®
M
IVES & Co. Den Haag. Noordeinde 124, (even voorbij het Paleis).
i
FOTOTO ESTELLEN en benoodigdheden.
i
Gramophones, Binocles, Projectie - Artikelen, enz.
's -GRAVENHAGE - A M S T ERDA M - NIJMEGEN - GRONINGEN. L.....11ilagazijnen Ie .............. LEVENSVERZEKERING =MHFïTSCHFïPPIJ OPGERICHT
DOOR HET
Nederl. Onderwijzers - Genootschap. . . . . . ■. • . . . . . .
. . . . . . . .
..
. . . .
.•. . . . • . . . . . . . . . . . . . . .
De Maatschappij sluit verschillende verzekeringen : Uitkeering bij Overlijden, met levenslange of tijdel. premiebetaling.
Gemengde Verzekering ; Uitkeering bij leven ; Kinderverzekering; Uitzet- en Studiebeurzen ; Dadelijk ingaande en uitgestelde Lijfrente; Weduwenpensioenen. Als deelnemers kunnen toetreden allen, die bevoegdheid hebben t.ih. geven v. onderwijs. Tarieven en inlichtingen zijn kosteloos te bekomen bij DE DIRECTIE, Prinsengracht
963 te Amsterdam en bij H.H. Correspondenten in de verschillende provinciën.
Mei'1 de Wed. J. Ihll-EÎjsvoijeI, Co111fflhllss1ra.I 48, Oei Hug, AGENTESSE van JAC'. SWILDENS, Amsterdam, voor Leermiddelen voor het onderwijs aan Achterlijke Kinderen. en van de FIRMA ROBERT CARLIER te Nunen, voor bord- en handdoeken. VRAAGT PRIJSCOURANTEN. 4.11.0 -11- -•- -•-
-•- -•- -•- - • - -•^-•-
-•- -•- 4.•-4. •- -•.0 4.1.0 -•- 4.111.0 -•- 4.•- -•--•- -•- -11- -•-
Kralen -weven is het nieuwste op huisvlijtgebied. Complete doozen met weefgetouw en kralen à f 1.50 en 2.50
SINDERAM & Co, DEN HAAG, Korte Houtstraat 19.
-•-
2e JAARGANG.
No. 5.
Tijdschrift DER
Vereeniging van Onderwijzers en Artsen werkzaam aan Inrichtingen voor Onderwijs aan achterlijke en zenuwzwakke kinderen.
REDACTIE: P. H. Schreuder. — G. J. Vos. — Dr. J. W. H. Wijsman. Adres van Red. en Adm. G. J. VOS, Den Haag,
Copernicusstraat 91.
October 1910.
Verschijnt om de 2 mnd.
Abonnem. prijs : f 1.50 per jaar.
Samenwerking tusschen huis en school aan scholen voor achterlijken.
Ieder der leden onzer vereeniging heeft zeker meer dan eens de wenschelijkheid gevoeld van samenwerking tusschen de leerkrachten onzer scholen en de verzorgers van de leerlingen. Naast die wenschelijkheid zou ik echter gaarne de noodzakelijkheid en de mogelijkheid willen plaatsen. Tot die samenwerking behooren ook al enkele dingen, die we allen doen, zooals het zenden van een briefje, als een kind zonder opgaaf van redenen verzuimt; het vragen om inlichtingen, als we lichamelijke stoornissen bij de kinderen opmerken ; den moeders een stevige vermaning geven, als de reinheid der kinderen door haar schuld veel te wenschen overlaat. Dit alles is wel noodig, doch brengt huis en school niet dichter tot elkaar. Op de scholen voor achterlijken is iets anders noodig. De intellectueele ontwikkeling is aan onze scholen zoO afhankelijk van de geheele opvoeding van het kind, waarbij het opvoeden in de ruimste beteekenis van het woord moet genomen worden, dat alleen reeds voor het onderwijzen van het achterlijke kind een nauwere samenwerking van alle verzorgende krachten noodzakelijk is. Enkele voorbeelden ter toelichting. Een leerling vermindert sinds eenigen tijd in werkkracht en -lust. De oorzaak er van wordt opgespoord en het blijkt, dat het ventje 's avonds met zijn vader kranten rondbrengt en dan laat naar bed gaat. Een ander is vooral 's morgens suf en
— 65 —
blijkbaar vermoeid. Deze heeft een baas, een bakker, waar hij geregeld om 5 uur 's morgens moet zijn en daardoor vermoeid op school komt. Een jongen uit de hoogste klasse wordt lastiger en is wel eens brutaal, wat hij vroeger nooit was. Bij onderzoek blijkt, dat hij in den laatsten tijd veel in verkeerd gezelschap op straat slentert. Een meisje wordt suffer, minder levenslustig. Oorzaak: Vader in de gevangenis e n moeder niet in staat voor voldoende voeding te zorgen bij het toch al lichamelijk zwakke kind. Ook met het oog op de moreele opvoeding onzer leerlingen is het echter dringend noodzakelijk, dat er voortdurend verband is tusschen huis en school. Die opvoeding van onze 1.1. in het huisgezin laat, tenminste op de volksscholen, dikwijls veel te wenschen over. De oorzaken daarvan zijn dikwijls in de eigenaardigheden van de achterlijke kinderen zelf te zoeken, daar die door de ouders niet begrepen worden. Wie kent niet het achterlijke kind, door moeder verwend, omdat ze medelijden heeft met den stakker; door broer en zuster geplaagd, omdat hij lastig en egoistisch is en zoo gauw boos wordt; door vader geslagen, als die 's avonds moe thuis komt, daar niet de rust vindt, die hij wenscht en het onhandelbare, schreeuwende kind er de schuld van geeft? Stellig meer dan op gewone scholen is het bij het zoeken van samenwerking met de verzorgers noodig, dat tevens getracht wordt dezen eenige begrippen van opvoeding bij te brengen. Trachten, want het is zoo vaak boter aan de galg gesmeerd. Hoe dikwijls hebben we ouders al niet gewaarschuwd, de kinderen niet gedurig te dreigen met het „gesticht". De kinderen bemerken zoo gauw, dat het slechts een bedreiging is, waaraan geen gevolg gegeven wordt. En toch komen diezelfde ouders nog klagen over de brutaliteit en ongevoeligheid van het kind, dat, als moeder over een gesticht spreekt, zegt : „Dat wou ik maar, dan was ik hier vandaan." Hoe dikwijls wezen we den ouders op het verkeerde van de onware schriftelijke en mondelinge mededeelingen omtrent de oorzaak der verzuimen van onze leerlingen en toch komen deze mededeelingen nog herhaalde malen voor. Hoe moeten we niet telkens herhalen, om den ouders eenig idee er van te geven, dat we het kind samen moeten opvoeden en dat zij niet door daden en woorden tegenover de kinderen moeten te kennen geven, dat ze de school als een noodzakelijk kwaad beschouwen. Maar al wenschen verschillende ouders die samenwerking niet en schepen ze den onderwijzer liefst buiten de deur af, als hij pogingen doet
— 66 —
in nader contact te komen met het huisgezin, dan toch en juist dan het meest, moet die samenwerking gezocht worden, in het belang van onze leerlingen, in het belang van den geest in den school ! Gelukkig zijn er ook verscheidene gevallen, waarin de ouders zelf tot samenwerking geneigd zijn, ook zonder dat ze den onderwijzer als boeman noodig hebben voor het thuis onhandelbare kind. Er zijn ouders die slechts geringe aanmoediging noodig hebben, om op school te komen kennisnemen van de vorderingen van hun kinderen en die het blijkbaar prettig vinden, als de leerkrachten eens over hun kinderen komen praten, zonder dat hun gedrag op school of verzuim hiertoe direct aanleiding geeft. We moeten om de leerlingen te leeren kennen op de hoogte zijn van de factoren, die in huis en op straat op hen inwerken, en dit kan niet anders dan door contact tusschen huis en school. Voor een juiste individueele behandeling kan dan ook een nauwkeurige kennis van die factoren niet gemist worden. Naast de noodzakelijkheid van samenwerking bestaat echter de mogelijkheid daartoe. Ik geef slechts enkele wijzen aan, waarop die samenwerking gezocht kan worden, innig overtuigd, dat zij, die ernstig in deze richting zoeken, er nog wel meerdere zullen vinden, Een vereischte is, dat bij de ouders belangstelling ook voor het werk op school en voor de leerkrachten gewekt wordt. Men kan daartoe dadelijk pogingen in het werk stellen, als de kinderen op school komen. In plaats van de gewone opneming eener klasse, zou daarvan een officiëele opening te maken zijn. De ouders worden dan verzocht, zooveel mogelijk zelf hun kinderen te komen brengen, vertrekken niet weer, als ze het vaccinebewijs hebben afgegeven en hun is medegedeeld, hoeveel schoolgeld ze te betalen hebben, doch blijven met den onderwijzer der klasse wat praten over de kinderen in het, voor deze gelegenheid met eenige bloemen versierde lokaal. Daarna volgt voor hen allen een korte uiteenzetting van liet belang onzer bijzondere school voor hunne kinderen en wordt meegedeeld, welk doel we ons voorstellen te bereiken. We roepen hun medewerking in om van hun kinderen zooveel mogelijk flinke, bruikbare menschen te maken. We deelen hen mede, dat de onderwijzer zoo nu en dan eens thuis zal komen zien, wijzen er op, dat we steeds bereid zijn, raad te geven hoe de kinderen na schooltijd het best hun tijd doorbrengen en wijzen op onzen schoolarts die steeds raad wil geven omtrent de lichamelijke verzorging. Ook kunnen we hun een en ander van de school laten zien. Daarna begint voor den onderwijzer der klasse het moeilijkste werk.
— 67 —
Hij moet trachten de gewekte belangstelling levendig te houden en dit kan niet anders dan door huisbezoek. Als hij dan ook werk van de kinderen meeneemt, waarvoor ouders altijd belangstelling gevoelen, zal hij zeker gedurig werkzaam kunnen zijn in het belang van de opvoeding zijner leerlingen. Wel zal hij nog op veel onwilligheid en onkunde stuiten, doch dit mag hem niet weerhouden. Openbare lessen is een middel tot verkrijgen van meerder contact tusschen huis en school, dat m.i. geen aanbeveling verdient. Op onze volksscholen kunnen slechts weinig ouders gedurende de schooltijden komen. Willen de ouders iets zien van het gewone schoolleven, dan moeten de lessen gewoon doorgaan en de belangstelling is dan spoedig verflauwd, vooral als de kinderen der aanwezige ouders niet dikwijls een beurt krijgen. Meer verwacht ik van ouderavonden. Dan kunnen de ouders meestal beter een van beiden gemist worden. Op deze bijeenkomsten wordt een algemeen onderwerp besproken, b.v. wat de kinderen mogen lezen, hoe ze 's avonds zijn bezig te houden, het liegen bij de kinderen, het rookes, snoepen en pruimen ; welke onderwerpen met nog talrijke andere zijn te vermeerderen. Verder tracht men ook de ouders zelf aan het praten te krijgen, terwijl eveneens werk van de leerlingen getoond wordt. Is de belangstelling reeds grooter geworden, dan kunnen avondbijeenkomsten van een onderwijzer uitsluitend met de ouders van de leerlingen zijner klasse gehouden worden. Eveneens zou een proef te nemen zijn met het laten meegaan van ouders op schoolwandelingen en -reisjes. Hieraan zijn echter verschillende practische bezwaren verbonden, die, vrees ik, voor vele scholen overwegend zullen zijn. In München bestaan sedert 1907 voor de gewone volksscholen oudersvereenigingen. Navolging daarvan aan onze scholen acht ik ook niet goed mogelijk. Wel kan men verzekerd zijn van de waardeering der ouders, als men hen behulpzaam is en van raad dient bij de keuze van een beroep voor de leerlingen, welke de school verlaten. Dit acht ik voor onze scholen ook beslist noodzakelijk. Daar het niet goed mogelijk is, dat het onderwijzend personeel met alle ontslagen 1.1. in contact blijft, is het gewenscht, dat hierbij het patronagestelsel wordt toegepast. Steeds zijn er wel personen te vinden, die belangstelling genoeg voor onze leerlingen hebben om het patroonschap op zich te nemen en geregeld de leerkrachten op de hoogte te houden van hun bemoeiingen. De
— 68 — ervaringen van de Vereeniging : „Zorg voor het achterlijke kind " te 's-Gravenhage bewijzen dat voldoende. P H S .
-
.
.
o-
Bepalingen omtrent de acte van bekwaamheid voor onderwijs aan achterlijken in Frankrijk. (zie No. 2 van dezen jaargang, bladz. 24.) 1. De candidaten voor de acte van bekwaamheid voor het onderwijs aan achterlijken moeten minstens 21 jaar zijn op den datum, waarop zij zich aangeven, en in het bezit zijn van de acte voor onderwijzer. Zij moeten door een proeftijd van minstens een jaar aan een inrichting van onderwijs voor achterlijken, aangewezen door den Minister van Onderwijs, bewezen hebben, de middelen te kunnen bestudeeren om de aandacht der achterlijken te fixeeren en hun ontwikkeling te bevorderen. Van dezen leeftijdsgrens en dezen proeftijd wordt in geen geval ontheffing verleend. 2. De candidaten moeten zich laten inschrijven aan het bureau van een inspecteur van de academie en daarbij opgeven de plaatsen, waar ze hebben gewoond en de betrekkingen, waarin ze zijn werkzaam geweest, gedurende de laatste 5 jaren. 3. Het schriftelijk examen wordt afgenomen in de hoofdstad van het departement, waar de candidaat woont, onder toezicht van den inspecteur van de academie of van diens vertegenwoordiger. Het loopt over kennis van physiologie, schoolhygiëne, psychologie en paedagogiek van de achterlijken. Het duurt 3 uur. Een waardeeringscijfer van 10-20 is noodig om tot het mondeling en practisch gedeelte van het examen te worden toegelaten. 4. De commissie voor het mondeling en practisch gedeelte van het examen wordt door den Minister van Onderwijs benoemd en houdt zitting te Parijs. 't Mondeling gedeelte loopt over een der punten van het programma, het onderwerp wordt door het lot aangegeven, de candidaat kan zich een half uur voorbereiden, terwijl het onderzoek niet langer dan een half uur mag duren. 't Practisch gedeelte wordt afgelegd in een klasse of een school voor achterlijken, aangewezen door den Minister. Voor beide gedeelten wordt een waardeeringscijfer van 10-20 toegekend. Een gemiddeld totaal van 30 punten is noodig om te slagen.