towerswatson.nl
Update
Over actualiteiten in de pensioenwereld
Nummer 5 | Mei 2011
Invulling toetsing deskundigheid door DNB In de Update van januari 2011 hebben wij bericht over de aangescherpte eisen voor bestuurders van pensioenfondsen. Met de inwerkingtreding van de Beleidsregel Deskundigheid 2011 is meer duidelijkheid geschept over de term ‘deskundigheid’ en wanneer en op welke aspecten de toezichthouders zullen toetsen. In de nieuwsbrief van mei 2011 heeft DNB verdere duidelijkheid verschaft over de invulling van de toetsing van deskundigheid. In de nieuwsbrief geeft DNB ten eerste aan dat bij de toetsing op deskundigheid voorafgaand aan het aantreden (en bij hertoetsing indien nodig), rekening wordt gehouden met twee aspecten. Ten eerste de functie van de beleidsbepaler en ten tweede de omvang, de complexiteit en het risicoprofiel van het pensioenfonds. Dit betekent dat deskundigheid voor een bestuurder van een klein pensioenfonds met een ingewikkeld beleggingsbeleid anders wordt beoordeeld dan voor een voorzitter van een groter pensioenfonds met een eenvoudig beleggingsbeleid. Naast deze twee aspecten houdt DNB tevens rekening met de samenstelling en het functioneren van het bestuur als geheel.
In deze editie:
Daarnaast geeft DNB in de nieuwsbrief aan dat bij werving en selectie van bestuursleden een actieve houding wordt gewenst. Het functieprofiel van het nieuwe bestuurslid dient aan de benoemde partij te worden voorgelegd en er dient getoetst te worden of de kandidaat hier in voldoende mate aan voldoet. Bij aanmelding van de kandidaat bij DNB voor de toetsing van de deskundigheid en de antecedenten, wenst DNB naast het CV en de bestuursmatrix nu ook het functieprofiel van de betreffende kandidaat en de bevindingen van het bestuur in hoeverre de kandidaat aan het profiel voldoet te ontvangen. DNB kan de kandidaat uitnodigen voor een gesprek als onderdeel van de toetsing. Bij de bestuursmatrix dient te worden aangegeven wanneer een bestuurslid op een bepaald aandachtsgebied naar de opvatting van het bestuur als deskundig kan worden gekwalificeerd. Bij de toetsing moet uit opleiding, werkervaring en competenties blijken dat iemand in voldoende mate deskundig is om als beleidsbepaler te kunnen functioneren.
1 Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Ingeborg Agema of Paul de Koning
[email protected] [email protected]
1 Invulling toetsing deskundigheid door DNB 2 Toelichting handhavingsbeleid DNB en AFM: meer duidelijkheid? 3 Vijftienjaarsfinanciering 4 Wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar en verdere inperking van het Witteveenkader 5 Onderzoek SZW naar risicovrije rente voor pensioenfondsen 6 Standpunt DNB: maximering van deelnemersjaren in pensioenregeling is toegestaan
Towers Watson Academy Dinsdag 7 juni 2011
Cursus Strategische heroriëntatie
Donderdag 8 september 2011
Masterclass Rente- en inflatierisico
Donderdag 23 juni 2011
Masterclass Actualiteiten
13 en 15 september 2011
Opleiding Verantwoordingsorgaan
Woensdag 29 juni 2011
Masterclass Kosten pensioenfondsen
20, 22 en 27 september 2011
Opleiding Deskundigheidsniveau 1
Voor het volledige opleidingsaanbod, meer informatie, inschrijven of incompany mogelijkheden kijk op towerswatsonacademy.nl of neem contact op met Hermine Steegstra via 088 543 3151 of
[email protected].
Update - Mei 2011
Toelichting handhavingsbeleid DNB en AFM: meer duidelijkheid? Op 16 respectievelijk 17 mei 2011 is het nieuwe handhavingsbeleid van AFM en DNB gepubliceerd op de websites. Het bestaande handhavingsbeleid dateerde van 2003 en was dus nodig toe aan actualisering en herformulering. Al was het alleen maar omdat de financiële wetgeving sindsdien ingrijpend is gewijzigd, denk aan de inwerkingtreding van o.a. de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Pensioenwet (PW).
Regulier toezicht, normconform gedrag en inzet handhavingsinstrumenten Het uitgangspunt bij het toezicht is dat alle onder toezicht staande instellingen en de aldaar werkzame personen zich uit eigen beweging normconform gedragen. In eerste aanleg dient het reguliere toezicht, dat wil zeggen integriteits-, materieel, prudentieel, gedrags- en overig toezicht, daartoe. Wanneer het reguliere toezicht echter niet het gewenste effect heeft of naar verwachting zal hebben, kan normconform gedrag worden bereikt door de inzet van handhavingsinstrumenten. Denk bij handhavingsinstrumenten onder meer aan het geven van een aanwijzing of het opleggen van een boete. De beslissing of en zo ja, hoe de handhavingsinstrumenten door de toezichthouders worden ingezet, is onderwerp van het vastgelegde handhavingsbeleid.
Uitgangspunten en relevante factoren handhavingsbeleid
^ ^
Met dit nieuwe beleid wordt beoogd inzicht te geven in de uitgangspunten en factoren die voor de toezichthouders van belang zijn bij het bepalen van de inzet van handhavingsinstrumenten. Alvorens handhavingsinstrumenten in te zetten, wordt ten aanzien van elke overtreding bekeken en afgewogen of het beoogde effect met minder zware maatregelen dan een formele handhavingsmaatregel kan worden bereikt. Denk hierbij aan een waarschuwingsbrief of een normoverdragend gesprek. Door beoordeling van de ernst van de overtreding en de overige concrete omstandigheden van het geval komen de toezichthouders tot een zogenoemde ‘passende wijze van optreden’.
2 towerswatson.nl
Compliance
Conclusie
Niet alleen elementen die zien op de overtreding als zodanig zijn relevant, maar ook elementen die zien op het gedrag van de overtreder in bredere zin. Aan dit gedrag hechten beide toezichthouders veel waarde. Eigenlijk gaat het hierbij om de vraag in hoeverre de cultuur binnen een financiële onderneming gericht is op compliance, ofwel op naleving van de regels. Vragen die in dit kader gesteld kunnen worden door de toezichthouders zijn onder meer: heeft de overtreder uit eigen beweging de overtreding gestaakt, heeft de overtreder zelf de overtreding aan de AFM c.q. DNB gemeld?
Met het kenbaar maken van dit handhavingsbeleid komt er naar ons oordeel meer duidelijkheid omtrent het inzetten van formele handhavingsinstrumenten door DNB en AFM en welke overwegingen daarbij richtinggevend zijn. Vanuit de eigen taak bij de naleving van de financiële wet- en regelgeving en op grond van de overige relevante omstandigheden en belangen, maken de toezichthouders zelfstandig een afweging bij het bepalen van de inzet van handhavingsinstrumenten waarbij zo nodig afstemming tussen de toezichthouders plaatsvindt. Het is voor onder toezicht staande ondernemingen als pensioenfondsen goed om te weten welke afwegingen bij de toezichthouders een rol spelen ingeval er tot handhaving wordt overgegaan bij overtreding van een wettelijke bepaling. Zeker ook omdat door eigen handelen de zwaarte van het handhavingsinstrument dat de toezichthouder inzet kan afnemen.
“Het “ is voor onder toezicht staande ondernemingen als pensioenfondsen goed om te weten welke afwegingen bij de toezichthouders een rol spelen”
2 Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Harmen Pullen of Richtje Thien
[email protected] [email protected]
Towers Watson Update mei | 3
Update - Mei 2011
Vijftienjaarsfinanciering In de nieuwsbrief van mei heeft DNB aangegeven speciale aandacht te zullen besteden aan de verslaglegging omtrent de vijftienjaarsregeling. Met de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/ prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) is het mogelijk gemaakt in het verleden niet benutte fiscale pensioenruimte alsnog te gebruiken voor de inkoop van extra ouderdomspensioen. De opbouw en financiering van het extra ouderdomspensioen hoeven niet evenredig in de tijd plaats te vinden en is daarmee een arbeidsvoorwaardelijke toezegging (geen pensioen). De opbouw en financiering moeten binnen een termijn van vijftien jaar na de datum van de toezegging plaatsvinden. Indien de ingangsdatum van het pensioen voor het verstrijken van de termijn van vijftien jaren ligt, dan moet het pensioen uiterlijk op de laatste dag voor de pensioendatum worden opgebouwd en gefinancierd.
“De “ werkgever blijft verantwoordelijk voor de financiering van het uiteindelijk in te kopen pensioen”
4 towerswatson.nl
Vaak ontvangt het pensioenfonds een premie maar zet die niet direct om in een pensioen. De premie wordt dan in een bestemmingsreserve gestort zodat op de einddatum van de periode de zogenaamde staartverplichting kan worden ingekocht. Zolang er geen inkoop is, blijft sprake van een arbeidsvoorwaardelijke toezegging. De werkgever blijft verantwoordelijk voor de financiering van het uiteindelijk in te kopen pensioen. Mocht in de toekomst de bestemmingsreserve onvoldoende zijn, dan is de werkgever verantwoordelijk voor dit tekort en de eventuele bijstortingen. Het wordt pas ‘pensioen’ in de zin van de PW op het moment dat vanuit deze bestemmingsreserve daadwerkelijk pensioen wordt ingekocht. Een pensioenfonds mag deze bestemmingsreserve niet meetellen ter dekking van de bestaande pensioenverplichtingen en de vereiste buffers. DNB verlangt van het pensioenfonds, dat er duidelijkheid is over beleggingsbeleid van de bestemmingsreserve. Het pensioenfonds zal de werkgever(s) moeten informeren over de omvang van de reserves ten opzichte van de verwachte toekomstige verplichte pensioeninkopen, zodat duidelijkheid ontstaat over mogelijke toekomstige bijstortingen. Een pensioenfonds moet jaarlijks informatie verstrekken aan de betrokken deelnemer over de in totaal toegezegde aanspraken. Daarbij moet duidelijk worden gemaakt welk deel van de toezegging al is afgefinancierd (en daarmee ook daadwerkelijk een pensioenaanspraak in de zin van de PW is geworden) en welk deel nog niet is afgefinancierd (en daarmee nog steeds een arbeidsvoorwaardelijke toezegging vormt).
3 Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Paul de Koning
[email protected]
Wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar en verdere inperking van het Witteveenkader
4 Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Eric Heemskerk of Edwin Schokker
[email protected] [email protected]
Op 10 mei 2011 heeft het kabinet een wetsvoorstel ter verhoging van de AOW leeftijd ingediend. In samenhang daarmee wordt het Witteveenkader verder ingeperkt. Het wetsvoorstel bevat samengevat de volgende wijzigingen: •• De AOW-leeftijd wordt 66 jaar in 2020. De aanvangsleeftijd voor de opbouw van AOW wordt 16 jaar. Voor degenen die zijn geboren voor 1 januari 1955, blijft de pensioengerechtigde leeftijd 65 jaar; •• De pensioenrichtleeftijd voor de aanvullende pensioenen moet al met ingang van 1 januari 2013 worden gebaseerd op 66 jaar. Voorts worden de maximaal toegestane opbouwpercentages met ingang van genoemde datum verlaagd. De maximale opbouw voor eindloonregelingen wordt verlaagd naar 1,75%. De maximale opbouw voor middelloonregelingen wordt verlaagd naar 2%. Indirect zullen de beschikbare premie staffels aangepast (verlaagd) gaan worden; •• Met ingang van 1 januari 2020 zal het 40-deelnemingsjarenpensioen worden vervangen door het 41-deelnemingsjaren pensioen; •• De inperking van het Witteveenkader heeft uitsluitend betrekking op de toekomstige opbouw vanaf 1 januari 2013; •• De tot 1 januari 2013 opgebouwde rechten op basis van pensioenleeftijd 65 dan wel leeftijd 60 (voor de Wet VPL) blijven, evenals de toen geldende fiscale maxima, gerespecteerd; •• Er is flankerend beleid ten aanzien van de oudedagsvoorzieningen in de inkomstenbelasting. De maximale dotatie aan de oudedagsreserve gaat van 12% naar 10% van de winst. Voorts wordt in het lijfrente regime het percentage van de grondslag ter bepaling van de zogenaamde jaarruimte verlaagd van 17% naar 14,5%.
De overige aspecten uit de (aanstaande) uitwerking van het pensioenakkoord, zoals harde en zachte rechten, invaren etcetera komen niet in dit wetsvoorstel voor. Er is ook niets opgenomen over de behandeling van de voorwaardelijke pensioenrechten in het kader van de zogenaamde vijftienjaarstoezegging. Bij de invoering van de Wet VPL is veelvuldig gebruik gemaakt van deze voorwaardelijke pensioenaanspraken die uiterlijk na vijftien jaar zouden moeten worden afgefinancierd. Deze voorwaardelijke pensioenaanspraken zijn in aanleg gebaseerd op de 65-jarige leeftijd en zijn nog gebaseerd op de fiscale ruimte uit het verleden gebaseerd op de hogere opbouwpercentages. Omdat hier formeel nog geen sprake is van opgebouwde rechten zou dit kunnen betekenen dat deze rechten niet onder de eerbiedigende werking vallen van de rechten opgebouwd tot 1 januari 2013. Het kabinet zal hier nader uitsluitsel over moeten geven.
“Bij “ de invoering van de Wet VPL is veelvuldig gebruik gemaakt van deze voorwaardelijke pensioenaanspraken die uiterlijk na vijftien jaar zouden moeten worden afgefinancierd” Met deze wijzigingen staat het raamwerk voor de herziening van pensioenregelingen vast. Hoewel de concrete invulling van de Uitwerking Pensioenakkoord nog op zich laat wachten doen pensioenfondsen er naar onze mening goed aan de benodigde wijzigingen tijdig in gang te zetten. Towers Watson is u daarbij graag van dienst. In het wetsvoorstel is vooralsnog niets opgenomen over de invoering van de vitaliteitsregeling waarin levensloop en spaarloon zouden worden geïntegreerd. Naar verwachting zal hierover nog voor de zomer een wetsvoorstel worden ingediend.
Towers Watson Update mei | 5
Update - Mei 2011
Onderzoek SZW naar risicovrije rente voor pensioenfondsen Op 17 mei jongstleden heeft Minister Kamp het onderzoeksrapport over risicovrije rentes voor pensioenfondsen aan de Tweede Kamer gepresenteerd. Dit onderzoek is tot stand gekomen door de aangenomen motie van kamerlid Van Dijck van de PVV van 9 november 2010.
In het rapport merkt de minister op dat het onderzoek, conform de formulering van de motie, primair ingaat op de gehanteerde risicovrije rentes en de eventuele alternatieven daarvoor. Volatiliteit van de dekkingsgraad, ten gevolge van marktwaardering, komt zodoende slechts zijdelings aan de orde, hoewel die volatiliteit afgelopen jaar in belangrijke mate de aanleiding is geweest tot de motie.
^ ^
Zoals eerder ook geconstateerd in het rapport van het AG over risicovrije rentes (‘Principes voor de rentetermijnstructuur - De juiste curve bestaat niet’) concludeert ook het ministerie in het onderzoek dat de ECB AAA curve het enige beschikbare volwaardige alternatief is voor de swapcurve die momenteel in het FTK wordt voorgeschreven voor de contantmaking van pensioenverplichtingen. Hoewel de ECB AAA curve, afgeleid uit de rendementen op staatsobligaties in de Eurozone uitgegeven door landen met een AAA-rating, volgens het onderzoek voldoet aan de principes zoals door DNB geformuleerd, is de curve met name op gronden van liquiditeit en het ontbreken van marktinformatie bij langere looptijden voor het waarderen van pensioenverplichtingen te beschouwen als inferieur aan de swapcurve. Towers Watson deelt die conclusie en ziet de swapcurve als de juiste curve voor het bepalen van de marktwaarde van pensioenverplichtingen.
6 towerswatson.nl
Per einde december 2010 zou een overstap op de ECB AAA curve leiden tot een vrijval van circa 2% van de Technische Voorzieningen voor een gemiddeld fonds. Omdat vooral de rente bij lange looptijden hoger is dan in de swapcurve loopt de vrijval voor jongere fondsen op tot rond de 3,5%. In het onderzoek wordt daarbij terecht aangetekend dat de verschillen enige jaren geleden tegengesteld en groter in omvang waren. In reactie op voorstellen in die trant in Solvency II wordt in het rapport tevens ingegaan op de theorie van de zogenaamde UFR, ofwel de Ultimate Forward Rate. Op basis van een gefixeerde lange rente wordt in deze theorie verondersteld dat de lange rente evolueert naar een constant niveau. In Solvency II is dat niveau gesteld op 4,2%. Per einde 2010 zou het effect van introductie hiervan neerkomen op een (verdere) daling van de Technische Voorzieningen met een kleine 2%. Tegenover het voornaamste voordeel dat pro-cycliciteit in de waardering bij gebruikmaking van een UFR zou worden verminderd staat een aantal zwaarwegende nadelen. Zo zou bijvoorbeeld het beginsel van marktwaardering hiermee in essentie overboord gaan.
“Tegenover “ het voornaamste voordeel dat pro-cycliciteit in de waardering bij gebruikmaking van een UFR zou worden verminderd staat een aantal zwaarwegende nadelen”
5 Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert of Gijsbert de Lange
[email protected] [email protected]
Towers Watson blijft dan ook van mening dat in de meting van de waarde van pensioenverplichtingen onverkort uitgegaan moet worden van de best beschikbare informatie, ofwel van de swapcurve zoals momenteel gehanteerd. Dat laat onverlet dat pensioenfondsen in de formulering van hun beleid, binnen de door het toezicht gestelde grenzen, gebruik kunnen maken van minder volatiele disconteringsgrondslagen. Een van de belangrijkste uitdagingen in de herziening van het FTK is erin gelegen die twee doelstellingen met elkaar te verenigen.
Towers Watson Update mei | 7
Standpunt DNB: maximering van deelnemersjaren in pensioenregeling is toegestaan In de praktijk komt het regelmatig voor dat een pensioenreglement een bepaling bevat op grond waarvan het aantal deelnemersjaren dat meetelt bij het vaststellen van pensioenaanspraken wordt gemaximeerd. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft onlangs een standpunt op haar website hierover gepubliceerd (24 februari 2011). Dit standpunt komt erop neer dat deze maximering geen strijdigheid met de gelijke behandeling oplevert, en dus toegestaan is. Het verbieden van een pensioenregeling waarin een maximering van een aantal deelnemersjaren is opgenomen (bijvoorbeeld 40 jaar) zou tot gevolg hebben dat de jaarlijkse opbouw verlaagd wordt en dat is niet in het belang van de meeste deelnemers, zo stelt DNB. Voor deelnemers die meer dan 40 deelnemersjaren tellen, vervalt op een gegeven moment de nieuwe opbouw, maar die situatie is volgens DNB zodanig specifiek dat de gelijke behandeling van de deelnemers daar niet onder lijdt. Er is geen directe koppeling aan leeftijd. Bij de toetreding op bijvoorbeeld 24 jaar kan de deelnemer pensioen opbouwen tot 64 jaar, bij een toetreding op 27 jaar tot 67 jaar. De maximering op 40 deelnemersjaren maakt deel uit van de pensioenovereenkomst. Indien sprake is van een opbouwperiode van 21 jaar tot 61 jaar, moet de deelnemer bij een latere toetreding toch in de gelegenheid zijn om 40 deelnemersjaren te bereiken. In de opvatting van DNB wordt iedereen, op grond van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid, gelijk behandeld, omdat voor alle deelnemers dezelfde jaarlijkse opbouw beschikbaar is.
Wilt u de Towers Watson Update per e-mail ontvangen? Stuur dan een e-mail naar:
[email protected]
Towers Watson
Prof. E.M. Meijerslaan 5 | 1183 AV Amstelveen Telefoon: 088 543 30 00 Fax: 088 543 30 01 Copyright © 2011 Towers Watson. Alle rechten voorbehouden. TW-NL-2011-21020
towerswatson.nl
“Indirect “ leeftijdsonderscheid is alleen toegestaan als er sprake is van een zogenoemde wettelijke uitzonderingsgrond dan wel een objectieve rechtvaardiging voor het leeftijdsonderscheid” De maximering van het aantal deelnemersjaren is naar onze mening echter te kwalificeren als een vermoeden van indirect leeftijdsonderscheid. DNB gaat eraan voorbij dat met name oudere deelnemers veel deelnemersjaren hebben en hierdoor worden geraakt. Indirect leeftijdsonderscheid is alleen toegestaan als er sprake is van een zogenoemde wettelijke uitzonderingsgrond dan wel een objectieve rechtvaardiging voor het leeftijdsonderscheid. Nu deze maximering niet valt onder een wettelijke uitzonderingsgrond (op grond waarvan een leeftijdsonderscheid toelaatbaar is), moet daarmee beoordeeld worden of sprake is van een objectieve rechtvaardiging. Met andere woorden: is er sprake van zowel een legitiem doel als een passend en noodzakelijk middel? Naar onze mening is dit niet het geval, omdat er een alternatief voorhanden is (gebruikmaking van de juiste toetredings- en pensioenleeftijden) waarbij geen sprake is van verboden leeftijdsonderscheid. Het leeftijdsonderscheid als gevolg van de maximering in deelnemersjaren kan naar onze inschatting dus niet objectief gerechtvaardigd worden, waardoor het niet is toegestaan. Volledigheidshalve merken wij op dat een standpunt van DNB niet bindend en daarmee niet juridisch afdwingbaar is. Voor een bindende, juridische afdwingbare uitspraak dient de maximering van deelnemersjaren aan de rechter voorgelegd te worden.
6 Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Daniëlle van Veen of Sandra Bertram
[email protected] [email protected]