Iedere gewenste verandering is mogelijk als we met aandacht waarnemen wat zich om ons heen en in onszelf afspeelt.Waarnemen van onze reacties, onze angsten en ons denken die het zuivere waarnemen storen en vervormen. J. Krishnamurti (1895-1986) Dr. Marshall Rosenberg, de grondlegger van het gedachtegoed ‘Geweldloze Communicatie’ zegt: ‘Er zijn slechts twee zaken belangrijk in de kwalitatieve verbinding die we zoeken met onze medemens: wat leeft er in ons en wat kan ik doen om het leven nog mooier te maken.’ Wat je vindt mag je houden gaat dáárover en is geschreven voor iedereen die verandering wil in de communicatie met zichzelf, in het gezin, de werksituatie en leefomgeving. Het geeft handvatten hoe dat zou kunnen; gewoon door ons bewust te worden van onze oordelen, van wat we ‘vinden’ en waar we elkaar ongewild mee kwetsen, afremmen, op een ander spoor zetten, afschrikken enzovoort.Vanuit heldere situatiebeschrijvingen voert Jan van Koert de lezer langs herkenbare en dagelijkse situaties waarin we juist níet aangeven wat er in ons leeft. Een boek dat je (samen)leven kan veranderen door een ander wijze van communiceren, die Van Koert Verbindend Communiceren noemt.
NUR: 770
Jan van Koert heeft na een dertigjarige carrière in het bedrijfsleven in 1997, zoals de schrijver Leen Zevenbergen het uitdrukte ‘zijn baard laten staan’. Dat wil zeggen, hij heeft zijn leven een wending gegeven in de richting van zijn droom door rigoureuze veranderingen aan te brengen in privéleven en werk. Sinds 1998 houdt hij zich bezig met het gedachtegoed ‘Geweldloze Communicatie’. Jan is een bevlogen trainer en een enthousiaste Vitaliteitcoach. Humor en speelsheid kenmerken zijn aanpak omdat, zo zegt hij, ‘we het grootste leereffect in plezier en spel terugvinden’. De term ‘geweldloze communicatie’ heeft internationale bekendheid, Jan heeft zelf een voorkeur voor de term Verbindende Communicatie®. Door het Center for Nonviolent Communication in de VS, opgericht door Marshall Rosenberg, is hij internationaal gecertificeerd als trainer in deze materie.
Jan van Koert
Wat je vindt
mag je houden
Geweldloos cummuniceren als weg naar verbinding
ANDROMEDA De Beleving Je hebt een boek van Andromeda in handen en boeken van Andromeda zijn altijd een beleving www.andromeda.nu
Inhoud
Colofon
Copyright © 2007 Andromeda Eerste druk, mei 2007 Tweede druk, maart 2008 Jan van Koert Wat je vindt mag je houden Dit boek is opgemaakt en de omslag is ontworpen door Looney2 BV in Hilversum Illustraties door Nisvan visionairy art, www.nisvan.com De redactie en correctie werd gedaan door Veerman & Meijwaard, Huizen Het boek is gedrukt door Giethoorn Ten Brink in Meppel Het is een uitgave van Andromeda www.andromeda.nu ISBN: 9789055992102 NUR: 770 Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd, gefotografeerd, op microfilm gezet, vermenigvuldigd in welke vorm dan ook, inclusief gebruik op internet, cd, cdv, cd-rom enzovoort, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Wat je hiervan vindt mag je voor je houden.
Voorwoord Inleiding Verbinding Contact maken De giraf en de jakhals Het ladekastje Gedachteladders Hoofdzaak – Hartzaak Verantwoordelijkheid nemen Niemand doet ooit iets voor een ander De kracht van kwetsbaarheid Eerlijk zijn Verwachtingen Empathie en mededogen Empathisch luisteren Steentjes gooien Hier en nu Spreken en luisteren Schrijven en ‘luisteren’ Straffen en belonen De parkeergarage Toneelspelen Stress Afscheid nemen Hoe nu verder? Center for Nonviolent Communication Bibliografie
7 11 15 21 27 35 41 47 53 61 67 73 79 85 91 97 103 109 115 123 133 139 147 155 163 169 173
Voorwoord In de geschiedenis van de mensheid is langzamerhand wel voldoende aangetoond dat geweld en dwang geen einde maken aan geweld en dwang. Steeds weer raken mensen in hun onderlinge relaties, als partners en in gezinnen, als vrienden, buren of collega’s, maar ook collectief als groep of als volk gevangen in een spiraal van geweld. Gandhi heeft het eindresultaat daarvan treffend onder woorden gebracht toen hij zei: ‘Oog om oog, dat maakt de hele mensheid blind.’ In plaats van bijna automatisch de ander tot vijand te verklaren en met subtiel of met grof geweld ten strijde te trekken, zouden we ook op een andere manier met onze gevoelens en met elkaar kunnen omgaan. Die andere manier heet ‘geweldloze communicatie’. Marshall Rosenberg, de grondlegger van het Center for Nonviolent Communication, omschreef geweldloze communicatie als: ‘Ontdekken wat er in mijzelf en in de ander leeft, bepalen wat ik kan doen om het leven mooier te maken en beseffen dat geven het mooiste is in dit leven.’ Intussen heeft die aanpak wereldwijd geleid tot vruchtbare experimenten in het geweldloos oplossen van conflicten. En intussen wordt die methode ook in tal van landen onderwezen en geoefend. Jan van Koert staat midden in die beweging. In dit boek heeft hij zijn jarenlange ervaring als trainer beschikbaar gesteld voor iedereen die wil zoeken naar creatievere oplossingen voor conflicten dan de klassieke schijnoplossing die geweld heet. De omschrijving van Rosenberg begint met: ontdekken wat er in mijzelf leeft. Dat is het enige juiste begin voor gedragsverandering. Er bestaat een mooi beeld: het beeld van de plas benzine
7
en de stille vijver met water. Als ik wil ontdekken wat er in mij leeft kan dat beeld van pas komen. Ik moet mijzelf dan afvragen: welke van die twee ben ik eigenlijk? Ben ik een plas benzine, dan reageer ik als er een brandende lucifer in mij gegooid wordt met een explosie van geweld. Ben ik een stille vijver, dan volgt er hooguit een kort sissend geluid en wordt mijn innerlijke rust niet verstoord. In de meesten van ons ligt veel explosief materiaal opgeslagen. Het bestaat uit overgeërfde instinctieve patronen, verdrongen en niet-verwerkte ervaringen, verlangens en behoeften waaraan niet is voldaan, (voor)oordelen over mijzelf en de ander. Zolang dat materiaal niet is opgeruimd of minstens aan het licht is gebracht, blijf ik een gevaar voor de vrede: in mezelf, in mijn relaties met anderen, in de wereld. Geweldloosheid en vrede beginnen dus bij jezelf: bij zelfreflectie en zelfkennis. Naarmate we op die weg vorderen kunnen we dat wat we op de ander projecteren terugnemen, en gaan we zien wat er werkelijk in de ander leeft. Dan ontwikkelen we dat prachtige innerlijke zintuig dat ‘empathie’ heet. Dan ‘reageren’ we niet meer op de ander vanuit onze egocentrische waarnemingen, maar maken we de keuze om eerst werkelijk te luisteren naar de ander en vervolgens de ander werkelijk te ontmoeten. Dan komen we in een innerlijke vrijheid die keuze mogelijk maakt, en geven we niet alleen de ander maar ook onszelf het geschenk van de humaniteit: menselijkheid in de diepste zin van dat woord.
In dit boek worden, geïllustreerd met tal van voorbeelden uit de praktijk van het dagelijkse leven, uiterst bruikbare handvatten aangereikt voor zo’n transformatieproces in onszelf en in onze omgang met anderen. De normen zijn ons na tweeduizend jaar christendom wel bekend: heb uw naaste lief als uzelf, bemin uw vijanden, wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Het is in die tweeduizend jaar echter tamelijk contraproductief gebleken om enkel op die normen te blijven hameren. Natuurlijk, een beetje elementair fatsoen in de omgang zou de samenleving al een stuk aangenamer maken. Maar we hebben vandaag niet zozeer behoefte aan nieuwe moraalridders, als wel aan mensen die ons laten zien hoe we in de praktijk van elke dag liefdevol en empathisch kunnen leren leven. De auteur van dit boek is zo iemand. Wie het leest en ermee aan het werk gaat wordt voorgoed genezen van de gedachte dat hij of zij als onbetekenend individu toch niets kan doen aan de wereldvrede. Want dit boek maakt duidelijk: vrede in de wereld kan hier en nu beginnen, op de plek waar jij bent. Hein Stufkens
Jan van Koert beschrijft die keuze in dit boek als volgt: ‘Als we er bewust voor kiezen om in het leven te reageren vanuit compassie, vrede en harmonie, dan vervullen we met deze positieve kwaliteiten ook onze eigen behoeften.’
8
9
Inleiding Geweldloze communicatie is in Nederland, tot mijn grote blijdschap, een bekend begrip aan het worden. Naast de persoonlijke workshops die Marshall Rosenberg, de grondlegger van Nonviolent Communication, heeft verzorgd is dat vooral te danken aan de jarenlange inspanningen die Inga Teekens zich getroost heeft om geweldloze communicatie op de Nederlandse kaart te zetten. Ik wil haar vanaf deze plaats dan ook met warmte en plezier mijn erkenning en waardering daarvoor geven. Zij heeft mij in staat gesteld een belangrijk deel van mijn trainingen op dit vlak in Nederland te volgen. Onder meer daardoor kon ik processen doorlopen die nodig waren om in aanmerking te komen voor de internationale certificering als trainer in Nonviolent Communication. Een certificering die, door het door Marshall Rosenberg in het leven geroepen internationale Center for Nonviolent Communication, wordt afgegeven aan iedereen die zich aan dit centrum heeft verbonden en blijk heeft gegeven te voldoen aan de criteria die daarvoor zijn opgesteld. Deze criteria hebben tot doel de kwaliteit van het uitdragen van het gedachtegoed in harmonie te houden met hetgeen door de grondlegger is bedoeld. Het is mijn echtgenote, Inde van Erven, geweest die me zover heeft gekregen dit boek te schrijven. Ik was niet altijd blij met het feit dat ze me telkens weer als een spiegel voorhield dat schrijven toch wel iets was wat ik zelf wilde. Ik had het liever verstopt gehouden om te ontkomen aan de inspanning die het kost om een eigen boek te creëren. Nu, met het resultaat in handen, ben ik blij en dankbaar dat ze heeft gedaan wat ze deed. En hoe noem je het boek dan? Een titel is noodzakelijk en aangezien de omslag al eerder aan de markt wordt voorgelegd dan
11
de inhoud, was de titel eerder aan de orde dan het eigenlijke manuscript. In mijn opvoeding én in de praktijk heb ik geleerd dat persen niet werkt. Ruimte geven aan de vraag én het onderbewuste zijn gang laten gaan, kan helpen de dingen die we zoeken aan het licht te brengen. Eind september 2006 waren wij, de mannen van het Utrechts Byzantijns Koor – waar ik enthousiast lid van ben – op concertreis in Italië. Omdat het een jubileumreis was mochten de dames ook mee.We zouden concerten geven in Rome en in de directe omgeving van Milaan. In een touringcar, onderweg van Milaan naar Rome, gezeten op het bovendek, helemaal voorin, in het zonnetje en genietend van het wijds uitzicht van de Italiaanse Povlakte voor ons, waren Inde en ik aan het overleggen over een titel die zou kunnen boeien.We spraken de intentie uit om vóór aankomst in Rome de titel te hebben. Onze buren in de bus, Peter Ammerlaan en zijn partner, Martha Hotke, hoorden waar we het over hadden en boden aan mee te doen met een rondje brainstormen. Na meerdere rondjes onze hersenen de ruimte gegeven te hebben, doken we weer in onze leesboeken en lieten het voor wat het was. Totdat ik plotseling hardop denkend zei: ‘In mijn opleiding heb ik geleerd dat wat je vindt naar het politiebureau wordt gebracht.’ Waarop Martha zei: ‘Wat je vindt mag je houden!’ Deze titel sprak me zo aan dat ik Martha bij de eerstvolgende busstop heb voorzien van de ‘wel-verdiende’ chocolade. Haar titel behoorde in mijn ogen beslist tot de te definiëren top drie. Uiteindelijk is het met stip de eerste plaats geworden. Ik ben dankbaar en erkentelijk voor Martha’s bijdrage aan het spelenderwijs ontwikkelen van de titel en het plezier dat ik daarbij met haar en de anderen heb ervaren.
de woorden ‘ik vind’, dan komt er praktisch altijd iets achteraan dat de toehoorder kan ervaren als een oordeel. Waarnemen zonder oordeel is voor mij een aspect van geweldloos communiceren dat ik dagelijks als uitdaging tegenkom. Het is een hele kunst om de teksten in mijn hoofd die een oordeel bevatten als zodanig te herkennen om ze daarna vóór me te houden in plaats van ze zonder pardon te spuien. En er vervolgens een andere tekst voor te maken die mijn wens voor (blijvende) verbinding ondersteunt in plaats van verwijdering te riskeren.
Als we wat we denken willen verwoorden en we beginnen met
Het eerste wat mensen, aan wie ik vertel dat ik mij bezighoud met geweldloos communiceren, vragen is: ‘Hoezo geweld? Zit er dan geweld in onze communicatie? O, ik dacht: dat gaat om fysiek geweld!’ Ja, soms is er ook fysiek geweld. Alleen, fysieke actie geschiedt meestal nadat er in het niet-fysieke stuk iets niet gegaan is zoals gewenst en dat probeer ik vervolgens uit te leggen. Ik word me dan, vaker dan ik wil, bewust van de gevoelens van onmacht die in mij leven, als het gaat om kort en krachtig antwoord geven. En wel op zo’n manier dat de informatie die ik geef het kwaliteitsniveau heeft dat ik nastreef en de ander in staat stelt om het ‘plaatje’ helder te krijgen. Vandaar dit boek. Niet omdat er nog geen literatuur over dit onderwerp zou zijn, integendeel. Marshall Rosenberg, de ontwikkelaar van dit gedachtegoed heeft er diverse boeken over geschreven en op de wereldmarkt staat er, van de hand van verschillende schrijvers, een assortiment boeken ter beschikking. De meeste daarvan in het Amerikaans/Engels en enkele in een vertaling. Boeken van Nederlandse oorsprong die de fundamenten van geweldloze communicatie behandelen zijn, voor zover ik kon nagaan op het moment dat ik begon te schrijven, schaars. Wat ik voor ogen had was een Nederlandstalig boek met herkenbare alledaagse voorbeelden. Zoals jij en ik die dagelijks tegenkomen. Om handvatten te geven voor oefening in om-
12
13
Wat je vindt mag je houden!
standigheden waarin je het je wilt permitteren om te vallen en weer op te staan. Om onbewust bekwaam te kunnen zijn als het er werkelijk op aankomt. In de processen van actief bezig zijn met geweldloze communicatie ben ik me bewust dat het woord geweldloos een zekere polariteit in zich heeft. Zoiets als ‘geweldloos is oké en geweld is niet oké’. En zelfs dat is niet altijd het geval.Vandaar dat mijn persoonlijke voorkeur ernaar uitgaat om te spreken over Verbindende Communicatie, terwijl ik daar dan toch het gedachtegoed van Marshall Rosenberg onder versta. Voor mij is verbinding met diegenen met wie ik contact wil onderhouden een eerste prioriteit. En als ik een taal gebruik die ertoe bijdraagt dat de verbinding ook nog kan blijven bestaan bij onderlinge spanning en gevoelens van onbehagen, dan blijf ik uit het geweld weg. Inmiddels zijn de woorden ‘Nonviolent Communication’ wereldwijd voor velen een begrip geworden en wordt de Nederlandse vertaling ‘Geweldloze Communicatie’ als aanduiding voor het gedachtegoed van Rosenberg herkend in Vlaanderen en in Nederland. Het is voor deze herkenbaarheid van de materie dat ik beide benamingen, verbindende communicatie en geweldloze communicatie, door elkaar gebruik. De beschreven voorbeelden in dit boek, zijn uit het leven gegrepen en onder andere in mijn oren terechtgekomen tijdens individuele en bedrijfsmatige coachingsgesprekken, relatietherapiesessies, counseling en mediation in de afgelopen jaren. Ter bescherming van al die, mij dierbare, mensen zijn namen en plaatsen aangepast. Bovendien heb ik hier en daar details toegevoegd of weggelaten en situaties samengevoegd tot één voorbeeld. Iedere overeenkomst met bestaande personen of situaties berust daardoor op louter toeval.
14
Bilthoven, april 2007
Verbinding ‘In verbinding juicht mijn hart van vreugde. Kan ik door de tranen van mijn pijn de kwetsbare schoonheid in jou zien en voelen. Ondanks onze verschillen vloei ik met jou samen.’ - Jan van Koert -
En dan is het grote moment daar. De mannelijke zaadcel is de eicel binnengedrongen en heeft zich aldaar verbonden met het in de eicel aanwezige leven. Tezamen dalen zij af in de baarmoeder waar ze zich nestelen in de baarmoederwand en op die manier wordt er een vaste verbinding gemaakt met de moeder. Een verbinding die ervoor zorgdraagt dat het nieuwe leven krijgt wat het nodig heeft om te blijven bestaan, te leven, te groeien en tot zelfstandigheid te geraken: onder andere warmte, fysieke verzorging en geborgenheid. In de periode aansluitend aan het nestelen in de baarmoederwand ontwikkelt zich nóg een verbinding. Een niet-fysieke verbinding. De verbinding van het hart. Deze zorgt op een ander niveau voor wat we nodig hebben en legt tevens de basis voor de verbinding die er nodig blijft als de vrucht overgaat in een zelfstandig leven als baby, fysiek los van de moeder. Verbinding: een totale en bijkans volautomatische afstemming tussen twee wezens. In dit geval tussen moeder en foetus. Verbinding is dus iets wat we vanaf het prille begin van ons bestaan hebben ervaren en nodig hadden. En dan komt er op een dag iets anders om de hoek.
15
Wat je vindt mag je houden
Verbinding
Stap voor stap, langzamer of sneller, ontwikkelt zich een proces van afscheiding. Niet meer verbonden (willen) zijn. Fysieke aanrakingen verminderen (daar ben ik nu te gróót voor) en ook op hartniveau zijn er nu dingen anders. Afstemmen lijkt op afhankelijk zijn en dat willen we niet meer. Het hebben en uitleven van eigen ideeën over hoe het leven te leven en hoe een relatie te leggen met alles wat er om ons heen is, wordt opportuun. En aldus gaan we onze eigen weg. Hoe verbazingwekkend ook, er kan zelfs angst groeien voor zoiets natuurlijks als verbinding in het begin ooit was. Angst voor verbonden zijn, angst voor de pijn van een eventueel afscheid. Dat kan een leven kléuren.
want dan is er ‘iemand’ voor ze als ze uit school thuiskomen. Het oudste meisje gaat op een gegeven moment op 60 kilometer afstand bij oma wonen (‘onhandelbaar’) en de tweede, een jongen, gaat naar kostschool wegens ADD-gedrag en dyslexie! De ouders waren niet in de gelegenheid om díe tijd en energie te genereren die nodig was om een zodanig eigen verbinding te onderhouden met die twee, dat zowel de kinderen als zijzelf konden krijgen wat ze nodig hadden. De jongen, nu man, is al jaren in een toestand van wat doktoren depressief noemen en lijkt de verbinding met zichzelf te hebben verloren. Het meisje lijkt de verbinding met deze wereld nooit écht gemaakt te hebben en kampt met de nodige fysieke problemen.
Een moeder zei: ‘Ik verbind mij niet al te zeer met mijn kinderen want ze gaan toch weg. Ik moet ze straks toch loslaten dus daar kan ik maar beter van het begin af aan wennen.’ Wat ik haar toen niet hoorde zeggen, en dat besefte ik pas veel later, was dat ze er niet bij stilstond hoe dat voor haar kinderen zou zijn. Alsof die geen stem in het kapittel hadden. Zij groeiden op met van moederszijde minder voorbeelden van verbinding dan had gekund en, wie weet, dan ze nodig hadden. De vader vond dat wel een idee en deed het ook maar. Niet verbinden, niet hechten. Resultaat? In de puberteit werden ze toch wel érg lastig. Deden niet meer wat er van hen verlangd en verwacht werd. Communicatie was ver te zoeken. Zonder verbinding bleek bijna ieder gesprek op onenigheid uit te lopen.Vader verzuchtte regelmatig: ‘Ik kan niet wachten tot ze de deur uit zijn, dan zijn we weer met zijn tweetjes. Dan is er weer rust in de tent.’ Op haar vijftiende liep dochterlief van huis weg om nooit meer terug te komen als inwonend lid van dat gezin.
‘Au!’ zegt het jongetje van zeven jaar als hij een pets krijgt van zijn moeder, en niet voor het eerst. Zijn spontane gedrag werkt op moeders zenuwen en wordt daarom niet getolereerd. Het jongetje neemt afscheid van de verbinding met zichzelf en gedraagt zich als het even kan zoals zijn moeder dat dicteert. Omdat hij niet precies weet wat zijn moeder op ieder willekeurig moment van hem verlangt, gaat hij zich onzeker en angstig gedragen met in zijn fysieke houding al iets van afweer. Er is sprake van een ‘verbroken’ verbinding zonder dat de omgeving het in de gaten heeft. Sterker nog: ‘Wat een beleefd kind hebben jullie zeg!’ hoor je dan. Het drama van het keurige kind? Verbinding legt een relatie met hoe ik me voel, hoe de ander zich voelt, met wat ik nodig heb, met wat de ander nodig heeft, met mijn bereidheid om de ander te geven wat die nodig heeft en de bereidheid van de ander om mij te geven wat ik nodig heb. Alleen, hoe drukken we ons daarin uit? Hoe staat het met onze woordenschat als het gaat om het benoemen van wat we voelen? Waar we wérkelijk behoefte aan hebben?
Een ander voorbeeld: Een gezin met vier kinderen in de jaren zestig. Zowel vader als moeder werkt hard in het eigen bedrijf. De kinderen krijgen ieder een hond,
De vader van Jacqueline experimenteerde eens met verjaarscadeautjes. Jarenlang kocht hij cadeaus op basis van zijn eigen idee over wat zij
16
17
Wat je vindt mag je houden
Verbinding
leuk zou vinden en ook wel op basis van een verlanglijstje. Komt het je bekend voor? Meer dan eens kreeg ze niet datgene wat ze in haar hoofd had. Wat ze eigenlijk wilde. En ze zei daar niets over. Dat hoort niet, toch? Een gegeven paard kijk je toch niet in de bek? Hij heeft toch een ‘verrassing’ bedacht? Tja, verlanglijstjes zijn niet altijd zo gedetailleerd dat ze voor één enkele uitleg vatbaar zijn en onze gedachten over wat de ander leuk vindt zijn wellicht ook discutabel. En hoe gedetailleerd zijn de verlanglijstjes waar onze werkelijke behoeften op staan?
hoeften en daar ontbraken de woorden voor. Hij ervoer het als lastig als ze weer tegen hem aan kwam leunen als hij bezig was en wees haar met niet zoveel woorden daarin af. De verbinding brokkelde af. Ook al was hij best bereid om op zijn manier invulling te geven aan haar behoeften, ze waren niet uitgesproken en daarom niet helder voor hem, dus deed hij maar niets. Haar behoefte aan nabijheid en contact en zijn behoefte aan rust en ruimte konden daardoor wederzijds niet worden ingevuld.
Toen Jacqueline weer jarig werd zei hij: ‘Hoe zou het zijn, Jacqueline, als we nu eens de stad in gaan en jouw cadeau samen kopen? Dan krijg je binnen het beschikbare budget in ieder geval iets wat helemaal je eigen keuze is.’ Nog jaren daarna vertelde ze hoe blij ze was, en nog is, met dat eerste cadeau dat exact voldeed aan wat zij graag wilde én aan de verbinding die ze had ervaren bij het samen shoppen en uitzoeken. Ze had geleerd dat het oké was om exact aan te geven wat ze wilde en dat ze, waar details nog ontbraken, de mogelijkheid had om dat in de winkel nader te preciseren. In het proces kon ze tot voltooiing komen van wat ze echt wilde. Wat ze nog niet geleerd had is om dat ook te doen met niet-materiële wensen. Om helder haar behoeften aan te geven of, waar die nog niet duidelijk zijn, in een soort zelfonderzoek te trachten daar contact mee te maken. Het verliefde paar was niet bij elkaar weg te slaan. Hun beider behoefte aan nabijheid en warmte was zo, dat ze geen seconde onbenut lieten om die behoeften in te vullen. Het ging als het ware vanzelf. Zonder woorden, zonder de behoeften bij de naam te noemen. Er was automatisch verbinding op deze wederzijdse verlangens. Ook vlinders hebben niet het eeuwige leven en vandaar dat er aan het automatisme op een gegeven moment een einde kwam. Het moment brak aan om helderheid te verschaffen omtrent het invullen van de be-
Marshall Rosenberg zegt meer dan eens:‘Ik wil weten wat er in jou leeft’ en dan geeft hij aan dat hij bedoelt: wat gaat er in jou om? Hoe voel jij je? Waar heb jij nu behoefte aan? Zeg het mij en ik kan dan kijken wat er nodig is om dat voor jou in te vullen. Daar is inzicht in eigen gevoel en behoeften voor nodig. Verbindend communiceren begint bij bewustzijn van wat er bij onszelf aan gevoelens en behoeften leven. Verbinding met onze innerlijke wereld dus. Door wederzijdse gevoelens en behoeften naast elkaar te zien kan er verbinding ontstaan. Een mogelijkheid om verder te kijken dan wat we aan de buitenkant van de ander waarnemen. Want aan die buitenkant nemen we alleen gedrag waar. En daarover hebben wij zo onze eigen mening, nietwaar?
18
19