Bouw Van Mourik Broekmanweg 6 Postbus 49 2600 AA Delft
TNO-rapport
www.tno.nl T +31 15 276 30 00 F +31 15 276 30 10
[email protected]
Wijkvisie
Datum
21 december 2009
Auteur(s)
ing. Hans Lievense ir. ing. Jeroen Brouwer Tjerk Epema BSc
Opdrachtgever
VP Transitie en ruimtegebruik
Projectnummer
034.20729
Aantal pagina's Aantal bijlagen
50 (incl. bijlagen)
Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan.
© 2009 TNO
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
2 / 50
Inhoudsopgave 1
Inleiding .......................................................................................................................... 3
2 2.1 2.2 2.3
Plan van Aanpak............................................................................................................ 4 Inventariseren................................................................................................................... 4 Visie................................................................................................................................. 5 Ontwikkelen van praktisch toepasbare tools.................................................................... 6
3 3.1
Inventarisatie.................................................................................................................. 7 Deskresearch.................................................................................................................... 7
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Enquête ......................................................................................................................... 26 Resultaten gedeelte gesloten vragen enquête................................................................. 27 Samenvatting van de output van de 7 rubrieken van het gedeelte met gesloten vragen:34 Resultaten gedeelte open vragen enquête ...................................................................... 34 Samenvatting van de inbreng op de vragen: .................................................................. 36
5
Workshops.................................................................................................................... 38
6
Wijk Visie ..................................................................................................................... 40
7 7.1
Structuur wijkscan ...................................................................................................... 42 Structuur ........................................................................................................................ 42
8 8.1 8.2 8.3
Uitwerking aspecten WijkScan................................................................................... 46 Te beoordelen aspecten.................................................................................................. 46 Beoordeling van aspecten .............................................................................................. 47 Conclusies WijkScan ten aanzien van voorbeeld Energieopwekking ........................... 48
9
Conclusie....................................................................................................................... 49
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
1
3 / 50
Inleiding Uit de woonbarometer (VROM) is onder meer gebleken dat de verschillende kennisdomeinen gezamenlijk van invloed zijn op het (straat) beeld en de leefbaarheid van de woonwijk. De verschillende stake holders die betrokken zijn bij woonwijken en hun aanpak zijn in toenemende mate geïnteresseerd in een interdisciplinaire aanpak, die tevens de lange termijn dient. Het kunnen integreren van deze kennisgebieden (disciplines) geeft dan ook naar verwachting meer mogelijkheden om de verschillende stake holders en belanghebbenden van dienst te kunnen zijn bij het vaststellen van mogelijke scenario’s voor woonwijken. De beoogde doelgroepen zijn dan ook gemeenten, woningcorporaties, individuele huiseigenaren en huurders. De reeds bestaande ervaring met vastgoed en woonwijken van TNO bestaat uit ervaring op het gebied van het beoordelen van de bouwtechnische en bouwfysische staat van vastgoed. Ook is er kennis op het gebied van de (her) inrichting van de openbare ruimte van woonwijken, en het functioneren van de betrokken stake holders die in dit kader optreden. Verder bestaat er bij TNO kennis op het gebied van de sociaal en maatschappelijke aspecten die effect hebben op de leefbaarheidbeleving van wijken. (als voorbeeld sociale cohesie, bevolkingsopbouw en cultureel-economische voorzieningen). Gecombineerd met de kennis van energiegebruik, opwekking en besparing in de gebouwde omgeving, leiden de uitkomsten van dit KIP project tot een bijdrage aan de invulling van de behoefte, in de zin van het creëren van leefbare en duurzame woonwijken. Doel Het ontwikkelen van een integrale wijkvisie volgens de methodiek van resultaatgericht wijkbeheer en het ontwikkelen van concrete tools voor de praktische toepassing van deze visie. Onderzoeksvragen Wat is de huidige stand van zaken (intern / extern) m.b.t. de benadering van een integrale wijkvisie / aanpak? Welke behoefte bestaat er bij, en ideeën leven er bij partijen die betrokken zijn bij deze wijkvisie/ aanpak? Welke praktische invulling (visie/ tools) kan TNO aan de gewenste ontwikkelingen verder bijdragen? Hoe gaan we deze bijdragen verder uitwerken en invulling geven met en voor toekomstige gebruikers? Opzet rapport Deze rapportage is bedoeld als eind resultaat van het KI project WijkVisie, onder het vraaggestuurde programma Ruimte. Tevens dient dit rapport als tussenrapport van het programma EOS LT project Transep DGO.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
2
4 / 50
Plan van Aanpak Het onderliggende onderzoek is uitgevoerd conform het volgende plan van aanpak. Daarbij is het onderzoek uitgevoerd in vijf overzichtelijke stappen:
2.1
Inventariseren
In de inventarisatie is ingezoomd op de kennis en technieken die bestaan, en een behoefte inventarisatie uitgevoerd bij toekomstige gebruikers (WoCo’s). Hiervoor hebben we het volgende deskresearch uitgevoerd: - wat is er op het gebied van technische wijkinspectie (intern/ extern), 1. Welke indicatoren zijn gebruikt; 2. welk beeld (output) leveren deze indicatoren op; 3. welke vraag van de klant kan hiermee beantwoord worden? Hierbij zijn ook bestaande relevante rapporten van TNO betrokken. - Naast de technische indicatoren welke maatschappelijke indicatoren worden toegepast in de markt? (VROM, Rigo, RIO, DPL, Sureuro) - welke nieuwe ontwikkelingen (meta) zijn noodzakelijk om bij aan te sluiten (vergrijzing, energie, etc.)? 1. welke indicatoren kunnen hiervoor dienen? - Welke input vanuit gemeenten, beheerders, infrastructuur leveranciers en bewoners zijn nodig om het afwegingskader te verbeteren? Inventarisatie van behoefte (kennis en afwegingskader) bij toekomstige gebruikers (WoCo’s en gemeenten). Hiervoor is een enquête opgesteld en verstuurd aan nieuwe en reeds bestaande woningcorporaties in ons bestand (breedte 60 individuen). - Enquête opstellen > welk afwegingskader, welke input noodzakelijk, welke in huis, welke van derder? - Lijst opstellen met aan te schrijven WoCo’s en gemeenten (personen uit kennissengroep). - Verturen en stimuleren om in te vullen (presentie, betrokkene bij project en kennisuitwisseling) - Verwerken van resultaten (terugkoppeling geënquêteerde en input inventarisatie afronding) > bijdrage aan Visie ~ waar wil men heen? Waar gaan we heen?! Kader: in bijgevoegd kader de schematische weergave van een wijk, haar indicatoren, haar interventie gebieden en hun interacties.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
2.2
5 / 50
Visie
De tweede stap van het onderzoek bestaat uit het ontwikkelen van de wijkvisie op basis van de uitgevoerde inventarisatie bij de voorname betrokken partijen en de uitgevoerde deskresearch. De Wijkvisie zal zich daarbij richten op de integraliteit van elementen en disciplines die noodzakelijk zijn voor een functionele wijkaanpak. Met name voor gemeenten, woningcorporaties, bewoners en onderhoudsbedrijven moet dit een herkenbare en toepasbare visie zijn. Acties − Houden van interne workshop (2 stuks) − Inbreng verkrijgen/draagvlak vanuit de verschillende team/bu’s / + kwaliteit van leven o Opstellen presentatie vanuit inventarisatiefase o Voorbereiden workshop o Uitvoeren workshop Vaststellen doel van de visie Waar dient de visie betrekking op te hebben, afbakenen Brainstormen over inhoudelijke aspecten visie o Verslaglegging workshop - Uitwerken visie
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
2.3
6 / 50
Ontwikkelen van praktisch toepasbare tools
Vanuit de inventarisatie en de opzet van een interdisciplinaire wijkvisie, zal in deze stap de tool ontwikkeling plaatsvinden. Conceptuele methode (zelf, collectief, technieken, middelen) > nieuwe methode om te komen tot een objectieve bepalingsmethodiek voor wijken. Acties: - Ontwikkelen van een tool voor het vaststellen van de is en soll situatie m.b.t energie neutrale wijk / energie reductie (dit wordt in combinatie met het project Transep DGO uitgevoerd) - Ontwikkelen / verder ontwikkelen van een wijkscan methodiek/tool waarmee de situatie en de potentie van een wijk m.b.t. status van de openbare ruimte, voorzieningen en het vastgoed. - Deze wijkscan heeft betrekking op: 1. Openbare ruimte (blauw, grijs , groen, speelplekken, straatmeubilair openbare verlichting enz. 2. Het beeld van de bebouwing en energiebehoefte 3. Afstemming van de woonfuncties op de behoefte 4. De onderhoudsstaat van het vastgoed (door ontwikkelen van reeds bestaande methodiek) - Mogelijke verbeteracties in relatie met kosten en baten
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
3
7 / 50
Inventarisatie De Inventarisatie is opgebouwd uit twee opeenvolgende onderdelen, te weten: - Deskresearch - Enquête Daarnaast zijn een tweetal workshop gehouden (intern TNO) met als doel om de interne kennis op het gebied van wijken en het monitoren van hun leefbaarheid te matchen met de vragen die er vanuit de kennisontwikkeling bestaan, en welke zijn bevestigd door de inventarisatie en de enquête in het bijzonder. 3.1
Deskresearch
Delen: - Bouwkundig: o Algemene aspecten Vastgoed o Bouwfysische aspecten Vastgoed o Bouwtechnische aspecten Vastgoed
3.1.1
-
Openbare Ruimte
-
Sociaal – Maatschappelijke voorzieningen
-
Energie Huishouding
Bouwkundig: Ten aanzien van de bouwkundige staat van Vastgoed heeft binnen TNO de afdeling RgVo en Monitoring ervaring op het gebied van inspecties, en de fysiek technische gebreken die in bij Vastgoed zich ontwikkelen. Enkele rapporten die zijn opgesteld in het kader van betaalde opdrachten (Woningcorporaties) geven een goed beeld van de mankementen die kunnen ontstaan bij verouderde wijken. Belangrijkste indicatoren: - voeghardheid - lintvoeg waterpas - houtrot - vochtmetingen (interieur) - optische beoordeling bouwfysische staat (isolatieglas, muren, vloeren etc.) Uit de ervaring die is opgedaan bij verschillende projecten, is er een lijst opgemaakt met indicatoren waar naar gekeken kan worden in het kader van het vaststellen van de bouwkundige kwaliteit van een gebouw (zie bijlage).
3.1.2
Openbare Ruimte: Waar praten we eigenlijk over als we het over de openbare ruimte hebben? Volgens KEI, het kenniscentrum voor stedelijke vernieuwing, is een kwalitatief hoogstaande openbare ruimte een essentieel onderdeel van de stedelijke vernieuwingsopgave. De
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
8 / 50
openbare ruimte is het visitekaartje van een wijk en dé plaats waar ontmoetingen plaatsvinden en culturele evenementen worden georganiseerd. De openbare ruimte is tegelijkertijd van iedereen en van niemand, en vormt een collectieve omgeving waar men wordt geconfronteerd met gezamenlijke omgangsvormen, waarden en normen. 1 Maar waarover hebben we het eigenlijk als we over openbare ruimte spreken? Eén algemeen geaccepteerde definitie van openbare ruimte is niet voorhanden. Er zijn vele definities en indelingen, gebaseerd op gebruik, beheer, eigendomsvormen of andere criteria. KEI heeft enkele definities op een rij gezet. Naast deze wetenschappelijke en beleidsmatige definities zijn er ook andere, interessante definities die meer inzicht geven in de beleving van de openbare ruimte. 2 •
Nio (2002) geeft de volgende definitie van openbare ruimte: "De stedelijke ruimte die vrij toegankelijk is en waar mensen ongeacht hun sociale achtergrond op vrijblijvende wijze met elkaar contacten kunnen leggen en onderhouden."
•
Volgens Mentzel (1993) in Gadet (1999) is openbare ruimte: "de plek waar burgers elkaar als burgers tegemoet kunnen treden. Als je wilt kun je iedereen aanspreken, het is ook een plek waar je met allerlei verschillende burgers te maken hebt."
•
Lyn Lofland noemt de openbare ruimte in haar werk ‘The Public Realm’: "those areas of urban settlements in which individuals in copresence tend to be personally unknown or only categorically known to one another."
In dit KEI-overzicht verstaan wij onder openbare ruimte alle vrij toegankelijke ruimten. Ook plekken als winkelcentra, multifunctionele accommodaties en sportvelden behoren tot de openbare ruimte. We besteden in dit overzicht met name aandacht aan de naoorlogse wijken. In deze wijken ligt de komende jaren het accent van de stedelijke vernieuwing. Een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte draagt bij aan het creeëren van gewilde en duurzame wijken. De opgave is hier bovendien extra complex door de stedenbouwkundige structuur met verschillende schaalniveaus en de complexe eigendomsverhoudingen. 3 Ervaring TNO Op het gebied van openbare ruimte heeft TNO langdurige ervaring opgedaan bij de begeleiding van de wijkrenovatie (allen openbare ruimte) in de Vogelbuurt te Hellevoetsluis. Uit de ervaring die is opgedaan bij dit project, is er een lijst opgesteld met indicatoren waar naar gekeken kan worden in het kader van het vaststellen van de openbare ruimte kwaliteit (zie hfst 5). Indicatoren Met behulp van indicatoren kan de kwaliteit van de openbare ruimte worden onderzocht en gewaardeerd. De openbare ruimte is in veel verschillende aspecten onder te verdelen, blijkt uit een snelle scan van verschillende methodieken voor waarderingsonderzoek of ontwerpprocessen bij gemeentes in Nederland. Uit deze scan is een eerste lijst met
1
http://www.kei-centrum.nl/view.cfm?page_id=555. Website bezocht op 10-12-2009 om 10.12 uur. Idem kei 3 Idem kei 2
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
9 / 50
indicatoren samengesteld waarmee de openbare ruimte gewaardeerd of ontworpen kan worden. Deze indicatoren zijn afkomstig uit verschillende bronnen. Openbare Ruimte - aanwezigheid en kwaliteit van groenvoorzieningen4 o Woongroen, buurtgroen, wijkgroen, stadsdeelgroen en de stadsparken5 o Afstand tussen groen en woning6 o hoeveelheid bomen7 o onderhoud bomen o hoeveelheid gazongras o onderhoud gazongras o hoeveelheid natuurlijk gras o onderhoud natuurlijk gras o hoeveelheid cultuurlijke beplanting o onderhoud cultuurlijke beplanting o onderhoud natuurlijke beplanting - aanwezigheid en kwaliteit van waterpartijen8 o natuurlijke oevers o cultuurlijke oevers - aanwezigheid en kwaliteit van speelvoorzieningen, aanwezige diversiteit over leeftijdscategorieën o categorie tot 12 jaar o categorie 12-18 jaar o categorie 18+ o Voorzieningen voor ouderen (65+) o Voorzieningen minder valide - aanwezigheid hondenuitlaatzones - aantal parkeerplaatsen en hun situering op wijkniveau en straatniveau o parkeerplaatsen niet deel uit makend van straatbeeld (achter woonblok) o parkeerplaatsen deel uit makend van straatbeeld - kwaliteit openbare verlichting o aantal lantaartpalen o hoeveelheid licht o verlichting brandt niet o lantaarnpaal scheef, klep ontbreekt - kwaliteit straatmeubilair en civiele kunstwerken o prullenbakken (voor zwerfvuil en hondenpoep) o banken o abri’s o plantenbakken o hoeveelheid afvalbakken o frequentie ledigen afvalbakken o onderhoud afvalbakken o hoeveelheid banken
4
(uit Inventarisatie Wijkvisie Desk Research 081209.doc, als indirecte bron)
5
http://www.kei-centrum.nl/view.cfm?page_id=555. Website bezocht op 10-12-2009 om 10.12 uur. Idem kei
6
7
Waardering openbare ruimte. Deel 1 Een analyse van de gemiddelde waardering op onderdelen, 26 november 2008. contactpersoon Henk te Poele, Strategische Ontwikkeling, Team Kennis en Verkenning. 8
(uit Inventarisatie Wijkvisie Desk Research 081209.doc, als indirecte bron)
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
-
-
-
3.1.3
10 / 50
o onderhoud banken o hoeveelheid verzamelcontainers o onderhoud verzamelcontainers o hoeveelheid afzettingspalen o onderhoud afzetpalen o aanwezigheid en onderhoud abri’s9 o steiger en kade-werken (cultuurlijke oevers) o bruggen o duikers netheid straatbeeld o hondenpoep groenzone o hondenpoep openbare weg o graffiti straatmeubilair o drijfvuil o onkruid groenzone o onkruid openbare weg o natuurlijk zwerfvuil groenzone o natuurlijk zwerfvuil openbare weg o fijn zwerfvuil groenzone o fijn zwerfvuil openbare weg o grof zwerfvuil groenzone o grof zwerfvuil openbare weg o herkenbare ruime trottoir o herkenbare kleurstelling bestrating o obstakel vrije opgangen en trottoirs Interne stedenbouwkundige bereikbaarheid (auto, fiets en voetganger) o 30-km-zone10 o verkeerremmende maatregelen (straatindeling, drempels etc.) o toegankelijkheid trottoir, weg, oversteekplaatsen en entree gebouwen voor voetgangers en minder validen 11 Extern ontsluiting van de wijk stedenbouwkundige structuur (bv zichtlijnen en verkaveling) o zichtbaarheid van alle plaatsen Ecologische structuur 12
Sociaal – Maatschappelijke voorzieningen: Binnen Innovatie en Ruimte van TNO wordt er onderzoek gedaan naar de relatie tussen steden, de stedenbouwkundige structuur, de economie en de aanwezigheid van overige voorzieningen. In dit kader is er ten aanzien van de sociaal maatschappelijke kwaliteit van een wijk veel te zeggen. In welke mate beïnvloeden de omgevingscondities (revealed preferences) het woongedrag? De omgevingscondities die dat woongedrag het beste verklaren zijn opgenomen in de woonbarometer van VROM. -
Demografie
9
Aangevuld vanuit notitie meer minder anders uitbesteden bij de afdeling Besteding Openbare Ruimte (BOR), Notitie n.a.v. raadsvragen vanuit de kerntakendiscussie, Sector: Grondgebiedzaken, Afdeling: Beheer Openbare Ruimte, Versie: 1.2, 17 oktober 2006
10
boekje Hellevoetsluis boekje Hellevoetsluis 12 boekje Hellevoetsluis 11
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
o o o o
11 / 50
Leeftijdscategorieen; ( zorgbehoefte/mobiliteitsbehoefte, kinderen0 Gezinssamenstelling Inkomensverdeling Bevolkingsgroei
Een overzicht van de indicatoren die in de woonbarometer zijn toegepast: - bevolkingssamenstelling: bepaalde mate van menging (sociaal en cultureel) gewenst, naast een bepaalde mate van homogeniteit (mensen zoals ik/ wij). o Leeftijdsopbouw o Gezinssamenstelling o Etniciteit o - Sociale status van een wijk > opleidingsniveau en inkomensniveau van een wijk > hoe hoger hoe sterker veiligheidsgevoel (perceptie prettige wijk) - Werkloosheid (% van de beroepsbevolking) - Sociale samenhang van de wijk (social cohesion) - Veiligheid (vernielingen woonomgeving en overlast van mensen, diefstal en geweld): o Misdrijven (vernielingen, diefstal, geweld, zeden, openbare orde) o Overlast (drugs, jongeren, omwonenden, rommel en bekladding) In zijn geheel gaat de Woonbarometer (VROM 2008) uit van een drietal dimensies: 1. Veiligheid a. Geweld b. Diefstal c. Vernielingen d. Vernielingen en vervuiling openbare ruimte e. Overlast van mensen op straat f. Overlast van omwonenden 2. Fysiek a. Ruimte en groen b. Samenstelling woningvoorraad c. Kwaliteit van de publieke ruimte d. Voorzieningen e. Dynamiek 3. Sociaal a. Verhuis(mobiliteit) en binding b. Bevolkingsopbouw (demografie) c. Bevolkingsopbouw (sociaal/ economisch) d. Werkloosheid Vanuit praktische overwegingen laten we de fysieke aspecten buiten beschouwing: Afgezien van het voorzieningen niveau (dagelijkse voorzieningen en recreatieve voorzieningen). Ten aanzien van de sociale – culturele samenstelling van de wijk, valt er het volgende te zeggen: Aandeel niet westerse allochtonen heeft een negatieve invloed op oordeel van de leefbaarheid. Tevens negatief met aandeel eenpersoonshuishoudens, aandeel meerpersoonshuishoudens met kinderen. Ten aanzien van de homogeniteit van wijken valt er het volgende op:
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
12 / 50
Verschillende typen huishouden hechten in verschillende mate aan homogeniteit in de wijk. Alleenstaanden hebben over het algemeen geen behoefte aan homogeniteit. Als men kijkt naar de sociaal economische positie van de bevolking in wijken en steden, valt het volgende te zeggen over werk, opleiding, inkomen en percentage eigen woning bezit: Positieve beoordeling leefbaarheid gaat gepaard met hogere inkomens, meer arbeidsparticipatie, groter aandeel hoger opgeleiden en meer eigen woning bezit. Ten aanzien van de veel geroemde sociale cohesie, ofwel sociale samenhang in een wijk, is het volgende interessant: Indicator van sociale samenhang is de mutatiegraad. Hoge mutatiegraad bij lage sociale samenhang; waarbij een geringe mutatiegraad (hoge sociale cohesie) een hogere leefbaarheid wordt toegekend. Op het gebied van veiligheid en overlast, kan men opmerken dat: Overlast een subjectieve indicator is; voelt iemand zich prettig, of niet. Objectieve indicator gebaseerd op registratie van delicten en aangiftes. De belangrijkste relatie tussen leefbaarheid is gevonden met de indicator overlast. IN de vloedgolf aan media en onderzoeksattentie na het bekend maken van de krachtwijken, of ook wel veertig vogelaar wijken genoemd, zijn er in de outcome monitor de volgende indicatoren voor handen (nulmeting – 2008). Binnen de dimensie bevolking: - particuliere huishoudens naar type huishouden (eenpersoon, paar met of zonder kinderen, eenouderhuishouden) - inwoners en aandeel in particuliere huishoudens (grootte huishouden) - personen behorend tot de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar) - personen naar herkomstgroep (iemand van wie ten minste één van de ouders in het buitenland is geboren) - personen naar leeftijdsklasse - verhuizing naar leeftijdsklasse, herkomstgroepering en type huishouden - verhuizing naar besteedbaar inkomen en decielklassen en decielgrenswaarden Binnen de dimensie wonen: - aandeel eengezins- en meergezinswoningen (categorieën in de woningvoorraad) - gemiddeld aantal inwoners per woning (aantal inwoners gedeeld door het aantal bewoonde woningen) - aandeel kleine woningen (kleine woning is woning met drie kamers of minder) - aandeel koopwoningen, particuliere en sociale huurwoningen - leefbaarheidscore (score op basis van leefbarometer) - aandeel kaap en huurwoningen naar bouwjaar in klassen - verkooppunten en aandeel dagelijks aanbod (economische activiteit) - gemiddelde verkoopprijs van koopwoningen Binnen de dimensie leren: - leerlingen in het 3e leerjaar in het voortgezet onderwijs naar schoolsoort en herkomstgroepering - schoolverlaters naar het hebben van een startkwalificatie - onderwijsdeelname naar schoolsoort en herkomstgroepering
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
13 / 50
Binnen de dimensie werken: - aandeel personen met een ww-uitkering in de potentiële beroepsbevolking, naar leeftijdsklasse, herkomstgroepring (generatie en geslacht) - aandeel niet-werkend werkzoekenden ingeschreven bij het CWI in de potentiële beroepsbevolking naar leeftijdklasse, herkomstgroepering (generatie en geslacht) - aandeel langdurig bijstandsafhankelijken in de potentiële beroepsbevolking, naar leeftijdsklasse en herkomstgroepering (generatie en geslacht) - aandeel personen met een AO uitkering in de potentiële beroepsbevolking, naar leeftijdklasse en herkomstgroepering (generatie en geslacht) - aandeel van de potentiële beroepsbevolking met inkomsten uit arbeid, naar leeftijdsklasse en herkomstgroepering (generatie en geslacht) - gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen in decielklassen en decielgrenswaarden Binnen de dimensie veiligheid: - score overlast en veiligheid (score ten opzichte van het Nederlands gemiddelde) Binnen de dimensie integratie: - paren naar herkomstgroepering (gehuwde en ongehuwde paren naar herkomstgroepering van partner (autochtoon, westerse allochtoon en nietwesterse allochtoon)) Binnen de dimensie schuldenproblematiek: - wanbetalers voor de zorgverzekeringswet (min. Zes maanden geen premie betaald) Andere velden waarbij het vermoeden bestaat dat deze van invloed zijn op de kwaliteitservaringen van een wijk of stad: Geografische ligging van wijken (t.o.v. uitvalswegen, voorzieningen, (provinciale) grote stad, arbeid) Economie. Heeft de nabijheid van een economische activiteit (winkels, bedrijven, industrie) een positief effect op de leefbaarheid van een wijk? De economische vitaliteit in de wijk wordt voor een groot deel bepaald door de aanwezigheid of bereikbaarheid van arbeidsplaatsen. (ergens gaat het daarbij om de fysieke component in termen van aanwezigheid (bedrijventerrein, etc.), deels gaat het om de relatieve bereikbaarheid van arbeid. De aanwezigheid van voorzieningen in algemene zin (winkels, scholen, banken, cultuur, natuur, recreatie, religie etc. word als positief beschouwd); wezenlijk stel ik me nog de vraag in hoeverre de homogeniteit van functies wordt gewaardeerd of als negatief beschouwd. Functiemening is wat dat betreft een veel gebezigde term, welk voor veel stedenbouwkundigen nastrevenswaardig wordt geacht. Senter Novem heeft een aantal publicaties waarin functiemenging word behandeld, waarbij werken in woonwijken de meest toegepaste vorm is. Voorbeelden geven aan dat vastgoedwaarde sneller ontwikkeld wanneer er kleinschalige economische activiteiten en creatieve werkplaatsen in een wijk aanwezig
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
14 / 50
is. De waardeontwikkeling gaat minder snel waar wonen gecombineerd is met een productiemilieu (maakindustrie). In Amsterdam zijn percentages bekend van 60 % bedrijvigheid in bepaalde woonwijken. Daarbij gaat het dan met name om winkeltjes, voorzieningen (bank etc.) en kleine bedrijven (meestal zzp-ers) in de zakelijke dienstverlening. Vraag die zijn ontstaan in navolging van de deskresearch: Is de prijsontwikkeling van vastgoed in een wijk aan te merken als indicator voor de leefbaarheid van een wijk? Vastgoed prijzen (woningen, commercieel, utiliteit) en grond (bouwkavels). Op het moment van schrijven van deze inventarisatie is nog geen uitsluitsel gegeven op deze vraag. Belangrijke input die vanuit gemeenten en derden instituties geleverd zou moeten worden ter waardering van veel van de bovengenoemde indicatoren zijn: -
gegevens uit Gemeentelijk Basis Administratie gegevens van het CWI (werkloosheid) dan wel CBS gegevens over bedrijvigheid van KvK of CBS
Een algemene inventarisatie ronde op het gebied van bestaande WijkScan Copyright, heeft de volgende hits opgeleverd: - Berenschot heeft een wijkscan ontwikkeld - INICIO Advies Rotterdam - Zorggerelateerde scan - I&O Research > gemeente Enschede Wat deze wijkscans gemeen hebben is dat er nog onvoldoende sprake is van een integrale benadering. De diepgang laat te wensen over. Vaak ligt de nadruk op een bepaald niveau (wijk, woning, infra o.i.d.) en is nauwelijks zichtbaar hoe omliggende niveaus hierop inhaken. IN navolging van de ervaringen en de theoretische studie die hierboven is samengevat, is men gekomen tot een lijst met indicatoren waar naar gekeken kan worden in het kader van het vaststellen van de kwaliteit van de sociaal maatschappelijke voorzieningen in de wijk (zie hoofdstuk 5).
3.1.4
Energie Huishouding: In Nederland wordt tenminste 945 PJ primaire energie in de gebouwde omgeving gebruikt. Dit is ca 40-45 % van het totale finale energiegebruik. Dit loopt op tot 50 %, wanneer in de gebouwde omgeving ook de industrie en de bouwmaterialen industrie worden meegerekend. Een gemiddelde Nederlandse woning gebruikt circa 1500 m3/jaar aardgas en circa 3500 kWh elektriciteit. Er zijn ruim 7 miljoen woningen in Nederland. Trends • Energieprijzen stijgen waarschijnlijk, in ieder geval op langere termijn • warmtegebruik daalt, elektriciteitsgebruik stijgt • Nul – energiewoningen komen op de markt
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
• • •
15 / 50
all-electric wordt belangrijker i.v.m. feit dat duurzame energie meestal elektriciteit opwekt. sensortechnologie wordt belangrijker (Duurzaam) decentraal opgewekte energie neemt toe t.o.v. centraal opgewekte energie
Er is een onderverdeling gemaakt in installaties voor omzetting van grondstof in commodity (Hoofdstuk 1) en in installaties voor conversie van deze commodity in toepassing (Hoofdstuk 2). Voor warmte (en koude) producerende installaties is dit onderscheid niet erg hard. Het verschil tussen commodity en toepassing is de hoeveelheid waarin het opgewekt wordt, de commodity is algemeen aanwezig, bij toepassing is het afgestemd op het verwarmen/koelen van een gebouw. Daarnaast worden in deze scan de mogelijkheden benoemd voor energiebesparing aan de toepassing kant (Hoofdstuk 3) en mogelijkheden voor afstemmen van vraag en aanbod in tijd (Hoofdstuk 4: Opslag) en plaats (Hoofdstuk 5: Transport). Aanbevolen literatuur: http://www.senternovem.nl/mmfiles/Visie%202050%20ECN_tcm24-127520.pdf http://www.ecn.nl/docs/library/report/2007/e07061.pdf Decentrale opwekking van grondstof naar commodity Goede schatting voor elektriciteit opbrengst Wp * 0.8 = kWh/ jaar Zon elektrisch: polykristalijn Met photovoltaïsch (PV) panelen wordt zonlicht omgezet in elektriciteit. Energiestromen (in/uit) zonnestraling/elektriciteit Stadium innovatie: min of meer uitontwikkeld Bottlenecks: productie PV panelen prijzig, economisch breakeven binnen 5 jaar te verwachten Slaagkans: 90% Verwachte marktintroductie: reeds, nog enorme potentie Verwachte energieopbrengst: 100 kWh/m2 per jaar in NL (voorwaarde: netgekoppeld) vermeden CO2 productie: 60kg/m2/jaar (conventionele elektriciteitsproductie in NL: circa 600 g/kWh – ligt inmiddels lager.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
16 / 50
Investeringskosten: circa 500 EUR/m2 per 25 jaar Rendement : 15% (in lab inmiddels ca. 43%; in 2010 in productie) Kosten: 50 ct/zon-kWh (marktprijs ( all in incl btw KV ) elektriciteit was 26 ct in 2008) (ex installatie: 4,5 tot 4 EUR/Wp ~ 20ct per kWh) Potentieel NL: zeer groot, maar vraagt grote inzet van conventioneel reservevermogen. Zon elektrisch: dunne laag Met photovoltaïsch (PV) panelen wordt zonlicht omgezet in elektriciteit. Minder materiaal, lagere installatiekosten met name bij flexibele module. Conversierendement is lager dan polykristalijn. (2009: 4 tot 3 €/Wp ) Kosten per opgewekte kWh nemen af. Energiestromen (in/uit) zonnestraling/elektriciteit Stadium innovatie: met name gericht op flexibele module Bottlenecks: rendement/ materiaal onderzoek Verwachte marktintroductie: 5% nu, in 2020 30% Slaagkans: 60% Rendement : 6-12% Verwachte energieopbrengst: 50-80 kWh/m2 per jaar Investeringskosten: lager dan poly kristallijn Potentieel NL: zie poly kristallijn Zon elektrisch gecombineerd met thermisch PVT Combinatie van PV-paneel met zonnecollector. Straling die niet gebruikt wordt voor elektriciteitsproductie wordt omgezet in warmte, deze kan in een zonneboiler gebruikt worden. Voordeel is dat de temperatuur van het paneel geoptimaliseerd kan worden, en rendement per (dak)oppervlak hoger is dan in geval van aparte systemen. Energiestromen (in/uit): zonnestraling, (evt. na verwarming)/warmte en elektriciteit Stadium innovatie: 75% Bottlenecks: kosten PV Slaagkans: lopen de meningen over uiteen. Verwachte marktintroductie: 2008 Verwachte energiereductie: meer per m2 dakoppervlak dan apart Investeringskosten: relatief hoog door PV Opbrengst: ca 0,8 GJ warmte en 80 kWh elektriciteit per m2 CO2 reductie: ca 26 kg /m2 Verbruikskosten (EUR/Joule) Potentieel NL: zie PV Wind Windenergie drijft een generator aan, waarmee elektriciteit wordt opgewekt. In combinatie met aerodynamische architectuur hogere rendementen haalbaar. Energiestromen (in/uit) wind/elektriciteit Vraag: centraal of decentraal Stadium innovatie: in gebouwde omgeving: 20% Bottlenecks: draaiende delen (onderhoud, geluid en visueel) Slaagkans: groot, vooral offshore
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
17 / 50
Verwachte marktintroductie: reeds Verwachte energiereductie: Investeringskosten: terug te verdienen in 20 jaar. CO2 reductie: hoger dan nucleaire centrale Verbruikskosten (EUR/Joule): kost prijs on-shore wind: ca 9 ct/kWh Diepe Geothermie De aarde is een voortdurende bron van warmte. De temperatuur van het grondwater stijgt in Nederland ca 30˚C per km. Voor verwarming kan vanaf een diepte van 2 km daardoor aardwarmte gewonnen worden uit watervoerende lagen. Vanaf een diepte van 3 km, met temperaturen van meer dan 120˚C, kan de aardwarmte worden benut voor elektriciteitsproductie. Deze watervoerende lagen, ook wel aquifers genoemd, zijn in nagenoeg de gehele ondergrond van Nederland aanwezig. Voor een economisch rendabele aardwarmteinstallatie is het noodzakelijk dat de watervoerende lagen voldoende doorstroming hebben om de minimaal benodigde hoeveelheid water te produceren (~100 m3/u).
Figuur 1: Het principe van de aardwarmtewinning. Het warme water wordt via een productieput omhoog gepompt, doorloopt vervolgens een warmtewisselaar/elektriciteitsturbine en wordt na het afstaan van de warmte via een injectieput weer teruggepompt.
warmte-winning Het warme water wordt via een productieput omhoog gepompt uit een aquifer, doorloopt vervolgens een warmtewisselaar en wordt na het afstaan van de warmte via een injectieput weer teruggepompt. Dit doublet is o.a. nodig om de druk in de aquifer in stand te houden en lozing van het zoute formatiewater te voorkomen. Een van de belangrijkste voordelen van het gebruik van aardwarmte is de leveringszekerheid. Aardwarmte is namelijk niet afhankelijk van schommelingen in de weersgesteldheid. Daarnaast is de winning van aardwarmte technische gezien een betrouwbare bewezen techniek, waarbij vooral gebruik gemaakt wordt van de ervaringen uit de olie- en gasindustrie.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
18 / 50
Stadium innovatie: techniek mature, embryonaal qua toepassing door onzekerheid ondergrond en hoge investeringskosten. Bottlenecks: investeringskosten, ondergronds risico, match vraag-aanbod. Slaagkans: 50-90%. Verwachte marktintroductie: 2008 1 doublet in NL (bleiswijk), 2009 2-5 extra doubletten, snelle groei. Verwachte energiereductie: 4-8MWth per doublet, COP ca 20, 100en doubletten mogelijk. Investeringskosten: va 6 MLN (ondergronds), 0-50MLN bovengronds (warmtenet) Elekticiteitswinning De winning vindt ook plaats met doubletten maar op grotere diepte Elektriciteitswinning uit geothermie is duurzaam en qua CO2 uitstoot vergelijkbaar met zonne-energie, windenergie en nucleaire energie. Projecten op dit terrein zijn nog uniek in Europa. Bijkomend voordeel naast een hoge pr-waarde is dat geothermie, in tegenstelling tot wind- en zonne-energie, niet afhankelijk is van de weerscondities en weinig ruimte vraagt.
Economisch winbaar: In Duitsland zijn de eerste ultra-diepe projecten met investeringen van 20 MEUR commercieel geslaagd, dankzij hoge feed-in tarieven van 15 ct/kWh. Voorbeelden zijn de installaties in Landau en Unterhaching, beide met een vermogen van ca 3 MWe De putten zijn ca 3.2 km diep. Duitse experts verwachten voor Duitsland een productie van 1000 MWe in 2020. De verwachting is dat in Nederland dieper geboord (ca 1 km dieper) moet worden dan in Duitsland. Ultra-diepe geothermie zou daarmee ook in Nederland een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van het energieprobleem.
Stadium innovatie: techniek in ontwikkeling onzekerheid ondergrond en hoge investeringskosten Bottlenecks: investeringskosten, ondergronds risico, induced seismicity Slaagkans: 20% Verwachte marktintroductie: 2010 en verder Verwachte energiereductie: 3MWe per doublet, COP ca 20+, ca tientallen doubletten mogelijk Investeringskosten: va 20 MLN (ondergronds), 5MLN bovengronds (installatie en aansluiting) Akoestische warmtepomp Warmtepomp aangedreven door akoestische trilling, werkt reversibel. M.b.v. een warmtebron en een koudebron kan een trilling opgewekt worden, waarmee de temperatuur van de warmtebron omhoog kan worden gepompt. Uitdaging alternatieve warmtepompen (acoustisch, magnetisch, etc.) : betere COP, of lagere kosten bij gelijkblijvende COP. Energiestromen (in/uit): geluid en/of warmte /warmte
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
Stadium innovatie: 10% Bottlenecks: nog laag rendement Slaagkans:?? Verwachte marktintroductie: ?? Verwachte energiereductie: ?? Investeringskosten: ?? Rendement op voorhand niet hoger dan compressie warmtepomp Potentieel NL: zie compressie warmtepomp Omzetting van commodity naar toepassing HR-ketel Omschrijving: Hoog Rendement verwarmingsketel Energiestromen (aardgas in/warmte uit) Stadium innovatie: uitontwikkeld Bottlenecks: aansluiting condensafvoer Slaagkans: groot Verwachte marktintroductie: reeds Marktdekking ca 70-80 % Rendement : ca 95 -98 BW Verwachte energiereductie: ca 10 % (VR HR) CO2 reductie: ca 10 % Investeringskosten (EUR): ca € 50/kW (alleen ketel) Potentieel NL: 7 miljoen stuks microWKK HRe Omschrijving: Micro-warmtekrachtkoppeling Energiestromen (aardgas in/ warmte en elektriciteit uit) Stadium innovatie: eerste marktimplementatie Bottlenecks: teruglevering, verhouding warmtevraag/elektriciteitsverbruik Slaagkans: technisch hoog , economisch afhankelijk van terugleververgoeding Verwachte marktintroductie: 2009 Verwachte energiereductie: tot 20% Rendement : elektrisch: 15-20 % thermisch: ca 70 – 80 % CO2 reductie: max. ca 1000 kg CO2 reductie per jaar. (kolen) Investeringskosten (EUR): ca EUR 7000/ kWe Potentieel NL: ca 3 miljoen stuks (hoger als ook HR-ketels vervangen worden) Compressie Warmtepomp Omschrijving: Pompt warmte uit bodem of buitenlucht naar binnen. Energiestromen (elektriciteit en ‘warmte’ uit bodem/buitenlucht in/warmte uit) Stadium innovatie: in volle ontwikkeling, wordt Europa breed toegepast, in het bijzonder in Scandinavië en Duitsland Bottlenecks: Bron WP, kosten Slaagkans: NVT Verwachte marktintroductie: reeds Verwachte energiereductie: ca 50 – 75 % Verwachte kostenreductie: voorlopig nihil Marktdekking: enkele procenten Rendement : COP 3-5 CO2 reductie: max. 1500 kg/jaar
19 / 50
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
20 / 50
Investeringskosten (EUR): ca EUR 5000-15000 (incl. bron) Potentieel NL: ca 3 miljoen stuks Magnetische warmtepomp D.m.v. magnetische eigenschappen van bepaalde materialen kan warmte van lage temperatuur naar hoge temperatuur worden gepompt. Energiestromen (in/uit): elektriciteit /warmte Stadium innovatie: 10% Bottlenecks: materiaal Slaagkans: 50% ?? Verwachte marktintroductie: Verwachte energiereductie: Investeringskosten: ?? Rendement: COP 15-20 Potentieel NL: zie compressie warmtepomp Eerste generatie zon thermisch, zonneboiler Door middel van een zonnecollector, wordt zonnestraling opgevangen en omgezet in warmte. Deze warmte wordt tijdelijk opslagen in een boilervat, na eventuele na verwarming kan dit gebruikt worden voor warm tapwater en/of ruimteverwarming. Energiestromen (in/uit): zonnestraling, (evt. na verwarming)/warmte Stadium innovatie: is uitontwikkeld. Bottlenecks: integratie in bestaande bouw, kosten Slaagkans: NVT Verwachte marktintroductie: reeds Verwachte energiereductie: 4GJ warmte per jaar per woning Investeringskosten: betaalbaar, zeker in nieuwbouw CO2 reductie: ca 250-300 kg/jaar voor tapwater Potentieel NL: ca 3 miljoen stuks Tweede generatie zon thermisch Gezocht wordt naar goedkopere constructies/materialen/productiemethoden en koppeling met koeling en opslag. Energiestromen (in/uit): zonnestraling, (evt na verwarming)/warmte Stadium innovatie: vraag naar onderzoek tweede generatie ontstaat Bottlenecks: integratie in bestaande bouw, eigenschappen kunststoffen. Slaagkans: 50% Verwachte marktintroductie: uiterlijk 2025 Verwachte energiereductie: niet tov eerste generatie Investeringskosten: minder dan eerste generatie CO2 reductie: ca 250-300 kg/jaar voor tapwater Potentieel NL: zie eerste generatie Energiebesparing bij toepassing Balans ventilatie (WTW) Warmte ventilatielucht wordt centraal in het gebouw afgezogen waar in een warmtewisselaar de koude inkomende lucht wordt voorverwarmd.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
21 / 50
Energiestromen (in/uit) elektriciteit voor ventilator, warmte/warmte Stadium innovatie: ontwikkeling nieuwe generatie Bottlenecks: aansluiting condensafvoer, geluid, geur, gebruiksvriendelijkheid, gezondheid, onderhoud (filters), fouten installateurs en/of gebruikers, CO2 concentratie Verwachte marktintroductie: reeds Marktdekking: 5-10 Verwachte energiereductie: 20% Rendement: lab: 95% WTW-unit; praktijk: 40-50% hele installatie Investeringskosten: EUR 3.000,-- tot EUR 4.000,-Verbruikskosten (EUR/Joule): mechanische afzuiging Potentieel NL: alle nieuwe woningen, ca 700.000 stuks komende 10 jaar Isolatie en bouwfysica Al jaren wordt door middel van isolatie het warmtegebruik van gebouwen en woningen gereduceerd. Dit neemt niet weg dat nog voor vele woningen en gebouwen rendabel is om beter geïsoleerd te worden. Het programma ‘Meer met Minder’ mikt op een reductie van circa 30 % van het energiegebruik van bestaande gebouwen tot 2020. In het algemeen geldt dat energievraagvermindering (oa door isolatie) vrijwel altijd rendabeler is dan alternatieve opwekking van de vraag (warmtepompen, etc). Uitzondering is het vervangen van een oude CV ketel door een (tegenwoordig zeer betaalbare) HR 107 ketel. Nieuwe gebouwen en woningen kunnen inmiddels energieneutraal zijn, dwz dat ze op jaarbasis meer energie leveren dan verbruiken. Daarnaast zijn er zeer energiezuinige zogenaamde passief huizen ontwikkeld, waarin de installatietechniek zeer beperkt is (met name in Duitsland en Scandinavië) Bekende isolatie maatregelen zijn: HR++, vacuüm en drievoudig glas Isolerende kozijnen Isolatie dichte geveldelen (o.a. spouwmuurisolatie Dakisolatie Vloerisolatie Voor dichte delen kan de Rc waarde opgevoerd worden tot 10 (m2K/W). Voor kozijnen en deuren ligt dit rond de 1,2-2. Vooral op het gebied van kozijnen en deuren is technisch nog een hoop het verbeteren. Voor dichte geveldelen geldt, dat hier relatief grote achterstanden zijn in de toepassing. (na)-Isolatie van alle geveldelen vraagt om een zorgvuldige bouwfysische inpassing en vakmanschap. Superisolatie (o.a. resolschuim) levert reeds Rc waarden van ca 5 v bij een dikte van 10 cm.
Stadium innovatie: Voortdurend, EPC gaat van 0,8 nu naar 0,6 in 2011 en 0,4 in 2015. Oorspronkelijk was de EPC 1,4. Hoe lager de EPC, hoe lager het gebouwgebonden energiegebruik. Bottlenecks: Kosten in bestaande situaties Marktdekking: ca 40 % van alle huurwoningen heeft nog geen spouwmuurisolatie. Meer dan de helft van alle woningen heeft een label E, F, G. (A label is beste, echter A++ bestaat ook)
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
22 / 50
Verwachte energiereductie: Kan het warmtegebruik gebouwen/woningen halveren. Primair ca 300-350 PJ/jaar (15 - 18 % van het totale Nederlandse finale energiegebruik) Investeringskosten: 5 – 40 k€, totaal ca 140 miljard € (woningen) Potentieel NL: Zeer groot Overig Verlichting: Introductie LED halveert (ongeveer) het elektriciteitsgebruik tov spaarlampen Douche WTW: EPC verlaging 0,1 Voorlichting/ labeling: belangrijk, vooral bij nul/passief huizen Stand-by-killers: standby gebruik is ca 6-7 % van het huidige elektriciteitsgebruik Energiezuinige apparaten: zal doorzetten, er zijn al wasmachines met E meetchip Afstellen stooklijn en koelcriteria: Return on investment binnen 0,5 – 2,5 jaar Energieopslag = het verschuiven van vraag en aanbod in de tijd Elektriciteit opslag Omschrijving: In Nederland: accu’s, caverne’s (perslucht), oude mijnen. Warmte opslag Onder warmte-koude opslag worden methodes verstaan om warmte/koelte op te slaan in de grond of in het gebouw. Dit biedt de mogelijkheid tot afstemmen van vraag en aanbod op of korte (dagelijks) of lange (seizoens) termijn. Wel is het zo dat hoe hoger de opslagtemperatuur, hoe groter de warmteverliezen, oftewel hoe groter de investering in isolatiemateriaal. Watertank, korte termijnopslag Watertanks worden al veelvuldig toegepast in conventionele boilers. Water is dan ook de meest kosteffectieve optie voor de opslag van warmte tot temperaturen tot 100grC. Het heeft gebruiksvriendelijk eigenschappen en een erg hoge energie opslagdichtheid. Hoe groter de tank, hoe lager het relatieve warmteverlies en hoe lager de prijs per volume. Het is een eenvoudig en snel te installeren maatregel die wel een behoorlijk intern ruimtegebruik vraagt. Voor een zonneboiler wordt bijvoorbeeld een vatvolume gebruikt tussen 150 en 200 liter. Opladen gebeurd bij voorkeur door een zonnecollector. Latente opslag in paraffine Latente warmte opslag in PCM’s gebruikt de faseovergang (vaak van vloeibaar naar vast) om warmte op te slaan, hierdoor is het vooral efficiënt in opslag met lage temperatuursverschillen, bijvoorbeeld om het comfort van lichtgewicht constructies ’s zomers te vergroten. De grootste energie-opname en -afgifte vinden plaats binnen een bepaald temperatuur traject, bijvoorbeeld rond kamertemperatuur, een hogere afgifte temperatuur is ook realiseerbaar. Dit wordt in plaatmaterialen vergelijkbaar met gipsplaat verwerkt. Hierdoor is het intern ruimtebeslag beperkt Voor korte termijn opslag van zonnewarmte voor warmtapwatervoorzieningen (DHW) kennen PCM’s geen voordelen boven het goedkopere water, minder verliezen overdag worden gecompenseerd door hogere verliezen ’s nachts. Paraffines hebben als voordeel boven zouthydraten dat het makkelijker en voor langere duur te gebruiken is. Nadelen zijn de prijs, de lagere energiedichtheid en brandbaarheid. Latente opslag in zouthydraten
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
23 / 50
Hiervoor geldt het zelfde als voor paraffines Zouthydraten hebben een hoger energiedichtheid (sommige zelfs hoger dan water), zijn onbrandbaar en hoeven niet duur te zijn. Aan het toepassen kleven echter veel technische nadelen. Watertank, seizoensopslag Bij lange termijn opslag gaat het warmte verlies een grote rol spelen. Door het verliesoppervlak per volume te verkleinen, levert een grote tank meer voordelen op. Vandaar dat langetermijnopslag in watertanks vooral toepasbaar is in kantoren en appartementencomplexen. Per woning (6 GJ/jaar warmtevraag) moet gerekend worden op een tank van 30 m³. Hoe groter de tank, hoe lager het relatieve warmteverlies en hoe lager de prijs per volume. Een seizoensopslag maakt in vergelijking met korte termijn opslag jaarlijks weinig cycli, waardoor de prijs per bespaarde GJ factor 30 hoger is. De absolute besparing per jaar per woning bedraagt ongeveer 6 GJ. Het grote volume zorgt voor een in of extern ruimtebeslag, dat samen met de grote massa de bouwvriendelijkheid en renovatiesnelheid negatief beïnvloed. Bodem Warmte kan in de bodem opgeslagen worden in een “ductstorage” of aquifer. Bij ductstorage wordt gebruik gemaakt van lange verticale bodemwarmtewisselaars, goedkoop en betrouwbaar voor grote opslagvolumes of kleine opslagvolumes in combinatie met een warmtepomp. Hoewel de grond eerst (circa 5 jaar) opgewarmd moet worden, zijn daarna rendementen van 50% te verwachten. Warmte opslag in aquifers is vanwege technische redenen minder aantrekkelijk, terwijl voor grote volumes koude opslag in Nederland een terugverdientijd kent van 5 tot 7jaar. Een aquifer is een met water gevulde zandlaag op een diepte tussen de 50 en 500 meter. Doordat in grond geboord moet worden is de bouwvriendelijkheid laag, het extern (ondergronds) ruimtebeslag is groot. Op woningschaal zijn deze oplossingen niet aantrekkelijk, op blokniveau, indien er de mogelijkheid is tot het inbrengen van de voorzieningen, zijn er mogelijkheden. Een collectieve warmtepomp is dan ook noodzakelijk wat het rendement verhoogd maar gezamenlijk beheer ook noodzakelijk maakt.
Koude opslag : ijsbanken (koel en vrieshuizen, 24 uurs opslag) ThermoChemischeOpslag Met thermochemische opslag is het mogelijk de warmteverliezen te verminderen, waardoor de opslag compacter is dan een watertank. Hierin reageren twee stoffen in een exotherme reactie, ’s zomers wordt deze reactie omgekeerd: Met behulp van warmte worden de twee stoffen weer gescheiden en opgeslagen voor gebruik in de winter. Bruikbaar voor zowel nieuwbouw en renovatie, aanvankelijk in utiliteitsbouw vanwege de relatief lage warmtevraag. Een factor 4 compacter ten opzichte van water is haalbaar, onderzoek is gaande naar een factor 10 compacter. Deze methode maakt gebruik van waterdamp, waardoor het beschouwd kan worden als warmtepomp. Deze opslag wordt gevoed door zonne- of restwarmte, gesuspendeerd kan thermochemisch materiaal zonder warmteverliezen getransporteerd worden
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
24 / 50
Indien ontwikkelingen voorspoedig gaan is de bouwvriendelijkheid en renovatiesnelheid hoog, het intern ruimtebeslag is beperkt en energieneutraliteit op de ruimteverwarming is haalbaar. Powermatchen Powermatchen is het afstemmen van de energievraag op het actuele aanbod. Het is mogelijk niet urgente installaties als warmtepompen enkele uren af te schakelen zonder dat de gebruiker het merkt. Zo kan de vraag tijdens conventionele piekuren verschoven worden naar daluren of zonuren Willen gebruikers het beheer van hun apparatuur aan een derde partij overlaten, dan zal daar een financieel voordeel tegenover moeten staan, door bijvoorbeeld flexibele prijzing. Ultiem voorbeeld van powermatchen is zongedreven koeling, koelen als de koelvraag het grootst is. Dit kan door koelmachines (airconditioning) aan te drijven met door zon opgewekte elektriciteit of warmte. Powermatchen verminderd de behoefte aan buffercapaciteit. Opslagvolumes kunnen kleiner, waardoor minder omzetting- of warmteverliezen en minder installatiekosten. Duurzaamheid eist: 1. Slimme meters 2. Power matching 3. Flexibele netten 4. Een bottom up benadering i.p.v. top down benadering 5. Een open communicatiestructuur 6. Een aangepast en toegespitst dienstenpakket.
Transport = afstemmen vraag/aanbod bij geografische spreiding van vraag en aanbod Bij decentrale opwekking in de gebouwde omgeving speelt verdeling van vraag en aanbod een grote rol. Energie kan door middel van een energiedrager van aanbod naar vraag getransporteerd worden.
Elektriciteit Voor decentrale opwekking van elektriciteit is het van belang dat de stabiliteit van het net niet in gevaar komt. In samenspraak tussen netbeheerder, opwekker en gebruiker zullen voorzieningen getroffen moeten worden om dit mogelijk te maken. Het huidige net en de regelgeving zijn hier nog niet op berekend. Met behulp van “Smart grids” wordt de efficiëntie van het net verhoogd en kunnen aanbod en vraag op elkaar worden afgestemd. Warmte Voor het transport van warmte is water het beste medium. Dit gaat gepaard met warmteverliezen, misschien dat thermochemische suspensies hier in de toekomst een oplossing voor bieden. Daarnaast is virtueel warmte transport over het elektriciteitsnet mogelijk. Met Organic Rankine Cycles (elektriciteit uit restwarmte) in combinatie met een warmtepomp (nuttige warmte met behulp van locale omgevingswarmte en elektriciteit) kan het elektriciteitsnet gebruikt worden als transportnet voor de ‘warmte’.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
25 / 50
Waterstof Pijpleidingen, hydriden, vloeibaar, gecomprimeerd. Waterstof alleen van belang voor brandstofcellen. Gas Toekomst aardgas: aflopend?? bijmengen van syngas uit biomassa. Uit de bovengenoemde (voor)studie, zijn we erin geslaagd om een lijst met indicatoren op te stellen waar naar gekeken kan worden in het kader van het vaststellen van de energetische kwaliteit en potentie binnen wijken (zie bijlage).
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
4
26 / 50
Enquête Opzet enquête Om de praktische toepassing van de te ontwikkelen wijkscan zo groot mogelijk te laten zijn willen we hierbij graag de praktijk (woningbouwcorporaties en lokale overheden) betrekken. Om de goede accenten in deze wijkscan te kunnen leggen, is het van belang te weten welke aspecten voor woningcorporaties een rol spelen bij de besluitvorming inzake het te volgen scenario voor de revitalisering van een woonwijk. Daarom zijn een zestigtal woningbouwcorporaties benaderd om deel te nemen aan een inventarisatie van de aspecten die een rol spelen bij de besluitvorming inzake integraal resultaatgericht wijkbeheer. De vragen in de enquête zijn opgesteld aan de hand van de resultaten van de uitgevoerde deskresearch. De enquête bestaat uit een gedeelte met gesloten vragen en uit een gedeelte met open vragen. De voorgelegde vraagstelling van het gedeelte met gesloten vragen luidde: In welke mate vindt u de volgende thema’s van belang, bij het ontwikkelen van een scenario voor wijkaanpak? • • • • • • •
Algemene aspecten Vastgoed Bouwfysische aspecten vastgoed Technische aspecten Vastgoed Openbare Ruimte Maatschappelijke voorzieningen en Veiligheid Energiehuishouding Bevolkingsopbouw
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
4.1
27 / 50
Resultaten gedeelte gesloten vragen enquête a. Algemene aspecten vastgoed De rubriek algemene aspecten vastgoed bestaat uit 12 aspecten. Het meeste belang wordt gehecht aan de aspecten: - waardeontwikkeling vastgoed - verdeling woontypologieën - percentage sociale huurwoningen - verdeling koop- vs. huurwoningen Het minste belang wordt gehecht aan de aspecten: - verdeling bezit over meerdere corporaties - percentage vastgoed met monumentale status Algemene aspecten vastgoed
100% 90% 80%
heel belangrijk
70%
belangrijk 60% neutraal
50% 40%
onbelangrijk
30%
geheel onbelangrijk
20% 10%
ko st
en st ko
en
se rv
m ut at
ad gr a ut at ie m
ic e
ie
on
on de
de rh
rh
ou d
ou d
ud on de
pl a en ko st
m et d oe st g va
ge en ta
nm at ig
um m on
w ch e on is ite ct
ar ch
rh o
us at st en ta le
va de aa r
hu so ge
en ta pe rc
st g
in g w on ur
nt w oo lin g rd e ve
oe d
en
n lo g yp o
st g va g lin tw ik ke
de on aa r w
ie
oe d
tie s or a rp er e rd
ci al e
pe rc
ve rd
el in
g
ve rd
el
be zi t
in g
ov er
ko o
ou d
p-
m ee
vs
er do
.h
m
uu
co
rw
be bo
on in
uw in
ge n
g
0%
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
28 / 50
b. Technische aspecten vastgoed De rubriek technische aspecten vastgoed bestaat uit 9 aspecten. Het meest belang wordt gehecht aan de aspecten: - woontechnische aspecten - constructieve staat - bouwtechnische staat gebouwschil Het minste belang wordt gehecht aan de aspecten: - kwaliteit verwarmingsinstallatie - kwaliteit tapwaterinstallatie - kwaliteit electrische installatie Technische aspecten vastgoed 100% 90% heel belangrijk belangrijk
80% 70% 60%
neutraal
50% 40%
onbelangrijk
30% geheel onbelangrijk
20% 10%
ur za
nt
du
ve it
si n
g
i te
np
as
kw al
ri vo o ti e la al st in id he hi kt sc ge
l .. ta in s m
e
ti e ila
e sc h tri el ec it i te
kw
al
.
m ee sy
st in
er in at pw ta it i te
kw al
st
al la
al st
ta in s gs in ar m rw ve
it i te al kw
ti e
ti e la
ti e lla
ct as pe
oo w
e is ch et th es
nt
kw
ec
al
hn
i te
is
it
ch
ge
e
bo
ou eb tg aa st he sc
ni ch te uw
en
l hi uw
sc w
st ve ie ct ns tr u co bo
sc
hi
aa
l
t
0%
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
29 / 50
c. Bouwfysische aspecten vastgoed De rubriek technische aspecten vastgoed bestaat uit 5 aspecten. Aan al de 5 aspecten wordt relatief veel belang gehecht. Het hoogst scoort daarbij het aspect ´kwaliteit thermische isolatie gebouwschil´. Bouwfysische aspecten vastgoed 100% 90% 80%
heel belangrijk belangrijk
70% 60%
neutraal
50% 40%
onbelangrijk
30%
geheel onbelangrijk
20% 10%
) tie
in g de
(v e
nt
ila
w on
in ge n w on
nd zo ge
vo
ch th
ui sh
bi nn
ou
en
m
di ng
ilie u
in
tw ee en tu ss g er in
kw al i te
it g
el ui dw
it g kw al ite
kw al ite
it t
he
rm
is c
el ui d
he
w er
is
in g
ol at
ie
ve
rk
ge
ee
bo
rs
uw sc
la w aa
hi l
i
0%
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
c.
30 / 50
Aspecten openbare ruimte De rubriek technische aspecten vastgoed bestaat uit 9 aspecten. Het meest belang wordt gehecht aan de aspecten: - stedenbouwkundige structuur - interne stedenbouwkundige bereikbaarheid - architectonische waarde vastgoed Het minste belang wordt gehecht aan de aspecten: - aanwezigheid waterpartijen - aanwezigheid hondenuitlaatzones Openbare ruimte
100% 90% 80% 70% 60% 50%
onbelangrijk
30%
geheel onbelangrijk
10%
gr oe nv oo aa rz nw ie ez ni ng ig aa he en nw i d ez w ig at he er pa id rti sp aa je ee nw n aa l vo ez nt or ig al he z i pa en id rk in ho ge ee nd n rv en oo aa ui rz nt tla ie al at ni pa ng zo rk ne en ee s v rv o oo or rz be ie w ni on ar ng er ch en s ite o ct p on w ijk is ch ni ve e w au a ar kw de al ite va it st op go en ed ba in re te v rn er e lic st ht ne ed in t he g eb id ou st w ra ku at nd be ig el e d ex be te r ei rn kb e aa on rh ts ei lu d iti ng st ed va eb n de ou w w ku ijk nd ig e st ru ct uu r
0%
ez ig he id
neutraal
40%
20%
aa nw
heel belangrijk belangrijk
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
31 / 50
d. Maatschappelijke voorzieningen en veiligheid De rubriek technische aspecten vastgoed bestaat uit 17 aspecten. Het meest belang wordt gehecht aan de aspecten: - aanwezigheid winkels dagelijkse boodschappen - aanwezigheid scholen - aanwezigheid zorgfuncties Het minste belang wordt gehecht aan de aspecten: - diversiteit openbaar vervoer - aanwezigheid hangplekken (jong en oud) - aantal diefstallen - aantal vernielingen Maatschappelijke voorzieningen en veiligheid 100% 90% heel belangrijk belangrijk
80% 70% 60%
neutraal
50% 40%
onbelangrijk
30% geheel onbelangrijk
20% 10%
id he
ez
ig
di
ve
in
ge
n
op
en
id
ig
he ig
nw ez
en or zi
vo
zo en rg fu n rs ct he ba i te ie id s ar it op ha ve en ng r vo aa ba pl er ek nt ar al ke ve en n r vo (jo er er ng ns tg en ew ou el d) ds de aa lic nt te al n di aa ef nt s ta al zi o lle ve ch ve n rla tb rn aa st ie lin rh do ei ge or d n pe va rs n po on m lit en ie at m di e at en so e st ci va en al n e ve co rk n ee tr o rs le ve ilig he id
n
ol
ge
sc h
en rz i
oo
w ez
ez ig nw aa
aa
nw
e ca l lo id he
id he ez ig nw aa
aa n
aa
ez nw
aa
cu ltu
he ig nw ez aa
in
ng ni
rz ie oo
or tv
sp
d he i ig
ch aa ts
en
l ho
id he
ap
pe
lijk ev
ez ig
nw aa
/m re
el
re c
an de
en
ilh
pp ta
sc ha
e
de
od bo
er ig ov
se
id
lijk
he
ge da
ez ig
ls
nw
ke
aa
id
w in
a
0%
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
e.
32 / 50
Energiehuishouding De rubriek technische aspecten vastgoed bestaat uit 17 aspecten. Het meest belang wordt gehecht aan de aspecten: - gebouwgebonden energiegebruik/EPC - gebruikersgebonden energiegebruik Het minste belang wordt gehecht aan de aspecten: - capaciteit energienet - aanwezigheid oplaadpunten electrische voertuigen Energiehuishouding
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30%
heel belangrijk belangrijk neutraal
20% 10%
ge br ui k
ge bo uw
ge bo nd en
en er gi er eg sg eb eb ru on ik d /E to e PC ta n al en en er gi er eg gi eg eb eb ru aa ik r ui nw k ez va ig n aa he de nw id w ez st ijk ad ig or he sv ie nt id er at w du ie aa ar ur m va nw za in n ez m g wo e ig en ni he ng er id en gi ga eb en sn ro ge et ge nn sc b e ou hi n kt in w he en de id ge iv wi bo m jk sc de op hi en m kt w er he ek vo gi kin id or eb w g. th al ijk .. er an vo m s i or sc tu ss he op en w op ek op sl ki ag ge ng w w ek i nd te aa en en nw er ez ge gi e ig br he ui kt id e op e c ne la ap ad rg ac pu ie ite nt it en en er el ec gi en tri sc et he vo er tu ig en
0%
onbelangrijk geheel onbelangrijk
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
f.
33 / 50
Bevolkingsopbouw De rubriek technische aspecten vastgoed bestaat uit 17 aspecten. Het meest belang wordt gehecht aan de aspecten: - aandeel bewoners afhankelijk van uitkering/bijstand - aandeel werkloosheid onder bewoners - verdelings inkomensniveau bewoners Het minste belang wordt gehecht aan de aspecten: - verdeling etniciteit - verdeling opleidingsniveau bewoners
Bevolkingsopbouw 100% 90% 80%
heel belangrijk belangrijk
70% 60%
neutraal
50% 40%
onbelangrijk
30%
geheel onbelangrijk
20% 10%
aa n
de
el
be
w
on
ie bs id
nd
ur su
bi js ta
hu et m s er on ew
lb ee nd aa
aa
er s
nd
af
ee
ha
lw an
nk el
be
ijk
ta
le
va n
rs
ui
on
de
tk er in
rb
g/
ew
w be de r on id
sh e kl oo lw er ee
nd aa
on
on
er w on be m e na el
ijs de rw
on de
er s
er s
s
s on be u
sn iv ea di ng le i op
g lin rd e ve
lin rd e ve
w
on w be u ve a
sn i en ko m in gs
zi n ge
er
er s
it ci te ni g lin de
ve r
ss a
le e
m
fti jd
en
op
st e
bo
llin
g
uw
be
et
w
be w
on
on
er s
er s
0%
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
4.2
34 / 50
Samenvatting van de output van de 7 rubrieken van het gedeelte met gesloten vragen:
De 7 aspecten waar het meeste belang aan wordt gehecht zijn: -
4.3
waardeontwikkeling vastgoed woontechnische aspecten kwaliteit thermische isolatie gebouwschil stedenbouwkundige structuur aanwezigheid winkels dagelijkse boodschappen gebouwgebonden energiegebruik/EPC aandeel bewoners afhankelijk van uitkering/bijstand
Resultaten gedeelte open vragen enquête
Welke rol vervullen de bewoners nu bij de revitalisering van een woonwijk? - Doorslaggevende rol bij koersbepaling en hoofdbeslissingen m.b.t. vaststelling ontwikkelingsstrategie. - 70 % instemming, soms bewoners-opdrachtgeverschap - Spelen actieve rol in de overlegorganen (wijkteams, klankbordgroepen en bewonerscommissies). - Wij betrekken de bewoners bij het maken van de plannen in de vorm van klankbordgroepen of zelfs in kwaliteitsteams die toetsen op de kwaliteit van de uitvoering. - De rol van belanghebbende tot partners. Bewonerscommissies worden vooraf en tijdens het herstructureringsproces geïnformeerd/gepolst en er wordt geluisterd. Plannen worden vroegtijdig bekend gemaakt, zodat commissies gelegenheid tot inspraak hebben. - Deze rol is groot. Gelijkwaardig partij (via bewonersplatform) naaste gemeente en corporatie bij het maken van bouw- en herstructureringsplannen. Hierbij is de mogelijkheid voor het indienen van eigen initiatieven voor bouwactiviteiten, bouwaanpak en voorzieningen. - Intensief overleg over veranderingen en vrij grote mate van invloed. - Het actief betrekken van bewoners bij de ontwikkeling van wijkvisies. - Bij projecten (een beperkte) adviesrol. Bij sociaal maatschappelijke revitalisering zijn de adviezen van de bewoners leidend in de te maken keuzes aan de hand van vastgesteld budget per wijk. Is het wenselijk/mogelijk dat de rol van de bewoners groter wordt? Zo ja, aan welke aspecten wordt dan gedacht? - Visie/koersbepaling op wijk/buurt niveau - Als adviseur van de corporatie voor ontwikkelingen van sociaal maatschappelijke projecten. - Ja, meer opdrachtgeverschap - Ja, wij willen toe naar actieve wijkbewoners. - Stimuleren en ondersteunen de zelfredzaamheid van bewoners. - Nee, ik vind dat wij al heel ver gaan.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
-
-
35 / 50
Ja, daarvoor is het nodig te zoeken naar instrumenten die de betrokkenheid van buurtbewoners vergroten, waardoor de uiteindelijke besluitvorming democratischer en algemeen gedragen is. Nee, bij de meeste wijkaanpakken is er sprake van wederzijdse tevredenheid. Betrokkenheid bij planvorming t.b.v. draagkracht. Bij projecten is dit denkbaar. Wenselijkheid hangt af van de duidelijkheid die de corporatie kan geven over de mate van invloed van de bewoners (waarop en wanneer).
Wat wordt er gedaan voor de instandhouding c.q. ter verhoging van het imago van een wijk? - Geen specifieke acties nodig, alle wijken hebben een positief imago - Financiële injecties op gebied van herstructurering.\ - Investeringen in sociaal beheer middels inzet wijkbeheerders + woonconsulenten. - Investeringen in communicatieadviseurs. - Soms doen wij (samen met de gemeente) een imagocampagne. Het imago moet wel hooggehouden worden, dus daar wordt constant aan gewerkt. - Wijkcontacten en wijkbudgetten. - Verbeteren stedenbouwkundige, architectonische en groene kwaliteit. Versterken en/of behouden lokale voorzieningen. Aanbrengen van variatie in woningen qua typologieën en huur of koop. - Positieve media aandacht, publicatie resultaten herstructurering, Voor leefbaarheid doorstroming van bewonerssamenstelling. - Diverse acties waarbij bewoners worden betrokken, bijvoorbeeld wijkactieplannen. Wat zijn de investeringsmogelijkheden voor verbeteringen van een wijk? - Op dit moment beperkt door teruggevallen financiële ruimte. - Er wordt een verdeelsleutel gemaakt m.b.t. integrale aanpak gemeente en woningcorporaties. - Kwalitatieve woningen, openbaar groen, bijdrage aan ontmoetingsplek voor buurt of complex. - Fysieke aanpak woningen, woonomgeving, maatschappelijke voorzieningen stimuleren, sociale initiatieven gericht op integratie samenhang, werkgelegenheid en scholing. - Veel op sociaal gebied. - Verbeteren van veiligheid - Beperkte financiële middelen voor fysieke aanpak. - Fysieke en sociaal maatschappelijke investeringen. Hoe wordt er tegen het energie vraagstuk aangekeken? Bijvoorbeeld energieneutraal en/of CO2 neutraal. Beperkt het zich tot de woning of wordt er ook naar de potenties op wijkniveau gekeken? - CO2 reductie door verbetering energieprestatie. - Bij geconcentreerd bezit op wijkniveau. - Met name potentiële reductiemogelijkheden in de bestaande bouw. - Potentie op wijkniveau waar mogelijk benutten. - Beperkt zich in dagelijks beheer tot de woning. - Bij nieuwbouw planmatig onderhoud op complexniveau. - Wij kijken vaak op gebouwniveau of complexniveau. De gemeente kijkt op wijkniveau. - Op het moment dat er grootschalig renovatie of sloop- / nieuwbouw van woningen aan de orde is.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
-
36 / 50
Bij grote renovaties wordt ook op wijkniveau gekeken naar CO2 reductie. Erg prominent op de huidige agenda, maar vooral op woningcomplex niveau en niet op buurtniveau. Beperkt zich nu tot woning niveau Ook het wijkniveau komt aan bod, energie is een van de startpunten van de discussie. Energievraagstukken reeds bepalend voor besluitvorming. Op dit moment voornamelijk op woning/projectniveau. Beleidsmatig, d.m.v. samenwerking met partijen, proberen we op wijk en op stadsniveau te kijken.
Wat zouden in de toekomst natuurlijke momenten zijn om een wijk integraal aan te pakken? - Problemen m.b.t. leefbaarheid. - Als via monitoring blijkt dat algehele leefbaarheid van een wijk achteruit is gegaan. - Wanneer er voldoende beginnende problematiek is om bewoners mee te krijgen voor gewenste ingrepen, maar de problematiek nog niet zo groot is dat bewoners hier niet meer aan mee willen doen. - Als er grote werkzaamheden gepland zijn. - Structurele sociale achteruitgang, leegstand, economische verschraling en fysieke verloedering. - Fysieke ingrepen moeten integraal worden benaderd.
Is uw vereniging of corporatie momenteel in staat om van het woningbezit een kwalitatief beeld van de onderdelen van de inventarisatie te schetsen? - Bouwfysische niet, technische aspecten grotendeels wel. - Zijn in staat om een kwalitatief beeld van het woningbezit te kunnen schetsen. - Voor een groot deel van de onderdelen wel, mede op basis van enquêtes. - Nee, slechts van een beperkt aantal onderdelen. - Gedeeltelijk, wel technisch maar niet of beperkt op het gebied van sociaal maatschappelijk. - Gedeeltelijk
4.4
Samenvatting van de inbreng op de vragen:
-
-
-
-
De mate dat bewoners betrokken worden bij de inrichting en instandhouding van hun buurt is per woningcorporatie verschillend. Sommige gaan daar ver mee en andere zijn daar nog wat terughoudender in. Over het algemeen staat men bij de corporatie open voor een verdere betrokkenheid en inbreng van de bewoners. Daarbij wordt aangegeven dat men wel nog vaak zoekende is naar de vorm en de wijze waarop dat het beste kan geschieden. Voor de instandhouding en verbetering van het imago van een woonwijk is de wijze waarop de corporaties hier mee omgaan erg verschillend. Het loopt uiteen van herstructurering tot communicatietrajecten. Aangegeven wordt dat momenteel er minder ruimte is voor financiële investeringen in een woonwijk.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
-
37 / 50
De mogelijkheden van reductie van de energieverbruik per woning/wijk heeft duidelijk de belangstelling van de corporaties. Een duidelijke teruggang in de leefbaarheid van een wijk vormt veelal de aanleiding om voor een wijk een integraal verbeteringsplan op te stellen. Bouwtechnisch gezien hebben de corporaties een vrij goed beeld van hun woningbestand. Op andere vlakken wordt dat minder concreet en minder duidelijk.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
5
38 / 50
Workshops De eerste workshop gehouden op 15 september 2009, had als belangrijkste doel om binnen TNO de kennis op het gebied van wijken te inventariseren en de visie in termen van hoe de wijkaanpak vorm te geven uit te zetten. Daarbij zijn ook de contouren van de wijkvisie uitgezet. De eerste workshop heeft daarbij de volgende resultaten opgeleverd: Aanwezig: Jaap van de Vlies, Dick Keus, Peter Bouma, Adrie de Groot, Nancy Westerlaken, Hans Lievense, Tjerk Epema en Jeroen Brouwer. Uitkomsten Workshop WijkVisie 1 (15 – 09 – 2009) : Wijkbeleving Bereikbaarheid woonwijk (regionale aansluiting wijk) Stedenbouwkundige inrichting Bebouwingsdichtheid Openbare ruimte Groen Beschikbare leefomgeving Mate van overlast in de woonomgeving Parkeerbeleid Afstand tot voorzieningen Winkels Openbaar vervoer Cultuur Scholen Kinderopvang Speel – recreatie Verkeersveiligheid voor langzaam verkeer Bebouwing Wooncomfort Binnenklimaat Uitzicht Eigen buitenruimte Grootte woning Technische staat woning Betaalbaar wonen Redelijke energielasten Bewoning Contact met de buren Veiligheid op straat Bevolkingssamenstelling Gedrag en cultuur Mate van hinder in de woning (buren hinder)
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
39 / 50
De tweede workshop (d.d. 4 november 2009) heeft zich met name gericht op de terugkoppeling van de resultaten van de eerste workshop. Tevens is een verdere definitie opgesteld in termen van de wijkvisie en is de structuur voor de wijkscan vastgesteld. Zie de hoofdstukken 4 en 5 voor de uitwerking hiervan. Aanwezig: Dick Keus, Peter Bouma, Nancy Westerlaken, Hans Lievense, Tjerk Epema en Jeroen Brouwer.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
6
40 / 50
Wijk Visie Doel van de wijkvisie is om te komen tot een beschrijving van de kenmerken van een integrale wijkaanpak, zodanig dat deze herkenbaar wordt voor alle betrokken partijen. Deze visie moet zich lenen om betrokkenen in het proces van wijkaanpak te stimuleren om over de grenzen heen te werken, en integraal de wijk te benaderen. Ten aanzien van vooronderzoek ligt de uitgevoerde inventarisatie, bestaande uit deskresearch en uitgevoerde enquête hieraan ten grondslag. Intern zijn er een tweetal workshops georganiseerd en uitgevoerd, waarbij in twee stappen de wijkvisie tot stand is gekomen. IN de eerste ronde zijn deskresearch, breedte wijk disciplines en aanpak van vervolg onderzoek gepresenteerd. In de afronding van deze slag is in een open ronde, geïnventariseerd hoe de aanwezigen de wijk beleven waar men in woont (zie resultaten WS 1, hoofdstuk 3.3). In de tweede workshop zijn deze resultaten terug gekoppeld, en hebben we de discussie gebracht op de aanzet van de wijkvisie. De opzet daarbij was breed, om te voorkomen dat disciplines buiten de boot zouden vallen. Interactief is in deze werksessie de visie uitgewerkt in een aantal paragrafen (zie hieronder). Hierbij de uitwerking van deze visie: Het doel van de wijkvisie is om te komen tot een integrale benadering (visie) op de wijk, de leefbaarheid en kwaliteit van deze. Aanzet: De leefbaarheid van een woonwijk wordt gekenmerkt door de stedenbouwkundige opzet en inrichting van de wijk, door de bebouwing in de wijk en de bewoners zelf (occupatie). Bij de stedenbouwkundige opzet van de wijk gaat het met name om de bebouwingsdichtheid van de wijk, de inrichting van de openbare ruimte inclusief parkeren, het voorzieningen niveau in de wijk (maatschappelijk, cultureel, winkels etc.) en de veiligheid in de wijk. Op het gebied van bebouwing gaat het om de technische staat van de gebouwen, maar tevens om de invulling van de functie in termen van bijvoorbeeld wooncomfort (binnenklimaat, gezondheid, uitzicht etc.) en uiteindelijke de betaalbaarheid van bewoning. Het energieaspect is belangrijk, met name in de gebouwde omgeving (als mogelijke modus om energie levering op wijkniveau te mobiliseren). Vanuit onze visie is de ambitie ten aanzien van het energieaspect, en de potentie om energieneutraal te zijn, niet op gebouw niveau alleen te realiseren, daarom dat wijken nu al zodanig zullen moeten worden ontworpen en ingericht dat ze in de toekomst in haar eigen energievraag kunnen voorzien. Voor de bewoning zelf, gaat het om mensen, de diversiteit van de bevolkingssamenstelling, om veiligheid, alsook de mate van burencontact en cohesie in
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
41 / 50
de wijk. Overlast van bewoners in de wijk heeft duidelijk een negatieve invloed op de leefbaarheidperceptie van een wijk. Ultiem: Deze wijkvisie richt zich voor alle stake-holders op de potentie van de wijk in de context van de omgeving, om te komen tot een weerbare/ duurzame wijk, en deze functioneel en esthetisch op het beoogde niveau te brengen en te houden. Stake-holders daarbij kunnen zijn: gemeente, burgers, vastgoedeigenaren, woningcorporaties, bedrijfsleven en scholen. Met behulp van deze informatie kunnen de betrokken partijen (gemeente, woningcorporatie) ondersteund worden bij het opstellen en afwegen van mogelijke ontwikkelingsrichtingen/ scenario’s voor een bepaalde wijk. Met de wijkvisie levert TNO een bijdrage/ ondersteuning aan het in kaart brengen van de huidige en toekomstige behoeften van de samenleving, gemeenten, vastgoedeigenaren, en overige instanties ten aanzien van de wijk in de context van de omgeving. Deze bijdrage en/ of ondersteuning dient woningcorporaties en/ of gemeenten met gedegen informatie in de opzet en afweging van mogelijke interventies, scenario’s en ontwikkelingsrichtingen in wijkaanpak.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
7
42 / 50
Structuur wijkscan Als structuur van een wijkscan hebben we gestreefd naar een functionele vorm en handelsvriendelijk. Er is een hoofdstructuur uitgezet bestaande uit de 7 hoofdthema’s die eerder zijn ontwikkeld en voorgelegd in deskresearch en enquête. In dit hoofdstuk wordt de structuur van de wijkscan weergegeven. De scan is onderverdeeld in hoofd- en subthema’s, waarvoor verschillende aspecten beoordeeld moeten worden. Afhankelijk van de gewenste nauwkeurigheid zijn verschillende beoordelingsmethoden mogelijk. Hiervan zijn enkele voorbeelden gegeven. Op basis van de uitkomsten van de scan, de huidige situatie en de potentie van de wijk, kan vervolgens beleid worden opgesteld en invulling worden gegeven aan het duurzame gebiedsontwikkeling proces. Hoofdstructuur bestaat uit de volgende hoofdthema’s: 1. Algemene aspecten Vastgoed 2. Technische aspecten Vastgoed 3. Bouwfysische aspecten Vastgoed 4. Openbare ruimte 5. Maatschappelijke voorzieningen en Veiligheid 6. Energiehuishouding 7. Bevolkingsopbouw Per hoofdthema is een selectief aantal subthema’s ontwikkeld waarop deze hoofdthema’s uiteindelijk in een reële casus kan worden beoordeeld (scan).
7.1
Structuur
De bijlage bestaat uit een eerste verkenning van indicatoren die op de verschillende delen zijn geselecteerd. Algemene Aspecten Vastgoed - ouderdom bebouwing - verdeling koop – huur woningen - verdeling bezit over meerdere woningcorporaties - waardeontwikkeling vastgoed - verdeling woontypologieën - percentage sociale huurwoningen - architectonische waarde vastgoed - percentage vastgoed met monumentale status - kosten planmatig onderhoud - kosten service onderhoud - kosten mutatie onderhoud - mutatiegraad Bouwfysische Aspecten Vastgoed - kwaliteit thermische isolatie gebouwschil - kwaliteit geluidwering verkeerslawaai - kwaliteit geluidwering tussen woningen
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
-
43 / 50
vochthuishouding in de woning gezond binnenmilieu (ventilatie)
Technische Aspecten Vastgoed - constructieve staat - bouwtechnische staat gebouwschil - esthetische kwaliteit gebouwschil (bv staat schilderwerk, bemossing of dakpannen) - woontechnische aspecten (aantal en grootte verblijfsruimte) - kwaliteit verwarmingsinstallatie - kwaliteit tapwater installatie - kwaliteit elektrische installatie - kwaliteit ventilatiesysteem - geschiktheid installatie voor inpassing duurzame installatieonderdelen Openbare Ruimte - aanwezigheid en kwaliteit van groenvoorzieningen - aanwezigheid en kwaliteit van waterpartijen - aanwezigheid en kwaliteit van speelvoorzieningen, aanwezige diversiteit over leeftijdscategorieën - aanwezigheid hondenuitlaatzones - aantal parkeerplaatsen en hun situering op wijkniveau en straatniveau - kwaliteit openbare verlichting - kwaliteit straatmeubilair en civiele kunstwerken - netheid straatbeeld - interne stedenbouwkundige bereikbaarheid (auto, fiets en voetganger) - extern ontsluiting van de wijk - stedenbouwkundige structuur (bv zichtlijnen en verkaveling) Maatschappelijke voorzieningen en veiligheid - aanwezigheid winkels dagelijkse boodschappen - aanwezigheid overige detailhandel - aanwezigheid horeca - aanwezigheid cultureel/ maatschappelijke voorzieningen (postkantoor, bank, bibliotheek, buurthuis etc.) - aanwezigheid sportvoorzieningen - aanwezigheid scholen (incl. kinderdagverblijf en naschoolde opvang) - aanwezigheid zorgfuncties - aanwezigheid locale voorzieningen openbaar vervoer - diversiteit openbaar vervoer - aanwezigheid hangplekken (jong en oud) - aantal en ernst geweldsdelicten - aantal diefstallen - aantal vernielingen - overlast door personen - zichtbaarheid van politie en hulp diensten - mate sociale controle/ cohesie - mate van verkeersveiligheid Energie Huishouding - gebouwgebonden energiegebruik (EPC) - gebruikersgebonden energiegebruik - totaal energiegebruik in de wijk - aanwezigheid stadsverwarming - aanwezigheid gasnet
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
-
44 / 50
aanwezigheid duurzame energiebronnen in de wijk (zonne-, wind- of geoenergie) oriëntatie van woningen en gebouwen (i.v.m. opwekking zonne-energie) geschiktheid bodem voor thermische opslag geschiktheid wijk voor opwekking windenergie energiebalans tussen opgewekte en gebruikte energie capaciteit energienet aanwezigheid oplaadpunten elektrische voertuigen
Bevolkingsopbouw - leeftijdopbouw bewoners - gezinssamenstelling bewoners - verdeling etniciteit - verdeling inkomensniveau bewoners - verdeling opleidingsniveau bewoners - onderwijsdeelname bewoners - aandeel werkloosheid onder bewoners - aandeel wanbetalers onder bewoners - aandeel bewoners afhankelijk van uitkering of bijstand - aandeel bewoners met huursubsidie
Grafische structuur:
Table 1 Structuur WijkScan: 7 hoofdthema’s en onderverdeling naar subthema’s (zie aansluiting tabel 2)
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
45 / 50
Table 2 Structuur WijkScan: Elk Hoofdthema valt uiteen in set subthema’s (zie aansluiting tabel 3)
Table 3 Structuur WijkScan: Elk hoofdthema heeft aantal subthema’s en deze zijn uitgeschreven in een negental aspecten (6.6.1 t/m 6.6.9)
Per hoofdthema, en subthema zijn deze uitgeschreven op een negen tal aspecten. Ten aanzien van het hoofdthema Energiehuishouding, en het subthema Energieopwekking door middel van zon, zijn op basis van het voorgestelde negen tal aspecten omschreven in hoofdstuk 6. (uitwerking aspecten wijkscan).
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
8
46 / 50
Uitwerking aspecten WijkScan Per subthema wordt een vaste structuur aangehouden, zodat het een soortement handleiding ontstaat voor het uitvoeren van de wijkscan. Deze structuur is hieronder weergegeven: 1. Inleiding 2. Verschijningsvormen • Afbakening /verantwoording 3. Effecten • Direct (voor-/nadelen) • Indirect • Investering (financieel / tijd en moeite) 4. Voorwaarden voor toepassing 5. Te beoordelen aspecten 6. Beoordelingsmethoden 7. Registratiewijze 8. Competenties beoordelaar De onderste helft van de opsomming verdient de meeste aandacht: Het gaat hier om • De van belang zijnde aspecten, die beoordeeld moeten worden. • De beoordelingsmethoden (beschikbaar of te ontwikkelen) • De benodigdheden daarvoor (beschikbare data, kennis en instrumenten) • De registratiewijze (vorm van de uitkomst, om de potentie van de wijk weer te gegeven en te communiceren voor afstemming van de aanpak) 8.1
Te beoordelen aspecten
Per subthema moeten verschillende aspecten beoordeeld worden. Het kan voorkomen dat aspecten bij meerdere subthema’s van belang zijn. Daarom kan het nuttig zijn de informatie van al deze aspecten te ordenen, zodat deze slechts een keer onderzocht hoeven te worden. Voorbeeld Energieopwekking Als voorbeeld zijn de van belang zijnde aspecten voor energieopwekking door middel van zonne-energie weergegeven: 1. Warmtevraag (hoeveel, temperatuur, patroon) 2. Aanbod zonnewarmte gebouwgebonden 3. Warmte aanbod wijk 4. Elektriciteitvraag (hoeveel, patroon) 5. Elektriciteit aanbod 6. Zuidelijk georiënteerd oppervlak 7. Opslagmogelijkheid 8. Distributie mogelijkheid 9. Architectonische inpasbaarheid Hierin ontbreekt (nog) de koppeling met de toekomstige koelvraag, de benodigde energie daarvoor kan de zon leveren. Dit heeft echter nogal invloed op andere aspecten van gebouwen, de manier om dit af te kaderen, wordt nog bedacht.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
47 / 50
Misschien ten overvloede wil ik hier nogmaals duidelijk maken dat het hier een scan betreft voor de ontwikkeling van een zuiver energieneutrale wijk in 2050 als alle wijken energieneutraal zullen zijn. In deze wijk kan het beschikbare oppervlakte voor zonneenergie een beperkende factor zijn, er zal dan een afweging gemaakt moet worden of dit oppervlakte gebruikt wordt voor thermische of elektrische zonne-energie. Vandaar dat zowel warmte als elektriciteit beschouwd moet worden. 8.2
Beoordeling van aspecten
Voor het beoordelen van de verschillende aspecten zijn er verschillende mogelijkheden. Hierbij moet in acht genomen worden welke nauwkeurigheid gewenst is, en welke gegevens reeds beschikbaar zijn. Vervolg voorbeeld Energieopwekking Om een beeld te geven van de opbouw van de procedure zijn hier als voorbeeld oppervlakkige methoden beschreven voor het bepalen van een drietal aspecten: 1. de warmtevraag 2. het aanbod zonnewarmte 3. het warmte aanbod 8.2.1 Bepaling van de warmtevraag Voor het bepalen van de warmtevraag kan de volgende procedure gebruikt worden. 1. Maak een schatting van de warmte vraag per gebouw. Op basis van − EPG (EPA of EPC) berekeningen of − uit voorkeuzelijst. 2. Vermenigvuldig dit met het aantal gebouwen 3. Kijk ook of ondernemingen in de wijk warmte opwekken voor bijvoorbeeld (semi) industriële processen. 4. Verdeel deze warmtevragen over verschillende clusters − Temperatuurgebieden − Vergelijkbare tappatronen. De EPG is inderdaad nog niet geschikt om gebruikt te worden, hier zal dus bijvoorbeeld nog een oplossing voor gevonden moeten worden. De scan heeft meer van dit soort randvoorwaarden. Informatie van energiebedrijven/netbeheerder kan ook nuttige informatie opleveren, mits beschikbaar. Met behulp van modellen, rekensleutels kan uit andere wijkeigenschappen ook de energie vraag berekend worden, mits beschikbaar. Etc.
8.2.2 Bepaling van het aanbod gebouwgebonden zonnewarmte Voor het bepalen van het aanbod gebouwgebonden zonnewarmte kan de volgende procedure gebruikt worden. 1. Tel het aantal aanwezige zonthermische installaties. 2. Maak een schatting van het zonthermisch warmte aanbod. − Overnemen uit EPG (EPA of EPC) berekeningen of
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
48 / 50
− Op basis van aantal m2 collectoren m.b.v. voorkeuzelijst. 8.2.3
Bepaling van het warmte aanbod
1. Maak een schatting van het warmte aanbod. Op basis van − EMG- (en EPG?) berekeningen of − voorkeuzelijst. 2. Kijk ook of ondernemingen in de wijk warmte lozen − D.m.v. koelinstallaties − in de vorm van koelwater − etc. 3. Verdeel deze warmtevragen over verschillende clusters − Temperatuurgebieden − Vergelijkbare tappatronen
8.3
Conclusies WijkScan ten aanzien van voorbeeld Energieopwekking
De uiteindelijke scan leidt tot data die de huidige situatie en de potentie van de wijk weergeeft, op basis waarvan concepten en toekomstige ontwikkelingsscenario’s ontwikkeld kunnen worden. Bijgestaan door verder in Transep DGO te ontwikkelend tools ten aanzien van bijvoorbeeld de economische haalbaarheid van concepten en of ontwikkelingsscenario’s, kan de input uit deze wijkscan bijdragen tot een gedegen kennis basis om te komen tot (beleids)keuzes hoe duurzame gebiedsontwikkeling aan te pakken. Nadere uitwerking van de hoofd- en subthema’s hiervoor benoemd zullen de wijkscan toepassingsgereed maken in de praktijk. Daaropvolgend zou aansluiting gezocht kunnen worden met een woco of gemeente, om een proof of concept te realiseren in aansluiting met een praktijk casus.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
9
49 / 50
Conclusie Inventarisatie De uitgevoerde deskresearch heeft als bruikbare informatie opgeleverd: Een lijst met indicatoren waar naar gekeken kan worden in het kader van het vaststellen van de bouwkundige kwaliteit van een gebouw. Verschillende overzichten van indicatoren m.b.t. de waardering van de kwaliteit van de openbare ruimte. Verschillende overzichten van indicatoren m.b.t. de waardering van de sociaal maatschappelijke kwaliteit van een wijk. Inzicht verkregen in de mogelijke trends/ontwikkelingen betreffende de energiehuishouding van een wijk. Op basis van deze inventarisatie is een overzicht gemaakt van alle relevante aspecten voor een woonwijk. De hierbij gehanteerde hoofdindeling is: 1. Algemene aspecten vastgoed 2. Bouwfysische aspecten vastgoed 3. Technische aspecten vastgoed 4. Openbare ruimte 5. Maatschappelijke voorzieningen en veiligheid 6. Energie huishouding 7. Bevolkingsopbouw Aan de hand van dit overzicht is er een enquête toegestuurd aan een zestig tal woningcorporaties. De respons hiervan geeft een voorzichtig beeld over de nuances in mate van belang die men hecht bij de besluitvorming over scenario’s voor woonwijken. Het verschil wat gemaakt wordt zit vaak tussen belangrijk en heel belangrijk. Hoog op de agenda staan in ieder geval bouwfysische aspecten, bouwtechnische aspecten, aspecten van leefbaarheid en energieverbruik. Vanuit de antwoorden op de open vragen is het volgende beeld ontstaan: De mate dat bewoners betrokken worden bij de inrichting en instandhouding van hun buurt is per woningcorporatie verschillend. Sommige gaan daar ver mee en andere zijn daar nog wat terughoudender in. Over het algemeen staat men bij de corporatie open voor een verdere betrokkenheid en inbreng van de bewoners. Daarbij wordt aangegeven dat men vaak nog zoekende is naar de vorm en de wijze waarop dat het beste kan geschieden. Voor de instandhouding en verbetering van het imago van een woonwijk is de wijze waarop de corporaties hiermee omgaan erg verschillend. Het loopt uiteen van herstructurering tot communicatietrajecten. Aangegeven wordt dat momenteel er minder ruimte is voor financiële investeringen in een woonwijk. De mogelijkheden van reductie van de energieverbruik per woning/wijk heeft duidelijk de belangstelling van de corporaties. Een duidelijke teruggang in de leefbaarheid van een wijk vormt veelal de aanleiding om voor een wijk een integraal verbeteringsplan op te stellen. Bouwtechnisch gezien hebben de corporaties een vrij goed beeld van hun woningbestand. Op andere vlakken wordt dat minder concreet en minder duidelijk.
TNO-rapport | 034-DTM-2009-05133
50 / 50
Visievorming Aan de hand van de gehouden inventarisatie en 2 interne workshops zijn we gekomen tot een integrale wijkvisie: Vanuit alle stakeholders richten op de potentie van de wijk in de context van de omgeving, om te komen tot een weerbare/ duurzame wijk, en deze functioneel en esthetisch op het beoogde niveau te brengen en te houden. Zie hoofdstuk 4 voor verdere uitwerking en nuancering van deze visie. De kracht van deze visie is dat deze is opgesteld vanuit de inzichten vanuit de verschillende disciplines. Structuur wijkscan In een converterend proces zijn we stapsgewijs gekomen tot een structuur van hoofdthema’s en subthema’s voor de wijkscan. Deze structuur is bevestigd tijdens de tweede interne workshop. Zie hoofdstuk vijf voor de nadere uitgewerkte van deze structuur. Elk subthema zal vervolgens uitgewerkt dienen te worden in een soort van handleiding voor de praktische toepassing daarvan. Slotconclusie Hoewel het een intensief proces is geweest om te komen tot een gedragen gezamenlijk resultaat ligt hier nu met de integrale wijkvisie en de structuur van de wijkscan een goede basis om deze nu in de praktijk verder uit te werken en toe te passen.