—•j^—^•^'•'ig-'gg^'^
'"T"*'!^^^
•^im-iy^Sr-Tirs'B-»! -^tCKJ
BIB! V
"'Ki^]\.
_
^^7L'
!.»-»»-»( " •"— i - M B ^ - ; H ' " T 3 ^ a 5 « = ^ ^JA-^B'V\-
BEZWAREN TEGEN DE AANNEMING DER VOORGEDRAGEN
MÜNTWET.
AMSTEEDAM, P.
N.
VAN
KAMPEN 1873.
&
ZN,
4v-
i
Wanneer men de kalmte waarmede het wetsontwerp tol reeeling van ons muntwezen alhier ontvangen is, vergelijkt met den warmen sirljd die de kwestie elders doet ontstaan, zou men geneigd zijn te vooronderstellen, dat de Nederlanders aangaande
een
zoo hoogst belangrijk punt
mei'kwaardig
eensdenkend of verbazend onverschillig zijn. Ik geloof echter niet, dat de onverschilligheid en de eenstemmigheid zoo groot zijn als zij schijnen.
Velen zwijgeii
omdat zij geene vaste overtuiging hebben en het hun te moeielijk valt tusschen het vóór en tegen te kiezen; anderen zijn overtuigd, dat alle oppositie thans vruchteloos is en schoon zij de wet in particuliere gesprekken afkeuren, zwijgen ook zij in het openbaar. Inmiddels nadert het oogenblik waarop beslist zal worden, en de voorstanders wijzen er reeds op, dat er zoo weinig steniraen opgaan ter bestrijding van het hoofdbeginsel der wet. In deze omstandigheden
geloof ik, dat zij, die meenen
op goede gronden overtuigd te zijn, dat de voorgestelde hervorming ons met ernstige gevaren bedreigt, zich niet mogen laten weerhouden door de gedaclite, dat er weinig kans is om gehoord te worden, nadat de autoriteiten gesproken hebben.
Zoolang de volksvertegenwoordiging nog geen uit-
4 spraak gedaan
heefl,
kan het nog altijd zijn nut hebben,
de
tegen
de
bezwaren
wet aan
hare beoordeeling te
onderwerpen.
De strijd over de meerdere of mindere voortreffelijkheid van den enkelen gouden standaard is reeds tamelijk oud. Onder de voorstanders heeft men steeds een aantal personen gevonden, die van de algemeene invoering niets dan heil verwachten. ^Jiet alleen zou, volgens hen, daardoor eene crroote vereenvoudiging van het internationaal verkeer verkregen worden, maar zij meeaen, dat men daarenboven langs dezen weg komen zou tot eene zeer gewenschte en tot hiertoe ongekende stabiliteit van den waardemeter. Dat de leden der Staatscommissie niet tot deze enthousiasten behooren, blijkt voldoende uit het eerste verslag aan den Koning.
Niet omdat de gouden standaard in zichzelf ver-
kieslijk is boven den zilveren, maar omdat de handelingen van andere étaten er ons toe noodzaken, wordt hervorming aangeraden.
Vreemd genoeg wordt het ons zelfs als wen-
schdljk voorgesteld, dat de omstandigheden zouden toestaan den dubbelen standaard i)i te voeren, hoewel dit stelsel anders onder de mannen der wetenschap weinig verdedigers meer vindt en een der leden van de commissie, met name Prof. V i s s e r i n g , er in zijn handboek het vicieuse van heeft aangetoond.
Het is duidelijk, dat men met zeker leedwezen
den zilveren standaard opgeeft. De minister is zijnerz^ds evenmin blind voor de gevaren, die uit de iavoering van den gouden standaard kunnen ontstaan.
In zijne Memorie van Toehchting lezen wij:
5 ))Hel is geen heivsenschimniige vrees, dal het viit.3luitend ))gebruik van het goud als nmntiaetaal in een groot gedeelte ))der beschaafde wereld, tot storingen en crisissen kan leiden, ))die niet zoo ligt zouden voorkomen, indien de muntstelsels »der meest nijvere volken met behoefden te steunen op slechts »één edel metaal, en aldus niet van de lotgevallen van dit ))metaal afhankelijk werden." Indien de minister niettemin voorstelt om den gouden standaard in te voeren, dan vindt zulks zijnen grond alleen hierin, dat hy van het behoud van den zilveren, nog ernstiger en vooral meer voortdurend merkbare bezwaren voor ons land voorziet. Er is alzoo geen sprake van enthousiasme. Ieder gevoelt, dat wij ons in eenen onaangenamen toestand bevinden. Zij, die voorstellen ons muntstelsel te hervormen, hebben de bezwaren aan beide zyden gewogen en daarna eene keuze gedaan.
Verschil van gevoelen is in zulke omstandigheden
zeer verklaai'baar en zeer zeker zijn wij gerechtigd de vraag te stellen, of het voorgestelde wel inderdaad het meest bevorderlijk is aan het algemeen belang. Ten einde deze vraag te beantwoorden, geloof ik, dat het vóór alles noodig is na te gaan, welke gevaren ons bedreigen door de groote uitbreiding van den gouden standaard. In de eerste plaats is men m fmantieele kringen vrij algemeen bevreesd, dat wij in Europa eene goud-crisis te «emoet "-aan. Door de kolossale aanmuntingen in Duitschland is de vraag naar goud zeer toegenomen; de productie van hel
metaal wordt
daarentegen eer kleiner .'an
grooter'.
Wanneer nu, behalve Duitschland, uck Scandinavië en Nederland, wellicht zelfs ook België en Zwitzerland, deri enkelen gouden standaard aannemen, is eene steeds klimmende vraag onvermijdelijk
Daarenboven komt men in Amerika meer
6 en meer lenv^ van zijne ingenomenheid mei de oninwisselbace greenbacks en het is waarschijnlijk,
dat, zoodra de
regeering het oogenblik gunstig acht, de specie-betaling hervat wordt.
Geschiedt zulks, dan zal veel van het goud,
hetwelk Amerika thans uitvoert, aldaar blijven, en Europa zal dus de zeer toegenomen behoefte uil kleiner toevoer moeten bevredigen. Men houde hierbij in het oog, dat de behoefte niet alleen tijdelijk, zoolang de vermuuting duurt, maai' ook duurzaam vermeerdert. ledei' land heeft jaarlijks eene belangrijke hoeveelheid muntmetaal noodig om zijn circuleerend medium aan te \uilen. Er gaat verloren door slijting enz., maar bovenal is het de voortdurende uitbreiding der zaken, die beboette aan meer ruilmiddel doet ontstaan. Vooral in bet zich snel ontwikkelend Duitschland zal dit merkbaar zijn. De verbeteringen in bet crediet-wezen komen wel tot op zekere hoogte ter hulpe, maar niet in genoegzam(> mate om jaarlijks belangrijke aanmuntingen overbodig te maken. Alles voorspelt ons dus, dat er op een gegeven oogenblik gebrek zal zijn aan goud. Het kan zijn, dat dit zich plotseling openbaart, maar het is evenzeer mogelijk dat de schaarschte zich langzamerhand doet gevoelen.
In ieder geval zal de
waaixle van het goud stijgen en dit zal in allelanden, waar den gouden standaard bestaat, ten gevolge hebben, dat de prijzen \an alle goederen dalen. Is de daling plotseling, dan overvalt ons eene ciisis; is zij langzaam, dan zal men in den handel eene période van lusteloosheid waarnemen, doordat bij steeds teruggaande prijzen iedere zaak verhes geeft. \Velk van deze beide gevallen het minst nadeel zal veroorzaken is moeijelijk te beslissen, maar in geen geval is het vooruitzigt bemoedigend Wel is waar zal het gebiek aan goud slechts tijdelijk
7 zijn, dewijl zoodra hel genoegzaam in waarde gerezen is de beschikbare hoeveelheid weder voldoende zijn zal voor de behoefte, omdat voor iedere transactie alsdan ook minder goud noodig is dan vroeger, maar de tijd van overgang blijft niettemin gevaarlijk en moeijelijk. Gemakkelijke verkrijgbaarheid is zeker eene deugd in een rauntmetaal
en deze deugd zal het goud in de eerste jaren
in veel mindere mate dan het zilver bezitten. Er zijn echter nog meer oorzaken waardoor de invoering van den gouden standaard gevaarlijk worden kan. De laatste tijd heeft weder overtuigend bewezen, hoe zeer de geldmarkt, in landen met gouden standaard, afhankelijk is van de onzekere aanvoeren van dit metaal.
De soliede handel heeil in
Engeland den terugslag van de Amerikaansche crisis meer «evoeld dan in eenig ander land.
üe gebrekkige imügting
van de engelsche bank en het feit, dat Engeland debiteur was van Amerika, hebben biertoe wel is waar medegewerkt, maar de afhankelijkheid
van goudaanvoer is niet te min
onloochenbaar. De hoofdoorzaak
van de geld-crisis in Amerika is het
bestaan van oninwisselbaar papiergeld. De greenbacks zijn het gewone betaalmiddel; het goud is aldaar een handelsartikel, hetwelk naar Europa verzonden wordt wanneer de pryzen voordeelig zijn.
Nu regelt de hoeveelheid ruilmiddel
die in circulatie is, zich in Amerika niet naar de behoefte van het oogenblik, maar wordt door de regeering bepaald. In landen waar geen oninwisselbaar papier circuleert, vloeit, bij oxervloed van ruilmiddel, het bankpapier naar de emitenten terug, zulks kan echter in de Vereenigde Staten niet «eschieden. Vandaar merkt men bij afwisseling groote ruimte en schaarschte van ruilmiddel op. Het eerste moedigt aan tot speculatie en hel tweede ver-
8 oorzaakt ligtelijk eene crisis.
Door de speculatie in spoor-
wegwaarden was nu de vraag naar greenbacks dit jaar nog sterker dan gewoonlijk in het najaar. De regeering was niet geregtigd door nieuwe uitgifte te hulp te komen; de schaarschte van geld veroorzaakte faillissementen en eene paniek volgde. Wissels waren genoegzaam onverkoopbaar, zoodat de wisselkoersen op het buitenland sterk daalden. Hierdoor werd het voordeelig goud uit Engeland naar Amerika te zenden, en ten einde de noodige reserve te behouden, moest de Engelsche bank het
geld eene waarde geven gelijk aan die,
welke het in Amerika had verkregen. Nederland mag zich gelukkig achten, dat het destijds nog geen gouden standaard bezat; het goud ware anders evenzeer van hier weggevloeid, en wij hadden ons waarschijnlijk insgelijks een nooddisconto van 8 of 9 pCt. moeten getroosten. Dezelfde omstandigheden kunnen zich echter ook in de toekomst voordoen en het is daarom hoogst bedenkelijk onze geldmarkt aan al deze schokken bloot te stellen. Men vleit zich wel eens met stabiliteit in de waarde van het goud, maar zoolang er nog in sommige landen oninwisselbaar papier circuleert, geloof ik dat het een miskennen der werkelijkheid is, daarop te rekenen, en niets is m. i. gevaarlijker dan den zilveren standaard te verlaten, uit vrees voor de vele wisselingen van de prijzen van dit metaal. De uitkomst zal nog moeten leeren, welk der beide edele metalen de meeste prijsslingeringen zal ondergaan. Uit het voorgaande blykt, dat de minister volkomen regt had te zeggen, dat de uitbreiding van den gouden standaard ons met gevaren bedreigde; de vraag doet zich Ihans echter vóór, welke de toestand van Nederland zijn zal indien het den zilveren standaard behoudt. De vrees voor depreciatie van ons ruilmiddel is in het
9 eerste verslag der Staatscommissie het hoofdmotief om ons muntstelsel te hervormen
Terwijl de gemiddelde prijs vau
het zilver te Londen gedmende de jaren 1870 en 1871 was QOi d. per ounce standaard, daalde het sedert bijna voortdurend en wij vinden het zilver in de Economist van 15 Nov. genoteei-d op 5 7 | d. Doordat Duitschland en Scandinavië hunne standpenningen zullen demonetiseeren, veiwacht men eene verdere dalingen acht het alzoo raadzaam zich intijds van zijn zilver te ontdoen. Ten einde zich de beteekenis der daling te Londen juist voor te stellen, is het noodig zich te herinneren, dat de prijs aldaar in goud woi'dt genoteerd, en dus in lioofdzaak alleen de verhouding tusschen de edele metalen doet kennen. De daling van den zilverprijs kan even goed het gevolg zijn van vermeerderde vraag naar goud, als van verminderde vraag naar zilver. Waarschijnlijk hebben- in de werkelijkheid beide oorzaken zamengewerkt.
Indien men weten wil in Jioeverre de al-
gemeene ruilwaarde van het zilver gedaald is, m. a. w. hoeveel het zilvei- aan koopvermogen verloren heeft, dan zou men de prijzen van een groot aantal goederen moeten nagaan in de verschilleirde landen, waar de zilveren standaard nog bestaat. Het zou mij te vei' leiden thans een dergelijk onderzoek in te stellen, en ik acht dit ook minder noodig, dewijl men met vrij groote zekerheid kan aannemen, dat het koopvermogen van het zilver inderdaad is verminderd, maar in veel geringer mate dan de daling te Londen schijnbaar zou aantoonen. üe waarde-vermindering,
die reeds heeft plaats gehad,
moet echter geheel buiten lekening blijven bij de beantwoor(hng
der vraag of standaard-verwisseling wenschelijk
is.
Het verlies dat de houders van zilver geleden hebben, kan alleen door verhooging \an waarde vei'goed worden en is
iO onherstelbaar zoo lang dezo nithlijft.
Wij hebben eenvoudig
te onderzoeken of eene verdere daling waarschijnlijk is, of dat eene reactie ten gunste van het nu gedeprecieerde metaal verwacht kan worden. Hoewel het ten eenemale onmogelijk is, den loop der prijzen met zekerheid te voorspellen, zoo geloof ik toch dal het zeer waarscliijnlijk moet genoemd worden, dat de prijs te Londen in de eerstvolgende jaren dalende zal blijven. Ue vraag naar goud en hef waarschijnlijk
aanbod van zilver zullen
groot zijn, terwijl de behoefte aan zilver en
zoowel als de wisselkoersen op de landen met
gouden standaard stijgen.
Indien Nederland zijn tegenwoor-
dig muntstelsel handhaaft, wordt de gulden minder waard dan vroeger. Men heeft zulks voorgesteld als een algemeen nadeel, doch dit is niet juist. Schade zullen lijden: 1°. Allen die hun kapitaal belegd liebben in schuldbrieven, aflosbaar h\ zilver. •2\ Allen die een vast inkomen genieten, hetzij als tractement, salaris ol in zilver hetaalbare rente. • ;r. Allen die scinüden hebben betaalbaar in goud.
11 Daarontegpn is de depreciatie van hel zilver voordeelig: -r. Voor hen die schulden hebben aangegaan die in zilver kunnen worden afgelost, en 2°. voor hen die volgens loopende contracten betalingen in zilver te doen hebben, terwijl daarenboven de verhoogde waarde van het goud een voordeel is voor alle houders van in goud betaalbare schuldbrieven. Door de verandering in de waardeverhouding der edele metalen wordt alzoo tevens de onderhnge verhouding van debiteurs en crediteurs gewijzigd, hetgeen zeker op zich zelf niet wenschelijk kan genoemd worden, daar onvermijdelijk een aantal personen Ijuiten hun schuld benadeeld worden. De oorzaak ligt ecliter in omstandigheden geheel onafhankelijk van de regeering, en men is niet geregtigd deze verwijten te maken, zoo lang zij zich onthoudt van maatregelen die in den loop van zaken verandering Le weeg brengen. De Staat lieeft evenmin op zich genomen de houders van standpenningen le guarandeeron tegen mogelijk verlies, tengevolge van waardevermindering van het zilver, als hij vergoeding eischen niasi- iusïeval van waardeverhooging. Wanneer ecliter de regeering door intrekking van het regl van aanmuuting en door hervorming van onze munt, invloed gaat uitoefenen, wordt zij aansprakelijk voor de gevolgen. Indien men de zaken hunnen natuurlijken loop gelaten had, zouden hier de pryzen gestegen zijn. Eene algemeene prijsverhooging is voor den handel eer voordeelig dan nadeelig, in zooverre zij aanmoedigend werkt. Voor de consmnenten is zij onveischillig, daar tegenovei' groot er uitgaven in den regel grooter ontvangsten staan.
Voor renteniers wordt het de
vraag of hunne coupons in goud of in zilver betaalbaar zijn. Het stijgen der wisselkoersen op de lauden met gouden
12 standiiard kan allreu in dc> ovefgaiigsperiode van invloed zijn; later re-elen zich de prijzen naar de koersen, en gedurende de rijzing staal tegenover liet verlies van alle Hollanders die goud schuldig zijn, de winst van hen die schuldvorderingen bezitten welke in goud betaald moeten worden. Bij al deze punten komt hel mij vóór, dat de voordeden vrij wel legen de nadeelen opwegen, en dat er dus nog geene genoegzame i'eden beslaat voor eene kostbare hervorming. Over de waarschijnlijkheid van meerdere prijsslingeringen van het zilver heb ik reeds een enkel woord gezegd. Wordl dit metaal in minder landen dan vroegei' voor hel munten van staudpeuningen gebruikt, dan is bet te vieezen, dat hel meer hel karakter zal verkrijgen van handelsartikel. Dit is zekei' Ie betreuren, maar ik wees er op hoe het goud gevaar loopl van om geheel tegenovergestelde redenen en juist tengevolge dei- groole vraag, evenzeer vele slingeringen Ie ondergaan.' Eene herlezing van de 284e stelhng uit Vissering's handboek is verdei' bij dit punt aan te bevelen.
Daar' ter
plaatse woi'den de gronden, waarop meerdere vastheid van inr.erlijke waarde te wachten is van hel zilver dan van het goud, zeer duidelijk aangegeven. Veel van hetgeen bij de uitgave van dat werk juist was, geldt ook nu nog. Zoo blijft
er ten slotte m. i. van de verdere depreciatie
van het zilver slechts éen nadeel Ie duchten, groot genoeg om Nederland lot eene wijziging van standaard te doen overgaan. Hel als ruilmiddel in circulatie zijnde edel metaal is een deel van den nationalen i'ijkdom; waardevermindering is dus een nationaal verlies. verhes geleden
Reeds heeft Nederland een belangrijk
Dit Le herstellen ligl builen de magt der
regeering, maar zij kan Irachlcn veixlere schade te voorkomen. Indien alleen Nederland eene zilveren circulatie had, of indien er kans was, dat wij mei onze hervorming andere land(;n
13 vóór konden zijn, dan geloof ik dat er veel voor zou te zeggen zijn om zoo spoedig mogelgk ons zilver tegen goud te verruilen.
Zooals de zaken ecliter staan kunnen wij vrij wel
zeker zijn dat Duitschland
en Scandinavië ons vóór zijn.
Wanneer nu de voorgestelde wet wordt aangenomen, zullen wy alzoo gelijktijdig met die landen, welligt ook met Zwitserland en België, aan de markt komen om goud te koopen en zilver te verkoopen.
Er is hierdoor zeer veel kans dat wij
een zeer ongelukkig oogenblik treffen, misschien zelfs het laagste standpunt van het zilver.
De minister raamt de
kosten der hervorming op 1^ a 2 miüioen gulden; wanneer men echter de tegenwoordige verhouding der edele metalen, de kans van daling in den pi'ijs van het /ilver en het waarschynlyk verlies door afslijting dor o\ide standpenningen in rekening brengt, geloof ik, dat men gerust mag aannemen dat het blijken zal dat deze voorloopige raming veel te laag is. liet is niet waarschijnlijk, dat eene hervorming in de eerstvolgende jaren minder kostbaar zijn zal dan thans, maar er beJtaat allezins uitzigt dat zich lat.r eene reactie ten gunste van het zilver zal openbaren. Veel is nog onzeker. In Amerika was nog onlangs sprake van aanmunting van zilver; dit is wel moeijelgk overeen te brengen met het nog kort geleden genomen besluit om het zilver als standaardmetaal af te schaffen, maar dit geeft nog geen regt de zaak als onmogelijk
te beschouwen. In de Latijnsche Unie zijn de ge-
voelens verdeeld.
Tot nog toe werkt alles in het nadeel van
het zilver; door de schorsing der aanmunting heeft onze regeering zelve de depreciatie in de hand gewerkt, en de reeds zwakke markt een nieuwen schok gegeven.
Om nu in zulke
ongunstige omstandigheden zich te haasten om tot eene hervorming over te gaan komt mij niet raadzaam voor. Bij het beschouwen der kosten die de Staat op zich neemt
14 door de voorgediMgeii wet, verdieid aandacht P<MI slulc hetwelk door den lieer Laveleye in de Indépendance Beige is geplaatsl. In dit, wel is waar niel van eenzijdigheid vrij te pleiten artikel wijst de schrijver er op, hoe invoering van den enkelen gouden standaard in landen met groote staatsschuld, den rentelast verzwaart.
Terwijl men kon volstaan
met de crediteuren in het goedkoop geworden metaal te betalen, neemt men vrijwillig de verpligting op zich, het in het duurste te doen.
Dit wordt vooral bedenkelijk wanneer men
bij den overgang eene verhouding tusschen de edele metalen aanneemt, zooveel afwijkend van den marktprijs, als door den minister wordt voorgesteld. Sommige lezei'S van het Rapport der Staatscommissie zullen zich welligt voorstellen dat Nederland weinig verlies behoeft te lijden op zijn zilver, doordat het in Indié een groot débouché bezit.
De plannen der regeeiing zijn op dit punt
nog niet volkomen duidelijk, hetgeen zeer zeker te betreuren valt, maar ook wanneer voor Indië de zilveren standaard gehandhaafd
wordt,
zal dit het
moederland weinig baten.
Het is toch zeker dat naarmate het zilver in waaide daalt, de prijzen der goederen zullen stijgen in de landen waar de zilveren standaard bestaat. Zendt men nu het gedeprecieerde metaal naar onze koloniën, dan zal het aldaar even goed als in
Europa
minder koopverniogen
alle artikelen
bezitten,
duurder moeien betalen.
en men zal
Alleen in zoo ver
als ons zilver dient om tractementon van' ambtenaars, wier inkomsten zyn vastgesteld, te voldoen, is het een voordeel voor hel moederland, maar natuurlijk in gelijke mate nadeeUg voor al deze personen die onbillijkerwüze schade lijden en aan wie men op den dum' vergoeding zal moeten geven. Het invoeren van verschil van standaard tusschen moederland en koloniën komt mij hoogst bedenkelijk voor.
De
15 pariteit tusschendenhollandschen en den indischen gulden wordt gewyzigd, hetgeen ingrijpt in de bestaande verhoudingen van debiteurs en crediteurs, en daarenboven worden de wisselkoersen afhankelijk gemaakt van de verhouding tusschen goud en zilver, waardoor veelvuldige slingeringen zullen geboren worden, hetgeen in het belang van den solieden handel niet wenschelijk zijn kan. Door de hervorming wordl alzoo de handel met Indië met ernstige hezwaren bedreigd, en voor het moederland zullen de kosten zeer groot zijn. Indien wy nu even als Duitschland een slecht muntstelsel hadden en ons door het incasseoren van eenige miUiarden zekere weelde konden veroorloven, zou er reden kunnen bestaan nogtans tot eene onmiddellijke wijziging over te gaan, maar het \ o n i t mij voor dat er hij ons geen periculum in mora bestaat. Gelijkheid van standaard met Engeland en Duitschland zou eene vereenvoudigbig geven in onze betrekkingen met die landen, en in beginsel is het volkomen juist, dat alles wat onzen huitenlandschen handel vergemakkelijkt, wenschelijk is, maar wanneer, zooals zoowel de Minister als de Staatscommissie schijnt te erkennen, het buitenland zich op eenen gevaarlijken weg begeeft, dan geloof ik dat het raadzaam is tegen al te spoedig volgen op zijne hoede te zijn. De schrijver der artikelen in de Rotterd. Courant gelooft dat Europa en Amerika eene dwaasheid begaan met enkel het goud als standaardmetaal te gebruiken, maar keurt de voorgestelde hervorming voor ons land nogtans goed, omdat het raadzaam is dwaas te zijn met de dwazen.
Ik hoop
veeleer dat Nederland wijs zal blijven onder de dwazen oi liever voorzigtig te midden der onvoorzigtigen. Ook zelfs bij de waai'schijnlijkheid eener voorloopige, verdere daling van
16 den zilverpvijs, geloof ik niet dat Nederland half zooveel gevaar loopt door vooralsnog den gang der zaken rustig maar belangstellend te volgen, dan door zich te ov.-rhaasten. Zonder eene eventneele latei-e invoering van den gonden standaard te beoordeelen, aclit ik het tegenwoordig oogenhlik zeer ongeschikt. Hel voorafgaande geldt het beginsel der wet.
Wat de
oudeideelen betreft, deze zijn over bet algemeen door tie dagbladen voldoende toegelicht. Een hoogst belangrijk punt, namelijk: de verhouding tusschen de edele metalen bij den overgang, iieeft veelvuldige bestrijders gevonden. Het komt mij echter vóór dat men zich niet altijd op het juiste standpunt heeft geplaatst en daarom wil ik teji slotte dit onderwerp nog kortclljk behandelen. Ik geloof niet dat de door de regeei'ing in navolging van de Staatscommissie voorgestelde verhouding van 1 : 15,604 mag worden aangenomen, en wanneer ondanks alle bezwaren besloten wordt om den gouden standaard zoo spoedig mogelijk in te voeren, acht ik het zeer wenschelljk dat de wet gewijzigd worde. Ter verdediging van het voorgestelde cijfer lezen wij in de Memorie van Toelichting sleciits, dat de middelbare verhouding over de jaren 1 8 7 0 - 1 8 7 1 en 1872 wus 1 : 15,6003 en dus zeer nabij komt aan hetgeen men wil doen aannemen, liet wekt echter al aanstonds bevreemding, dat hierby de ueheel verschillende verhouding gedurende het loopend jaar buiten rekening wordt gelaten.
Volgens de engelsche Eco-
nomist van 15 Noveml)er l.l. was het zilver te Londen^ genoteerd op 57-^ d., gevende eene verhouding van 1 : 16,'29r!. be minister noemt eenen dergehjken sl.uul der edele metalen iets exceptioneels, dat niet al« basi. voor berekening dienen
17 kan.
In vergelijking met het verleden, is de tegenwoordige
verhouding zeker buitengewoon, maar voor hen die gelooven aan eene verdere depreciatie van het zilver, kan dit geen reden zijn om den toestand van het oogenblik niet in aanmerking te nemen.
Zy toch kunnen voor de eerstvolgende
jaren, gedurende welke de hervorming zal plaats vinden, geenè voor het zilver meer gunstige verhouding verwachten. De Staatscommissie zegt op blz. 20 van het Nader Verslag, dat bij overgang van de eene munt tot eene andere, eene hoofdzorg behoort te zijn dat de waarde der nieuwe munt bij hare invoering zoo na mogelijk overeenkome met de waarde, die de verlaten munt in den laatsten tijd gemiddeld had.
Wanneer men dezen regel aanneemt, dan kan men
niet, zooals de minister doet, de laatste 10 maanden voorbij zien en alleen op de voorafgaande drie jaren letten. Deze opmerking ligt zoodanig voor de hand, dat men zich zou moeten verbazen over het voorstel van den minister, indien het nader verslag der Staatscommissie niet bewees, dat geheel andere gronden dan die in de Memorie van Toelichting te lezen zijn, tot het aannemen der verhouding van 1 : 15,604 geleid hebben. De commissie heeft zich namelijk op een geheel verschillend standpunt gesteld; zij herinnert dat, ofschoon de waarde der munt zich regelt naar den prijs van het metaal, dit niet zoodanig mag worden opgevat, alsof de waarde der munt altijd gelijk zou zijn aan die van de hoeveelheid metaal, waaruit de muntspeciën geslagen zijn. De tegenwoordige wisselkoersen geven ons een treffend bewijs van de juistheid dezer opmerking. Terwijl het zilver te Londen op 571 genoteerd wordt, staat aldaar de zigtwissel op Amsterdam ƒ 12.— De verhouding tusschen de edele metalen is dus volgens den zilver-
•*
18 prijs 1 : '16,'293 en volgens de wisselkoers 1 . 15,5.
Er is
alzoo een verschil vim ruim 5 pCt., o f m . a w. otize gulden is thans te Londen 5 pCt. meer waard dan het metaal hetwelk hij bevat. Uil deze feiten meent de commissie de gevolgti'ekking te mogen maken, dal de zilver-noteering te Londen geen zuivere maatstaf is van de waarde van ons ruilmiddel, en zij baseert hare berekening van het fijngewigt onzer toekomstige gouden munt op de middelbare wisselkoers op Londen gedurende den laalsten tijd. Deze gevolgtrekking nu schijnt mij niet zeer logisch. Uat lie zilverprijs geen volkomen juiste basis is, bewijst nog geenszins dat de wisselkoers dit wel is. Het komt mij voor, dal men te veel over het hoofd heeft gezien, dat wij ons door het intrekken der bevoegdheid om te laten munten, in eenen zeer abnormalen toestand bevinden. In gewone omstandigheden is een verschil van 5 pCt. tusschen de waarde van onze munt en het metaal dat zij bevat ondenkbaar ; lang voordat het verschil zoo aamTierkelijk is, zouden de bankiers er voordeel in zien, zilver uit Londen te ontbieden om het hier aan de Nederlandsche Bank te verkoopen of voor hunne rekening te laten aanmunten.
De
muntkosten kunnen een verschil van ongeveer 1 pGt. verklaren, doch ook al nemen wij dit in aanmerking, dan bVijft er nog 4 pGt., en de vraag doet zich voor, waardoor de wisselkoers op Londen, ondanks het hooge disconto in Engeland, alhier zoo laag is gebleven? Men wil het soms doen voorkomen alsof ons ruilmiddel, tengevolge van het verbod van verdere aaninunting, eene premie doet, doch dit is zeer onwaarschijnlijk. Eene premie zou alleen het gevolg kunnen zijn van schaarschte van circuleerend medium.
Bij de groote uitgifte van bankbilletten
19 en bij de belangrijke aanmuntingen in Je laatste jaren,
is
scbaarsclate vooralsnog weinig te duchten, en indien zij werkelijk bestond, zou zij merkbaar zyn in het dagelijksch verkeer, hetgeen het geval niet is. Er moet dus eene andere oorzaak voor het verschil bestaan en naar rayne overtuiging kan de betrekkelük lage koers van den engelscheu wissel alleen hierdoor verklaard worden, dat Engeland op het oogenblik meer schuldig is aan Nederland, dan omgekeerd. Telkens wanneer zulks het geval is, zien wij de wisselkoers dalen. In normale tijden bereikt zij echter spoedig een minimum, waarbeneden zij niet komen kan, omdat zending van zilver herwaarts voordeelig wordt. Nu echter de Ned. Bank geen zilver meer koopt en aanmunting door particulieren verboden is, kan men hier geene belangrijke hoeveelheden zilver plaatsen, en de engelsche debiteurs of hollandsche crediteurs, het middel van speciezending iiiet kunnende te baat nemen, zijn genoodzaakt zich aan den onvoordeeligen koers te onderwerpen. Door de opheffing van het regt tot aanmunteu van standpenningen, zijn de natuurlijke grenzen voor de wisselingen weggenomen en de wisselkoersen worden uitsluitend bepaald door den stand der handelsbalans. Is deze opvatting juist, dan volgt er uit dat thans de wisselkoersen een zeer onzekere basis zijn, daar zij afhangen van een tal van zaken wier loop onmogelijk vooruit berekend kan worden. Nederland is in den laatsten tijd veelal verkooper geweest. In veranderde omstandigheden kan het echter kooper worden, en het is zeer denkbaar, dat Engeland alsdan meer van .ons te vorderen heeft,
dan wij van dat rijk.
Geschiedt zulks, dan zal men de wisselkoers zeer snel zien rijzen, want bij de tegenwoordige verhouding der edele metalen is de muntpariteit 1 ^ = ƒ 12.62. Disconto-verhoo-
20 ging zou het eeuige middel zijn om oenn al te snelle rijzing tegen te gaati, maar deze verhooging zou waarschijnUik zeer groot moeten zijn om invloed uit te oefenen en de Nederl. Bank zal niet ligt lot zulke forsche maatregelen, die voor den handel zeer nadeelig zouden zijn, overgaan, indien haar eigen toestand daartoe geene aanleiding geeft, hetgeen niet noodzakelijk het geval hehoeft te wezen. Ik geloof alzoo dat de regeering zeer onvoorzichtig handelt, wanneer zij den gemiddelden wisselkoers op Londen aanneemt als basis voor de verhouding der edele metalen, want niets bewijst, dat de uoteering niet geheel anders zijn zal, wanneer de regeering goud koopt voor de aanmunting. De Nederl. Bank heeft van den lagen wisselkoers gebruik gemaakt om goud te koopen, maar dit kan de regeering niet baten, want het is niet zeer waarschijnlijk, dat de bank haren voorraad tegen inkoopsprijs zal beschikbaar stellen. De toestand is geheel anders voor een ligchaam dat koopt omdat de prijzen voordeelig zijn, dan voor een gouvernement dat op eenen bepaalden tijd
in het bezit moet zijn van
het benoodigde. Wordt de voorgestelde wet onveranderd aangenomen, dan zal van i Mei 1874 af ieder het regt hebben goud in de nieuwe standpenningen te laten munten. Van dit regt zal echter voorloopig weinig gebi'uik worden gemaakt. De Nederl. Bank zal misschien laten munten, doch zij zal zeker de "•ouden numt niet in circulatie brengen, zoolang de zilveren wettig betaalmiddel is. Wil de regeering dat de hervorming werkelijkheid worde, dan zal zij zoo spoedig mogelijk de gelegenheid moeten openstellen om de oude munt tegen de nieuwe in te wisselen. Alsdan zullen de houders der oude munt zich haasten, want doordat de verhouding te gunstig is voor het zilver, geeft de ruil voordeel.
21 Alvorens de gelegenheid tot inwisseling te kunnen openstellen, moet de regeering echtei' belangrijke hoeveelheden goud koopen; hoe duur haar dit zal te staan komen, hangt natuurlgk af van den wisselkoers dien zAj treft. Door op te treden als kooper van papier op Londen, werkt de regeering zelve noodlottigerwijze
mede om den koers te doen rijzen,
zoodat het zeer onwaarschijnlijk is, dat de middenprijs van de laatste jaren niet wordt te boven gegaan. Verder moet het zilver, dat in ruil wordt ontvangen, verkocht worden. De prijs van het zilver zal inmiddels nog gedrukt zijn door het verkoopen van de Nederl. Bank van haren voorraad in baren. Zending naar Indië geeft geen baat, zooals ik reeds aantoonde, en verkoop te Londen ontegenzeggelijk groot verlies. Dat op deze wijze de hervorming van ons muntstelsel verbazend kostbaar zal worden, is m. i. onloochenbaar. Ik heb trachten duidelijk te makan, waarom het tegenwoordig oogenblik mij zeer ongunstig toeschijnt voor eene verandering van standaard, maar wanneer men er nogtans toe overgaat, behoort men m. i. ook den moed te hebben om den waren toestand van het oogenblik als maatstaf aan te nemen. Men heeft door een kunstmiddel de waarde van onzen gulden opgehouden. Misschien was het noodig zulks te doen om niet al te veel standpenningen te verkrijgen, maar ondanks dit alles blijft de verhouding der edele metalen op de vrije markt, de eenige zuivere maatstaf bij overgang van de eene munt tot eene andere. De kosten van aanmunting moeten natuurlijk in rekening o-ebra<^t worden. De waarde van het zilver dat de oude munt bevat, worde alzoo met 1 pGt. verhoogd, en daar de gouden standpenningen evenzeer meer waarde zullen bezitten dan het metaal waaruit zij geslagen zijn, moet de waarde van het o-oud
insgelijks
vermeerderd worden met de muntkosten
22 waarvan het bedrag nog onbekend is
Verder komt het mij
billijk voor, den middenprijs van het zilver, gedurende de laatste twaalf maanden, als basis aan te nemen. Men komt alsdan tot eene verhouding van ongeveer 1 : 15,8, en ik geloof niet dat zij gunstiger zijn mag voor het zilver, indien men de kosten der hervorming niet bovenmatig wil vergi-ooten. Tegen het vaststellen van zoodanige verhouding heeft men aangevoerd dat de Nederl. Bank er zeer door zou benadeeld worden. De aandeelhouders kunnen echter
dienaangaande
gerust zijn. Het is algemeen bekend, dat de bank tegenwoordio' onoeveer evenveel goud als zilver in hare kelders heeft. Of dit niet onder zekere omstandigheden gevaarlijk had kunnen worden, en in hoeverre goud muntmetaal kan genoemd worden in een land met enkel zilveren standaard, zijn vragen, die wij thans niet te beantwoorden hebben, maar zeker is het, dat de winst op het goud voldoende zal zijn om een eventueel verUes op het zilver te dekken. Een tweede bezwaar is, dat bij het aannemen der verhoudin'ï- van 1 : 15,8 de wisselkoersen op het buitenland belangrijk zouden rijzen. In zooverre deze koersen thans kunstmatig laag gehouden worden, is dit ook waarschiinliik, maar het is geenszins, zooals men wil doen voorkomen, een algemeen nadeel Voor den import-handel is de lage koers zeker voordeelig, maar voor de exporteurs is het minder aangenaam dat de maatregel der regeering, waarbij aanmunting verboden is, Jieu noodzaakt hun buitenlandsch papier veel lager af te geven, dan anders het geval zou zijn. Evenzoo is het gesteld met de algemeene prijsverhooging die het aannemen van eene juistere verhouding zou kunnen veroorzaken. Allen die belang hebben bij hooge wisselkoersen en hooge prijzen, zijii door de inmenging der regeering in hunne belangen gekrenkt en het zou onbillijk zijn het nadeel
23 dat zij lijden, te bestendigen-door den kunstmatig in het leven geroepen toestand als basis aan te nemen voor de toekomst. Door het aannemen van de waarde van het zilver ver boven den marktprijs, wordt een deel der natie bevoordeeld ten koste van een ander deel, terwijl daarenboven allen schade lijden, die als belasting-betalers de meerdere kosten der hervorming moeten dragen. Ik geloof dat het de taak der volks-vertegenwoordiging is, teo-en dergelijke onbillijkheid te waken. Ten slotte nog eene opmerking.
Indien men besluiten
mogt de verhouding op ongeveer 1 : 15,8 vast te stellen, zou ra. i. het cijfer van 1 : 15.8203 aanbeveling verdienen. Indien men alsdan tevens de gelegenheid openstelde om stukken van twaalf gulden aan te munten, zouden dezen 7,168 gram Üjn goud bevatten, en dus volkomen overeenstemmen met het duitsche twintigmarkstuk.
Zoodoende zou onze munt-
hervorming althans het voordeel opleveren, dat wij eene gemakkelijke' aansluiting verkregen met een groot rijk, hetwelk, even als wij, eene nieuwe munt in circulatie brengt, en waarmede onze handelsbetrekkingen zeer levendig zijn. AMSTERDAM,
29 November 1873.
Het voorafgaande lag reeds ter perse toen de telegraaf ons de tijding bragt dat de Fransche regeering ttaUë, België en Zwitserland heeft uitgenoodigd tot eene bijeenkomst, ter bespreking eener wijziging in het muntverdrag van 1865, in den geest der aanneming van den enkelen gouden standaard. Dat de dubbele standaard met eene vaste verhouding van 1 : 15,5 bij de tegenwoordige prijzen der edele metalen onhoudbaar worden moest, lag voor de hand. Het is echter te voorzien dat men de waarschijnlijke aan-
24 neming van het goud als standaardmetaal voor de latijnsche unie zal voorstellen als een nieuw argument tot aanneming der voorgestelde wet.
Van mijn standpunt wordt het tegen-
woordige oogenblik echter nog ongeschikter, dewijl Nederland nu ook de Staten der unie op de markt zal ontmoeten als keepers van goud, en vooral als verkoopers van zilver, waardoor de ruilverhouding neg ongunstiger worden meet veer het zilver en de kosten onzer hervorming nog belangrijk zullen toenemen. Er bestaat op het oogenblik eene paniek onder de houders van zilver; ieder wil verkoopen.
Ue ondervinding leert, dat
gewoonlijk zij, die zich in zulke omstandigheden niet laten medesleepen, later beter prijzen maken. De reactie ten gunste van het zilver zal waarschijnlijk door het besluit der Latijnsche unie vertraagd werden, maar zij zal daarom niet uitblijven. Ik verwacht haar met zekerheid, omdat ik overtuigd ben dat de voortbrenging zich steeds grootendeels regelt naar de behoefte.
De productie van goud wordt thans zeer aange-
moedigd, terwijl die van het zilver minder veordeelig wordt en dus waarschijnlijk zal afnemen. Vrees dat er voor het beschikbare zilver geen genoegzaam gebruik zal zijn, behoeft men niet te koesteren. Ook al wordt het in geheel Europa als standaardmetaal verworpen, blijft het zilver als zoodanig gezocht in een groot deel van Azië en Amerika, en voor de industrie is het ever de geheele beschaafde wereld onontbeerlijk. Wij mogen dus binnen korter of langer tijd eene meer gunstige ruilverhouding voor het zilver verwachten, en ik handhaaf mijn gevoelen dat het tegenwoordig oogenblik ongeschikt is voer standaardverwisseling in Nederland. Wij komen thans te laat of te vroeg.
>. •r?^35?%.K7^f^