Inventarisatie en karakterisatie van verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden van industriële oorsprong in Vlaanderen
Johan Paridaens, Hans Vanmarcke Departement Stralingsbeschermingsonderzoek Studiecentrum voor Kernenergie (SCK)
Studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, MIRA MIRA/2001/01 juni 2001
Dit rapport verschijnt in de reeks MIRA Ondersteunend Onderzoek van de Vlaamse Milieumaatschappij. Deze reeks bevat resultaten van onderzoek gericht op de wetenschappelijke onderbouwing van het Milieu- en natuurrapport Vlaanderen.
Dit rapport is ook beschikbaar via www.milieurapport.be
Contactadres: Vlaamse Milieumaatschappij – MIRA Van Benedenlaan 34 2800 Mechelen tel. 015/451 466
[email protected]
Wijze van citeren: Paridaens J., Vanmarcke H. (2001), Inventarisatie en karakterisatie van verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden van industriële oorsprong in Vlaanderen, studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, MIRA, MIRA/2001/01, SCK.
BLG 884 Mol, Juni 2001
3
SAMENVATTING..................................................................................................................................................... 1 Inleiding ................................................................................................................................................................ 2 Natuurlijke radioactiviteit.................................................................................................................................. 2 Werkwijze .............................................................................................................................................................. 3 FOSFAATVERWERKENDE INDUSTRIE........................................................................................................ 5 I.
UCB – ZANDVOORDE, OOSTENDE .................................................................................................................5 I.1. Radioactiviteit in het productieproces................................................................................................ 5 I.2. Productiecijfers fosforzuur en gips..................................................................................................... 5 I.3. Gipsstorten .............................................................................................................................................. 5 II. PRAYON-RUPEL , PUURS.................................................................................................................................10 II.1. Radioactiviteit in het productieproces..............................................................................................10 II.2. Productiecijfers fosforzuur en gips...................................................................................................10 II.3. Gipsstorten ............................................................................................................................................11 III. RHODIA CHEMIE, ZELZATE ...........................................................................................................................20 III.1. Radioactiviteit in het productieproces..............................................................................................20 III.2. Productiecijfers fosforzuur en gips....................................................................................................20 III.3. Gipsstorten.............................................................................................................................................21 IV. TESSENDERLO CHEMIE, TESSENDERLO, HAM............................................................................................26 IV.1. Radioactiviteit in het productieproces..............................................................................................26 IV.2. Ertsverbruik, calciumfluorideproductie, emissies in waterlopen.................................................26 Slibbekkens .........................................................................................................................................................28 IV.4. Oppervlaktewaters, valleien van Grote Laak en Winterbeek ........................................................31 V. BASF, A NTWERPEN ......................................................................................................................................36 V.1. Radioactiviteit in het productieproces..............................................................................................36 V.2. Productiecijfers gips............................................................................................................................37 ODDA procédé : verwerkte radioactiviteit, radioactiviteit in eindproducten........................................38 V.4. Radiologische impact ..........................................................................................................................39 UNION MINIÈRE, OLEN (UM)..........................................................................................................................40 VI. 40 VI.1. VI.2. VI.3. VI.4. VI.5.
D1 Stortplaats .......................................................................................................................................40 De Bankloop ..........................................................................................................................................40 Overstromingsgebied van de Bankloop aan de monding in de Kleine Nete ..............................40 Besmette straten in Geel en Olen.......................................................................................................41 Radiologische impact, bestemming ...................................................................................................42
ANDERE INDUSTRIEËN .....................................................................................................................................43 Referenties...........................................................................................................................................................44 APPENDIX.................................................................................................................................................................45
SAMENVATTING De voornaamste bron van verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden van industriële oorsprong in Vlaanderen is de fosfaatindustrie. Door een vijftal bedrijven die fosfaaterts verwerken of verwerkt hebben, werd sedert het begin van de jaren ‘ 20 tot nu ongeveer 64 TBq radium en 2.7 TBq thorium verwerkt. Hiervan ging 36.5 TBq radium en 2.3 TBq thorium naar ongeveer 48 miljoen ton gips. Ongeveer 36 miljoen ton hiervan ligt nog opgeslagen op gipsstorten in Vlaanderen, iets meer dan 2 miljoen ton werd ervan verkocht, ongeveer 10 miljoen ton werd in de Schelde geloosd. Bijna 10 TBq radium kwam in 2.4 miljoen ton calciumfluoride slib terecht, opgeslagen op stortplaatsen. Ongeveer 13 TBq radium werd in de Grote Laak en de Winterbeek geloosd, en een moeilijk te schatten fractie daarvan bevindt zich nu in de valleien van die rivieren. Tot slot kwam nog 6 TBq radium en ongeveer 0.4 TBq thorium in kunstmeststoffen terecht. Meestal treedt een verdunning van de activiteit op ten opzichte van de gebruikte ertsen, bij gips met een factor 1.6, bij kunstmest met een factor 3 ongeveer. Bij calciumfluorideslib treedt dan weer een concentratie op met een factor 3 tot 8 afhankelijk van het productieproces. Ook in de besmette valleigronden van Grote Laak en Winterbeek komen door jarenlange accumulatie radiumconcentraties voor die soms meer dan 10 keer hoger zijn dan die van de ertsen. De totale oppervlakte ingenomen door gekende gipsstorten bedraagt ongeveer 165 ha, hierin ontbreken een aantal historische storten in de Rupelstreek, waarvan de situering en oppervlakte moeilijker te achterhalen valt. De slibbekkens in Tessenderlo beslaan ongeveer 82 ha. In het totaal zijn er in Vlaanderen dus ongeveer 247 ha storten met verhoogde concentraties aan natuurlijke radioactiviteit, als gevolg van de fosfaatindustrie. De omgevingsbesmetting situeert zich voornamelijk rond de Grote Laak met ongeveer 12 ha, en de Winterbeek waar een schatting van meer dan 200 ha niet overdreven lijkt. De radiologische impact van de fosfaatindustrie op de bevolking is in de meeste gevallen echter heel beperkt. Dit komt vooral door het gebruik dat momenteel gemaakt wordt van de terreinen met radium- of thoriumhoudende producten. Het stralingsrisico wordt immers beheerst door het risico op insijpeling van radongas in gebouwen. Dit komt in de huidige toestand slechts zeer sporadisch voor, met enig voorbehoud voor de situaties in de Rupelstreek en in Molenstede (Diest, Winterbeek) die nog verder zullen worden onderzocht. Ook de historische radiumproductie bij Union Minière in Olen zorgde voor verspreiding van radium in het milieu. Er is de D1 stortplaats van 10 ha en daarnaast een omgevingsbesmetting die op ongeveer 23 ha kan worden geschat. De radiologische impact hiervan is iets groter, zonder dat zich acute problemen stellen. Deze grotere impact is vooral te wijten aan verhoogde radonconcentraties in een klein aantal woningen, en de verhoogde dosistempo's boven sommige besmette plaatsen, bijvoorbeeld langs de Bankloop. Naast de hoger vermelde industrietakken kunnen nog andere aangehaald worden die aanleiding geven tot verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden. Het belangrijkst hierbij lijkt de verbranding van steenkool, waarbij de minerale stoffen, grotendeels geconcentreerd worden in vliegas en bodemas. Dit voorbeeld en mogelijke andere vielen echter buiten het kader van deze studie.
1
Inleiding In Vlaanderen zijn nogal wat industrieën, die in min of meerdere mate in het verleden hebben bijgedragen of nu nog bijdragen tot de verspreiding van verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden in het milieu. We hebben het hier dan wel degelijk over industrietakken die niet tot de nucleaire sector kunnen worden gerekend. Bij de uitgave van een aantal kaarten door de Belgische geologische dienst [1] in 1994 werd de aanwezigheid van verhoogde natuurlijke radioactiviteit op sommige plaatsen in Vlaanderen nogmaals duidelijk onderstreept. Het betreft hier een reeks kaarten met de gammastraling in België gemeten vanuit een vliegtuig, op 120 m boven de grond. Ze tonen de natuurlijke radioactiviteit, te wijten aan de uraniumreeks, de thoriumreeks en aan kalium-40. De natuurlijke straling van geologische oorsprong is in Vlaanderen vrij beperkt. Daardoor vallen de plaatsen met verhoogde natuurlijke radioactiviteit, die op de uranium-thorium-kalium synthese kaart rood (uraniumreeks) of blauw (thoriumreeks) zijn ingekleurd bijzonder op. Deze kaart is te zien in fig.1. We noemen hier bijvoorbeeld voor wat betreft de uraniumreeks : de streek gelegen op de grens van de provincies Limburg, Antwerpen en Vlaams Brabant; de Rupelstreek; een zone langs het Kempisch kanaal in Olen; twee zones bij Oudenburg in Oostende en voor de thorium-reeks een zone langs het kanaal Gent-Terneuzen in Zelzate. Dit zijn slechts de meest in het oog springende voorbeelden. Elk van deze plaatsen kan gemakkelijk in verband worden gebracht met een bepaalde industrietak of een bedrijf. Men moest echter vaststellen dat er voor veel van deze plaatsen met verhoogde natuurlijke radioactiviteit nauwelijks enige gegevens beschikbaar waren omtrent totale hoeveelheden radioactief materiaal, aanwezige isotopen, specifieke activiteit, inrichting of toestand van deze plaatsen, eventuele impact naar de bevolking toe. Daarom werd besloten tot deze studie.
2
Brugge
Antwerpen
5 4
3
Gent
1
Hasselt
Fig.1: Radioactiviteit in Vlaanderen gezien uit de lucht. Enkele zones vallen op namelijk (1) Grensstreek Antwerpen-Limburg-Vlaams Brabant; (2)Kempisch Kanaal Olen; (3) Rupelstreek; (4) Kanaalzone Zelzate; (5) Oostende. Nog andere zones zijn te zien zoals de mijnterrils in Limburg en de radiumstockage op Belgoprocess in Mol.
Natuurlijke radioactiviteit De voornaamste bronnen van natuurlijke radioactiviteit, zijn de uraniumreeks, de 40 thoriumreeks en K (kalium-40). De uranium- en de thoriumreeks vindt men in de appendix. 238 De uraniumreeks begint met het isotoop U, dat een zeer lange halveringstijd van 4.5 miljard jaar heeft. Daarom is het overal in het leefmilieu aanwezig. Deze vervalreeks vertoont een vrij lange en ingewikkelde cascade van alfa- en betastralers, die uiteindelijk leidt tot het stabiele 206 Pb (lood) isotoop. Veel van de isotopen uit deze reeks sturen ook gammastralen uit. Vooral 226 226 belangrijk is Ra (radium-226). De gemiddelde Ra activiteit van de aardkorst wordt geschat op 33 Bq/kg [2]. Normale waarden in Vlaanderen liggen tussen de 10 en de 30 Bq/kg 222 [3]. Het heeft een halfwaardetijd van 1600 jaar, en vervalt naar Rn, een edelgas met een halfwaardetijd van 3.82 dagen. Dit edelgas kan zich gemakkelijk in de bodem verplaatsen, en eventueel de lucht bereiken. Op deze wijze kan het radongas en dus ook zijn vervalproducten ingeademd worden wat aanleiding geeft tot een inwendige longdosis. Veelal levert het inademen van de vervalproducten van radongas de hoogste dosis op, hoger dan de
2
uitwendige blootstelling te wijten aan gamma- en betastraling. Dit hangt vooral af van hoeveel radongas de lucht kan bereiken, hoe efficiënt de opbouw van de radonconcentratie in de lucht is, en hoeveel van de radon vervalproducten uiteindelijk in de lucht blijven hangen zodat ze ingeademd kunnen worden. De opbouw van radonconcentratie in de lucht hangt af van de luchtverversing, die uiteraard kleiner is in een gebouw, dan in open lucht. De radonvervalproducten zijn geen gassen, maar wel kleine deeltjes die ofwel in de lucht kunnen blijven hangen ofwel zich kunnen afzetten op wanden of op voorwerpen en dergelijke. Als ze zich afzetten kunnen ze niet meer worden ingeademd, en kunnen ze dus niet meer bijdragen tot de longdosis. De evenwichtsfactor F geeft aan welk percentage van de radondochters in de lucht blijft. Zeer dikwijls wordt voor F een waarde van 0.4 of dus 40 % aangenomen. De typische achtergrond radon concentratie in open lucht bedraagt 10 Bq/m³. In woningen in Vlaanderen is dit ongeveer 35 Bq/m³. De thoriumreeks is in zeker mate analoog aan de 232 uraniumreeks. Deze reeks begint met het isotoop Th, met een halfwaardetijd van 14 miljard jaar. Normale thoriumconcentraties in de bodem voor Vlaanderen [3] bedragen 10 à 30 Bq/kg. De reeks vertoont ook een lange reeks alfa- en betastralers en ook hier komt een 220 edelgas voor, namelijk Rn, dat gewoonlijk thoron (ipv radon-220) genoemd wordt. Het heeft echter in tegenstelling tot radon een zeer korte halfwaardetijd van slechts 55.6 seconden. Dit betekent dat thoron veel minder tijd en dus kans heeft om uit de bodem te ontsnappen en om de lucht te bereiken, zodat thoron over het algemeen niet erg belangrijk is in termen van stralingsdosis. Uitzonderingen hierop zijn echter mogelijk, en waar relevant zal dit probleem 40 verder worden besproken. Tot slot vermelden we nog K, met een halfwaardetijd van 1.27 miljard jaar. Als normale concentraties in de Vlaamse bodem citeren [3] we hier 200 à 40 400 Bq/kg. Er is geen lange vervalreeks, K vervalt rechtstreeks via beta verval naar één van twee mogelijke stabiele isotopen. Er komt geen alfa verval voor, en slechts in 10 % van de gevallen één gammastraal.
Werkwijze Er werd een aantal bedrijven geïdentificeerd waarvan gekend is dat tijdens het productieproces mogelijkerwijze een stroom kan optreden van natuurlijke radionucliden die zich oorspronkelijk in de grondstoffen bevinden, naar de afvalstromen of de afgewerkte producten toe. Hoofdzakelijk komen in Vlaanderen de fosfaatertsverwerkende bedrijven in aanmerking. Fosfaatertsen, zij het van magmatische (vulkanische) of maritieme (sedimentaire) oorsprong, bevatten immers min of meer verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden, die naargelang de verschillende productieprocessen op verschillende plaatsen, bijvoorbeeld in de afvalstroom, kunnen worden teruggevonden. Gedeeltelijk konden we ons bij de keuze van de belangrijkste bedrijven in dit verband laten leiden door de gamma kaarten en de daarop zichtbare plaatsen met verhoogde natuurlijke radioactiviteit.
Volgende bedrijven werden gecontacteerd : UCB Oostende : Prayon Rupel, Puurs : Rhodia Chemie, Zelzate : Tessenderlo Chemie : BASF, Antwerpen :
vroegere fosfaatertsverwerking vroegere fosfaatertsverwerking fosfaatertsverwerking fosfaatertsverwerking fosfaatertsverwerking
Union Minière, Olen :
historische radiumproductie
Het geval van Union Minière is een speciaal geval dat afzonderlijk behandeld zal worden. Aan Union Minière en zijn radiologische impact op de omgeving zijn in het verleden reeds zeer veel studies gewijd, zodat we ons hier noodzakelijkerwijs zullen moeten beperken tot een globaal overzicht, met verwijzingen naar meer gedetailleerde studies. In hetgeen volgt zal voor elk van de fosfaatertsverwerkende bedrijven een zo volledig mogelijk een overzicht worden gegeven van :
3
• • • • • • • •
de stroom van radioactiviteit tijdens het productieproces; productiecijfers, hoeveelheden verwerkte grondstoffen, of geproduceerde radioactieve bijproducten, bestemming van de radioactieve bijproducten; de huidige toestand en inventaris van de eventuele stortplaatsen of de verspreiding van radioactiviteit in het milieu; een schets van elke stortplaats op een achtergrond van een kaart van het Nationaal Geografisch Instituut [6] huidige inkleuring van de betrokken terreinen op het gewestplan Vlaanderen; eventuele radiologische impact naar de bevolking toe; mogelijke acties of gebruiksbeperkingen om de radiologische impact zo klein mogelijk te houden; huidige zichtbaarheid of herkenbaarheid van de stortplaats : de kans dat een stortplaats in de toekomst 'vergeten' wordt hangt hier in grote mate mee samen.
Veel van de gegevens omtrent productieprocessen, en –hoeveelheden werden bekomen van de bedrijven zelf, die bijna allemaal hun bereidwillige medewerking aan deze studie hebben verleend. De gegevens omtrent specifieke activiteit, aanwezige isotopen, toestand van de stortplaatsen enz. werden vooral bekomen door in-situ metingen. Met een draagbare stralingsdetector (miniSpec GR-130, 1.5"x2" NaI kristal, Exploranium) werden gamma dosistempo's opgemeten. Normale achtergrondwaarden in Vlaanderen liggen tussen de 50 en 80 nSv/h. Insitu staalnames werden uitgevoerd, en de stalen werden geanalyseerd met gammaspectrometrie in het labo voor nucleaire spectrometrie van het SCK. Op plaatsen waar 226 Ra op de storten aanwezig is, werden in deze of vroegere meetcampagnes 222 radondetectoren geplaatst. Radium vervalt namelijk naar het radioactieve edelgas Rn, dat uit het gestorte materiaal kan ontsnappen. Deze radondetectoren werden geplaatst op 1.5 m boven het grondniveau. Het waren passieve polycarbonaat radondetectoren, en ze bleven circa zes maand ter plaatse. Ze vertonen na etsen een aantal sporen, dat maatgevend is voor de gemiddelde radonconcentratie gedurende de blootstellingsperiode [4]. Waar relevant zal in sommige gevallen een schatting van de stralingsbelasting voor bevolking of werknemers vermeld worden, met als eenheid de sievert (S v). Als punt van vergelijking is het goed eraan te herinneren dat gemiddeld voor de bevolking in Vlaanderen de jaarlijkse stralingsbelasting van 3.75 mSv bedraagt, waarvan ongeveer 2.3 mSv afkomstig is van natuurlijke bronnen en ongeveer 1.3 mSv van medische toepassingen. Ongeveer de helft van de stralingsbelasting 222 van natuurlijke oorsprong kan op rekening van het radioactief edelgas Rn geschreven worden. De Europese Richtlijn basisnormen voorziet een regulering voor de radioactiviteit van de nietnucleaire industrie. De aanpak van de blootstelling aan verhoogde natuurlijke stralingsbronnen gebeurt in vier stappen: • de lidstaten moeten door onderzoek nagaan welke werkzaamheden kunnen leiden tot een significante toename van de blootstelling van werknemers of leden van de bevolking; • op de aldus gevonden werkplaatsen moet de blootstelling bepaald worden; • indien nodig moeten maatregelen getroffen worden om de blootstelling te beperken; • naargelang de omstandigheden kunnen de stralingsbeschermingsmaatregelen voor de nucleaire industrie geheel of gedeeltelijk opgelegd worden. In deze aanpak is wordt voor een significante toename van de blootstelling dikwijls 1 mSv/ jaar gebruikt als richtlijn. Hoewel de toekomstige bevolkingslimiet van 1 mSv/ jaar strikt genomen niet van toepassing is op de blootstelling aan verhoogde natuurlijke radioactiviteit, blijft het dus een belangrijke richtwaarde, waarnaar dikwijls verwezen zal worden.
4
UCB – Zandvoorde, Oostende
FOSFAATVERWERKENDE INDUSTRIE. I.
UCB – Zandvoorde, Oostende
Van 1953 tot 1987 vond bij UCB in Oostende fosforzuurproductie plaats, met fosfaatgips als bijproduct en twee gipsstorten tot gevolg. Deze productie is nu gestopt. Het bedrijf maakt tegenwoordig deel uit van de groep Proviron, met name Proviron Fine Chemicals nv. Het is gelegen aan de Stationsstraat 123 bus 2, 8400 Oostende. Dit bedrijf is echter geen eigenaar meer van de gipsstorten. Deze worden nu beheerd door de firma MIO Oostende nv. (Maatschappij voor Industriële Ontwikkeling, zelfde adres).
I.1.
Radioactiviteit in het productieproces
Fosforzuur (P 2O5) werd hier bekomen door (natte) zwavelzuurontsluiting. Dit is de behandeling van fluorapatiet (Ca10F2(PO4)6.xCaO3) met zwavelzuur. Hierdoor grijpen reacties plaats in verschillende trappen, waarbij uiteindelijk als nevenproduct calciumsulfaat of dus gips ontstaat. Calciumsulfaat is zeer weinig oplosbaar en moet worden afgefilterd. Het kristalliseert als CaSO4.xH2O waarbij x afhangt van de reactieomstandigheden, zoals temperatuur, P2O5 gehalte, en het vrije sulfaatgehalte in het fosforzuur. Meestal werd hier calciumdihydraat (x=2) gevormd, en men stelde vast dat per ton fosforzuur ongeveer 7.5 ton gips werd geproduceerd. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit cijfer nogal kan variëren in functie van wat men precies beschouwt. Het lijkt aannemelijk dat deze 7.5 ton gips nog een dertig procent water bevatte, zodat men ook zou kunnen stellen dat ongeveer 5 ton gips per ton fosforzuur werd gevormd. Dit cijfer hangt ook samen met het gebruikte type van fosfaaterts. Hier werd fosfaaterts uit Kouribya – Marokko aangewend. Dit is een sedimentair erts, van maritieme oorsprong. Typische fosfaatgehalten voor dit erts bedragen ongeveer 31% à 32% 238 P2O5. In deze ertsen bevindt zich typisch tussen de 1200 en de 1500 Bq/kg U, in evenwicht 226 met zijn vervalproducten waaronder Ra. Met andere woorden, ook de typische radiumactiviteit in deze ertsen bedraagt 1200 à 1500 Bq/kg. Tijdens het ontsluitingsproces volgen het radium en uranium een verschillende weg. Met name, radium dat zich chemisch analoog gedraagt als calcium, vormt zeer weinig oplosbaar radiumsulfaat en zal samen met het gips worden afgefilterd. Het veel beter oplosbare uranium daarentegen gaat naar het fosforzuur over. Het gevolg hiervan is dat men uiteindelijk fosfaatgips overhoudt met verhoogde radiumconcentraties. De activiteit van het fosfaatgips wordt verder aan de hand 226 van genomen stalen in detail behandeld, maar bedraagt typisch 800 à 1000 Bq/kg aan Ra. Dit is in overeenstemming met het empirisch gegeven dat bij verwerking van 1 ton fosfaaterts ongeveer anderhalve ton gips werd geproduceerd wat de reductie van de activiteitsconcentratie in het gips ten opzichte van het erts met een factor anderhalf verklaart. Merken we tot slot nog op dat het hier gebruikte fosfaaterts geen verhoogde concentraties 232 aan Th bevatte, zodat dit verder geen problemen veroorzaakt.
I.2.
Productiecijfers fosforzuur en gips
De productie werd opstart in 1953 en bedroeg circa 25 ton fosforzuur per dag. Begin 1963 werd de productie opgevoerd tot 60 ton per dag en in 1968 verder tot 105 ton per dag. In 1974 werd met een nieuw procédé een productie gehaald van 155 ton per dag en deze werd in 1975 nog opgevoerd tot 220 ton fosforzuur per dag. Eind 1987 werd de productie stilgelegd en de installatie ontmanteld. Op basis van deze cijfers, rekening houdend met vijf ton gips per ton geproduceerd fosforzuur en ongeveer 80 % continue productie kon een ruwe schatting van de totale gipsproductie worden gemaakt, en deze wordt voorgesteld in fig.2. Dit gips werd hoofdzakelijk gestort.
I.3.
Gipsstorten
Van 1953 tot 1970 werd het gips afgevoerd per vrachtwagen naar een kleiput aan de Zomerweg en de Stationsstraat te Oudenburg. Dan werd een nieuw gipsstort in een kleiput aan de Kuipweg-Oudenburgsesteenweg (N358) in gebruik genomen. Op beide storten werden staalnames, radonmetingen en gamma dosistempometingen uitgevoerd.
5
UCB – Zandvoorde, Oostende
7.00 6.00
200 fosforzuur
5.00
gips
150
4.00 3.00
100
2.00 50
1.00
0
Schatting totale gipsproductie (Mt)
Fosforzuurproductie (t/dag)
250
0.00 1953
1957
1961
1965
1969
1973
1977
1981
1985
Jaartal Fig.2 : Ruwe schatting van de totale gipsproductie door UCB te Oostende op basis van de dagproductiecijfers van fosforzuur. Circa 6 miljoen ton gips werd geproduceerd.
I.3.1.
Stort Zomerweg, Oudenburg
I.3.1.1.
Beschrijving, metingen
In fig.3 ziet men een situatieschets van dit stort. Het betreft hier het oudste stort, in gebruik vanaf 1953 tot circa 1970. Het wordt in het noorden begrensd door de Pompestraat, parallel met de vlakbij gelegen A10. Ten oosten is het begrensd door de Zomerweg, ten zuiden en ten westen door bouwbedrijf Verhelst, en andere bedrijven langs de Stationsstraat. De eigenlijke toegang tot het stort is via het bouwbedrijf, dat zich reeds tot aan de rand van het stort uitstrekt, maar in feite is het stort langs alle kanten gemakkelijk toegankelijk. Het is een heraangevulde kleiput, oorspronkelijk 3 à 4 m diep, die verder werd opgehoogd tot circa 7 m boven het maaiveld. De oppervlakte bedraagt circa 8.5 ha. De gestorte hoeveelheid gips bedraagt ongeveer 800.000 m³ of 0.9 Mt. Het stort werd afgedekt met 0.5 à 1 m grond, en beplant met bomen. Daardoor zijn de dosistempo's boven op het stort niet verhoogd en variëren tussen de 50 en 70 nSv/h. Op het talud aan de westzijde is de afdekking minder en meet men tot 200 nSv/h, op het talud aan de noordzijde naar de A10 toe bedragen de dosistempo's lokaal 150 à 200 nSv/h. De afdekking bestaat hier uit een 20 à 30 cm grond. Tegen het bouwbedrijf aan is op sommige plaatsen nog een lichte verhoging te meten tot 100 à 120 nSv/h. Hier is het gips overdekt met bouwafval etc., maar op een diepte van een 20 à 30 cm vindt men het gips terug, en het reikt eigenlijk tot vlak aan het bouwbedrijf. In Tabel 1, vindt men de resultaten van de staalnames en de radonmetingen. Tabel 1 : Staalnames en radonmetingen op het UCB stort, Zomerweg, Oudenburg Naam UCB5 UCB6
226
Ra (Bq/kg) 1000 930
232
Th (Bq/kg) < 25 < 25
40
K (Bq/kg)
222
Rn (Bq/m³)
< 60 < 60
UCB RN3
25
UCB RN4
30 226
In de gipsstalen worden concentraties aan Ra gemeten die ongeveer 70 % bedragen van de concentraties in het gebruikte erts, hetgeen normaal is. De radonconcentraties boven het stort zijn slechts licht verhoogd, waarschijnlijk deels te verklaren door de afdekking met 0.5 à 1 m grond.
6
UCB – Zandvoorde, Oostende
100 m
A10
150 à 200
UCB6 UCB RN3
UCB5 200
50 à 70
UCB RN4
100 à 120
Bouwbedrijf
Fig.3 : Situatieschets van het stort aan de Zomerweg te Oudenburg. De cirkels (UCB RN3 en UCB RN4) geven de plaatsen van de radonmetingen aan, de kruisen (UCB5 en UCB6) die van de staalnames. De getallen zijn dosistempo's in nSv/h, behalve op de taluds zijn die nergens verhoogd. I.3.1.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
Dit stort is ingekleurd op het gewestplan als ontginningsgebied (paars gearceerd, C, 1200), met grondkleur (eindbestemming) agrarisch gebied (lichtgeel, 0900). De radiologische impact ervan op de bevolking is momenteel verwaarloosbaar. Door de afdekking zijn er nauwelijks verhoogde gammadosistempo's of radonconcentraties te meten. Ook voor de werknemers van het aangrenzende bouwbedrijf en van de andere bedrijven langs de Stationsstraat (ten westen van het stort) is er geen radiologische impact. Het stort valt nauwelijks nog op in de omgeving, doordat het volledig met groen en bomen begroeid is. De afdekking blijkt voldoende te zijn om de gammastraling quasi volledig af te schermen. Er is geen belangrijke verhoging in radonconcentratie meetbaar. De belangrijkste aanbeveling is dan ook om dit gebied in de toekomst niet om te vormen tot woongebied, wat deze gunstige situatie teniet zou doen, vooral omwille van het risico van verhoogde radonconcentraties in de woningen die op het stort zouden gebouwd worden. Hetzelfde geldt in feite indien men op dit terrein overdekte werkplaatsen zou gaan inrichten, wat dus ook af te raden is, tenzij men speciale voorzieningen treft om de infiltratie van radon vanuit het stort tegen te gaan. Gezien de inkleuring op het gewestplan lijkt het woonscenario eerder onwaarschijnlijk. Dit geldt in principe ook voor het tweede scenario, al willen we toch nogmaals opmerken dat het aangrenzend bouwbedrijf zich reeds tot aan de grens van het stort uitstrekt, zij het dan enkel voor opslag in open lucht van materialen en niet met gebouwen waarin gewerkt wordt. Wat betreft de eindbestemming agrarisch gebied, is onze aanbeveling om geen gewassen voor directe menselijke consumptie op dit terrein te gaan kweken. Op langere termijn zou zich dan een vermenging van het gips met de teelaarde kunnen voordoen, waardoor geringe hoeveelheden radium in de voedselketen zouden kunnen terechtkomen. Weilanden of gewassen voor dierlijke consumptie zijn geen probleem, aangezien de overdracht van radium van gewas naar mens via een dierlijke tussenstap nog eens 10 à 100 keer gereduceerd wordt.
7
UCB – Zandvoorde, Oostende
I.3.2.
Stort Kuipweg, Zandvoorde, Oostende
I.3.2.1.
Beschrijving, Metingen
N358 100 m UCB 4 UCB RN2
200 UCB 1
50
280 à 350
UCB 2
90
UCB 3 UCB RN1
Kuipweg
Fig.4 : Situatieschets van het stort aan de Kuipweg te Zandvoorde. De getallen zijn dosistempo's in nSv/h. Boven op het stort meet men gemiddeld 300 nSv/h. De cirkels (UCB RN1 en UCB RN2) geven de plaatsen van de radonmetingen aan, de kruisen (UCB1 t/m UCB4) die van de staalnames. In fig.4 ziet men een situatieschets van dit stort. Het stort is omheind en de ingang is gelegen aan de meest oostelijke hoek, aan de Kuipweg en de N358. Het betreft hier het recentste UCB stort, in gebruik van 1970 tot 1987. Het is een opgevulde kleiput van oorspronkelijk 3 à 4 meter diep, nu opgehoogd tot circa 15 m boven het maaiveld. De oppervlakte ervan is ongeveer 16 ha en er ligt ongeveer 2.8 miljoen m³ of circa 3.1 Mt gips op. De taluds zijn afgedekt en beplant, het stort zelf niet. Het percolatiewater wordt onderaan opgevangen en terug naar boven gepompt, waar het voor een groot gedeelte het oppervlak van het stort met vijvers bedekt. Het stort is bovenaan bijna nergens afgedekt, zodat de gammastraling niet afgeschermd wordt. Ter hoogte van de Kuipweg, aan de ingang meet men achtergrondwaarden van ca. 50 nSv/h, halfweg de helling naar het stort stijgt dit tot 150 à 200 nSv/h. Bovenop het stort meet men overal waarden tussen de 280 en 350 nSv/h. Aan de uiterste zuid-west hoek van het stort, is enige afdekking aanwezig, zodat de dosistempo's hier lokaal zakken tot 90 nSv/h. In Tabel 2, vindt men de resultaten van de staalnames en de radonmetingen. Ook hier worden in de gipsstalen normale radiumconcentraties gevonden, rekening houdend met de karakteristieken van het gebruikte erts. De radonconcentraties boven het stort zijn slechts licht verhoogd, gemiddeld ongeveer 25 Bq/m³. Gedeeltelijk kan dit te wijten zijn aan de vijvers die een groot stuk van het oppervlak van het stort bedekken, anderzijds is het ook zo dat het stort op geen enkele wijze wordt afgeschermd van de wind. Deze wind blaast steeds vrij sterk zo dicht bij de kust zodat de radon die uit het gips komt meteen verspreid wordt.
8
UCB – Zandvoorde, Oostende
Tabel 2 : Staalnames en radonmetingen op het UCB stort, Kuipweg, Zandvoorde, Oostende Naam
226
Ra (Bq/kg)
232
Th (Bq/kg)
40
K (Bq/kg)
UCB1 UCB2
840 840
< 20 < 10
< 60 < 60
UCB3
960
< 25
< 60
UCB4
890
< 15
< 60
222
Rn (Bq/m³)
UCB RN 1
40
UCB RN 2
30
I.3.2.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
Dit stort is ingekleurd op het gewestplan als industriegebied voor milieubelastende industrieën (Paars, II, 1002 ). Er is geen bewoning in de directe omgeving. De radiologische impact ervan op de bevolking is momenteel verwaarloosbaar. De directe gammastraling is enkel merkbaar bovenop het stort zelf, niet op de wegen naast het stort. Dit is te danken aan het afdekken van de taluds met grond. Boven op het stort is er een gemiddeld gamma dosistempo van 300 nSv/h. Aangezien nog slechts zeer sporadisch beperkte onderhoudswerken aan het stort worden uitgevoerd, zijn de verblijfstijden van eventuele werknemers hier te verwaarlozen. De vijvers boven op het stort zijn een trekpleister geworden voor een massa vogels, hetgeen enkele occasionele vogelliefhebbers aanlokt, die zich met toestemming van de beheerder van het stort op de terreinen begeven. Als zo een persoon zich elke dag van het jaar één uur op dit stort bevindt, dan levert hem dit een jaarlijks gammadosis van ongeveer 0.1 mSv op. De extra radon blootstelling van gemiddeld 25 Bq/m³ gedurende deze tijd kan in termen van dosis geschat worden [5] op ongeveer 0.022 mSv, hetgeen klein is ten opzichte van de gammadosis. Een totale dosis in de orde van 0.12 mSv/jaar is klein ten opzichte van de 1 mSv richtlijn. Dit stort valt nog goed op in zijn omgeving vooral door de hoogte ervan. Dit samen met de ligging in een industriegebied maken een toekomstige bestemming als woonzone in principe onmogelijk, een bestemming die uiteraard ook hier vermeden moet worden. Hetzelfde geldt in feite indien men op dit terrein overdekte werkplaatsen zou gaan inrichten, wat dus ook af te raden is, tenzij men speciale voorzieningen treft om de infiltratie van radon vanuit het stort tegen te gaan. In de huidige omstandigheden van gebruik en rekening houdend met de toegangsbeperking, lijken er zich geen radiologische problemen te stellen. Uiteindelijk werd op beide storten samen ongeveer 3.6 miljoen m³ gips gestort, of 4 miljoen ton, wat niet zo goed overeenstemt met de geschatte gipsproductie van 6 miljoen ton. Het verschil bedraagt 2 miljoen ton of ongeveer 1.8 miljoen m³. Een mogelijkheid is dat we de gipsproductie, berekend op basis van de dagproductiecijfers van fosforzuur, overschat hebben. Een andere mogelijkheid is dat er ook nog ergens anders gips werd gestort. Een derde mogelijkheid is een verkeerde inschatting van het gestorte volume op Oudenburg. Hieromtrent is verwarring omdat in een rapport van UCB voor dit stort een stortcapaciteit van 800 000 m³ wordt opgegeven, bepaald door een landmeter, terwijl men in hetzelfde rapport stelt dat hier 2.2 miljoen m³ gips werd gestort. Misschien werd hier uiteindelijk een grotere oppervlakte volgestort dan oorspronkelijk was voorzien. In deze berekeningen gebruikten we voor de dichtheid van het gips de door ons experimenteel vastgestelde 1.1 t/m³. Het is merkwaardig dat verschillende bronnen dichtheden van gips vermelden tussen 0.85 t/m³ en 1.6 t/m³. Verder onderzoek omtrent dit verschil is aan de orde. Merken tenslotte we nog op dat het bedrijf tijdens zijn productieperiode, verschillende mogelijkheden heeft onderzocht om het gips op andere manieren kwijt te raken dan door te storten. Het was echter zo dat marktsaturatie door concurrentie van andere grote fosfaatgipsproducenten en ook van natuurlijk gips, een nuttig gebruik van het gips onmogelijk maakten of alleszins slechts voor marginale hoeveelheden. Opslag was en is nog steeds in feite de enige mogelijke oplossing.
9
Prayon-Rupel, Puurs
II.
Prayon-Rupel, Puurs
Van 1963 tot 1992 vond bij Prayon-Rupel in Puurs fosforzuurproductie plaats, met fosfaatgips als bijproduct en een aantal gipsstorten tot gevolg. Er wordt nu geen gips meer geproduceerd, omdat de productie van basisfosforzuur, en in feite dus de ontsluiting van het erts, naar Marokko werd verplaatst als gevolg van een geweigerde stortvergunning. De installatie voor de productie van basisfosforzuur werd gedeeltelijk ontmanteld. Prayon-Rupel, Puurs is gelegen aan de Gansbroekstraat 31, 2870 Puurs.
II.1.
Radioactiviteit in het productieproces
Het productieproces van het fosforzuur van Prayon-Rupel vertoont grote gelijkenissen met dat van UCB (zie I.1). Ook hier gebeurde de ontsluiting van het erts met verdund zwavelzuur, waardoor dus calciumsulfaat of gips gevormd werd. Dit gips werd afgefilterd. Verwerking van 1 ton fosfaaterts gaf ongeveer 1.6 ton gips en per ton fosforzuur werd ongeveer 4.4 ton gips geproduceerd. Ook hier werd sedimentair erts uit Marokko gebruikt, met typische radiumconcentraties tussen 1200 en 1500 Bq/kg. Dit radium komt voor meer dan 95 % als radiumsulfaat in het gips terecht. We verwachten hier dus ook radiumconcentraties tussen de 800 en de 1000 Bq/kg in het gips. 232 Tot slot kunnen we nog stellen dat gezien de geringe concentraties Th in het erts, er wat dit betreft geen problemen zijn.
II.2.
Productiecijfers fosforzuur en gips
De productie werd opgestart in 1963 en bedroeg circa 90 ton fosforzuur per dag wat een jaarcapaciteit van circa 30 000 ton per jaar betekende. Nadien werd de capaciteit stelselmatig opgedreven tot circa 56 000 ton per jaar in 1968. Nadien werd een nieuw procédé ingevoerd zodat tegen 1970 de capaciteit 100 000 ton fosforzuur per jaar bedroeg. Verdere optimalisaties, uitbreidingen en verbeteringen leidden in 1988 tot een maximale productie van 130 000 ton. In oktober 1992 werd de basisfosforzuurafdeling gesloten. In figuur 5 ziet men een overzicht van de gipsproductie.
12
Gips op jaarbasis (kt)
Gipsproductie per jaar (kt) 600
Te storten per jaar (kt)
500
Totaal gestort sinds begin (Mt)
10 8
400 6 300 4
200
2
100 0
Totale hoeveelheid gestort gips (Mt)
700
0 1963
1967
1971
1975
1979
1983
1987
1991
Jaartal
Fig.5 : Productie en afvoer van fosfaatgips door Prayon-Rupel te Puurs. Het verschil tussen gipsproductie en te storten gips kwam door de verkoop van een flink percentage van het gips aan de plaasterindustrie. Over de ganse productieperiode moest zowat tien miljoen ton gips gestort worden.
10
Prayon-Rupel, Puurs
Het verschil tussen gipsproductie en te storten gips in bepaalde jaren was te danken aan de verkoop van gips aan onder andere de plaasterindustrie. Dit gebruik van fosfaatgips begon in 1972, bereikte een top met 230000 ton in 1980 maar viel totaal weg in 1985. De reden hiervoor was vooral een groeiende discussie in Nederland, dat toen de belangrijkste afnemer van fosfaatgips was, omtrent radioactiviteit in plaaster.
II.3.
Gipsstorten
Uiteindelijk moest zowat tien miljoen ton gips (12 miljoen m³) gestort worden over de gehele productieperiode. Tot 1984 werd het gips per vrachtwagen afgevoerd. Dit gebeurde oorspronkelijk naar een stort gelegen op de bedrijfsterreinen zelf. Naderhand werden een aantal kleiputten zeer verspreid in Puurs, Reet, Rumst, Kl.Willebroek, Boom, Kontich en Niel volgestort. Vanaf 1984 werd het gips hydraulisch per pijpleiding getransporteerd, en werd ook gestart met het neutraliseren met krijt en kalk. Toen werd ook enkel nog gestort op twee grote storten namelijk Polders-Hoeykens en Hollebeek. Dit alles maakt dat uiteindelijk een grote verspreiding heeft plaats gevonden van het fosfaatgips. Een goede 70 % van alle gestort gips kwam op enkele grote storten terecht die bezocht werden. Ze worden hieronder besproken. De overige 30 % is nog moeilijk volledig op te sporen. Hoewel nog een aantal stortlocaties worden vermeld, konden we die in het kader van dit onderzoek onmogelijk allemaal bezoeken. Bovendien zijn veel van deze stortlocaties niet meer als dusdanig te herkennen op het terrein omdat ze bijvoorbeeld met grond overdekt zijn, begroeid zijn, of andere bestemmingen zoals industrieterreinen of woonwijken hebben gekregen. Dit wordt ook verder nog besproken. II.3.1.
Stort bedrijfsterrein
II.3.1.1. Beschrijving, metingen In fig.6 ziet men een schets van dit stort. Het is gelegen op de bedrijfsterreinen van Prayon, Kanaal v. Willebroek Rupel
4 PR2 PR RN2
50
50 3
PR3 200 à 300
200 à 300 2
PR1 PR RN1 1
100 m Gansbroekstraat Fig.6 : Stort aan de bedrijfsterreinen van Prayon Rupel. Het bestaat uit een viertal opgevulde putten, 1 tot 4 genummerd. De cirkels (PR RN1 en PR RN2) geven de plaatsen van de radonmetingen aan, de kruisen (PR1, PR2 en PR3) die van de staalnames. De getallen zijn dosistempo's in nSv/h, behalve op de dijken zijn die nergens verhoogd.
11
Prayon-Rupel, Puurs
langs de Gansbroekstraat en de Industrieweg. Het bestaat uit 4 putten, die werden opgevuld met gips en verder opgehoogd en afgeboord met gips dijken. Het beslaat een oppervlak van ongeveer 18 ha, en komt ongeveer 8 m boven het maaiveld uit. Een ruwe schatting van het hier opgeslagen volume gips bedraagt 1.4 miljoen m³. Sommige putten werden afgedekt, andere niet. Centraal in de eerste twee putten bevinden zich vijvers, zodat men hier enkel op de dijken kan lopen. Putten 3 en 4 zijn zonder vijvers en zijn met gras begroeid. Put 4 werd afgedekt met circa 5 m grond. Op de dijken, waar geen afdekking aanwezig is werden dosistempo's tussen de 200 en 300 nSv/h gemeten. Op de taluds, zakt dit tot ca 150 nSv/h. Enkele meter van het stort verwijderd, meet men geen verhoging meer. Ook op de afgedekte zones op het stort, meet men geen verhoging. Deze afgedekte zones zijn begroeid met gras en gedeeltelijk met bomen. In Tabel 3, vindt men de resultaten van de staalnames en de radonmetingen. Tabel 3 : Staalnames en radonmetingen op het bedrijfsstort, Prayon-Rupel, Puurs Naam
226
Ra (Bq/kg)
232
Th (Bq/kg)
40
K (Bq/kg)
PR1 PR2
710 580
< 25 < 20
< 60 111
PR3
630
50
142
222
Rn (Bq/m³)
PR RN 1
45
PR RN 2
30
De radiumconcentraties in het gips liggen tussen de 600 en 700 Bq/kg, wat goed in overeenstemming te brengen is met een productie van 1.6 ton gips per ton erts, met een radiumconcentratie van de orde van 1200 Bq/kg, hetgeen te verwachten is voor het gebruikte erts van Marokkaanse oorsprong. De radonconcentraties zijn lichtjes verhoogd, vooral op meetpunt PR RN1. Dit kan te wijten zijn aan de ietwat beschutte positie van deze detector in een put, enkele meter lager dan de dijk tussen putten 1 en 2, en dus ietwat beschut van de wind. II.3.1.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
Dit stort is ingekleurd op het gewestplan als industriegebied voor milieubelastende industrieën (Paars, II, 1002 ). Er is geen bewoning in de directe omgeving. De radiologische impact ervan op de bevolking is verwaarloosbaar vermits er geen gammastraling meetbaar is buiten het stort en de radonconcentraties nauwelijks verhoogd zijn op het stort zelf. Het terrein is bovendien omheind en dus ontoegankelijk. Onderhoudswerken grijpen nauwelijks nog plaats op het terrein zodat ook geen noemenswaardige werknemersdosissen optreden. Dit stort valt nog redelijk goed op in zijn omgeving, door de hoogte ervan, de nog zichtbare gipsdijken en de vijvers met zichtbaar gips er rond. Dit samen met de ligging in een industriegebied maken een toekomstige bestemming als woonzone in principe onmogelijk, een bestemming die uiteraard ook hier vermeden moet worden. Grote delen van het stort werden reeds afgedekt en zijn begroeid. In de huidige omstandigheden van gebruik en rekening houdend met de toegangsbeperking, lijken er zich geen radiologische problemen te stellen. II.3.2.
Stort Polders – Hoeykens (PH)
II.3.2.1.
Beschrijving, metingen
Het betreft hier een stort van circa 14.3 ha, opgehoogd tot 16 m boven het maaiveld, gelegen langs de A12 en ten zuiden van de Gansbroekstraat. Het bevat ongeveer 2.1 miljoen m³ gips. Het is volledig afgedekt met 0.5 m à 1 m teelaarde en begroeid met gras, struiken en bomen. Enkel op de noordoostelijke helling om boven op het stort te komen meet men hier en daar een lichte verhoging tot 100 à 150 nSv/h. Op het stort zelf is geen enkele verhoging meetbaar. Dit geldt eveneens voor de taluds. In fig.7 ziet men een situatieschets van het stort. In Tabel 3, vindt men de resultaten van de staalnames en de radonmetingen.
12
Prayon-Rupel, Puurs
Gansbroekstraat
kanaal
A12
PR5 100 à 150 PR4 PR RN4
100 m
PR RN3
50
Fig.7 : Stort Polders-Hoeykens van Prayon Rupel. De cirkels (PR RN3 en PR RN4) geven de plaatsen van de radonmetingen aan, de kruisen (PR4 en PR5) die van de staalnames. De getallen zijn dosistempo's in nSv/h. Behalve op enkele schaarse plaatsen op de toegangshelling zijn die nergens verhoogd.
Tabel 4 : Staalnames en radonmetingen op het stort Polders-Hoeykens, Prayon-Rupel Naam PR4 PR5
226
Ra (Bq/kg) 420 930
232
Th (Bq/kg) < 20 < 15
40
K (Bq/kg)
222
Rn (Bq/m³)
81 < 60
PR RN 3
25
PR RN 4
30
De radiumconcentratie in staal 4 is vrij laag, doch dit is te wijten aan het feit dat dit staal vermengd was met grond afkomstig van de afdekking. Staal 5 daarentegen was zuiver gips en het vertoont de verwachte radiumconcentratie. De radonwaarden op het stort zijn nauwelijks verhoogd. II.3.2.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
Dit stort is ingekleurd op het gewestplan als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. (Lila, 0200 ). Er is geen bewoning in de directe omgeving. Aan de noordwestzijde van het stort ligt een schietclub vlak tegen het stort. De radiologische impact is hoedanook verwaarloosbaar vermits er geen gammastraling meetbaar is buiten het stort en de radonconcentraties nauwelijks verhoogd zijn op het stort zelf. Onderhoudswerken grijpen nauwelijks nog plaats op het terrein zodat ook geen noemenswaardige werknemersdosissen optreden. Door zijn hoogte is het stort nog vrij goed zichtbaar, ondanks de volledige begroeiing. Het is ons niet echt duidelijk wat precies wel of niet is toegestaan onder de bepalingen van het gewestplan voor dit gebied. Daarom is het goed ook hier nog even aan te halen dat inplanting van woningen, of overdekte werkplaatsen zonder speciale voorzieningen, hier moet
13
Prayon-Rupel, Puurs
vermeden worden, aangezien dit aanleiding kan geven tot verhoogde radonconcentraties in de gebouwen, met niet verwaarloosbare stralingsdosissen tot gevolg. II.3.3.
Stort Niel, Potaardestraat (Spoorweg)
II.3.3.1.
Beschrijving, metingen
Potaardestraat 100 m
Spoorweg 100 à 150 PR6 PR RN5
PR7 PR RN6
Fig.8 : Stort Niel Potaardestraat (spoorweg), Prayon Rupel. De cirkels (PR RN5 en PR RN6) geven de plaatsen van de radonmetingen aan, de kruisen (PR6 en PR7) die van de staalnames. De getallen zijn dosistempo's in nSv/h. Vrijwel overal worden licht verhoogde waarden gemeten tussen 100 en 150 nSv/h. Fig.8 toont een schets van dit stort. Het betreft hier een volgestorte kleiput, van 6.3 ha met ongeveer 0.12 miljoen m³ gips. Het ligt ten zuidoosten van de Potaardestraat en wordt aan de zuidwest kant begrensd door een spoorweg. Een 15-tal jaar geleden werd dit stort volledig met bomen beplant. Er werden kuilen gemaakt, waarin wat vruchtbare grond werd aangebracht om hierin een boom te planten. Verder werd het stort niet afgedekt. Intussen heeft zich echter een humuslaag gevormd van 10 à 15 cm dikte, hetgeen al een gedeeltelijke afscherming (factor 2 à 3) van de gammastraling teweeg brengt. De gemeten dosistempo's schommelen dan ook vrijwel overal tussen de 100 en 150 nSv/h. In Tabel 5, vindt men de resultaten van de staalnames en de radonmetingen. Tabel 5 : Staalnames en radonmetingen op het stort Potaardestraat (spoorweg), PrayonRupel, Niel Naam PR6 PR7
226
Ra (Bq/kg) 710 690
232
Th (Bq/kg) < 15 < 15
40
K (Bq/kg)
222
Rn (Bq/m³)
< 60 < 60
PR RN 5
onleesbaar
PR RN 6
50
De radiumconcentraties in het gips liggen weerom tussen de 600 en 700 Bq/kg. De radonmeting op punt PR RN5 was helaas onleesbaar, omdat vermoedelijk een nieuwsgierige
14
Prayon-Rupel, Puurs
voorbijganger de detector had opengemaakt, de enige mislukte radonmeting in dit gehele project. De andere meting wijst evenwel op een licht verhoogde radonconcentratie. Dit kan gelegen zijn aan de beschutte opstelling van de detector, tussen de bomen en ietwat in een laagte op het terrein. II.3.3.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
Dit stort is ingekleurd op het gewestplan als lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter (Rose, LO, 1111 ). In de directe omgeving van het stort, zijn er woonwijken aangelegd. Het terrein is vrij toegankelijk en wordt bijvoorbeeld gebruikt door wandelaars. In de huidige toestand zijn er geen lange verblijfstijden te verwachten. Iemand die hier elke dag één uur zou doorbrengen, zou een jaarlijkse gammadosis van ongeveer 0.050 mSv oplopen. De extra radonconcentratie van een veertigtal Bq/m³, zou dan leiden tot een jaardosis van 0.035 mSv. Samen is dit verwaarloosbaar klein. Door het ontbreken van ophoging, de volledige begroeiing, en de humuslaag van ongeveer 15 cm, is het stort helemaal niet meer te herkennen in zijn omgeving. Het ziet eruit als een gewoon perceel bos en is dus een zeer goede kandidaat om op termijn vergeten te worden. Inplanting van woningen moet hier vermeden worden, aangezien dit aanleiding kan geven tot verhoogde radonconcentraties. Het gewestplan lijkt reeds in inplanting van bedrijven te voorzien in dit gebied. Dit is af te raden, tenzij men speciale voorzieningen treft om de infiltratie van radon vanuit het stort tegen te gaan. In de huidige toestand lijken er zich geen radiologische problemen te stellen. II.3.4.
Stort Hollebeek (OTL)
II.3.4.1.
Beschrijving, metingen
Fig. 9 toont een schets van dit stort. Het is gelegen in Rumst, ten zuiden van de Hoge Meentochtstraat, ten oosten van de Hollebeekstraat, ten noorden van de Tuinwijk en ten westen van de Doelhaagstraat. Het betreft hier het recentste en tevens grootste stort, met een oppervlakte van 32 ha, een gemiddelde hoogte van 11 m en een gestort volume gips van circa 3.6 miljoen m³. Het ligt tegen een helling aan en is aangelegd in drie niveaus, waarvan niveau 1 het laagste is, gelegen aan de zuidkant. Het gips werd afgedekt met een HDPE folie, met daarboven een kleilaag, en daarop een laag grond. Een poging werd gedaan om het geheel te beplanten met bomen, wat wegens de vermoedelijke slechte grondkwaliteit niet goed gelukt is. Door de afdekking is er boven het stort evenwel geen enkele verhoging in dosistempo's te meten. Tussen niveau 2 en niveau 3 komt de HDPE folie op sommige plaatsen bloot, en daar meet men een dosistempo van ongeveer 120 nSv/h. Er is een drainage voorzien, en deze afwatering heeft aan de rand van de HDPE folie op een plaats (tussen niveau 1 en niveau 2) veel materiaal meegesleurd, zodat hier een kuil is ontstaan onder de folie. Op deze plaats werden twee stalen genomen, de dosistempo's zijn er ook iets verhoogd tot circa 150 nSv/h. Het laagste niveau aan de zuidzijde, wordt verder overdekt met steenslag, een stuk ervan is reeds verkocht. Industrieterreinen komen tot vlakbij, en soms tot op dit deel van het stort. In Tabel 6, vindt men de resultaten van de staalnames en de radonmetingen. Tabel 6 : Staalnames en radonmetingen op het stort Hollebeek (OTL), Prayon-Rupel, Rumst Naam
226
Ra (Bq/kg)
232
Th (Bq/kg)
40
K (Bq/kg)
PR8 PR9
45 340
40 < 25
600 320
PR10
600
< 20
< 60
222
Rn (Bq/m³)
PR RN 7
30
PR RN 8
35
Door de afdekking van het stort met verschillende lagen was het moeilijk hier gipsstalen te nemen. Stalen acht en negen werden aan het drainagepunt genomen, omdat aan de put die zich hier gevormd heeft enig gips aan de oppervlakte kwam. De stalen bevatten echter zeer
15
Prayon-Rupel, Puurs
veel grond, wat de lage radiumconcentraties en de hogere kaliumconcentraties verklaart. Staal 10, werd niet op het stort genomen maar op een naburig bedrijf waar ook een bergje gips lag. De radiumconcentratie ervan wijst erop dat dit gips op een of andere manier van het stort op dit bedrijf terecht gekomen is. De radonconcentraties op het stort zijn laag, maar ondanks de meerdere lagen afdekking is er eigenlijk geen verschil waar te nemen vergeleken met bijvoorbeeld het stort van de Polders-Hoeykens.
Hoge Meentochtstraat 100 m 3 PR10 PR RN8
2
50 PR8 en 9 PR RN7 1
Hollebeekstraat
Fig.9 : Stort Hollebeek (OTL), Prayon Rupel. Het is aangelegd in 3 niveaus, genummerd van 1 tot 3. De cirkels (PR RN7 en PR RN8) geven de plaatsen van de radonmetingen aan, de kruisen (PR8, PR9 en PR10) die van de staalnames. De getallen zijn dosistempo's in nSv/h. Vrijwel nergens worden verhoogde waarden gemeten, behalve op enkele sporadische plaatsen waar de HDPE folie boven komt tussen de verschillende niveaus, en waar 100 à 150 nSv/h wordt gemeten. II.3.4.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
Dit stort heeft verschillende kleuren en omrandingen op het gewestplan. Het grootste stuk, grotendeels samenvallend met niveaus 2 en 3, is ingekleurd als bosgebied (donkergroen, 0800). De noordwesthoek ervan, bijna volledig gelegen op niveau 3 en ongeveer de helft van dit niveau uitmakend is omrand met paarse streeplijn (uitbreiding ontginningsgebied met nabestemming bosgebied, 1201 ). Het zuidelijk stuk, grotendeels samenvallend met niveau 1
16
Prayon-Rupel, Puurs
is ingekleurd als zone voor ambachtelijke bedrijven en kmo's (roze, 1100). Deze stortplaats is in het begin van de jaren ' 90 afgedekt met een HDPE folie, een kleilaag en grond. Er was een aanplantingsverplichting, en er is een poging ondernomen om door het aanplanten van bomen het terrein effectief tot een bos om te vormen. Dit is mislukt, de meeste bomen zijn zeer klein gebleven of afgestorven. Hier en daar liggen er grote waterplassen op het terrein en het geheel geeft een ietwat desolate indruk. Dit alles maakt wel dat het stort nog duidelijk te herkennen valt in zijn omgeving. Het stort is bovendien ook omheind en dus in principe ontoegankelijk. Het meest zuidelijke stuk van niveau 1 is anders ingericht. Delen ervan zijn verkocht aan bedrijven, die zich hierop gevestigd hebben. Dit is ook het stuk dat een andere inkleuring kreeg op het gewestplan. De radiologische impact van het stort op de bevolking is verwaarloosbaar. Er zijn geen gammadosissen te meten, noch op, noch buiten het stort. De radonconcentraties zijn niet noemenswaardig verhoogd. Op het stort worden geen werken meer uitgevoerd zodat hier ook geen werknemersdosissen te verwachten zijn. Voor wat betreft de bedrijven aan de zuidrand van of op niveau 1 lijkt nader onderzoek aangewezen. We denken hier dan vooral aan het opsporen van mogelijk verhoogde radonconcentraties in de gebouwen. Een verhoging van de radonconcentratie met 100 Bq/m³ in een gebouw waar gewerkt wordt, levert een jaarlijkse (1600 h verblijfstijd) werknemersdosis op van ongeveer 0.5 mSv [5]. Bij radiumconcentraties van ongeveer 700 Bq/kg in de bodem, zijn radonconcentraties in een gebouw erboven van enkele honderden Bq/m³ mogelijk, hoewel dit vooral van de specifieke constructie afhangt. In de toekomst zou men bij het optrekken van nieuwe gebouwen voorzieningen moeten treffen om infiltratie van radon vanuit het stort tegen te gaan. II.3.5.
Provinciaal recreatiedomein De Schorre (Boom)
II.3.5.1.
Beschrijving, metingen
Fig.10 toont een schets van dit domein, gelegen ten noorden van de Kapelstraat 83 te Boom. Aan de westzijde wordt het begrensd door de Schorrestraat, ten noorden door de Dirkputstraat, ten oosten door de Bosstraat en de St.Kathelijnestraat. Het betreft hier een groot domein van ca. 75 ha, dat vroeger bijna volledig ingenomen werd door kleiputten en baksteenindustrie. Vooral in 1980 werd hier door Prayon Rupel ongeveer 1.2 miljoen m³ gips gestort, zonder evenwel het ganse terrein te gebruiken. Vooral direct ten zuiden van de Dirkputsstraat, met ondermeer de huidige deltahelling (deltavliegen), en direct ten noorden van de Kapelstraat met de festivalweide, de parking langs de Kapelstraat en de weide ten oosten daarvan, komen enkele gipsbergen en opgevulde kleiputten voor. Het gips is over het algemeen afgedekt, en met gras begroeid, al moet gezegd worden dat die afdekking op sommige plaatsen zeer dun tot bijna onbestaande is. Men meet dan ook zeer sterk variërende dosistempo's. Op de festivalweide, die dus volledig met gras begroeid is, komen dosistempo's tot 200 nSv/h op nogal wat plaatsen voor, hoewel het gemiddelde lager gelegen zal zijn. Zo een gemiddelde is moeilijk te schatten zonder een gedetailleerde opmeting over gans het terrein. Op de weide aan de Kapelstraat komen dosistempo's tot 350 nSv/h voor en op de parking langs de Kapelstraat waarden tot 200 nSv/h, en op de taluds aan de westzijde van die parking waarden tot bijna 300 nSv/h. Ook op de deltahelling komen lokaal dosistempo's tot ongeveer 250 nSv/h voor. Ten westen hiervan en ten noorden van een rood pad dat hier loopt, vindt men een met bomen begroeide zone waar het gips verder enkel met een laag mos begroeid is. Hier meet men over het algemeen verhoogde dosistempo's tussen de 200 en 300 nSv/h. Radonmetingen of staalnames werden hier niet uitgevoerd binnen het kader van deze studie. Merken we nog op dat dit recreatiedomein zeer groot is, met zowel gebouwen, sportvelden, ligweiden, vrijwel intact gelaten groenzones, vijvers, enz., zodat het onmogelijk was binnen dit project een gedetailleerde studie van dit domein te maken. We kunnen dus niet uitsluiten dat zich buiten de vermelde zones zich hier nog andere met fosfaatgips bevinden. Het dient slechts als voorbeeld van een gebied waar vroeger fosfaatgips op verspreide plaatsen gestort werd, en dat ondertussen een andere bestemming gekregen heeft.
17
Prayon-Rupel, Puurs
Dirkputstraat 100 m
200 à 300
Tot 250 deltahelling Rood pad
Schorrestraat
Festivalweide Tot 200
Tot 200
Parking en weide
tot 350 Kapelstraat
Fig.10 : Enkele gipsstorten op het provinciaal recreatiedomein de Schorre in Boom. De gemeten dosistempo's variëren zeer sterk in functie van de variabele bedekking van het gips. Enkel de gemeten maxima werden aangegeven. De totale oppervlakte van de Schorre is 75 ha, en deze werd binnen het kader van deze studie niet volledig onderzocht zodat andere gipsstorten hier niet uit te sluiten zijn.
II.3.5.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
Het ganse gebied is ingekleurd als gebied voor dagrecreatie (donkergeel, 0401). Het is op het terrein zelf niet meteen evident, waar nu precies gips ligt of niet, de gipsstorten zijn vrij onopvallend geïntegreerd in het geheel van het recreatiedomein. De radiologische impact op de bevolking is moeilijk in te schatten alhoewel deze voor wat het recreatiedomein zelf betreft, toch als klein kan bestempeld worden. Door het feit dat hier enkel aan dagrecreatie gedaan wordt, zijn de verblijfstijden wellicht vrij klein. Zo zijn er bijvoorbeeld geen bungalowparken of campings en dergelijke op het terrein aanwezig. Iemand die iedere dag van het jaar één uur zou doorbrengen op een terrein waar een gemiddeld gammadosistempo van 150 nSv/h is, zou slechts een gammadosis van 0.05 mSv oplopen wat verwaarloosbaar is. Bovendien lijkt zelfs dit scenario overdreven, gezien de uitgestrektheid van het domein en het niet overal voorkomen van gips erop, en de variabele afdekking van het gips. Gezien de recreatie er voornamelijk in open lucht gebeurt zal ook radonblootstelling van het publiek op de terreinen
18
Prayon-Rupel, Puurs
geen problemen stellen. Interessant zou zijn radonmetingen uit te voeren in de gebouwen die op de terreinen voorkomen, hoewel gezegd moet worden dat deze allicht niet op een ondergrond van gips gebouwd zijn. Indien dit toch het geval is dan zijn verhoogde radonconcentraties in deze gebouwen te verwachten met niet verwaarloosbare dosissen voor het personeel tot gevolg. Merken we toch nog op dat bijna gans het recreatie domein begrensd wordt door zones die als woongebied of als woonuitbreidingsgebied zijn ingekleurd. Het staat vast dat vroeger in deze buurt nog kleiputten werden opgevuld met gips, en dat sommige daarvan nu al in nieuwe woonwijken liggen of dreigen tot woonwijken omgevormd te worden, iets wat we moeten afraden. Meer hierover in het volgende punt. II.3.6.
Andere gipsstorten in de Rupelstreek
Schelde
(3) Niel Potaarde Rupel
(4) Boom Schorre (5) Rumst Hollebeek
(1) Puurs Prayon
(2) Puurs Polders-Hoeykens
Fig.11 : Detail van de Rupelstreek uit de spectrometrische luchtbeelden [1]. Er zijn duidelijk vijf grote zones met verhoogde radioactiviteit te zien. Voor elke zone werd een gipsstort aangegeven dat geheel of deels verantwoordelijk is voor de verhoging en dat hogerop werd besproken. Vooral in zones (3), (4) en (5) en in mindere mate in zone (2) zijn er vermoedelijk nog andere kleinere en verspreide gipsstorten. Zoals reeds vermeld dekken de hierboven beschreven stortplaatsen een goede 70 % van het totaal gestorte gipsvolume, zijnde ongeveer 8.4 miljoen m³. Dit betekent dat nog ongeveer 3.6 miljoen m³ gips verspreid ligt op andere storten in de Rupelstreek. Men kan dit ook zien in figuur 11 die een radiologisch luchtbeeld van de Rupelstreek toont. Er zijn duidelijk vijf grote zones te zien waar verhoogde radioactiviteit voorkomt, en in elke zone werd een stort bezocht en beschreven. Storten die echter vóór 1994 voldoende afgedekt werden, zijn op deze luchtbeelden niet meer te zien, en ook op het terrein zelf niet meer op zicht of met behulp van gammametingen te herkennen. Het staat vast dat sommige van deze stortplaatsen intussen een andere bestemming gekregen hebben. Zo kunnen zich bijvoorbeeld bedrijven erop gevestigd hebben of in bepaalde gevallen zijn er ook woonwijken verschenen. Als aanbeveling geldt deze zones terug op te sporen, en desgevallend radonmetingen te verrichten in de gebouwen die er eventueel zijn opgericht. Het is immers zo dat verhoogde radonconcentraties in deze gevallen als belangrijkste stralingsrisico moeten beschouwd worden.
19
Rhodia Chemie, Zelzate
III.
Rhodia Chemie, Zelzate
Rhodia Chemie, dat ontstaan is uit de vroegere chemische groep Rhône-Poulenc (nu Aventis), is gelegen aan de Kuhlmannkaai 1, 9042 Gent. Dit bedrijf is vandaag nog actief als producent van fosforzuur, en heeft een lange en ingewikkelde historiek achter de rug. Er werd in het verleden zowel sedimentair als magmatisch erts gebruikt van verschillende oorsprong, sedert ongeveer 1985 nog enkel magmatisch erts uit Zuid-Afrika en Kola (Rusland). De ontsluiting gebeurt met zwavelzuur en geeft dus aanleiding tot gips. De productie van fosforzuur is omstreeks 1925 begonnen, het gips werd tot 1961 gestort op wat we het voormalig stort noemen, sindsdien is het huidig stort in gebruik.
III.1.
Radioactiviteit in het productieproces
Het productieproces van het fosforzuur vertoont grote gelijkenissen met dat van UCB (zie I.1) en Prayon-Rupel (zie II.1). Het fosforzuurprocédé is dus gebaseerd op het nat-chemisch proces, waarbij fosforzuur gemaakt wordt door fijn gemalen fosfaaterts te laten reageren met zwavelzuur in een reactiekuip. Zo wordt ook hier gips geproduceerd, dat wordt afgefilterd en dat dus de bulk van het radium bevat afkomstig uit de ertsen. Het gips wordt op de filters nog gewassen met verdund fosforzuur om het rendement te maximaliseren, en het waswater wordt gerecupereerd. Nadien wordt het vermengd met water en naar een gipsstort gepompt, waarna het transportwater terug naar de productie-eenheid gepompt wordt om hergebruikt te worden als proceswater. Zo komt het grootste deel van de radioactiviteit uiteindelijk op het gipsstort terecht. Het grootste verschil met UCB en Prayon-Rupel ligt hier in de gebruikte ertsen. Tot vóór 1985 werd vooral sedimentair erts van Marokkaanse oorsprong gebruikt, met 226 de gekende Ra concentratie tussen 1200 en 1500 Bq/kg dat aanleiding kan geven tot gips 226 met een concentratie aan Ra van omstreeks 800 à 1000 Bq/kg. Nadien werd echter enkel nog gebruik gemaakt van zuiverder erts van magmatische oorsprong. Deze types erts 226 bevatten over het algemeen veel minder Ra, typisch slechts 100 à 200 Bq/kg. 232 Daartegenover bevatten deze ertsen dan weer meer isotopen uit de Th reeks, met name 228 232 228 Ra en vervalproducten. In het erts zelf zijn Th en Ra in radioactief evenwicht, en typische concentraties zijn circa 100 Bq/kg voor Kola erts en 400 à 500 Bq/kg voor ZuidAfrikaans erts. Algemeen mag men echter stellen dat magmatische ertsen minder radioactiviteit bevatten dan sedimentaire, wat aanleiding geeft tot minder verspreiding van 232 radioactiviteit in het milieu. Het is belangrijk te weten of het Th in het gips terecht komt, net 228 zoals het Ra. Uiteindelijk bepaalt dit immers de restactiviteit op lange termijn. De 232 228 halfwaardetijd van Th is namelijk 14 miljard jaar, terwijl deze van Ra slechts 5.75 jaar bedraagt. De volgende isotopen in de vervalketen hebben allemaal nog kortere 232 halfwaardetijden. Dit betekent dat indien Th in het gips aanwezig is, deze activiteit ook de activiteit van de vervalproducten zal zijn na een twintigtal jaar, de tijd nodig voor het eventueel 232 herstellen van het radioactief evenwicht. Bevindt Th zich niet in het gips, dan zal de activiteit in het gips na enkele tientallen jaren grotendeels vervallen zijn, maar zich in dezelfde 232 tijd opbouwen daar waar het Th zich bevindt. Deze situatie is verschillend van deze voor 226 Ra uit de uraniumreeks. Dit radium heeft namelijk zelf een halfwaardetijd van 1600 jaar, zodat het niet snel vervalt en in feite kan beschouwd worden als de oorsprong van de radioactiviteit uit de uraniumreeks, in het gips, voor duizenden jaren. Nu blijkt uit de gedane 232 staalnames dat het Th zelfs in pas gevormd gips relatief goed in evenwicht is met de 228 activiteit van Ra. Deze beide activiteiten werden op verschillende wijze bepaald. Daarom kunnen we stellen dat thorium tijdens de ontsluiting van het erts grotendeels de weg van het radium volgt, dus in het gips terecht komt en dat de activiteit in het pas gevormde gips niet substantieel meer zal verminderen in de loop der tijd.
III.2.
Productiecijfers fosforzuur en gips
Gezien de karakteristieken van het productieprocédé werd hier net zoals bij UCB en PrayonRupel ongeveer 4.5 à 5 ton gips geproduceerd per ton geproduceerd fosforzuur (P 2O5), of een gipsproductie van ongeveer 1.6 ton per ton verbruikt fosfaaterts. Vanaf 1925 werd de fosforzuurproductie gestart, en vlak vóór WOII bedroeg de fosforzuurproductie 30 ton per dag, hetgeen 140 ton gips per dag betekende, resulterend in circa 800 000 ton gips in 1942. Vanaf toen werd het gips gebruikt voor omzetting met ammoniumcarbonaat tot calciumcarbonaat en ammoniumsulfaat, zodat in de jaren '50 alle gips afgegraven was en
20
Rhodia Chemie, Zelzate
700
20 gipsproductie (kt/jaar)
Gipsproductie op jaarbasis (kt)
totaal gips (Mt)
16
500
14 12
400
10 300
8 6
200
4 100
Totale hoeveelheid gestort gips (Mt)
18
600
2 0 1950 1955
0 1960 1965 1970
1975 1980 1985
1990 1995
Jaar
Fig.12 : Productie en afvoer van fosfaatgips door Rhodia Chemie vanaf 1950. Het eerder geproduceerde gips werd herverwerkt. Over de ganse productieperiode moest tot nu toe zowat twintig miljoen ton gips gestort worden. zelfs gips moest worden aangekocht om aan de ammoniumsulfaat productie te kunnen blijven voldoen. We kunnen veronderstellen dat het radium toen in het geproduceerde calciumcarbonaat terecht kwam. Dit calciumcarbonaat werd gestort op wat we noemen het voormalig stort, ten zuiden van de spoorweg, waar het eerder gestorte gips nu was afgegraven. Een gedeelte ervan werd ook verkocht of gestort op het nieuwe (huidige) stort. Het voormalig stort, werd niet meer gebruikt na 1961, en werd later grotendeels afgegraven, en het calciumcarbonaat dat zich hier nog bevond kwam onderaan het huidige stort terecht, zodat hiervan nu eigenlijk geen sporen meer terug te vinden zijn. Op een deel van het terrein van het voormalig stort bevindt zich nu de afdeling zwavelzuurproductie. Sinds ongeveer 1952 begonnen ook de stortactiviteiten op het huidige stort en in 1961 was er circa 350 000 ton fosfaatgips samen met calciumcarbonaat hier gestort. Het huidige stort werd dan geleidelijk aan uitgebreid en verder opgehoogd. Nieuwe zones werden in gebruik genomen. De productiecapaciteit is nu wegens vergunningen beperkt tot 400 ton P2O5 per dag wat betekent dat sinds 1991 het jaarlijks verbruik van fosfaaterts omstreeks de 300 000 ton schommelt, zodat in deze periode jaarlijks ongeveer 450 000 à 500 000 ton gips gestort moest worden. Slechts een zeer klein percentage van het gips ( 2 à 5 %) kon in deze periode worden verkocht. Tot nu toe werd in het totaal ongeveer twintig miljoen ton gips gestort op het huidige stort. Fig. 12 toont een overzicht van de gipsproductie vanaf 1950 tot nu. Vermelden we nog dat eind 1976, begin 1977 ongeveer 90 000 m³ gips werd afgegraven voor de experimentele constructie van twee landhoofden voor een brug over de expresweg Knokke-Antwerpen. Deze brug werd echter nooit gebouwd en het gips ligt momenteel nog langs beide zijden van de expresweg. Afgraving is echter voorzien.
III.3.
Gipsstorten
In feite is nu nog slechts één enkel gipsstort in gebruik, het huidig stort. We geven echter ook nog een korte beschrijving van het voormalig stort en de twee gipsbergen voor de experimentele constructie van twee landhoofden voor een brug over de expresweg.
21
Rhodia Chemie, Zelzate
III.3.1.
Voormalig stort ten zuiden van spoorweg
III.3.1.1.
Beschrijving, metingen
Het betreft hier de site van het voormalig stort, sedert 1961 in onbruik geraakt. Delen ervan werden afgegraven, dan weer aangevuld met grond enz. Er werd ooit vermoedelijk een 800.000 ton fosfaatgips gestort, maar vanaf 1942 werd dit gips afgegraven en gebuikt als grondstof voor de productie van ammoniumfosfaat en calciumcarbonaat. Dit calciumcarbonaat werd deels op het voormalig stort gestort en deels op het huidig stort. Het was vermoedelijk ook verrijkt in radium, maar van dit calciumcarbonaat zijn nu geen sporen meer terug te vinden op het voormalig stort. De afdeling zwavelzuurproductie bevindt zich nu op een gedeelte van dit terrein. Op de meeste plaatsen is het gips afgegraven of bedekt met een laag grond die de gammastraling afschermt. Op sommige plaatsen zijn nog lichte verhogingen in dosistempo te meten tussen de 100 en 150 nSv/h, en hier komt ook nog een dun laagje gips aan de oppervlakte. Het voormalig stort bevindt zich volledig binnen de grenzen van het bedrijfsterrein, en ligt vlakbij het huidige stort, ervan gescheiden door de spoorweg. Op fig. 13 ziet men een schets van de locatie van het voormalig stort. Er werd één 226 staal genomen (ZZ1) op het voormalig stort. Het bevatte 100 Bq/kg Ra, maar er moet vermeld worden dat het staal naast gips ook heel wat grond bevatte. Zuivere gipsstalen waren hier niet meer te vinden. III.3.1.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
Het gebied is ingekleurd als industriegebied (paars, hoofdcode 1044). Gezien het gebied volledig binnen het bedrijf valt en eigenlijk volledig afgegraven is, is de radiologische impact ervan naar de bevolking verwaarloosbaar. Dit geldt eveneens voor de werknemers, in zoverre de afdeling zwavelzuurproductie niet op gipsresten werd gebouwd. Men zou hier eventueel radonmetingen in de werkplaatsen kunnen uitvoeren. Verder kunnen we stellen dat indien andere nu braakliggende stukken van dit terrein in de toekomst gebruikt zouden worden voor uitbreiding van het bedrijf, dat er aandacht besteed zou worden aan het feit dat hier nog residuen van het vroegere stort zouden kunnen voorkomen, die dan eerst best verwijderd worden alvorens hier nieuwe gebouwen op te trekken. III.3.2.
Experimentele verhogingen voor een brug over N49 (expresweg)
III.3.2.1.
Beschrijving, metingen
Ten noorden en ten zuiden van de expresweg N49 liggen nog twee experimentele ophogingen die moesten dienen als toegang voor een brug over de N49 die nooit werd aangelegd. Het betreft hier ongeveer 90 000 m³ gips. Er is voorzien dat dit terug zal worden overgebracht naar het huidig geëxploiteerde stort uit het volgende punt. Deze ophogingen zijn momenteel afgedekt met een hoeveelheid teelaarde, die de gammastraling volledig afschermt. Links en rechts van de ophogingen zijn weilanden. Bovenop ligt een verhard wegdek. Enkel aan de taluds naar de expresweg toe komt het gips aan de oppervlakte. Het betreft hier gips van maritieme oorsprong. Hier worden dosistempo's van ongeveer 200 nSv/h gemeten. Er werd één staal (ZZ6) genomen, van bijna zuiver gips, op het talud ten noorden 226 van de expresweg. Het bevatte 660 Bq/kg Ra, een normale waarde gezien dit gips afkomstig was van Marokkaans erts. III.3.2.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
Het gebied is ingekleurd als bufferzone (groen, T, 0600). Indien het gips inderdaad weer afgegraven wordt en afgevoerd naar het huidige stort dan zullen er zich verder geen problemen stellen. In de huidige toestand zijn er door de afdekking nauwelijks verhoogde dosistempo's vast te stellen. Deze afdekking maakt dat ook het gebruik ervan als weiland geen problemen oplevert. De huidige impact naar de bevolking toe is dus verwaarloosbaar. De zijflanken van de gipsverhogingen zijn nu ingenomen door weilanden. Ook hier moet afgeraden worden gewassen voor directe menselijke consumptie te gaan verbouwen. Op langere termijn kan het onderliggende gips vermengen met de teelaarde, waardoor geringe hoeveelheden radium in de voedselketen kunnen terechtkomen. Weilanden of gewassen voor
22
Rhodia Chemie, Zelzate
dierlijke consumptie zijn geen probleem, aangezien de overdracht van radium van gewas naar mens via een dierlijke tussenstap nog eens 10 à 100 keer gereduceerd wordt. III.3.3.
Huidig stort
III.3.3.1.
Beschrijving, metingen
200 m
ZZ6 Experimentele ophogingen aan de expresweg (N49)
Klein Rusland ZZ2 ZZ RN1
4
200 à 250
200 à 250
ZZ3 ZZ RN2
3 ZZ5
5
ZZ RN4 2 200 à 250 150 à 200
ZZ4 300
6
ZZ RN3
1
ZZ1 Locatie voormalig stort
Kanaal GentTerneuzen
Fig.13 : Huidig stort Rhodia Chemie, met locaties voormalig stort en experimentele ophogingen langs de expresweg. Het stort bestaat uit 6 sectoren, genummerd van 1 tot 6. De cirkels (ZZ RN1, ZZ RN2, ZZ RN3 en ZZ RN4) geven de plaatsen van de radonmetingen aan, de kruisen (ZZ1 t/m ZZ6) die van de staalnames. De getallen zijn dosistempo's in nSv/h. Bijna overal op het huidig stort worden dosistempo's tussen 200 en 300 nSv/h gemeten. Op het voormalig stort en de verhogingen langs de expresweg zijn nauwelijks verhoogde dosistempo's te meten. Een schets van dit stort vindt men in fig. 13. Het stort beslaat een totale oppervlakte van ca. 70 ha, en bereikt nu een maximale hoogte van ongeveer 35 m. Er ligt momenteel circa 20 miljoen m³ gips, en het wordt nog steeds verder uitgebaat. De taluds werden ingezaaid en beplant, zodat ze nu volledig begroeid zijn met hoofdzakelijk gras en struiken. Ten noordoosten van het stort bevindt zich een woonwijk, Klein Rusland genaamd. Het stort is omgeven door een dubbele ringgracht voor recuperatie van het transport- en percolatiewater. Het stort is ingedeeld in 6 verschillende zones, die de ene na de andere op dezelfde hoogte gebracht worden d.m.v. opeenvolgende ophoging van gips dijken, opspuiten met gips in transportwater en uitdrogen. In sommige zones, bijvoorbeeld op de hellingen van zones 4 en 5, wordt nog oud gips afkomstig van maritiem erts van Marokkaanse oorsprong aangetroffen.
23
Rhodia Chemie, Zelzate
De meeste zones bevatten bovenaan gips afkomstig van magmatisch erts. Helemaal onderaan het stort, vooral ter hoogte van zone 1, niet meer bereikbaar, ligt nog calciumcarbonaat afkomstig van de productie tussen 1942 en 1968 van ammoniumfosfaat. De dosistempo's gemeten bovenop het stort variëren over het algemeen tussen 200 en 300 nSv/h. Hierbij werden geen noemenswaardige verschillen vastgesteld tussen beide soorten gips. Enkel boven zone 1 waren de dosistempo's iets lager, tussen 150 en 200 nSv/h. In Tabel 7, vindt men de resultaten van de staalnames en de radonmetingen. Tabel 7 : Staalnames en radonmetingen op het huidig stort, Rhodia Chemie, Zelzate 226
Naam
Ra (Bq/kg)
232
Th (Bq/kg)
40
K (Bq/kg)
γ / ICPMS ZZ2 (sedimentair) ZZ3 (magmatisch)
380 55
50 / 40 190 / 170
< 50 < 50
ZZ4 (magmatisch)
145
355 / 430
< 50
ZZ5 (magmatisch)
100
395 / 430
100
222
Rn (Bq/m³) + thoron
ZZ RN 1
75
ZZ RN 2
105
ZZ RN 3
120
ZZ RN 4
135 226
De lagere Ra concentraties in stalen ZZ3, ZZ4 en ZZ5 is te wijten aan de magmatische 226 herkomst van deze stalen. Ze zijn in overstemming met Ra concentraties in de ertsen tussen 100 en 200 Bq/kg en het feit dat ongeveer 1.5 ton gips per ton erts wordt 226 geproduceerd. De Ra concentratie in het staal ZZ2 is iets lager dan men van een staal van 232 Marokkaanse oorsprong zou verwachten, maar toch duidelijk hoger dan de rest. De Th concentraties werden op twee onafhankelijke wijzen bepaald. Links de waarde bekomen uit gamma spectrometrie, rechts deze uit inductively coupled mass spectrometry (ICPMS). De 232 ICPMS methode meet rechtstreeks het signaal afkomstig van Th door middel van massa 232 spectrometrie. Men kan dit als de werkelijke Th concentratie beschouwen. De gamma 228 232 methode meet eigenlijk het signaal afkomstig van Ra en dochters, vermits Th zelf geen 232 significante gammalijn uitzendt. Daaruit wordt dan de hypothetische Th concentratie berekend in de veronderstelling van radioactief evenwicht. Het feit dat beide waarden telkens zo goed overeenkomen wijst er dus op dat dit radioactief evenwicht effectief bestaat, en dat de activiteitsconcentraties in het gips dus constant zullen blijven in de loop van de tijd, zoals reeds eerder uitgelegd. Alle radonconcentraties lijken gevoelig verhoogd ten opzichte van normale achtergrondwaarden. Uit eerdere metingen op het stort door de universiteit van Gent, is echter gebleken dat de radonconcentraties tussen de 10 en 35 Bq/m³ liggen op het stort. Dit wil zeggen, niet tot slechts licht verhoogd. De oorzaak van deze discrepantie moet waarschijnlijk gezocht worden in de thoron gevoeligheid van onze radon detectoren. Thoron 220 222 of Rn is het equivalent uit de thoriumreeks van Rn (radon) uit de uranium reeks. Het heeft echter slechts een halfwaardetijd van 55.6 seconden, waardoor thoron concentraties zeer plaatsgebonden zijn. Onze detectoren zijn wel gevoelig voor thoron, in tegenstelling tot die van Gent, maar zijn niet gekalibreerd voor thoron metingen. De verhoogde waarden duiden dus op de aanwezigheid van thoron, maar we kunnen niet zeggen in welke concentraties dit thoron voorkomt. Dat thoron voorkomt is niet verwonderlijk, gezien de vrij 232 hoge Th concentraties in het gips van magmatische oorsprong, dat zich vooral rond meetpunten ZZRN3 en ZZRN4 bovenaan het stort bevindt. Deze zones zijn momenteel ook in uitbating. Rond ZZRN1 en ZZRN2 werden iets lagere waarden gemeten. Het zou interessant zijn om de thoronhypothese uit te testen door op de meetpunten naast de gewone radondetectoren, detectoren te plaatsen met vertraagde luchtinfiltratie. Deze laatste zijn niet gevoelig voor thoron omdat het wegens zijn korte halfwaardetijd het detectievolume niet kan bereiken.
24
Rhodia Chemie, Zelzate
III.3.3.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
Sectoren 1 tot 5 zijn ingekleurd als stortgebied met nabestemming bufferzone (groen, T, met paars omrand, hoofdcode 1311, grondkleur 0600). Sector 6, dat is de nieuwste sector, is ingekleurd als industriegebied (paars, 1044). Het stort ligt volledig binnen de bedrijfsterreinen en is dus niet toegankelijk. De dichtstbijgelegen woonwijk is Klein Rusland op een afstand van minstens 100 m. Buiten het stort worden geen verhoogde gamma dosistempo's gemeten. De radonconcentraties op het stort zijn slechts licht verhoogd, en een eventuele verhoging in thoron concentraties zou wegens de korte halfwaardetijd in de wijk slechts beperkt voelbaar kunnen zijn en dan nog enkel in de buitenlucht. Daarom kunnen we stellen dat de radiologische impact van het stort naar de bevolking toe verwaarloosbaar is. Het stort is nog in uitbating, hetgeen betekent dat werknemers hier een zekere tijd per jaar doorbrengen. Door het feit dat deze werknemers zich meestal in een vrachtwagen of graafwerktuig bevinden, zijn zij min of meer afgeschermd van de gammastraling. Als zij gemiddeld aan 150 nSv/h zouden blootgesteld zijn gedurende 1600 uur in één jaar dan betekent dit een gammadosis van 240 µSv. Voeg daar bij een verhoogde radonconcentratie van gemiddeld 30 Bq/m³ gedurende dezelfde tijd, bij een evenwichtsconcentratie F van 0.4, dan levert dit [5] ongeveer 150 µSv. Als we dan nog een extra thoron concentratie van 100 Bq/m³ schatten, met F = 0.02 dan levert dit (ICRP32) nog eens 120 µSv extra. Alles tezamen dus ongeveer 500 µSv per jaar, wat lager is dan de limiet van 1 mSv/jaar voor leden van de bevolking. Bovendien is een verblijfstijd van 1600 uur per jaar een conservatief scenario, niemand werkt allicht het ganse jaar door op het stort. Het stort is nu reeds vergund tot 2011 en de nu vergunde storthoogte is 50 m. Technisch gezien kan zeker tot een hoogte van 70 meter gestort worden (er zijn voorbeelden hiervan in de USA). Het spreekt vanzelf dat dit gipsterrein in de onmiddellijke omgeving zal blijven opvallen, zelfs al is het helemaal begroeid, zoals de flanken nu. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat dit stort snel 'vergeten' zal worden. In principe is het mogelijk dat er in de toekomst een bestemming voor recreatieve activiteiten of voor gemeenschaps- of nutsvoorzieningen wordt aan gegeven. Het valt ook hier aan te bevelen geen gebouwen of werkplaatsen, zonder speciale voorzieningen tegen het insijpelen van radon, op te trekken op het stort, aangezien dit radon en thoron risico's met zich mee zou brengen.
25
Tessenderlo Chemie, Tessenderlo, Ham
IV.
Tessenderlo Chemie, Tessenderlo, Ham
Dit bedrijf verwerkt sedimentair fosfaaterts van Marokkaanse oorsprong tot dicalciumfosfaat. Dit gebeurde in twee vestigingen, namelijk te Tessenderlo (TCT) van 1920 tot mei 1995 en te Ham (TCH) vanaf 1931 en deze productie loopt nog steeds. De ontsluiting van het erts gebeurt door middel van zoutzuur, hetgeen betekent dat de afvalstromen fundamenteel verschillen vergeleken met deze bij ontsluiting met zwavelzuur. Er wordt geen gips gevormd, de bijproducten die ons hier interesseren zijn voornamelijk dicalciumfluorideslib en dicalciumchloride. De vestigingen zijn gelegen aan de Stationsstraat, 3980 Tessenderlo (TCT) en de Bergstraat 32, 3945 Kwaadmechelen, Ham, langs het Albertkanaal (TCH)
IV.1.
Radioactiviteit in het productieproces
Tessenderlo Chemie gebruikt fosfaaterts van maritieme oorsprong uit Marokko, dat 1200 à 226 1500 Bq/kg Ra bevat. De ontsluiting van fosfaaterts met zoutzuur zoals dit gebeurt bij Tessenderlo Chemie, kan worden toegepast voor de productie van dicalciumfosfaat, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor veevoeders. Tijdens deze ontsluiting ontstaan als bijproducten calciumzouten, namelijk CaCl2 en CaF2 en tevens ook RaCl2 en RaF2. Met andere woorden, het radium aanwezig in de ertsen komt grotendeels in deze twee fracties terecht. In een eerste fase van het ontsluitingsproces, namelijk de vorming van monocalciumfosfaat, wordt het onoplosbare calciumfluorideslib (CaF2) afgefilterd. Tot 1995 werd dit calciumfluorideslib in een waterige suspensie naar het slibbekken van Veldhoven gepompt, waar het bezonk. Het transportwater werd naar de fabriek teruggepompt en hergebruikt. Sedert 1995 wordt het calciumfluorideslib ontwaterd via filterpersen, waardoor een droge koek ontstaat die dus radium bevat. Er wordt ongeveer 0.5 ton calciumfluoride slib gevormd per ton verwerkt P2O5. In een tweede fase van het proces, wordt het monocalciumfosfaat als dicalciumfosfaat neergeslagen en afgefilterd. Uit het filtraat (afvalwater) worden de zware metalen neergeslagen en dit zogenaamde neutralisatie- of waterzuiveringsslib werd vanaf 1989 tot 1995 afgevoerd naar de stortplaats aan de Spoorwegstraat. Dit neutralisatieslib bevat, afhankelijk van de herkomst van TCT of TCH 2000 à 4000 Bq/kg radium. De volumes zijn echter klein in vergelijking met het calciumfluorideslib. Het afvalwater bevat na deze tweede fase nog voornamelijk CaCl2 dat in oplossing blijft. Vroeger werd dit geloosd in twee kleine rivieren, namelijk de Grote Laak en de Winterbeek, respectievelijk behorend tot het Netebekken (Grote Nete) en het Demerbekken. Deze afvalwaters bevatten toen ongeveer 20 Bq/l à 25 Bq/l radium, in de vorm van radiumchloride. Sinds het begin van de jaren ' 90 werd een procédé op punt gesteld waarbij door toevoeging van BaCl2 tijdens het productieproces, grotendeels wordt verhinderd dat het radium in oplossing gaat. Daardoor slaat tegenwoordig zeker 90% van dit radium ook neer als radiumsulfaat, zodat het samen met een bariumsulfaatneerslag in het calciumfluorideslib terecht komt. Als gevolg hiervan zijn de lozingen van radium in de oppervlaktewaters nu gedaald tot ongeveer 2 Bq/l. De radiumconcentratie in het calciumfluorideslib is hierdoor gestegen van 3000 à 4000 Bq/kg tot 8000 à 10 000 Bq/kg. Merken we nog op dat per ton verwerkt P2O5 er ongeveer 10 keer minder vaste afvalstoffen worden geproduceerd dan bij de onsluiting met zwavelzuur, dat wil zeggen 0.5 ton calciumfluorideslib vergeleken bij 5 ton gips. Daar staat tegenover dat de radiumconcentratie in het calciumfluoride nu ook tien keer hoger is dan in het gips geproduceerd uitgaande van hetzelfde erts, 10 000 Bq/kg vergeleken bij 1000 Bq/kg. Vroeger, vóór het toepassen van het BaCl2 procédé, was dit niet het geval. Toen ging ongeveer 30% à 40% van het radium naar het slib, de rest werd in oplossing geloosd in de oppervlaktewaters. 232 De gebruikte ertsen bevatten geen noemenswaardig verhoogde Th concentraties, zodat dit verder geen problemen stelt.
IV.2.
Ertsverbruik, calciumfluorideproductie, emissies in waterlopen
Fig.14 toont de slibproductie voor TCH en TCT samen sinds 1970. Gemiddeld werd over deze periode 0.134 ton slib geproduceerd per ton verbruikt erts, en deze fractie is in die dertig jaar bijna constant gebleven. Als men weet dat Marokkaans erts een fosfaatgehalte (P 2O5) van omstreeks 30 % heeft, dan komt deze fractie vrij goed overeen met het eerder vermelde getal van 0.5 ton slib per ton verwerkt fosfaat (P 2O5), met name 30 % van 0.5 is 0.15. De verdeling van het ertsverbruik over beide vestigingen was tot het eind van de jaren ' 70
26
Tessenderlo Chemie, Tessenderlo, Ham
100
2.5
Slibproductie (kt/jaar)
90
totaal slib (Mt)
80
2
70 60
1.5
50 40
1
30 20
0.5
10 0
Totale hoeveelheid slib (Mt)
slib kt(jaar)
0 1970
1975
1980
1985
1990
1995
2000
Jaar Fig.14 : Productie en afvoer van calciumfluorideslib door Tessendelo Chemie vanaf 1970. Over de ganse productieperiode moest tot nu toe zowat 2.4 miljoen ton slib gestort worden, waarvan 2.1 miljoen ton tussen 1970 en nu. ongeveer gelijk. Nadien verminderde de fractie van TCT geleidelijk om dan vanaf 1990 stilaan helemaal te verdwijnen in 1995. In de periode van 1970 tot nu werd ongeveer 2 miljoen ton slib geproduceerd en sinds het begin ongeveer 2.4 miljoen ton. Dat betekent vanaf 1920 tot 1970 ongeveer 0.4 miljoen ton slib, hetgeen er op wijst dat de fosfaatertsverwerking drastisch is toegenomen sedert de jaren 1970, iets wat we ook in andere bedrijven konden vaststellen. Er is ongeveer 2.1 miljoen ton oud slib met radiumconcentraties van 3000 à 4000 Bq/kg, hetgeen ongeveer 6 à 8 TBq radium betekent. Daarnaast is er ongeveer 0.4 miljoen ton recent slib met radiumconcentraties van 8000 à 10 000 Bq/kg. Het ligt op drie verschillende stortplaatsen : het slibbekken op het fabrieksterrein van TCH, het slibbekken Kepkensberg en het slibbekken Veldhoven. Er wordt tegenwoordig op jaarbasis ongeveer 50 000 ton calciumfluorideslib geproduceerd, en daarnaast jaarlijks ongeveer 5000 ton neutralisatieslib. Ze worden nu samen gestort op Veldhoven. Tussen 1989 en 1995 werd ook ongeveer 120 000 ton neutralisatieslib opgeslagen op het stort aan de Spoorwegstraat. Fig.15 toont hoe in de laatste jaren de lozingen van radium in de Grote Laak en de Winterbeek afnamen. De radiumconcentraties in de afvalwaters daalden van gemiddeld 20 Bq/l à 25 Bq/l vóór 1992 naar gemiddeld 2 Bq/l nu, wat de gemiddelde radiumlozing op jaarbasis reduceerde van 250 à 300 GBq/jaar naar circa 15 à 20 GBq/jaar nu. Deze vermindering is ook gedeeltelijk te wijten aan het ietwat verminderd ertsverbruik : gemiddeld 423 000 ton/jaar van 1996 tot 2000 vergeleken met bijvoorbeeld 523 000 ton/jaar van 1986 tot 1990, een vermindering met circa 20 %. Op basis van de totale radiumactiviteit in het oud slib, en wetend dat dit ongeveer 30 à 40 % van de totale radiumactiviteit vertegenwoordigde, vinden we dat in de Grote Laak en de Winterbeek samen ongeveer 13 TBq radium moet geloosd zijn. Uit het totaal ertsverbruik, circa 13.3 Mt van 1970 tot en met 1995, rekening houdend met gemiddeld 1350 Bq/kg radium, komen we op 18 TBq radium. Uit de slibfracties vóór en na 1970 schatten we dat vóór 1970 nog eens 19 % van 13.3 Mt erts werd verbruikt, goed voor nog 3.4 TBq radium. Alles samen dus 21.4 TBq, waarvan dus ongeveer 14 TBq moet in de waterlopen geloosd zijn. Bekijken we dan de lozingsdebieten van 1970 tot 1989, dan vinden we gemiddeld 1750 m³/h voor TCH en 865 m³/h voor TCT, samen goed voor circa 450 miljoen m³ in twintig jaar of 9 TBq radium op basis van 20 Bq/l. Voor de periode 1990 tot 1995 komt daar nog eens 0.9 TBq bij, alles samen dus 9.9 TBq. Lozingsdebieten vóór 1970 ontbreken maar we kunnen aannemen analoog aan de geproduceerde slibfracties vóór en na 1970, dat vóór 1970 nog ongeveer 19 % extra radium of 1.9 TBq radium werd geloosd. In het totaal geeft dat 11.8 TBq radium geloosd in de oppervlaktewaters. Uit deze verschillende berekeningsmethoden lijkt 13 TBq radium geloosd in de oppervlaktewaters sinds het begin van de fosfaatertsverwerking een goed gemiddelde, en vermoedelijk ging hiervan ongeveer
27
Tessenderlo Chemie, Tessenderlo, Ham
25
250
20
Laak + WB (GBq/jaar) Laak (GBq/jaar)
15
200
150
Winterbeek (GBq/jaar) 10
100
5
50
0
0
Jaarlijks radiumlozing (GBq/jaar)
Radiumconcentratie in afvalwaters (Bq/l)
radiumconcentratie (Bq/l)
1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 Jaar Fig.15 : Emissies van radium in de Grote Laak en de Winterbeek via de afvalwaters, vóór 1990 ging ongeveer twee derden naar de Grote Laak en één derde naar de Winterbeek. Vanaf 1992 daalden de radiumconcentraties in de afvalwaters gevoelig door toevoeging van bariumzouten in het productieproces. De radiumbesmetting rond beide waterlopen is dan ook vooral van historische aard. 4.3 TBq naar de Winterbeek en 8.7 TBq naar de Grote Laak. Ter vergelijking, nu wordt nog slechts 0.015 TBq/jaar geloosd in de oppervlaktewaters, met name 0.004 TBq/jaar in de Grote Laak en 0.011 TBq/jaar in de Winterbeek. De radiumbesmetting langs deze waterlopen is dus voornamelijk historisch.
IV.3.
Slibbekkens
Naar analogie met de gipsstortplaatsen uit de vorige hoofdstukken worden hier de vier slibbekkens beschreven, waar het calciumfluorideslib en het neutralisatieslib in de loop der tijden werd gedeponeerd. De slibbekkens werden gedurende van deze campagne niet bezocht. Over de meeste ervan werden vroeger reeds uitvoerige studies uitgevoerd, waarnaar verwezen zal worden. Hetgeen volgt is een korte samenvatting van de beschikbare informatie. IV.3.1.
Slibbekken fabrieksterrein TCH
Dit is het oudste slibbekken, het dateert van 1935 en het werd in 1965 uitgebreid tot de huidige oppervlakte van 5.6 ha. Er is ongeveer 150.000 ton calciumfluoride slib opgeslagen. De radiumconcentratie bedraagt ongeveer 3000 à 4000 Bq/kg. Het bekken ligt volledig op het huidig bedrijfsterrein van TCH, dat omheind en afgesloten is. Op fig.17 staat de ligging van het fabrieksterrein TCH en het slibbekken aangegeven. De radonconcentraties is er gemiddeld met 50 Bq/m³ verhoogd. Het slib is onafgedekt en de dosistempo's bedragen er gemiddeld 1000 nSv/h. Gezien het stort echter al heel lang niet meer wordt gebruikt, zijn hier geen verblijfstijden en dus ook geen werknemersdosissen te verwachten. De radiologische impact naar de bevolking toe is verwaarloosbaar gezien de ligging ervan. Op het gewestplan staat het ingekleurd als industriegebied (paars, 1000). Daarom raden we af hier werkplaatsen of gebouwen op te trekken. Dit geldt in het algemeen in grotere mate op deze slibbekkens dan op gipsstorten, gezien de gevoelig hogere radiumconcentraties aanwezig in het slib. Zowel de vrij hoge dosistempo's als de te verwachten hoge radonconcentraties in gebouwen zouden dan problemen kunnen veroorzaken. Een verblijfstijd van 1600 uur per jaar in een geschatte radonconcentratie van 1000 Bq/m³, en bij een dosistempo van 1000 nSv/h levert 5 mSv en 1.6 mSv of dus 6.6 mSv per jaar op, wat niet verwaarloosbaar is.
28
Tessenderlo Chemie, Tessenderlo, Ham
Historisch slibbekken Kepkensberg
85 Bq/m³
30 Bq/m³
Spoorweg Diest-Mol
30 Bq/m³
55 Bq/m³ Grote Laak
50 à 100 nSv/h Stortplaats Spoorwegstraat
200 m
Fig.16 : Historisch slibbekken Kepkensberg en de stortplaats aan de Spoorwegstraat. Boven het slibbekken zijn licht verhoogde radonconcentraties te meten. De stortplaats werd afgedekt met verschillende lagen, zodat bovenop de stortplaats geen verhoogde dosistempo's meer te meten zijn. Enkel in de taluds komen nog waarden tussen 100 en 300 nSv/h voor, met zeer enkele lokale verhogingen tot ongeveer 1000 nSv/h. IV.3.2.
Slibbekken Kepkensberg
Dit bekken is gelegen langs de Spoorwegstraat, ten noorden van de Grote Laak. Het werd meer dan 30 jaar gebruikt tot in 1979. Er ligt ongeveer 550.000 ton calciumfluoride slib opgeslagen, met radiumconcentraties van ongeveer 3000 à 4000 Bq/kg. Het heeft een oppervlakte van 19.7 ha, en is volledig omheind. Het is onafgedekt en de dosistempo's bedragen er gemiddeld 1000 nSv/h. De radonconcentraties op de taluds variëren tussen de 30 en 85 Bq/m³, de verhoging bedraagt gemiddeld 50 Bq/m³. In Fig.16 zien we een schets van slibbekken. In de huidige toestand is de radiologische impact naar de bevolking verwaarloosbaar. Het stort is maar enkele meter hoog en valt niet zo erg op in de omgeving. Op het gewestplan is het ingekleurd met hoofdcode bezinkingsgebied (paars geruit, 1332, afvalwater nabijgelegen fabrieken) en grondkleur groen (0700, groengebied). Daarom zijn toekomstige bestemmingen als woonzone of bedrijfsterrein niet te verwachten, iets wat we sterk afraden. Een eindbestemming als groengebied stelt geen radiologische problemen. IV.3.3.
Stortplaats Spoorwegstraat
In Fig.16 zien we een schets van deze stortplaats. Ze werd aangelegd boven een vroegere stortplaats (1942-1983) en was van 1989 tot eind 1996 in exploitatie. Ze bevindt zich ten zuiden van de Grote Laak, aan de Spoorwegstraat. De oppervlakte ervan bedraagt 2.5 ha. Er ligt ongeveer 120.000 ton neutralisatieslib opgeslagen, met een radiumgehalte van 2000 à 4000 Bq/kg. Het stort werd na 1996 afgedekt met kleimatten en een HDPE folie. Hierna werd nog een 1.5 m dikke afdeklaag aangebracht. Het stort is begroeid met gras en struiken. Na de afdekking werden nauwelijks nog verhoogde gammadosistempo's vastgesteld op de stortplaats, behalve op één enkele plaats waar lokaal 250 nSv/h wordt gemeten. Op de taluds zijn zeer lokaal nog dosistempo's tussen de 500 en 1000 nSv/h te meten. De radonconcentraties vóór de afdekking op de taluds rond dit stort varieerden tussen 30 en 80 Bq/m³, de verhoging bedroeg gemiddeld 50 Bq/m³. Deze stortplaats werd reeds vroeger door het SCK bestudeerd [7]. In de huidige toestand is de radiologische impact ervan te
29
Tessenderlo Chemie, Tessenderlo, Ham
verwaarlozen. Op het gewest plan is het ingekleurd als industriegebied (paars, 1000) met als overlay zone voor renovatie (Z.R., 1603). Ook hier wordt dus aangeraden aandacht te schenken aan het verhinderen van radoninfiltratie bij het optrekken van gebouwen. IV.3.4.
Slibbekken Veldhoven
IV.3.4.1.
Beschrijving, metingen
200 m
Albertkanaal
S1 50 à 200 Bq/m3 S2 2600 nSv/h
S3 Fabrieksterrein TCH
1000 nSv/h Slibbekken fabrieksterrein TCH
Fig.17 : Slibbekken Veldhoven ten noorden van het Alberkanaal. Het bestaat uit drie deelbekkens S1, S2 en S3. Op het slibbekken worden dosistempo's van ongeveer 2600 nSv/h gemeten en radonconcentraties tussen 50 en 200 Bq/m³. Buiten het bekken zijn nauwelijks verhogingen te meten van de radonconcentraties en helemaal niet van de dosistempo's. Op het oud slibbekken van TCH, meet men dosistempo's van ongeveer 1000 nSv/h en de radonconcentratie is er met gemiddeld 50 B q /m³ verhoogd. In Fig.17 ziet men een schets van dit slibbekken. Het bevindt zich ten noorden van het Albertkanaal, en is momenteel nog in gebruik. Het is verdeeld in drie deelbekkens (S1, S2, S3) met oppervlakten van 25 ha, 4 ha en 26 ha respectievelijk. De gestorte hoeveelheden bedragen ongeveer 900 000 ton, 50 000 ton en 550 000 ton calciumfluorideslib. Het radiumgehalte was vroeger ongeveer 3500 Bq/kg, sedert het toevoegen van bariumzouten steeg dit na 1995 tot 8000 à 10 000 Bq/kg. De gamma dosistempo's op het stort bedragen tegenwoordig ongeveer 2600 nSv/h. De radonconcentraties zijn verhoogd en variëren tussen 50 en 200 Bq/m³ op het slibbekken, maar in de omgeving wordt nauwelijks een verhoging vastgesteld. IV.3.4.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
Dit slibbekken is momenteel nog in uitbating. Gezien het slib tegenwoordig hogere radiumconcentraties bevat dan vroeger, zal de stralingsbelasting gestegen zijn. Zo werden vroeger bijvoorbeeld dosistempo's tussen 700 en 1600 nSv/h gemeten vergeleken bij circa 2600 nSv/h nu. De werken op het terrein worden uitgevoerd in een bulldozer, die een afscherming van de gammastraling tot gevolg heeft. In de bulldozer werd slechts 700 nSv/h gemeten. Een werknemer die hier dus 1600 uur/jaar zou werken zou een uitwendige
30
Tessenderlo Chemie, Tessenderlo, Ham
gammadosis van 1.1 mSv/jaar oplopen. Een verhoogde radonconcentratie van 150 Bq/m³ levert dan [5] een dosis van 0.75 mSv/jaar. In het totaal dus 1.9 mSv/jaar wat niet verwaarloosbaar is. Toch blijven de radonconcentraties beduidend lager dan 400 Bq/m³, wat in Europa de richtwaarde voor interventie voor werkplaatsen lijkt te zullen worden. Met 1.9 mSv/jaar blijft men ook ruimschoots beneden de 20 mSv/jaar, de toekomstige limiet voor beroepsmatig blootgestelde personen. De radiologische impact van het slibbekken naar de bevolking toe is in de huidige situatie verwaarloosbaar, omdat de radonconcentraties buiten het bekken niet verhoogd zijn en ook geen verhoogde dosistempo's gemeten worden buiten het bekken. Er is ook geen bewoning in de onmiddellijke omgeving. Op het gewestplan is het slibbekken ingekleurd als industriegebied (paars, 1000). Daardoor komt een omvorming tot woongebied na beëindiging van de exploitatie in principe niet ter sprake. Oprichten van werkplaatsen op het terrein zonder maatregelen om radoninfiltratie tegen te gaan is af te raden.
IV.4.
Oppervlaktewaters, valleien van Grote Laak en Winterbeek
Zoals hogerop reeds vermeld werd sinds het begin van de uitbating onveer 13 TBq radium geloosd in de Grote Laak en de Winterbeek. Deze lozingen gebeurden voornamelijk in het verleden tot het begin van de jaren ' 90. Nu wordt er veel minder radium geloosd in de oppervlaktewaters. Het betreft hier dus een historische vervuiling, die hieronder wordt beschreven. IV.4.1.
De Grote Laak
Naar schatting ontving de Grote Laak ongeveer 8.7 TBq radium gedurende de gehele lozingsperiode. De Grote Laak en de vallei ervan werden in groot detail bestudeerd door het SCK in de tweede helft van 1998 en de resultaten ervan zijn beschreven in [8].
0
Afstand loodrecht op Laak (m)
40
50
100
200
nSv/h
500
1000
Stroomrichting
30
Rechteroever 20
TCT TCH
10
0
Grote Laak
-10
Linkeroever -20 0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
Afstand langs Laak (km) Fig.18 : Overzicht van de dosistempo's langs de Grote Laak ten gevolge van radiumbesmetting. Het traject van de Grote Laak werd voor de eenvoud als een rechte streeplijn voorgesteld, de stroomrichting is van rechts naar links. De lichtste grijstint stelt achtergrondwaarden tussen de 50 en 100 nSv/h voor. De beide lozingspunten werden als TCT en TCH weergegeven. De besmetting blijft bijna overal beperkt tot een smalle zone van een tiental meter langs beide zijden van de rivier.
31
Tessenderlo Chemie, Tessenderlo, Ham
IV.4.1.1.
Beschrijving, metingen
De Grote Laak behoort tot het stroombekken van de Grote Nete. Vanaf de twee lozingspunten van respectievelijk TCH en TCT stroomt ze in voornamelijk westelijke richting. Ze mondt ongeveer 20 km verder uit in de Grote Nete in Zammel-Geel, ter hoogte van het Zammels Broek, een 142 ha groot overstromingsgebied. Ze stroomt door de gemeenten Tessenderlo en vooral Laakdal. Fig.18 toont een schematisch overzicht van de dosistempo's langs de Grote Laak, ten gevolge van de radiumbesmetting. Ze werden om de 50 m langs de rivier opgemeten in raaien loodrecht op de rivier. Vanop de oevers gebeurde om de twee meter een meting, en de raaien werden gevolgd tot geen verhoogde dosistempo's meer werden gemeten. We kunnen zien dat de radiumbesmetting zich vrijwel volledig beperkt tot een smalle strook van een tiental meter op beide oevers van de rivier, waarbij de rechteroever duidelijk meer besmet was dan de linkeroever. Dit besmettingspatroon is te wijten aan periodiek ruimen van het slib uit de rivier, waarbij het op de oevers gedeponeerd werd. Ook in de overstromingszones, zoals bijvoorbeeld het Zammels broek, strekt de besmetting zich zelden verder uit dan tien meter loodrecht op de oevers. Dit is waarschijnlijk te danken aan het feit dat deze overstromingszones slechts uitzonderlijk bij zware regenval onder water lopen zodat ze slechts enkele weken per jaar onder water staan, en dan nog in perioden waarin een grote verdunning van het water van de Grote Laak plaatsgrijpt. Op ongeveer 12 ha terrein langs de Grote Laak komen dosistempo's voor boven de 150 nSv/h, 9 ha op de rechteroever en 3 ha op de linkeroever. Het gemiddelde van de maximale dosistempo's in elke raai bedroeg 135 nSv/h op de linkeroever en 270 nSv/h op de rechteroever. Er werden 75 bodemstalen genomen, voornamelijk op plaatsen met lokale maxima, verspreid over de beide oevers, en de gemiddelde radiumconcentratie bedroeg 5000 Bq/kg, met een maximale waarde van 10 000 Bq/kg. Een radonmeetcampagne werd uitgevoerd in een dertigtal huizen in Laakdal, gekozen op basis van hun ligging vlakbij de Grote Laak of ook vlakbij, nu gedempte armen van de Grote Laak. Uiteindelijk kon slechts één enkele woning gevonden worden waar de radonconcentraties licht verhoogd waren, gemiddeld ongeveer 130 Bq/m³ vergeleken bij 35 Bq/m³ gemiddeld voor woningen in Vlaanderen. Verder was er nog een vervallen weekendverblijf waar de radonconcentratie gemiddeld 110 Bq/m³ bedroeg en een kantine van een sportclub waar de radonconcentratie gemiddeld ongeveer 100 Bq/m³ bedroeg. IV.4.1.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
De inkleuring van gans het besmette gebied op het gewestplan zou ons hier te ver leiden. Hoofdzakelijk vindt men agrarisch gebied (0900), natuurgebied (0701), en in veel mindere mate gebieden voor verblijfsrecreatie (0402) of woongebied (0100). Het gebied bestaat dan ook voornamelijk uit landbouwgronden (maïs), weilanden, stukken bos of struikgewas. Gelukkig komen nauwelijks woningen voor op besmette plaatsen. Dat betekent enerzijds dat geen grote verblijfstijden te verwachten zijn op de besmette stroken. Iemand die elke dag één uur zou doorbrengen langs de oever van de Grote Laak, met een dosistempo van 200 nSv/h zou ongeveer 75 µSv/jaar oplopen door de uitwendige gammadosis. In open lucht zijn geen significante bijdragen van radongas te verwachten. In het voorbeeld van het huis met 130 Bq/m³, is met een 80 % verblijfstijd een radondosis [5] te verwachten van ongeveer 2.2 mSv/jaar. De radonconcentratie blijft evenwel onder de Europese richtlijn van 400 Bq/m³ voor bestaande woningen. Als men dan, conservatief de uitwendige stralingsdosis verdrievoudigd, komt men aan 2.4 mSv/jaar. Eventuele bijkomende stralingsdosissen via de voedselketen zijn verwaarloosbaar : op de besmette strook aan dit huis langs de Laak is nauwelijks enkele m² plaats om iets te verbouwen, zodat zelfs rechtstreekse consumptie van voedsel hier gekweekt als marginaal moet worden beschouwd. Wat betreft de weilanden of het verbouwen van gewassen voor veevoeder langs de oevers van de Grote Laak kunnen we ook stellen dat hier geen significante dosissen voor de bevolking uit voortvloeien. Zo zou bijvoorbeeld een volwassene die 100 liter melk per jaar drinkt, afkomstig van een koe die uitsluitend gevoed wordt met gras dat gekweekt wordt op een bodem met een radiumconcentratie van 1000 Bq/kg hierdoor een dosis van 28 µSv/jaar oplopen [9]. Het spreekt vanzelf dat dit een zeer conservatief scenario is. We kunnen dus stellen dat dankzij de huidige gebruikscondities van de besmette zones, de stralingsimpact op de bevolking klein is. Men moet echter vermijden dat in de toekomst woningen worden ingeplant op de besmette zones. Gezien de uitgestrektheid van het gebied betekent dit dat er bij twijfel best metingen
32
Tessenderlo Chemie, Tessenderlo, Ham
en/of staalnames gebeuren. Ook het gebruik van besmette gebieden voor het kweken van landbouwgewassen voor rechtstreekse menselijke consumptie moet worden afgeraden. Het gebruik als weiland, landbouwgrond voor veevoeders, of groengebied stelt geen problemen. IV.4.2.
De Winterbeek
IV.4.2.1.
Beschrijving, metingen
Kepkensberg Spoorwegstraat Veldhoven TCH Grote Laak
TCT
Winterbeek
1
Fig.19 : Radioactiviteit langs Grote Laak en Winterbeek vanuit de lucht. Naast de vestigingen TCT en TCH en de slibbekkens en stortplaatsen, zijn de loop van de Winterbeek en de Grote Laak duidelijk te zien. Ondanks het feit dat de Grote Laak twee keer meer radium ontving, lijkt de besmetting aan de Winterbeek meer uitgesproken. Zo is bijvoorbeeld een grote zwarte vlek zichtbaar in het overstromingsgebied waar de Winterbeek in de Demer mondt (1). De Winterbeek behoort tot het stroombekken van de Demer. Vanaf het lozingspunt aan de Paalse plas, stroomt ze in voornamelijk zuidwestelijke richting over het grondgebied van de gemeenten Tessenderlo en hoofdzakelijk Diest. In fig.19 zien we een stralingsbeeld vanuit de lucht van zowel Grote Laak als Winterbeek, waarbij meteen de indruk ontstaat dat de Winterbeek meer besmet is dan de Grote Laak ondanks het feit dat ze vermoedelijk slechts 4.3 TBq radium ontving, de helft van de Grote Laak dus. In tegenstelling tot de Grote Laak werd de Winterbeek nog niet systematisch onderzocht. In het kader van dit onderzoek werd het gebied wel een aantal keer bezocht om een globale indruk te krijgen van de besmetting. Een eerste en belangrijke conclusie is dat de besmetting zich op zeer veel plaatsen niet beperkt tot een smalle zone langs de rivier, maar zich dikwijls honderden meter ver loodrecht op de rivier uitstrekt. De gemeten dosistempo's zijn gemiddeld ook hoger dan aan de Grote Laak. Zo werd bijvoorbeeld een strook van ongeveer 1.8 km lang, tussen de 3 en de 5 km stroomafwaarts van het lozingspunt, op dezelfde manier onderzocht als de Grote Laak. Dat wil zeggen in raaien om de 50 m, vanop de oever tot het einde van de besmetting. Fig.20 toont een overzicht van de resultaten van deze meetcampagne. Als gemiddelde van de maximale dosistempo's in iedere raai, vonden we 940 nSv/h op de linkeroever en 520 nSv/h op de rechteroever, een factor drie à vier hoger dan het gemiddelde van de gehele Grote Laak. De vergelijking gaat niet helemaal op omdat in dit laatste gemiddelde ook de stroken net stroomafwaarts van de lozingspunten begrepen zijn, en deze zones zijn nauwelijks
33
Tessenderlo Chemie, Tessenderlo, Ham
Grote Beek of Winterbeek
200 m 250
300 300
1100
Middenbeek
1400 700
300 300 1300 400 2500 400 250 200 1600 1000 400 500 Kleine Beek 1200 600 1000 700 500 Staalnames 1400 226 Ra (Bq/kg) 1300 300 3100 800 1800 15600 1800 550 1500 12400 500 300 1100
700 500
6800 3800 9100
N725
Fig.20 : Overzicht van de meetcampagne langs een 1.8 km lang stuk van de Winterbeek (Grote Beek), vanaf ongeveer 3 km stroomafwaarts van het lozingspunt aan de Paalse plas tot aan de N725 in Deurne (Diest). De getallen langs de beek zijn lokale maxima van de gemeten dosistempo's in nSv/h, niet alle raaien zijn vermeld. Het grijze oppervlak langs de winterbeek is een schets van het minimaal besmette gebied. Op sommige plaatsen is de besmetting begrensd tot een strook van een tiental meter langs de beek, op andere plaatsen reikt ze zeer ver. De cirkels geven zes plaatsen aan met lokale maxima waar stalen werden genomen. Hoge dosistempo's en radiumconcentraties komen voor. besmet. Wegens tijdsgebrek kon de besmette zone niet volledig in kaart worden gebracht, soms reikte de besmetting dus nog verder dan op fig. 20 staat geschetst. De gemiddelde radiumconcentratie voor de zes genomen stalen bedroeg 8500 Bq/kg, het maximum was 15 600 Bq/kg, beiden hoger dan voor de Grote Laak. We merken op dat deze metingen gebeurden in een zone die niet eens erg opviel in de luchtbeelden uit fig.19. Daarom gingen we ook een kijkje nemen in de overstromingszone van de Kloosterbeemden aan de monding in de Demer. Hier werd geen systematische meetcampagne uitgevoerd, maar werden hier en daar dosistempo's genoteerd om een idee te krijgen van de besmettingsgraad en de besmette oppervlakte. De resultaten hiervan zijn te zien in fig.21. Een zeer grote oppervlakte van minstens 150 ha lijkt hier op het eerste zicht met radium besmet te zijn. De gemeten dosistempo's waren over het algemeen hoog, en dan moest er op veel plaatsen nog door een waterlaag van zeker twintig cm gemeten worden, wat de gemeten dosistempo's zowat
34
Tessenderlo Chemie, Tessenderlo, Ham
500 m
500 600 200 300 700 700 1000 spoorweg 800 400 500 700 600 120 400 150 400 500 250 600 300 300 450
250 Winterbeek 500 600 300 600 400 500 100 300 400 120 1100 200900
Demer
Fig.21 : Dosistempo's in nSv/h door radiumbesmetting in de overstromingszone aan de monding van de Winterbeek in de Demer. Het hele gebied werd niet systematisch bemeten, de dosistempo's geven slechts een indicatie van hoever de besmetting zich uitstrekt, en hoe groot ze is. halveert. De reden voor deze veel uitgebreidere en zwaardere besmetting langs de Winterbeek is vermoedelijk te zoeken in het feit dat hier zeer grote gebieden gedurende heel wat maanden per jaar onder water staan, en niet alleen in periodes van grote neerslag zoals langs de Grote Laak. Indien dit water afkomstig is van de Winterbeek, dan zetten zich in al deze zones radiumhoudende sedimenten af, die daar jaar na jaar accumuleren. Het gehele systeem van de Winterbeek is trouwens veel complexer dan dat van de Grote Laak, vermits hier in één vallei drie beken vloeien, namelijk de Grote Beek of Winterbeek, de Middenbeek en de Kleine beek, die op sommige plaatsen op nauwelijks 100 m van elkaar verwijderd zijn zoals men trouwens kan zien in fig.20. Dit maakt dat overstromingen in deze vallei heel frequent zijn en dit is ook de reden dat over de ganse lengte van de vallei, uitgebreide besmette zones voorkomen. Verder onderzoek is hier zeer zeker gewenst, correlatie met gekende overstromingsgebieden zou hier zeker een grote hulp zijn. IV.4.2.2.
Bestemming, radiologische impact op de bevolking, aanbevelingen
De meest voorkomende inkleuringen op het gewestplan voor deze vallei zijn agrarisch gebied (geel, 0900), agrarisch gebied met landschappelijke waarde (geel met arcering, 901) en natuurgebied (groen, N, 0701). In Molenstede (Diest) grenst een woongebied (rood, 0100) vlak aan de Winterbeek, voornamelijk ter hoogte van de Molenweg en de Beemdenweg, de Wevinnestraat en de Dorpsstraat hoewel andere straten niet uit te sluiten zijn. Grotendeels kan wat betreft de radiologische impact op de bevolking het verhaal van de Grote Laak (IV.4.1.2) hier herhaald worden. Wel zijn de dosistempo's gemiddeld hoger, hoeveel hoger is onduidelijk omdat de meetcampagne fragmentair was, maar een factor drie lijkt aannemelijk. Elke dag één uur verblijf op een plaats met een dosistempo van 600 nSv/h geeft 220 µSv/jaar. Ook hier willen we waarschuwen voor radonconcentraties in woningen, en we raden een gerichte meetcampagne hieromtrent aan. Het kweken van gewassen voor directe menselijke consumptie moeten we afraden. Weilanden of gewassen voor dierlijke consumptie lijken hier ook niet echt aan te raden. Dit vooral omdat de precieze omvang van het besmette gebied niet gekend is. Het in gebruik nemen of houden van vele hectaren grond die eventueel verschillende duizenden Bq/kg radium bevatten voor het verbouwen van gewassen zal immers toch aanleiding geven tot kleine hoeveelheden radioactiviteit in de voedselketen. Een bestemming als natuurgebied lijkt hier dan meer aangewezen. Het is hoedanook duidelijk dat verder onderzoek in de gehele vallei aan de orde is.
35
BASF, Antwerpen
V.
BASF, Antwerpen
Alle bedrijven vertegenwoordigd in deze studie werkten zeer vlot mee in de realisatie ervan en bezorgden ons snel veel relevante informatie zoals productiecijfers, ertsverbruik, stortinventarissen, enzovoort. Enkel bij BASF Antwerpen slaagden we er slechts na lang en herhaaldelijk aandringen in, enige informatie los te krijgen. Als gevolg hiervan moesten op de valreep nog drastische veranderingen aan dit hoofdstuk worden doorgevoerd, wat onze taak niet echt vergemakkelijkt heeft. BASF produceerde vanaf 1967 tot april 1993 fosforzuur via het proces van natte zwavelzuur ontsluiting. In deze periode werd dus als bijproduct fosfaatgips geproduceerd dat in de Schelde werd geloosd. Het erts was van variabele oorsprong, zowel sedimentair als magmatisch. Sedert 1980 werd ook het zogenaamde ODDA procédé ingezet, waarbij de ontsluiting gebeurt met salpeterzuur. Beide processen werden dus samen gebruikt van 1980 tot begin 1993, nadien vond enkel nog ontsluiting met het ODDA procédé plaats. Hierbij worden geen belangrijke stromen aan bijproducten geproduceerd, de radioactiviteit gaat in verdunde vorm naar de eindproducten. Die eindproducten zijn bij BASF kunstmeststoffen. BASF is gelegen aan de Scheldelaan 600, Haven 725, 2040 Antwerpen.
V.1.
Radioactiviteit in het productieproces
BASF gebruikt fosfaatertsen van verschillende oorsprong. We vermelden hier sedimentaire ertsen afkomstig uit Florida en Marokko, en magmatische ertsen afkomstig uit Kola (Rusland en Palfos (Zuid-Afrika) en waarschijnlijk ook nog andere. Typische radioactiviteitsconcentraties van deze ertsen vindt men in tabel 8. De fracties van de gebruikte ertsen variëren, om redenen van optimalisatie van de productieprocessen en om afhankelijkheid van een bepaalde leverancier te vermijden. Vermits de eindproducten hier kunstmest betreffen en bijvoorbeeld geen zuiver fosforzuur zoals bij andere producenten, zijn de zuiverheidsvereisten van de ingezette ertsen hier minder dwingend. De precieze verdeling van de gebruikte fracties fosfaaterts wordt door BASF als marktrelevante informatie voor de concurrentie beschouwd en dus niet vrijgegeven. Tabel 8 : Typische radium- en thoriumconcentraties in enkele fosfaatertsen gebruikt bij BASF Erts Florida (sedimentair) Marokko (magmatisch)
226
Ra (Bq/kg)
232
Th (Bq/kg)
1500 1200
30 10
Kola (magmatisch)
30
100
Palfos (magmatisch)
150
500
Tot vóór 1993, kunnen we veronderstellen dat de ontsluiting met zwavelzuur analoog verliep als bij UCB, Prayon-Rupel en Rhodia Chemie. Met andere woorden zowel het radium als het thorium ging naar het gips, waarvan ongeveer 1.5 ton per ton verwerkt fosfaaterts werd geproduceerd of dus 4.5 à 5 ton per ton geproduceerd fosforzuur (P 2O5). Dit leverde typisch gips op met circa 1000 Bq/kg radium en 20 à 45 Bq/kg thorium. Vanaf 1980 werd ook ontsloten met salpeterzuur. We trachten hier de weg van het calcium en dus tevens het radium te schetsen. Door toevoeging van salpeterzuur aan Ca3(PO4)2 uit het fosfaaterts, wordt ondermeer Ca(NO3)2 (calciumnitraat) gevormd, in oplossing. Een klein percentage van het erts blijft achter als zand (ongeveer 1%), en bevat nog een fractie van het radium en thorium uit het erts. De oplossing wordt gekoeld en daarbij kristalliseert het calcumnitraat uit als Ca(NO3)2.4H20, kalksalpetertetrahydraat of KSTH dat wordt afgescheiden. Wat overblijft is nitrofosforzuur (NP-zuur). Het KSTH bevat radium, en wordt door toevoeging van NH3 en CO2 ontbonden in calciumcarbonaat (CaCO3, radiumhoudend) en ammoniumnitraat (NH4NO3). Het calciumcarbonaat kan gebruikt worden als droge kalk (kalkmest), of voor de productie van calciumammoniumnitraat (CAN), twee eindproducten waarin men dus radium verwacht. Het ammoniumnitraat wordt ingedampt, gegranuleerd en gedroogd en levert uiteindelijk KAS meststof op, een eindproduct waarin minder radium verwacht wordt. Het NP-zuur, waaruit het KSTH werd afgescheiden bevat ook nog een
36
BASF, Antwerpen
zekere fractie opgelost calciumnitraat, en dus nog een gedeelte van de radiumvracht. Aan dit NP-zuur wordt nog ammoniak, kaliumchloride en kaliumsulfaat toegevoegd, en hieruit worden NPK meststoffen in korrelvorm gemaakt. In dit eindproduct verwacht men dus ook nog een zekere hoeveelheid radium. De weg van het thorium in dit alles is ons minder duidelijk, hoewel toch belangrijk in de mate dat er Palfos erts wordt ingezet. Volgens BASF ontstaan in dit procédé geen nevenstromen die geloosd zouden moeten worden. Het is zo dat in dit procédé een verdunning van de activiteit plaatsgrijpt van het erts naar bepaalde eindproducten toe, omdat naast de ertsen andere producten worden toegevoegd. Zo worden bij BASF de laatste jaren ongeveer 400 000 à 450 000 ton erts per jaar verbruikt resulterend in bijvoorbeeld 1.2 miljoen ton NPK, 120 000 ton kalk, 5000 ton zand, samen met nog andere producten goed voor meer dan 2 miljoen ton eindproducten. Verdunningsfactoren tussen 3 en 5 lijken dus aannemelijk. Precieze massabalansen zijn enkel mogelijk over een periode waarin dezelfde fosfaatertsverdeling wordt ingezet. In dat verband geven we nog een voorbeeld door BASF zelf uitgewerkt voor de productie van NPK 15-8-20 (percentages stikstof-fosfaat-kalium) uit een mengsel van 75%-25% Kola-Marokko erts. Dit ertsmengsel bevat gemiddeld 62.5 Bq/kg thorium en 322.5 Bq/kg radium. Het heeft een fosfaatgehalte van 36.5 %, of dus 4.6 keer meer dan het geproduceerd NPK. Met ander woorden hier grijpt een verdunning met een factor 4.6 plaats, wat theoretisch leidt tot 13.6 Bq/kg thorium en 71 Bq/kg radium in het NPK. Metingen leverden 13 Bq/kg thorium en 50 Bq/kg radium op, wat dus een vrij sluitende balans oplevert. Uit dit voorbeeld lijkt het alsof ook hier zoals eerder aangehaald voor Rhodia Chemie, het thorium vrij goed de weg van het radium volgt, al kunnen we hier geen uitsluitsel over geven, omdat methode van thoriumbepaling ons niet bekend is. Het zou 228 kunnen dat men zich hier op Ra metingen gebaseerd heeft.
V.2.
Productiecijfers gips
500
10.0
400
8.0
300
6.0
200
Gipsproductie (kt/jaar)
4.0
100
Totale gipsproductie (Mt)
2.0
0
Totale hoeveelheid gips (Mt)
Gipsproductie per jaar (kt)
Voor de periode van 1968 tot 1992 beschikken we over de cijfers van de gipsproductie bij BASF, de hoeveelheid hiervoor ingezet erts en de globale verwerkte radiumactiviteit. Deze
0.0 1968
1971
1974
1977
1980
1983
1986
1989
1992
Jaar Fig.22 : Overzicht van de gipsproductie bij BASF vanaf 1968 tot de stopzetting van deze productiemethode begin 1993. In het totaal werd ongeveer 9.6 miljoen ton gips in de Schelde geloosd, met radium concentraties van circa 1000 Bq/kg. jaarlijkse gipsproductie en de totale hoeveelheid geloosd gips over deze periode wordt weergegeven in fig.22. De totale gipsproductie in die periode bedroeg ongeveer 9.6 miljoen ton. De berekende gemiddelde radiumconcentratie in het gips is 1000 Bq/kg tot 1987, circa 900 Bq/kg tot 1991 en 750 Bq/kg in 1992. Voor de thoriumconcentratie geeft dit respectievelijk 20, 40 en 80 Bq/kg. Deze cijfers wijzen op een geleidelijke omschakeling naar meer magmatische ertsen.
37
BASF, Antwerpen
V.3. ODDA procédé : verwerkte radioactiviteit, radioactiviteit in eindproducten.
7.00
500
Ra (GBq/jaar) Th (GBq/jaar)
6.00
400
Ra totaal (TBq) Th totaal (TBq)
5.00 4.00
300 3.00 200
2.00
100
1.00
0
Totale activiteit Ra en Th (TBq)
Jaarlijkse verwerkte activiteit Ra en Th (GBq)
600
0.00 1980
1984
1988
1992
1996
2000
Jaar Fig.23600.00 : Overzicht van jaarlijkse radium- en thoriumactiviteit verwerkt bij BASF 2.50 met het ODDA proces. In het totaal werd tot nu toe 6 TBq radium en 0.4 TBq thorium verwerkt, vanaf 1980 tot 2000. Voor de periode 1980 tot 2000 beschikken we eveneens over de cijfers van het ertsverbruik voor het ODDA proces. Het activiteitsequivalent ervan werd geschat op basis van de totaal verwerkte activiteiten voor zwavelzuur ontsluiting en ODDA procédé samen, en de gekende fracties erts ingezet voor beide methodes. In fig.23 zien we deze gegevens. Afwijkingen kunnen optreden omdat de samenstelling van de gebruikte ertsmengsels voor elk van de productiemethodes kan verschillen. Deze hoeveelheden radium en thorium kwamen dus in verdunde vorm in de eindproducten terecht, waarvan de productiecijfers uiteraard niet gekend zijn wegens het feit dat er tientallen verschillende soorten kunstmeststoffen worden geproduceerd in verschillende hoeveelheden en uit verschillende ertsmengsels. In maart 2000 werden toch enkele staalnames gedaan, die als een momentopname kunnen beschouwd worden. Tabel 9 : Staalnames kunstmest en fosfaaterts bij BASF, maart 2000 Staal Kola erts (magmatisch) Marokko erts (sedimentair)
226
Ra (Bq/kg)
232
Th (Bq/kg)
30
80
1200
30
Droge kalk
130
20
NPK
135
15
Zand (overblijfsel erts)
140
45
35
< 10
KAS (27 %)
De resultaten ervan worden in tabel 9 weergegeven. De activiteiten in de ertsen liggen in de lijn van de verwachtingen voor deze types erts. De meststof van type NPK en de droge kalk bevatten nog ongeveer 130 à 140 Bq/kg radium, dit kan overeenkomen met een ertsmengsel van waarin een 500 Bq/kg radium voorkomt en een verdunning van 1 op 3, wat best mogelijk
38
BASF, Antwerpen
is. In de meststof van type KAS werd nauwelijks activiteit aangetroffen, wat te verwachten was. In het zand, overblijfsel van het erts na ontsluiting, vinden we een gelijkaardige activiteiten terug. Gezien de kleine fractie van omstreeks 1 % dit zand uitmaakt, is de totale activiteit die hierin aanwezig is gering.
V.4.
Radiologische impact
De radiologische impact ten tijde van de gipsproductie moet vrij klein geweest, gezien de grote verdunning in de Schelde, hoewel dit uiteraard zeer moeilijk te beoordelen is. We weten niet welke fractie van het gips oploste, men schat dat de oplosbaarheid ervan ongeveer 4 g/l was in het brakke scheldewater. Een zekere fractie sloeg ook neer, maar welke fractie waar neersloeg en wat de spreiding van die neerslag was is moeilijk te achterhalen. Het is te verwachten dat bij normale baggerwerkzaamheden in de Schelde, een deel van dit gips weer werd opgehaald, en we weten niet waar het dan eventueel terecht kwam. Zoals reeds eerder in dit verslag werd aangehaald is het belangrijkste stralingsrisico gepaard gaande met fosfaatgips, de opbouw van radonconcentraties in gebouwen die er eventueel op geconstrueerd worden. Terreinen die opgespoten worden met baggerslib dienen nogal vaak voor het vestigen van bijvoorbeeld industriezones, met andere woorden voor het optrekken van gebouwen. Nu is het wel zo dat er een grote verdunning van het fosfaatgips in baggerslib te verwachten is, wat uiteindelijk vermoedelijk toch leidt tot een kleine radiologische impact. Met het huidige procédé worden kunstmeststoffen geproduceerd die typisch enkele tientallen tot enkele honderden Bq/kg radioactiviteit bevatten, wat lage concentraties zijn. Om de precieze radiologische impact van het verbouwen van gewassen op gronden bemest met dergelijke meststoffen in te schatten, zou men gegevens moeten hebben over hoeveel kunstmest uiteindelijk per kg grond wordt gebruikt, en wat de transferfactoren zijn voor een bepaald type gewas. Gezien de activiteiten echter zo laag zijn zou ons dit te ver leiden. We kunnen stellen dat de radiologische impact naar de bevolking toe verwaarloosbaar is. De kleine restfractie zand wordt ingezet in de bouwindustrie. Gezien het feit dat het daar slechts een kleine fractie van de aangewende materialen kan uitmaken, en ook gezien de lage activiteiten aanwezig in het zand, zal ook dit geen noemenswaardige stralingsbelasting teweeg brengen.
39
Union Minière, Olen (UM)
UNION MINIÈRE, OLEN (UM) VI.
In dit bedrijf werd tussen 1922 en 1969 radium geproduceerd, als gevolg waarvan radium in de omgeving is terecht gekomen. De voornaamste besmette plaatsen zijn : • de D1-stortplaats, een terrein van ongeveer 10 ha met radiumhoudende en chemische afvalstoffen tot 3 m diep; • de Bankloop, een beek waarvan de bedding en de oevers over een afstand van 1400 m met radium en zware metalen besmet is tot 1 m diep; • 21.5 ha akkerland aan de monding van de Bankloop in de Kleine Nete dat door veelvuldige overstromingen met radium besmet is tot 1 m diep; • een tiental straten met zones waar het wegdek besmet is over een diepte van ongeveer 0,3 m; De site van UM waar de vroegere radiumfabriek deel van uitmaakte bevindt zich aan de Watertorenstraat 33, 2250 Olen. In hetgeen volgt wordt een korte beschrijving gegeven van elk van de opgesomde plaatsen, met verwijzing naar verdere studies. De situatie in Olen is in groot detail beschreven in [10], een studie uit 1993 uitgevoerd door onder andere het SCK in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu. In Fig. 24 vindt men een overzicht van de situatie in Olen.
VI.1.
D1 Stortplaats
Deze stortplaats is gelegen ten noorden van het kanaal Bocholt-Herentals. Ze heeft een oppervlakte van 10 ha, en er ligt een laag met een dikte tussen de 0 en 3 m radium extractie residu's en chemische afvalstoffen met een volume dat geschat wordt op ongeveer 200 000 m³. De oppervlakte gamma dosistempo's liggen gemiddeld rond 2800 nSv/h, maar door de aanwezigheid van een aantal lokaal sterk besmette plaatsen ligt de mediaan rond 1000 nSv/h. Maxima tot 1000 000 nSv/h (1 mSv/h) komen voor. De radiumconcentraties verschillen zeer sterk met waarden tussen 50 Bq/kg en bijna 1 MBq/kg. Op het D1 stort komen 1.5 m boven de grond, verhoogde radonconcentraties voor die variëren tussen 100 en 500 Bq/m³, afhankelijk van het seizoen, de neerslag de windsnelheid enzovoort. Aan de D1 stortplaats zijn reeds verschillende studies gewijd, hierop ingaan zou ons hier veel te ver leiden. Het volstaat nog te zeggen dat plannen voor sanering voorliggen.
VI.2.
De Bankloop
De vloeibare afvalstoffen werden via deze beek naar de Kleine Nete afgevoerd. De afstand vanaf de omheining van UM tot de monding bedraagt ongeveer 1800 m. De beek gaat in een duiker onder het kanaal, er is ook nog een oude duiker onder het kanaal met langs beide zijden een dode arm van de Bankloop. Langs deze dode arm komen lokaal dosistempo's tot 50 000 nSv/h voor. Wegens slibruiming is vooral een strook van een tiental meter langs beide zijden van de Bankloop besmet, over een afstand van ongeveer 1400 m, waarbij dosistempo's boven de 1000 nSv/h frequent voorkomen, en soms zelfs dosistempo's boven de 5000 nSv/h. De besmette oppervlakte wordt op 7000 m² geschat.
VI.3. Overstromingsgebied van de Bankloop aan de monding in de Kleine Nete Tussen de Roerdompstraat en de Kleine Nete bestaat een oude bedding van de Bankloop, waar de beek vroeger vaak overstroomde en het aanliggend moerasgebied onder water zette. Dit gebied werd later omgevormd tot landbouwgebied, en ongeveer 21.5 ha van deze weilanden zijn nu besmet met gamma dosistempo's boven de 100 nSv/h. Lokaal komen maxima boven de 1000 nSv/h voor. Overwogen wordt om deze percelen die nu landbouwgrond zijn een andere bestemming op het gewestplan te geven. Deze situatie is in detail beschreven in [11].
40
Union Minière, Olen (UM)
Oude Bankloop 500 m
Kleine Nete
Roerdompstraat
Nieuwe Bankloop
Oude armen en duiker D1 Nieuwstraat Kanaal BocholtHerentals
Union Minière Kerkstraat
Kapellekens straat
Grensstraat
Fig 24 : Situatie in Olen, met de ligging van Union Miniére, de D1 stortplaats, de bankloop met besmette oevers, de besmette gronden in de vroegere overstromingszones tussen Kleine Nete en Roerdompstraat, de besmette straten Kerkstaat, Nieuwstraat, Kapellekensstraat en Grensstraat. De besmette straten Velveken en St-Corneliusstraat liggen verschillende honderden meter zuidoostelijk van deze kaart.
VI.4.
Besmette straten in Geel en Olen
Onder het wegdek van een aantal straten in Olen en Geel werd besmet materiaal aangetroffen : we vernoemen bijvoorbeeld de Kapellekensstraat, de Grensstraat, de Nieuwstraat, de Kerkstraat, (Olen) en de St. Corneliusstraat, en het Velveken (Geel). Zonder de wegen rond de D1 stortplaats, betrof het hier ongeveer 3700 m² boven de 200 nSv/h. Lokaal kwamen maxima tot 6500 nSv/h voor en radiumconcentraties tot 7600 Bq/kg.
41
Union Minière, Olen (UM)
Vandaag is deze situatie voor de Kapellekensstraat, de Grensstraat en de St. Corneliusstraat gesaneerd, waarbij het besmette materiaal naar de D1 stortplaats werd afgevoerd. De situatie rondom UM is vrij ingewikkeld en maakt bovendien het onderwerp uit van saneringsplannen. De bovenstaande samenvatting is dan ook slechts een ruwe schets van een toestand waar al vele studies zijn aan gewijd.
VI.5.
Radiologische impact, bestemming
Ook hier is radon in woningen de belangrijkste bekommernis voor de radiologische impact. In alle woningen van St-Jozef-Olen werden de radonconcentraties gemeten. In een 11-tal woningen werden in tenminste één leefruimte radonconcentraties van rond de 150 Bq/m³ vastgesteld wat [5] bij een verblijfstijd van 80 % een dosis van 2.6 mSv per jaar oplevert. Deze behoren tot de hoogste die in deze studie voorkwamen. Richtlijnen voor radon in woningen verschillen, de EEG raadt voor nieuwe woningen minder dan 200 Bq/m³ aan en voor bestaande woningen minder dan 400 Bq/m³. In één woning werd onder de veranda radium houdende grond aangetroffen, en hier was de radonconcentratie in de woonkamer en de keuken ongeveer 400 Bq/m³. Intussen werd deze situatie echter gesaneerd door afgraven van de grond die naar het D1 stort werd gebracht. De radonconcentraties in de buitenlucht zijn overal normaal behalve op en onmiddellijk rond de D1 stortplaats. In een tuin wordt in de meest voorkomende windrichting een radonconcentratie van gemiddeld 170 Bq/m³ gemeten. Samen met een vergelijkbare radonconcentratie in de woning geeft dit ongeveer 2.9 mSv/jaar. Behalve dit geïsoleerd geval is de radiologische impact van de radonconcentraties in de buitenlucht verwaarloosbaar voor de bevolking, vermits de D1 stortplaats zelf uiteraard niet toegankelijk is. Op de D1 stortplaats komen hoge dosistempo's (en radonconcentraties) voor, maar gezien de geringe verblijfstijden hier leveren deze geen significante dosissen. De D1 stortplaats is momenteel ingekleurd als bosgebied (!) (groen, 0800), wat merkwaardig is. De verhoogde dosistempo's in sommige straten waren slechts zeer lokaal gevoelig verhoogd, meestal betrof het dosistempo's van 200 à 400 nSv/h. Gezien het feit dat hier ook geen lange verblijfstijden te verwachten zijn stelt dit weinig problemen. Bovendien zijn een aantal van deze situaties reeds gesaneerd. Aan de dode armen van de Bankloop komen lokaal zeer hoge dosistempo's voor. Ook langs de Bankloop zijn de dosistempo's op nogal wat plaatsen gevoelig verhoogd en die plaatsen zijn vrij toegankelijk. De Bankloop loopt ook door nogal wat woongebied (rood, 0100). Een verblijfstijd van 1 uur per dag op een plaats met 3000 nSv/h levert 1.1 mSv/jaar wat niet verwaarloosbaar is. Verder bevinden zich langs de Bankloop nog flink wat gronden die dreigen verkaveld te worden als bouwgrond. We moeten dit afraden omwille van het risico van verhoogde radonconcentraties in woningen. Voor wat betreft de besmette gronden tussen de Roerdompstraat en de Kleine Nete, werd aangeraden om een deel van het gebied om te vormen tot natuurgebied. Tot nu toe was het ingekleurd als agrarisch gebied met ecologisch belang (geel met groene arcering, 0910) op de linkeroever van de oude Bankloop en als agrarisch gebied (geel, 0900) op de rechteroever van de oude Bankloop. Het werd gebruikt als weiland voor koeien, en voor het verbouwen van maïs. Aangezien het hier toch 21.5 ha betrof met radiumconcentraties in de bodem van 200 à 300 Bq/kg tot enkele duizenden Bq/kg, en vermits de delen met de lagere radiumconcentraties moeilijk fysisch te scheiden zijn van die met hogere, werd deze aanbeveling gemaakt voor de volledige 21.5 ha, zoals aangeduid op fig.24. Anders zullen zeker kleine hoeveelheden radioactiviteit in de voedselketen blijven terechtkomen, zoals nu reeds het geval was. De dosistempo's zelf en eventueel licht verhoogde radonconcentraties op deze gronden stellen geen probleem. Samenvattend mogen we voor de situatie rond Union Minière stellen dat de radiologische impact hier het grootst is van alle sites die we in deze studie bezocht hebben, zonder dat zich evenwel acute problemen stellen. Er is een ontwerp voor een globaal saneringsplan, waarbij de bedoeling is te komen tot een sanering van het D1 stort, de Bankloop en de besmette straten, door alle besmet materiaal af te graven en te bergen op een nieuwe speciaal daarvoor in te richten stortplaats. De besmette landbouwgronden langs de Roerdompstraat zouden niet worden afgegraven, maar omgevormd tot natuurgebied.
42
ANDERE INDUSTRIEËN Naast fosfaatverwerking en de historische radiumproductie, kunnen nog andere industrietakken vernoemd worden die aanleiding geven tot verhoogde concentraties aan natuurlijke radionucliden. Het belangrijkst hierbij lijkt de verbranding van steenkool, waarbij de minerale stoffen, grotendeels geconcentreerd worden in vliegas en bodemas. Typische concentraties aan radium en thorium in dergelijke vliegas liggen tussen de 100 en 300 Bq/kg, afhankelijk van de gebruikte steenkool. Deze concentraties zijn dus vrij laag en stellen weinig problemen. Wel is het natuurlijk zo dat in Vlaanderen heel wat stortplaatsen van vliegas voorkomen, met een inventaris van miljoenen m³. Een gedetailleerd onderzoek hiervan viel echter buiten het kader van deze studie.
43
Referenties [1] Geofysische kaarten : Spectrometrische kaarten Uranium, Thorium, Kalium, totale radioactiviteit, synthese U-Th-K, Belgische Geologische Dienst, Jennerstraat 13, 1000Brussel [2] UNSCEAR 2000 Report, Sources and effect of ionising radiation, United Nations, New York [3] J.P.Deworm, W.Slegers, J.Gillard, J.M.Flemal and J.P.Culot, "Survey of the natural radiation of the Belgian territory by different methods", Rad.Prot.Dosismetry, Vol 24, No 1-4, pp347-351 (1988) [4] H. Vanmarcke and A. Janssens, "Study of the properties of electrochemically etched α tracks in a polycarbonate foil used in a radon diffusion chamber", Nucl.Tracks, vol. 12, pp.689-692 (1986) [5] ICRP, Protection against radon-222 at home and at work, ICRP Publication 65, Ann. ICRP 23, (1993). [6] Nationaal Geografisch Instituut, kaartserie 1:10000, klassieke reeks (analoog), NGI, Abdij ter Kameren 13, 1000-Brussel [7] H.Vanmarcke, Th.Zeevaert, L.Sweeck, "Radiologische evaluatie van de stortplaats Spoorwegstraat", SCK intern rapport, Mol, maart 1996. [8] H.Vanmarcke, J.Paridaens, "Onderzoek naar de radiumbesmetting van de Grote Laak", SCK intern rapport, BLG 802, januari 1999 [9] J.Paridaens, H.Vanmarcke, "Radium contamination of the banks of the river Laak as a consequence of the phosphate industry in Belgium", J.Env.Radioactivity, Vol.54, pp 53-60 (2001) [10] "Onderzoek naar de verspreiding van radium-226 in het leefmilieu te Sint-Jozef-Olen en omgeving en de daaruit voorvloeiende dosisbelasting voor de bevolking", Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu, Dienst voor bescherming tegen ioniserende stralingen, maart 1993. 226 [11] J.Paridaens, H.Vanmarcke, "Overzicht van de besmetting met Ra van de voormalige overstromingsgebieden van de Bankloop gelegen ten noorden van de Roerdompstraat en ten zuiden van de Kleine Nete", Studie voor de VLM, SCK Intern Rapport BLG 3475, November 2000
44
APPENDIX
238
234
U
4.5 109 y 234
4.19
U
2.5 105 y
Pa
4.77
1.2 min 234
230
Th
Th
8.0 104 y
24.1 d
4.68 226
Ra
1600 y
4.78 222
Isotoop T½
β
-
Rn
3.82 d
5.49 218
214
Po
3.05 min
MeV
α
-4
1.6 10 s 214
6.00 214
Bi
19.7 min
Pb
26.8 min
210
Po 210
7.69 210
Bi
5.0 d
Pb
22.3 y
Po
138 d
5.31 206
Pb
stabiel
De vervalreeks van uranium-238 die eindigt bij stabiel lood-206. Pijlen naar beneden wijzen op alfaverval, pijlen naar rechtsboven wijzen op betaverval. De halfwaardetijden staan onder de isotopen vermeld, de energieën van de alfadeeltjes links van de pijlen. Veel van de isotopen sturen ook gammastraling uit.
45
232
228
Th
1.41 10 10 y 228
4.01, 3.95
Th
1.91 y
Ac
5.42 ,
5.34
6.13 h 228
224
Ra
5.75 y
Ra
3.66 d
5.69 ,
5.45
220
Rn
55.6 s
6.29 216
Isotoop T½
β
-
Po
212
150 ms
64 % 212
6.78 212
Pb
36 %
10.6 h
MeV
α
Bi
1.01 h
208
8.78 208
6.05
Po
298 ns
Pb
Stabiel
Tl
3.05 min
De vervalreeks van thorium-232 die eindigt bij stabiel lood-208. Pijlen naar beneden wijzen op alfaverval, pijlen naar rechtsboven wijzen op betaverval. De halfwaardetijden staan onder de isotopen vermeld, de energieën van de alfadeeltjes links van de pijlen. Veel van de isotopen sturen ook gammastraling uit.
46