noodzakelijk. Het verhaal van de Samaritaan betekent in zijn toepassing op Lareb, dat het bij Lareb niet gaat om mooie publicaties, het zorgen dat alle meldingen op tijd beoordeeld zijn en andere ook belangrijke zaken, maar dat bij dit alles de patiënt centraal staat. Anders gezegd: het gaat niet om het (genees)middel, maar om de gebruiker. Wat betekent een bijwerking voor hem of haar?
12
Ik heb overwogen mijn verhaal explicieter te richten op schade door geneesmiddelen. Ik heb echter het idee dat we het allemaal wel weten, maar het probleem is dat we het niet doen. Laat ik daarom mijn visie daarop samenvatten in een lijst van vijf items – gouden regels zou ik ze in het onderwijs genoemd hebben – die belangrijk zouden kunnen bijdragen aan het beperken van schade door geneesmiddelen:
1. Schrijf minder voor – zowel minder snel als minder vaak, of zoals ik onlangs las: ‘wie pilloos kan, blijve pilloos’.9 2. Stop op tijd – het op tijd stoppen van geneesmiddelen is even belangrijk als het op tijd starten. Dit geldt in het bijzonder in de laatste levensfase. 3. Gebruikt iemand langdurig meer dan vijf geneesmiddelen, dan is regelmatig overleg tussen arts en apotheker onderdeel van een goede beroepsuitoefening. 4. Wees terughoudend met nieuwe geneesmiddelen, zeker als huisarts. 5. In het onderwijs, zowel van artsen als van apothekers, moet meer aandacht zijn voor farmacotherapie in al zijn aspecten.
Farmacovigilantie in breder perspectief Langzamerhand wil ik het perspectief verbreden en twee sprekers zijn me vandaag daarbij behulpzaam. Waar Jan Bergen de verbinding is tussen de huisartsenij en Lareb, is Paul Huijts dat tussen Lareb en de farmacovigilantie. Paul Huijts is directeur-generaal Volksgezondheid en dat betekent dat, naast andere aandachtsgebieden, de publieke gezondheidszorg tot zijn verantwoordelijkheid hoort. Ons eerste contact was, als ik me goed herinner, een telefoongesprek. Je belde me in de auto op weg van Groningen naar Amsterdam. Het was 2009 en je was nog maar kort benoemd in deze functie. De pandemie met
13
de Mexicaanse griep dreigde en het ging over de rol die Lareb zou kunnen spelen. We ‘verstonden’ elkaar gelijk en zonder gedoe werden afspraken gemaakt en heeft Lareb haar taak verricht, die zowel een forse uitdaging als een enorme inspanning bleek te betekenen, maar die met veel inzet en veel plezier verricht werd. Farmacovigilantie gaat over het omgaan met risico’s, waarbij het risico voor het individu en het risico voor de populatie naast elkaar afgewogen moeten worden, zoals vaak bij vraagstukken op het gebied van public health. Paul Huijts vertegenwoordigt hier vandaag de overheid en ik ben hem erkentelijk voor zijn bereidheid hier te spreken. Lareb werkt in opdracht van de overheid en de overheid maakt het werk van Lareb mogelijk. Daar zit een spanning in met het begrip onafhankelijkheid en dat spel moet zorgvuldig gespeeld worden. Meerdere malen is de afgelopen jaren gebleken dat het meer dan de moeite waard is en dat de eigen positie van Lareb belangrijk bijdraagt aan het brede vertrouwen in geneesmiddelen en vaccins. Vertrouwen en overheid lijken in het huidige tijdsbestek niet erg bij elkaar te passen. Alles wat ‘de overheid’ doet is gemakkelijk onderwerp van satire. Voor een gezagsgetrouw opgevoed mannetje als ik ben, roept dat soms vragen op. Veel commentaar is naar mijn oordeel gebaseerd op onkunde of zelfs domheid. Ook een aantal jaren Afrika helpen om met het belang van een goede overheid te zien. Graag wil ik hier vandaag benadrukken, dat ik over het algemeen zeer onder de indruk ben van de betrokkenheid, inzet en bekwaamheid die ik tegenkwam op het ministerie van VWS. Met velen heb ik plezierig samengewerkt vanuit het besef dat we hetzelfde doel nastreefden: de beschikbaarheid van goede geneesmiddelen en voorkomen van onnodige schade. Dit in het bredere kader van het bevorderen van een goede volksgezondheid. Hierbij wil graag de naam noemen van Hugo Hurts, die ik zowel als ambtenaar als als visionair heb leren kennen.
14
De aanwezigheid van Shanthi Pal illustreert het mondiale aspect van farmacovigilantie. Als verantwoordelijke voor het internationale Drug Monitoring Programme van de Wereld Gezondheidsorganisatie WHO coördineert en stimuleert ze de aandacht voor de veiligheid van geneesmiddelen, in het bijzonder in landen met een economische achterstand in Afrika, Azië en Latijns Amerika. Ik ben haar zeer erkentelijk voor haar bereidheid vandaag hier aanwezig te zijn. Sinds we elkaar voor het eerste ontmoetten op een WHO-vergadering in Nieuw Zeeland in 2001, is er goed contact gebleven. Lareb heeft altijd graag een inhoudelijke bijdrage geleverd aan het WHO programma en ik heb ervan genoten dat mijn belangstelling voor de landen in ontwikkeling zo een plaatsje kreeg bij mijn werk voor Lareb. Zelfs mijn belangstelling voor geschiedenis kwam nog van pas, toen mij gevraagd werd bij het 40-jarig bestaan in 2008 van WHO programma een verhaal te houden over het ontstaan van deze WHO activiteiten en de verdere ontwikkeling ervan. Ik hoop dat Lareb ook in de toekomst een bijdrage zal geven aan het ondersteunen van andere landen door onderwijs en wetenschappelijke onderbouwing van de farmacovigilantie. Vaak is Lareb internationaal een rolmodel voor de praktische organisatie van een meldcentrum, maar voor zaken als de rol van patiënten, transparantie, het ontwikkelingen van methoden van signaaldetectie en intensive monitoring. Internationale samenwerking is essentieel voor het tijdig signaleren van mogelijke negatieve kanten van geneesmiddelen.
Toekomst Ik ben buitengewoon optimistisch als het gaat om de toekomst van de farmacovigilantie en de toekomst van Lareb in het bijzonder. De wereld van het geneesmiddel verandert snel. Meer individuele therapie, dieper ingrijpende geneesmiddelen en hogere eisen zullen maken dat nog groter belang wordt gehecht aan vigilance, een kritische observatie van benefit en harm.
15
Omdat dit dicht bij de patiënt, dus dicht bij de spreekkamer van arts en apotheker moet gebeuren - en dus niet vanuit Londen of Brussel kan zal een nationaal meldcentrum een belangrijke rol blijven spelen. Het is daarbij belangrijk dat centrum voldoende inspeelt, of nog liever: voorop loopt, bij nieuwe ontwikkelingen. Lareb heeft daarvoor alles in huis: goede medewerkers, een goed bestuur, een goede Wetenschappelijke Adviesraad, een stevig gewortelde wetenschappelijke cultuur en een heldere positie in het veld. Aan Agnes Kant de mooie taak hier verder leiding aan te geven. Graag spreek ik hier mijn vertrouwen in je uit. Kritisch, onafhankelijk, evidence based – het zijn allemaal begrippen die zowel bij Lareb als bij jou horen. Anders gezegd: Lareb en jij passen goed bij elkaar.
Dank Het is hier wellicht het moment om velen te bedanken. Ik wil dat beperken, ook al omdat er voor Lareb intern nog een andere gelegenheid is. Voor bestuur en WAR was er ook eerder een gelegenheid, maar ik wil graag ook hier mijn dank uitspreken aan de voortreffelijke bestuurders die Lareb heeft gehad. Met het noemen van de namen van de voorzitters – Albert Bakker, Chiel Hekster en Jan Meulenbelt – wil ik alle leden van de Wetenschappelijke Adviesraad van Lareb bedanken. Graag noem ik hier ook de naam van Bert Leufkens, de huidige voorzitter van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Je zat in het bestuur van Lareb toen ik werd benoemd en ben daar dus mede verantwoordelijk voor geweest. Je ontving me in Utrecht bij een nader kennismakingsbezoek en gaf me toen de eerste druk van het boek ‘Het geneesmiddel’ mee – ‘dat kan nooit kwaad’, moet je gedacht hebben. En waar ik me ook bewoog in de wereld van het geneesmiddel, altijd kwam ik je tegen. Dank voor je stimulerende rol op allerlei momenten en je vertrouwen in Lareb en in mij!
16
Hoewel ik van wat ik altijd maar noem ‘de mensen van Lareb’ nog later afscheid zal nemen, kan ik het nalaten de namen te noemen van de stafleden, zonder wie ik mijn werk niet zo goed had kunnen doen. Eugène van Puijenbroek, mijn partner in veel bij Lareb, Willem Diemont, die ons te vroeg ontviel, Linda Härmark een deskundige en betrokken maar ook altijd vrolijke noot bij Lareb en Clara van Wijnen die 15 jaar mijn zeer gewaardeerde secretaresse en bliksemafleider was – voorwaar een lastige taak.
Tenslotte In mijn studietijd – ik studeerde van 1965 tot 1972 – waren er twee spraak makende boeken op het gebied van de gezondheidszorg. Het eerste was het boek ‘Het medisch bedrijf’ (Medical Nemesis) van Ivan Illitch.10 Nog explicieter dan Maurice King, die ik eerder noemde, was Illitch van mening dat medische zorg per saldo leidde tot meer schade dan tot gezondheidswinst. Je zou kunnen zeggen dat zijn denken een moderne vertaling is van het verhaal van Naäman. Het tweede boek was het boek ‘De dokter, zijn patiënt, de ziekte’ van Michael Balint.11 Het gaat over de rol van de persoon van de arts bij de behandeling van patiënten. Wie ben je zelf en hoe sta je tegenover de patiënt en zijn verhaal? Je zou zijn boek een moderne variant op het verhaal van de Barmhartige Samaritaan kunnen noemen. Beide verhalen – en zo ook beide boeken – zijn nog steeds relevant. Beide opvattingen hebben een belangrijke rol gespeeld bij mijn ‘veertig jaar dokteren’.
Veertig jaar geleden begon ik mijn loopbaan met een waarneming in de huisartsenpraktijk van huisarts Ad van Wijk hier in Raamsdonkveer. De praktijk was apotheekhoudend – en van farmacotherapie wist ik heel weinig – en ook verloskunde was onderdeel van de praktijkvoering.
17
Op 23 december 1972 deed ik dan ook als 24-jarige jonge dokter een bevalling op een boerderij op slechts een paar honderd meter van de kerk waar we nu zijn. Het was deze bevalling die mij op het idee bracht om hier afscheid te nemen. Ik kan u verzekeren dat moeder en zoon het ook na veertig jaar nog heel goed maken! Hartelijk dank aan u allen voor heel veel!
18
Referenties 1. 2 Koningen 5. 2. Wilco C. Poortman, Bijbel en Prent IIa. Boekzaal van Nederlandse Prentbijbel, blz 79. Uitgave Boekencentrum 1986. 3. Lucas 10 : 25 – 37. 4. Dan Kaseje, Maurice King. Demographic entrapment is preventing Africa from reaching MDG1. Lancet (380)1557, 3 november 2012. 5. Huisartsenpraktijk West, Veenendaal. Jaarverslag 1994. 6. Bart Meijman, Marije Holtrop, Marianne Bramson. Optimale zorg en dappere dokters zijn de toekomst. VOZ magazine, augustus 2012, blz 34-5. 7. Fred. W. Dijkers. Onderrapportage van geneesmiddelbijwerkingen - beperkingen van de Landelijke Medische Registratie-database. Ned Tijdschr Geneeskd 9 februari 2013. 8. Cliona C Kirwan. Breast cancer screening: what does the future hold? BMJ 23 januari 2013. 9. Piet Borst. Blind door aspirientje? NRC/Handelsblad 16 februari 2013. 10. Michael Balint. De dokter, de patient, de ziekte. Aula 192. Het Spectrum 1965. 11. Ivan Illich. Het medisch bedrijf – een bedreiging voor de gezondheid? Het Wereldvenster 1975.
19
Colofon Veertig jaar dokteren Afscheidsrede Kees van Grootheest uitgesproken op 28 maart 2013 Cover: Pentekening van de Lambertuskerk door Constantijn Huygens jr. gedateerd op 24 augustus 1673 © Dr. A.C. van Grootheest Vormgeving: Beekhuis & Holthuis, Asten Druk: Valkenstadt, Valkenswaard
“Ik zweer dat ik de geneeskunst zo goed als ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens. Ik zal zorgen voor zieken, gezondheid bevorderen en lijden verlichten” Eed van Hippocrates, omstreeks 400 v.Chr
‘De Barmhartige Samaritaan, Ets van Rembrandt bij het gelijknamige verhaal (Lucas 10 : 25 – 37). Amsterdam 1633.
Prof. dr. A.C. van Grootheest Kees van Grootheest (1948) studeerde geneeskunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en was werkzaam als tropenarts en huisarts. Van 1996 tot 1 april 2013 was hij directeur van het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb. Hij is bijzonder hoogleraar Geneesmiddelenbewaking en geneesmiddelveiligheid aan de Rijksuniversiteit Groningen.