Eindhoven University of Technology Computing Centre Note 13 THENET een onderzoek naar de informatie- en communicatiebehoeften van de THE en de realisatiemogelijkheden van een PTTonafhankelijk lokaal netwerk
_-.K' RJ IDI I O'''H".. I I l J 4._
__
_
!"'" ,..
"'-_t_
_'_ S 30027(;
-.-
J---- -
,
_~--
._-l
T.H.EINDHOVEN
Eindhoven, december 1982
THE-RC 50799
- 1 -
RF84/KAN-63
pagina O. Inleiding
6
Deel A - Kantoorautomatisering 1. Kantoorautomatisering Algemeen
7
1.1. Inleiding
7
1.2. Begripsbepaling
7
1.2.1. Kantoor» geen doel op zich
7
1.2.2. Drie dimensies van informatie
7
1.2.3. Verschijningsvorm
8
1.2.4. Huidige vormen van kantoorinformatie
8
1.2.5. Gestructureerde en ongestructureerde informatie
9
1.3. Aandachtsgebieden van de werkgroep
13
2. Analyse 2.1.
2.2.
2.3.
11
Tekst-geori~nteerde
informatieprocessen
13
2.1.1. Documentenstromen
13
2.1.2. Creatie en produktie van documenten
15
2.1.3. Archivering en voortgangscontrole
18
2.1.4. Tekstcommunicatie
20
Data-geori~nteerde
21
informatieprocessen
2.2.1. Huidige status
21
2.2.2. Relatie met kantoorautomatisering
22
2.2.3. Centralisatie en decentralisatie
22
Beeld-geori~nteerde
24
informatieprocessen
2.3.1. Facsimile
24
2.3.2. Elektronisch archief
25
2.4. Overige funeties
28
2.4.1. Agenda» reserverlngs- en herinneringssysteem
28
2.4.2. Informatiesysteem ten behoeve van studenten
29
2.4.3. Bibliotheek-informatiesysteem
29
2.5. Integratie
30
THE-RC 50799
- 2 -
3. Kwantlflcerlng van informatlestromen 3.1. Werkplekken
33 33
3.1.1. Comblnatie van Informatiesubprocessen
34
3.1.2. Schatting van de Informatlestroom per Informatie sub-
35
proces 3.2. Personee1sbezetting
40
3.2.1. Gebruik van KA-functies in de organlsatle
41
3.2.2. Schattlng van de werkplekverdel1ng
43
3.3. Opsteiling van werkp1ekken en opslagfacl1ltelten
45
3.3.1. Koppellng van werkplekken
45
3.3.2. Centrale faci1itelten
47
4. Conc1usies en aanbevelingen
50
Deel B - Datacommunlcatle
5. Datacommunlcatie netwerken algemeen
52
5.l. Inlelding
52
5.2. Indeling van netwerken
52
5.2.1. Economische factoren
53
5.2.2. Technische factoren
53
5.2.3. Ergonomische factoren
54
5.2.4. Beleidsfactoren
54
5.3. Diverse netwerktypen
54
5.3.1. Local circuit switched netwerken
55
5.3.2. Local packed switched netwerken
57
5.3.3. Ringnetwerken
61
5.3.4. Basebandnetwerken
63
5.3.5. Broadbandnetwerken
64
5.3.6. Overzlcht netwerktypen
67
THE-RC 50799
- 3 -
6. Kwalitatleve eisen aan en functies van het THE-netwerk
6. L
68
Inleidlng
68
6.2.1. Archltectuur
68
6.2.2. Netwerkaansluitlngen
69
6.3. Beperking van het aantal leveranciers
70
6.4. Storingen/dlagnostlek
70
6.5. Inloggen. beveiliglng
71
7. Kwantitatleve eisen aan het netwerk
73
7.1. Inleiding
73
7.2. Omvang van een homogeen net
74
7.2.1. Het totaal aantal aansluitlngen
74
7.2.2. Totale bitstroom per tijdseenheid
75
7.3. Omvang van deelnetten en koppelnet 7.3.1.
Defini~rlng
van deelnetten
76 76
7.3.2. Bitstroom per deelnet per tijdseenheid
83
7.3.3. Verkeer tussen de deelnetten
85
8. Conclusie en aanbeveling
86
8.1. Evaluatie van de netwerktypen
86
8.2. Conclusie
87
8.3. Aanbevelingen
87
THE-RC 50799
- 4 -
Bijlagen: RF84/DC-3
Datacommunicatiespeclficaties ten behoeve van onderwijs en onderzoek
RF84/KAN- 3
Bezetting van de datalijnen van de B7700.
RF84/KAN- 7
Overzicht van administratieve processen en gebruiks-frequenties
RF84/KAN- 8
Globale benadering van de informatiebehoeften bij de organisatie-onderdelen van de instellingen
RF84/KAN- 9
Soorten kantoorautomatisering naar soorten personeel
RF84-KAN-21
Notitie met betrekking tot werkzaamheden van de groep Registratie en Documentatle DFA
RF84/KAN-23
Verslag bespreking werkgroep met de Reproduktie
RF84/KAN-29
Verslag bespreking werkgroep met afdeling Scheikunde
RF84/KAN-30
Verslag bespreking met vakgroep WTM
RF84/KAN-31
Verslag bespreking werkgroep met DBZ
RF84/KAN-32
Notitie over administratieve ondersteuning en concentratie van ongestructureerde informatie en mutaties van de gestructureerde Informatieverwerking
RF84/KAN-38
Demografische invloeden op de deelname aan het hoger onderwijs
RF 84 /KAN-43
Notitie over administratieve automatisering
RF84/KAN-47
Uittreksel uit "WORSA 82"
RF84/KAN-56
Enige kwantitatieve gegevens betreffende de automatisering van de Bibliotheek THE
THE-RC 50799
- 5 -
Referenties [1] Hoekstra. W. and Evers. V.H.C.: "Automated Microfiche Filing System for Personal Use," IEEE Trans, Prof. Comm, vol. PC-ZO. number 4, December 1977.
[Z]
Burologica, toepassingsmogelijkheden van (micro-)elektronica in "het kantoor". Den Haag. ASI-leergang 1981, waarin: H. GrUnsteidl Het modelleren van het kantoor W. Hoekstra Opslag- en raadpleegfaciliteiten
[3] "Aanvraag voor automatiseringsfaciliteiten ten behoeve van de administratieve informatieverzorging van de THE", Rekencentrum rapport THE-RC 46677.
THE-RC 50799
o.
- 6-
Inleiding. Op 4 november 1981 werd door de directeur Rekencentrum een werkgroep ingesteld met als opdracht: A. de behoeften en mogelijkheden van kantoorautomatlserlng op de THE in de komende jaren te analyseren en B. te onderzoeken wat voor de THE in de komende jaren de meest geschikte vorm van datacommunicatie is. De werkgroep heeft de komende 10 jaar a1s te onderzoeken periode genomen. Aangezien kantoorautomatisering en datacommunicatie apparatuur in het a1gemeen een afschrijvingsduur hebben van circa 5 respectieve1ijk 10 jaar is de beschouwde periode dus voldoende groot om investeringen In genoemde apparatuur te toetsen. Daar er zeer welnlg over gelijksoortlge onderzoeken is gepub1iceerd is als bronmateriaa1 gebruik gemaakt van zeer recente TH-rapporten en interviews met diverse personen. Er is nsar gestreefd om de lezer van het rapport de mogelljkheid te geven de in het rapport genoemde cijfers op hun juistheld te controleren. Daartoe is bij een als uitgangspunt gebruikt getal de bron vermeld en zijn 15 bijlagen bijgevoegd. In het rapport zijn twee delen te onderscheiden die overeenkomen met de hierboven genoemde twee1edige opdracht. De twee delen zijn deel A, Kantoorautomatisering, bestaande ult de hoofdstukken 1 tot en met 4 en deel B, Datacommunicatie, bestaande ult de hoofdstukken 5 tot en met 8. De hoofdstukken 4 en 8 bevatten conclusies en aanbevelingen. De werkgroep heeft 24 keer vergaderd, voor het eerst op 4 november 1981 en voor het 1aatst op 25 november 1982. De werkgroep was samengesteld uit : P.J. de Bie (THE/RC), ir. V.H.C. Evers (Philips), R.A. van der Gaag (KMC), A.C. Lampe (Philips) en A. Langen (THE/RC, voorzitter).
- 7 -
THE-RC 50799
1. Kantoorautomatisering Algemeen. 1.1. Inleiding. Dit dee I omvat een rapportage van de bevindingen van de werkgroep ten aanzien van de gerealiseerde kantoorautomatiseringsfuncties en de verwachtingen ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen op dit gebied. Informatie is ontleend aan een aantal interne TH-rapporten t de kennis van de commissieleden zelf en interviews met een aantal functionarissen in de TH-organisatie (zie de bijlagen). Deze rapportage beoogt niet te zijn een diepgaande analyse van de behoeften en mogelijkheden van kantoorautomatisering in de diverse geledingen van de organisatie, doch beoogt een eerste verkenning, vooral bedoeld om de richting van verdere aanpak aan te geven en de toekomstige communicatiebehoeften te kunnen inschatten. 1.2. Begripsbepaling. 1.2.1. Kantoor t geen doel op zich. Het kantoor is een plaats voor informatie ver- en bewerking; in de meeste organisaties gericht op het doen functioneren van een bepaalde hoofdactiviteit van de organisatie. In sommige bedrijven en instellingen is die hoofdactiviteit op zich ook weer gericht op het verwerken of overdragen van informatie, zoals bij de TH het onderzoek- en onderwijsproces zelf sterk informatie-geori~nteerd
is.
Kantoorautomatisering omvat in zijn ruime betekenis die activiteiten welke de diverse vormen van informatiebehandeling in het kantoor met technische hulpmiddelen ondersteunen. 1.2.2. Drie dimensies van informatie. lnformatie kent drie dimensies: • inhoud • plaats • tijd
THE-RC 50799
- 8 -
De inhoud wordt bepaald door mensen als resultaat van een creatieproces, of door computers als resultaat van de bewerking van gegevens. De inhoud van de boodschap krijgt pas informatieve betekenis wanneer deze op de juiste plaats en op het juiste moment voor personen of computers beschikbaar is. Gegevens dienen dus geografisch verplaatst te kunnen worden van het ene punt naar een ander of naar vele andere. Om het tijdsaspect te overbruggen zal informatie worden opgeslagen om te zljner tljd te worden geraadpleegd. 1.2.3. Verschijnlngsvormen. Informatie kent op het kantoor een aantal verschljningsvormen welke wij zouden willen indelen in: • data
(codes, getallen en dergelijke)
• tekst
(reeksen van karakters)
• beeld
(visuele presentatie)
• spraak De kantoororganisatie verricht een veelheid van handelingen om informatie in zijn dimensies te bewerken en in zijn verschijningsvorm te transformeren. De kantoorautomatisering richt zich op automatiseringsmiddelen met betrekking tot de drie dimensies van informatie en de vier verschijningsvormen. 1.2.4. Huidige vormen van kantoorautomatisering. Reeds nu komt een groot aantal hulpmiddelen in de kantooromgeving voor zoals de telefoon, telex, schrijfmachines, tekstverwerkers, kopieermachines, computers. Toch is dit naar algemene verwachting slechts een deel van de hulpmiddelen welke nodig zijn om de toenemende informatiestroom te beheren. Dit blijkt ook uit het verschil in investeringen per werknemer in het kantoor nu en in de
industri~le
en agrarische sector,
waar al veel langer mechaniseringen en automatiseringen worden toegepast:
· agrarisch · industrie • kantoor
10 5 Hfl per werknemer 10 4 Hfl per werknemer 10 3 Hfl per werknemer
THE-RC 50799
- 9 -
De huidige benadering van mechanisering en automatisering in de kantooromgeving is sterk gesegmenteerd. Voor de diverse verschijningsvormen van informatie en zijn dimensies worden vaak afzonderlijke oplossingen
gecre~erd,
veelal met hun eigen in-
frastructuur om de informatie te transporteren. Nu wordt de keuze van geautomatiseerde hulpmiddelen en de wijze van gebruik in veel gevallen onafhankelijk in diverse delen van de organisatie bepaald, met als gevolg een grote verscheidenheid aan procedures en een multiplicering van opslag van informatie en vaak gebrekkige aansluiting tussen de diverse informatieprocessen. Er is een toenemende wens om relaties te kunnen leggen tussen de verschillende informatiestromen in elektronische vorm (bijvoorbeeld het opnemen van data uit geautomatiseerde administraties in teksten zonder dat deze getallen opnieuw worden ingetypt, het bewaren van teksten en afbeeldingen in onderlinge samenhang, het transporteren van elektronische informatiestromen via gezamenlijke media). Daarom is het van belang de samenhang van de diverse middelen, meer dan tot nu toe gebruikelijk was, te bezien. 1.2.5. Gestructureerde en ongestructureerde informatie. Informatie ontstaat door verzamelen, ordenen en presenteren van gegevens, waardoor die relevant worden voor een bepaalde situatie of problematiek. Naarmate de daaraan verbonden hande1ingen sneller en doeltreffender kunnen worden uitgevoerd, verhoogt dit de efficiency. De mate waarin de voortgebrachte informatie op doe1matige wijze en in een juiste vorm voor de gebruiker beschikbaar komt, verhoogt de effectiviteit. In de organisatie zijn twee soorten informatieprocessen te onderkennen die zich van elkaar onderscheiden zowel door de aard van de gegevens als door de procedure. Gestructureerde informatieprocessen dragen overwegend een formeel. routinematig karakter en zijn veelal cijfermatig. Ongestructureerde informatieprocessen kenmerken zich door een informele aard. zijn veelal tekstmatig en auditief en hebben betrekking op interpretatie. besluitvorming en communicatie. De mate waarin op diverse niveaus medewerkers betrokken zijn bij deze twee soorten van informatie-processen is getoond in de volgende voorstelling:
THE-RC 50799
- 10 -
ongestructureerde informatieprocessen
Bestuur/Topmanagement (Beleid) Staf/Middenkader (Beheer) Uitvoerend (Operatie)
gestructureerde informatieprocessen Fig. 1
Aanvankelijk richtte de automatisering in de kantooromgeving zich vooral op de gestructureerde processen (EDP). Door toenemende beschikbaarheid van technische middelen worden echter nu met name de ongestructureerde informatieprocessen doelwit van automatisering. Integrale kantoorautomatisering richt zich op verbetering van de effectiviteit in beide processen en in aIle geledingen van de organisatie. Daar management. staf en middenkader vaak meer dan de helft uitmaken van de kantoorbevolking. en voor niet minder dan 80% de loonsom bepalen. zal het juist zijn vooral die automatiseringen aan te pakken welke in die omgeving een bijdrage leveren aan een effectieve en
effici~nte
taakuitvoering.
THE-RC 50799
- 11 -
1.3. Aandachtsgebieden van de werkgroep. Tekst
geori~nteerde
informatieprocessen.
De documentstroom kan worden ingedeeld in een aantal categorie~n,
te weten:
• beleidsdocumenten • beheersdocumenten • operationele documenten De karakteristieken van die
categorie~n
zijn bepaald en de
omvang van de documentstromen is globaal gekwantificeerd. Daar waar dat relevant is, is voor die
categorie~n
een nadere
analyse gemaakt ten aanzien van: • de creatie en het typewerk • de huidige vorm van tekstverwerking • de reproduktie • de archivering en voortgangscontrole • de tekstcommunicatie In paragraaf 2.1. is dit nader uitgewerkt. Data-geori~nteerde
informatieprocessen.
Uit bestaande rapporteringen zijn de bestaande respectievelijk in ontwikkeling zijnde administratieve systemen getnventariseerd. De werkgroep heeft de verwachting ten aanzien van de wijze van gebruik van deze systemen nagegaan. Zie paragraaf 2.2. Beeld-geori~nteerde informatieprocesen.
Ten aanzien van het gebruik en mogelijkheden van facsimile en beeldopslagsystemen is in paragraaf 2.3. een verwachting geformuleerd. Spraak-geori~nteerde informatieprocessen.
De auditieve communicatie in de organisatie en wensen ten aanzien van beschikbaarheid van faciliteiten zijn door de werkgroep niet onderzocht. Reeds eerder heeft een TH-commissie de benodigde telefoonfaciliteiten getnventariseerd, hetgeen geresulteerd heeft in een aanvraag voor een telefooncentrale van het type SE8000. WeI is nagegaan welke voorzieningen voor datacommunicatie hierbij zijn gepland.
THE-RC 50799
- 12 -
De aangegeven gebieden worden globaal geanalyseerd waarbij de te verwachten ontwikkelingen binnen de THE worden aangegeven en vertaald in kwaliteiten en communicatiestromen. Tevens worden enige kanttekeningen gemaakt ten aanzien van de invoering van kantoorautomatisering in de organieatie.
THE-RC 50799
- 13 -
2. Analyse. 2.1.
Tekst-geori~nteerde informatieprocessen.
2.1.1. Documentenstromen. Documentenstromen binnen de organisatie bestaan uit inkomende en uitgaande documenten en intern circulerende documenten. A1 deze stromen omvatten correspondentie, documentaties, rapporten, verslagen, overzichten en mutaties ten aanzien van beheersaspecten (personeel,
financi~n,
studenten en derge1ij-
ke). Van vele oorspronke1ijke documenten za1 ook een aantal kopie~n
naar medewerkers in de organisatie worden verspreid.
We kunnen globaal van drie soorten documenten spreken: Beleidsdocumenten. A1 die documenten welke een rol spe1en in de beleidsbepaling binnen de organisatie en in afstemming met de omgeving. Deze documenten worden veela! formeel geregistreerd en gearchiveerd. Beheersdocumenten. Hieronder verstaan we a1 die vastleggingen welke in de managementomgeving en afde1ingen met een beheersfunctie (personeelszaken,
financi~n
en administratie etc.) worden gemaakt
en toegepast voor het sturen van de (operationele) organisatie. Deze documenten omvatten correspondentie, computeroutputs, voorschriften, formulieren. De documenten volgen meestal een vaste route en procedure, ze hebben vaak een tijdelijk leven en worden periodiek vervangen. Ze bevatten veel informatie welke regelmatig wordt geraadpleegd. Operationele documenten. Dit zijn a1 die correspondenties, rapporten, vers1agen en andere geschriften welke in het kader van het onderwijs en onderzoek worden verspreid. Tot deze categorie rekenen we ook drukwerken (inkomend: bijvoorbeeld produktdocumentaties; uitgaand: bijvoorbeeld THmededelingen).
THE-RC 50799
- 14 -
De omvang van deze stromen 1s binnen het bestek van d1t onderzoek globaal aan te geven (ref. RF84/KAN-31 en RF84/KAN-32). De 350.000 u1tgaande documenten per jaar zijn te verdelen in: • 250.000 massazendingen met behulp van centrale en lokale adresbestanden, zoals circulaires, tentamenresultaten, 1nschrijvingsformulieren, practicuminformatie e.d. voor studenten, TH-berichten, persberichten, uitnodigingen, programmaboekjes, colloquia-informatie, salarissllps, personeelscirculaires en derge1ijk • • 100.000 individuele zendingen, waarvan: 1000 documenten in de beleidssfeer; 43.000 beheersdocumenten (correspondentie. verslagen, bestellingen, facturen en dergelijke.); 56.000 overige documenten in de operationele sfeer. Van het totaal aantal inkomende documenten is bekend dat dit op jaarbasis omvat: 4000 documenten in de beleidssfeer welke bij DBZ worden geregistreerd; 65.000 beheersdocumenten waarvan er 45.000 centraal worden geregistreerd en 20.000 decentraal worden geregistreerd bij dienstverlenende eenheden en afde11ngsbureaus. De omvang van de inkomende documentstroom in de operationele sfeer is niet bekend. Interne documenten, zoals computerstaten, formulieren en interne mededelingen zijn in deze stroom niet verwerkt. De gehele interne documentenstroom is moeilijk te kwantificereno Kenmerkend is dat de stroom binnen afdel1ngen belangrijker is dan tussen afdelingen onder11ng en dat de stromen van en naar bibliotheken. magazijn, repro, centrale technische dienst en
financi~le
administratie de grootste zijn.
THE-RC 50799
- 15 -
2.1.2. Creatie en produktie van documenten. Uitgaande- en interne documenten vinden hun ontstaan in de organisatie. Zij worden oorspronkelijk vastgelegd (handschrift, typen door auteur, dicteerapparaat, dicteren aan secretaresse), en vervolgens getypt. Daarna vindt in veel gevallen reproduktie plaats door
kopi~ren
of offset. Dit lastate eventueel via een
fotozetbewerking om de presentatiekwaliteit te vergroten. Creatie en typen. Het aantal pagina's dat binnen de TH getypt wordt is moeilijk te meten. Benadering kan worden verkregen uit het aantal schrijfmachines. De totale organisatie heeft momenteel de beschikking over 280 elektrische schrijfmachines en 300 'gewone' schrijfmachines. Aannemend dat de elektrische machines een bezettingsgraad van gemiddeld 50% hebben en de 'gewone' van gemiddeld 10% met een maximale produktie per machine van 10 pagina's/dag over 200 dagen/jaar, dan is de produktie per jaar 340.000 pagina's getypte tekst. Een andere benadering is de volgende: Bij de centrale reproduktiedienst worden
kopie~n
gemaakt van
100.000 tekstpagina's. Decentraal worden 3,5 M kopie~n per jaar gemaakt. Hieraan liggen naar schatting 875.000 originelen ten grondslag (lop 4) waarvan naar schatting circa 20% uit oorspronkelijk typewerk hestaat. Dit aantal getypte pagina's bedraagt dan 175.000. Voorts worden via de offset nog circa 70.000 nieuw getypte pagina's verwerkt betreffende co11egedictaten, intern drukwerk en diversen (ref. RF84/KAN-23). Totaa! zou dit 100.000 + 175.000 + 70.000
=
345.000 pagina's typewerk
opleveren. Het is reeel te veronderstellen dat in de TH-organisatie jaarlijks circa 340.000 pagina's tekst getypt worden. Vee1 typewerk in de TH-organisatie be staat uit rapporten, collegedictaten, besprekingsverslagen en bestuurlijke correspondentie. Deze veelal omvangrijke documenten en documenten met een uitvoerig concept-stadium 1enen zich goed om door middel van wordprocessoren te worden gerealiseerd. Reeds bij een beperkte bezettingsgraad per machine zal de tijdwinst bij de typiste maar voora1 bij de auteur a1 lonend zijn.
THE-RC 50799
- 16 -
Tekstverwerking. De tekstverwerkers zullen zeker de werkplekken, welke nu uitgerust zijn met elektrische schrijfmachines veroveren (280). Daarbij zal onderscheid worden gemaakt in wetenschappelijk versus correspondentie- en administratief typewerk. Het eerste behoeft mogelijkheden van formuleverwerking en een uitgebreide karakterset. De tweede soort zal met algemeen gangbare WP's kunnen worden verwerkt. Naarmate de prijzen van WP's en terminals dalen, zal geleidelijk ook een deel van de auteurs worden voorzien van eenvoudige tekstverwerkende mogelijkheden, niet als doe I op zich doch ge!ntegreerd met andere terminalfuncties. Op dit moment is een verscheidenheid aan tekstverwerkende apparatuur in de organisatie aanwezig: Rank Xerox 800-4
vakgroep ER, afdeling E
IBM MK71
afdeling BDK
Wang 20, 2 stations
DBZ
Super Bee
CTD
Rank Xerox 850-FDP
afdeling
AES Multiplus, 5 stations
Rekencentrum
Prime 550, 4 stations
afdeling W
B
Het rapport TEM-58b van de CORE-subcommissie Text Editing Machines kwam eind 1981 tot de conclusie dat het nu nog te vroeg is om tot standaardisatie van machines ove te gaan.
Ge-
steld werd dat de ontwikkelingen van de apparatuur en de toepassingsmogelijkheden nog lang niet waren uitgekristalliseerd. De werkgroep onderschrijft die mening met dien verstande dat de interfacemogelijkheden van de aangeschafte apparatuur op een datanetwerk, dat communicatiefaciliteiten biedt tussen tekstverwerkende systemen en met centrale informatiesystemen, client te worden bezien en dat ook tijdig een keuze moet worden gedaan ten aanzien van clusteroplossingen versus stand-alone-oplossingen voor de verschillende werkplekken (zie paragraaf 2.2.3.)
THE-RC 50799
- 17 -
Reproduktie. De vermenigvuldiging van documenten is binnen de THE omvangrijk. Onderstaande tabel geeft daarvan een indruk (ref. RF84/KAN-23). aantal page
aantal pagina's
druk/jaar
originelen
Collegedictaten
8.000.000
42.000
TH-berichten
6.000.000
800
Knipselkranten
1. 000. 000
3.200
17.000.000
68.000
3.000.000
12.000
35.000.000
126.000
Centraal kopieerwerk
5.000.000
100.000
Decentraal kopieerwerk
3.500.000
875.000
Interne documenten Diversen Totaal offset
De reproduktiedienst beschikt reeds over een fotozetmachine, welke vooral voor TH-berichten en intern drukwerk wordt gebruikt. Verwacht mag worden dat de eisen, welke in het algemeen worden gesteld ten aanzien van de drukkwaliteit, met name bij documenten die in grote aantallen worden verspreid, in de loop der tijd zal toenemen. Steeds meer zal dan ook de fotozetapparatuur worden gebruikt voor bijvoorbeeld collegedictaten en rapporten. Momenteel betekent het gebruik van fotozetapparatuur 2 keer typen (eenmaal op schrijfmachine, eenmaal op fotozetmachlne) en dus ook 2 keer corrigeren voor de auteur. Aanzienlijke besparlngen zijn mogelijk door de oorspronkelijke tekst op een wordprocessor te verwerken en de informatie in elektronische vorm over te dragen aan de fotozetapparatuur. Een intern onderzoek bij Philips Nederland toonde aan dat hierdoor circa 50% besparing op zetkosten mogelijk is. De meeste documenten worden momenteel voor vermenigvuldiging bij de reproduktiedienst gebracht.
THE-RC 50799
- 18 -
Bij beschikbaarheid van tekstverwerkende apparatuur en een communicatie-infrastructuur kan de tekst naar de reproduktiedienst in elektronische vorm worden verzonden. Van de daar te printen originele kunnen
kopie~n
worden gemaakt.
Fotozetapparatuur kan gekoppeld zijn aan het netwerk, zodat deze rechtstreeks uit de WP-apparatuur kan worden gevoed. Reeds eerder in deze paragraaf is gesteld dat 175.000 getypte pagina's per jaar worden aangeleverd aan de reproduktiedienst. Aannemend dat circa 70% elektronisch via het netwerk zal worden getransporteerd betekent dit de verzending van zo'n 120.000 paglna's!jaar. Het verdient aanbeveling een snel1e printer met typekwaliteit bij de reproduktiedienst te plaatsen. 2.1.3. Archivering en voortgangscontrole. Hierbij komen aan de orde: • de feitelijke documentopslag • de registratie van documenten • de voortgangscontrole op afhandeling. Documentopslag. Documenten worden bewaard in formele archieven, waar ook een registratie plaatsvindt en in informele archieven. De totale omvang van de archieven, inclusief datgene wat door groepen of individuele personen wordt bewaard t is niet bekend t doch moet zeer omvangrijk zijn. WeI is na te gaan hoeveel documenten zich in geformaliseerde archieven bevinden (ref. RF84!KAN-32) - Registratie en archive ring DFA statisch archief 3.500.000 pag. • 1.167.000 doc. dynamisch archief
300.000 pag.·
100.000 doc.,
(inciusief 120.000 pag. van personeelsdossiers). - Decentrale archieven bij DBZ en afdelingsbureaus: 300.000 pag.
a
100.000 documenten.
Jaarlijks komen er 65.000 documenten bij in de archieven.
THE-RC 50799
- 19 -
De wijze van opslag is bij de diverse archieven niet uniform. Bij Registratuur en Documentatie worden de documenten opgeslagen op basis van dossiers. ingedeeld volgens een subset van de UDC-code. Bij het bureau van de afdeling Schelkunde daarentegen worden de documenten chronologisch gearchiveerd. Registratie. In aIle archieven vindt registratie van de documenten plaats en wordt een boekhouding bijgehouden. Bij Registratuur en Documentatie van DFA wordt door middel van fiches in 5-voud een meervoudige index gemaakt om diverse toegangsmogelijkheden tot het archief te
cre~ren.
Dit is zeer arbeidsintenslef.
Voortgangscontrole. Vanult de registraties bij de diverse archieven vindt ook voortgangscontrole plaats op afhandeling van ingekomen documenten. Door periodieke controle van fiches of lijsten kan worden nagegaan of document en te lang onbeantwoord zijn gebleven. Deze controle zou effectiever moeten kunnen worden uitgevoerd. Mogelijke ontwikkelingen. We mogen ervan uitgaan dat de correspondentie nog vele jaren in de vorm van papier zal plaatsvinden. Ook de interne behandellng van inkomende documenten zal nog geruime tijd hoofdzakelijk in papieren vorm plaatsvinden. De archivering van afgehandelde documenten zal echter geleidelijk verschuiven naar andere vormen zoals microfilm. microfiche en elektronische image-opsiag. Deze technieken zullen het gemakkelijkst in te voeren zijn in meer gecentraliseerde archieven (bijvoorbeeld bij de organlsatie-eenheid Registratuur en Documentatie). OnafhankeIijk van de wijze van opslag zal de registratie van documenten en de voortgangscontrole kunnen worden geautomatiseerd. Daarbij worden van de documenten belangrijke aspecten in een bestand vastgelegd. Tevens wordt de behandelings- en tijdplanning geregistreerd. Selectieve retrieval en automatische signalering van planningoverschrijding is mogelijk.
THE-RC 50799
- 20 -
Gezien de reacties welke wij van diverse medewerkers in de organisatie hebben vernomen, zal deze vorm van automatiseren een positieve invloed hebben op de snelheid en effectiviteit van de behandeling. De huidige handmatige registraties zijn omslachtig en de voortgangscontrole is vaak moeilijk uitvoerbaar.
Om te bereiken dat het archiefbestand van geregistreerde documenten goed toegankelijk wordt voor een reletief grote groep van betrokkenen, zal een voor de TH uniforme methode van documentregistratie en voortgangscontrole gewenst zijn. Een goede combinatie van toegankelijkheid enerzijds en bescherming tegen ongeoorloofde toegang anderzijds wordt bereikt met centralisatie van de bestanden en van het beheer en decentralisatie van de raadplegingsmogelijkheden via terminals. Wanneer in de toekomst ook de feitelijke documenten als elektronische image zullen worden opgeslagen, zullen oak de documenten zelf met behulp van high resolution terminals op afstand inhoudelijk kunnen worden geraadpIeegd. Dan zal dus de afhandeling van correspondentie niet meer via het papieren document, doch via het beeldscherm plaatsvinden. 2.1.4. Tekstcommunicatie. Tekstcommunicatie of berichtenverkeer kan worden beschouwd vanuit een interne en externe invalshoek. Intern. Tekstcommunicatie beoogt een versnelling van de overdracht van teksten en wanneer dit in zo grate mate wordt toegepast dat de postverwerki.ng aanzienIljk vermindert, spelen ook directe economische matieven een rol. Binnen de TH-orgenisatie zijn vele medewerkers, gezien de aard van de werkzaamheden, nogal mobiel. Bovendien zijn velen vaak niet te storen in hun werk (onderwija en onderzoek).
THE-RC 50799
- 21 -
Interne tekstcommunicatie op het niveau van intern berichtenverkeer zal een geschikt hulpmiddel in deze omgeving zijn. Dit zal een vrij grote terminal-dichtheid vragen bij die personen/organisatiedelen. welke onderling relatief veel verkeer hebben. De apparatuur. programmatuur en de communicatie-interface zullen onderlinge berichtuitwisseling mogelijk moeten maken. De omvang van het elektronische berichtenverkeer kan worden geschat op het verzenden van 2 berichten per terminal per dag. Extern. Extern berichtenverkeer vraagt uiteraard een normering van infrastructuur en communicatieprotocol. Heden is het telexnet in feite het meest verbreide systeem. Wanneer ook, wat te verwachten is, teletex in Nederland zal worden genormeerd, zullen tekstverwerkers en terminalsystemen met teletex interface een goede basis zijn voor externe elektronische correspondentie. In de TH-omgeving zal, afgezien wellicht van enkele specifieke werkplekken, op korte termijn nog geen werkelijke behoefte zijn aan elektronische externe tekstcommunicatie. 2.2.
Data-geori~nteerde informatieprocessen.
2.2.1. Huidige status. Op het gebied van administratieve automatisering is binnen de TH een aantal systemen operationeel. De belangrijkste zijn: • studentenadministratie • personeels-/salarisadministratie •
financi~le
grootboek- en budgetbewaking
• inventaris- en voorraadbeheer • voor- en nacalculatie opdrachten technische diensten • ruimte-administratie • verkiezingsadministratie • administratie studentenvoorzieningen • centrale adressering • catalogus van de bibliotheek. In de nota betreffende een aanvraag voor automatiseringsfaciliteiten ten behoeve van de administratieve informatieverwerking van de THE is een nadere omschrijving gegeven van bovengenoemde processen [3].
THE-RC 50799
- 22 -
De programmaverwerking ten behoeve van de administratie en de bibliotheek van de THE vindt thans plaats op het Burroughs B7700 systeem. Pogingen worden in het werk gesteld om een afzonderlijke computer voor deze en toekomstige applieaties op administratief gebied te verwerven. Verwacht wordt dat de opslagcapaeiteit van 325 Mbytes nu naar 830 Mbytes in 1987 zal groeien (ref. [3], bIz. 8) en dat het aantal mutaties van 870 K nu evenredig
met de bestandsgroei
naar ca 2000 K per jaar in 1987 zal stijgen (ref. RF84/KAN-43). 2.2.2. Relatie met kantoorautomatisering. Verwaeht mag worden, dat de nu
bateh-geori~nteerde
systemen in
toenemende mate real time aspecten zullen krijgen. De behoefte om allerlei informaties in de centrale bestanden vanaf de werkplek te raadplegen, zal met name voor studentengegevens, personeelsgegevens, budgetgegevens, adressen en bibliotheekgegevens toenemen. Een sehatting van gemiddeld 5 raadplegingen per dag per aangesloten terminal lijkt
re~el.
Ook mutaties, welke ver-
spreid in de organisatie ontstaan, zullen vanaf de werkplek moeten kunnen worden ingevoerd. Evenals besehreven onder tekstgeorienteerde functies zal dit een termlnalnetwerk binnen de organisatie behoeven. Met name op de vele
secretari~le
afdelingen in de organisatie
zullen beide systemen, die voor tekst en die voor data-invoer en raadpleging, samenkomen. De uit de centrale verkregen adressen en andere gegevens worden in teksten op de WP verwerkt. Studentgegevens worden verwerkt in brieven en rapporten en dergelijke. Integratie van beide funeties in
~~n
terminal zal op den duur
te verwaehten zijn. 2.2.3. Centralisatie en decentrallsatie. Automatisering op het gebied van administratieve dataverwerking is in de meeste organisaties sterk gecentraliseerd. Dit werd veroorzaakt door de omvang van de benodigde computers, het batchkarakter van de verwerking en het benodigde gespecialiseerde personeel en is een vereiste voor het beheer van gemeenschappelijke bestanden. Met het beschikbaar komen van krachtiger en relatief meer goedkope computers en terminals neemt de wens om real-time en interactief allerlel gegevens te raadplegen en te muteren toe.
THE-RC 50799
- 23 -
Een tweede tendens is dat door het beschikbaar komen van goedkope kleine computers, en meer gebruikskennls bij vele medewerkers er ook lokaal eigen apparatuur wordt opgesteld om vaak zeer lokale problemen op eigen wijze te automatlseren. Centralisatie van de verwerkingscapaciteit en Informatie-opslag heeft het voordeel van een betere bevel11g1ng, controle en structurering van bestanden, doch
~an
gezien de aantallen ter-
minals in de toekomst de in de kantooromgeving gewenste hoge responstijd wellicht niet waar maken. Ook het inspe1en op a11erlei p1aatselijke automatiseringswensen blijkt vanuit grote systemen vaak moeilijk rea1iseerbaar. Het 1ijkt realistisch te veronderste1len dat een mengvorm van centrale en meer decentra1e automatisering, welke In onder1inge koppe1ing functioneren, za1 ontstaan. Met name op het niveau van dienstverlenende eenheden en afde1ingen zu11en subsystemen kunnen worden opgesteld voor opslag en processing van lokale gegevens. Deze apparatuur vormt tevens de tussenschakel tussen terminals en centrale mainframes. Ook ten aanzien van tekstverwerking rijst de vraag van decentra1isatie (stand alone) en centralisatie (clustersystemen) of ze1fs tekstverwerking op een mainframe. Stand alone tekstverwerkers zullen aanvanke1ijk worden gep1aatst op diverse werkplekken, waar aIleen deze functie wordt geautomatiseerd. Geleide1ijk za1 echter, naarmate de termina1dichtheid van andere systemen (bijvoorbeeid administratieve systemen) toeneemt, integra tie gewenst zijn. De WP wordt dan tevens een inte1ligente terminal op andere computersystemen. Bovendien za1 tekstcommunicatie met andere WP's worden gewenst. Op werkplekken met een zekere samenhang za1 meer de neiging naar c1ustersystemen bestaan om op deze wijze gemakkelijk van gezamen1ijke tekstarchieven gebruik te kunnen maken en het beheer van de tekstbestanden te vereenvoudigen. Derge1ijke systemen bieden vaak tevens dataprocesslng-capaciteiten, zodat ook lokale data-applicaties kunnen worden ontwikkeld. Op deze wijze ontstaan lokale ge!ntegreerde systemen.
HE-RC 50799
2.3.
- 24 -
Beeld-geori~nteerde informatieprocessen.
Onder
beeld-geori~nteerde
informatiesystemen verstaan we syste-
men, waarbij afbeeldingen van pagina's worden gescanned, opgeslagen en weergegeven op scherm of papier, of getransporteerd in elektronische vorm. Twee applicaties komen hier aan de orde: • facsimile • elektronisch archief 2.3.1. Facsimile. Dit medium biedt de mogelijkheid om via een telefoonlijn (gekozen of vast) op afstand
documentkopie~n
te maken van een vi-
sueel origineel. Alhoewel veel bedrijven en instellingen dergelijke apparatuur hebben opgesteld, wordt het veinig toegepast als algemeen communicatiemiddel. Veeial vindt dit medium toepassing tussen twee bepaalde punten waar sprake is van overdracht van een beperkt aantal documenten met grote spoed. Ook in een teleconferentie-opstelling is een facsverbinding tussen de twee vergaderzalen nuttig. Het gebruik van facsimile via het telefoonnet vraagt natuurlijk om gestandaardiseerde apparatuur. AIleen dan kan het systeem optimaal worden benut en is toepassing op grote schaal mogelijk. Afhankelijk van de tijd die met het overbrengen van berichten is gemoeid is internationaal een klasse-indeling tot stand gekomen, waarbij de samenwerkingsmogelijkheid tussen de diverse klassen afhangt van het fabrikaat apparatuur. Men onderscheidt: KIasse 1 apparatuur: Facsimile-apparatuur die een origineel ter grootte van een vel papier van A4-formaat in 4
a
5 minuten overzendt.
Bij deze klasse worden echter nog diverse overdrachtmethoden onderscheiden waardoor slechts in een beperkt aantal gevallen samenwerking tussen klasse 1 apparatuur van verschillend formaat mogelljk Is.
THE-RC 50799
- 25 -
Klasse 2 apparatuur: Facsimile-apparatuur die 3 minuten nodlg heeft voor overzending van een A4. Bij deze klasse werkt men met
~~n
overdrachtmethode en Is de
onderlinge samenwerking zonder meer mogelijk ongeacht fabrlkaat en type. Klasse 3 apparatuur: Facsimlle-apparatuur die een A4-orlgineel in ongeveer
~~n
minuut kan overbrengen. Toepassing van dit medium op enige schaal In de kantooromgeving binnen de THE verwacht de werkgroep niet. 2.3.2. Elektronisch archief. Bij formele archivering van documenten kan onderscheid worden gemaakt tUBsen het dynamisch archief (laatste 4 jaar) en het statlsch archief (ouder). De accenten van probleemsteiling liggen bij beide archieven anders. Bij het dynamisch archief is het vooral de retrieval van documenten en het uitleenproces; bij statische archleven is het vooral het volume van de opslag (onder goede klimatologische condities). Beide probleemgebieden worden door opslag In de vorm van elektronische beelden van de documenten opgelost. Direct bij binnenkomst worden documenten dan met een reader elektronisch gekopieerd en op een opslagmedium opgeborgen (bijvoorbeeld een Digital Optical Recorder; DOR). Tevens worden ten aanzien van de documenten feiten vastgelegd in een sturend computersysteem. Gebruikers kunnen vanaf hun werkplek met behulp van hun terminal documenten opzoeken in de archlefindex en via een high resolution terminal het documentbeeld zichtbaar maken. Een dergelljk systeem zal goed toepasslng kunnen vinden in het gebied van de beleids- en beheersdocumenten. Voor bepaling van de omvang van zo'n elektronisch archief gaan we uit van de gegevens van paragraaf 2.1.3.: statisch archief: 3.500.000 pagina's • dynamische archieven totaal: 600.000 pagina's (centraal en decentraal).
THE-RC 50799
- 26 -
lndien deze pagina's op DOR-schijven zouden worden opgeslagen, met per schijf 50.000 pagina's, dan zijn dit voor: • statisch archief: 70 schijven • dynamisch archlef: 12 schijven. Voor een statisch archlef is geen snelle responstijd nodig. De archiefschijven kunnen worden opgeslagen en met de hand naar behoefte io een afspeler worden gebracht. Het dynamisch archief stellen we ons voor in twee secties: De laatate jaren, met de grootste raadplegingsfrequentie, worden op 2 of 3 recorders on-line beschikbaar gehouden. De over lge schijven bevinden zich in een zogenaamde 'jukebox'. Hiermee kan voor de on-line documenten een gemiddelde responstijd van 350 msec. en voor de overige documenten van 10 seconden worden bereikt. Het aantal raadplegingen van zo'n archief is groter dan in de huidige archiefsituatie. Een elektronisch archief vervangt a11erlei nu aanwezige lokale kopie-opslag, welke nu plaatsvindt juist vanwege de frequente raadpleging. De raadpleegfrequentie is moeilijk te bepalen. Praktijkvoorbeelden zijn er nauwe1ljks. Veel factoren spelen daarbij een rol: het aantal opges1agen documenten, de 1eeftijd van die documenten, de aard ervan maar ook het aantal gebruikers en hun werksfeer. Tenslotte is de aard van de organisatie waarin zich dit afspeelt een betnvloedende factor. Uit een verslag van een experimentele opstelling van een dergelijk archief [1) blijkt dat ult een persoonlijk archief van een afdelingsmanager met 4150 documenten 24 keer per week een document werd geraadpleegd. Dit archief omvatte documenten uit eeo periode van 3 jaar. Op basis van dit rapport kao als raadpleegfrequentie worden gevonden circa 1000 raadplegingen per terminal per jaar met circa 3000 pagina's. Uitgaande van 150 gebruikers van het TH-archief (zie hoofdstuk 3) houdt dit in dat in totaal het archief 150.000 maal per jaar zou worden geraadpleegd met een presentatie van 450.000 pagina's.
THE-RC 50799
- 27 -
Bij een degressieve relatie tussen de raadpleegfrequentie en de ouderdom van documenten, hetgeen een gebruikelijke situatie is, zou dan kunnen worden aangenomen: aantal raadplegingen gedurende eerste levensjaar document
1,3
tweede levensjaar document
0,6
derde
0,3
levensjaar document
vierde en latere 1evensjaren document:
~
totaal
2,3 raadplegingen.
Bij 65.000 documenten jaarlijkse toevoeging betekent dit in totaal 150.000 documenten
~
450.000 pagina's per jaar.
Deze waarden lijken realistisch. Er zijn principieel verschillende uitvoeringsvormen voor een archiefsysteem. a. De feitelijke opslag van de documentbeelden kan, systeemtechnisch gezien, worden gecentraliseerd. AIle raadplegingen vinden dan plaats op dit centrale archief, aIle beelden worden daar vandaan naar de terminals gezonden. Dit kan, gezien de grote aantallen bits die ten behoeve van deze functies moeten worden verzonden, mogelljk tot transmissieproblemen leiden. b. Een tweede oplossing ontstaat wanneer de meest actuele documenten
(~~n
DOR-plaat) op een aantal punten, dicht bij de
frequente gebruikers decentraal worden opgeslagen. Deze decentrale elektronische archieven worden vanuit de centrale periodiek bijgewerkt. De meeste raadplegingen vinden via korte verbindingen op deze decentrale bestanden plaats. Een praktische keuze hangt af van te verwachten bestandsomvang, raadpleegfrequentie en beschikbare
tra~smi8siemoge
Iijkheden. In hoofdstuk 3 wordt daar nader op ingegaan. Voor het presenteren van de beelden zijn speciale high resolution terminals nodig. Deze terminals zullen bij diverse secretariaten en medewerkers in een managementpositie zijn geplaatst.
THE-RC 50799
- 28 -
De economische haalbaarheid van deze werkwijze is nog niet te voorspellen. De directe besparingsmoge1ijkheld in opslagruimte en beheer van de archieven aIleen motiveren de investering niet voldoende. Kwalitatieve aspecten zoals: sne1le toegang tot een goed gestructureerde documentenopslag en volledigheid van informatie voor aIle betrokkenen zijn In dit verband belangrijke motivatles. Op langere termijn zu1len, gezien de dalende tendens van apparatuurkosten en stijgende personele kosten, ten aanzlen van archieven dergelijke technieken naar verwachting algemeen toepassing vinden. Bij een systeem- en netwerkopzet is het zeker nodig capacitelt voor deze archivering en raadpleegdoeleinden in te plannen.
2.4. Overige functies. In het Kader van kantoorautomatisering Is nog een verscheidenheid aan andere functies denkbaar.
2.4.1. Agenda-, reserverings- en herinneringssysteem. Een dergelljk systeem zou kunnen worden gerealiseerd op plaatsen waar veel afspraken worden gemaakt (agenda's), waar vergaderruimten en andere te reserveren voorzieningen worden beheerd (reserveringen) en op werkplekken en secretarlaten op managementniveau (herinneringen). Een agendasysteem bevat de afspraken van een aantal functionarissen en biedt onder andere mogelijkheden om voor gecombineerde afspraken automatisch het eerate moment te zoeken dat iedere deelnemer beschikbaar is en ook desgewenst mlnder succesvolle afspraakvoorstellen te doen op een eerder moment, waarbij
~~n
of meer deelnemers verhinderd zijn. Afspraken kunnen worden vastgelegd, waarbij de deelnemers via een bericht automatisch worden getnformeerd. Een herinneringssysteem biedt de mogelijkheid voor een deelnemer een notitie vast te leggen welke hem op een gedefinieerd moment wordt getoond. Deze herinneringen zijn eventueel afhankelijk te maken van bepaalde andere geautomatiseerde gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld de binnenkomst (- registratie) van een bepaald document.
THE-RC 50799
- 29 -
Een reserveringssysteem houdt een planning bij van allerlei vooraf te reserveren voorzieningen inclusief de daarblj gewenste faciliteiten. Te denken valt aan vergaderzalen, apparatuur, arbeidscapaciteiten. 2.4.2. Informatiesysteem ten behoeve van studenten. In de organisatie wordt een veelheid van informatie voor studenten geproduceerd. Dit omvat: algemene voorlichtende informatie: studiemogelijkheden, subsidies, ontspanning, woongelegenheid en dergelijke • persoonlijke informatie: mededelingen, studieresultaten en dergelijke. Denkbaar is deze informatie samen te brengen in een eenvoudig te raadplegen bestand en via terminals op een aantal algemeen toegankelijke plaatsen ter beschikking te stellen aan studenten. Uiteraard zal dan ook via andere terminals blj medewerkers dit bestand toegankelijk zljn. Door dlt systeem zodanig op te bouwen dat ook raadpleging door middel van viewdata terminals via het openbare telefoonnet mogelijk Is, kan ook met dit medium elders deze informatie worden geraadpleegd. Verwacht mag worden dat de komende jaren het aantal viewdata terminals aanzienlijk zal toenemen. 2.4.3. Blbliotheek-informatiesysteem. Ten behoeve van raadpleging van catalogi worden thans microfichelezers in de centrale- en de studiebibliotheken toegepast (ref. RF84/KAN-S6). De produktie van de benodigde microfiches Is geautomatiseerd. Daarvoor worden naar schatting jaarlijks lOOK mutaties verwerkt. Naar schatting worden deze microfiche1ezers gedurende 8 uur per dag voor 3500 raadplegingen gebruikt. Daarbij worden naar schatting in totaal 10.500 microfiche-beeldjes per dag bekeken. Voor de uitleenadmlnistratie worden per ultlenlng de uitgifte, rapp~l
en inname via afzonderlijke transacties geboekt. Voor de
50.000 jaarlijks uitgeleende werken worden gemiddeld lOOK mutaties verwerkt.
THE-RC 50799
- 30 -
Gezien dit intensieve gebruik van de bibliotheek en zijn catalogus lijkt een geautomatiseerd catalogussysteem. waarbij raadpleging via de vele terminals in de organisatie vanaf de werkplek mogelijk is. zinvol. Hierdoor kan de aanmaak en distributie van de microfiches worden voorkomen en kan de microficheleesapparatuur vervallen. De raadplegingen zullen grotendeels via toch reeds voor andere functies opgestelde terminals kunnen verlopen. Gezien de reeds aanwezige organisatie om de informatie te ordenen en te kunnen bundelen en de reeds aanwezige mogelijkheid van (batch)computer-verwerking zal de overgang naar een real time catalogussysteem weinig problemen met be trekking tot bestandsconversie opleveren. Of deze overgang gerechtvaardigd is zal afhangen van een door de bibliotheek uit te voeren nadere systeemanalyse en onderzoek naar de kosten/baten van een aantal alternatieve oplossingen. 2.5. Integratie. Een kantoorautomatiseringssysteem in de TH-organisatie zal geleidelijk groeien van aanvankelijk afzonderlijke automatiseringen van bepaalde deelfuncties nsar een meer getntegreerd geheel. Afzonderlijke systemen zijn: - stand alone-tekstverwerkers - gecentraliseerde administratieve informatieverwerking. geleidelijk met gedecentraliseerde toegankelijkheid via terminals - systeem voor documentregistratie en voortgangscontrole met terminals bij bepaalde secretariaten - decentrale systemen bij bepaalde diensten en afdelings- bureaus voor lokale automatiseringen en gegevensopslag met terminals in de eigen organisatie: • lokale studentenadministratie • lokale planning en projectvoortgangsgegevens • lokale werktijd-taakregistraties • lokale tekstopslag - documentopslagsysteem met high resolution terminals voor documentraadpleging bij diverse secretariaten - bibliotheeksysteem - informatiesysteem ten behoeve van studenten.
THE-RC 50799
- 31 -
Door integratie van de diverse ontstane subsystemen en functies onderling met het centrale administratieve systeem en het archiefsysteem ontstaat geleidelijk een samenhangend kantoorautomatiseringssysteem. De taken van terminals zullen daarbij integreren, zodat deze toegang geven tot verschillende functies en deelsystemen. Daarbij zal naar verwachting het archiefbeeldscherm met hoog oplossend vermogen nog geruime tijd een afzonderlijk scherm blijven. Zelfs al Is technische integratie mogelijk dan nog lijkt de beschikking over een raadpleegscherm en een tegelijkertijd te gebruiken werkscherm als twee eenheden logisch. In figuur 2 is een schets gegeven van de
principi~le
aansluitmo-
gelijkheden van terminals en subsystemen aan een netwerk. De infrastructuur voor deze koppelingen zal een grote flexibiliteit moeten hebben. Ren grote variatte aan randapparatuur en computersystemen zal worden gekoppeld. Ren grote
vari~teit
in
transportsnelheden zal wenselijk zijn en de verplaatsbaarheid van terminals en systemen zal groot moeten zijn.
THE-RC 50799
- 32 communicatie infra-structuur floppy
stand alone compo
1--------1
printer
dministr. inframe
: central file floppy fotozet; composer
page printer· local DOR high term
document registratie (index)
~urp. te~------------------~
central file document
r------Iopslag DOR
cluster - wordproc - afd. pro
I---~
telefoon centrale
local file
\----------L-
DOC image printer
?iguur 2
.......,
externe systemen en terminals
ext erne systemen
THE-RC 50799
- 33 -
3. Kwantificering van informatiestromen. 3.1. Werkplekken. Voor de bepaling van de omvang vande informatiestromen in een netwerk waarop de in het vorige hoofdstuk aangegeven afzonderlijke systemen kunnen worden aangesloten, wordt uitgegaan van het totaal aan handelingen, die tot eommunicaties met centraal opgestelde voorzieningen of tussen netwerkaansluitingen leiden. Om deze handelingen te herleiden tot kwantificeerbare en contro-
leerbare grootheden is het nuttig uit te gaan van het begrip werkplek. De werkplek is de plaats waar voor
~~n
gebruiker, behorend tot
een bepaalde eategorie van de TH-bevolking, toegang bestaat tot een aantal gedefinieerde informatie-subprocessen. De werkplek kan door meerdere personen, maar niet gelijktijdig, worden gebruikt. In algemene studies over kantoorautomatisering [2~ worden de volgende funeties onderkend: • manager • staffunctionaris • seeretaresse!secretaris • typist(e) • documentalist(e) • archivaris • correspondentieregistreerder!-bewaker • postbehandelaar!-bezorger • reproduceerder • telexist(e) Additioneel aan deze algemene funeties zijn er meer op een bepaalde taak gespecialiseerde funeties zoals: planner, magazijnbeheerder, administrateur, personeelchef, data-entry typiste. Binnen het bestek van deze studie wordt, mede als gevolg van de grote diversitelt in funeties binnen de TH-gemeenschap, een andere verdeling als ultgangspunt genomen.
THE-RC 50799
- 34 -
Daarin wordt onderseheid gemaakt naar werkplekken ten behoeve van: 1. administratief en vergelijkbaar personeel 2. seeretaresses met een operationeel ondersteunende taak 3. wetensehappelijk personeel 4. secretaresses in een beleidsvoerende omgevlng 5. beleidsfunetionarissen 6. studenten. Op basis van de hierna nog te verfijnen definitie van deze werkplekken zullen in dit hoofdstuk het aantal netwerkaansluitingen en de informatiestromen over het netwerk worden gesehat. 3.1.1. Combinatie van informatiesubproeessen. De in het voorafgaande hoofdstuk omschreven 12 informatiesubprocessen zijn niet aIle van betekenis voor elk van de 6 genoemde
gebruikerscategorie~n.
Op deze werkplekken zal in ieder
geval toegang moe ten bestaan tot de hierna aangegeven informatiesubprocessen:
informatie-
subproees
werkplekken
processen 1 2 3 4 5 6 tekst
data
beeld
overige
Tabe1 3.1.1.
Ia
ereatie
Ib
verwerking/opslag
x
Ie
eommunicatie
x x x x
IIa
mutatie (batch)
x
IIb
mutatie (interactief)
x x
IIc
raadpleging
x x x x x
IlIa
vastlegging
x
IIIb
registratie/opvragen
x x
lIIe
inzage
x x
IVa
agendering etc.
IVb
voorlichting
IVe
biblio-info
x x
x x
x
x x x x x x x x
x x
THE-RC 50799
- 35 -
Per werkpiekkolom voIgt deze toewijzing van subprocessen uit de volgende overwegingen: - mutatie van databestanden, inciusief interactieve mutatie en raadpleging, zoals gebruikelijk voor administratief personeel; - tekstverwerking en opslag voor secretarieel gebruik, alsmede daarbij in de toekomst mogelijke tekstcommunicatie, raadpIeging en mutatie van databestanden en mogelijke agenderings-, reserverings- en
rapp~lfuncties
(zie 2.4.1.);
- tekstcreatie en communicat1e, raadpIeg1ng van bestanden, agendering en nadere functies en gebruik van een bibliotheekinformat1esysteem (z1e 2.4.3.) zoals in de toekomst kan worden gedacht te behoren tot de normaal voor wetenschappelijk personeel toegankel1jke funct1es; - de
secretari~le
werkplek (zie kolom 2), met toegevoegde faci-
liteiten voor vastlegging, registratie, opvragen en inzage van documenten en de mogelijkheid 1nformatie in het studenten-informatiesysteem vast te leggen en op te vragen; deze funeties worden grotendeels uitgevoerd ten behoeve van een beleidsfunctionar1s; - tekstcommunicatie, raadpleg1ng van bestanden, 1nzage in het documentenarchief, zoals noodzake11jk voor een beleidsfunetionaris, alsmede gebruik c.q. controle op aIle overige informatiesubprocessen; - tekstcreatie en gebruik van informatie- (zie 2.4.2.) en bibliotheeksysteem door studenten. 3.1.2. Schatting van de informatiestroom per informatie subproces. De bijdrage van de informatiesubprocessen aan de informatiestroom van en naar het netwerk wordt geschat op basis van waarneming en onderzoek alsmede de in hoofdstuk 2 aangeduide jaargemiddelden voor de hu1dige situatie.
TRE-RC 50799
- 36 -
la. Tekstcreatie. De
gebruikerscategorie~n
toenemende mate voor het
docenten en studenten zullen in cre~ren
van teksten van terminal-
faciliteiten gebruik maken. Deze terminals zullen in de toekomst zeker lokale opslagmogelijkheden hebben. Verwacht wordt, dat er slechts incidenteel behoefte zal zijn om tekst uit te wisselen met centrale of andere decentrale faciliteiten. Daarvoor is standaardisatie van aansluiting, tekstopalag en transport een noodzakelijke voorwaarde. Voor de communicatiebehoefte worden geen hoeveelheden ingeschat. lb. Tekstverwerking/opslag. De tekstverwerkers zullen ongeacht de keuze voor standalone of clustersystemen zijn toegerust met eigen opslagmiddelen, zodat bij lokaal gebruik geen communicatiebehoefte aanwezig is. Voor het zetklaar maken en afdrukken van teksten door de centrale reproduktiedienst mag worden verwacht, dat 600 pagina's per dag zullen worden aangeboden (zie 2.1.2). Per pagina wordt gerekend met een gemiddelde omvang van 2400 tekens. Ie. Tekstcommunicatie. Ala gemiddelde wardt een tweetal berichten in- en uitgaand per terminal per dag aangenomen voor intern berichtenverkeer. De gemiddelde berichtomvang wordt geschat op 800 tekens. IIa. Mutaties databestanden (batch). Ret dagtotaal van de mutaties die groepsgewijs (batch) worden verwerkt, is berekend op thana 1600. Dit groeit tot 1992 naar verwachting tot 3700. Voor een mutatie wordt uitgegaan van gemiddeld 175 tekens. Dit betekent een dagelijks transport van 640.000 tekens vanuit decentrale dataentry systemen naar een centraal administratief systeem (zie RF84/KAN-43). lIb. Mutaties databestanden (interactief). Ret aandeel interactieve routaties is geschat op twee-derde van het jaartotaal. Per dag komt dit overeen met 7300 mutaties. Deze zullen grotendeels via rechtstreeks aan lokaal of centraal opgestelde systemen worden ingevoerd. Dit zijn 577.500 tekensj 50% hiervan zal via het netwerk als batch worden overgedragen (zie RF84/RAN-43).
THE-RC 50799
- 37 -
lIe. Raadpleging databestanden. De raadpleegfrequentie van voorgestructureerde informatie is sterk afhankelijk van het type werkplek en kan
vari~ren
van enkele raadplegingen per dag tot vele tientallen, afhankelijk van de functie van de gebruiker. De karakteristieke raadpleegtransactie wordt geschat op: 75 tekens input voar opvragen en 9600 tekens output voor weergave van de gevraagde informatie. IlIa; Vastlegging documenten. Aangenomen wordt dat vastlegging van gemiddeld 325 documenten per dag, dit is 975 pagina's, op elektronische archiefmedia centraal plaats vindt (zie ook 3.3.2.). Indien gelijktijdig op decentraal opgestelde DOR apparatuur vastlegging plaats vindt, dan ontstaat een informatiestroom met 'broadcast' karakter van 975 x 4 x 10 5 • 390 Mbit. Wordt voor de overdrachtsnelheid gestandaardiseerd up de retrievalsnelheid (zie onder IIlc.) van 400 Kbits/sec, dan is daarvoor dagelijks 975 sec, dit is 16 minuten, benodigd. IIIb. Registratie/opvragen van documenten. Bij de vast1egging zul1en op het centrale punt tevens de document registratiegegevens moeten worden ingevoerd. De omvang hiervan wordt per document op 200 tekens geschat. Aannemend dat deze centraal opgeslagen gegevens decentraal worden gecompleteerd door gebruikers of hun secretaressen, dan is voor opvragen en aanvulling gemiddeld 50 tekens input en 200 tekens output vereist per document. Indien aIle registratiegegevens centraal opgeslagen blijYen, dan zal bij het geschatte aantal van 750 inzages per dag van documenten eenzelfde aantal opvraagtransacties met het centrale systeem worden uitgewisse1d. Uit praktijkmetingen [1] blijkt, dat dit gemiddeld 4 documenten per vraag op1evert, waarna dan gemiddeld 0,8 document wordt ingezien. De karakteristieke opvraagtransactie komt dan overeen met 75 tekens input en 800 tekens output.
THE-RC 50799
- 38 -
IIle. lnzage van doeumenten. Voor het actue1e arehief zullen lokale archiveringsfaciliteiten met direct gekoppelde beeldterminals in de behoefte kunnen voorzlen. Verwacht wordt. dat op den duur aIleen het arehief ouder dan
e~n
jaar op afstand toegan-
kelijk hoeft te zijn. Dit betekent dat op basis van de verouderingskarakteristlek voor 43% van het daggemiddelde transmissie van beelden over het netwerk noodzakelijk is. Dit is een overdracht van 1000 pagina's A4 per dag. Daarvoor zijn 296 x 210 x 64 - 4.10 5 zwart/wit beeldpunten per pagina noodzakelijk [2J. IVa. Agendering, reservering en
rapp~l.
Deze funeties zu11en hoofdzakelijk privet of binnen een groep met gebruik van kleine lokale bestanden worden uitgeoefend. Zonodig kan voor eommunieatie buiten de groep het elektronische berichtenverkeer (Ie.) worden toegepast. Voor de berekening van de netwerkbelasting wordt hiervoor geen bijdrage ingeschat. IVb. lnformatie voor studenten. Bij een bevolking van 4800 studenten wordt de grootte-orde van het daggemiddelde op 1000 vragen per dag gesteld. Per vraag zullen gemiddeld 3 informatlepagina's worden bekeken. Dit zijn 1000 tekens. Daarvoor zal gemiddeld 20 tekens input per vraag worden gebrulkt. IVc. Bib1iotheekinformatie. Het aantal raadplegingen van catalogusinformatie, verdeeld over 10 (studie)bibiotheken en bibliotheekadministratie is vastgesteld op 3500 per dag. Na het koppelen van het bibliotheeksysteem aan het netwerk kan voor de aangesloten terminals deze opvraagfaciliteit worden
gecre~erd.
Thans worden per raadpleging 3 microfichebeeldjes ingezien. Per microfichebeeldje worden 20 titels zichtbaar. Verwacht mag worden, dat met gebruik van computerfaciliteiten 'gerichter' kan worden gevraagd.
THE-RC 50799
- 39 -
De karakteristieke raadpleegtransaeties zullen dan 30 tekens input en 8 titels, dit is 1600 tekens output bevatten. Uit het bovenstaande blijkt dat het afschatten van de informatiestromen, deels vanuit aannames en observaties ten aanzien van het gebruik per werkplek, deels uit bekende gegevens over het totale volume van de betrokken Informatie, mogelijk is. Het werkelijke aanta1 werkplekken, dat toegang geeft tot een bepaald Informatieproces, is in het hlernavolgende overzicht als gevolg van deze benaderingswijze nog een parameter (nl, n2, ••• ). Voor gebrulk van data- en beeldinformatle zijn bovendien de relevante gebruiksfrequenties a1s parameter ingevoerd. Overzieht van de dagelijkse informatiestroom via het netwerk: informatle
totaal eentraal
totaal deeentraal
subproces
(Kbits)
(Mbits)
de tabel 3.1.1-
van
naar
van
naar
netwerk
netwerk
netwerk
netwerk
Ia
p.m.
p.m.
Ib
-
11520/n1 11,5
Ie
12,8
12,8
-
IIa
-
5120/n2
5,12
IIb
-
5110/n8
5,1
IIe
76,8R
0,6R
0,6Rn3/1000 76,8RnJ/1000
IlIa
390.000/n5
-
-
390
lIIb
5320/n4
580/n4
0,6
5,3
lIIe
400.000/n5
-
400
IVa
-
-
-
-
IVb
8000/n6
160/n6
0,16
8
IVe
44800/n7
840/n7
0.84
44.8
Tabel3.1.2.
p.m.
p.m.
-
THE-RC 50799
- 40 -
n1
~
aanta1 werkplekken waar tekstverwerking plaatsvindt.
n2
= aantal werkp1ekken waar batch-mutatie plaatsvindt
n3
= aanta1 werkplekken waar bestanden worden geraadpleegd
R
= raadpleegfrequentie per dag centrale databestanden
n4
• aantal werkplekken waar documenten worden opgevraagd
n5
• aanta! werkplekken waar documenten worden ingezien
n6
= aanta! werkplekken voor aanbieding en verkrijging van informatie voor studenten
n7
= aanta! werkplekken waar bibliotheekinformatie kan wor-
den verkregen n8
= aantal clusterstations waarvandaan verzamelde interactieve mutaties batch-gewijs worden verzonden naar centrale systemen.
3.2. Personee!sbezetting. Voor de toekenning van de verschillende typen werkplekken aan functionarissen in de organisatie wordt, met uitzondering van de studentenwerkplek, uitgegaan van de huidige personeelsbezetting (zie RF84/KAN-9). Daarin is een verdeling opgenomen naar: • topleiding • docenten • wetenschappelijk personeel en assistenten • leidinggevend en hoger administratief personeel • administratief personeel hoger technisch personeel technisch personeel • laboratorium personeel • bibliotheek personeel • sport!eraren • overig personeel • te declareren bij derden.
THE-RC 50799
- 41 -
De genoemde getallen voor de verschillende
personeelscategorie~n
kunnen tot 1992 diverse veranderingen ondergaan. Ondanks een algemene aanwas in studentenaantallen in Nederland tot 1988 (zie RF84/KAN-38) en een overeenkomstige groei aan de Technische Hogeschool te Eindhoven (zie RF84/KAN-47) zijn thans reeds heleidsmaatregelen genomen, die een reductie met 5,2% van het personeel tot 1986 tot gevolg zullen hebben. Hoewel dit via natuurlijk verloop te verwezenlijken is, bestaat ook de verwachting, dat door uitvoering van contractresearch en dergelijke een groter deel van personeelsplaatsen onafhankelijk kan worden van de onderwijsfinanciering. Per saldo wordt binnen het kader van deze studie voor 1992 niet gerekend met een wijziging in de personeelsbezetting. 3.2.1. Gebruik van de KA-functies in de organisatie. Aangenomen is, dat in de
categorie~n
hoger technisch, technisch
en laboratorium personeel geen, voor deze studie relevante, behoefte aan kantoorautomatieeringsfaciliteiten zal bestaan. Voor de
categorie~n
admlnlstratief personeel en deels voor
overig personee1 is gebruik gemaakt van een nadere onderverdeling in rangen en
rangcategorie~n
(zie RF84/KAN-32).
Op hasis van deze en de eerder genoemde gegevens zal met de volgende werkplekken voor de hierna aan te geven functlonarissen worden gerekend: werkp1ek 1: administratlef personeel en blbliotheek personeel werkplek 2: secretaresses in operationele omgeving werkplek 3: docenten, wetenschappelijk personeel (exclusief management) werkplek 4: secretaresses in management omgeving werkp1ek 5: management, dit is docenten (20%), wetenschappelijk personeel (10%), hoger administratief personeel werkplek 6: studenten.
TRE-RC 50799
- 42 -
De voor werkplek S aangenomen percentages van docenten en wetenschappelijk personeel komen in eerste benadering overeen met de participatiegraad in bestuurlijke en vertegenwoordigende organen. Rekening is gehouden met een totaal van 180 deelnemers in Hogeschoolraad, afdelingsraden, College van Bestuur, College van Dekanen, alsmede afdelingsbeheerders en diensthoofden. De kwantitatieve behoefte kan als voIgt worden afgeleid uit de beschikbare gegevens: werkplek 1: Ret aantal komt overeen met het in de aanvraag voor een administratief computersysteem genoemde aantal van 7S terminals. Ret ligt niet in de verwachting, dat dit nog verder zal stijgen, omdat ook voor andere werkplekken in deze studie rekening wordt gehouden met de administratieve subprocessen. werkplek 2 en werkplek 4: Ret totaal aantal elektrische schrijfmachines bedraagt thans 280. Aangenomen wordt dat de administratleve medewerkers in de rangen 03 tim 57 het grootste deel van hun tijd besteden aan vastlegging van ongestructureerde informatie in de vorm van correspondentie, verslagen, rapporten, dictaten en dergelijke. Dit betreft 272 formatieplaatsen. In verband met het aantal management plaatsen (zie werkplek 5) wordt aangenomen, dat hiervan 140 hun functie direct ten behoeve van dit management uitvoeren en daarmee een werkplek van het type 4 behoeven. Er wordt verwacht dat 135 medewerkers een werkplek van het type 2 zullen bezetten. werkplek 3: Deze categorie omvat 143 docenten, en 594 wetenschappelijke personeelsleden. Op het totaal van 737 medewerkers wordt het dee1 met beleidsfuncties van 140 (zie ad 5) in mindering gebracht, zodat afgerond 580 werkplekken resteren.
THE-RC 50799
- 43 -
werkplek 5: Genoemde percentages komen in ruwe benadering overeen met het aandeel van docenten (20%; dit Is absoluut 29) en wetenschappelijk personeel (10%; dit is absoluut 59) in beleidsfuncties. Daarbij komt de gehele categorie leidinggevend en hoger administratief personeel, die uit 47 medewerkers bestaat, zodat totaal afgerond 140 van deze werkplekken nodig zijn. werkplek 6: Ret aantal studenten werkplekken is sterk afhankelijk van de mate waarin de genoemde informatie subprocessen de-facto zullen worden getntegreerd en de ruimtelijke spreiding, die aan deze faciliteit zal worden gegeven. Bij gebruik van een werkplek per vakgroep en opste11ing op belangrijke concentratiepunten van studenten zoals in studiebibliotheken, auditorium en bij collegezalen moet zeker met 100 vaste terminalplaatsen worden gerekend. 3.2.2. Schatting van de werkplekverdellng. Resumerend voIgt uit deze schattingen voor 1992 de volgende werkplekverdeling: werkplek type 1
75
werkplek type 2
135
werkplek type 3
580
werkplek type 4
140
werkplek type 5
140
werkplek type 6
100
totaal
1170 werkplekken.
Met uitzondering van werkplek 6 kan deze verde ling gezien worden als een schatting van het maximum aantal werkplekken in een gestabiliseerde situatie zonder groei.
THE-RC 50799
- 44 -
Voor de berekening van de informatiestroom via het netwerk kunnen nu worden ingevuld:
n3
= 275 = 75 = 1070
n4
=
n1 n2
(werkplek type 2/4) (werkplek type 1) (werkplek type 1 tot en met 5)
280 (werkplek type 4/5)
n5
280 (werkplek type 4/5)
n6
380 (werkplek type 6)
n7 n8
= =
820 (werkplek type 3/5/6) 15 (ciustersystemen; zie 3.3.1.).
Indien de raadpleegfrequentie op centrale databestanden op gemiddeld 5 over aIle typen werkplekken wordt gesteld, dan ontstaat het volgende overzicht van de absolute informatiestroom in het netwerk per dag:
decentraal informatie
per werkplek
totaal eentrasl
subproees
(Kbits)
(Mbits)
de tabel 3.1.1.
van
naar
van
naar
netwerk
netwerk
netwerk
netwerk
Ia
p.m.
p.m.
p.m.
p.m.
Ib
-
41,9
11,5
-
Ie
12,8
12,8
-
68,3
5,1
-
IIb
-
-
!Is
340,7
5,1
-
!Ie
384
3,0
3,2
410,9
IlIa
1393
-
-
390
IIIb
19,0
2,1
0,6
5,3
lIIc
1429
IVa
-
-
400
-
-
-
IVb
21,1
0,4
0,2
8
IVc
54,6
1,0
0,8
44,8
totasl
26,5
1259,0
totaal (excl. lIla/c)
26,5
469,0
Tabel 3.2.2
THE-RC 50799
- 45 -
De informatiestroom kan worden bepaald voor elk type werkplek, afhankelijk van de aan die werkplek toegekende Informatiesubprocessen (zie tabel 3.1.1.). 3.3. Opstelllng van werkplekken en opslagfaciliteiten. 3.3.1. Koppeling van werkplekken. In de voorafgaande beschouwingen zijn al een aantal vooronderstellingen betrokken over lokasl versus centraal gebruik van informatietoegang en -opslagfaciliteiten. Omdat de uiteindelijke verkeersstromen worden bepaald door de opstelling van deze faciliteiten zal op de eerate plaats de mate van onderlinge koppeling van werkplekken op lokale clustersystemen, die op hun beurt met het netwerk kunnen zijn gekoppeld, moeten worden bepaald. Op basis van de algemene trendmatige beschouwing, die hierover in paragraaf 2.2. is gegeven, mag worden gesteld, dat voor de informatieprocessen tekst en data zeker sprake zal zijn van integratie binnen een aantal clustersystemen. Binnen de organisatie kan dit betekenen dat op het niveau van afdelingen en diensten circa 15 decentrale systemen voor kantoorautomatisering zullen worden toegepast. Het administratieve systeem, met 7S aangesloten terminals, kan binnen het netwerk als een 'groot' clustersysteem worden beschouwd. Voor de overige decentrale systemen wordt geschat op aansluiting van 15 terminals. Het totaal aantal van op lokale clustersystemen aangesloten werkplekken kan daarmee worden bepaald op 300 lndien de vereiste toegang tot centrale faciliteiten wordt gecre~erd,
dan zijn de aan lokale systemen gekoppelde terminals
ook bruikbaar in combinatie met terminals voor beeldinformatie en ten behoeve van de overige informatie-subprocessen. Door standaardisatie van netwerkaansluitingen, communicatieprotocollen en toegangsmogelijkheden tot bestsnden is deze functionele integratie realiseerbaar zowel voor via indirect als direct aan het netwerk aangesloten terminals.
THE-RC 50799
- 46 -
AIleen de documentvastiegging en inzage vereist een zodanig afwijkende bitsnelheid en terminalapparatuur dat daarvoor nietgestandaardiseerde netwerkaansluitingen noodzakelijk zijn. Het is dan ook de verwachting dat deze apparatuur in eerste ins tantie lokaal zal worden gekoppeld aan documentopslagsystemen. Rekening houdend met de algemene gebruikswensen zijn de volgende netwerkaansluitingen te klasse A
defini~ren:
interactieve terminals met relatief Iage hoeveelheden verkeer; aansIuitsneIheid maximaal 9600 bps.
klasse B
ciusteraansluiting met uitwisseling van interactief verkeer voor circa 15 terminals en/of batchverkeer; aansluitsnelheid maximaal 50 Kbps.
klasse C
beeldterminals of subsystemen met relatief kortstondige hoge verkeersintensiteit; aansluitsnelheid 400 Kbps.
Voor het zoeken in de gestructureerde documentinformatie zal in het algemeen van een separate terminal gebruik worden
gemaakt~
zodat parallel documenten en documentgegevens kunnen worden ingezien. Bij een aansluitpercentage op Iokale systemen van pim 25% voor de werkplekken type
2~
3 en 4 ontstaat de volgende verdeling
van netwerkaansluitingen: werkplek type 1 ( 75)
klasse B
werkplek type 2 (135)
klasse A 100 aansluitingen klasse B
werkplek type 3 (580)
3 aansluitingen
klasse A 435 aansluitingen klasse B
werkplek type 4 (140)
1 aansluit lng
8 aansiultingen
klasse A 105 aansluitingen klasse
B
3 aansluitingen
werkplek type 5 (140)
klasse C 140 aansluitingen
werkplek type 6 (100)
klasse A 100 aansluitingen
THE-RC 50799
- 47 -
Van de verschillende klasses netwerkaansluitingen zullen bij een dergelijke verdeling de volgende aantallen noodzakelijk zijn: klasse A 740 aansluitingen klasse B
15 aansluitingen
klasse C 140 aansluitingen totaal
895 aansluitingen
3.3.2. Centr.ale faciliteiten. Uit het oogpunt van kosten voor installatie. onderhoud en bediening. de noodzaak tot inzet van specialistisch personeel voor het beheer en vanwege beveiligingseisen, zal een aantal systemen centraal opgesteld blijven. In de beschouwing over de informatiestroom per informatie subproces (paragraaf 3.1.2.) is reeds een aantal van deze vooronderstellingen betrokken. Daaruit voIgt. dat door de Reproduktiedienst. de Dienst Financi~n
en Administratie. Registratuur en Documentatie. de Voor-
lichtingsdienst en/of Studentenadministratie en mogelijk door de Bibliotheek centrale systemen kunnen worden gerealiseerd voor: • elektronische layout en fotozetten • administratieve bestanden en verwerkingsprocessen • elektronische archivering • bibliotheekinformatiesysteem • informatiesysteem voor studenten. Daarbij komen de voor onderwijs en onderzoek beschikbare centrale rekenfaciliteit en de daarnaast mogelijk gekoppelde page printing faciliteit. Per systeem zullen
~en
of meer netwerkaan-
sluitingen moe ten voorzien in voldoende toegankelijkheid voor de via het netwerk aangesloten werkplekken. Het dagtotaal van de met de werkplekken uit te wisselen informatiestroom is in tabel 3.2.2. aangegeven. Het aantal benodigde aansluitingen per systeem is afhankelijk van de benodigde capaciteit per aansluiting en het aantal werkplekken, dat gelijktijdig toe gang tot een centraal systeem dient te krijgen.
THE-RC 50799
- 48 -
Dit laatste wordt bepaald door de kans, dat gedurende het piekuur meerdere gebruikers gelijktijdig toegang vragen en de verhouding tussen de toegestane wachttljd per aanvraag en de gemiddelde bezettijd voor verwerking. In eerste benadering kan voor de in het kader van de kantoorautomatisering aan te sluiten systemen het aantal aansluitingen als voIgt worden bepaald. Reprosysteem. Rij transmissie op een snelheid van 9600 bps is de totale bezettijd voor tekstverzending naar de reproduktie zonder transmissie- en coderingsoverheads 600 x 2400 x 8/9600 - 1200 sec, dit is 20 minuten. Een netwerkaansluiting is voldoende om dit aanbod te bedienen. Administratief systeem. Voor overdracht van data-entry gegevens (5,1 + 5,1 Mbit) in batch bij een transmissiesnelheld van 9600 bps voistaat een overdrachttijd van nominaal 1063 sec.
E~n
netwerkaansluitlng
is voidoende om dit te rea1iseren. Voor raadpleging van centrale bestanden (410,9 + 3,2 Mblt) is bij dezelfde overdrachtsne1heid de tota1e transmissietljd circa 12 uur. Indien de raadpleging be trekking heeft op een centraal bestand, dan is het noodzakelijk gebruik te maken van snelheidsconversie in het netwerk, waardoor op een hogere snelheid, bijvoorbeeld 50 Kbps wordt aangesloten, zodat de aansIulttijd wordt teruggebracht tot 2 uur en 18 minuten. Elektronlsch archief. Voor het gebrulk van hoog-resolutie A4 document weergave terminals vereist het bedieningscomfort, dat op afstand in het archief kan worden 'gebladerd'. Dit betekent dat een transmissiesnelheid van 400.000 bits per seconde voor overdracht van een pagina gewenst is. Het netwerk wordt belast met de overdracht van documenten ouder dan een jaar, dit zijn 3000 pagina's per dag. Daarvoor is 3000 seconden , dit is 50 minuten aansluittijd noodzakelijk. Voor toegang tot de documentregistratiegegevens (5,3 + bps~
0~6
Mbit) moet bij een transmissiesnelheid van 9600
op een totale bezetting van 10 minuten worden gerekend.
THE-RC 50799
- 49 -
Bibliotheekinformatie- en uitleensysteem. De totale overdracht van bibliotheekgegevens vereist dagelijks 45.6 Mbit. Een aansluiting op 9600 bps is ongeveer 1~
uur per dag bezet. In dit geval zullen of meerdere paral-
lelle aansluitingen van 9600 bps of een snelle aansluiting van 50 Kbps nodig zijn. Informatiesysteem voor studenten. DageIijks wordt 8 Mbit opgevraagd; daarvoor is bij 9600 bps totaal 14 minuten nodig. Keuze van het type netwerkaansluiting voor de centrale faciIiteiten is afhankelijk van de mogelijkheden van de centrale apparatuur, de faciliteiten van het netwerk en de hierboven aangegeven globale capaciteitsbehoefte. Bij keuze van de klasse B aansluiting, daar waar meer dan
~en
toegang klasse A is gewenst, ontstaat de volgende verdeling: klasse A: 3 aansluitingen klasse B: 2 aansluitingen klasse
c:
1 aansluiting.
THE-RC 50799
- 50 -
4. Conclusies en aanbevellngen.
4.1. Verwacht mag worden dat in de TH-organisatie diverse vormen van kantoorautomatisering in toenemende mate zullen worden toegepast. Daarbij zullen enerzijds de tekst- en anderzijds de
data-geori~nteerde
document-georl~nteerde en
(admlnistratieve) automatisering
steeds meer onderlinge relaties krijgen. De tekst- en documentgeori~nteerde
systemen zullen van een sterk gedecentraliseerd en
onafhankelijk begin naar een meer samenhangend systeem groeien, terwijl de administratieve automatisering vanuit een gecentraliseerde
batch-geori~nteerde structuur
naar een meer 'real-time'
toegankelijk systeem met directe toegangsmogelijkheld vanaf de relevante werkplekken zal groeien. De wens tot mogelijkheden voor lokale processing en data- en tekstopslag binnen daarvoor in aanmerklng komende omgevlngen zal positief moeten worden benaderd. Dergelijke clustersystemen kunnen in de totale automatiseringsstructuur een basis zljn voor die vormen van tekst en dataautomatiseringen, die vooral een afdelingsgebonden karakter hebben. Dit vermindert de communicatie op grotere afstanden en kan de lokale specifieke behoeften op betere wijze vervullen dan een gecentraliseerd systeem. Echter coijrdinatie van een centrale organisatie is in deze van wezenlijk belang.
4.2. Aanbevolen wordt de co5rdinatie te laten ultvoeren door DBZ en
Re, waarbij DBZ verantwoordelijk is voor de organisatorlsche aspecten, uitmondend in eisenprogramma of functloneel ontwerp en het RC voor de technische aspecten van de automatisering. Dit laatste omvat de systeemontwikkeling en -implementatie, benevens het technisch beheer van hardware en software. De co5rdinerende beheerseenheden zullen gezamenlijk beleid moeten ontwikkelen, dat vastgelegd wordt in het "kaderplan voor de informatievoorziening" en het "beleidsplan automatisering". Zij zullen er ook op toezien dat realisaties op gebieden van kantoorautomatisering, waar ook in de organisatie, passend in dit beleid worden uitgevoerd.
THE-RC 50799
- 51 -
Ret optimaal fuoctloneren van een informatiesysteem Is voor een groot deel afhankel1jk van de organisatie rondom het systeem. De verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke juistheid van de ingevoerde gegevens, voor de volledigheid en voor tijdige invoer ligt bij de systeemgebruikers. Voor grotere systemen die universeel gebruikt worden client een aanspreekbare functlonele beheerder te worden aangewezen uit de kring van gebruikers, die het functionereo tracht te optimaliseren. De kantoorautomatisering heeft een brede scope. Zowel de tekst- en singen als de
document-geori~nteerde toepas-
data-geori~nteerde
systemen moeten daartoe worden
gerekend. Het is noodzakelijk de deskundigheid te bundelen binnen een uitvoeringsteam, dat io concreto kan zorgdragen voor de analyse van problemen, het ontwikkelen en implementeren van systemen, de realisatie van nieuwe hardware en software, de invoering in de organisatie, het opstellen van procedures voor systeemgebruik en de opleiding en begeleiding van gebruikers. 4.3. Alhoewel het thans te vroeg wordt geacht am op aIle gebieden tot keuzen te komen van standaard apparatuur - de technologische ontwikkelingen gaan nag snel- zal tach door bovengenoemde organisatorlsche structuur moeten worden gewaakt tegen het ontstaan van een te grote verscheldenheid van systemen, waardoor latere integratie onmogelijk worden. Dit geldt met name voor apparatuur en vooral ook voor gegevensbestanden welke een wat langere levensduur zijn toegedacht.
- 52 -
THE-RC 50799
Deel B datacommunicatie 5. Datacommunicatie netwerken algemeen. 5.1. Inleiding. In dit deel zal een overzicht worden gegeven van de diverse datacommunicatiemogelijkheden die op dit moment of naar verwachting binnenkort beschikbaar zullen zijn. Slechta die mogelijkheden zullen worden beschouwd, die geen beperking opleggen aan bet fabrikaat van de aan te slulten apparatuur. De eisen, uitgedrukt in kwallteiten en kwantiteiten, zoals die naar verwacbting in 1992 zullen worden gesteld door Onderwijs & Onderzoek, Kantoorautomatisering en Administratieve automatisering worden samengevoegd en getoetst aan de beschreven typen netwerken. Aan de hand van deze toetsing zal een keuze worden gemaakt en een aanbeveling worden gegeven voor de volgens de werkgroep meest geschikte vorm van datacommunicatie netwerk voor de THE. 5.2. Indeling van netwerken. Een datacommunicatienetwerk dient voor het op correcte wijze overbrengen van gegevens van
~~n
plaats naar een of meerdere
nader te bepalen andere plaatsen. Een dergelijk netwerk zou kunnen worden gebruikt voor het overbrengen van televisie beelden, gesprekken, telex berichten, teletex berichten, facsimile beelden, getypte tekst, boodschappen, data ten behoeve van computers. Wat een communicatienetwerk in feite kan overbrengen en waar bet voor zal worden gebruikt zal afhangen van economische, technische, ergonomische beleidsfactoren. In aIle gevallen zal een communicatie netwerk zich niet bezig houden met de interpretatie van de gegevens die het transporteert. Uitwisseling van gegevens tussen twee verschillende typen apparaten A en B kan dus aIleen zinvol plaatsvinden als er een afbeeldingsmechanisme f:
A~
en
f- 1 : B+A beschikbaar is. nit mechanisme kan zlch bevinden in apparaat A, In apparaat B of in een separaat aan het netwerk gekoppeld apparaat. Als voorbeeld kan een SECAM-TV zender en een PAL-TV ontvanger worden genoemd.
THE-RC 50799
- 53 -
5.2.1. Economische factoren. Economische factoren zijn de uitgaven ten behoeve van en de kosten van de aanleg. installatie. onderhoud en het gebruik van het netwerk. De vaste kosten worden gevormd door afschrijvingskosten. rente, onderhoudskosten en kosten van huur van apparatuur die niet in eigendom is. Variabele kosten zijn de kosten die naar rato van het gebruik van niet in eigendom verkerende apparatuur worden vastgesteld. 5.2.2. Technische factoren. Technische factoren zijn de gebruikte transmissietechniek en het medium, de te overbruggen afstand. het communicatieprotocol, de wijze waarop de transportcapaciteit over de aanvragers wordt verdeeld, de transmissiesnelheld, de distributie van de aansluitpunten en de wijze waarop apparatuur op het netwerk kan worden aangesloten. Als medium kan bijvoorbeeld twisted pair of coaxiaal kabel worden gebruikt waarbij de data gecodeerd of ongecodeerd. gemoduleerd of ongemoduleerd. synchroon of asynchroon worden overgebracht. Het communicatieprotocol is een verzameling van voorschriften volgens welke twee aansluitpunten met elkaar communiceren. Dit protocol dient hierarchisch gestructureerd te zijn. Als protocol kan worden gebruikt: een internationaal gestandaardiseerd protocol zoals X21, HDLC. X-25, een protocol van een bepaalde fabrikant van computerapparatuur zoals bijvoorbeeld DDCMP, SDLC, .•• of een zelf geschreven protocol. De transportcapaciteit van het netwerk kan over meerdere gebruikers worden verdeeld door middel van tijd-, frequentie- of statistische multiplexing, contention, circuit of packetswitching. De transmissiesnelheid is vast per netwerk en is bij de huidige netwerken groter of gelijk 50 bps (bits per seconde) en niet groter dan 50 Mbps. De effectieve transmissiesnelheid is de transmissiesnelheid gecorrigeerd voor protocol overhead en kan sterk varieren. Voor de distributie van aansluitpunten op het netwerk kan worden gedacht aan een aansluitpunt op iedere locatie waar nu een telefoontoestel staat. op iedere werkplek of op concentratiepunten zoals bijvoorbeeid een vakgroep.
THE-RC 50799
- 54 -
Op een netwerk aansluitpunt kan afhankelijk van het netwerk en de uitvoering van het aansluitpunt
€~n
of meerdere stations
(terminal, computers) worden aangesloten en kan bijvoorbeeld geschieden met behulp van een interface van het type V24, X2I of direct op de bus van de aan te sluiten computer. 5.2.3. Ergonomische factoren. Ergonomische factoren zijn de eenvoud, het gemak en de snelheid waarmee gegevens kunnen worden overgedragen. De eenvoud en het gemak worden mede bepaald door de mate waarin de gebruiker bemerkt dat er een netwerk is, de hoeveelheid en ingewikkeldheid van te geven opdrachten ten behoeve van de gegevens overdracht en de duidelijkheid van mededelingen die hem door het netwerk worden gedaan. De tijd voor overdracht van gegevens wordt gevormd door de tijd die het aansluitpunt nodig heeft om de aangeboden gegevens te verwerken, de wachttijd totdat de gegevens aan het netwerk kunnen worden aangeboden, de tijd nodig voor transport door het netwerk en de tijd die nodig is om de gegevens door een netwerk aansluitpunt aan het door de gebruiker geadresseerde station aan te bieden. 5.2.4. Beleidsfactoren. Beleidsfactoren zijn onder meer de toestemming aan gebruikers om apparatuur aan te sluiten, de verdeling van connectietijd en de transportcapaciteit onder de gebruikers. In hoeverre deze politieke factoren een rol kunnen apelen zal afhangen van de voor het netwerk beschikbare middelen voor beheer en registratie van gebruik. 5.3. Diverse netwerktypen. In 5.2. zijn vele factoren van economische, techniache, ergonomische en politieke aard gegeven. De mate waarfn de factoren onderiing samenhangen varieert van geheel onafhankelijk tot volledig afhankelijk. Netwerken kunnen worden ingedeeld volgena een of een combinatie van enkele van deze factoren. Hieronder zal een indeling van netwerken worden gegeven near de comblnatie van de techniache factoren bandbreedte, medium, transmisaietechniek en de maximale te overbruggen afstand.
THE-RC 50799
- 55 -
De volgende netwerktypen zullen worden onderscheiden: local circuit switched netwerken, local packet switched netwerken, ringnetwerken, basebandnetwerken, broadbandnetwerken. Verschillende netwerken, al of niet tot dezelfde soort behorend als een van de 5 genoemde typen, zijn in het algemeen niet onderling aansluitbaar. Tenzij de netwerken met het nog te standaardiseren internet protocol worden uitgerust, dienen er zo genoemde gateways te worden geconstrueerd indien dergelijke netwerken worden gekoppeld. Voor de berekening van de rentelasten is uitgegaan van 10% over het gemiddelde geInvesteerde bedrag. 5.3.1. Local circuit switched netwerken. Dit zijn netwerken voor geschakelde point to point verbindingen die door middel van een centrale worden gerealiseerd. Als centrale kan een telefooncentrale of een poortselector worden gebruikt. Techniek Het netwerk kan worden gebruikt voor overdracht van data. In een telefooncentrale worden de data in een separaat deel afghandeld. Voor een telefoon en een dataverbinding zijn derhalve aparte verbindingen naar de centrale nodig. Op de THE zijn de meeste werkruimtes voorzien van een telefoonaansluiting. Het aantal werkruimtes dat tevens een datelaansluiting op de telefooncentrale heeft is echter slechts 135. Voor een verbinding tussen twee dataverwerkende eindstations zijn twee verbindingen met de centrale en een overdrager in de telefooncentrale nodig. De huidige telefooncentrale op de THE wordt binnenkort vervangen door een nieuwe (type SE8000) welke is voorzien van 250 datellijnen en 40 overdragers. Het maximale aantal terminals dat dan in staat is tot het creeren van een verbinding met een computersysteem is 210 waarvan er 40 tegelijk werkelijk verbinding met het computersysteem kunnen hebben. De transmissiesnelheid via de datellijn nasr de telefooncentrale is maximaal 2400 bps. De transmissiesnelheid via een verbinding met de poortselector is maximaal 19200 bps. Voor vaste datelverbindingen (dit is
dUB
geen circuit switched)
is de transmissiesnelheid maximaal 64 Kbps. De te verzenden data wordt gemoduleerd verzonden en door het ontvangende
HE-RC 50799
- 56 -
netwerk aansluitpunt gedemoduleerd aan de ontvanger doorgegeven. Als medium wordt hierbij twisted pair gebruikt. Iedere Iocatie die voorzien is van een datelverbinding met de centrale kan worden bereikt. Snelheidsconversie door een circuit switched netwerk is slechts mogelijk bij kleine poortselectors. Door een circuit switched netwerk wordt geen communicatie protocol ondersteund. Dit dient door de twee met elkaar communicerende stations te worden geregeld. Bij gebruik van een telefooncentrale dient voor het
cre~ren
van een verbinding via een
telefoontoestel op de datellijn het abonneenummer te worden gekozen van het station met wie men wi! communiceren. Ret kan nu voorkomen dat aIle overdragers bezet zijn of dat het opgeroepen station bezet is. Ret is dan niet mogelijk om een datelverbinding op te bouwen. In het andere geval dient bet station aan de datellijn te worden aangesloten. De verbinding, en dus ook de overdrager, blijven bezet totdat de oproeper of opgeroepene de verbinding verbreekt. Bij gebrulk van een poortselector dient voor bet crei!ren van een verbinding het "abonnee"nummer van het station met wie men wil communiceren aan de poortselector mede te delen via het aangesloten station. Economie Eenmalige uitgaven worden gevormd door ultgaven voor de centrale, verblndingen en modems. Deze bedragen per aansluiting op de te!efooncentrale respectievelijk circa f 2.000,--. f p.m. en f 3.500,--. Voor de poortselector zijn deze bedragen respectievelijk f 700,--, f p.m. en f 1.000.--. De afscbrijvingsduur wordt voor de centrale geschat op 10 jaar en voor de modems op 5 jaar. De vaste kosten per aansluiting op een telefooncentrale en een poortselector bedragen dus circa f 900,-- en f 270, -per jaar. De variabele kosten worden gevormd door huur en onderhoudskosten. Deze bedragen per aansluiting per jaar voor de telefooncentrale circa f 150,--, voor de verbindingen nihil, voor de modem f 50,-- en voor de poortselector f 70,--. Totale kosten van
~~n
aansluiting via een telefooncentrale zijn
dus minimaal f 1.650,-- per jaar en via een poortselector minimaal f 560,-- per jaar.
THE-RC 50799
- 57 -
Ergonomie Bij een circuit switched netwerk is de gebruiker zich zeer bewust van het netwerk tijdens het opbouwen van de verbinding. De gebruiker dient het nummer van ieder eindstation waarmee hij wil communiceren te kennen; hij dient het nummer te kiezen en krijgt bij een telefooncentrale aIleen een pieptoon te horen bij zowel het niet beschikbaar zijn van een overdrager als bij het bezet zijn van aIle verbindingen tussen centrale en het andere eindstation en blj een poortselector een bericht wanneer het opgeroepen station bezet is. Is de verbinding opgebouwd dan bemerkt de gebruiker de aanwezigheid van het netwerk niet meer. Over het algemeen zal een met de centrale verbonden eindstation van een gebruiker niet meer dan een verbindlng hebben hetgeen impllceert dat wanneer een eindstation een verbinding heeft opgebouwd er geen andere verbindingen door dat eindstation kunnen worden
gecre~erd
en dat het betreffende eindstation niet
bereikbaar is. Beleld Aangezien op de nieuwe. nog te plaatsen. telefooncentrale slechts 210 eindstatlons kunnen worden aangesioten zal het een beleidsbeslissing worden wle er over een datelaansluiting zal kunnen beschikken. 5.3.2. Local packet switched netwerken. Dit is Datanet-l of een equivalent hiervan, maar dan beperkt tot het THE-terrein. Hiervoor zijn twee oplossingen mogelijk: Ie een datanetwerk van een computerfabrikant, 2e Datanet-l; een locaal Datanet-l wardt niet door de PTT geleverd. Techniek Een local packet switched netwerk kan worden gebruikt voor overdracht van data. De data die door een netwerkaanslultpunt van een elndstation wordt ontvangen. wordt opgedeeld in stukken van zekere maximale omvang. Ieder stuk data wordt voorzien van afzender en geadresseerde en als zodanig als zelfstandig packet door het netwerk naar het aansluitpunt van de geadresseerde verstuurd.
HE-RC 50799
- 58 -
Het netwerk is opgebouwd uit Packet Switching Exchanges (PSE) die onder1ing zijn verbonden. Tot de taak van de PSE behoort het routeren van de packets. De PSE krijgt packets toegezonden van andere PSE's of van aan de betreffende PSE aangesloten PDSen. Een PDS verzamelt packets van de aan deze PDS verbonden eindstations en stuurt deze naar de PSE waarmee de PDS is verbonden. Als een eindstation niet in staat is om de via het netwerk te verzenden data in packets aan te bieden dient een Packet Assembler/Disassembler (PAD) tUBsen eindstatlons en PDS te worden geplaatst. In een local packet switched netwerk kunnen PAD t PDS en PSE in een netwerknode worden gefntegreerd. Hierbij is per groep van bljvoorbeeld 100 terminals een node geplaatst, zodanig dat de afstand tUBsen eindstation en node niet groter is dan 30 meter. Voor het aansluiten van een nieuw eindstation is het voldoende een verbindlng te
cre~ren
met de
op mlnder dan 30 meter geplaatste node. Ieder aangesloten station heeft dus een fysieke verbind!ng met de dichtstbijz!jnde netwerk node. De transmissiesnelheid tussen elndstatlon en local packet switched netwerk is maximaal 9,6 Kbps en tussen eindstation en Datanet-1 maximaal 48 Kbps. De interne transmissiesnelheid van het netwerk is voor een locaal netwerk bij gebruik van datellijnen maximaal 64 Kbps en bij gebruik van speciale verbindingen IMbps; voor Datanet-1 is de interne transmissiesnelheid 64 Kbps. Met een (locaal) packet switched netwerk kan iedere p1aats in Nederland worden bereikt. De aansluiting van een eindstation op commercieel beschikbare local packet switched netwerken gebeurt via een V.24 of een X-25 aansluiting. Op Datanet-l kan een eindstation aIleen via een X25 protocol worden aangesloten en voorlopig (1
~
2 jaar) nog
niet via X-21 (bis). Een local packet switched netwerk beschikt over een end to end protocol. Datanet-l heeft geen end to end protocol. Dit wil zeggen dat bij gebruik van Datanet-l geen garantie wardt gegeven dat een aan het netwerk ter verzending aangeboden boodschap oak op de bestemming wordt afgeleverd.
THE-RC 50799
- 59 -
In een packet switched netwerk worden drie soorten verbindingen onderscheiden: 1. Permanent Virtual Call (PVC): er is een permanente relatie
tussen twee eindstations; aIle berichten die door
~en
van
beide eindstations aan het netwerk worden aangeboden worden naar het andere eindstation verstuurd. Er behoeft niet te worden aangegeven voor welk eindstation de berichten bestemd zijn. 2. Virtual Call (VC): voorafgaand aan het verzenden van een serie berichten dient een (virtuele) verbinding te worden opgebouwd. Het eindstation dat wil gaan communiceren dient vooraf aan te geven met behulp van een "gespreksverzoek" en het datanetnummer van het andere eindstation met wie het wil gaan communiceren. Na ontvangst van toestemming van het andere eindstation worden aIle berichten die door een van be ide eindstations aan het netwerk worden aangeboden, naar het andere eindstation verstuurd totdat een van beide de verbinding
be~indigt.
3. Datagram: per te verzenden packet wordt aangegeven voor wie het bestemd is. Er wordt niet van te voren aangevraagd of verbinding met de geadresseerde mogelijk is en er wordt ook geen bevestiging van ontvangst verwacht. Ret datagram bericht wordt het netwerk ingestuurd in de hoop dat het correct aankomt. Datanet-l beschikt niet over de Datagram faciliteit. Economie Ie: Eenmalige uitgaven worden gevormd door uitgaven voor Packet Switching Exchanges (PSE), Packet Data Satellites (PDS), Packet Assembler/Disassembler (PAD), software voor PSE, PD en PAD, verbindingen tussen de aan het netwerk aan te sluiten stations en de PDS met eventueel een PAD ertussen, verbindingen tURsen PSE en PDS, verbindlngen tussen PSE's onderling. Hiervoor kunnen de volgende prijsindlc8ties worden gegeven: PSE, PDS, PAD-node, inclusief software, voor 100 aansluitingen 1M fl. Dus kosten per aansluiting f
10.000,--.
THE-RC 50799
- 60 -
De afschrijvingsduur van de software en hardware wordt geschat op 10 jaar. De onderhoudskosten bedragen per jaar circa 10% van de aanschafwaarde. De vaste en totale kosten per aansluiting zijn dus circa f 3.000.-- per jaar. Ze: Bij gebruik van Datanet-1 van de PTT behoeven er geen investeringen te worden gedaan. Er zljn echter weI eenmallge aansIuitkosten: voor een 9.6 Kbps aansluiting f 500.-- en voor een 48 Kbps aansluiting f 2.000.--. De afschrijvingsperiode wordt gesteld op 10 jaar. Het maandabonnement voor aansluiting op Datanet-1 kost bij 9.6 Kbps aansluitlng f 1.100.-- per maand en bij de 48 Kbps aansluiting f 4.250.-- per maand. De vaste kosten voer een 9.6 Kbps aansluiting zijn dus f 13.300.-- per jaar en veor een 48 Kbps aansluiting f 51.400,-- per jaar. De variabele kosten worden gevormd door de gebruikskosten. De gebruikskesten zijn opgebouwd uit een tijd- en transporttarief. Het tijdtarief is f 0,05 per minuut en het transporttarief is f 0.005 per segment van 1 tot 64 karakters. Bij een lijnbezetting van 2,5% en een segmentbezetting van 75% kost het transport van een bit via een 9.6 Kbps verbinding f 1.6493054 10- 5 en via een 48 Kbps verbinding f 1.3715276 10- 5 • In bovengenoemde bedragen zljn de kosten van de PAD nlet opge-nomen daar de kosten van de PAD nlet bekend zljn. Tevens zijn de kosten per oproep. f 0.05, nlet ingecalculeerd. Ergonomie Indien een eindstation een PVC verbinding heeft zal een gebruiker de aanwezigheid van een uetwerk aIleen bemerken aan de vertraging die het netwerk veroorzaakt. Deze vertraging die het netwerk en de PAD veroorzaken zal ongeveer 0.3 sec. zijn. Iudien het eindstation geeu PVC verbinding heeft is de gebruiker in staat usar verschillende eindstations een of meerdere berichten te sturen. Bij een VC verbinding dient eerst een (virtuele) verbinding met een eindstation te worden aangevraagd. Dit verzoek kan worden afgewezen als de gebruiker nlet geautoriseerd is tot communicatie met het aangevraagde eindstation.
TRE-RC 50199
- 61
Bij Datagram dient per bericht het datanetnummer van de geadresseerde te worden opgegeven. Vanwege de wijze van tarifering per segment in plaats van per verzonden aantal karakters en de vertraging zal het gebruik van eindstations zonder locale karakter echo uitgesloten zijn. 5.3.3. Ringnetwerken. Dit is een packet-netwerk waarbij de packets niet zoals bij het packet switched netwerk volgens een optimale weg worden gerouteerd, maar over een vaste ring van nodes worden verstuurd. Er zijn echter aIleen ringnetwerken beschikbaar voor aansluiting van een zeer beperkt aantal computertypen. Omdat ze in de literatuur echter vaak worden genoemd worden ze hier toch besproken. Techniek Een ringnetwerk kan worden gebruikt voor het transporteren van data tussen stations die aan het netwerk zijn aangesloten. Een ringnetwerk bestaat uit zogenoemde nodes die geplaatst in een ring slechts verbonden zijn met hun twee naburige nodes op de ring. Een van de nodes is het master station. Voor communicatie tU8sen de aangesloten nodes wordt gebruik gemaakt van een vorm van distributed polling: ··token passing" genaamd. Een vrij token wordt door het master station op de ring geplaatst. Dit vrije token circuleert in de ring van node naar node. Ala een node wil zenden neemt hij het token van de ring af en stuurt in plaats van de token nu een boodschap naar de volgende node op de ring. In de boodschap is afzender en geadresseerde vermeld. Als een node een boodschap ontvangt die niet voor hem is bestemd, stuurt hij deze door naar de volgende node. Is de boodschap weI voor de node bestemd dan wordt deze aan het aan de node gekoppelde station gegeven en stuurt de boodschap met bericht van ontvangst weer door. Ala de node die de boodschap op de ring heeft geplaatst, de boodschap weer ontvangt haalt hij deze van de ring en stuurt het token weer door. Ret master station controleert dat er geen boodschap blijft circuleren en dat een token niet verdwijnt.
THE-RC 50799
- 62 -
Een variant op bovenbeschreven techniek is die van de "slotted ring". Hier wordt door het master station een "slot" op de ring geplaatst. Een slot is een lege boodschap die door een node kan worden gevuld met afzender. geadresseerde en data. Ais een node een aan hem geadresseerd slot ontvangt maakt hij deze weer leeg en stuurt hem door. Er is nog geen gestandaardiseerd lijnprotocol voor ringnetwerken.
Om afluisteren en misbruik van niet openbare gegevens te voorkomen dienen deze data in het netwerk aansluitpunt gecodeerd te worden verzonden. Dit gebeurt via data encryption technieken. Het maximale aantal nodes is afhankelijk van het aantal bits dat gereserveerd is in het address field van de token of slot. De maximale ring omtrek is afhankelijk van het maximale aantal nodes en de maximale afstand tussen de nodes die weer afhangt van het medium tussen de nodes. In de praktijk is het maximale aantal nodes 256. de maximale ring omtrek is 10 km en het gebruikte medium is twisted pair. De transmissiesnelheid is afhankelijk van medium en soort interfacing doch in de praktijk niet hoger dan 10 Mbps. De effectieve snelheid voor overdracht van data tUBsen nodes kan worden gesteld op 4 Mbps. Snelheidsconversie wordt door het netwerk uitgevoerd. Economie Eenma1ige uitgaven worden gevormd door uitgaven voor een monitor station, nodes en de verbindingen tUBsen de nodes. Deze bedragen respectievelijk f 14.400,--, f 6.400,-- en f p.m. Een computer/node interface is beschikbaar vanaf f 2.000.--. Bij aansluiting van 10 computers op het netwerk zijn de totale eenmalige uitgaven minimaal f 9.840,-- per aans1uiting. Bij een afschrijvingsduur van 10 jaar en onderhoudskosten van 10% van de aanschafwaarde zijn de totale kosten per aansluiting dus minimaal circa f 2.950.-- per jaar. Ergonomie Afhankelijk van de uitvoering van het ringnetwerk dient de gebruiker per te versturen bericht de geadresseerde op te geven (datagram) of per serie te versturen berichten (virtual call). De totale tijd voor overdracht van gegevens wordt in het algemeen sterk be!nvloed door het aantal nodes in de ring.
THE-RC 50799
- 63 -
5.3.4. Basebandnetwerken. Basebandnetwerken zijn netwerken waarbij het transmissie signaal ongemoduleerd blijft en dus aan de basis van de frequentie band blijft. In deze paragraaf worden basebandnetwerken met een bus topologie behandeld. Techniek Het netwerk kan worden gebruikt voor datatransport. In experimentele omgeving is ook gedigitaliseerde spraak getransporteerd doch bij circa 40 telefoongesprekken werd het netwerk geblokkeerd. De door gebruikers aangeboden berichten worden in packets door de node verzonden. leder packet bevat adres van afzender en geadresseerde. De gebruikte topologie is een bus in de vorm van een boom met takken. Een bericht dat door een node wordt verzonden wordt door aIle aangesloten nodes ontvangen. Om afluisteren en misbruik van niet openbare gegevens te voorkomen dienen deze data in het netwerk aansluitpunt gecodeerd te worden verzonden. Dit gebeurt via data encryption technieken. AIleen die node waar het bericht voor bestemd is geeft het bericht door aan de aangesloten gebruiker. Ala tranamissieprotocol wordt "Carrier Sense Multiple Access with Collision Detect" (CSMA/CD) gebruikt. lndien een node wil gaan zenden wordt eerst geluisterd of er verkeer op de lijn is. Als de lijn vrij is wordt begonnen met zenden. Omdat het signaal op het moment waarop met zenden wordt begonnen niet direct door de andere nodes kan worden ontvangen, kan het voorkomen dat een andere node gaat zenden. Gedurende het zenden wordt door de zendende node geluiaterd of er een botsing van boodachappen optreedt. Wanneer botsing wordt vastgesteld stoppen de zendende nodes met zenden en wachten een willekeurige tijd voordat ze opnieuw proberen het bericht te verzenden. Het CSMA/CD protocol wordt door diverse commissies gestandaardiseerd. Waarschijnlijk zal in 1983 IEEE als eerste een standaard hebben. CSMA/CD verzorgt geen end to end controle. Echter in sommige fabrikaten van NIU's wordt dit door additionele software gedaan.
THE-RC 50799
- 64 -
Als transmissiemedium wordt een bepaald type coax gebruikt (geen CATV kabel). De transmissiesnelheid is afhankelijk van type en fabrikaat en is minimaal 4 Mbps en maximaal 10 Mbps. Snelheidsconversie wordt door het netwerk uitgevoerd. De maximaal te overbruggen afstand is afhankelijk van de transmissiesnelheid: voor 4 Mbps is dit 3,5 km en van 10 Mbps is dit 1,5 km. Over enige jaren zal de 10 Mb versie wellicht 2,5 km kunnen overbruggen. Het maximale aantal aan te sluiten nodes is afhankelijk van het type netwerk en is maximaal 1024. Economle Eenmalige uitgaven worden gevormd door uitgaven voor kabel, transceiver met kabel, network interface unit ten behoeve van algemene aansluitingen of speciale computer interfaces voor zekere typen computers en, afhankelijk van het netwerkfabrikaat, een netwerk ontwikkelsysteem. Deze bedragen respectievelijk f p.m. per meter, circa f 20.000,-- voor 4 aanslultingen (NIU met transceiver). De prijs van een DEC-computer aansluiting is circa f 22.000,--. Een ontwlkkelsysteem kost circa f 40.000,--. De lnvesterlng per aansluiting is dus circa f 5.020,--.
De afschrijvingstermijn wordt gesteld op 10 jaar
en de onderhoudskosten op 10% van de vervangingswaarde. De totale kosten per aanslulting bedragen dus minimaal circa f 1.510,-- per jaar. Ergonomie Afhankelijk van de uitvoering van de nodes dient de gebruiker per te versturen bericht de geadresseerde te vermelden (datagram) of per serie te versturen berichten (virtual call). De totale tijd voor overdracht van gegevens wordt niet be!nvloed door de Iengte van de kabel, niet door het aantal aangesloten nodes maar weI bij een belasting van meer dan 75% van de bruto transport capaciteit. 5.3.5. Broadbandnetwerken. Broadbandnetwerken zijn CATV-broadcast netwerken die gebruik maken van frequentiebanden uit het spectrum 5 MHz - 300 MHz.
THE-RC 50799
- 65 -
Techniek Het netwerk kan worden gebruikt voor transport van data. Voor de transmissie wordt gebruik gemaakt van standaard CATV-kabel (Community Antenna Television). Het kabelnet kan tevens worden gebruikt voor, beveiligingsdoeleinden en voor transport van spraak- en televlsiebeelden. De gebruikte topologie is een bus in de vorm van een boom met takken. Een broadband netwerk is een broadcast netwerk waarin ledere aangesloten node aIle uitgezonden berichten kan ontvangen. Een ontvangen bericht wordt door de node aan het aangesloten station doorgegeven als het voor de betreffende node bestemd is. Om afluisteren en misbruik van niet openbare gegeyens te voorkomen dienen deze data in het netwerk aansluitpunt gecodeerd te worden verzonden. Dit gebeurt via data encrypton technieken. In een CATV-netwerk verplaatsen de signalen zich in een richting. Opdat aIle aangesloten nodes de berichten kunnen ontvangen dienen de signalen aan een eind van de kabel te worden heruitgezonden over een parallel lopende 2e kabel of over een andere frequentie van dezelfde kabel (mldsplit band). In dit geval wordt bijvoorbee1d gebruik gemaakt van 40 - 106 MHz voor input en 196,25 MHz - 262,25 MHz voor output waarbij de rest van het spectrum beschikbaar blijft voor andere doe1einden. De 66 MHz brede band wordt dan verdeeld in frequentiekanalen voor data transport voor diverse doeleinden. De door een node aangeboden signalen worden frequentie gemoduleerd op de kabel gezet. Op een frequentieband kunnen meerdere nodes worden aangesloten waarbij gebruik wordt gemaakt van het CSMA/CD transmissieprotocol (ref 5.3.4.) of token passing (ref 5.3.3). Er is nog geen standaard voor CSMA/CD en token passing protocols op broadband. De transmissiesnelheid is afhanke1ijk van de gebruikte bandbreedte en varieert van 128 Kbps tot 2 Mbps. Snelheidsconversle wordt door het netwerk ultgevoerd. De maximaa1 te overbruggen afstand is afhankelijk van de gebruikte transmissiesnelheid en bedraagt voor 128 Kbps 50 km en voor 2 Mbps 10 km. Het maximaal aantal aan te sluiten nodes is 24.000 werkend op 128 Kbps plus 1.000 nodes werkend op 2 Mbps.
THE-RC 50799
- 66 -
Economie Eenmalige uitgaven worden gevormd door uitgaven voor kabel, versterker. central retransmission facility. netwerk aansluitpunt. Deze bedragen respectievelijk f p.m. per meter. f 10.000,--. f 16.195.-- en f 5.590,-- voor 2 aansluitingen.
Er is een versterker nodig per groep van circa 200 aanslultingen. De afschrljvingstermijn wordt gesteld op 10 jaar en de onderhoudskosten op 10% van de aanschafwaarde. De totale kosten per aansluiting bedragen dus mlnimaal f 860,-- per jaar. Ergonomie Afhankelijk van de uitvoering van de nodes dient de gebruiker per te versturen bericht de geadresseerde te vermelden (datagram) of per serie te versturen berichten ( virtual call). Ook is permanent virtual call mogelljk waarbij dus ieder bericht een vaste bestemming heeft. Er kunnen voor bijvoorbeeld verkeersintensieve toepassingen of toepassingen met hoge prlorltelt aparte frequentiebanden worden gereserveerd zodat het is alsof de toepassing een volledlg
prlv~
netwerk heeft.
THE-RC 50799
- 67 -
5.3.6. Overzicht netwerktypen.
~~en etwerken
aspect~
kosten aansl.
circuit
packet
ring
switched
switched
baseband
broadband
telefoon poortsecentrale lector 1.650
560
2e
Ie
3.000
per jaar
13.300 2.950
1.510
860
tot 51.400
+ var transport van
data
data
data
data
data
data
spraak TV
data max. transmissiesnelheid
2.4 K
19.2 K
9.6 K
48 K
10 M
10 M
2 M
ja
ja
ja
ja
in bps snelheids-
nee
nee
ja
conversie max. It aan-
afh. van
sluitingen
centrale
4.000
afh. v. afh. uitv.
v. PTT
NL
max. overbrug- wereld
THE-
THE-
bare afstand
wijd
campus
campus
max. netwerk
/I over-
1.000
afh. v. 48 K
transportcap.
dragers
*19.200
in bps (bruto)
*
soort aan-
V 24
256
1.024
25.000
5 km
1,5 km
10 km
10 M
10 M
25 M
spec.
V 24
V 24
uitv.
2.400 V ,24
V 24
X 25
slui tmogelijk-
compo spec.
heid
inter compo face
Tabel 5.3.6.
interface
THE-RC 50799
- 68 -
6. Kwalitatieve eisen aan en functies van het THE-netwerk. 6.1. Inleiding. In dit hoofdstuk zal nader worden ingegaan op de eisen waaraan het THE-netwerk moet voldoen en de transportfuncties die het netwerk moet bieden. Enige algemene punten zijn: - Ret netwerk dient volgens het Open Systems Interconnection model van ISO te werken; - Ret netwerk moet flexibel van opzet zijn en uitbreidingen moeten eenvoudig gerealiseerd kunnen worden; - Oe aanwezigheid van het netwerk moet voor de gebruiker bijna onmerkbaar zijn, hetgeen o.a. zeer kleine netwerkvertragingstijden inhoudt. - Elk aansluitpunt moet in principe ieder ander punt binnen het net kunnen bereiken. Oit stelt dus geen specifieke eis aan de lokatie van centrale faciliteiten. 6.2.1. Architectuur. Het Iigt niet in de bedoeling de gehele TH in
~~n
keer, of in
zeer kort tijdsbestek, van een netwerk te voorzien. Oit kan onder meer worden bereikt door: - Ret netwerk eventueel in delen op te splitsen, waardoor het net dan ook
hi~rarchisch
in lagen wordt gedeeld.
- Ret TH-netwerk uit te voeren als
e~n
net met voldoende capa-
citeit. Oit net moet echter weI in delen kunnen worden geImplementeerd. Zo ontstaat dan geleidelijk
~en
communicatieweg
door het TR-complex. Bij de keuze voor het netwerk-type zal het gebruik van de bee1dplaat (D.O.R.), zoals de werkgroep dit medium voorstelt voor archiefdoeleinden, in be1angrijke mate mee moeten wegen. Ret transport van brieven, documentatie en beelden in het algemeen zal in belangrijke mate de benodigde capaciteit van het netwerk bepalen. Voor de capaciteitsbepaling van het gehele net en de verschillende netdelen wordt kortheidshalve verwezen naar hoofdstuk 7.
THE-RC 50799
- 69 -
6.2.2. Netwerkaansluitingen. AIle werkruimtes op de TH dienen te worden voorzien van een netwerk-aansluiting. hetgeen echter niet impliceert dat op iedere aansluiting apparatuur is aangesloten. Verder zijn de verschillende
aansluitcategorie~n, die
elk een
eigen interface vereisen. slechts bij hoge uitzondering allemaal tegelijk op
~~n
kamer noodzakelijk.
Het verdient dan ook aanbeveling de kamers te voorzien van een soort "kale" aansluiting. welke relatief goedkoop kan zijn. Op het moment dat een werkelijke aansluiting gewenst is, kan de "kale" aansluitdoos voorzien worden van een adaptor in de juiste aansluitcategorie. De adaptor zorgt dan zowel voor snelheidsaanpassing als protocolconversie. Aan de navolgende
aansluitcategorie~n wordt
gedacht:
a. Asynchrone aansluitingen voor randapparatuur met een ASCIItekenset en die een V24/V28 interface hebben. De maximum snelheid bedraagt 9600 bps. b. Aansluitingen voor grafische werkstations met lage snelheid. De adaptor moet zowel voor synchrone als asynchrone communicatie geschikt zijn. De snelheid bedraagt 19.200 bps en 48.000 bps. c. Aansluitingen ten behoeve van apparatuur die kunnen werken volgens het X25-datacommunicatie protocol. De maximum snelheid bedraagt 48.000 bps. eventueel moet dit in stappen in te stellen zijn (bijvoorbeeld 9.600 en 19.200 bps). d. Aansluitingen voor beeldoverdracht conform een nader af te spreken protocol met een snelheid van 400 Kbps. e. Aansluitingen ten behoeve van file transport. Files bestaan in de regel echter ult grote hoeveelheden data. Om deze files binnen redelljke tijd over het net te kunnen transporteren dient dit met zeer hoge snelheden te gebeuren, bijvoorbeeld 1 Mbps. Per aansluitcategorie moet het net zowel korte, zogenaamde interruptberichten van enige tientallen bytes. als berichten van enlge omvang (ongeveer 2 Kbytes) kunnen verwerken. zonder dat de ander gebruikers hiervan hinder ondervinden.
THE-RC 50799
De genoemde
- 70 -
aansluitcategorie~n
zullen in een groot aantal
gevallen zeker voldoen. Ret is zeker denkbaar, dat er binnen de TH toch nog speciale aansluitingswensen leven. Voor deze "speciale" aansluitingen wordt bet toegestaan een eigen "interface"/adaptor naar het net te bouwen. Deze interface dient ecbter eerst door het THE-Rekencentrum gekeurd te worden, waarna een "bewijs van goed gedrag" door bet Rekencentrum wordt afgegeven. Pas na deze procedure mag de interface door de gebruiker aan bet net worden gescbakeld. Op deze wijze is bet mogelijk aan speciale wensen te voldoen en vervuiling van bet net te voorkomen. 6.3. Beperking van bet aantal leveranciers. In de praktijk blijkt bet vaak problemen te geven, indien de verschillende onderdelen van een netwerk niet door een leverancier worden geleverd. Bij onduidelijke storingen kan dit tot discussie leiden, namelijk: tot wiens competentie de storing behoort. Hierdoor ontstaat een ontoelaatbare vertraging bij het oplossen van de storing. Ret lijkt dan ook verstandlg om zowel de netwerkapparatuur, het benodigde medium alsmede de "kale" aansluitdozen en de adaptors, door een leverancier te laten leveren. Hetgeen niet inhoudt, dat ook aIle netwerkcomponenten van hetzelfde fabrikaat moe ten zljn. WeI is het essentieel, dat de verantwoordelijkbeid bij een leverancier ligt. 6.4. Storingen/diagnostiek. Storingen, welke zeker zullen voorkomen, dienen qua duur altijd zo kort mogelijk te zljn. Daarvoor Is bet noodzakelljk dat bet netwerk beschikt over goede diagnostische voorzieningen. Deze diagnostiek moet inzicbt geven in o.a. soort en lokatie van de storing, zo mogelijk voorzien van 8uggestie voor de oplosslng ervan. Voorts mag een storing slechts op een deel van het net invloed uitoefenen, (bijvoorbeeld een storing in een deelnet mag zeker geen gevolgen hebben voor de gebruikers van een ander deelnet).
THE-RC 50799
- 71 -
Daarnaast moet het netwerk de mogelijkheid bieden van alternatieve routing, zodat bij storingen en onderhoud de beschikbaarheid van het netwerk zo groot mogelijk blijft. Juist bij storingen, onderhoud en dergelijke doet zich de wens voor. dat het netwerk beschikt over een zogenaamde omroepfunctie.
Hiermee moet het
mogelijk zijn aIle gebruikers of groepen ervan berichten te geven. 6.5. Inloggen, beveiliging. Indien de toegang tot het netwerk voor eenieder wordt toegestaan dan is de kans
re~el
aanwezig. dat het netwerk op ongeoorloofde
wijze zal worden gebruikt. waardoor de eventueel in het netwerk geboden functies, zoals electronic mail en agendering een te "open" karakter krijgen. Vanuit beveiligingsoogpunt zal een inlogprocedure dus zeker noodzakelijk zijn. Bij deze procedure moet worden gewerkt met gebruikersnamen en daaraan gekoppelde passwords. Tevens moet de combinatie naam en password weer verbonden zijn aan
~~n
of meerdere netwerkaansluit-
punten. Hoewel in principe elk aansluitpunt ieder ander punt in het net moet kunnen bereiken zullen bewust aangebrachte uitsluitingen hierop mogelijk moe ten zijn. Hiermee kan worden voorkomen dat bepaalde faciliteiten onrechtmatig worden gebruikt (bijvoorbeeld doorkoppeling naar het openbare datanet). Deze uitsluitingen moeten per gebruiker aangebracht kunnen worden. Ret netwerk moet zodanig zijn gebouwd, dat "derdeu" die zomaar toegang tot het net zoeken niet het gehele netwerk "plat" kunnen leggen. De plaats waar een gebruiker toegang tot het netwerk krijgt moet worden geregistreerd met als doel: a. De kosten nsar rato over de gebruikers te kunnen verdelen waarbij connectieduur. hoeveelheid verkeer en gebruik van de faciliteiten bepalend zijn.
THE-RC 50799
- 72 -
b. Electronic mail mogelijk te maken. Berichten kunnen dan naar de gebruiker worden verzonden en blj afwezigheid in een zogenaamde mailbox worden opgeslagen. Direct na de inlogprocedure kunnen deze berichten dan alsnog naar de gebruiker worden verstuurd.
THE-RC 50799
- 73 -
7. Kwantitatieve eisen aan het netwerk. 7.1. Inleiding In dit hoofdstuk worden de kwantitatieve eisen, te stellen aan het netwerk vanuit de kantoorautomatisering en vanuit 0 & 0 applicaties samengevoegd. Dit leidt enerzijds tot een totaal aantal aansluitingen en een bepaling van de totale datastroom voor het geval dat een oplossing wordt
gecre~erd
door een homogeen netwerk. Anderzijds leidt
dit tot overeenkomstige gegevens voor een 9-tal gedefinieerde deelnetten en een net, dat deze deelnetten verbindt. Het volume van te transporteren data kan slechts bij benadering worden bepaald. Voor de KA appllcaties zijn in deel A schattingen gemaakt en voor de 0 & 0 toepassingen zijn slechts heel globale gegevens bekend. Het transmissie volume Is op diverse plaatsen van het netwerk niet gelijk en bovendlen afhankelijk van de conflguratie van het net. Hierna zal een benaderlng worden gegeven voor de totale bitstroom per tljdseenheid en een totale waarde voor elk van de hiervoor gedefinleerde deelnetten. Het netwerk zal dienen voor informatietransport t.b.v.: - Overdracht van teksten en beelden in het kader van kantoorautomatisering en adminlstratieve automatisering. - Onderwijs en onderzoek. Daarbij zal communicatie plaatsvinden tussen: - Terminals en centrale faciliteiten - Terminals en decentrale faciliteiten - Decentrale en centrale faciliteiten - Decentrale faciliteiten onderling - Terminals onderling.
TRE-RC 50799
- 74 -
7.2. Omvang van een homogeen net 7.2.1. Ret totaal aantal
aansluitin~en.
Het totaal aantal netaansluitingen dat omstreeks 1990 verwacht mag worden kan uit hoofdstuk 3 en bijlage RF84/DC-3 als voIgt worden samengevat:
0&0
KA
Aansluit-
Term.
Snelheden 9,6 Kbps
Dec.
Centro
Syst.
5yst.
450 *)
1 Repro
Term.
Dec.
Centro
Syst.
Syst.
550
1 Arch. 1 Stud. info 19,2 Kbps 50
610
Kbps
15
1 Adm.
180
n x Rekencentro
1 Bibl. 400
Kbps
1
Mbps
140
1 Arch. 10
1 x Rekencentro
Tabel 7.2.1 - Totaal aantal aansluitingen naar categorie. Hierin zijn opgenomen: aIle verwachte terminals (ook die, verbond en aan subsystemen), de diverse subsystemen zelf en de meer centrale voorzieningen.
*) Is verminderd met 580 terminals, zijnde 0 & 0 terminals bij wetenschappelijk medewerkers, ook te gebruiken voor KA-functies.
THE-RC 50799
- 75 -
7.2.2. Totale bitstroom per tijdseenheid. Uit tabel 3.2.2. blljkt t.b.v. de kantoorautomatlsering een verkeersstroom naar en van de centrale faellitelten van 26,5 reap. 1259 Mbits per dag te bestaan. Daarbij dient nog de stroom Ie, welke tussen terminals onderling plaats vlndt te worden opgeteld. Deze bedraagt 12,8 + 12,8 - 25,6 Kbits per werkplek per dag. De stroom Ie heeft betrekking op werkpleksoorten 2, 3, 4 en S, te zamen 995 stuks. De totale stroom Ic bedraagt 25,5 Mb per dag. Totale bitstroom KA is dan 25,6 + 1259 + 25,5 - 1310 Mbits/dag =
45 Kbps gemlddeld. Bij een piekfaetor van 3 zal de piekbelas-
ting 135 Kbps bedragen. De 0 & 0 stroom ken als voIgt worden benaderd: Momenteel beloopt de datacommunicatie van de B7700 gedurende een piekperiode gemiddeld 6,5 Kbps (gemeten) bij een aansluitcapaeiteit van 185 Kbps (RF84/KAN-3). De voor de toekomst geplande aans1ultcapaclteit voor 0 & 0 applieaties bedraagt 36000 Kbps (berekend uit tabel 7.2.1). Deze toeneming in aansluitcapaciteit is een gevolg van een produkt van 2 factoren; decentralisatie van het het gebrulk en toename van het gebruik. Aannemend dat beide factoren even belang- . rijk zijn, kan de toename van de verkeersstroom worden gesteld op de wortel uit de capaciteitsgroei. Deze verkeersstroom zal dus bedragen:
1(36000/185)
*
6.5 Kbps
=
91 Kbps.
Daarmee komt de totale plek-bitstroom op 135 + 91
= 226
Kbps.
De totale aansluitcapaeiteit van de terminals en de deeentrale systemen bedraagt 97000 Kbps zodat de belastingsgraad max. 0,23% bedraagt.
THE-RC 50799
- 76 -
7.3. OmvanR van deelnetten en 7.3.1.
Defini~ring
koppe]net~
van deelnetten.
Gezien de omvang van het terrein en de gebouwen van de TH is een indeling gemaakt van de diverse netwerkaansluitingen in deelnetten. Daartoe zijn een 9-tal lokatiegroepen gedefinieerd welke een organisatorische en geografische samenhang hebben (zie figuur 3, pagina 77). Deze 9 deelnetten zullen onderling gekoppeld zijn via een hoofddatanet dat in staat moet zijn om de bitstromen met de gespecificeerde snelheden op te nemen van en af te geven aan de 9 deelnetwerken. Volgens bepaalde verdeelsleutels zijn de diverse terminals over deze groepen verdeeld. Dit proces is vastgelegd in de tabellen 7.3.1.a tot en met 7.3.1.d Hierdoor ontstaan kwantitatieve definities voor eventueel te realiseren deelnetten. In dat geval zullen deze deelnetten via een hoofddatanet onderling gekoppeld worden.
-
I I
-
r (
.,
t'
:
~v
"
~I
, J. (
,
,~
:,1:
j t.
'f~
-,., fl.
I
I'
\
ID~
Di
·ilo.
~
" tDc»
fIf
\oS
... % ", 0
J .-•
-•
lit
..--........
).
-
" If
"
I'
..
THE-RC 50799
- 78 -
BEWONINGSOVERZICHT T.H.E. 01-01-1982. Verklaring afkortingen. WM
o-afdeling der wijsbegeerte en maatschappijwetenschappen
WSK
o-afdeling der wiskunde en informatica
BDK
afdeling der bedrijfskunde
B
afdeling der bouwkunde
W
afdeling der werktuigbouwkunde
E
afdeling der electrotechniek
T
aideling der scheikundige technologie
N
afdeling der technische natuurkunde
CvB
college van bestuur
HR
hogeschoolraad
DBZ
dienst bestuurlijke zaken
BTD
bouwtechnische dienst
DPZ
dienst personele zaken
DFA
dienst
DIZ
dienst interne zaken
CTD
centrale technische dienst
BIB
bibliotheek
RC
rekencentrum
VD
voorllchtingsdienst
SBD
stralingsbeschermingsdienst
BGD
bedrijfsgeneeskundige dienst
TP
transferpunt
SD
bureau studentendecanen
SP
bureau studentenpsychologen
SPa
studentenpastores
STik
stichting interne kommunikatie
SSE
stichting studentenvoorzieningen Eindhoven
MENSA
studenten - eettafel
AOR
algemene ontmoetingsruimte
AVe
audio-visueel centrum
stud.ver.
studentenverenigingen
NLO
nieuwe leraren opleiding
VHTS
vereniging hogere technische scholen
SAR
stichting architecten research
BOS
bureau ontwikkelingssamenwerking
OD205
architecten OD 205
IPO
instituut voor perceptie onderzoek
financi~n
en admlnlstratle
THE-RC 50799
- 79 -
Tabel 7.3.1.a Deflnitie lokatiegroepen en afdelingen en diensten/groep.
Lokatiegroep I
Gebouw
Afdel1ngen
Diensten
Hoofdgebouw, Aud. ,
WM, WSK, B, (W)
BIB, (DBZ), SD, DFA,(DIZ)
W-hal. CTD
N, (NLO)
VD, (CTD). AK. SG, STiK. SpPa, RVC.
II
Transitorium
III
Paviljoen, IPO.
RC, DIZ, BIB (B). (NLO) , BDK
BGP, BIB, BTD
Geb. D. BTD
SAR, BOS
IV
Bestuursgebouw
CvB, HR, DPZ. DBZ
V
E-complex
E
BIB
VI
T-complex
T
BIB
VII
W-complex,
W. (NLO)
BIB, (DFA). (DPZ) , BMGT, TP, CTD, (BTD)
VIII
N-complex, W&S
N, (W)
BIB, BVe, SBD
Athene. Cyclotron IX
Werf/Gebouw X
(BTD, PPZ, SP)
Noot: ( ) betekent niet meegeteld in personele bezetting van de betreffende lokatiegroep.
THE-RC 50799
- 80 -
Tabel 7.3.1.b - Verdeling van aansluitingsoorten.
Aard aansluiting
Volgens
9,6 Kbps term.
Personeel verdeling totaal
19,2 Kbps term.
Wetenschappelijk personeel + docenten
50
Kbps KA syst.
1 per afdeling en dienst
50
Kbps
400
o &0
term.
Kbps KA term.
Wetenschappelijk personeel + docenten Beleidsfunctionarissen
1 Mbps afd.syst.
Over afdel1ngen
Centrale syst.
Plaats aan te wijzen
THE-RC 50799
- 81 -
Tabel 7.3.1.c - Personeelverdeling over lokatiegroepen in %.
soort personeel Toua! Lokatiegroep
I
Docenten +
Beleids-
wetensch. pers.
functionar1ssen
2S
35
31
II
7
3
4
III
10
9
6
6
1
24
V
12
14
10
VI
11
12
9
VII
19
12
7
VIII
10
14
9
-
-
-
100%
100%
100%
IV
IX
THE-RC 50799
- 82 -
Tabel 7.3.1.d - Aantal aanslu1t1ngen per lokatiegroep.
Lok.
9,6 kbps
19,2 kbps
400 kbps
48 kbps
1 Mbps
gr. T
I
250
DS CS 1
T
DS CS
T
215
63
18
5
DS CS 5
T
OS CS
T OS
43
3
6
-
CS
repro II
70
1
1 2+n
stu.
adm.
reken.
bib!. reken.
III
100
IV
60
1
1
55
16
2
8
6
2
2
33
arch.
1 1
-
arch.
V
120
85
2S
1
14
2
VI
110
73
22
1
13
1
VII
190
73
22
2
10
1
VIII
100
85
25
1
13
2
THE-RC 50799
- 83 -
7.3.2. B1tstroom per deelnet per tijdseenheld. Voor de berekening van een aantal gegevens per deelnet wordt ervan uitgegaan dat de totale verkeersstroom zich over die netten verdeeld evenredlg met de aansluitcapaciteit van de terminals en decentrale systemen. Per deelnet wordt het verkeer van de centrale voorzieningen ten behoeve van de andere deelnetten toegevoegd. Deze laatste verkeersstromen zijn te ontlenen aan hoofdstuk 3 voor wat betreft de KA-applicaties en voor de 0 & 0 applicaties aan paragraaf 7.2.2. De verkeersstromen voor de centrale voorzieningen bedragen: - Repro
stroom I b
van tabel 3.2.2:
11,5 Mbits/dag· - Studentinfo
stroom IV b van tabel 3.2.2: 8,2 Mbits/dag·
- Bibliotheek
Ot85
stroom III van
4,7 Kbps piek gemiddeld
tabel 3.2.2:
795 t 9 Mbits/dag • 83 - Administratle
Kbps piek gemiddeld
stroom IV evan tabel 3.2.2: 45,6 Mbits/dag·
- Archief
1,2 Kbps piek gemiddeld
stroom II
van
Kbps plek gemlddeld
tabel 3.2.2:
424.3 Mblts/dag • 44 Kbps piek gemiddeld - Rekencentrum
91 Kbps piek gemiddeld.
In tabel 7.3.2 is per deelnet de verkeersstroom en de belastinggraad aangegeven.
THE-RC 50799
- 84 -
Tabel 7.3.2 - Verkeersstroom per deelnet.
Term. +
Term.+
decentr.
decentr.
Kbps
%
Bel./deelnet
Verkeersstroom
Capaciteit
Kbps
Centro
Totaal
Kbps
Kbps
% I
I II
29992
31
70,1
3706
4
9,0
1,2
11,3
0,24
4,7+0,85+
143,9
3,88
44+91 III
7080
7
15,8
-
15,8
0,22
IV
14083
15
33,9
83
104,5
0,74
V
11632
12
27,1
27,1
0,23
VI
9762
10
22,6
22,6
0,23
VII
9377
10
22,6
22,6
0,24
VIII
11040
11
24,9
24,9
0,23
IX
-
Totaal 96672
100
226
208
THE-RC 50799
- 85 -
7.3.3 Verkeer tussen de deelnetten. De informatlestroom, die elk deelnet verlaat respectlevelijk blnnenkomt wordt bepaald door: a) Aanwezigheid van centrale systemen in een deelnet b) Onderling verkeer tussen terminals van diverse deelnetten. Voor berekening van in- en uitgaande stroom van de deelnetten worden een aantal vereenvoudigingen en aannamen gedaan: a) AIle verkeer op een bepaald centraal systeem wordt verondersteld van andere deelnetten te komen. b) Het terminal verkeer wordt verondersteld voor 20% van andere deelnetten afkomstig te zijn. De totale verkeersstroom voor de centrale voorzieningen bedraagt: 1,2+4,7+0,85+44+91+83-208 Kbps (piek gemiddeld). De verkeersstroom tussen de dee1netten t.g.v. onderling terminalverkeer bedraagt: 20% van (de totale stroom - de centrale stroom)
= 20/100 *
(226-208)=3,6 Kbps (piek gemiddeld). De totale verkeersstroom in het koppelnetwerk is dan 208+3,6-211,6 Kbps. De grootste snelheld van aanslulting in het totale net is 1 Mbps. Aannemend dat elk deelnet met een snelheid van 1 Mbps aan het koppelnet wordt aangesloten zal ten gevolge van het bekende gebruik een capaciteit van 1 Mbps voor het koppelnet volstaan.
THE-RC 50799
- 86 -
8. Conclusie en aanbeveling. 8.1. Evaluatie van de netwerktypen. In de huidige situatie vindt datacommunlcatie plaats via een local circuit switched netwerk met behulp van de telefooncentrale en via vaste verbindingen. Enige groei van dit netwerk is nog weI mogelijk doch de beperkte capaciteit van de huidige en nieuwe telefooncentrale ten behoeve van dataverkeer en de in paragraaf 7.2.1. genoemde verwachte behoefte zullen een andere oplossing spoedig noodzakelijk maken. Gelet op de kosten zoals genoemd in paragraaf 5.3.6. blijkt dat er oplossingen zijn die niet duurder zijn. Een groot probleem, zowel bij gebruik van een telefooncentrale als bij gebruik van een poortselector, is de bekabeling. Bij circuit switched netwerken dient iedere terminal een aparte kabelverbinding te hebben naar de centrale en iedere computer net zo veel aparte kabelverbindingen naar de centrale als dat er terminalverbindingen tegelijk sctief dienen te zijn. Als een terminal op een andere locatie dient te worden ingezet, moet die nieuwe locatie ook van een aparte kabelverbinding met de centrale zijn c.q. worden voorzien. Uit paragraaf 5.3.6. blijkt dat het gebruik van Datanet-1 als datacommunicatienetwerk op de THE zo duur is, dat het niet
re~el
is dit te overwegen. Zoals uit de paragrafen 5.3.6. en 7.2.1. blijkt zal een eigen implementatie van een locaal packet switched netwerk met een maasstructuur gekoppelde nodes slechts gedeeltelijk aan de behoefte kunnen voldoen. De kosten zoals deze in 5.3.2. en 5.3.6. zijn vermeld, zijn gebaseerd op 100 aansluitingen per node met in de eindsltuatie 20 nodes. Een node bestaat echter uit een middelgroot computersysteem. De implementatie en het beheer van een dergelijk netwerk, dat in deze omvang nog nergens is gerealiseerd, zullen een ruim aantal personeelsplaatsen vragen. Ringnetwerken kunnen in theorle een oplosslng vormen. In de praktljk is het aantal aansluitingen zeer beperkt (256), zijn slechts enkele typen computers aan te sluiten (DEC, ICL) en is geen terminal concentrator leverbaar.
THE-RC 50799
- 87 -
Basebandnetwerken voldoen aan de meeste eisen die in de hoofdstukken 6 en 7 zijn gesteld. Een be perking van de inzetbaarheid van dit type netwerk wordt gevormd door de maximaal te overbruggen afstand die voor de THE campus te gering is. Dit probleem kan worden opgelost door in ieder gebouw een basebandnetwerk aan te leggen en deze via zogenoemde bridges te koppelen aan een broadband backbone netwerk. Deze bridges zijn echter nog niet beschikbaar. Basebandnetwerken zijn in de praktijk in gebrulk onder meer bij California Institute of Technology en de Ecole Polytechnique Federale Lausanne. Broadbandnetwerken voldoen aan de eisen zoals genoemd in de hoofdstukken 6 en 7. Een CATV-netwerk kan het gehele TH-terrein bestrijken. Broadbandnetwerken zijn in de praktijk in gebruik onder meer bij Brown University en de Eidgenossische Technische Hochschule ZUrich. 8.2. Conclusie. Conclusie is dat een broadbandnetwerk gebaseerd op CATV-technologie een goede oplossing is om te voorzien in de huidige en de toekomstige (tot en met 1992) datacommunlcatie behoefte. Een bijkomend voordeel van CATV-netwerken is dat deze ook voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt zoais bevelliging van gebouwen en transport van TV-beelden. 8.3. Aanbevellng. Aanbevolen wordt om het datacommunicatie verkeer onafhankelijk te maken van het telefoonverkeer en aIle datacommunicatie via een broadbandnetwerk te laten verlopen. Aanbevolen wordt te beginnen met een klein netwerk dat direct in de praktijk wordt ingezet en waar het RC ervaring mee kan opdoen. Uit oogpunt van
effici~nt
netwerk beheer is het noodzakelijk dat
de uitgifte van aansluitingen en andere binnen het netwerk gerealiseerde faciliteiten door een instantie binnen de THE worden uitgevoerd.