Energie
1
5 en 6
Introductieles Energie, wat en waarvoor?
Klassengesprek - categoriseren in tweetallen
Doelen
De leerlingen: • kennen het begrip energie. • kennen een aantal energiebronnen. • kunnen apparaten categoriseren op energiebron (gas en stroom). • kunnen apparaten categoriseren op vorm van energie (beweging, geluid, denken, licht en warmte). • zijn zich bewust waar ze zelf energie voor gebruiken.
Begrippen
de energie, de energiebron, de stroom, het (aard)gas, een knijpkat
Materialen
• Themaplaat • Uitgeprinte e-mail van Texelse Tim (Of maak zelf een echt e-mailadres aan voor Texelse Tim en stuur van hieruit onderstaande tekst naar de leerlingen.) • Eventueel muziekinstrumenten • Poster/A2-papier met in het midden het woord ‘energie’ • Voor alle leerlingen post-it-briefjes • Vraag van de week uitgeprint
Duur
70 minuten
Inleiding
Lees samen de e-mail van Texelse Tim. Laat ook de themaplaat zien.
Energie
5 en 6
E-mail van Texelse Tim: Hallo allemaal, kennen jullie me nog? Moet je eens horen wat ik mee gemaakt heb. Ik werd van de week midden in de nacht wakker. Niet omdat ik iets hoorde, nee eigenlijk omdat het zo stil was. Zelfs de wind die toch vaak op Texel waait liet niet van zich horen. Ik gluurde tussen de gordijnen naar buiten. Heel vreemd. Het was stikkiedonker. De lantarenpalen waren uit. Eerst dacht ik dat het weer zo’n actie was. De dag van de nacht of zoiets en ik wilde een plas gaan doen. Maar het licht deed het niet. In het donker probeerde ik zo goed mogelijk te mikken. Ik zocht een zaklamp maar daar zaten geen batterijen in. Gelukkig had ik nog zo’n knijpkat.
1. Introductieles: Energie, wat en waarvoor?
(20 minuten)
Eerst maar even een kopje thee zetten dacht ik. Om goed wakker te worden. Maar wat denk je? Geen gas. De verwarming was koud. Ik deed mijn jas aan en mijn muts op en ging naar buiten. Overal stil en donker. Ik belde hier en daar aan. “Hallo”, riep ik. “Is daar iemand?” Niks. Het begon al een beetje licht te worden. De zon kwam op, maar de kerkklok was op 12 uur stil blijven staan. Ik liep maar eens naar de bushalte om te kijken of de eerste bus naar de boot er al stond. De buschauffeur zou vast wel weten wat er aan de hand was. www.duurzameleerlijn.nl 1
De bus stond er inderdaad met de deuren wijd open maar er was niemand te zien. Toen opeens deed ik iets zonder erbij na te denken. Ik stapte in de bus, ging achter het stuur zitten en startte de bus. Het sleuteltje stak in het slot. Ik had vaak genoeg gekeken hoe het moest. En het lukte. Ik, Texelse Tim, reed zomaar met zo’n grote, lege bus over het eiland, botste wel een keer tegen een stoeprand omdat ik de bocht te klein nam en sleurde een paar meter een tuinhekje mee. Maar het ging. Het was en bleef overal donker, nergens mensen. Raar! Wonderlijk! Ik zag opeens een rood lampje branden op het dashboard. De benzine! Ik moest tanken. Op de Pontweg stopte ik bij een pomp. Maar ook die was dood. Geen stroom: geen benzine. En de slang was te kort. Natuurlijk, hier tank je nooit met een bus. Moe ging ik weer achter het stuur zitten. Ik had geen energie meer. Net zoals de benzinepomp, de bus, de kerkklok, de lampen enzovoort. Ik bedacht wat er allemaal mis zou gaan nu er geen stroom en gas was. Mijn ijsjes in de vriezer? Mijn opa in het ziekenhuis…de bioscoop…. En doink, toen viel ik op de grond. Nee niet in de bus. Naast mijn bed! Ik had gedroomd. Gelukkig maar. Het was een hele opluchting. De komende lessen zullen jullie nog wel meer dingen bedenken waar we gas en stroom voornodig hebben. Wat er nog meer mogelijk is en…. hoe we er een beetje zuinig op kunnen zijn! Nou dag, ik ga een ijsje eten. Uit de vriezer!! Groet TT
Het draait hier allemaal om energie. Schrijf het woord op het bord. Wat is dat? Laat leerlingen voor zichzelf opschrijven wat energie is, misschien met behulp van de themaplaat. Laat een paar leerlingen voorlezen wat ze hebben opgeschreven. De leerlingen gaan er nu verder over nadenken.
Kern (30 minuten)
De leerlingen krijgen in tweetallen een A4-tje. Bovenaan schrijven ze ‘energie’. Ze vouwen het papier in de lengte in vieren, zodat er vier kolommen zijn. Boven de eerste drie kolommen schrijven ze: gas, stroom, benzine. Dit zijn bronnen van energie.
1. Introductieles: Energie, wat en waarvoor?
Houd een klassengesprek over wat er gebeurt als er geen stroom, gas, en benzine meer is. Hebben leerlingen wel eens meegemaakt dat de stroom uitviel? En toen? En gas? Wat zou er allemaal misgaan als er geen benzine meer is?
www.duurzameleerlijn.nl 2
1. Laat de leerlingen de betekenis van het woord energie opzoeken in het woordenboek. Bespreek wat het woord betekent. Leg uit dat energie komt uit een energiebron. Voorbeelden van energiebronnen zijn benzine, gas, batterij, eten. 2. De leerlingen bedenken of de verschillende apparaten zorgen voor: • beweging • geluid • licht • warmte • denken/informatie verwerken. Kies voor elke energievorm een andere kleur en laat de leerlingen de opgeschreven apparaten met de bijbehorende kleuren omcirkelen. 3. Boven de vierde kolom schrijven de leerlingen ‘eten’. Dit is ook een energiebron. Laat ze eronder schrijven wat wij allemaal kunnen door de energiebron eten. Bewegen, denken, warm zijn, geluid maken. Wij kunnen geen licht geven. Kennen de leerlingen dieren of planten die dat wel kunnen? Bijvoorbeeld vuurvliegjes of zeevonk (een alg) zorgt voor de lichtende zee.
Afronding (20 minuten)
1. Maak een energiemachine steeds met 6 leerlingen. Eén leerling begint. Hij is de energiebron en herhaalt steeds een energiebron: (bijvoorbeeld “gas”) en maakt daar een toepasselijk geluid en beweging bij. Een tweede leerling komt erbij en herhaalt steeds het woord “warmte” en maakt er een toepasselijk gebaar bij. Na een tijdje komt er een derde leerling bij, zegt steeds “licht“ en maakt er ook een gebaar bij. Zo verder met “beweging”, “denken” en “geluid”. Laat de machine in een ritme komen. Natuurlijk kunnen er ook muziekinstrumenten bij gebruikt worden. 2. Geef de leerlingen een paar post-its en laat ze in tweetallen vragen bedenken en opschrijven over energie, energiebronnen, stroom, enzovoort. Plak de post-its op een poster, rondom het woord ‘energie’. In latere lessen wordt hierop teruggekomen. 3. Sluit af met de vraag van de week: Hoe komt het dat een vogel op een hoogspanningskabel geen schok krijgt? Laat deze vraag gedurende de week hangen, zodat de leerlingen erover na kunnen denken. Laat de leerlingen in de volgende les pas het antwoord geven.
1. Introductieles: Energie, wat en waarvoor?
4. De leerlingen schrijven onder elke energiebron zoveel mogelijk apparaten die op die energiebron werken. Wissel klassikaal uit, wie heeft de meeste, wie heeft een hele bijzondere? Enzovoort.
www.duurzameleerlijn.nl 3
Liedjes: • Gekker zonder stekker – www.duurzameleerlijn.nl Werkblad: Op www.techniekcoach.nl zoek bij Techniek Coach in de klas - Download lesmateriaal - Werkschrift groep 5 – Opdracht 2
1. Introductieles: Energie, wat en waarvoor?
Extra
www.duurzameleerlijn.nl 4
1. Introductieles: Energie, wat en waarvoor?
Hoe komt het dat een vogel op een hoogspanningskabel geen schok krijgt?
www.duurzameleerlijn.nl 5
Energie
2
5 en 6
Elektriciteit en stroom, wat is het?
Proefjes met stroom en electriciteit
Doelen
De leerlingen: • begrijpen hoe elektriciteit en stroom ontstaan, als een brandstof wordt verbrand in een elektriciteitscentrale. • weten dat een elektrisch apparaat pas werkt als er een stroomkring is. • weten dat elektriciteit altijd in een rondje stroomt, een stroomkring. • ervaren dat er stoffen zijn die beter en minder goed stroom geleiden. • maken zelf een batterij. • doen proefjes met statische elektriciteit.
Begrippen
de brandstof, de steenkool, de elektriciteit, de stroom, de dynamo, de elektriciteitscentrale, de (elektriciteits)bron, geleiden, de stroomkring, het metaal, de statische elektriciteit
Materialen
• Themaplaat • Inleiding, per groepje leerlingen: de batterijen, draadjes en lampjes van werkblad 2A • Rollenspel: Rugzakjes gevuld met tennisballen of iets dergelijks en een lamp met een stekker Werkblad 2A Proefjes met stroom. Per groepje:
Werkblad 2B Batterij maken. Per groepje
Werkblad 2C Schakelaar. Per groepje
4,5 Volt platte batterij met lipjes
twee stukken van 10 cm elektriciteitsdraad voor fietsverlichting, dat aan beide zijden is gestript (ongeveer 2 cm)
4,5 Volt platte batterij met lipjes
aluminiumfolie
aluminiumfolie
keukenpapier
1,5 volt lampje met fittinkje
schaar
stukje stevig karton
citroen(sap)
2 stukjes aluminiumfolie
schoteltje
2 splitpennen of twee punaises met een kurk in tweeën
drie stukken van 20 cm elektriciteitsdraad voor fietsverlichting, dat aan beide zijden is gestript (ongeveer 2 cm) rietje paperclip stukje papier, natgemaakt met citroensap schaar stukje papier elastiekje touwtje stukje aluminiumfolie lepel plastic lepel potlood
tape zes munten van vijf eurocent 1,5 volt lampje met fittinkje
drie stukken van 10 cm elektriciteitsdraad
2. Elektriciteit en stroom, wat is het?
1,5 volt lampje met fittinkje
www.duurzameleerlijn.nl 6
• Filmpjes van Schooltv Beeldbank: (Primair onderwijs typ de zoekterm energie ) • Energie • Elektriciteit - Een hele grote dynamo • Vraag van de week: batterij; stuk hout; aansteker; mars.
Duur
100 minuten
Inleiding
Geef elk groepje leerlingen een batterij, twee elektriciteitsdraadjes en een lampje in een lampvoetje. Laat ze proberen binnen twee minuten het lampje te laten branden. Wie lukt het als eerste?
(10 minuten)
Blik terug op de vorige les. Herhaal wat energie is: de kracht om iets te doen, om te denken, of om bijvoorbeeld beweging, licht, warmte of geluid te maken. Om energie te krijgen heb je een energiebron nodig, bijvoorbeeld benzine, gas, stroom, eten, of een batterij, zoals bij het lampje. Maar hoe gaat dat nu eigenlijk? Hoe zorgt die energiebron voor energie? Bij benzine en gas gebeurt dat door te verbranden. Daarbij komt energie vrij. Maar hoe zit het eigenlijk met stroom? Waar komt stroom en elektriciteit vandaan? Uit een batterij, of uit het stopcontact. Hoe komt die stroom dan eigenlijk in het stopcontact?
(60 minuten)
1. Waar komt stroom vandaan? Laat de leerlingen in tweetallen eens opschrijven of tekenen hoe ze denken dat de stroom in het stopcontact komt. Als de leerlingen een beeld hebben kunnen ze het vervolgens uitwisselen in viertallen. 2. Rollenspel: de elektriciteitscentrale Er wordt een rollenspel gespeeld over hoe het er in de elektriciteitscentrale aan toe gaat. Gebruik de schematische tekening van de elektriciteitscentrale en leg de werking stap voor stap uit. Schrijf de volgende woorden bij de tekening: de steenkool, het water, de stoom, de dynamo, de stroom, het stopcontact, het licht. Maak 4 groepen. Laat de leerlingen nadenken over hun functie en laat er een gebaar en een geluid bij bedenken: • De steenkolen worden verbrand. • Het water wordt verwarmd tot koken en stoom. • De dynamo’s gaan draaien. • Stroommannetjes met rugzakjes worden geladen met elektriciteit (tennis ballen o.i.d.) en geven dat in een lamp weer af.
2. Elektriciteit en stroom, wat is het?
Kern
www.duurzameleerlijn.nl 7
Teken op het bord een vuur. Eerst moeten de steenkolen aan de slag, zij verbranden. Dan wordt de watergroep actief, zij gaan langzaam koken en er ontstaat stoom. Dan de dynamogroep, door de stoom gaat de dynamo draaien. Dan de stroommannetjes, zij vullen hun rugzakjes, lopen naar een stopcontact in het lokaal. Daar moeten ze wachten totdat de stekker van de lamp in het stopcontact gaat. Vervolgens lopen ze door naar de lamp, legen hun rugzakjes (de lamp wordt aangezet) en lopen dan weer via het stopcontact terug naar de dynamo. 3. Proefjes: De leerlingen gaan vervolgens in groepjes aan de slag, roulerend, met de drie werkbladen met proefjes.
Afronding (30 minuten)
1. Spreek de proefjes na. Wat was moeilijk? Wat was de bedoeling van de proefjes? Laat de filmpjes zien. 2. Bekijk de vragen die leerlingen op de Post-its hebben gezet en kijk of er vragen te beantwoorden zijn na deze les. 3. Antwoord op de vraag van de week: Een vogel op een hoogspannings kabel krijgt geen schok omdat de stroomkring niet gesloten is.
Extra
Proefjes: • Doe proefjes met statische elektriciteit: • filmpjes van Schooltv Beeldbank: Statische elektriciteit - Stroomslang (Primair onderwijs typ de zoekterm stroomslang) • ballon over je haar wrijven, ballon en papiersnippers, ballon en waterstraal, ballon en zout en peper Websites: • www.techniekcoach.nl Filmpjes: • Filmpjes van Schooltv Beeldbank: (Primair onderwijs typ de zoekterm energie) • Elektriciteit – Eén en al stroom • Hoe werkt een dynamo? – Elektriciteit opwekken
2. Elektriciteit en stroom, wat is het?
4. Vraag van de week: Wat is de overeenkomst tussen een batterij, een stuk hout, een aansteker en een mars? Laat deze spullen zien en laat ze liggen tot de volgende les, zodat de leerlingen erover na kunnen denken. Geef in de volgende les pas het antwoord.
www.duurzameleerlijn.nl 8
• De elektromotor – Wat kun je ermee doen? • Steenkolenmijnen – Vroeger werkten Nederlanders diep onder de grond
• Hoe werkt elektriciteit? (20 min) - www.willemwever.nl -Tv gemist serie 13 - aflevering 23: hoe werkt elektriciteit Spelletjes: • Hoe je stroom naar de stad brengt: www.debliksems.nl/naardestad Taal: • Laat de leerlingen zoveel mogelijk uitspraken, gezegden, spreekwoorden met stroom, elektriciteit, schok enzovoort bedenken.
2. Elektriciteit en stroom, wat is het?
www.duurzameleerlijn.nl 9
2. Elektriciteit en stroom, wat is het?
De elektriciteitscentrale
www.duurzameleerlijn.nl 10
Energie
2a
5 en 6
Werkblad Elektriciteit en stroom, wat is het?
Proefjes met stroom
Op dit werkblad staan proefjes met stroom. Werk in een groepje. Wat heb je nodig? • 4,5 Volt platte batterij met lipjes • 1,5 Volt lampje met fittinkje • lampvoetje/fitting • drie stukken van 20 cm elektriciteitsdraad • verschillende voorwerpen: • rietje • touwtje • paperclip • stukje aluminiumfolie • stukje papier, • lepel natgemaakt met citroensap • plastic lepel • schaar • potlood • stukje papier • liniaal • elastiekje 1. Lampje laten branden Neem de batterij, twee elektriciteitsdraadjes en het lampje in het lampvoetje. Probeer of je het lampje kan laten branden. Lukt het? Hoe heb je dat gedaan? Teken het.
2. Elektriciteit en stroom, wat is het?
Werkblad 2a
Stroom gaat altijd rond. Van de bron gaat het door een draad naar een apparaat. Daarna stroomt het weer terug. Dit noem je een stroomkring. Wat is in jouw stroomkring de bron?
2. Waar gaat stroom doorheen? In het volgende proefje ga je onderzoeken door welke dingen elektriciteit wel stroomt en door welke dingen niet. A. Neem de stroomkring van proefje 1. Maak nu één van de draadjes van de batterij los. Maak een derde stroomdraadje vast aan de batterij. Je hebt nu twee losse draadjes, zoals op het plaatje. Wat gebeurt er als je de twee losse draadjes tegen elkaar houdt? Hoe komt dat denk je?
B. Neem een van de voorwerpen, bijvoorbeeld een rietje. Houd dit tussen de twee losse draadjes zoals op het plaatje. Wat gebeurt er als je de kring sluit?
C. Doe dit nu voor alle voorwerpen uit de materiaallijst. Vul de tabel in. Schrijf eerst op wat je verwacht dat er gebeurt. Test het daarna uit.
2. Elektriciteit en stroom, wat is het?
Als het lampje brandt, gaat er een stroom door het voorwerp. Als het lampje niet brandt, gaat er géén stroom door.
Werkblad 2a
Voorwerp
Verwacht je dat het lampje brandt?
Brandt het lampje tijdens de test?
Is het een geleider?
Rietje Paperclip Schaar Stukje papier Stukje papier nat gemaakt met citroensap Elastiekje Touwtje Aluminiumfolie Lepel Plastic lepel Potlood ....... .......
D. Test het stukje aluminiumfolie nog een keer. Neem eerst een heel kort stukje. Maak dan het stukje steeds langer. Doe dit tot het lampje niet meer brandt.
Zoiets gebeurt ook in een dimmer. Die worden vaak gebruikt om lampen minder fel te laten branden. Misschien hebben jullie thuis ook wel zoiets.
2. Elektriciteit en stroom, wat is het?
Hoe lang is het stukje als het lampje niet meer brandt?
www.duurzameleerlijn.nl 13
Energie
2b
Batterij maken
Met dit werkblad ga je een batterij maken. Werk in een groepje. Wat heb je nodig? • twee stukken van 10 cm elektriciteitsdraad • aluminiumfolie • keukenpapier • schaar
• • • • •
citroen(sap) schoteltje tape zes munten van vijf eurocent 1,5 volt lampje met fittinkje
Een batterij is een staafje waar elektrische stroom in zit. In een batterij zitten twee verschillende metalen. IJzer, zilver, goud, koper en aluminium zijn voorbeelden van metalen. In een batterij lopen er stroommannetjes van het ene metaal naar het andere. Zo ontstaat stroom.
1. Voorbereiding • Vouw een stukje aluminiumfolie vier keer dubbel. Knip zes rondjes zo groot als een munt van vijf cent uit het folie. Tip: Leg een munt op het folie en knip langs de munt. • Knip op dezelfde manier zes rondjes uit het keukenpapier.
• Leg de zes papieren rondjes tien seconden in het citroensap. Je hebt nu alle materialen om een batterij te maken. 2. Batterij maken • Plak het uiteinde van de ene elektriciteitsdraad met tape op een aluminiumrondje. • Plak het uiteinde van de andere elektriciteitsdraad met tape op een vijf cent munt.
2. Elektriciteit en stroom, wat is het?
5 en 6
Werkblad Elektriciteit en stroom, wat is het?
Werkblad 2b
• • •
Leg het aluminiumrondje met de draad naar beneden Stapel de andere rondjes hier bovenop, steeds in deze volgorde: 1. nat papier 2. munt 3. aluminiumfolie De munt met de draad leg je helemaal bovenop.
3. Batterij testen • Test of de batterij werkt. Maak de draadjes aan het lampje vast. Doet hij het?
2. Elektriciteit en stroom, wat is het?
• Wat gebeurt er als je het stapeltje met munten, papier en aluminiumfolie groter of kleiner maakt?
Energie
2c
Schakelaar
Met dit werkblad ga je een schakelaar maken. Werk in een groepje. Wat heb je nodig? • 4,5 Volt platte batterij met lipjes • drie stukken van 10 cm elektriciteitsdraad • aluminiumfolie • 1,5 Volt lampje met fittinkje
• • •
Stukje stevig karton 2 stukjes aluminiumfolie 2 splitpennen of twee punaises met een kurk in tweeën
2. Elektriciteit en stroom, wat is het?
5 en 6
Werkblad Elektriciteit en stroom, wat is het?
www.duurzameleerlijn.nl 16
Energie
3
5 en 6
Fossiele brandstoffen? De zon is de bron!
Filmpjes – werkblad
De leerlingen: • weten dat fossiele brandstoffen hele oude resten van planten zijn. • kunnen een paar fossiele brandstoffen noemen: aardgas, olie en steenkool. • kunnen vertellen dat heel veel energie op aarde via planten uiteindelijk van de zon komt.
Begrippen
de fossiele brandstoffen, de steenkool, het aardgas, de aardolie
Materialen
• Gasaansteker • Houtskool • Flesje benzine • Stuk hout • Evt. turf • Krant • Werkblad 3 • Filmpjes van Schooltv Beeldbank: (Alle clips typ de zoekterm fossiele brandstoffen) • Aardgas – Een fossiele brandstof • Steenkool – Een fossiele brandstof
Duur
55 minuten
Inleiding
Laat de leerlingen de volgende voorwerpen zien en vraag wat de overeenkomst is. Kolen, gas(aansteker), benzine, turf, kranten, hout. Waar wordt het voor gebruikt? Het zijn allemaal brandstoffen. Wat is nog meer een overeenkomst? Waar is het van gemaakt? Planten. Sommige zijn heel direct van planten zoals hout en papier. Steenkool, gas en olie zijn heel lang geleden, heel diep in de aarde uit planten gevormd. Het zijn allemaal brandstoffen en dus eigenlijk allemaal brokjes energie. Maar waar komt die energie vandaan? Daar gaan we deze les over nadenken.
(10 minuten)
Kern (30minuten)
Laat de filmpjes: ‘steenkool een fossiele brandstof’ en ‘aardgas, een fossiele brandstof’ zien. Laat de leerlingen in tweetallen het werkblad maken.
3. Fossiele brandstoffen? De zon is de bron!
Doelen
www.duurzameleerlijn.nl 17
Antwoorden bij het werkblad: 1. steenkool, damp, dynamo, stroom, stopcontact, lamp 2. steenkool; voedsel; aardgas (waarschijnlijk of hout of olie) 3. a. voedsel b. water c. licht van de zon d. suikerhoudende producten e. groenten en fruit f. zon-plant-eten-fietsen 4. a. door ze te verbranden b. volgorde plaatjes 4-1-7-5-2-3-6
Afronding (15 minuten)
1. Bespreek het werkblad. Trek de duidelijke conclusie dat de meeste energie op aarde van de zon komt. Mochten leerlingen zeggen dat er toch ook windenergie is. Ook winden gaan waaien doordat de zon de lucht verwarmt. 2. Noem één van de onderstaande brandstoffen en laat de leerlingen om de beurt uitleggen wat de link is met de zon. Papier? (Papier is gemaakt van planten, die krijgen de energie van de zon.) Hout? (Hout is van een plant.) Benzine (Wordt gemaakt van aardolie. Gevormd uit dode plantenresten van heel lang geleden.) Houtskool? (Net zo) Brood? (Brood is gemaakt van meel, is van planten gemaakt.) Vlees? (Dieren eten direct of indirect planten.)
4. Kom terug op de vraag van de week. Een batterij, een mars, een stuk hout en een aansteker zijn allemaal energiebronnen. 5. Vraag van de week: Wat zijn schone plekken op aarde, met heel weinig luchtvervuiling?
Extra
Creatief: • Maak een vertikaal stripverhaal: schilder bovenaan de zon met felle kleuren. Plak daaronder gedroogde planten, bloemen en bladeren. Teken onderaan met houtskool situaties waarin energie wordt gebruikt (fabrieken, auto’s, lampen, sporten, enzovoort).
3. Fossiele brandstoffen? De zon is de bron!
3. Bekijk de vragen die leerlingen op de Post-its hebben gezet en kijk of er vragen te beantwoorden zijn na deze les.
www.duurzameleerlijn.nl 18
Energie
3
Onderzoek waar alle energie vandaan komt.
1 De elektriciteitscentrale
Zet de volgende termen op de juiste plek in de tekening. Steenkool, damp, dynamo, stroom, stopcontact, lamp. 2. Energie komt vrij door iets te verbranden Vul de ontbrekende woorden in. a. Als je elektriciteit nodig hebt worden in een elektriciteitscentrale verbrand. b. Als je beweegt, wordt in je lijf verbrand. c. Als je warmte nodig hebt, wordt bij jullie thuis verbrand. (Als je het antwoord niet weet kun je thuis vragen wat jullie gebruiken.) 3. Energie in voedsel Bij alles wat we doen, hebben we energie nodig. Door te eten krijgt ons lichaam energie om bijvoorbeeld te fietsen, te lezen of te denken. Maar waar komt die energie vandaan? Stel je neemt een aardappel. Welke drie dingen heeft een aardappel in ieder geval nodig om te groeien? a. Voedsel uit de grond (eten) b. uit de grond (drinken) c. (energie)
3. Fossiele brandstoffen? De zon is de bron!
5 en 6
Werkblad Fossiele brandstoffen? De zon is de bron!
Werkblad 3
De zon is eigenlijk één reuzenbol energie. Als de aardappelplant groeit, gaat een klein beetje van die energie van de zon in de aardappel zitten. Als jij de aardappel eet, verandert jouw lichaam die aardappel in kracht om te bewegen. Je lichaam verbrandt het eten en daarbij komt energie vrij. Als je te weinig energie verbruikt en teveel eet, word je dik. d. In wat voor soort eten zit heel veel energie?
e. In wat voor soort eten zit maar een klein pakketje energie?
4. Fossiele brandstoffen De zon geeft dus energie aan planten. Soms komen de plantenresten in de grond. Daar zit nog steeds energie in. AI miljoenen jaren gaat dat zo. AI die plantenresten zijn veranderd in steenkool, aardolie en ook aardgas. Hele oude dingen die in de grond zitten, noemen we fossielen. Daarom heten steenkool, aardolie en aardgas ook wel fossiele brandstoffen. a. Hoe halen wij de energie weer uit de fossiele brandstoffen?
b. Zet de plaatjes in de goede volgorde. Knip uit en plak op.
3. Fossiele brandstoffen? De zon is de bron!
f. Knip de plaatjes van het knipblad uit en plak ze in de goede volgorde. Schrijf eronder wat er met de energie gebeurt.
Knipblad Werkblad 3
Plaatjes bij de opdrachten:
✂
fossiele brandstoffen
4
✂
7
✂
2
✂
✂
✂
✂
1
5
6
3
✂
✂
✂
✂
3. Fossiele brandstoffen? De zon is de bron!
energie in voedsel
Energie
4
5 en 6
Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
Doelen
De leerlingen: • ervaren dat brandstoffen opraken bij verbranding. • ervaren dat er bij verbranding afvalstoffen vrijkomen. • ervaren dat de wind veel energie heeft. • ervaren dat je op verschillende manieren de energie van de wind kan gebruiken. • weten dat windenergie duurzaam is omdat het niet op kan raken en omdat er geen afvalstoffen bij vrijkomen.
Begrippen
duurzaam, duurzame energie, schone energie, groene energie, de windenergie, de afvalstoffen
Materialen
• Papier • Lucifer • Bordje • Werkbladen 4A t/m C • Voor de windmolen: • plastic flesje • breinaald/lange satéprikker • kurk • wc-rol • platte kralen • punaises • plakband • touw • Voor de zeilwagen: • karton • wieltjes (bijvoorbeeld van karton) • asjes (lange satéprikkers) • perforator • lange satéprikker • papier of vuilniszak o.i.d. • schaar • evt. ventilator • Wereldkaart
Duur
90 minuten
Inleiding
Leg op een bordje een stuk papier. Er moeten verder geen afleidende dingen in de buurt staan. Laat de leerlingen precies opschrijven wat ze zien (evt. ruiken en voelen) bij het papiertje op het bordje. Dit is moment 1 (een stukje papier op een bord).
(15 minuten)
4. Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
Klassikaal proefje en knutselen
www.duurzameleerlijn.nl 22
Steek het papier op het bordje in brand en laat de leerlingen heel goed kijken, ruiken en voelen. NB Let op de rook- en brandmelders. Doe het eventueel buiten of leg er vrij snel iets overheen. Laat de leerlingen weer precies opschrijven wat ze zien, ruiken en voelen. Dit is moment 2. (Ze zien vuur/licht, ze ruiken rook, ze voelen warmte, ze zien dat het papier kleiner wordt.) Laat de leerlingen, als het papier (gedeeltelijk) opgebrand is en het vuur uit, voor een derde keer precies opschrijven wat zien, ruiken en voelen. Dit is moment 3. (Ze zien verkoold papier, of as en ze ruiken rook.) Laat de leerlingen vertellen wat er gebeurd is. Eén kan beginnen en anderen kunnen aanvullen. Of één krijgt de beurt om te beginnen, halverwege mag een tweede, dan een derde etc. Kom samen tot de conclusie dat papier verdwijnt als het verbrandt. Er ontstaat licht en warmte, rook en as. Wat zijn goede dingen die zijn gebeurd tijdens het verbranden en wat niet? Papier verdwijnt. Dat willen we niet. Het zou mooi zijn als dat altijd zou blijven. Rook ontstaat. Dat stinkt en is een soort uitlaatgas. Dat willen we niet. Licht willen we wel, warmte ook.
Kern (45 minuten)
Tot nu toe hebben we vooral gekeken naar energie die ontstaat door verbranding. Kan er ook energie ontstaan zonder iets te verbranden, zonder dat iets opraakt en zonder dat er vervuilende stoffen ontstaan? Dit noemen we duurzame energie (of schone of groene energie). Vraag de leerlingen of zij hier voorbeelden van kunnen geven. Voorbeelden zijn: windenergie, zonne-energie, waterkrachtenergie. De leerlingen gaan zich via een werkblad verdiepen in de wind als alternatieve energiebron. Zonne-energie komt in les 5 aan de orde en waterkrachtenergie is of wordt behandeld in het andere jaarthema. De leerlingen werken in tweetallen. Per tweetal kunnen ze kiezen uit drie werkbladen: • 4A: Uitzoeken hoe windmolens werken, m.b.v. de computer en boeken. Laat daar een presentatie over maken. • 4B: Windmolen maken. • 4C: Zeilwagen maken.
4. Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
Dit zijn eigenlijk meteen de voordelen en de problemen van fossiele brandstoffen: ze leveren energie maar ze verdwijnen en ze geven afvalstoffen.
www.duurzameleerlijn.nl 23
Afronding (30 minuten)
1. Laat de leerlingen hun informatie of bouwsels presenteren. Dit kan klassikaal of in kleine groepjes. Trek samen de conclusie dat de leerlingen met schone energie zijn bezig geweest. 2. Organiseer een debat, discussie met voor- en tegenstanders van wind energie op Texel. De leerlingen krijgen daarbij een rol toegewezen van voor- of tegenstander, bijvoorbeeld vogelaar, medewerker Texel Energie, gemeenteraadslid, agrariër, landschapsliefhebber, gewone burger, duurzaamheids liefhebber.
4. Kom terug op de vraag van de week: wat zijn schone plekken op aarde? Bijvoorbeeld Texel is best wel schoon omdat de wind vaak van zee komt en daar zijn natuurlijk geen uitlaatgassen. En zo zijn er veel plekken aan zee die schone lucht hebben. Pak een wereldkaart erbij. Vertel het volgende: ‘De plek met de schoonste lucht op aarde is Cape Grim, het noordwestelijke puntje van Tasmanië. Tasmanië is een eiland ten zuiden van Australië. De lucht is er zo schoon omdat de wind er meestal vanuit Antarctica over de oceaan aan komt waaien. Onderweg wordt de lucht nergens vervuild door uitstoot van fabrieken of steden. Een Engelse fotografe reisde eens naar Cape Grim omdat ze de mensen wilde fotograferen op de schoonste plek op aarde. Maar in het dorp op Cape Grim kwam ze niemand tegen. Er stonden allemaal grote huizen met tuinen, maar geen mens te zien. Op de plek in de wereld waar de lucht het schoonst is, leek het wel of iedereen binnen zat. Vreemd toch?’ 5. Nieuwe vraag van de week: Waarom lopen planten niet weg?
Extra
Taal • Schrijf een brief aan de regering, waarin je je plannen uiteenzet om op een andere manier energie te gebruiken. • Schrijf een verhaal over het opraken van de grondstoffen én over een superheld, die een oplossing bedenkt. • Lees “kikker en de wind” Film: Hoe maken we van de wind elektriciteit: www.schooltv.nl, kijk bij beeldbank, zoek op primair onderwijs, zoekterm windenergie.
4. Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
3. Bekijk de vragen die leerlingen op de Post-its hebben gezet en kijk of er vragen te beantwoorden zijn na deze les.
www.duurzameleerlijn.nl 24
Techniek: Kijk voor een uitbreiding van de zeilwagen en andere leuke bouwopdrachten op www.ontdekplek.nl, zoek onder werkbladen. Voor eenvoudigere wind bouwsels: doekaarten 7 en 11 van het lespakket ‘natuurlijk energie’. Geschiedenis: • Werkblad over oude molens Kijk op www.moleneducatief.nl, kijk bij docenten, lesmateriaal groep 5 en 6, poldermolen. • Geschiedenis van windmolens in Nederland Kijk op www.moleneducatief.nl, kijk bij algemeen Spel: Spelletjes over molens op www.moleneducatief.nl, kijk bij leerlingen en spelletjes.
4. Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
Excursies: • Bezoek een molen in de buurt, bijvoorbeeld de ‘traanroeier’ in het Maritiem en Juttersmuseum (Kaap Skil). • Bezoek de duurzame boerderij ‘Scholleboe’.
www.duurzameleerlijn.nl 25
Energie
4a
Informatie zoeken – presentatie maken
Met dit werkblad gaan jullie informatie zoeken over windenergie en een presentatie maken. Informatie over windenergie Zoek de antwoorden op de volgende vragen op. Gebruik de computer en/ of boeken. Schrijf de antwoorden op dit werkblad. Later ga je hier een presentatie van maken. Natuurlijk mag je ook nog andere informatie die je tegenkomt opschrijven. 1. Molens zijn geen nieuw idee. Noem drie dingen, waarvoor molens vroeger werden gebruikt. 1. 2. 3.
2. Ken je molens op Texel? a. Schrijf of teken op een kaart waar ze staan.
b. Waarvoor worden deze molens gebruikt?
4. Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
5 en 6
Werkblad Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
Werkblad 4a 3. Hoe werkt een windmolen? Hoe maak je van wind, elektriciteit? Tip: zoek een filmpje op internet.
Maak een tekening en schrijf erbij hoe het werkt.
4. Noem drie voordelen van windenergie. 1. 2. 3.
5. Noem drie nadelen van windenergie. 1. 2.
6. Vind je dat er meer windmolens op Texel moeten komen? Waarom wel? Waarom niet?
Presentatie over windenergie Maak een presentatie van de antwoorden die je hebt gevonden. Verzin samen hoe je dit gaat doen. Bijvoorbeeld: poster met plaatjes, tekeningen, stripverhaal, vertellen, toneelstukje, of op de computer.
4. Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
3.
Energie
4b
Windmolen maken
Wat heb je nodig? • • • •
rietje kurk papier speld
4. Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
5 en 6
Werkblad Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
Energie
4c
Bouw een zeilwagen
Wat heb je nodig? • • • • • • • •
karton wieltjes (bijvoorbeeld van karton) asjes (lange satéprikkers) perforator lange satéprikker papier of vuilniszak o.i.d. evt. ventilator schaar
Beantwoord de volgende vragen: 1. Wat zijn voordelen van de zeilwagen als je die met een gewone auto vergelijkt?
2. Wat zijn nadelen en waarom rijden er geen zeilauto’s rond op de weg?
4. Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
5 en 6
Werkblad Fossiele brandstoffen? Problemen en oplossingen!
Energie
5
5 en 6
In het zonnetje
Proefjes met zonne-energie
Begrippen
De leerlingen: • ervaren dat de zon veel energie heeft. • ervaren dat je de energie van de zon op verschillende manieren kan gebruiken. • weten dat zonne-energie duurzaam is, omdat het niet op kan en omdat er geen afvalstoffen bij vrij komen. de zonne-energie, de zonnecel, de zonnecollector, het zonnepaneel, de afvalstoffen, duurzaam
Materialen
• • • • •
Duur
100 minuten
Inleiding
Neem de leerlingen mee naar het schoolplein of misschien zelfs naar het dak om de zonnepanelen te bekijken. Wie heeft er thuis ook zonnepanelen op het dak? Neem de leerlingen vervolgens mee naar het afleespaneel van de zonnepanelen. Wat gebeurt er in een zonnepaneel? Energie van de zon (zonlicht) wordt omgezet in elektriciteit.
(20 minuten)
Potje/reageerbuis met water Plantje waterpest Werkbladen 5A en 5B Voor de zonneoven: • plastic vergiet of aluminium vergiet (dan geen aluminiumfolie nodig) • aluminiumfolie • boetseerklei die zacht blijft • cocktailprikker • huishoudfolie • marshmallows • halogeenlamp van 500 watt Voor de zonnecollector: • plastic slang • dopjes om de slang af te sluiten • kartonnen doos • zwart plastic of stof • aluminiumfolie • huishoudfolie • plakband
Laat het potje met het takje waterpest zien, knip ter plekke een takje af en doe dat ondersteboven (met het snijvlak omhoog) in het potje met water. Tel met de leerlingen hoeveel belletjes er per minuut ontstaan. Vertel dat de hoeveelheid belletjes laat zien hoeveel zonne-energie de plant opneemt.
5. In het zonnetje
Doelen
www.duurzameleerlijn.nl 30
Eigenlijk zijn zonnepanelen namaakplanten. Loop naar buiten in de zon of naar een lichter plekje, en tel weer. (Met behulp van zonlicht en CO2 maken planten suiker. Daarbij komt zuurstof vrij. Dit zijn de belletjes die je ziet ontstaan bij het bovenstaande proefje.)
Kern (60 minuten)
De leerlingen gaan in groepjes van twee ontdekken hoe ze de energie van de zon kunnen gebruiken. Met behulp van werkblad 5A maken ze een zonneoven. Met behulp van de zon wordt een marshmallow verwarmd. Met behulp van werkblad 5B maken ze een zonnecollector. Zonne-energie wordt gebruikt om water te verwarmen.
(20 minuten)
1. Bespreek de les na. Wat hebben ze ervan geleerd? Zijn er al toepassingen van een zonneoven, zonnecollector en zonne-energie in het dagelijks leven? Vertel over een project in Nepal met zonneovens. De mensen hoeven niet meer zo ver te lopen om hout voor het vuur te zoeken en zo wordt ook de kaalslag van het bos beperkt. Stel de volgende vragen aan de leerlingen: • Kan de zon op? • Komen er afvalstoffen vrij bij gebruik van zonne-energie? • Is de zon duur? • Is zonne-energie duurzaam? Dat zijn dus duidelijk voordelen van zonne-energie. Wat zijn nadelen? (maken van zonnecellen is duur, kost wel energie, materiaal kan wel op, je hebt veel zon nodig) Is Texel een goede plek voor zonnecellen? (ja, want er is relatief veel zon). Laat als afsluiting een filmpje zien van een hele snelle zonne-auto gemaakt door Nederlandse studenten. www.youtube.com gebruik de zoekterm Nuna 3. 2. Bekijk de vragen die leerlingen op de Post-its hebben gezet en kijk of er vragen te beantwoorden zijn na deze les. 3. Kom terug op de vraag van de week: waarom lopen planten niet weg? De zon levert daarvoor niet genoeg energie.
5. In het zonnetje
Afronding
www.duurzameleerlijn.nl 31
4. Nieuwe vraag van de week: Bewegen kost energie. Als je niet beweegt kun je de energie voor andere dingen gebruiken. Loop de komende week eens rond op school en kijk eens, waar de meeste energie wordt verspild op school.
Extra
Liedjes: Natuurlijk Energie – www.duurzameleerlijn.nl Filmpjes: Kijk bij www.schooltv/beeldbank, primair onderwijs, zoekterm zonneenergie Rekenen: Via www.zonopschool.nl kan bekeken worden hoeveel zonne-energie in Zeeland wordt gebruikt. Vergelijk dat met het schoolgebruik. Techniek: Werken met zonne-energie: • www.natuuraandebasis.nl • Maak een zonnewekker met natuurlijk energie doekaart 13 en de doe-doos. Websites: www.solarkids.nl Creatief: Maak foto’s van het gebruik van zonne-energie bij jou in de buurt.
5. In het zonnetje
www.duurzameleerlijn.nl 32
Energie
5a
Maak een zonneoven
Jullie gaan een zonneoven maken. Dit heb je nodig: • plastic vergiet of aluminium vergiet (dan geen aluminiumfolie nodig) • aluminiumfolie • boetseerklei die zacht blijft • cocktailprikker • huishoudfolie • marshmallows • als er niet genoeg zon is: een halogeenlamp van 500 watt 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Bekleed het vergiet met aluminiumfolie. Leg een bolletje klei in het midden van het vergiet. Duw het een beetje aan. Prik een marshmallow aan een cocktailprikker. Prik de andere kant van de cocktailprikker in het bolletje klei. Span huishoudfolie over de schaal. Is het zonnig buiten? Probeer de zonneoven dan buiten uit. Zet de schaal zó neer, dat de zon er recht in schijnt. Schijnt de zon niet? Gebruik dan de lamp als zon. Let op: de lamp kan heel heet worden. Wacht een paar minuten. Smelt de marshmallow al?
Je kunt de zonneoven nog beter laten werken. Denk bijvoorbeeld aan: • de grootte van de schaal • de plek van de marshmallow • het wel of niet afdekken met huishoudfolie • het moment van de dag dat je de zonneoven gebruikt Hoe werkt het? Het aluminiumfolie weerkaatst de zonnestralen. Doordat het vergiet hol is, worden alle zonnestralen weerkaatst naar het midden van het vergiet. Vandaar dat je de marshmallow het beste in het midden kunt zetten. Daar wordt het het warmst.
5. In het zonnetje
5 en 6
Werkblad In het zonnetje!
Energie
5b
Maak een zonnecollector
In een zonnepaneel wordt elektriciteit gemaakt van zonne-energie. In een zonnecollector wordt water opgewarmd met zonne-energie. Je gaat een zonnecollector maken. Dit heb je nodig: • plastic slang • dopjes om de slang af te sluiten • kartonnen doos Doe wat er op de plaatjes hieronder staat.
• zwart plastic of stof • aluminiumfolie • huishoudfolie • plakband
5. In het zonnetje
5 en 6
Werkblad In het zonnetje!
Energie
6
5 en 6
Energie in de school
Onderzoek in de school
Doelen
De leerlingen: • onderzoeken hun omgeving op verwarming, verlichting, elektrische apparaten en isolatie. • ervaren dat licht en bepaalde apparaten stroom kosten en dat verwarming gas kost. • weten dat je zelf stroom en gas kan besparen. • ervaren hoe op school omgegaan wordt met elektriciteit en warmte.
Begrippen
de meterkast, de aardlekschakelaar, isolatie, besparen, de thermostaat, de gloeilamp, de spaarlamp, de halogeenlamp, de Tl-buis, de LED-lamp, dubbel glas, de tochtstrip
Materialen
• Werkbladen 6A t/m D • Presentatiemateriaal: posterpapier of PowerPoint
Duur
135 minuten
Inleiding
Ga met de leerlingen (eventueel in groepjes) naar de meterkast. Vertel wat er te zien is in de meterkast. Wijs ze op de gas- en elektriciteitsmeter en op de aardlekschakelaar en eventueel de groepenschakelaars/stoppen. Vertel dat stroom gemeten wordt in kWh (zeg: kilowattuur), net zoals een afstand in meters en tijd in minuten. 1 kWh is net zoveel als de energie van 247 penlite batterijen. Ter vergelijking wijzelf hebben 25 penlites nodig per uur, als we niet al teveel doen. Misschien kun je de meter zien lopen. Dan krijgen de leerlingen een beeld van hoe snel het gaat. Misschien is het mogelijk om een verschil te zien tussen een situatie met lampen aan en met lampen uit. Het is ook leuk om met de leerlingen te onderzoeken wat het allemaal niet meer doet, als de stroom wegvalt. Laat ze in de klas zoveel mogelijk dingen “aan” zetten en vraag een collega om een groepenschakelaar om te zetten. Kijk ook naar de gasmeter, gas wordt verbrand voor de verwarming. Dit wordt gemeten in kubieke meters. Kijk eens hoeveel kubieke meter gas er per minuut wordt verbrand. Misschien is er een verschil te zien wanneer de thermostaat een graadje lager wordt gezet (van de school) of enkele verwarmingen uit (zet ze wel weer aan als dat nodig is).
6. Energie in de school
(15 minuten)
www.duurzameleerlijn.nl 35
Kern (60 minuten)
De leerlingen gaan nu in groepjes onderzoek doen naar het energieverbruik in de school, met behulp van werkbladen. Er is een elektriciteitsteam. Er is een lichtteam. Er is een warmteteam. Er is een isolatieteam. Zij gaan niet kijken naar energiegebruik, maar naar hoe warmte in de school blijft. Maak duidelijk wat het woord ‘isolatie’ betekent. Laat voorbeelden zien, zoals een warme jas, een thermosfles en dubbel glas.
Spreek met de leerlingen af waar ze in de school onderzoek kunnen doen, al dan niet onder begeleiding.
Afronding (60 minuten)
1.Laat de leerlingen een presentatie maken van hun onderzoek. Dit kan via PowerPoint of op een poster. Laat ze hierin de volgende vragen beantwoorden: • Wat hebben we onderzocht? • Wat hebben we ontdekt? • Tips hoe het anders kan. Bekijk samen het volgende filmpje van het Klokhuis: Energiebesparing www.hetklokhuis.nl ➔ typ de zoekterm energiebesparing 2. Bekijk de vragen die leerlingen op de Post-its hebben gezet en kijk of er vragen te beantwoorden zijn na deze les. 3. Beantwoord de vraag van de week: dit kunnen de leerlingen nu zelf.
5. In het Praxisbulletin 27e jaargang, januari 2010, staat bij het artikel ‘op=op’ een werkblad dat de leerlingen thuis kunnen invullen. Via www.praxisbulletin.nl.
Extra
Materialen: • De onderzoekjes worden nog leuker en doeltreffender als er meetapparatuur bij zit. Bijvoorbeeld: • een luxmeter voor het lichtgroepje. Hiermee meet je de sterkte van
6. Energie in de school
4. Nieuwe vraag van de week: Wat betekent consumeren en wat betekent consuminderen?
www.duurzameleerlijn.nl 36
licht. Hoeveel licht is er met lampen aan en uit? Er is 500 lux nodig om goed te kunnen werken. Te koop via internet, vanaf € 32,-. • een stroommeter voor het elektriciteitsgroepje. Hoeveel verbruikt elk apparaat, ook als het alleen maar op standby staat? Te koop via internet, vanaf € 12,-. • een thermometer voor het verwarmingsgroepje Meet de temperatuur op verschillende momenten of in verschillende ruimtes en bedenk of je er vooral stil zit of beweegt. • een thermometer voor het isolatiegroepje. Vergelijk de temperatuur met een raam dicht en raam op een kiertje, of de deur open en de deur dicht.
Spel: • Doe een circuitje met de leerlingen. Er zijn op zes plaatsen genummerde posten neergezet. Bij iedere post ligt een kaart met een plaatje van een elektrisch apparaat. Het is de bedoeling dat de leerlingen ontdekken welke apparaten veel energie verbruiken. Laat elk groepje op een andere post beginnen en doordraaien. Elke post duurt ongeveer 5-8 minuten. De leerlingen moeten steeds eerst het plaatje (of de naam) bekijken van het apparaat en aangeven of ze denken dat het een groot, een gemiddeld of een klein stroomverbruiker is. Daarna draaien ze het kaartje om, lezen de tekst en voeren de opdracht uit. Benodigdheden: • etenswaren: minimarsjes, pepermuntjes, appels, cake, koekjes en blokjes kaas • een radio, cassetterecorder, soundmixer of iets dergelijks met aansprekende muziek • een paar ballen • een trap of iets wat daar op lijkt, bijvoorbeeld twee verhogingen achter elkaar of een bank en een kast • zes stopwatches of horloges • zes kegels of bordjes met de nummers 1 t/m 6 erop • zes kaarten met daarop het plaatje (of alleen de naam) van het desbetreffend apparaat en aan de achterkant, de uitleg van de aan een apparaat gekoppelde bewegingsactiviteit. Teksten voor op de kaartjes: • De elektrische boiler Verbruikt per jaar 1850 kWh. Dat is omgerekend vier Marsen per minuut. Eet met je groepje allemaal een mars en daarna om alle energie te verbruiken zou je met vier personen zo’n tien minuten moeten hardlopen.
6. Energie in de school
Activiteiten: • Houd een isolatiewedstrijd: Geef elk groepje leerlingen de opdracht een flesje warm water zo goed mogelijk te isoleren. Meet de temperatuur vooraf en na verloop van tijd. Welk flesje water blijft het langste warm? • Zoek uit hoe het zit met isolatie bij dieren, hoe komen zij de winter door?
www.duurzameleerlijn.nl 37
Maar we doen nu de helft. Dan had je maar geen elektrische boiler moeten gebruiken! Materiaal: minimarsjes en een stopwatch/horloge. • De audioset Verbruikt per jaar 15 kWh. Dat is omgerekend één pepermuntje per minuut. Neem allemaal maar een pepermuntje, geniet ervan en dan wandel je met je groepje rustig twee minuten rond, valt mee hè? Materiaal: pepermuntjes en een stopwatch/horloge. • De televisie Verbruikt per jaar 130 kWh. Dat is omgerekend één koekje per minuut. Neem allemaal maar een koekje en dan moeten jullie tien minuten gaan gymnastieken om die energie te verbruiken. Jullie mogen het bij vijf minuten laten, de andere vijf minuten doe je vanavond in plaats van t.v. kijken. Materiaal: koekjes en een stopwatch/horloge. • Het waterbed Verbruikt per jaar 1400 kWh. Dat is omgerekend twaalf blokjes kaas per minuut. Neem allemaal een blokje kaas en dan om twaalf blokjes kaas eruit te werken moet je zo’n achtenveertig minuten traplopen. Omdat je maar één blokje kaas op hebt zijn vier minuten genoeg. Voor straks welterusten in je gewone bed. Materiaal: een trap of iets dergelijks (wel stevig), een stopwatch/horloge en blokjes kaas.
• De computer Verbruikt per jaar 140 kWh. Dat is omgerekend twee appels per minuut. Dat wordt schrokken. Neem allemaal maar een stukje appel en dan ga je met z’n vieren één minuut met de bal spelen om deze energie te verbruiken. Valt het mee of valt het tegen? Materiaal: stukjes appel, ballen, een stopwatch/horloge.
6. Energie in de school
• De vaatwasser Verbruikt per jaar 360 kWh. Dat is omgerekend een plak cake per minuut. Neem allemaal een plakje cake en dan moeten jullie twintig minuten dansen! Als je stevig doorswingt, mogen jullie het bij vijf minuten laten. Materiaal: iets waar muziek uit komt, een stopwatch/ horloge en plakken cake.
www.duurzameleerlijn.nl 38
Energie
6a
5 en 6
Werkblad Energie in de school
Onderzoek naar elektriciteit in de school
Jullie gaan in het lokaal en in de school onderzoek doen naar het verbruik van stroom. Jullie hoeven niet naar de lampen te kijken want dat doet een ander team. Welke apparaten gebruik jij? 1. Noem drie dingen die stroom nodig hebben en die jij veel gebruikt, thuis of op school. 1. 2. 3. Apparaten met een stekker 2. Maak een lijst van alle apparaten in het lokaal, waar een stekker aanzit. Zet ze allemaal onder elkaar in de tabel. 3. Zet achter elk apparaat of het vaak aanstaat terwijl het niet gebruikt wordt. 4. Als een apparaat uitstaat brandt er vaak nog een lampje of hoor je iets zoemen. Het heeft dan toch stroom nodig. Dat noemen we sluipstroom. Dit is alleen te stoppen door de stekker eruit te trekken. Vul van de apparaten in of ze sluipstroom gebruiken. Sluipstroom als het uit staat? (ja of nee)
6. Energie in de school
Apparaat
Aan terwijl het niet gebruikt wordt? (ja of nee)
Apparaten zonder stekker 5. Maak nu een lijst met apparaten die geen stekker hebben, maar wel op elektriciteit werken. Ze hebben dan een batterij of een accu. 6. Vul ook nu weer in of de apparaten aan staan terwijl ze niet gebruikt worden. 7. Kijk of je erachter kunt komen of er oplaadbare batterijen inzitten. Dan staat op de batterijen vaak ‘rechargable’. Aan terwijl het niet gebruikt wordt? (ja of nee)
Apparaat
Oplaadbare batterijen? (ja of nee)
Apparaten in de hele school 8. Kijk naar de tabel hieronder. Zoek de apparaten uit de tabel en vul in. ja of nee
Computers
Staan ze uit als ze niet gebruikt worden?
Kopieerapparaat
Gaat-ie in een slaapstand als-ie niet gebruikt wordt. Brandt er nog wel een lampje en gaat-ie helemaal aan als je iets aanraakt?
Koelkast
Sluit de deur goed? Dat kun je voelen daar zachtjes aan het handvat te trekken, als-ie niet meteen opengaat is dat goed. Ook kun je het vaak zien of de magneten in de deur loslaten. Als de koelkast niet goed sluit kost dat energie.
Ander apparaat:
6. Energie in de school
Apparaat
6. Energie in de school
Stroom besparen 9. Hoe kan op school stroom bespaard worden? Welke afspraken kunnen jullie hierover maken?
Energie
6b
5 en 6
Werkblad Energie in de school
Onderzoek de lampen in de school
Jullie gaan onderzoek doen naar de lampen in het lokaal en op school. Licht uit? 1. Wie van jullie laat wel eens het licht aanstaan, als hij als laatste uit een kamer weggaat? Ze een rondje om het goede antwoord:
iedereen bijna niemand
bijna iedereen niemand
ongeveer de helft
Lampen in het lokaal 2. Hoeveel lampen zijn er in het lokaal?
3. Hoeveel lampen staan er aan?
4. Staan er lampen aan die eigenlijk wel uit zouden kunnen? Hoeveel?
5. Probeer eens om met de knopjes een deel van de lampen uit te zetten. Bij voorbeeld de rij lampen dichtbij het raam. Kan dat, ja of nee?
6. Bekijk ook wat voor soort lampen er zijn. Kijk naar de plaatjes hieronder. Schrijf achter elk plaatje hoeveel van die lampen er zijn in het lokaal.
Gloeilamp lampen
Spaarlamp
LED-lamp lampen
lampen
Tl-buis lampen
Wist je dat spaarlampen en LED-lampen minder stroom nodig hebben dan de andere lampen? Vooral op plekken waar ze lang aan staan.
6. Energie in de school
Halogeenlamp lampen
Lampen in de school 7. Loop door de school. Kijk of er plekken zijn waar lampen aan staan, terwijl dat niet nodig is. Schrijf die plekken op. Overleg met de meester of juf of je ook in andere lokalen mag kijken. Misschien kun je dat ook wel van buitenaf zien.
8. Bekijk de tabel. Ga naar de verschillende plekken. Schrijf op welke soort lampen je daar ziet. Kies uit: halogeenlampen, gloeilampen, Tl-buizen, spaarlampen of LED-lampen. Soort lamp Gang Toilet
Andere plek:
Andere plek:
6. Energie in de school
Hal
6. Energie in de school
Stroom besparen 9. Hoe kan op school stroom bespaard worden? Welke afspraken kunnen jullie hierover maken?
Energie
6c
Onderzoek de verwarming in de school
Jullie gaan onderzoek doen naar de verwarming. Door de verwarming stroomt heet water. Dit wordt verwarmd in de ketel. Daarvoor wordt gas verbrand. Heb jij het warm? 1. Welk seizoen is het?
2. Wat heb je buiten aan?
een T-shirt een dunne jas
een trui een dikke jas
3. Wat heb je binnen aan?
een T-shirt een dikke trui
een shirt met lange mouwen het liefste een dikke jas
De verwarming in het lokaal 4. Hoeveel verwarmingen zijn er in het lokaal?
5. Hoeveel zijn er warm?
6. Zitten er draaiknoppen op de verwarmingen?
ja/ nee
7. Staan er ramen open in het lokaal? ja/ nee 8. Is er een thermostaat in het lokaal? ja/nee Een thermostaat is een klein apparaatje dat aan de muur hangt. Het meet de temperatuur en zorgt dat de verwarming aan gaat als het te koud is. Als het warm genoeg is doet de thermostaat de verwarming uit.
6. Energie in de school
5 en 6
Werkblad Energie in de school
9. Maak nu een rondje door de school. Vul de tabel in en onderzoek de ruimtes. De verwarming in de school Ruimtes
Verwarmingen aan? (ja of nee)
Zijn er mensen? (ja of nee)
Is het warm, koud of precies goed?
Toilet
Hal
Gang
Één ander lokaal Andere plek:
10.Praat met de conciërge. (Of iemand die weet hoe de verwarming op school geregeld wordt).
Stel bijvoorbeeld de volgende vragen: • Wanneer gaat de verwarming aan en uit?
6. Energie in de school
• Hoe is het in verschillende ruimtes geregeld?
6. Energie in de school
Gas besparen 1. Hoe kan op school gas bespaard worden? Welke afspraken kunnen jullie hierover maken?
Energie
6d
5 en 6
Werkblad Energie in de school
Onderzoek naar isolatie in de school
Jullie gaan onderzoek doen naar isolatie in het lokaal en in de school. Als de isolatie heel goed is zou je bijna geen verwarming nodig hebben. Eigen isolatie 1. Welke isolatie gebruik jij om je lijf warm te houden?
2. Welke isolatie is er thuis om het huis warm te houden? Noem drie dingen. Als je het nu niet weet, is het niet erg. Hopelijk kom je er tijdens dit onderzoek achter.
Warmte en kou in het lokaal 3. Maak een speurtocht door het lokaal. Staat de verwarming aan? ja ➔ ga naar vraag 4 nee ➔ ga naar vraag 6 4. Zoek naar plekken waar je koude lucht kunt voelen. Bijvoorbeeld: ramen, gat in de muur, deur. Schrijf drie plekken op waar je koude lucht voelt:
1. 2.
Hoe komt het dat daar koude lucht is? Schrijf het erachter. Denk aan: kieren, open ramen, dunne ramen, dunne muren. Overal waar koude lucht binnen kan komen gaat warme lucht naar buiten.
6. Energie in de school
3.
Isolatie in het lokaal 5. Bekijk de ramen. Is het enkel glas, dubbel glas of heel dik glas?
6. Bekijk de deuren. Zijn er tochtstrips tussen de kieren en onderaan de deur? ja/nee 7. Bekijk de verwarming en buizen. a. Zit er isolatie achter de verwarming? Dat lijkt behang van zilver. ja/nee b. Zit er om de buizen extra isolatie? ja/nee Isolatie in de school. 8. Loop een rondje door de school. Staan er ramen of buitendeuren open, terwijl de verwarming aan staat? Schrijf op waar:
9. Misschien is het nu wel prachtig weer. Hoe is het als het kouder is? Staan er dan vaak deuren en ramen open? Schrijf op waar:
10. Let op de verwarmingen en buizen in de rest van de school. Is er isolatie? ja/nee Zie ook vraag 8 en 9.
6. Energie in de school
Meer isoleren 1. Waar kan op school meer aan isolatie gedaan worden? Welke afspraken kunnen jullie hierover maken?
Energie
7
5 en 6
Reduce, reuse, recycle
Competitie in duurzaamheid
Doelen
De leerlingen: • weten dat energiebesparing begint met verminderen, hergebruik van spullen en hergebruik van materialen. • Weten hoe zij zelf reduce, reuse en recycling kunnen toepassen.
Begrippen
reduce, reuse, recycling, hergebruik, consumeren en consuminderen
Materialen
• Posterpapier • Computer met geluid • Drie kleuren post-its
Duur
75 minuten
Inleiding
Laat het liedje Reduce, reuse, recycle van Jack Johnson horen en zien (www. youtube.com, zoek op ‘reduce, reuse, recycle’, Jack Johnson). Schrijf de drie woorden op het bord en vraag of de leerlingen weten wat het betekent. Zet de betekenissen erbij: (ver)minderen, hergebruik van spullen en hergebruik van materialen. Deze drie woorden zijn allemaal gericht op energiebesparing. Deze laatste twee lijken op elkaar, wat zal het verschil zijn? Reuse is hetzelfde ding nog een keer gebruiken (bijvoorbeeld kleding) recycle betekent meer de bouwstenen hergebruiken. Dus bijvoorbeeld een fleece trui van PET flessen.
Kern (30 minuten)
Hang drie posters op in het lokaal met op elke poster één van de woorden reduce, reuse, recycle in het midden. Geef de leerlingen per groepje van 4 leerlingen drie stapeltjes post-it’s. Elke kleur hoort bij één van de termen. Laat de leerlingen in hun groepje ideeën opschrijven die passen bij de termen. Vervolgens wordt er een duurzaamheidscompetitie gedaan. Begin met de term reduce. Eén groepje begint met het noemen van een idee van hun post-its en plakt deze op de poster. Dan het volgende groepje enz. Er mogen geen dubbele ideeën genoemd worden. Als de post-its op zijn dan kunnen de leerlingen ter plekke nieuwe ideeën spuien. Als een groepje even geen idee meer heeft kunnen ze passen (mogen dan daarna wel weer gewoon meedenken), als alle groepjes passen dan heeft het groepje dat als laatste een idee had ‘gewonnen’. Doe dit voor alle drie de thema’s.
7. Reduce, reuse, recycle
(15 minuten)
www.duurzameleerlijn.nl 50
Aanvullingen die als leerkracht gegeven kunnen worden: Reduce: Verminder verpakkingsmaterialen, neem een broodtrommel mee in plaats van plastic zakjes. Neem een drinkbeker mee in plaats van pakjes drinken. Verminder stroomgebruik: ontwerp een sticker voor op je kamerdeur die je helpt herinneren het licht uit te doen als je weggaat. Verminder verwarmingsgebruik, zet de verwarming niet zo hoog op je kamer en trek een trui aan. Ga vaker op de fiets in plaats van met de auto. Overleg met je ouders erover. Verminder je watergebruik: spaarknop, korter douchen. Reuse: Hergebruik een broodzak in plaats van een nieuw boterhammenzakje. Kijk voor een verlanglijstje eens op koopplein.nl Recycle: Gooi plastic in de plasticbak, gooi groenafval in de biobak enzovoort. Verzamel oude en kapotte mobieltjes en lever ze in bij een telefoonwinkel. Verzamel oude apparaten met een stekker in huis of in de buurt en breng ze bij een elektronica-zaak.
(30 minuten)
1. De leerlingen krijgen drie opdrachten om zuiniger om te gaan met energie: • De leerlingen bedenken voor zichzelf hoe zij zouden kunnen verminderen/besparen, bijvoorbeeld: het licht op je kamer uitdoen, de computer niet aan laten staan, vaker buitenspelen ipv computeren, met de fiets ipv met de auto, geen dingen kopen waar je toch niet veel mee doet, etc. Ze maken een deurhanger om zichzelf hieraan te herinneren. De deurhanger wordt mooi versierd. Hij moet er aantrekkelijk uit komen te zien. • De leerlingen krijgen de volgende opdracht: Vraag aan je ouders of je een in de supermarkt een lekker tussendoortje uit mag zoeken voor in de ochtendpauze op school, zonder/met weinig verpakkingsmateriaal. Een plakje ontbijtkoek dat je in een trommeltje meeneemt, geeft bijvoorbeeld minder afval dan voorverpakte plakjes. • Maak het afval scheiden in de klas aantrekkelijker, door de bakken voor oud papier, plastic, groenafval en restafval te versieren. 2. Bekijk de vragen die leerlingen op de Post-its van de eerste les hebben gezet en kijk of er vragen te beantwoorden zijn na deze les. 3. Terugkomen op de vraag van de week: Wat is consumeren en wat is consuminderen? Consumeren is het gebruiken van spullen: speelgoed,
7. Reduce, reuse, recycle
Afronding
www.duurzameleerlijn.nl 51
voedsel, brandstoffen. Consuminderen is het minder gebruik maken van deze dingen. Geen verbruik maar gebruik. 4. Vraag van de week, maand, jaar? Wat ga jij doen om te consuminderen?
Algemeen: • Organiseer een speelgoedbeurs. • Richt een ruil-kraampje in. Creatief: • Nieuwe kleding: ontwerp nieuwe kleding, waarbij je gebruik maakt van ‘rare’ materialen. Bijvoorbeeld kranten, plastic tasjes of oude lakens. Maak er een ontwerpwedstrijd van. Of organiseer een klassenavond, waarop alle deelnemers in gerecyclede kleding moeten komen. • Oude stoel: maak met een groepje van een oude stoel weer een hele mooie nieuwe. • Stevige brug: maak een stevige brug. Je mag als materialen gebruiken: kranten, rietjes, afgebrande lucifers, elastiekjes en lijm. Maak er een ontwerpwedstrijd van. • Kringlooppapier: van stukjes oud papier of stof is door kinderen heel goed kringlooppapier te maken. Daarvoor zijn bepaalde spullen nodig. Kijk op www.schooltv/beeldbank, zoek bij primair onderwijs, zoekterm: zelf papier maken Filmpjes: • Plastic maken van aardappels: www.schooltv.nl/beeldbank zoek op primair onderwijs, termen: aardappel, plastic en recycling. Rekenen: • Maak met de leerlingen een staafdiagram met de uitkomsten van de vragenlijsten die ze als huiswerk mee hebben gekregen. • Hang het niet ingevulde werkblad (uitvergroot gekopieerd) op in de klas. www.praxisbulletin.nl, januari 2010 “Op is op”. • Laat iedere leerling op de grote lijst in de klas turven welke antwoorden er op zijn/haar lijst aangekruist zijn. • Als iedere leerling geturfd heeft, dan is er een totaaloverzicht van de hoeveelheid antwoorden per vraag. • Laat de leerlingen de antwoorden in een staafdiagram zetten. Dat kan het best gebeuren per onderdeel. Laat groepjes een onderdeel uitwerken en hang de staafdiagrammen op in de klas , om er weer één geheel van te maken.
7. Reduce, reuse, recycle
Extra
www.duurzameleerlijn.nl 52
Energie
8
5 en 6
Eindopdracht, energie door de bril van…
Doelen
De leerlingen: • passen de opgedane kennis uit de voorgaande lessen toe.
Begrippen
afhankelijk van de gekozen brillen
Materialen
Voor de verschillende vormen van presenteren: • verkleedkleren • postermateriaal • gekleurd karton • tijdschriften om in te knippen • etc.
Inleiding
De leerlingen gaan zich verplaatsen in een bepaalde tijd, plaats en persoon. Het gaat natuurlijk over energie en het nut en gebruik ervan (of niet). Iedere groep kiest een “bril van…..…” .
(10 minuten)
Kern (60 minuten)
Beschrijf energiebronnen door : De bril van: Neanderthalers die ontdekken hoe je vuur kunt maken De bril van: Mensen die alle olie van de stranden opruimen, die gelekt is uit een gestrande olietanker De bril van: Turfstekers uit Drenthe in het jaar 1600 De bril van: Uitvinders die ontdekt hebben hoe je de energie van de zon kunt gebruiken De bril van: Kok op een VOC-schip De bril van: Een sportploeg die plannen maakt om te winnen De bril van: Burgemeester van Texel……… De bril van: Kottervissers De bril van: Boeren De bril van: De baas van Teso De bril van: Texelse schapen
8. Eindopdracht, energie door de bril van…
Creatief
www.duurzameleerlijn.nl 53
De bril van: Een trekvogel De bril van: Een groepje kunstenaars De bril van: ……………………………………..
(30 minuten)
Laat de leerlingen hun bril presenteren in de vorm van een tekening, collage, lied, rap etc.
8. Eindopdracht, energie door de bril van…
Afronding
www.duurzameleerlijn.nl 54