Introductiedossier Nieuwe Bewindspersonen SZW
2002
Het introductiedossier is vastgesteld vóór het gereedkomen van het strategisch akkoord van de regeringsfracties. De inhoud daarvan is niet in het introductiedossier verwerkt.
Inhoudsopgave Deel I – Introductie SZW De kerntaken van SZW Organisatie SZW: de directies en de Inspectie Werk en Inkomen Sociaal-economische kerngegevens 1990-2006
1 2 4 20
Deel II – SZW-onderdelen
28
Secretaris-Generaal Directie Ramingen en Analyse (R&A) Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden (WBJA) Arbeidsinspectie (AI)
29 29 34 38
Plaatsvervangend Secretaris-Generaal Directie Bestuursondersteuning (BO) Directie Communicatie (C) Directie Personeel, Organisatie en Informatie (PO&I)
45 45 47 49
Directeur-Generaal Arbeidsverhoudingen en Internationale Betrekkingen (DGAVIB) Directie Algemene Sociaal-Economische Aangelegenheden (ASEA) Directie Arbeidsverhoudingen (AV) Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE) Directie Internationale Zaken (IZ) Directie Onderzoek en Ontwikkelingen (O&O)
50 50 59 70 78 85
Directeur-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen (DG ASV) Directie Sociale Verzekeringen (SV) Directie Arbeidsveiligheid en Gezondheid (A&G) Directie Arbozorg en Verzuimbeleid (AVB) Departementaal Project Vermindering Administratieve Lasten (DP-V)
89 89 95 101 107
Directeur-Generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand (DG AMB) Directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid (AAM) Directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen (ABG) Directie Bijstand en gemeentelijk activeringsbeleid (B&GA) Bureau Interbestuurlijke verhoudingen en communicatie (Intercom) Departementaal Projectbureau Reïntegratiebeleid (DP-R) Projectorganisatie Afwikkeling Arbeidsvoorziening (POAA) Projectorganisatie ESF Project Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen SZW (SIGIS)
109 109 122 138 153 155 157 159 161
Directeur-Generaal Uitvoeringsbeleid Werk en Inkomen (DG UB) Directie Uitvoering Werk en Inkomen (W&I) Bureau Opsporingsbeleid (BOB) Departementaal projectbureau handhavingsbeleid (DP-H) Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) Expertcentrum Gegevensverkeer en Informatiemanagement
162 162 170 172 173 175
Deel III– Praktische informatie
178
Begroting en begrotingscyclus Parlement Ministerraad Praktische en logistieke zaken
179 186 196 199
Trefwoordenregister
203
Deel 1 Introductie SZW
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 1 van 229
De kerntaken van SZW Werkgelegenheid en arbeidsmarkt SZW bevordert de werkgelegenheid en het goed functioneren van de arbeidsmarkt. Daarbij richt SZW zich mede op minder kansrijke groepen zoals langdurig werklozen, arbeidsgehandicapten en etnische minderheden. Sociale zekerheid SZW bevordert dat uitkeringsgerechtigden zo snel mogelijk opnieuw zelfstandig kunnen voorzien in hun bestaan. Voor mensen die niet zelf in staat zijn om door werk in hun eigen onderhoud te voorzien en voor mensen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, waarborgt SZW een inkomen. Inkomens SZW bevordert een evenwichtige inkomensverdeling. SZW is verantwoordelijk voor het vaststellen van het minimumloon en het sociaal minimum bij de uitkeringen. Arbeidsverhoudingen SZW bevordert goede arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers. Daarbij gaat het zowel om het faciliteren en stimuleren van moderne arbeidsrelaties, als om de rechtsbescherming van werknemers. Arbeidsomstandigheden SZW bevordert veiligheid en gezondheid op het werk. Dit arbobeleid is mede gericht op preventie van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, en op vroegtijdige reïntegratie. Emancipatie SZW bevordert het beleid dat gericht is op de emancipatie van mannen en vrouwen. SZW en zijn omgeving De onderwerpen op de beleidsterreinen van SZW hebben een directe invloed op het leven van veel mensen. SZW is echter niet de enige die voor deze onderwerpen verantwoordelijk is. Daarom is het belangrijk dat SZW over dit beleid goed overleg voert met andere departementen, met gemeenten èn met organisaties in de samenleving. Overleg met andere departementen Het sociaal-economisch beleid is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van verschillende departementen. Daarom vindt regelmatig overleg plaats in de ‘zeshoek’ waarin naast SZW zitting hebben de ministeries van Algemene Zaken, Economische Zaken, Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Naast dit structurele overleg voert SZW meer incidenteel overleg met andere departementen. Daarbij gaat het om onderwerpen die niet alleen het terrein van SZW raken maar ook dat van andere ministeries. Met welk departement het overleg plaatsvindt, is afhankelijk van het onderwerp. In gezamenlijkheid wordt de besluitvorming over deze onderwerpen in het kabinet voorbereid.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 2 van 229
Sociale partners Organisaties van werkgevers en werknemers (de sociale partners) en de overheid stemmen de hoofdlijnen van beleid op elkaar af. In de Stichting van de Arbeid treffen de werkgevers- en werknemersorganisaties elkaar. Het kabinet overlegt met de Stichting tijdens het zogenaamde ‘voorjaars’- en ‘najaarsoverleg’. SZW speelt bij de voorbereidingen een coördinerende rol. Dit overleg kan uitmonden in aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid, die kunnen leiden tot nadere afspraken in CAO’s. SZW onderhoudt ook rechtstreeks contacten met sectorale partners. Dit zijn werkgevers- en werknemersorganisaties in een bepaalde bedrijfstak. Daarnaast is er de Sociaal-Economische Raad (SER), het officiële adviesorgaan op sociaaleconomisch gebied. Naast de sociale partners hebben hierin onafhankelijke, door de regering (de Kroon) benoemde leden zitting. De SER brengt gevraagd of ongevraagd advies uit aan de regering over belangrijke sociaal-economische onderwerpen. Eenmaal per jaar geeft de minister van SZW in een brief aan over welke onderwerpen het kabinet in het komende begrotingsjaar advies wil vragen aan de SER. De uitvoering van SZW-beleid Gemeenten, de Centrale Organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) en de Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen (UWV) voeren een groot deel van het beleid van SZW uit. Het ministerie voert regelmatig overleg met deze organisaties. Gemeenten De gemeenten voeren de Algemene bijstandswet uit, evenals de Wet voorziening gehandicapten en de Wet sociale werkvoorziening. Bovendien vervullen zij een belangrijke taak voor mensen die moeilijk plaatsbaar zijn op de arbeidsmarkt zoals langdurig en laaggeschoolde werklozen. Gemeenten doen dit met behulp van de Wet inschakeling werkzoekenden. SZW houdt toezicht op de uitvoering door gemeenten. Uitvoering volksverzekeringen en werknemersverzekeringen De Sociale Verzekeringsbank voert de volksverzekeringen uit, zoals de Algemene ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet en de Algemene kinderbijslagwet. De werknemersverzekeringen (WW, WAO, Wajong en WAZ) worden uitgevoerd door het UWV.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 3 van 229
Organisatie SZW Minister
Staatssecretarissen
SecretarisGeneraal Plaatsvervangend Secretaris-Generaal
Ramingen en Analyse
Bestuursondersteuning
Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden
Communicatie
Arbeidsinspectie
Financieel- Economische Zaken
Personeel, Organisatie en Informatie Algemene Zaken
Accountantsdienst
Academie
DG Arbeidsverhoudingen en Internationale Betrekkingen
DG Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen
DG Arbeidsmarktbeleid en Bijstand
DG Uitvoeringsbeleid Werk en Inkomen
IG Werk en Inkomen
Algemene en SociaalEconomische Aangelegenheden
Arbeidsveiligheid en –gezondheid
Algemeen Arbeidsmarktbeleid
Uitvoering Werk en Inkomen
Inspectie Werk en Inkomen
Arbeidsverhoudingen
Arbozorg en Verzuimbeleid
Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen
Expertcentrum Gegevensverkeer en Informatiemanagement
Internationale Zaken
Sociale Verzekeringen
Bijstands - en Gemeentelijk Activeringsbeleid
Bureau Opsporingsbeleid
Coördinatie Emancipatiebeleid
Departementaal Projectbureau Vermindering Administratieve Lasten
Bureau Interbestuurlijke Verhoudingen en Communicatie
Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst
Onderzoek en Ontwikkeling
Project Relatie Arbeids en Publieksveiligheid
Agentschap SZW
Departementaal Projectbureau Handhavingsbeleid
Departementaal Projectbureau Reïntegratiebeleid Projectorganisatie Afwikkeling Arbeidsvoorziening
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 4 van 229
Project Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen
De Secretaris-Generaal (Ronald Gerritse) Trefwoorden: **Arbeidsinspectie **Directie Ramingen en Analyse (R&A) **Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden (WBJA) Verantwoordelijk voor de volgende directies: Directie Ramingen en Analyse (R&A) - Directeur: Raymond Gradus De directie Ramingen en Analyse is verantwoordelijk voor het verzorgen van ramingen en financieelen sociaal- economische analyses voor alle beleidsterreinen van het ministerie, met gebruikmaking van kennis, verkregen via dataverzameling en andere bronnen, zowel binnen als buiten SZW. Daartoe behoort ook het definiëren en meten van prestatie-indicatoren, het adviseren over de verdeling van middelen over uitvoeringsorganen en het adviseren bij de vaststelling van de budgetten over uitvoeringskosten en reïntegratiemiddelen. Afdelingen en afdelingshoofden: - Arbeidsverhoudingen en internationaal (AVI), Thijs Hoekstra - Sociale verzekeringen en uitvoering (SVU), Bert van Zeggeren - Arbo, integrale ramingen en beleidsinformatie (AIB), vacature - Arbeidsmarkt en reïntegratie (AMR), Mike van den Tillaart - Bijstandszaken en handhaving (BZH), vacature Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden (WBJA) – Directeur: Wouter Oldemans WBJA is verantwoordelijk voor het bevorderen van de kwaliteit van wet- en regelgeving en van het bestuurlijk en juridisch handelen van het ministerie, het behandelen van wetgevende, bestuurlijke en juridische aspecten van departements- en rijksbrede onderwerpen, het ontwerpen van de teksten van alle wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen op het terrein van het ministerie, het adviseren over en behandelen van bestuurlijke en juridische vraagstukken op het terrein van het ministerie, waaronder aangelegenheden met betrekking tot de Wet openbaarheid van bestuur en bezwaar- en beroeps-zaken voor zover deze niet onder de verantwoordelijkheid van een ander organisatie-onderdeel van het ministerie vallen. Bovendien draagt de directie bij aan de totstandkoming en implementatie van internationale verdragen respectievelijk regelingen, het toetsen van nationale regelgeving aan het internationale recht en het behandelen van internationale procedures. Afdelingen en afdelingshoofden: - Wetgeving I (W1), Jill Bangert
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 5 van 229
-
Wetgeving II (W2), Peter van der Poest Clement Bestuurlijke Vraagstukken (BV), François de Hullu Juridische Aangelegenheden (JA), Saskia Voortman Bureau Ondersteuning Bezwaar en Beroep (BOBB), Herman Lansink
Arbeidsinspectie (AI) Directeur - Paul Huijzendveld De Arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving door werkgevers en werknemers en het uitvoeren van regelingen op het gebied van arbeidsomstandigheden, de Kernenergiewet, de arbeidsmarkt (met inbegrip van illegale tewerkstelling van vreemdelingen en bevordering van arbeidsdeelname door minderheden), arbeidsverhoudingen (met inbegrip van arbeidstijden en arbeidsvoorwaarden) en de sociale verzekeringen voor zover het verplichte deelname aan pensioenverplichtingen betreft. De Arbeidsinspectie is belast met het opsporen van strafbare feiten, het toetsen van voorgenomen weten regelgeving op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid, het verzamelen van beleidsrelevante informatie en het adviseren van beleidsdirecties daarover.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 6 van 229
De Plaatsvervangend Secretaris-Generaal (Peter Veld) Trefwoorden: **Academie **Accountantsdienst (AD) **Directie Algemene Zaken (AZ) **Directie Bestuurondersteuning (BO) **Directie Communicatie (C) **Directie Financieel-Economische Zaken (FEZ) **Directie Personeel, Organisatie en Informatie (PO&I) Verantwoordelijk voor de volgende directies: Directie Bestuursondersteuning (BO) – Wnd. directeur: Bert van Laar De directie BO is verantwoordelijk voor de inhoudelijke, coördinerende, logistieke, administratieve en secretariële ondersteuning van de bewindspersonen, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal en de directeuren-generaal. Afdelingen en afdelingshoofden: - Bestuursadvies en Control Departementaal Stukkenverkeer (BACS), Bert van Laar - Kabinet en Managementsassistenten, Gerda Admiraal - Bureau Bedrijfsvoering, Marcel van Grieken Op dit moment vindt een reorganisatie plaats met als doel te komen tot de inrichting van een Bureau Secretaris-Generaal (ter ondersteuning van bewindspersonen, SG en PSG) en afzonderlijke stafbureau’s per DG. Directie Communicatie (C) - Directeur: Stephan Koole De directie Communicatie is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van het departementale voorlichtingsbeleid, het geven van voorlichting aan publiek en pers en het beschikbaar stellen van documentaire informatie. De directie ondersteunt de bewindspersonen op het gebied van publiciteit en externe optredens en adviseert de beleidsdirecties over de wijze waarop het beleid kan worden gecommuniceerd met de voor hen relevante doelgroepen. De directie Communicatie bestaat uit 7 afdelingen: de afdeling Persvoorlichting, de afdeling Communicatie-advies, de afdeling Redactie, de afdeling Publieksinformatie, de afdeling Websystemen, de afdeling Bibliotheek en Documentatie en de afdeling Bedrijfsvoering. Afdelingen en afdelingshoofden: - Persvoorlichting (PEV), Gerda de Lange - Communicatie-advies (CA), Sandra Boes - Redactie (RED), Louis Smit - Publieksinformatie (PI), Hans Bliek - Websystemen (WEB), Saam de Mooij - Bibliotheek en Documentatie (BIDOC), Flip Glastra
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 7 van 229
Directie Financieel-Economische Zaken (FEZ) – Directeur: vacature De directie FEZ voert taken uit voor de departementale begroting, het departementale financiële beheer en het toezicht daarop, de financiële administraties en informatiesystemen en de departementale jaarverantwoording. De coördinerende taken voor het begrotingsproces strekken zich uit tot de premiegefinancierde uitgaven in de budgetdisciplinesector sociale zekerheid en arbeidsmarkt. De directie voert taken uit voor de personeels- en salarisadministratie voor het gehele ministerie, voor zover dat niet is opgedragen aan andere directies. Bovendien draagt de directie zorg voor het beleid over de financiële processen van het ministerie. FEZ adviseert de beleidsdirecties, de directeuren-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de secretaris-generaal en de bewindspersonen over beleidsvoornemens vanuit de optiek van doelmatigheid, doeltreffendheid, budgettaire inpasbaarheid, bekostiging- en financieringssystematiek en ordelijk financieel beheer. FEZ coördineert onderzoeken van de Algemene Rekenkamer en beheert de pensioengarantieregeling voor oud-medewerkers van de emigratiecentrales. Verder voert de directie bekostigingsactiviteiten uit die verband houden met de toekenning en de verrekening van subsidies, voorschotten en budgetten aan uitvoerende instellingen voor wettelijke uitkerings- en subsidieregelingen, waarbij dit plaatsvindt aan de hand van vooraf opgestelde criteria, voorwaarden en modellen, voor zover dat niet is opgedragen aan het Agentschap SZW. Afdelingen en afdelingshoofden: - Projectenhotel (PH), Gerard Nijssen - Kaderstelling en Control (K&C), Wim Schmale - Toetsing en Advies (T&A), Frank Berkhout - Administraties en Bekostiging (A&B), Dick van der Veen • bureau BIAS/uitvoeringsorganisaties (BUO), Rob Molle • bureau Personeels- en Salarisadministratie (PSA), Bert Aalbregt • - bureau Beheersuitgaven (BU), Leen van Toor • bureau Financiële administraties (FA), Bert Martens • bureau Functioneel- en applicatiebeheer (FAB), vacature Directie Personeel, Organisatie en Informatie (PO&I) – Directeur: Jacco Post De directie PO&I adviseert over het personeelsbeleid, de organisatie, informatie en beleid op het gebied van informatie- en communicatietechnologie, rechtspositionele aangelegenheden van medewerkers van het ministerie, bedrijfsvoering, sturing en control en administratieve organisatie. De directie draagt zorg voor de ondersteuning en advisering van directies, medezeggenschapsorganen en medewerkers, voor het opstellen van het departementale informatiebeleid, het faciliteren van het decentrale informatiebeleid, de personele informatievoorziening en het ondersteunen van het strategisch ICT-beraad. Afdelingen en afdelingshoofden: - Manager, Ineke Colijn - Manager, Loes de Jonge - Manager, Irene van Munster en Ninke Lansink Rotgerink (duobaan) - Manager, Bram Castelein - Manager, vacature - Medezeggenschapsondersteuning (MZO), Betty Bruijns
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 8 van 229
Directie Algemene Zaken (AZ) – Directeur: Nico van Leeuwen De directie Algemene Zaken beheert en exploiteert de vestigingen van het ministerie te Den Haag. Daarnaast is de directie verantwoordelijk voor het ontwikkelen van beleid, implementatie van nieuwe ontwikkelingen en wijzigingen en het dagelijks beheer van de ICT-infrastructuur voor het gehele ministerie. Ook houdt de directie zich bezig met het vervaardigen en beschikbaar stellen van hoogwaardige postale-, grafische- en multimediaproducten en diensten, het ontwikkelen en implementeren van departementaal beleid op het gebied van documentaire informatievoorziening, het beleid en advisering op het gebied van inkoop, (Europese) aanbestedingen, huisvesting en milieumanagement, zorg voor de beveiliging en veiligheid van en binnen het ministerie door middel van risico-, incident- en crisisbeheersing. Afdelingen en afdelingshoofden: Facilitair bedrijf Gebouw (FBG), Jan Voskamp - Technisch Beheer, Dirk Vooren - Algemene Diensten, Henk van Heuzen - Ondersteunende Diensten, Annemieke Terluin Facilitair Bedrijf Gemeenschappelijk Centrum Infrastructuur (FBGCI), Wim Tolk - Stafbureau FBGCI, vacature - Klantondersteuning en Servicedesk, Eric Dirven - Beheer back officesystemen en netwerken, vacature - Beleid, Advies en Specialisatie, John Rosema Facilitair Bedrijf Postale, Grafische & Multimediale Aangelegenheden (FBPGMA), Gerard Sinke - Stafbureau FBPGMA, vacature - Grafische Vormgeving en Multimedia (GVM), vacature - Post, Multifunctioneel en Logistiek (PML), vacature - Beleid en Advies Documentaire Informatievoorziening (B&ADIV), Jan-Willem Rip - Commerciële Inkoop, Beleid en Advies (CIBA), Ron Stultjens - Risico-, Incident- en Crisisbeheersing (RIC), Henk van der Kort Accountantsdienst (AD) – Directeur: Arend Kastelein De Accountantsdienst is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken van de departementale Accountantsdienst zoals omschreven in de Comptabiliteitswet en het Besluit taak DAD, alsmede de daarop berustende regelgeving. De Accountantsdienst controleert de financiële verantwoording van de departementsonderdelen en de bedrijfsvoering die daaraan ten grondslag ligt. De Accountantsdienst adviseert op het gebied van financieel beheer. Academie (AC) –Directeur: Ina Brouwer De Academie is als expertcentrum verantwoordelijk voor de organisatie van ministeriebrede leer- en trainingstrajecten.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 9 van 229
De Directeur-Generaal Arbeidsverhoudingen en Internationale Betrekkingen (DGAVIB, Theo Langejan) Trefwoorden: **Directie Algemene Sociaal-Economische Aangelegenheden (ASEA) **Directie Arbeidsverhoudingen (AV) **Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE) **Directie Internationale Zaken (IZ) **Directie Onderzoek en Ontwikkeling (O&O)
Verantwoordelijk voor de volgende directies: Directie Algemene Sociaal-Economische Aangelegenheden (ASEA) - Directeur: Maarten Camps De directie Algemene Sociaal-Economische Aangelegenheden (ASEA) is binnen het Ministerie van SZW verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het sociaal-economische beleid. Alle aspecten van het economisch beleid komen bij de directie samen, waarbij het accent ligt op het bevorderen van werkgelegenheid, een activerende sociale zekerheid en een daarbij passende loon- en inkomensontwikkeling. ASEA verbindt deze thema’s met het bredere algemeen-economische beleid. De directie bestaat naast het bureau bedrijfsvoering uit 2 afdelingen: • de afdeling Lonen- en inkomensvraagstukken (LIV): deze is verantwoordelijk voor het loon- en inkomensbeleid, Jolande Sap • De afdeling Algemeen-Economische Vraagstukken (AEV): deze is verantwoordelijk voor het bredere algemeen-economische beleid, Tjerk Kroes Directie Arbeidsverhoudingen (AV) – Directeur: Peter van Loo De directie AV is verantwoordelijk voor de advisering over en de ontwikkeling van het regeringsbeleid op het gebied van de arbeidsverhoudingen met inbegrip van de aanvullende pensioenen. Het gaat daarbij steeds om het vinden van de juiste balans tussen overheidsbemoeienis al dan niet via regelgeving - en zelfregulering door sociale partners. De directie draagt zorg voor de reguliere contacten tussen het ministerie en sociale partners. Afdelingen en afdelingshoofden: Collectieve arbeidsvoorwaardenvorming en medezeggenschap (CAM), Peter Kloosterman Onder meer: voorbereiding voor- en najaarsoverleggen, de collectieve arbeidsovereenkomst (Wet CAO), algemeen verbindend verklaring (Wet AVV), medezeggenschap (WOR), SER en producten bedrijfschappen (Wet PBO). Individuele rechtsbescherming (IR), Joke de Vroom Onder meer: de arbeidsovereenkomst (BW); werktijdverkorting (BBA);flex en zekerheid; gelijke behandeling bij de arbeid, o.m. discriminatieverboden m/v, leeftijd, handicap, voltijd/deeltijd; afstemming departementaal emancipatiebeleid.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 10 van 229
Pensioenbeleid (PB), Gerard Riemen Onder meer: kaderwetgeving pensioenen (PSW), vormgeving toezicht, verplichtstelling bedrijfstakpensioenregelingen (Wet BPF), verplichtstelling beroepspensioenregelingen (Wet BPR), departementale afstemming ouderenbeleid. Werk, tijd en zorg (WTZ), Antoinette Weesie Onder meer: arbeid en zorg (Wet Arbeid en Zorg), arbeids-en rusttijden (ATW), aanpassing arbeidsduur (WAA), kinderopvang. Directie Internationale Zaken (IZ) – Directeur: Lauris Beets De directie Internationale Zaken is verantwoordelijk voor de departementale coördinatie van het internationaal beleid en het uitdragen van standpunten daarover op zodanige wijze dat de samenhang van het beleid van het ministerie gewaarborgd is. Daarnaast zorgt de directie voor een evenwichtige prioriteitsafweging van de verschillende dossiers en de te behalen onderhandelingsresultaten, de inpassing van beleidsdoelstellingen van het ministerie binnen de algemene kaders van het Nederlandse internationale beleid en het uitdragen van en onderhandelen over de Nederlandse standpunten in multilateraal en bilateraal verband op zodanige wijze dat de belangen van het ministerie worden veilig gesteld. Ook coördineert de directie de internationale expertise-uitwisseling. Afdelingen en afdelingshoofden: - Buitenlandse Sociale Betrekkingen (BSB), Alette van Leur - Internationale Sociale Beleidsontwikkeling en Informatievoorziening (ISI), Kees Vos - Sociale afdeling Brussel (SAB/PV), Frank Schumacher - Bureau Internationale Expertise Uitwisseling (BIEU), Mat Nacinovic Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE) - Directeur: Gabriella Bekman De directie Coördinatie Emancipatiebeleid is verantwoordelijk voor de interdepartementale coördinatie van het emancipatiebeleid. De directie ontwikkelt de hoofdlijnen en prioriteiten van een samenhangend interdepartementaal emancipatiebeleid. Afdelingen en afdelingshoofden: - Manager Beleidspool, Flora van Houwelingen - Projectmanager Dagindeling, Els Rienstra - Projectleider Levensloop: vacature - Projectleider Subsidiebeleid: vacature Directie Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) – Directeur: Ferdi Licher De directie Onderzoek en Ontwikkeling is verantwoordelijk voor strategievorming en kennisontwikkeling, waaronder onderzoek, op het terrein van SZW. De directie zorgt voor het opstellen van een meerjaren strategische agenda, het uitvoeren van strategische verkenningen en het organiseren van het debat over strategische vraagstukken. Daarnaast zorgt de directie in samenspraak met de andere directies voor de ontwikkeling en uitvoering van het departementale onderzoeksprogramma en de uitwisseling van kennis via kenniskringen. Afdelingen en afdelingshoofden: - Arbeidsverhoudingen en Internationale Betrekkingen (AVIB), Nardus Boekraad
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 11 van 229
- Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen (ASV), Irene Nijboer - Arbeidsmarktbeleid en Bijstand (AMB), Cor Hermans
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 12 van 229
De Directeur-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen (DG ASV, Rob Kuipers) Trefwoorden: **Departementaal Projectbureau Vermindering Administratieve Lasten (DP-V) **Directie Arbeidsveiligheid en -Gezondheid (A&G) **Directie Arbozorg en Verzuimbeleid (AVB) **Directie Sociale Verzekeringen **Project Relatie Arbeids- en Publieksveiligheid (RAP) Verantwoordelijk voor de volgende directies: Directie Arbeidsveiligheid en –Gezondheid (A&G) – Directeur: Roel Feringa De directie Arbeidsveiligheid en -gezondheid is verantwoordelijk voor het beleid voor het voorkomen en verminderen van arbeidsrisico’s, waaronder gezondheidsrisico’s, veiligheidsrisico’s en risico’s op zware ongevallen als gevolg van een toxische wolk, brand, explosie of nucleaire straling. Daarnaast houdt de directie zich bezig met het ondersteunen en stimuleren van degenen die primair verantwoordelijk zijn voor het voorkomen en verminderen van arbeidsrisico’s, te weten werkgevers en werknemers, het bevorderen van de deskundigheid bij betrokkenen en het onderhouden van de noodzakelijke eigen deskundigheid voor normering, standaardisering en handhaving. Bevorderen van de afstemming op het terrein van arbeidsveiligheid en publieksveiligheid en het stimuleren van de kwaliteit van arbeid. Afdelingen en afdelingshoofden: - Werk en Belasting (W&B), Flip Noordam - Werk en Producten (W&P), Bernadette de Goey - Werk en Omgeving (W&O), Rob Triemstra Directie Arbozorg en Verzuimbeleid (AVB) – Directeur: Henk Schrama De directie Arbozorg en Verzuimbeleid is verantwoordelijk voor de bestrijding en preventie van arbeidsongeschiktheid en ziekteverzuim in ruime zin. De directie draagt zorg voor het beleid voor de verbetering van de kwaliteit van de arbeid, een goede arbo(kennis)infrastructuur en het voorkomen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, het beleid voor de bevordering van reïntegratie, de bevordering van de samenwerking van arbodiensten met de gezondheidszorg, verzekeraars en reïntegratiebedrijven en groepen die bijzondere aandacht behoeven inzake arbo- en verzuimbeleid en het stimuleren en ondersteunen van initiatieven op sectoraal-, branche-, CAO- en/of bedrijfsniveau. Afdelingen en afdelingshoofden: -
Arbo-infrastructuur (AIS), Nora Kuyper Verzuim- en doelgroepenbeleid (VDB), Han Middelplaats Strategie en Beheer Arboconvenanten (SBA), Eric van Luijk Uitvoering Arboconvenanten (UA), Peter Kerklaan
Directie Sociale Verzekeringen (SV) – Directeur: Gerard de Vries De directie Sociale Verzekeringen is verantwoordelijk voor het integrale beleid op het gebied van de
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 13 van 229
sociale verzekeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, het vormgeven aan beleid tot behoud van arbeid en toegang tot arbeid voor personen die door werkloosheid of arbeidsongeschiktheid daarbij belemmeringen ondervinden. De directie draagt ook verantwoordelijkheid voor het beleid voor de financiering van de werknemers- en volksverzekeringen en het integrale werkloosheidsbeleid. Daarnaast zorgt SV voor de voorbereiding, vorming en uitvoering van het beleid voor bi- en multilaterale sociale verzekeringsverdragen, het beleid voor grensoverschrijdende verzekeringsposities van personen die naar Nederland komen of uit Nederland vertrekken en de toetsing van nationale sociale verzekeringswetgeving aan internationale verplichtingen en regelingen en het beleid voor de volksverzekeringen. Afdelingen en afdelingshoofden: - Verdragen en Volksverzekeringen (V&V), Cees van den Berg - Arbeidsongeschiktheid en Loondoorbetaling (A&L), Michel Rovers - Reïntegratie en Sanctiebeleid (R&S), Judith Tijdink - Financieringsvraagstukken en Werkloosheid (F&W), Kees van der Spek Departementaal Projectbureau Vermindering Administratieve Lasten (DP-V) Directeur: Rob Krug DP-V draagt bij aan het beleid tot vermindering van de administratieve lasten en verbreedt daarmee de activiteiten zoals deze eerder incidenteel binnen SZW plaatsvonden. Het projectbureau is voor maximaal twee jaar ingericht. De feitelijke werkzaamheden worden in samenwerking met beleids- en facetdirecties uitgevoerd. Project Relatie Arbeids - en Publieksveiligheid (RAP) – Directeur: Rob Laterveer Dit project richt zich onder meer op de positie van SZW op terreinen waar het beleid voor arbeidsveiligheid en publieksveiligheid samenlopen. Dit project bevindt zich op het snijvlak van de directies AVB, A&G en AI. De projectdirecteur kan een beroep doen op medewerkers van die directies.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 14 van 229
De Directeur-Generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand (DG AMB, Wandi van Leeuwen) Trefwoorden: **Agentschap SZW (AG SZW) **Bureau Interbestuurlijke Verhoudingen en Communicatie (Intercom) **Departementaal Projectbureau Reïntegratiebeleid (DP-R) ** (Project) Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen SZW (SIGIS) ** Projectorganisatie Afhandeling Arbeidsvoorziening (POAA **Directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid (AAM) **Directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen (ABG) **Directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid (B&GA) Verantwoordelijk voor de volgende directies: Directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid (AAM) – Directeur: Bert Feringa De directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid is verantwoordelijk voor de (strategische) ontwikkeling van het algemene arbeidsmarkt- en reïntegratiebeleid. De directie draagt eveneens zorg voor het sectorale, regionale en internationale arbeidsmarktbeleid, met inbegrip van de problematiek rondom arbeidsmigratie en de werking van de arbeidsbemiddelings- en reïntegratiemarkt en zij verzorgt de contacten met de Raad voor Werk en Inkomen, genoemd in hoofdstuk 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Afdelingen en afdelingshoofden: - Algemeen Strategisch Arbeidsmarktbeleid (ASAM), Dick Hagoort - Bemiddeling en Reïntegratie (BR), Anje Vrij Directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen (ABG) – Directeur: Pieter Stroink De directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het arbeidsmarktbeleid voor specifieke groepen. De directie draagt meer specifiek zorg voor het instrumentarium van gesubsidieerde arbeid en het beleid rond arbeidsinpassing van arbeidsgehandicapten en zij verzorgt het opdrachtgeverschap voor het Agentschap SZW, de contacten met de Europese Commissie inzake de afwikkeling van subsidies uit het ESF en de ondersteuning van de Taskforce Ouderen. Afdelingen en afdelingshoofden: - Gesubsidieerde Arbeid (GA), Brenda Gietema - Doelgroepenbeleid (DB), Elly van Kooten - Europese Subsidiemaatregelen (ESM), Louis Geelhoed Directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid (B&GA) – Directeur: Paul van Kalmthout De directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het bijstandsbeleid en het activeringsbeleid van gemeenten. De directie draagt meer specifiek zorg voor het bieden van inkomenswaarborg op het bestaansminimum en de instrumentering van
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 15 van 229
gemeenten op het terrein van het activerings- en uitstroombeleid. De directie bevordert een adequate uitvoering door gemeenten van dit beleid.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 16 van 229
Afdelingen en afdelingshoofden: - Algemeen Beleid (AB), Wim Meijerink - Gemeentelijk Activeringsbeleid (GAB), Marijn Meijer - Inkomenswaarborg (IW), Patricia Olton - Bestuurlijke Relaties en Instrumenten (BR&I), Karin Weustink Bureau Interbestuurlijke Verhoudingen en Communicatie (Intercom) – Directeur: Korrie Louwes Het Bureau Interbestuurlijke Verhoudingen en Communicatie is verantwoordelijk voor een eenduidige regie en aanpak voor wat betreft de relaties tussen het ministerie en de gemeenten. Het Bureau draagt zorg voor de (verdere) ontwikkeling van het sturingsconcept richting gemeenten. Agentschap SZW (AG SZW) – Directeur: Jan-Willem Weehuizen Het Agentschap SZW is een organisatieonderdeel waaraan de tijdelijke status van Agentschap is verleend. Het is de bedoeling dat deze tijdelijke status in 2003 wordt omgezet in een definitieve status. Het Agentschap is belast met de uitvoering van regelingen voor het overheidsbeleid op het terrein van werk en inkomen, en verzamelt daarbij informatie die van belang is voor de beleidsontwikkeling van haar opdrachtgevers. Regelingen die het Agentschap uitvoert zijn onder meer de subsidieregelingen die gefinancierd worden door het Europees Sociaal Fonds, ESF-3 en Equal. Afdelingen en afdelingshoofden: - Business unit Afwikkeling oude ESF-Nederland programma’s, Alexandra van Kampen - Business unit Nieuwe programma’s, Bert Thomassen (a.i.) - Business unit Buesi, Dik Karsten Departementaal Projectbureau Reïntegratiebeleid (DP-R) – Directeur: Wilbert van de Griendt DP-R is tijdelijk ingesteld om departementsbreed, integraal een consistente, vernieuwende lijn te ontwikkelen voor de inzet van arbeidsmarktinstrumenten en het te voeren reïntegratiebeleid, inclusief de taakverdeling binnen het departement. DP-R coördineert rijksbreed het uitwerkingstraject van het IBO-rapport arbeidsmarktinstrumenten, toetst het reïntegratiebeleid op consistentie en ontwikkelt de kaders die daarvoor in de toekomst worden aangehouden. Projectorganisatie Afhandeling Arbeidsvoorziening (POAA) - Veronica Kooij POAA is een tijdelijke projectorganisatie belast met toezichtsactiviteiten in het kader van de afwikkeling van Arbeidsvoorziening. POAA ressorteert direct onder DG AMB. Bij de uitvoering van de activiteiten wordt nauw samengewerkt met het Ministerie van Financiën en diverse directies van het departement. Project "Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen SZW" (SIGIS) - Ingrid Hoogstrate SIGIS is een apart organisatie-onderdeel onder DG AMB. De projectorganisatie bestaat tot eind 2002 en bestaat uit 4,4 fte. Het project is voortgekomen uit bestuurlijke afspraken met de VNG in juni 2001, voortbordurend op de Agenda voor de Toekomst. In het project participeren alle betrokken directies van SZW als ook de IWI.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 17 van 229
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 18 van 229
De Directeur-Generaal Uitvoeringsbeleid Werk en Inkomen (DG UB, Maarten Ruys) Trefwoorden: **Bureau Opsporingsbeleid (BOB) **Departementaal Projectbureau Handhavingsbeleid (DP-H) **Directie Uitvoering Werk en Inkomen (W&I) **Expertcentrum Gegevensverkeer en Informatiemanagement (EGI) **Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) Verantwoordelijk voor de volgende directies: Directie Uitvoering Werk en Inkomen (W&I) – Directeur: Jos Kok De directie Uitvoering Werk en Inkomen is verantwoordelijk voor het uitvoeringsbeleid op het gebied van werk en inkomen, het maken van bindende afspraken met de Sociale verzekeringsbank, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Centrale organisatie werk en inkomen. Daarnaast is de directie verantwoordelijk voor het (doen) uitvoeren van uitvoeringstoetsen op het terrein van werk en inkomen, de aansturing van het Uitvoeringsinstituut werknemers-verzekeringen, de Centrale organisatie werk en inkomen en de Sociale verzekeringsbank en het bevorderen van een rechtmatige uitvoering. Afdelingen en afdelingshoofden: - Structuur en Inrichting van de Uitvoeringsorganisatie (SIU), Jan Vermeer - Implementatie, Beleidsoverdracht en Afspraken (IBA), Ruud Timmer - Planning, Control en Financiën (PCF), vacature Expertcentrum Gegevensverkeer en Informatiemanagement (EGI) – Directeur: Gerrit-Jan van ‘t Eind Het Expertcentrum is verantwoordelijk voor de bevordering van de toepassing van informatie- en communicatietechnologie in de uitvoering van beleid van het ministerie. Het Expertcentrum draagt zorg voor het ontwikkelen van een sectorbreed informatie-beleid en advisering over inrichting en uitvoering van het informatiebeleid in de afzonderlijke kolommen, het behartigen van alle aspecten van de sectorbrede informatie-architectuur en -infrastructuur voor de uitvoeringsorganen in hun onderlinge ketenafhankelijkheid en het vertalen van nieuwe (technische) ontwikkelingen naar processen van uitvoeringsorganisaties. Afdelingen en afdelingshoofden: - Cluster kennis/interdepartementaal (K&I), Paul Zeef - Cluster ketens en kolommen (K&K), Bodo Trietsch Bureau Opsporingsbeleid (BOB) – Directeur: Kees Meerhof Het Bureau Opsporingsbeleid is verantwoordelijk voor de coördinatie en monitoring van het opsporingsbeleid op het werkterrein van het ministerie. Het bureau draagt zorg voor de opstelling en bijstelling van het jaarlijkse opsporingsbeleidsplan en handhavingsarrangement en voor het periodiek rapporteren over de resultaten van dit plan respectievelijk arrangement. Ook verzorgt het bureau de contacten met het Openbaar Ministerie, voorzover deze geen betrekking hebben op concrete
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 19 van 229
strafzaken of concrete opsporingsprojecten. Het bureau bevordert de samenwerking tussen het ministerie en de opsporingspartners op SZW-terrein, om tot een adequate afstemming tussen beleidsontwikkeling en opsporingspraktijk te komen.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 20 van 229
Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) – Directeur: Nico Laagland De Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst is verantwoordelijk voor de opsporing van zware fraudezaken op het gehele terrein van het ministerie. Afdelingen en afdelingshoofden: - Recherche, Peter Heskes - Opsporingsinformatie en Expertise, Nico Babbeko - Opsporingsbeleid en Innovatie, Chris van Vondelen - Bedrijfsvoering, Corrie van der Steen - Algemeen adviseur MT, Dick La Haye Departementaal Projectbureau Handhavingsbeleid (DP-H) - Directeur: José Lazeroms DP-H is een tijdelijk bureau dat binnen SZW een duidelijk zichtbaar, evenwichtig handhavingsbeleid moet neerzetten door gemeenschappelijke hoofdlijnen van het handhavingsbeleid te definiëren en te verankeren in de organisatie. Daarnaast worden kolomoverstijgende beleidstrajecten benoemd met handhavingsaspecten, zoals verbetering controle buitenland, waarbij ook wordt bezien wie eerste aanspreekpunt is. Tot slot doet het DP-H voorstellen voor de structurele inbedding van zijn taken, na de opheffing van de tijdelijke structuur.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 21 van 229
De Inspecteur-Generaal Werk en Inkomen (IG IWI, Leo Kokhuis) Trefwoorden: **Inspectie Werk en Inkomen (IWI) Inspectie Werk en Inkomen (IWI) De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) houdt toezicht op de uitvoering van alle regelingen op het gebied van werk en inkomen. IWI is opgericht op 1 januari 2002 en komt voort uit het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv) en de directie Toezicht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Gelet op de fusie is voor het jaar 2002 gekozen voor een voorlopige structuur. Op 1 januari 2003 wil de inspectie de definitieve organisatiestructuur geïmplementeerd hebben. Aan het hoofd van de organisatie staat de inspecteur-generaal, dhr. mr. L.H.J. Kokhuis. Hij bepaalt de strategische koers van IWI. De inspecteur-generaal stelt verder het meerjarenplan, het jaarplan, de kwartaalrapportages en het jaarverslag van IWI vast. De inspecteur-generaal is verantwoordelijk voor het relatiebeheer op politiek en bestuurlijk niveau. De inspecteur-generaal vormt samen met de directie de vergadering waar de strategische koers en de producten van IWI worden besproken. De inspectie bestaat verder uit vier directies en het bureau Bedrijfsvoering. Elke directeur is primair verantwoordelijk voor de resultaten van het ‘eigen’ organisatiedeel.
Directie Beleidsontwikkeling - Directeur: dhr. dr. P.C. Hermans (waarnemend) De directie initieert en coördineert de totale ontwikkeling van de inspectie. Dit betreft zowel de inhoudelijke als de procesmatige kanten. Het gaat hierbij om strategie, algemeen inspectiebeleid, coördinatie van het relatiemanagement, innovatie van werkwijzen en (meer)jaarlijkse inspectieprogrammamering. Onder deze directie valt de afdeling Strategie, beleid en innovatie. Deze afdeling heeft tot taak het ontwikkelen van strategie, beleid en innovatie, project- en procesmanagement inspectiebrede projecten, relatiebeheer, kennis- en informatie en kwaliteitsmanagement en coördinatie met SZW.
Directie Toezicht UWV, RWI, SER, PVK en arboinstanties -Directeur: dhr. dr. P.C. Hermans De directie heeft als belangrijkste taak toezicht houden op de taken van de Uitvoering Werknemersverzekeringen (UWV), Raad van Werk en Inkomen (RWI), Sociaal-Economische Raad (SER), Pensioen- & Verzekeringskamer en de arboinstanties. Daarnaast wordt er gerapporteerd over de resultaten en kwaliteit van de uitvoering en wordt het beleid gevoed vanuit de uitvoeringspraktijk. De directie bestaat uit de afdelingen Toezicht UWV WW (dat zich richt op de uitvoering van de werknemerswetten), Toezicht UWV AG (dat zich richt op de arbeidsongeschiktheidswetten), Toezicht UWV collecterend en beherend (dat zich bezighoudt met het toezicht op premie-inning) en de afdeling Toezicht overige bestuursorganen. De afdeling Thematisch toezichtonderzoek ontwikkelt en voert thematische sociaal-economische onderzoeken uit naar de uitvoering door en tussen uitvoerings-organisaties.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 22 van 229
Directie Toezicht gemeenten - Directeur: dhr. mr. J.A. van den Bos (tevens plaatsvervangend inspecteur-generaal) Voor het jaar 2002 blijft de organisatie van het toezicht op gemeenten nagenoeg gelijk aan die van de voormalige directie toezicht van het ministerie. De directie heeft als belangrijkste taken toezicht houden op de uitvoering door gemeenten van de wet- en regelgeving vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, rapporteren over de resultaten en kwaliteit van de uitvoering en het beleid informeren over signalen uit de uitvoeringspraktijk. De directie bestaat uit een centrale afdeling Toezicht gemeenten en vijf regionale inspecties. Naast de bovenstaande taken neemt de centrale afdeling deel aan overleg met gemeenten op landelijk niveau en is een intermediair voor de beleidsdirecties van SZW. De regionale inspecties voeren ook in mandaat de vaststellingstaken uit en beheren de servicelijn voor gemeenten. Directie Toezicht CWI, SVB en samenwerking - Directeur: dhr. mr. J.A. Sureveen De directie houdt toezicht op de taken van de Centra voor Werk en Inkomen (CWI) en de Sociale Verzekeringsbank. Daarnaast houdt zij toezicht op de samenwerking tussen de verschillende organisaties in de keten. Zij rapporteert over de resultaten en kwaliteit van de uitvoering, biedt juridische ondersteuning bij met name de ontwikkeling en uitvoering van de toezichtfunctie en voedt het beleid vanuit de uitvoeringspraktijk. De directie bestaat uit de afdeling Toezicht CWI, Toezicht SVb, Toezicht samenwerking en keteninstituties en de afdeling Juridische zaken.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 23 van 229
SOCIAAL-ECONOMISCHE KERNGEGEVENS 1990-2006 1990
1995
1998
1999
2000
2001 *
2002 *
2006 *
2002-2006 a
bron
1. WERKLOOSHEID - werkloze beroepsbevolking (x 1000)
419
533
348
292
270
248
290
- geregistreerde werkloosheid (x 1000)
358
464
287
221
188
146
-
-
CBS
198
247
155
111
82
52
-
-
CBS
85
89
41
32
23
20
-
-
CBS
796
1.012
807
708
624
575
620
CPB
- totaal (x 1000 arbeidsjaren)
5.203
5.663
6.166
6.320
6.469
6.585
6.612
CPB
- bedrijven
4.501
4.958
5.453
5.597
5.735
5.833
5.851
CPB
3.883
4.213
4.671
4.827
4.966
5.066
5.086
CPB
618
745
782
770
769
767
765
CPB
702
704
713
723
734
752
761
CPB
- werkenden >= 12 uur (x1000)
5.594
6.261
6.820
7.001
7.172
7.308
7.349
CPB
- beroepsbevolking
6.013
6.794
7.168
7.293
7.442
7.556
7.639
CPB
- bruto in personen
1
1
1
1
1
1
1
SZW
- netto in personen
1
1
1
1
1
1
1
SZW
waarvan: langdurig (> 1 jaar) jonger dan 25 jaar - personen met een werkloosheids- of bijstandsuitkering (x 1000)
CPB
2. WERKGELEGENHEID
waarvan loontrekkers zelfstandigen - overheid (x 1000)
3. ARBEIDSPARTICIPATIEGRAAD (in % bevolking 15-64 jaar)
1990
1995
1998
1999
2000
2001 *
2002 *
2006 *
2002-2006 a
bron
- loonsom
14.732
15.594
14.468
14.974
15.442
16.062
16.799
SZW
- bruto loon
11.896
12.722
13.479
13.884
14.272
15.130
15.802
SZW
- netto loon
9.265
10.505
11.448
11.795
12.198
13.953
14.824
SZW
- gemiddelde druk
0
0
0
0
0
0
0
SZW
- marginale druk
0
0
0
0
0
0
0
SZW
- loonsom
24.261
28.781
29.713
30.824
31.744
32.979
35.107
SZW
- bruto loon
19.059
22.235
23.597
24.504
24.958
26.500
28.000
SZW
- netto loon
13.150
15.633
17.013
17.605
17.869
19.912
20.746
SZW
- gemiddelde druk
0
0
0
0
0
0
0
SZW
- marginale druk
0
0
0
0
0
0
1
SZW
0
0
0
0
0
0
0
CPB
modaal
0
0
0
0
0
0
0
CPB
2x modaal
1
1
1
1
1
0
1
CPB
4. LOON/ INKOMENSNIVEAU (werkn. incl. vak. geld per jaar; alleenverdiener) minimumloon:
modaal:
5. WIG (bedrijven) gemiddelde wig: minimumplus
6. BIJSTANDSNORMEN (netto, incl.vak. geld, per jaar)
SZW
- alleenstaande (incl. max. toeslag)
6.451
7.251
7.834
8.077
8.327
8.902
9.299
SZW
- eenouder (incl. max. toeslag, excl. k.b.)
8.294
9.323
10.073
10.385
10.706
11.445
11.956
SZW
- gezin
9.215
10.359
11.192
11.539
11.895
12.717
13.284
1990
1995
1998
1999
2000
2001 *
2002 *
2006 *
2002-2006 a
bron
7. AOW-BEDRAGEN (netto, incl. vak. geld, per jaar) - alleenstaande (70%)
6.451
7.312
8.228
8.499
8.739
9.386
9.844
SZW
- gehuwden (2 x 50%)
9.260
10.529
11.630
12.007
12.382
13.189
13.871
SZW
0
0
0
0
0
0
0
CPB
- sociale minima (alleenstaande)
0
0
0
0
0
0
0
SZW
- minimumloner (met 2 kinderen)
0
0
0
0
0
0
0
SZW
- modale werknemer (met 2 kinderen)
0
0
0
0
0
0
0
SZW
- modale ambtenaar (met 2 kinderen)
0
0
0
0
0
0
0
SZW
- 2x modaal (met 2 kinderen)
0
0
0
0
0
0
0
SZW
10. CONTRACTLOON MARKTSECTOR (mutaties per jaar)
0
0
0
0
0
0
0
CPB
11. WETTELIJK MINIMUMLOON (mutatie bruto maandbedrag, excl. vakantiegeld, op jaarbasis)
0
0
0
0
0
0
0
SZW
12. LOONSOM PER WERKNEMER ( marktsector; mutaties per jaar)
0
0
0
0
0
0
0
CPB
13. REËLE ARBEIDSKOSTEN (marktsector; mutaties per jaar)
0
0
0
0
0
0
0
CPB
8. CONSUMENTENPRIJSINDEX 9. KOOPKRACHTONTWIKKELING (mutaties per jaar)
1990
1995
1998
1999
2000
2001 *
2002 *
2006 *
2002-2006 a
bron
14. ARBEIDSKOSTEN PER EENHEID PRODUKT (in guldens) - verwerkende industrie Nederland (excl. olieindustrie)
0
0
0
0
0
0
0
CPB
- verwerkende industrie concurrenten
0
0
0
0
0
0
0
CPB
81
81
81
82
83
85
85
CPB
4
2
4
4
4
1
2
CPB
234
302
354
374
401
425
447
CPB
17. PRODUKTIE MARKTSECTOR (mutaties per jaar)
0
0
0
0
0
0
0
CPB
18. ARBEIDSPRODUKTIVITEIT (marktsector, excl. delfstoffenwinning)
2
1
2
2
2
-1
1
CPB
- vorderingssaldo (% BBP)
-5
-4
-1
0
2
1
1
MN''02
- bruto schuld (% BBP)
79
77
67
63
56
52
48
MN''02
46
41
41
41
41
40
41
CPB
15. ARBEIDSINKOMENSQUOTE (marktsector, niveau, procenten) 16. BRUTO BINNENLANDS PRODUKT - reeël (% jaarmutatie) - netto (m.p.in mld. euro)
19. COLLECTIEVE SECTOR
20. COLLECTIEVE LASTENDRUK (in % BBP)
1990
1995
1998
1999
2000
2001 *
2002 *
2006 *
2002-2006 a
bron
21. SOCIALE VERZEKERINGSPREMIES (in % brutoloon) - werknemers
17
20
22
20
20
20
20
CPB
- werkgevers
20
20
25
26
26
22
23
CPB
- totaal
3.995
4.185
4.082
4.075
4.060
4.042
4.147
SZW
- AOW / Anw
2.143
2.270
2.297
2.314
2.331
2.348
2.369
SZW
- Arbeidsongeschiktheid / verzuim
1.136
1.058
1.096
1.135
1.174
1.197
1.220
SZW
716
857
689
626
555
497
558
SZW
100
99
98
98
97
93
93
CPB
78
74
72
72
72
70
71
CPB
24. VERHOUDING INACTIEVEN/ACTIEVEN
82
78
70
68
66
65
66
CPB
25. ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPERCENTAGE
14
13
12
12
12
12
12
SZW
7
5
5
5
6
6
-
CBS
1
-2
0
3
7
8
10
SZW
22. SOCIALE ZEKERHEID (volume-ontwikkeling x 1000 uitk. jr.)
- Werkloosheid / ABW 23. NETTO REPLACEMENT RATE - min. uitkering/min. loon - min. uitkering/0.8 x gemiddeld loon
26. ZIEKTEVERZUIMPERCENTAGE (excl. zwangerschap) 27. VERMOGENSSALDI SOCIALE VERZEKERINGSFONDSEN (in mld. euro)
1990
1995
1998
1999
2000
2001 *
115
55
123
158
188
182
-
CPB
11
45
43
44
40
37
37
SZW
-
6
35
41
45
50
56
SZW
77
81
84
85
86
89
90
SZW
- Actief
-
195
266
-
-
-
-
CBS
w.o. zelfstandige
-
67
83
-
-
-
-
CBS
- Niet-actief
-
752
644
-
-
-
-
CBS
w.o. WW- en bijstandontvanger
-
349
290
-
-
-
-
CBS
arbeidsongeschikte
-
81
89
-
-
-
-
CBS
pensioenontvanger
-
311
248
-
-
-
-
CBS
857
953
917
-
-
-
-
CBS
28. OPENSTAANDE VACATURES (jaargemiddelden x 1000)
2002 * 2006 *
2002-2006 a
bron
29. GESUBSIDIEERDE ARBEID (jaargemiddelden x 1000): - WIW (dienstbetrekkingen/werkervaringsplaatsen) - I/D-banen (ultimo -cijfers) - WSW (se's) 30. HUISHOUDENS MET LAAG INKOMEN (aantallen x 1000):
- Totaal aantal huishoudens (incl. overig niet-actief en onbekend)
1990
1995
1998
1999
2000
2001 *
2002 * 2006 *
2002-2006 a
bron
30a. HUISHOUDENS MET LANGDURIG LAAG INKOMEN (aantallen x 1000): - Actief
-
39
40
-
-
-
-
CBS
w.o. zelfstandige
-
12
13
-
-
-
-
CBS
- Niet-actief
-
381
355
-
-
-
-
CBS
w.o. WW- en bijstandontvanger
-
151
140
-
-
-
-
CBS
arbeidsongeschikte
-
35
41
-
-
-
-
CBS
pensioenontvanger
-
195
172
-
-
-
-
CBS
- Totaal aantal huishoudens (incl. overig niet-actief en onbekend)
-
421
396
-
-
-
-
CBS
31. Lage inkomensgrenzen (besteedbaar jaarinkomen in euro's): b - Alleenstaande, 23 jaar en ouder
-
8.400
9.000
-
-
-
-
CBS
zonder kinderen
-
11.400
12.100
-
-
-
-
CBS
met een kind
-
14.000
14.800
-
-
-
-
CBS
met twee kinderen
-
15.300
16.200
-
-
-
-
CBS
met een kind
-
10.900
11.600
-
-
-
-
CBS
met twee kinderen
-
12.800
13.500
-
-
-
-
CBS
- (Echt)paar:
- Eenoudergezin:
*) De gegevens voor de jaren 2001-2006 betreffen ramingen. De gegevens betrekking hebbend op de jaren 1998-2000 hebben een meer definitief karakter. Toch geldt in veel gevallen dat het voorlopige gegevens zijn die bij de definitieve vaststelling nog kunnen veranderen (met name 2000). a) Gemiddelde groei per jaar in % conform MLT van CPB van mei 2002. b) Bij vergelijking van inkomens tussen huishoudens moet rekening worden gehouden met het aantal personen dat afhankelijk is van het inkomen. Zo heeft een echtpaar een hoger inkomen nodig dan een alleenstaande om op een vergelijkbaar welvaartsniveau te komen. De hierboven gepresenteerde lage-inkomens zijn derhalve gecorrigeerd voor verschillen tussen huishoudens ten aanzien van grootte en samenstelling. Verder is het inkomen gecorrigeerd voor prijsverschillen tussen jaren.Met andere woorden elke lage-inkomensgrens is afgestemd op het type huishouden.
Deel II SZW-Onderdelen
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 32 van 229
Secretaris-Generaal
Directie Ramingen en Analyse (R&A)
Trefwoorden: ** arbeidsdeelname, Nederland in vergelijking met buitenland ** directie Ramingen en Analyse (R&A) **I/A-ratio, Nederland in vergelijking met buitenland
Taken en Organisatie De directie Ramingen en Analyse levert kwalitatieve en kwantitatieve informatie en inzichten ten behoeve van het beleid van de minister van SZW door middel van eigen financieel- en sociaaleconomische analyses. Tevens is de directie verantwoordelijk voor organisatie, beheer en verificatie van beleidsinformatie, en voor de kwaliteit van de ramings- en analyse-instrumenten. Voor SZW heeft zij de rol als (intern) planbureau. Het werkveld is in deelgebieden te onderscheiden: • (pro)actief regisseren van de huidige en toekomstige behoefte aan informatie en kennis, en ontwikkeling en realisatie van met name de beleidsinformatie -voorzieningen; • effectief beheren en presenteren van verkregen informatie en kennis over relevante SZWonderwerpen; • waardetoevoeging aan verzamelde informatie door middel van ramingen, analyses, oordelen en adviezen; daartoe hoort ook het definiëren en meten van prestatie -indicatoren, adviseren over (her)verdeling van middelen over (decentrale) (uitvoerings-)organen en adviseren bij de vaststelling van de budgetten voor uitvoeringskosten en reïntegratiemiddelen; • ontwikkelen, verkrijgen, bijhouden en toepassen van de voor de ramings- en analyse-activiteiten noodzakelijke methoden en technieken (waaronder ramingsmodellen, analysemodellen, verdeelmodellen, schattingsmethoden, databestanden, informatie -analysemethoden, inclusief algemeen kwaliteitsbeheer ter zake e.d.); • Uitdragen van de verkregen kennis binnen SZW en daarbuiten. Zowel gevraagd als ongevraagd levert Ramingen en Analyse informatie en inzichten aan collegadirecties, bewindslieden en ambtelijke leiding. Voornaamste dossiers
Knooppunt beleidsinformatie Uw voorganger heeft aan de Tweede Kamer toegezegd de mogelijkheden te verbeteren voor onderzoek naar de effectiviteit van beleid, zoals duurzame uitstroom na reïntegratie. Daartoe is het noodzakelijk dat SZW (gekoppelde) microgegevens uit de uitvoeringsregistraties analyseert. SZW werkt daarvoor samen met het CBS en is bezig met de uitwerking van afspraken. Mogelijke beperkingen op grond van privacybepalingen en organisatorische vormgeving kunnen bij de uitwerking een rol spelen. U zult met enige regelmaat worden geïnformeerd over de stand van zaken van het effectiviteitsonderzoek en de rol van het knooppunt daarin. Voortgangsrapportages inkomsten- en uitgavenontwikkeling
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 33 van 229
Voor elke kabinetsperiode wordt een uitgaven- en inkomstenplafond vastgesteld voor socialezekerheidsregelingen en maatregelen op arbeidsmarktterrein. De directie volgt de ontwikkelingen in deze sectoren, raamt enkele malen per jaar het toekomstige inkomsten- en uitgavenverloop en rapporteert daarover aan de ministerraad en de Tweede Kamer. Op basis van deze ramingen adviseert R&A de directies SV en ASEA tevens over de premievaststelling bij sociale fondsen en over de vermogensvorming en -afbouw bij de sociale fondsen. Arbeid en zorg, levensloop, emancipatie, pensioenen, ouderenproblematiek Voor de directie AV worden analyses en ramingen geleverd als bijdragen voor onder andere de bouwstenennota financiering zorgverlof, regelgeving langdurig zorgverlof, pensioen- en emancipatievraagstukken, vraagstukken rondom ouderen e.d. Arbeidsongeschiktheid en werkloosheid Ten behoeve van de directie SV adviseert R&A over, analyseert, evalueert en raamt kwantitatieve effecten van beleidsvoorstellen en lopende ontwikkelingen op het gebied van de WAO, de wet REA en de Werkloosheidswet (onder andere vormen van premiedifferentiatie). Administratieve lasten Het beleid tot terugdringing van de administratieve lasten, dat wordt gecoördineerd door een departementaal projectbureau, wordt ondersteund met het beheer van rekenmodellen op diverse beleidsterreinen (SV, Arbo, AV, AM) en met berekeningen van effecten van voorstellen ter zake. Arbobeleid en arbeidsomstandigheden Kwantificering van effecten van het beleid van de betrokken directies geschiedt door R&A. Tevens worden onderbouwende analyses geleverd ten behoeve van het zogenaamde covenantenbeleid. Arbeidsmarktbeleid Belangrijke dossiers in dit verband zijn het algemene arbeidsmarktbeleid, het reïntegratiebeleid, de sluitende aanpak, de gesubsidieerde arbeid e.d. R&A ondersteunt hierbij de directies AAM en ABG met kwantitatieve ramingen en analyses. Agenda voor de toekomst, fonds werk en inkomen, armoedebeleid, WVG De directie BZH wordt ondersteund met ramingen en analyses op deze terreinen van het bijstandsen activeringsbeleid. Effectramingen, verdeling van gelden over gemeenten, kostenberekeningen en evaluaties zijn daarbij aan de orde. Handhaving De ramingen voor het integrale handhavingsbeleid, ten behoeve van fraudeplannen e.d. worden opgesteld door R&A voor de beleidsdirecties en voor het departementale bureau handhavingsbeleid
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 34 van 229
Internationale vergelijkende analyses De directie onderhoudt nauwe contacten met diverse internationale instituties als de EU, OECD en ILO om te komen tot informatie-uitwisseling over beleidsontwikkelingen in de deelnemende landen. Mede op basis daarvan en op basis van ad-hoc informatie worden voor het beleid vergelijkende institutionele analyses opgesteld. Het beleid op het gebied van de WAO is daarbij momenteel een belangrijk aandachtsgebied. Verder is in de bijlage bij deze paragraaf als voorbeeld een korte vergelijkende analyse opgenomen van de arbeidsdeelname en inactiviteit in een groot aantal landen. Belangrijkste externe relaties De belangrijke externe instellingen waar R&A veelvuldig mee te maken heeft zijn: CPB,
in het kader van macro-economische prognoses en prognoses van uitgaven- en inkomstenontwikkelingen op het terrein van sociale zekerheid en arbeidsmarkt;
CBS,
voor het leveren van statistische beleidsinformatie op tal van terreinen;
Ministerie van Financiën,
die ramingen, inkomsten en uitgavenberekeningen toetst aan het algemene begrotingsbeleid;
UWV, SVB,
leveren belangrijke financiële gegevens aan over uitgavenontwikkelingen, premiepercentages en vermogens sociale fondsen. Daarnaast leveren zij beleidsinformatie waarmee het beleid kan worden ondersteund;
Universiteiten,
zijn belangrijke leveranciers van informatie over wetenschappelijke ontwikkelingen en zijn gesprekspartner bij de ontwikkeling van nieuwe methoden en technieken.
Feiten en cijfers Arbeidsdeelname en inactiviteit: plaats van Nederland in internationaal perspectief Arbeidsdeelname Op grond van afspraken van de Europese Raad te Lissabon dienen de EU-landen te streven naar een vergroting van de werkgelegenheidsgraad (employment rate) tot een gemiddelde van 70 procent in 2010. Voor vrouwen is een afzonderlijke doelstelling afgesproken van gemiddeld 60 procent in 2010. Hoewel ten tijde van het verdrag duidelijk was, dat Nederland de gemiddelde streefgetallen reeds bereikt had, zal ons land ook een aandeel in het bereiken van de gezamenlijke doelstellingen dienen te leveren. Nederland heeft voor zichzelf de doelstelling voor vrouwen vastgesteld op 65 procent. Vervolgens is tijdens de top van Stockholm een ‘target’ voor de werkgelegenheidsgraad van 55-64 jarigen overeengekomen, namelijk 50 procent in 2010. Hier ligt nog een belangrijke opgave. Statistieken van Eurostat en OECD over het jaar 2000 illustreren dat de werkgelegen-heidsgraad in
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 35 van 229
de Verenigde Staten, zowel bij de mannen als bij de vrouwen, hoger ligt dan het EU-gemiddelde (zie tabel 1). De Europese employment rate bedroeg in 2000 voor mannen en vrouwen gezamenlijk gemiddeld 63 procent; voor vrouwen was dit 54 procent. Tabel 1. “Werkgelegenheidsgraad”: werkzame personen 15-64 jaar als % van de bevolking van 15-64 jaar in het jaar 2000. Mannen en vrouwen Mannen Vrouwen totaal w.v. 55-64 totaal w.v. 55-64 totaal w.v. 55-64 jr jr jr België Denemarken Duitsland Finland Frankrijk
61 76 65 68 62
26 56 37 43 30
70 81 73 71 69
36 64 46 45 33
52 72 58 64 55
17 47 29 41 27
Griekenland Ierland Italië Luxemburg NEDERLAND
56 65 54 63 73
39 45 28 27 38
71 76 68 75 82
56 63 41 38 50
41 54 40 50 64
25 27 15 17 27
Oostenrijk Portugal Spanje Ver. Koninkrijk Zweden
68 68 55 71 73
29 51 37 51 65
77 77 70 78 75
41 63 55 60 68
59 60 39 65 71
17 41 19 42 63
EU-15
63
38
73
48
54
28
Ver. Staten
74
58
81
66
68
51
Bronnen: European Commission, Directorate-General for Employment and Social Affairs:. Employment in Europe 2001. OECD: Employment Outlook. June 2001. N.B. Het begrip “werkgelegenheidsgraad” , dat ten grondslag ligt aan internationale beleidsafspraken, wijkt qua definitie af van het in Nederland gangbare begrip “arbeidsparticipatiegraad”, dat in de Sociale Nota en de tabellen betreffende Sociaal-Economische Kerngegevens 1990-2006 wordt gehanteerd.
Binnen de EU zijn er traditioneel grote verschillen tussen de lidstaten: een hoge arbeidsdeelname in vooral Denemarken en Zweden en een lage arbeidsdeelname in Italië. De Nederlandse werkgelegenheid, in personen gemeten, ligt zowel bij mannen als bij vrouwen ruim boven het EUgemiddelde. Omgerekend naar arbeidsjaren is de situatie anders en ligt de werkgelegenheid van vrouwen, evenals in Griekenland, Spanje en Italië, onder het EU-gemiddelde. In personen gemeten ligt de arbeidsdeelname van 55-64 jarigen in Nederland op het Europees gemiddelde van 38 procent, en daarmee nog aanzienlijk beneden de doelstelling voor 2010. Inactiviteit In tabel 2 zijn enkele indicatoren gegroepeerd, die op hoofdlijnen inzicht geven in de mate van arbeidsuitval en uitkeringsafhankelijkheid per land. De I/A-ratio geeft het percentage
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 36 van 229
uitkeringsgerechtigden (in uitkeringsjaren) ten opzichte van het aantal werkenden (in arbeidsjaren) weer. Ten opzichte van de omringende landen is de uitkeringsafhankelijkheid in Nederland gunstig te noemen voor zowel de totale ratio (inclusief 65-plussers) als voor de leeftijdsgroep 15-64 jaar. Personen die noch betaald werk verrichten, noch een uitkering genieten, vallen buiten deze maatstaf. Die groep is in Nederland naar verhouding omvangrijk. Het Nederlandse werkloosheidspercentage steekt internationaal gunstig af, in tegenstelling tot de omvang van het ziekteverzuim en het aantal arbeidsongeschikten als percentage van de bevolking van 15-64 jaar. Tabel 2. Internationale vergelijking van indicatoren voor “inactiviteit” I/A-ratio totaal 15-64 jr (1999) (1999) België Denemarken Duitsland Finland Frankrijk Griekenland Ierland Italië Luxemburg NEDERLAND Oostenrijk Portugal Spanje Ver. Koninkrijk Zweden EU-15 Ver. Staten
Werkloosheid % (2000)
Ziekteverzuim % (2000)
Arb.ong. % (1999)
3,6 3,4 3,4 5,3 3,0 1,4 1,8 2,9 3,6 6,1 3,8 3,0 2,1 2,4 4,2
5,9 7,7 . . 4,7 . . 5,5 . 9,0 4,6 6,5 4,7 6,6 8,2
103 74 82 . 93 . . . . 68 82
56 40 40 . 49 . . . . 31 48
67 76 84
17 37 36
7,0 4,7 7,9 9,8 9,5 11,1 4,2 10,5 2,4 2,7 3,7 4,2 14,1 5,5 5,9
.
.
8,2
3,3
.
49
20
5,5
.
4,7
Bronnen: NEI: Benefit dependency ratios by gender. An international comparison. (2002).. European Commission, DirectorateGeneral for Employment and Social Affairs: Employment in Europe 2001 EU-European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions: Third European Survey on Working Conditions (2001). OECD: Disability policies for the working population. Main findings and policy conclusions (2002).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 37 van 229
Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden (WBJA) Trefwoorden: ** College bescherming persoonsgegevens ** Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden (WBJA) **Landsadvocaat **SZW-Wetgevingstoets **Wet openbaarheid van bestuur
Taken en organisatie WBJA is verantwoordelijk voor: a) het bevorderen van de kwaliteit van wet- en regelgeving en van het bestuurlijk en juridisch handelen van het ministerie; b) het behandelen van wetgevende, bestuurlijke en juridische aspecten van departements- en rijksbrede onderwerpen; c) het adviseren over het gebruik van het instrument regelgeving en het ontwerpen van de teksten van alle wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen op het terrein van het ministerie; d) het adviseren over en behandelen van bestuurlijke aangelegenheden op het terrein van het ministerie; e) het adviseren over en behandelen van juridische vraagstukken op het terrein van het ministerie, waaronder aangelegenheden met betrekking tot de Wet openbaarheid van bestuur en bezwaaren beroepszaken voor zover deze niet onder de verantwoordelijkheid van een ander organisatieonderdeel van het ministerie vallen; f) het bijdragen aan de totstandkoming en implementatie van internationale verdragen respectievelijk regelingen, het toetsten van nationale (ontwerp)regelgeving aan het internationale recht en het behandelen van internationale procedures. Hoofdambities WBJA in 2002/2003 De hoofdambities voor de jaren 2002/2003 zijn: - verdere versterking van de kwaliteit van wet- en regelgeving; - intensievere overdracht van juridische en bestuurlijke kennis; - de ontwikkeling van een op dejuridisering gerichte aanpak; - systematische(r) wetsevaluatie. Meer concreet gaat het daarbij om - bevorderen van vereenvoudiging, samenhang en consistentie van de SZW-wetgeving; - bevorderen van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van die wetgeving; - bevorderen gebruik alternatieven voor wetgeving; - verminderen van bezwaar en beroep bij SZW; - bevorderen van juridische en bestuurlijke basiskennis bij de overige directies van SZW (denk daarbij niet alleen aan de beleidsdirecties, maar ook aan UB/W&I ten behoeve van hun taak richting uitvoerende bestuursorganen); - leren van de resultaten van wetgeving en van het verloop van het wetgevings-proces bij
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 38 van 229
SZW.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 39 van 229
Van SZW-Wetgevingstoets naar SZW-toets De SZW-Wetgevingstoets is één van de pijlers onder het streven naar optimalisering van de kwaliteit van wetgeving en het maatschappelijk effect van SZW-beleid en regelgeving. In de toets zijn twee functies verenigd: systematisering van het voorbereidingsproces van beleid en regelgeving en bevordering van de samenwerking in dat verband met deskundigen binnen en buiten het departement. Doel van de toets is dat in beleids- en regelgevingstrajecten op een zo optimaal mogelijke wijze aandacht wordt gegeven aan alle noodzakelijke aspecten daarvan (bijvoorbeeld: uitvoerbaarheids- en handhavingstoets). Voornaamste dossiers in 2002 De voornaamste wetgevingsprioriteiten zijn vooralsnog de volgende: WAO Het project WAO zal intensieve deelname van de wetgevingsafdelingen vergen. Naast de projectleider (binnen WBJA), die zich voor een belangrijk deel van zijn dagtaak hiermee zal bezighouden, zal ook een aantal medewerkers van de wetgevingsafdelingen bij het wetgevingstraject worden ingezet. Pensioenwetgeving Ten behoeve van de nieuwe Pensioenwet is door het vorige kabinet een hoofdlijnennotitie opgesteld die in maart 2002 aan de Tweede Kamer is verzonden. Inmiddels worden wetteksten gemaakt over díe onderwerpen waarover beleidsmatig al meer duidelijkheid bestaat. Tevens zal een start worden gemaakt met het opstellen van een nieuwe Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling (Wet Bpr) die de verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling voor vrije beroepsbeoefenaren regelt. Gelijke behandeling Op het gebied van de gelijke behandeling staat vooral de implementatie van Europese richtlijnen centraal. De richtlijnen zijn deels verwerkt in het Wetsvoorstel gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid en het Wetsvoorstel gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Beide wetsvoorstellen zijn al bij de Tweede Kamer ingediend. De Algemene wet gelijke behandeling zal worden aangepast ten behoeve van de implementatie van genoemde richtlijnen en eveneens naar aanleiding van de evaluatie van de wet. Arbeid en Zorg In het Wetsvoorstel langdurend zorgverlof wordt het recht op betaald verlof geregeld van een werknemer in geval van zorg voor een stervend kind, partner of ouder of bij levensbedreigende ziekte van een kind. De Raad van State heeft in mei 2002 over dit wetsvoorstel geadviseerd. Wet arbeid vreemdelingen Bij de Tweede Kamer ligt een voorstel tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen waarin wordt geregeld dat arbeidsaanbod uit de zogenaamde MOE (Midden- en Oost -Europa landen) waarmee de EU toetredingsonderhandelingen is gestart voorrang krijgt boven arbeidsaanbod uit andere landen van buiten de EER, zonder dat overigens het geven van prioriteit aan arbeidsmigranten uit deze MOE-landen zal leiden tot grotere administratieve lasten voor werkgevers.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 40 van 229
Wijziging Algemene bijstandswet Mede ter uitvoering van de motie Noorman-den Uyl (Kamerstukken II, 2000/01, 27 400 XV, nr. 29) is in de Abw een regeling opgesteld die erin voorziet dat een persoon die (a) langdurig (een ononderbroken periode van 36 maanden) een inkomen heeft gehad dat niet hoger is geweest dan de voor die persoon van toepassing zijnde bijstandsnorm en (b) vooralsnog geen uitzicht heeft op betaald werk, aanspraak kan maken op aanvullende (financiële) ondersteuning. Een daartoe strekkend wetsvoorstel ligt voor advies bij de Raad van.State. Overige prioriteiten zijn de volgende: Kaderwet zbo's De parlementaire behandeling van de ontwerp-Kaderwet zelfstandig bestuursorganen loopt in 2002 door. WBJA zal in 2002 de consequenties voor het terrein van SZW in beeld brengen en dit met de desbetreffende directies van SZW afstemmen. Het wetsvoorstel ligt inmiddels bij de Eerste Kamer. De ervaringen in 2001 hebben laten zien dat de samenhang tussen belangrijke SZW-dossiers en de Kaderwet zbo's van aanmerkelijke betekenis is. Markt en overheid Het Wetsvoorstel markt en overheid, waarvan het voortouw ligt bij EZ, is bij de Tweede Kamer ingediend. Met de regels die in het wetsvoorstel zijn opgenomen omtrent marktactiviteiten door overheidsorganisaties en door ondernemingen die van overheidswege een bijzondere positie op de markt hebben zal SZW zowel bij nieuw als bestaand beleid terdege rekening moeten houden. Ook op dit dossier zal WBJA de noodzakelijke inbreng vanuit SZW in het parlementaire traject coördineren en de consequenties voor het terrein van SZW in beeld helpen brengen en met de desbetreffende directies van SZW afstemmen. Wet openbaarheid van bestuur (WOB) Zowel de ontwikkelingen in verband met de invoering van de Wet bescherming persoonsgegevens als de invoering van de verordening 'Eurowob' per 3 december 2001, hebben in 2002 gevolgen voor de toepassing van de WOB. Het betreft met name de onderlinge afstemming van deze regelingen en het invoeren van een nieuwe werkwijze met betrekking tot documenten van de Europese Commissie. Belangrijkste externe relaties van WBJA Justitie Alle ontwerp-amvb’s en wetsvoorstellen van SZW moeten voorafgaand aan de behandeling in de Ministerraad door Justitie getoetst worden. Dit wordt gecoördineerd door WBJA. WBJA verzorgt tevens het algemene relatiebeheer met Justitie (bijvoorbeeld opleidingen startende en zittende wetgevingsjuristen, rijksbreed wetgevingskwaliteitsbeleid). Raad van State WBJA beheert de SZW-relatie met de Raad van State. Dit met name in verband met de (tijdige) advisering van die Raad over concept-amvb’s en wetsvoorstellen van SZW. Landsadvocaat In geval van benodigde procesvertegenwoording bij met name civiele procedures, specifieke expertise en bijzonder complexe problematiek vindt inschakeling van de Landsadvocaat plaats. Deze inschakeling vindt door tussenkomst van WBJA plaats.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 41 van 229
College bescherming persoonsgegevens (Cbp) (voorheen: Registratiekamer) WBJA fungeert als algemeen relatiebeheerder voor SZW met het Cbp. In 2002 zal met name aandacht worden gegeven aan de uitoefening van de nieuwe bevoegdheden (advisering regelgeving, opleggen boeten, opstellen van beleidsregels) die het College met de inwerkingtreding van de Wbp per 1 september 2001 heeft gekregen. Nationale Ombudsman WBJA fungeert hier als contactpunt voor SZW.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 42 van 229
Arbeidsinspectie (AI) Trefwoorden: ** Arbeidsinspectie (AI) ** Arbeidsvoorwaardenonderzoek **Arbeidsomstandighedenwet ’98 **Arbeidstijdenwet (ATW) **Besluit risico’s zware ongevallen ’99 **Bestrijdingsmiddelenwet **bestuurlijke boete (Arbeidsomstandighedenwet ’98) **Farboregeling **Kernenergiewet **Toetsingskader Wet AVV **Toetsingskader Wet BPF) **Vuurwerkbesluit **Werktijdverkorting **Wet arbeid vreemdelingen (WAV) **Wet gevaarlijke werktuigen (WGW) **Wet melding collectief ontslag (WMCO) **Wet milieugevaarlijke stoffen **Wet op het algemeen verbindend etc. verklaren van bepalingen van cao’s (Wet AVV) **Wet verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (Wet BPF) Taken Arbeidsinspectie De Arbeidsinspectie (AI) heeft als missie: het aanpakken van misstanden en het leveren van politiek relevante informatie. De AI opereert op de beleidsterreinen van arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De belangrijkste wetten die de AI handhaaft zijn de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet), het Besluit risico’s zware ongevallen uit 1999 (BRZO’99), de Arbeidstijdenwet (ATW) en de Wet arbeid vreemdelingen (WAV). Op uitvoeringsgebied is het algemeen verbindend verklaren van CAO-bepalingen een belangrijke taak. CAO’s zijn bovendien een directe monitorbron. Daarnaast worden vergunningen en ontheffingen verleend op grond van verschillende wetten en regelingen, zoals de regeling Werktijdverkorting (WTV) en de Kernenergiewet (KEW). De AI voert jaarlijks een Arbeidsvoorwaardenonderzoek (AVO) uit, waarin een koppeling wordt gelegd tussen de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden en persoons- en functiekenmerken van werknemers, waardoor een duidelijk beeld ontstaat van de arbeidsvoorwaardenontwikkeling in afzonderlijke werknemerscategorieën. Door de AI wordt ieder jaar een plan opgesteld, met daarin onder andere de beoogde verdeling van de inspectiecapaciteit over de onderscheiden instrumenten. Het Jaarplan en het AI-Jaarverslag kunnen onderwerp van overleg met de minister zijn in de Vaste Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Organisatie De AI kent thans zes regio’s en een centrale (Haagse) vestiging. Op de centrale vestiging werken de
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 43 van 229
algemeen directeur, de afdeling Planning Control en Interne Beleidsontwikkeling (PCIB) en het Centraal Kantoor (CK). Het CK is verantwoordelijk voor de coördinerende, faciliterende en evaluerende taken en voor de contacten met de beleidsdirecties van het ministerie. Ook verricht het CK de uitvoerende activiteiten op CAO-gebied en is het verantwoordelijk voor het verstrekken van vergunningen en het verlenen van ontheffingen. Elke regio staat onder leiding van een directeur. De inspecteurs in de regio’s verrichten de inspecties en voeren onder andere ongevals-, klachten- en opsporingonderzoeken uit in bedrijven en instellingen. Inspecties op het gebied van de WAV worden mede in samenwerking met andere opsporingsdiensten verricht. Deze samenwerking vindt zowel plaats op ad hoc basis, als in geïnstitutionaliseerde vorm binnen de Regionale interdisciplinaire fraudeteams (Rif’s) en het Westland Interventie Team (WIT). Eind 2001 waren er 844 personen in dienst van de AI. In 2001 was de gemiddelde bezetting 806 fte’s. De buitendienst bestaat uit 430 medewerkers (inspecteurs en specialisten). Organisatorische wijziging per 1 januari 2003. In 2003 wordt de organisatie van de AI gewijzigd. De aansturing van de inspectietaken op het terrein van arbeidsomstandigheden en arbeidstijden (met uitzondering van de installaties die onder het BRZO’99 vallen) zal via de lijn van de bedrijfstakken plaatsvinden. Thans gebeurt dat via de regionale lijn. De AI wordt dus een bedrijfstak-gestuurde organisatie. Er komen 4 bedrijfstakdirecteuren voor de 4 onderscheiden bedrijfstakken; Industrie, Bouw, Commerciële Dienstverlening en Publieke Dienstverlening. Bovendien worden per januari 2003 de nietbedrijfstakgebonden directies Major Hazard Control (MHC) en WAV gevormd. Netwerk Het netwerk van de AI bestaat uit onder andere bijzondere opsporingsdiensten, het Openbaar Ministerie, werkgevers -en werknemersorganisaties (zowel koepels als branche-gerichte organisaties), kennisinstituten, arbodiensten en ondernemingsraden. Tevens bestaan op het gebied van onderzoek contacten met het CBS, het CPB en met wetenschappelijke instellingen. In het kader van het algemeen verbindend verklaren van CAO-bepalingen en het CAO onderzoek bestaan er contacten met de Stichting van de Arbeid. Met andere bijzondere opsporingsdiensten en het Openbaar Ministerie wordt samengewerkt om het toezicht en de opsporing goed te laten verlopen. Er is structureel en periodiek overleg van het AI-management met de vakbeweging en de werkgeversorganisaties inzake bevindingen en werkwijze van de AI Van steeds meer belang wordt het internationale netwerk van de AI. Via het Comité van Hoge Functionarissen van Arbeidsinspecties /Senior Labour Inspectorate Committee, (CHFA/SLIC) van lidstaten van de Europese Unie, dat is ingesteld om een consistente naleving van de arbowetgeving in de EU te bevorderen, wordt de samenwerking met de arbeidsinspecties van de toekomstige EUlidstaten versterkt. Met de International Labour Organisation (ILO) en de International Association of Labour Inspection (IALI) wordt samengewerkt om onder andere arbeidsinspecties in derde wereldlanden te assisteren bij de bestrijding van kinderarbeid. Farboregeling De overheid wil ondernemers en non-profit instellingen stimuleren te investeren in arbo-vriendelijke bedrijfsmiddelen. Daarom heeft het ministerie de Regeling arbo-investeringen (de Farbo-regeling) in het leven geroepen. Alle ondernemingen die in Nederland inkomsten- of vennootschapsbelasting
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 44 van 229
verschuldigd zijn, kunnen hiervan gebruik maken. De regeling houdt in dat bedrijven arbovriendelijke bedrijfsmiddelen die op de lijst voorkomen, willekeuring kunnen afschrijven voor de belasting. Dit levert fiscaal voordeel op. De regeling voor de non-profit sector is nog maar kort van kracht, vanaf 1 januari 2001 (Regeling arbo-afdrachtvermindering of Farbo-A-regeling). De AI adviseert de Belastingdienst over de aanvragen om gebruik te maken van de regelingen. De regeling mag zich in een toenemende belangstelling van het bedrijfsleven verheugen. Sinds de invoering van de regeling in 1998 is het aantal meldingen jaarlijks toegenomen van ongeveer 2500 tot ongeveer 9000 in 2001. Handhaving Arbeidsomstandighedenwet ’98 De Arbeidsomstandighedenwet ’98 (Arbowet’98) beoogt de veiligheid en gezondheid van werkenden te beschermen. De Arbeidsinspectie (AI) is primair toezichthouder op deze wet. In 1998 is het instrument bestuurlijke boete in de wet geïntroduceerd, waarmee optimaal invulling kon worden gegeven aan de gewenste “lik-op-stuk” benadering in de handhaving. Hierdoor kan de AI als bestuursorgaan zelf boetes opleggen aan wetsovertreders. In 2001 werd door de AI in 2610 gevallen een boeterapport opgemaakt. De opbrengsten van de boete-oplegging in dat jaar bedroegen ƒ 8,6 miljoen. De bezwaarschriften tegen de boete-oplegging worden ook door de AI behandeld. In 2001 is de AI gestart met het ontwikkelen van een nieuw, transparant risicoanalyse-model. Dit is een model waarmee, op basis van weging van relevante factoren, de inspectiecapaciteit optimaal en op transparante wijze kan worden toebedeeld aan inspectieprojecten. De behoefte aan inzicht in de afwegingen in capaciteitstoedelingen van inspectiediensten is gebleken uit vragen vanuit de Tweede Kamer en de Algemene Rekenkamer. In het kader van de wet- en regelgeving op arbo-gebied overleggen de AI en SZW beleidsdirecties over de wensen van die directies ten aanzien van de invulling van het jaarplan van de AI en de terugkoppeling van inspectieresultaten. Daarnaast vinden er bilaterale overleggen plaats tussen de directeuren AI en Inspectie Verkeer en Waterstaat, respectievelijk Inspectie VROM, Keuringsdienst van Waren, Staatstoezicht op de Mijnen en is er periodiek overleg tussen de AI en het OM over strafrechtelijke handhavingsvraagstukken. Handhaving Arbeidstijdenwet De Arbeidstijdenwet (ATW) stelt normen op het gebied van werk- en rusttijden. De wet beoogt enerzijds veiligheid, gezondheid en welzijn voor werknemers te bevorderen en anderzijds het combineren van arbeid en zorgtaken. De AI is primair belast met de handhaving van de Arbeidstijdenwet. Sinds enige tijd wordt er, in navolging van de Arbowet ’98, gewerkt aan een Wetsvoorstel bestuurlijke boete arbeidstijdenwet. De inwerkingtreding hiervan is gepland voor het najaar 2003. Handhaving Besluit risico’s zware ongevallen ’99 Het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (BRZO ’99) is gebaseerd op de Arbowet, de Wet Milieubeheer, Brandweerwet en de Wet rampen en zware ongevallen. Bedrijven met majeure risico’s (volgend uit de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen) vallen voor een gedeelte onder het BRZO’99. In dit besluit is voor deze bedrijven de verplichting vastgelegd om een preventiebeleid zware ongevallen (PBZO) te hebben en ter uitvoering daarvan een veiligheidsbeheerssysteem (VBS). Voor bedrijven in de hoogste risicocategorie geldt daarnaast de verplichting om het geheel, PBZO en VBS, vast te leggen in een Veiligheidsrapport (VR). In dit VR maken deze bedrijven de risico’s
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 45 van 229
van de gevaarlijke stoffen inzichtelijk en geven ze aan hoe die risico’s goed worden beheerst. De AI beoordeelt of de bedrijven die onder het BRZO‘99 vallen voldoen aan hun wettelijke verplichting inzake de beheersing van majeure risico’s. De AI oordeelt tevens over de aanvaardbaarheid van de in het veiligheidsrapport (VR) weergegeven risico’s. De AI voert overleg met het bevoegd gezag en brandweer over handhaving van het BRZO’99. Handhaving Bestrijdingsmiddelenwet De Bestrijdingsmiddelenwet beoogt de bescherming van mens en milieu tegen de negatieve effecten van bestrijdingsmiddelen. De AI houdt toezicht op werknemers die bestrijdingsmiddelen opslaan en toepassen. De handhaving van de Bestrijdingsmiddelenwet vindt strafrechtelijk plaats. In dit handhavingsbeleid wordt, in navolging van het handhavingsbeleid Arbowet ’98, uitgegaan van een “lik-op-stuk” benadering. Handhaving Vuurwerkbesluit Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden. Het besluit beoogt het veilig omgaan met professioneel vuurwerk. In het besluit is sprake van een ketenbenadering bij handelingen met professioneel vuurwerk (opslag, vervoer, afsteken). Personen die professioneel vuurwerk afsteken dienen (op grond van het Arbobesluit) te beschikken over een certificaat van vakbekwaamheid. Het toezicht op het professioneel afsteken van vuurwerk berust bij de AI. Naar schatting vinden er per jaar 2.500 vuurwerkevenementen in Nederland plaats. Handhaving Kernenergiewet De Kernenergiewet (KEW) beoogt de bescherming van mens en milieu tegen de negatieve effecten van ioniserende straling uit bronnen en toestellen. De AI houdt toezicht op werknemers die blootgesteld kunnen worden aan ioniserende straling, andere inspectiediensten zien toe op de bescherming van milieu en volksgezondheid. De handhaving vindt strafrechtelijk plaats. Het handhavingsbeleid Kernenergiewet wordt thans aangepast aan de handhavingsystematiek van de Arbowet ’98. Handhaving Wet arbeid vreemdelingen Op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) is het een werkgever verboden een vreemdeling arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. Terugdringing van illegale tewerkstelling heeft tot doel de binnenlandse arbeidsmarkt te reguleren en voorrang te geven aan zogenoemd prioriteit genietend aanbod. De AI houdt toezicht op de naleving van de WAV. De belangrijke beleidsthema’s zijn: • De AI richt zich op de aanpak van malafide intermediairs die illegale werknemers uitlenen aan verschillende werkgevers of werknemers zwart laten werken, waardoor belastingen en premies voor de sociale verzekeringen onterecht niet worden afgedragen. • Vanaf 2002 vindt een intensivering plaats van de bestrijding van illegale arbeid in de land- en tuinbouw ter ondersteuning van twee initiatieven die door de sector zijn genomen: het LTOproject Seizoenarbeid dat is gericht op sectorale ondersteuning van werkgevers bij de personeelswerving en het project certificering handmatige loonbedrijven. • De aanpak van notoire overtreders uit zich in het systematisch hercontroleren van bedrijven die een WAV-overtreding hebben begaan. • De WAV wordt nu nog strafrechtelijk gehandhaafd. Onlangs is besloten tot invoering van bestuurlijke boete in de WAV, een wetsvoorstel is in voorbereiding .
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 46 van 229
• De AI, de Vreemdelingenpolitie en de Belastingdienst voeren besprekingen over de ontwikkeling van informatiepunten waar werkgevers identiteitsdocumenten en sofi-nummers van potentiële werknemers kunnen laten checken. • Een krachtige aanpak van malafide werkgevers komt voorts tot uiting in de nadruk op financieel rechercheren. Dit is gericht op het in kaart brengen van het financiële voordeel dat een werkgever behaalt door middel van illegale tewerkstelling. De voordeelberekening stelt het OM in staat zwaardere straffen te eisen en in grotere zaken kan tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel worden overgegaan. Indien een overtreding van de WAV wordt geconstateerd, wordt door de AI proces-verbaal opgemaakt, waarna de gewone rechtsgang in werking treedt. Het toezicht op de naleving van de WAV gebeurt in samenwerking met de Vreemdelingendienst, de Belastingdienst en het UWV. Indien onregelmatigheden worden aangetroffen op het gebied van de belastingwetgeving en/of de socialezekerheidswetgeving, kan dat bovendien leiden tot navorderingen en/of het opleggen van boetes. De AI werkt nauw samen met andere diensten die toezichthoudende dan wel opsporingstaken hebben op gebieden die raakvlakken vertonen met het werkterrein van de AI, zoals het UWV, de Belastingdienst en de SIOD. De AI neemt deel in verschillende multidisciplinaire interventieteams zoals het Westland Interventieteam (WIT) en het Bouw Interventieteam (BIT). Handhaving Wet gevaarlijke werktuigen De Wet gevaarlijke werktuigen (WGW) heeft tot doel dat in Nederland uitsluitend veilige arbeidsmiddelen (onder meer machines, liften, persoonlijke beschermingsmiddelen) in de handel worden gebracht. Deze dienen voorafgaand aan het op de markt brengen te worden gekeurd en worden na goedkeuring voorzien van een CE-markering. De AI houdt toezicht op de WGW. Recent is gebleken dat in Europa en ook in/via Nederland (bouw)machines worden ingevoerd die niet voldoen aan de Europese Machinerichtlijn en de WGW. De AI onderzoekt thans de schaalgrootte waarop machines die niet voldoen via Nederland op de Europese markt worden gebracht. Er wordt een wetswijziging voorbereid waarin de Douane een rol als medetoezichthouder krijgt bij het voorkomen van invoer van niet-conforme machines. Handhaving Wet milieugevaarlijke stoffen De Wet milieugevaarlijke stoffen beoogt de bescherming van mens en milieu tegen de negatieve effecten van (milieu)gevaarlijke stoffen. De AI houdt toezicht op de werknemersbescherming en het ter beschikking stellen van informatie door leveranciers over gevaarlijke stoffen aan werkenden. Toetsingskader Wet AVV. De minister van SZW heeft op grond van de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet AVV) de bevoegdheid bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s) algemeen verbindend te verklaren. Door het algemeen verbindend verklaren van CAO-bepalingen wordt de werkingssfeer van de CAO uitgebreid van alleen CAO-partijen tot alle werkgevers en werknemers in de bedrijfstak. Doelstelling is de bescherming van de CAO en het bevorderen van het collectief overleg. Zo wordt excessieve concurrentie op lonen en andere arbeidsvoorwaarden voorkomen. Om aan CAO-partijen en derden bekendheid te geven aan zowel de criteria waarop avv-verzoeken worden beoordeeld als de daarbij geldende procedure, zijn beleidsregels gepubliceerd
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 47 van 229
(Toetsingskader AVV) en regels vastgesteld betreffende het aanvragen van avv. Deze regels zijn op 1 januari 1999 in werking getreden. Belangrijk uitgangspunt van het Toetsingskader AVV is dat CAO-partijen verantwoordelijk zijn voor de inhoud en vormgeving van de CAO en voor de aanvraag van avv. Hier staat de inspanningsverplichting tegenover om de avv-procedure binnen uiterlijk 8 weken af te ronden. In 2001 is 91 procent van de ingediende avv-verzoeken afgehandeld binnen 8 weken. De voor avv voorgelegde CAO-bepalingen worden door de AI inhoudelijk getoetst op basis van de ingediende tekst en aan de hand van de in het Toetsingskader opgenomen vereisten. Een wijziging van het Toetsingskader per 1 januari 2003 is op handen. Die moet leiden tot een grotere transparantie van de avv'de CAO-fondsen (met name sociale-, en opleidings- en ontwikkelingsfondsen) en van de representativiteit (in de vorm van meetvoorschriften). Voordat tot een eventuele wijziging van het Toetsingskader worden overgegaan zal door de minister advies worden gevraagd aan de Stichting van de Arbeid. Op jaarbasis worden gemiddeld 220 avv-verzoeken ontvangen. In bijzondere omstandigheden wordt de minister gevraagd de overwegingen bij die besluiten te accorderen. Toetsingskader Wet BPF De Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet BPF 2000) geeft de minister de bevoegdheid om op verzoek van het georganiseerde bedrijfsleven de deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds verplicht te stellen.Om aan sociale partners, belanghebbenden en derden bekendheid te geven aan zowel de criteria waaraan aanvragen om verplichtstelling, wijziging en intrekking worden beoordeeld als de daarbij geldende procedure, zijn beleidsregels gepubliceerd (Toetsingskader Wet BPF) en regels vastgesteld betreffende het aanvragen van een verplichtstelling. De procedureregels zijn op 1 januari 2001 in werking getreden en het Toetsingskader op 1 oktober 2001. Vergunningen Kernenergiewet (KEW) De staatssecretaris van SZW verleent vergunningen om ioniserende (radioactieve) straling te mogen toepassen, mede namens de ministeries van VROM, VWS en EZ en in voorkomende gevallen het ministerie van VenW en het ministerie van LNV. De vergunningverlening is gemandateerd aan de AI. De consequenties van het nieuwe Besluit stralingsbescherming, dat op 1 maart j.l. van kracht is geworden, zijn verwerkt in de brochure ‘Vereiste informatie bij een aanvraag om vergunning ingevolge artikel 29 en 34 van de Kernenergiewet’. De beleidsuitgangspunten zijn vastgelegd in zogenoemde modelvergunningen. Jaarlijks worden zo’n 300 vergunningen verleend voor het toepassen van ioniserende straling. Vrijstellingen/ontheffingen Arbeidstijdenwet De minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen in het kader van de Arbeidstijdenwet. De bevoegdheid is gemandateerd aan de AI. Jaarlijks worden in dit verband circa 18 beschikkingen opgemaakt. De vrijstellingsverzoeken (van de normen die gelden voor werk -en rusttijden) worden ingediend door een collectief verband. De verzoeken om een ontheffing ex art 5.14 ATW (van het verbod voor permanente nachtarbeid) zijn afkomstig van individuele personen. Een aanvraag kan ook aanleiding zijn het Arbeidstijdenbesluit aan te vullen.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 48 van 229
Werktijdverkorting De Minister kan in de vorm van een ontheffing Werktijdverkorting (WTV) verlenen op grond van artikel 8, 3e lid Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA 1945). De ontheffingverlening is gemandateerd aan de AI. De ontheffing in het kader van de WTV geeft bedrijven die daarvoor in aanmerking komen toestemming om tijdelijk de werknemer(s) minder te laten werken tegen evenredige vermindering van het loon. Vervolgens wordt over de niet gewerkte uren door het UWV 70 procent WW uitgekeerd. De werkgever vult daarna meestentijds aan tot 100 procent van het nettoloon. In het verleden bleek de waarde van het instrument werktijdverkorting o.a. tijdens de uitbraak van Mond- en Klauwzeer (MKZ) in 2001 en de vuurwerkramp te Enschede in mei 2000. Door snelle ontheffingverlening werd stabiliteit gebracht in de inkomenssituatie van de slachtoffers bij deze calamiteiten. In het geval dat dergelijke calamiteiten zich voordoen wordt aan de bewindspersoon de dan te volgen gedragslijn voor WTV voorgelegd. Ook in andere bijzondere omstandigheden worden afzonderlijke WTV-aanvragen aan de bewindspersoon voorgelegd. In normale omstandigheden gaat het jaarlijks om 500 toegewezen verzoeken en 250 afgewezen verzoeken. Wet melding collectief ontslag (WMCO) Bedrijven die voornemens zijn werknemers collectief te ontslaan (meer dan 20 werknemers), moeten dit melden bij de minister. De AI ontvangt namens de minister jaarlijks zo’n 120 meldingen van de Centra voor Werk en Inkomen (CWI). Door de CWI kan aan de minister toestemming worden gevraagd de maand wachttijd in het kader van de WMCO achterwege te mogen laten (dispensatieverzoek). Toestemming behoeft alleen te worden gevraagd in de gevallen dat de betrokken vakorganisaties niet instemmen met het dispensatieverzoek. Namens de minister heeft de Algemeen Directeur van de AI de bevoegdheid op een dergelijk verzoek te beslissen.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 49 van 229
Plaatsvervangend Secretaris-Generaal Directie Bestuursondersteuning (BO) Trefwoorden: ** directie Bestuursondersteuning (BO) Algemeen De directie bestuursondersteuning levert de (persoonlijke) ondersteuning van bewindspersonen en de SG, plv. SG en de DG’en. De politieke leiding wordt in directe zin ondersteund via het beschikbaar stellen van onder meer managementassistentie, ondersteuning en advies bij protocollaire en representatieve taken en persoonlijke verzorging door de kamerbewaarder. In indirecte zin (dat wil zeggen ter ondersteuning van de ambtelijke leiding en met name de SG als adviseur van de politieke leiding) via onder meer het voeren van het secretariaat van de Ministerstaf en Ministerraadstaf, onderhouden van ambtelijke contacten met griffie en griffiers in beide kamers der Staten-Generaal, en door het genereren van actuele en volledige informatie over de geplande / noodzakelijke acties richting Parlement en Ministerraad. Daarnaast stelt BO kaders t.a.v. door de directies aan de ambtelijke en politieke leiding aangeboden stukken. Het gaat hierbij om inhoudelijke kwaliteitseisen; te volgen procedures en vormvereisten. BO informeert directies daarover en controleert de gestelde kaders. Op dit moment vindt een reorganisatie plaats met als doel te komen tot de inrichting van een Bureau Secretaris-Generaal (ter ondersteuning van bewindspersonen, SG en PSG) en afzonderlijke stafbureau’s per DG. Taken van BO De taken die BO momenteel uitvoert t.b.v. de bewindspersonen, de SG en PSG, zullen in de nabije toekomst vorm krijgen in het bureau SG. De volgende taken zijn op dit moment ondergebracht bij BO: Bestuursadvies: Bestuursadviseurs ondersteunen de hoofden van de Directoraten-Generaal en de SG in diverse facetten van hun functie als ambtelijke leiding van SZW en via hen de bewindspersonen. Ter ondersteuning van de hoofden van de Directoraten-Generaal: • Ondersteunen in de sturende taak ten aanzien van SZW-beleid door, gevraagd en ongevraagd, ten behoeve van de planning en uitvoering van werkzaamheden informatie te verzamelen, te beoordelen en signalerend en adviserend op te treden; • Vaststellen, uitdragen en handhaven van inhoudelijke en andere kwaliteitseisen aan stukken van de directies (onder meer door gevraagde en ongevraagde advisering aan directies) en door advisering over stukken; • Verzorging van het secretariaat van de DG-staf Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 50 van 229
• •
Coördineren van de SZW-inbreng bij SZW-brede plenaire parlementaire debatten (begrotingsbehandeling, Algemene Politieke Beschouwingen); Ondersteunen bij sturing en uitvoering van projecten die in opdracht van de SG worden georganiseerd en waarbij een van directies onafhankelijke inbreng noodzakelijk wordt geacht.
Regie Departementaal Stukkenverkeer: • Verzorgen van de logistieke regie over inkomende en uitgaande stukken van de politieke en ambtelijke leiding; beoordelen van de kwaliteit van door directies aangeleverde stukken op een aantal criteria; verzorgen van de contacten met parlement en ministerraad met inbegrip van contacten daarover met de directies van SZW; • Zorgdragen voor volledige en actuele informatie over acties richting parlement (met behulp van web-applicatie PLATO; • Vastleggen van processen en kwaliteitseisen met betrekking tot ‘bestuurlijke stukken’ en communicatie daarover met directies (onder meer via SZW-web en de BO-site) en andere acties om directies in staat te stellen hun eigen kwaliteitsborging te organiseren. Kabinetszaken en managementassistentie Ondersteunen van ieder van de politieke en ambtelijke leiding, zowel op het gebied van directe persoonlijke ondersteuning (management-assistentie, kamerbewaarder) als t.a.v. het efficiënt functioneren en extern optreden door: • Het beschikbaar stellen van management assistentie voor politieke en ambtelijke leiding • Adviseren en ondersteunen van een ieder die deel uitmaakt van de (politieke of ambtelijke) leiding, gevraagd en ongevraagd, bij aangelegenheden van representatieve en protocollaire aard; • Adviseren over en afhandeling van Koninklijke Onderscheidingen en predikaten Koninklijk en Hofleverancier aan arbeidsorganisaties; • Zorgen voor adequate ontvangst en verzorging van ieder die deel uit maakt van de politieke en ambtelijke leiding van SZW en hun gasten (onder meer door de inzet van de kamerbewaarders). Bedrijfsvoering • Ondersteunen van de (leden van de politieke en ambtelijke leiding) met betrekking tot: − materiële persoonlijke voorzieningen.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 51 van 229
Directie Communicatie (C) Trefwoorden: ** directie Communicatie (C) ** communicatie-advies Ambitie van de directie Communicatie: ‘van distributief naar responsief’ Door de opkomst van nieuwe media en het grote aanbod van informatie verandert het informatieconsumptiegedrag. Mensen worden selectiever in het toelaten van informatie en zij willen informatie ‘op maat’, die snel en gemakkelijk verkrijgbaar is. De voorlichting van SZW ontwikkelt zich daarom van confectie-informatie die ongevraagd wordt aangeboden, naar maatwerkinformatie die desgevraagd beschikbaar wordt gesteld, oftewel: van distributief naar responsief. Informatie moet op maat beschikbaar zijn, dat wil zeggen dat voorlichting inhoudelijk zo direct mogelijk aansluit op individuele vragen en interesses.Via regelmatig onderzoek willen we achterhalen welke informatie de burger wil hebben, zodat we daarop gericht kunnen inspelen.Daarnaast moet de informatie op ieder moment, snel en via verschillende kanalen bereikbaar zijn. Deze doelen worden onder meer bereikt door versterking van de telefonische publieksinformatie en uitbreiding van deze service met email- en brievenbeantwoording. Bovendien is in november 2001 een nieuwe Internetsite van start gegaan. Deze site biedt een algemeen loket waar voorlichtingsteksten en primaire documenten worden aangeboden op een voor het algemene publiek toegankelijke wijze. Daarnaast zijn een aantal ‘doelgroeploketten’ (voor gemeenten en jongeren) en ‘themaloketten’ (zoals een loket voor de Arbeidsinspectie) gerealiseerd. De bedoeling is dat het aantal ‘loketten’ de komende periode wordt uitgebreid om alle prioritaire doelgroepen van SZW op een op hen toegespitste wijze te bedienen. Om de vaste en nieuwe afnemers van informatie van SZW de weg te wijzen naar de website zal komend jaar een nieuw blad van start gaan, waarin onder meer wordt geattendeerd op de vindplaats van informatie op het Internet. Daarnaast worden allerlei andere attenderingsactiviteiten uitgevoerd, zoals advertenties in kranten en tijdschriften om het publiek naar de SZW-website te trekken. In 2001 heeft onder leiding van oud SZW-staatssecretaris Wallage de Commissie Toekomst Overheidscommunicatie het rapport ‘In dienst van de democratie’ uitgebracht. Het kabinet heeft in november 2001 een standpunt hierover ingenomen. De conclusies van Wallage en het kabinet: zo veel mogelijk overheidsinformatie actief openbaar en toegankelijk maken via internet, 24-uurs beschikbaarheid, informatie op maat en snel reageren op vragen van burgers. Een onderdeel van het kabinetsstandpunt over Wallage is het opzetten van een regeringswebsite: Regering.nl. Deze moet bij het aantreden van het nieuwe kabinet van start gaan als onderdeel van Overheid.nl. Op deze site komt onder meer actueel nieuws, dat de ministeries gaan leveren en door de redactie van de regeringssite (die bij de RVD is ondergebracht) wordt bewerkt. De regeringswebsite is tevens ‘portalsite’ voor de departementale sites. Communicatie-advies De afdeling Communicatie-advies adviseert over de inzet van communicatie-instrumenten bij de ontwikkeling en implementatie van beleid. Het gaat dan om communicatie met uitvoeringsorganisaties en doelgroepen in de samenleving. Voor doelgroepen die SZW heeft aangemerkt als prioritair worden ‘eigen’ communicatiestructuren ontwikkeld en beheerd. Zo is er een structuur voor de
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 52 van 229
communicatie met gemeenten, die bestaat uit een gemeenteloket op Internet, een ‘attenderingsperiodiek’ voor gemeenten, waarin wordt geattendeerd op nieuwe en belangrijke informatie op Internet en twee keer per jaar regionale bijeenkomsten waar beleidsthema’s al vroeg in de beleidsontwikkeling met gemeentelijke bestuurders en beleidsambtenaren worden besproken. Ook voor jongeren is er een eigen communicatiestructuur. Deze bestaat uit een Jongerenloket op Internet, dat is gekoppeld aan een lespakket, en attendering hierop in schoolkranten en jongerentijdschriften. De voorlichting aan jongeren gaat met name over vakantiewerk en bijbanen, de veiligheid daarvan en de minimumrechten op loon, vakantie e.d. Dit jaar start een Emancipatieloket op Internet. Een communicatiestructuur voor werkgevers en werknemers moet in de komende jaren vorm krijgen. In gevallen waarin de basis-communicatiemiddelen niet afdoende zijn, worden grote voorlichtingscampagnes ingezet. Lopende campagnes zijn: • Combineren Werk & Privé. Deze campagne loopt voor het derde jaar. Doel is voorlichting geven aan onder meer werkgevers en werknemers over arbeid en zorg en Dagindeling • Herintreedsters. Deze campagne ondersteunt enerzijds de voorlichting die CWI’s zelf ter hand nemen aan potentiële herintreedsters en werkgevers, en ondersteunt anderzijds de totstandkoming en uitvoering van convenanten die SZW met branches afsluit of wil afsluiten over dit onderwerp. • Werk in Balans. In deze campagne wordt voorlichting gegeven aan werknemers en werkgevers over het terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. De campagne omvat informatie over de Wet verbetering poortwachter, de Wet REA en SUWI. Voorlichtingsstrategieën voor prioritaire doelgroepen worden, evenals de concept-uitwerking in beeld en tekst, als u dat wilt aan u voorgelegd. Op basis van het regeerakkoord en het werkprogamma dat daar voor SZW uit voortvloeit, wordt een meerjarenstrategie voor de communicatie geformuleerd en aan u voorgelegd.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 53 van 229
Directie Personeel, Organisatie en Informatie (PO&I) Trefwoorden: ** directie Personeel, Organisatie en Informatie (PO&I) Missie De missie PO&I biedt als team passende kaders en professionele produkten en adviezen voor management en medewerkers de ‘P’ staat voor investeren in de ‘O’ is een SZW dat mee & De ‘I’ betekent een de kwaliteit van SZW-ers beweegt met haar bijpassende maatschappelijke en politieke informatievoorziening. omgeving Klanten en taken De klanten SG/PSG/DG-en/IG management (alle niveaus)
medewerkers bestuurders medezeggenschap en georganiseerd overleg
De taken • adviseren over het personeels-, organisatie-, informatie- en informatiseringsbeleid • adviseren over maatwerk en ondersteunen bij de implementatie van beleid op bovengenoemde terreinen • leveren van managementinformatie • leveren van projectleiding ten behoeve van veranderingstrajecten • adviseren en ondersteunen op punt van loopbaan • ondersteunen met bedrijfsmaatschappelijk werk adviseren en ondersteunen op het punt van medezeggenschap • ondersteunen • voeren van secretariaat
Wat kan van PO&I worden verwacht? PO&I helpt SZW te werken. Onder dit motto levert de directie als staf producten om effecten en doelstellingen in de lijn te realiseren. Voor 2002 hebben de SG en pSG vier speerpunten vastgesteld: ⇒ Vermindering SZW-instroom in de WAO. ⇒ Implementatie van manager-medewerkergesprekken nieuwe stijl. ⇒ Opbouwen van managementinformatie voor de lijn over de ‘P’, de ‘O’ en de ‘I’. ⇒ Follow-up van de reorganisatie ‘SZW in beweging’.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 54 van 229
Directeur-Generaal Arbeidsverhoudingen en Internationale Betrekkingen (AVIB) Directie Algemene Sociaal-Economische Aangelegenheden (ASEA) Trefwoorden: ** directie Algemene Sociaal-Economische Aangelegenheden (ASEA) Doel en taken van de directie ASEA De directie Algemene Sociaal-Economische Aangelegenheden (ASEA) is binnen het ministerie van SZW verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het sociaal-economische beleid. Alle aspecten van het economisch beleid komen bij de directie samen, waarbij het accent ligt op het bevorderen van werkgelegenheid, een activerende sociale zekerheid en een daarbij passende loon- en inkomensontwikkeling. ASEA verbindt deze thema’s met het bredere algemeen-economische beleid. De directie bestaat naast het bureau bedrijfsvoering uit 2 afdelingen: • de afdeling Lonen- en Inkomensvraagstukken (LIV): deze is verantwoordelijk voor het loon- en inkomensbeleid; • De afdeling Algemeen-Economische Vraagstukken (AEV): deze is verantwoordelijk voor het bredere algemeen-economische beleid. De dagelijkse werkzaamheden van ASEA richten zich op: • het maken van analyses over sociaal-economische ontwikkelingen; • het adviseren van bewindslieden over de wenselijke beleidsreacties; • het informeren over en becommentariëren van actuele ontwikkelingen; • de Ministerraadsadvisering over een breed scala van onderwerpen. Bij haar analyses maakt ASEA gebruik van wetenschappelijke publicaties en beleidsrapporten, maar ook van enkele economische modellen die de directie zelf beheert. Alle activiteiten zijn gericht op het bevorderen van een structureel gunstige economische ontwikkeling. Schematisch weergegeven, zien de activiteiten van ASEA er als volgt uit:
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 55 van 229
NATIONAAL Inkomensbeleid Koopkracht, fiscaliteit, loonontwikkelingen, inkomensafhankelijke regelingen
Budgettair beleid Begrotingssystematiek, Macro-economisch beleid budgettaire kaders, Discussies in MR-advisering, zeshoek, REA, CEC, begrotings-aangelegenheden regiegroep sociale partners; collectieve sector analyse macro-economische ontwikkeling (CEP, MEV, SER MLT-advies). Werkgelegenheidsbeleid EconomischeStructuurbeleid Armoedeval, levensloop, Ordeningsvraagstukken in zorg, participatiebevordering onderwijs en netwerksectoren, heroverwegingsoperaties
INTERNATIONAAL Internationale sociaal-economische aangelegenheden Europese werkgelegenheidsstrategie, EMU, Contacten met EU - Employment Committee, OESO, IMF
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 56 van 229
Actuele beleidsthema’s en hun instrumenten Trefwoorden: **arbeidsparticipatie, bevordering **armoedeval **budgettaire beleid **economisch beleid, macro **economisch structuurbeleid **inkomensbeleid **sociaal-economische aangelegenheden, internationale **Verkenning Levensloop **werkgelegenheidsbeleid **werkgelegenheidsstrategie, Europese A. Macro-economisch beleid ASEA houdt permanent de macro-economische ontwikkeling in de gaten en adviseert over de gewenste beleidsreacties op het terrein van loonontwikkeling, arbeidsmarkt, inflatie en economische groei. Wat doet ASEA • ASEA verzorgt commentaar op de economische ontwikkeling, op publicaties van het Centraal Planbureau (CPB) zoals de Macro-economische Verkenningen (MEV) en het Centraal Economisch Plan (CEP) en op publicaties van bijvoorbeeld de Nederlandsche Bank (DNB) en het Internationale Monetaire Fonds (IMF). • ASEA speelt binnen SZW een initiërende en coördinerende rol bij de macro-economische doorrekening van beleidspakketten door het CPB. • ASEA verzorgt in dit kader ook de inbreng in de Raad voor Economische Aangelegenheden (REA), de Zeshoek, en de Centrale Economische Commissie (CEC), een commissie van topambtenaren van Financiën, EZ en SZW die het Kabinet adviseert over het economische beleid. Actuele thema’s • Herstel concurrentiepositie en winstgevendheid door een verantwoorde en gedifferentieerde loonkostenontwikkeling, maar bijvoorbeeld ook door beleidsintensiveringen gericht op een beter functionerende arbeidsmarkt. • Bevordering arbeidsparticipatie. Hierbij zijn twee wegen te onderscheiden. 1. Activerend arbeidsmarktbeleid door een modernisering van het reïntegratiebeleid, serieus werk maken van levensloopbewust beleid en een adequaat doelgroepenbeleid gericht op vrouwen, etnische minderheden en ouderen. 2. Werken meer lonend maken door het terugdringen van de armoedeval. • Bevordering groei arbeidsproductiviteit. Hieronder valt onder andere: versterking innovatieklimaat, aanpak knelpunten infrastructuur en verbetering kwaliteit publieke dienstverlening. • Anticiperen op komende vergrijzing. Belangrijk is in dit verband de aandacht voor schuldreductie en het vrijspelen van rentelasten. De SER heeft deze thema’s in het Middellange Termijn (MLT) advies ook tot hoofdthema’s
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 57 van 229
benoemd. Sociale partners hebben aangegeven hier op korte termijn met het nieuwe kabinet over te willen spreken. B. Werkgelegenheidsbeleid Het belang van een hogere arbeidsdeelname is onomstreden. Een hogere participatie draagt bij aan de financiering van vergrijzing, het terugdringen van het beroep op de sociale zekerheid en het verhogen van de economische groei. De knelpunten op de arbeidsmarkt zijn de afgelopen jaren verschoven van de vraag- naar de aanbodkant. Wat doet ASEA • ASEA verzorgt de inbreng in de Zeshoek en in de CEC; • ASEA overlegt met het CPB over de ramingen van het economisch beeld; • ASEA maakt analyses van de armoedeval en doet voorstellen voor aanpak van de armoedeval en de inbreng hierover richting gemeenten; • ASEA verzorgt het opstellen van fiscale pakketten. Actuele thema’s • De aanpak van de armoedevalproblematiek staat hoog op de agenda. Naar aanleiding van een toezegging van de minister van SZW aan de Tweede Kamer is (mede ten behoeve van de formatie) een notitie aan de Tweede kamer verstuurd over mogelijke scenario’s voor bestrijding van de armoedeval. Onderdeel van de notitie is een gekwantificeerde doelstelling voor 2006 waaraan het beleid in de komende jaren kan worden getoetst. • In januari 2002 is de Verkenning Levensloop aan de Tweede Kamer aangeboden. De verkenning geeft een analyse van de veranderende levensloop van mensen en de mogelijke knelpunten die hieruit voortvloeien. De verkenning behandelt tevens beleidsopties om deze knelpunten aan te pakken. Uitvloeisel van de verkenning is de “Bouwstenennota langdurend zorgverlof” (juni 2002), waarin opties verder zijn uitgewerkt. • Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat de minister van SZW in het najaar 2002 zijn visie zal presenteren over een effectiever arbeidsmarktinstrumentarium. De aanbevelingen van het IBO Arbeidsmarkt (“aan de slag”) biedt daarvoor de basis. C. Inkomensbeleid ASEA is binnen het departement verantwoordelijk voor het inkomensbeleid. Dit omvat koopkrachtplaatjes, loonontwikkeling, inkomensafhankelijke regelingen (huursubsidie e.d.) en de Wet Koppeling met Afwijkingsmogelijkheid (WKA). De WKA regelt de koppeling van het bruto minimumloon aan de gemiddelde contractloonontwikkeling en vormt ook de basis voor de ontwikkeling van de hoogte van de uitkeringen. Wat doet ASEA • Berekenen van koopkrachtplaatjes van jaar op jaar, en voorbereiden van voorstellen tot aanpassingen in het koopkrachtbeeld. • Berekenen en beoordelen van de inkomenseffecten van fiscale maatregelen en pakketten. • Eigen beoordeling van en advisering over loonontwikkeling, mede als input voor overleg met sociale partners. • Analyse van en advisering over de inkomensverdeling (op basis van een microsimulatiemodel) en inkomensverhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen in brede zin.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 58 van 229
• Halfjaarlijkse vaststelling bruto minimumloon (wettelijk minimumloon = WML) op basis van de WKA.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 59 van 229
Actuele thema’s • Forse inkomenseffecten vloeien mogelijk voort uit de invoering van het nieuwe zorgstelsel en de mogelijke afbouw van de overschotten van de sociale fondsen. • Volgens gemaakte afspraken zal Nederland nog dit jaar voor de EU een nieuw Nationaal Actieplan Armoede en sociale uitsluiting opstellen. • Wet Basisvoorziening Kinderopvang (WBK): de bedoeling is dat deze nieuwe inkomensafhankelijke regeling in 2004 wordt ingevoerd. D. Budgettaire beleid ASEA speelt een belangrijke rol bij de begrotingsvoorbereiding voor de collectieve sector. Dit omvat de uitgaven, inkomsten (belastingen en premies), EMU-saldo en EMU-schuld en de begrotingssystematiek. Wat doet ASEA • ASEA zorgt voor de macro-economische SZW inbreng bij Kaderbriefbesluitvorming, Voorjaarsnota, Miljoenennota, Belastingplan en Najaarsnota. • ASEA verzorgt de inbreng in de (ambtelijke) studiegroep Begrotingsruimte Actuele thema’s • ASEA zal analyseren wat de consequenties zijn van de begrotingssystematiek die in het regeerakkoord wordt neergelegd en de uitkomsten van deze analyse gebruiken bij de beleidsadvisering. • ASEA zal de gevolgen van het budgettaire beeld zoals dat in het Regeerakkoord naar voren komt analyseren en de uitkomsten hiervan gebruiken bij de verdere advisering. E. Economische-structuurbeleid Het economische-structuurbeleid houdt zich bezig met de vraag hoe de in Nederland aanwezige voorraden van kapitaal, menselijk kapitaal, kennis, ruimte en natuurlijke hulpbronnen optimaal kunnen worden ingezet bij het voortbrengen van welvaart in de brede zin des woords. Binnen dit bredere terrein speelt een groot aantal marktordeningsvraagstukken, met name in de publieke sector. Het maatschappelijke belang van deze vraagstukken is groot: burgers hebben baat bij een goed functionerend(e) zorg, onderwijs en private reïntegratiemarkt. ASEA is verantwoordelijk voor de inbreng van SZW in de discussies over de economische structuur. Wat doet ASEA • ASEA verzorgt de inbreng voor de relevante ambtelijke en politieke overlegstructuren, zoals de Interdepartementale Commissie voor het Economische-Structuurbeleid (ICES) en de Raad voor Ruimtelijke Ordening en Milieubeleid (RROM). • ASEA verzorgt de inbreng in de ambtelijk en ministeriële commissies voor Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) en bij de Ambtelijke Commissie Heroverweging (ACH), het overlegorgaan voor beleidsevaluaties. Actuele thema’s • Zorg: de zorg is een zeer actueel thema met belangrijke raakvlakken met SZW beleid. Een goede werking van de zorgsector is van belang voor arbeidsparticipatie (terugdringen ziekteverzuim) en voor de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg op langere termijn.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 60 van 229
• Onderwijs: het onderwijs is een belangrijk onderwerp voor SZW-beleid vanwege de rol die het speelt bij de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit en de arbeidsparticipatie. • Functioneren van nutssectoren, zoals energie en spoorwegen: onderdeel van eerste levensbehoeften, goede werking, efficiëntie en redelijke prijsstelling van belang voor consumenten, daarnaast centrale sector in economie, goed functioneren ervan is van belang voor werking gehele economie. F. Internationale sociaal-economische aangelegenheden In de EU vindt coördinatie plaats van het sociaal-economisch beleid. Jaarlijks worden door de Europese Raad van ministers gezamenlijke doelstellingen vastgesteld op sociaal-economisch terrein (de globale richtsnoeren voor economisch beleid) en meer specifiek op het terrein van de werkgelegenheid (de werkgelegenheidsrichtsnoeren). Wat doet ASEA • In nauw overleg met andere SZW-directies wordt gezorgd voor het Nederlandse standpunt bij deze doelstellingen. Inbreng daarvan gebeurt via het Brusselse Werkgelegenheidscomité (EMCO), het Economic Policy Committee (EPC) en uiteindelijk via de Sociale Raad. • ASEA verzorgt de Nederlandse inbreng voor de Europese Werkgelegenheidsstrategie en schrijft in dit kader jaarlijks het Nationaal Actieplan Werkgelegenheid in nauwe samenwerking met andere directies en ministeries. • ASEA volgt actief economische beleidsontwikkelingen binnen andere internationale instellingen, zoals de OESO en het IMF. Zo coördineert ASEA de SZW-inbreng bij de jaarlijkse examinering van Nederland, die vanuit deze beide instellingen wordt georganiseerd. Actuele thema’s • In 2002 wordt de Europese werkgelegenheidsstrategie geëvalueerd. Nederland streeft er naar dat de werkgelegenheidsstrategie minder bureaucratisch en meer resultaatgericht is. Inhoudelijke prioriteiten moeten daarbij liggen bij een hogere arbeidsparticipatie en flexibele arbeidsmarkten waarbij werk loont (aanpakken armoedeval). ASEA ontwikkelt voor deze evaluatie een voorstel, dat actief zal worden uitgedragen in Den Haag, Brussel en andere hoofdsteden. • ASEA is in het kader van de voorbereiding van het Nederlandse Voorzitterschap van de EU in 2004 gestart met analyses van de ontwikkeling van de Nederlandse verzorgingsstaat in internationaal perspectief. Doel is om een Nederlands standpunt te formuleren over de gewenste sociaal-economische beleidscoördinatie in Europa.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 61 van 229
Relevante actoren en overleggen Trefwoorden: **Ambtelijke Commissie Heroverweging (ACH) **Ambtelijke Commissie Marktwerking, Deregulering en Wetgeving (ACMDW) **Centrale Economische Commissie (CEC) **Economic Policy Committee (EPC) **Employment Committee (EMCO) **Interdepartementale Commissie inzake het Economisch Structuurbeleid (ICES) **Ministeriële Commissie Marktwerking, Deregulering en Wetgeving (MC MDW) **Raad voor Economische Aangelegenheden (REA) **Raad voor Ruimtelijke Ordening en Milieu (RROM) **Studiegroep Begrotingsruimte **Zeshoek ASEA is voor SZW het aanspreekpunt voor het CPB. ASEA coördineert de ambtelijke inbreng bij het CPB waar het gaat om het algemeen economisch beeld (CEP, MEV en middellangetermijnramingen). Daarnaast vinden regelmatige overleggen plaats met de andere centrale departementen uit het sociaal-economisch beleidsterrein en tevens met bijvoorbeeld het CBS, het SCP, en met organisaties van werkgevers- en werknemers (bijvoorbeeld deelname aan werkgroepen bij de SER en overleg met de Stichting van de Arbeid over concrete beleidsdossiers). • Relevante overleggen, waarin minister SZW participeert en ASEA voorbereiding verzorgt: ASEA coördineert de SZW-inbreng in diverse overlegorganen. Hieronder zijn de relevante overlegorganen beschreven, uitgesplitst naar gremia waarin de minister van SZW optreedt en gremia waarin de ambtelijke top vertegenwoordigd is. Zeshoek (AZ, FIN, EZ, SZW, BZK en VWS) In de Zeshoek kan in principe het gehele sociaal-economische beleid aan de orde komen; zo worden bijvoorbeeld thema’s op fiscaal terrein, rond lasten en inkomensbeleid in de zeshoek besproken, voorafgaand aan behandeling in de voltallige MR. De Zeshoek komt naar behoefte bijeen. REA: Raad voor Economische Aangelegenheden In deze onderraad van de ministerraad waaraan ook wordt deelgenomen door de directeuren van CPB en DNB, komen de concepten van de Macro Economische Verkenning en het Centraal Economisch Plan aan de orde. De minister van SZW is lid van de REA, waarbij hij wordt vergezeld door de directeur ASEA. De REA-vergaderingen worden voorafgegaan door ambtelijke contactpersonenvergaderingen, onder leiding van het CPB, waaraan de directeur ASEA deelneemt. RROM: De Raad voor Ruimtelijke Ordening en Milieubeleid In deze onderraad van de ministerraad komen onderwerpen met betrekking tot economische structuur aan de orde. De minister van SZW is lid van dit gremium. Het ambtelijk voorportaal van de RROM is de ICES, waarin de SG zitting heeft. ASEA verzorgt de advisering hiervoor in samenwerking met andere directies binnen SZW en vergezelt de minister in de RROM.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 62 van 229
MCMDW: Ministeriële Commissie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit De integrale bestudering van marktordeningsvraagstukken vindt plaats in zogenaamde MDWprojecten. Jaarlijkse vinden onderzoeken plaats naar de marktordening in verschillende sectoren en op beleidsterreinen van alle departementen. In de werkgroepen MDW hebben vaak ook ambtenaren van SZW zitting. De ministeries van EZ en Justitie coördineren deze trajecten. De minister van SZW heeft zitting in de MC MDW, de onderraad waarin de kabinetsstandpunten over MDW-rapporten worden besproken. Het ambtelijk voorportaal hiervan is de AC MDW, SZW wordt hierin vertegenwoordigd door de directeur ASEA. ASEA verzorgt de inbreng van SZW en vergezelt de minister in de MC MDW. •
Relevante overleggen, waarin Ambtelijk top SZW participeert en ASEA voorbereiding verzorgt:
CEC: Centrale Economische Commissie De kern van de CEC, het CEC Presidium, wordt gevormd door de departementen AZ, FIN, EZ en SZW, alsmede CPB en DNB. Het voorzitterschap en het secretariaat berusten bij EZ. De CEC adviseert gevraagd en ongevraagd over een breed scala van economische onderwerpen. De SG van SZW is namens SZW lid van de CEC, evenals de directeur ASEA. ASEA verzorgt inbreng van SZW in de CEC. Studiegroep Begrotingsruimte Om de vier jaar wordt de Studiegroep Begrotingsruimte door de minister van Financiën verzocht een advies uit te brengen over het te voeren begrotingsbeleid in een volgende kabinetsperiode. De Studiegroep Begrotingsruimte wordt gevormd door de departementen FIN, EZ, SZW, VWS, AZ en BZK, alsmede door het CPB en DNB. De SG van SZW en directeur ASEA nemen namens SZW deel in de Studiegroep. Het advies voor de kabinetsperiode 2002-2006 (“Stabiel en duurzaam begroten”) is 19 juni 2001 verschenen. ICES: Interdepartementale Commissie inzake het Economische-Structuurbeleid In dit ambtelijk overlegorgaan worden vraagstukken behandeld die betrekking hebben op economische structuur. Deze commissie wordt voorgezeten door de secretaris-generaal van EZ. Voor SZW heeft de SG zitting in deze commissie. De advisering wordt verzorgd door ASEA. ACH: de Ambtelijke Commissie Heroverweging De ACH coördineert de standpuntvorming over de adviezen die worden opgesteld naar aanleiding van de Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO’s). Deze beleidsonderzoeken vinden jaarlijks plaats, en bestrijken beleidsterreinen van alle departementen. De ministerraad stelt jaarlijks de onderzoeksonderwerpen vast, op voorstel van de Minister van Financiën. De directeur ASEA heeft zitting in de ACH. ACMDW: Ambtelijke commissie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit Deze ambtelijke Commissie bereidt de vergadering van de MC MDW voor (zie hierboven). De directeur ASEA heeft zitting in de AC MDW. EMCO: Employment Committee in Brussel Het Werkgelegenheidscomité is een ambtelijk adviesorgaan van de Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid en is ingesteld bij het Verdrag van Amsterdam. Het EMCO heeft de taak de ministers
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 63 van 229
te adviseren over de werkgelegenheidssituatie in de EU. De DG AVIB van SZW is lid van het comité en delegatieleider, de directeur ASEA is plaatsvervangend lid. Naast SZW heeft ook een vertegenwoordiger van EZ zitting in het comité. ASEA coördineert de inbreng van Nederland in dit comité. EPC: Economic Policy Committee in Brussel Het Economische beleidscomité is een ambtelijk adviesorgaan van de EcoFin-Raad, de Raad van ministers van Financiën in de EU. Het comité heeft de taak te adviseren over macro-economische vraagstukken. Leden namens Nederland zijn ambtelijke vertegenwoordigers van EZ (SG van EZ is delegatieleider), Financiën en SZW (directeur ASEA).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 64 van 229
Directie Arbeidsverhoudingen (AV) Trefwoorden: ** AVV (algemeen verbindend verklaren van cao’s) **arbeidsvoorwaardenvorming, collectieve **bedrijfschappen **cao’s **corporate governance ** directie Arbeidsverhoudingen (AV) **medezeggenschap **medezeggenschapsdossiers EU **Najaarsoverleg **ondernemingsraden **productschappen **Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) **Sociaal-economische Raad (SER) **Voorjaarsoverleg De directie AV is verantwoordelijk voor de advisering over en de ontwikkeling van het regeringsbeleid op het gebied van de arbeidsverhoudingen met inbegrip van de aanvullende pensioenen. Het gaat daarbij steeds om het vinden van de juiste balans tussen overheidsbemoeienis al dan niet via regelgeving - en zelfregulering door sociale partners. De directie draagt zorg voor de reguliere contacten tussen het ministerie en sociale partners. Hieronder worden de werkterreinen van de vier afdelingen van de directie beschreven. Collectieve Arbeidsvoorwaardenvorming en Medezeggenschap a. Collectieve arbeidsvoorwaardenvorming 1. Rol van de overheid (zelfregulering sociale partners vs. regelgeving) De arbeidsvoorwaardenvorming is het domein van de sociale partners. Directe interventie door het kabinet is niet aan de orde. Internationale verdragen garanderen de vrijheid van organisatie van werkgevers en werknemers en de vrijheid van onderhandeling over arbeidsvoorwaarden. Op dit terrein gaat het steeds om het bereiken van een optimale mix van zelfregulering door sociale partners en regelgeving door de overheid. Regelgeving is gericht op (1) structurering/facilitering van de arbeidsvoorwaardenvorming (bijvoorbeeld de Wet CAO) en (2) de formulering van minimumnormen (bijv. minimumloon). Diverse wetten kennen de mogelijkheid om in de cao of via een afspraak tussen ondernemer en ondernemingsraad van de wet af te wijken (3/4 dwingend recht) ten behoeve van maatwerk. Naast dergelijke regelgeving heeft het kabinet de mogelijkheid om de collectieve arbeidsvoorwaardenvorming in een bepaalde richting te ondersteunen of te beïnvloeden met behulp van concrete voorwaardenscheppende maatregelen (bijvoorbeeld lastenverlichting) of overleg. De minister van SZW heeft hierin een hoofdrol. 2. Voor- en najaaroverleg, gesprekspartners
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 65 van 229
Het voor- en najaarsoverleg tussen de Stichting van de Arbeid (StvdA) en een kabinetsdelegatie (onder leiding van de minister-president) vindt als regel plaats in juni en november/december. Soms wordt hiervan afgeweken of wordt tussentijds overleg ingelast. Een kennismakingsoverleg door het nieuwe kabinet is aan te raden. Het karakter van het overleg: agendasetting en beleidscoördinatie. De uitkomsten van het overleg zijn niet bindend. Van het overleg wordt verslag gedaan aan de beide kamers van de Staten-Generaal. Gesprekspartners van het kabinet zijn de voorzitters van de organisaties die in de StvA zijn vertegenwoordigd met name: Schraven (VNO-NCW), De Boer (MKB-NL), De Waal (FNV), Terpstra (CNV). De contacten worden onder leiding van DG AVIB (SZW) onderhouden in de zogenaamde regiegroep met de “subtop” van de sociale partners zoals Van de Braak (VNO-NCW) en Van de Kolk (FNV). Er vindt ook veel ad hoc overleg plaats, ook met vertegenwoordigers van de ledenorganisaties van de centrales zoals De Vries (FNV-bondgenoten), Kraaijeveld (FME/metaalwerkgevers) en Brinkman (AVBB/bouwwerkgevers). 3. Cao’s en het Algemeen verbindend verklaren van cao-bepalingen (AVV) De cao is het belangrijkste instrument voor zelfregulering door sociale partners. De Wet cao maakt een flexibele invulling van dit instrument mogelijk. Er zijn bedrijfstak- en ondernemingscao’s. Een belangrijke tendens is de verdergaande decentralisatie en differentiatie van cao-afspraken. Circa 84 procent van alle werknemers valt onder een cao, waarvan 7 procent als gevolg van AVV (algemeen verbindend verklaren). De minister heeft de wettelijke bevoegdheid bepalingen van bedrijfstakcao’s te avv’en. Uitvoering door de Arbeidsinspectie op basis van het Toetsingskader AVV. AVV versterkt het instrument Cao. AVV betekent dat cao-bepalingen ook verplicht worden voor ongeorganiseerde werkgevers en hun werknemers in de betrokken bedrijfstak. b Medezeggenschap van werknemers Actoren: Er is geen landelijke organisatie voor ondernemingsraden (OR’en). vakcentrales/vakbonden werpen zich doorgaans op als belangenbehartiger voor OR’en.
De
1. Ondernemingsraden De Wet op de ondernemingsraden (WOR) regelt de structuur, de faciliteiten en de bevoegdheden van de OR’en. Ondernemingen met 50 of meer werknemers zijn verplicht een OR te hebben. Dit is in ruim 70 procent van de betrokken ondernemingen daadwerkelijk het geval. Voor kleine ondernemingen gelden andere vormen van medezeggenschap. De WOR is in 1998 herzien. In 2002 wordt een evaluatie afgerond. Vervolgens moet een kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Belangrijkste thema’s: (1) de flexibiliteit van de WOR, (2) de medezeggenschap in kleine ondernemingen, (3) de bevoegdheden van de OR, met name op het terrein van arbeidsvoorwaardenvorming en (4) de kwaliteit en het functioneren van de OR’en. De voorziene procedure: aanbieding kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer najaar 2003; na discussie met de Tweede Kamer adviesaanvraag aan de SER, na het SER-advies eventuele wetswijziging en/of andere maatregelen.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 66 van 229
2. OR en (top)inkomens Bij de Tweede Kamer ligt gereed voor plenaire behandeling een initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks om de OR meer informatierechten te geven met betrekking tot (top)inkomens in de onderneming. 3. Europese medezeggenschapsdossiers De EU is actief met richtlijnen die vervolgens in de nationale wetgeving moeten worden geïmplementeerd. Aan de orde zijn momenteel: - minimumnormen met betrekking tot informatie en raadpleging van werknemers; - richtlijn medezeggenschap van werknemers behorende bij de verordening over de Europese vennootschap; - conceptrichtlijn medezeggenschap van werknemers behorende bij de verordening over de Europese coöperatieve vennootschap. 4. Corporate governance Op dit terrein hebben de ministers van Justitie en/of Financiën het voortouw. Bij wetsvoorstellen die mede de werknemers aangaan, is de minister van SZW mede-ondertekenaar. SZW gaat uit van de stakeholdersbenadering met het oog op de positie van de werknemers. Lopende wetsvoorstellen die voor de minister van SZW van belang zijn: • toekomst structuurregime: ligt bij de Tweede Kamer; • versterking postitie algemene aandeelhoudersvergadering inzake bezoldiging bestuurders en commissarissen. c. Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) Actoren: de SER en de centrale organisaties van werkgevers en werknemers. Er is geen regulier overleg over de PBO. 1. Positie minister SZW De minister van SZW is coördinerend bewindspersoon voor de PBO met inbegrip van de SER. Andere direct betrokken ministers zijn die van EZ en LNV. De minister van SZW oefent ook het meta-toezicht op de SER uit ingevolge de Wet op de bedrijfsorganisatie (toezichtsfunctie is deels bij de IWI ondergebracht). 2. Sociaal Economische Raad (SER) De SER is tripartiet samengesteld (werkgevers, werknemers en kroonleden). De minister van SZW is verantwoordelijk voor de benoeming van de (plv.) kroonleden. Dit speelt pas weer per april 2004. De sociale partners zijn verantwoordelijk voor de benoeming van hun SER-leden. De SER adviseert gevraagd of ongevraagd over zaken van sociale of economische aard. Behalve het kabinet kan ook het parlement advies vragen. Elke Prinsjesdag publiceert het kabinet bij de begrotingsstukken zijn voorgenomen adviesaanvragen voor het komende jaar. 3. PBO: (hoofd)product/bedrijfschappen De Wet op de Bedrijfsorganisatie (WBO) is in 1999 herzien in het kader van de modernisering PBO. Gewerkt wordt aan een vermindering van het aantal schappen en vermindering van regelgeving door de schappen. Deze trajecten lopen nog. In 2003 moet de WBO worden geëvalueerd.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 67 van 229
Individuele rechtsbescherming Trefwoorden: **Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen **concurrentiebeding **discriminatie bij arbeid, regelgeving tegen **gelijke behandeling, regelgeving **gelijke beloning **gender mainstreaming **klokkenluiders, bescherming **ontslagrecht, herziening **werktijdverkorting **Wet flexibiliteit en zekerheid (flexwet) a. Wet flexibiliteit en zekerheid Actor: Stichting van de Arbeid. Op 1 januari 1999 is de Wet flexibiliteit en zekerheid (flexwet) in werking getreden. De wet is gebaseerd op een unaniem advies van de Stichting van de Arbeid (StvdA). De wet heeft tot doel een goed evenwicht te vinden tussen flexibiliteit in de bedrijfsvoering voor werkgevers en zekerheid op werk en inkomen voor werknemers. Dit geldt in het bijzonder voor flexwerkers, zoals oproep-, hulp-, nuluren- en uitzendkrachten. De uitzendovereenkomst wordt sinds de invoering van deze wet beschouwd als een arbeidsovereenkomst tussen uitzendwerknemer en uitzendwerkgever. Onlangs is de wet geëvalueerd. Het evaluatieonderzoek is naar de StvdA gestuurd voor een reactie. Onderdeel van flex en zekerheid is de aanscherping van het concurrentiebeding (Voortouw Justitie). De aanscherping bestaat uit: de verplichting voor de werkgever een billijke vergoeding te betalen voor de beperking van de vrijheid in arbeidskeuze die de werknemer ondervindt, beperking van de geldigheidsduur (tot maximaal 1 jaar) en een duidelijke beschrijving van het functionele en geografische bereik van het beding. De nota n.a.v. het verslag is aan de TK gestuurd. b. Werktijdverkorting Actoren: werkgevers/ werknemers(organisaties), Arbeidsinspectie. Het instrument werktijdverkorting (WTV) is verankerd in het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945. Op grond van dit Besluit is het de werkgever verboden om de werktijd te verkorten, onder evenredige vermindering van het loon. Hetzelfde Besluit geeft de Minister van SZW de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van dit verbod. Indien een ontheffing wordt verleend kunnen de betrokken werknemers voor dat deel van de arbeidstijd dat zij niet werken een WWuitkering aanvragen bij het UWV. Bij WTV moet er sprake zijn van een tijdelijke verminderde bedrijvigheid, waarvan de oorzaak niet tot het normale bedrijfsrisico mag behoren. De toetsing van deze beleidsregels is gemandateerd aan de Arbeidsinspectie. In 1998 is de WTV-regeling gewijzigd waardoor een ruimer gebruik mogelijk werd dan voor die tijd.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 68 van 229
c. Herziening ontslagrecht Actoren: werkgevers/werknemers(organisaties), StvdA, UWV, CWI. In Nederland bestaat het duale ontslagstelsel1 . De Adviescommissie Duaal Ontslagstelsel (Commissie-Rood) heeft in november 2000 advies uitgebracht aan de minister over het laten vervallen van de preventieve ontslagtoets. Het advies is voor een reactie naar de Stichting van de Arbeid gestuurd die tot op heden geen advies heeft uitgebracht. d. Klokkenluiders private sector Actoren: werkgevers-/ werknemers(organisaties) en Stichting v.d. Arbeid. Op de steeds terugkerende vraag vanuit politiek en vakbeweging om voor klokkenluiders in de private sector specifieke wetgeving in te voeren is door de regering tot nu toe - bij herhaling afwijzend gereageerd. Uit een onderzoek, naar de bescherming van klokkenluiders in het bedrijfsleven, is gebleken dat het grootste probleem bestond uit het ontbreken van duidelijke gedragsregels. Aan de Stichting v.d. Arbeid is gevraagd (bij brief van febr. 2002) om de gedragscode voor klokkenluiders vast te stellen bijv. in de vorm van een leidraad voor ondernemingen. e. Beleid en regelgeving gericht tegen discriminatie bij de arbeid Actoren: werkgevers/werknemers(organisaties), StvdA, LBR, LBL, Equality. Met het oog op de implementatie van de gelijke behandelingsrichtlijnen op grond van art. 13 EG-Verdrag, de richtlijn tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (kaderrichtlijn) en de richtlijn over discriminatie op grond van ras of etnische afstamming (anti-rassendiscriminatierichtlijn), is in december 2001 de notitie omtrent implementatie van de gelijke behandelingsrichtlijnen aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze notitie vormt de basis voor de implementatie via het wetsvoorstel gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs (wetsvoorstel is gereed voor plenaire behandeling in de Tweede Kamer), het Wetsvoorstel gelijke behandeling op grond van handicap/chronische ziekte (voortouw VWS, wacht op plenaire behandeling in Tweede Kamer) en aanpassing van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB). De implementatietermijnen lopen af in juli 2003 (voor de anti-rassendiscriminatie richtlijn) en in december 2003 (de kaderrichtlijn). f. Gelijke beloning Actoren: werkgevers-/werknemers(organisaties), Commissie Gelijke Behandeling (CGB), Stichtng van deArbeid, Arbeidsinspectie, Landelijk Bureau Leeftijdsdiscriminatie (LBR). In de afgelopen tijd zijn er verdere stappen gezet om ongerechtvaardigde beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen en tussen allochtone en autochtone werknemers aan de orde te stellen. Dit voorjaar zal er een nieuwe Voortgangsbrief gelijke beloning aan de Tweede Kamer worden gestuurd met een overzicht van het gevoerde beleid. Het micro-onderzoek op dit terrein zal veel aandacht vragen.
1
Het duale ontslagstelsel dankt zijn benaming aan de twee wegen voor ontslag die het arbeidsrecht kent t.w. het sinds 1945 geldende ontslagvergunningenstelsel (via de CWI, voorheen RDA’s) en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 69 van 229
g. Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen Actoren: werkgevers/werknemers(organisaties), de klachtencommissie, het Breed Platform verzekerden, arbodiensten, BOA. Op 1 februari 2002 werd de Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen ingesteld. De Commissie behandelt klachten over aanstellingskeuringen en rapporteert aan de minister van SZW over de toepassing van de Wet medische keuringen voor wat betreft aanstellingskeuringen. h. Gender mainstreaming (het integreren c.q. verankeren van emancipatieaspecten in het algemene - SZW- beleid) Actoren: beleidsdirecties SZW. Binnen SZW is de DOE (Departementale Overleggroep Emancipatie) verantwoordelijk voor het inbedden van emancipatieaspecten in de hoofdstroom van het SZW-beleid (gender mainstreaming). De DOE is samengesteld uit afdelingshoofden van (beleids)directies. De directeur Arbeidsverhoudingen is voorzitter. Verantwoordelijk portefeuillehouder is de DG AVIB. Er is een actieplan beleidsmatige mainstreaming opgesteld. Iedere (beleids)directie heeft een dossier aangemeld in het directiejaarplan dat gemainstreamd wordt.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 70 van 229
Werk, Tijd en Zorg Trefwoorden: **Arbeid en Zorg **Arbeidstijden(wet) **kinderopvang **tussenschoolse opvang **vervoerssectoren, arbeidstijden **Wet basisvoorziening kinderopvang a. Arbeids- en rusttijden Actoren: Verkeer en Waterstaat, Arbeidsinspectie, CAO-partijen, SER 1. Het arbeids- en rusttijdenbeleid wordt voor een groot deel bepaald door de Arbeidstijdenwet (ATW) en het Arbeidstijdenbesluit (ATB). De ATW heeft enerzijds als doel het bevorderen van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemer. Anderzijds beoogt de ATW de combinatie van arbeid met andere verantwoordelijkheden mogelijk te maken. De wet kent onder meer normen voor de maximale arbeidsduur en minimale rusttijd. Het ATB bevat uitzonderingen op de wettelijke regels voor bepaalde situaties (bijvoorbeeld aanwezigheidsdiensten of nachtarbeid) en bepaalde sectoren (bijvoorbeeld verloskundigen, artsen en bakkers). De normen in de ATW worden in belangrijke mate bepaald door Europese richtlijnen en internationale verdragen, vooral ILO-verdragen en het Europees Sociaal Handvest (ESH). Regelmatig moet hierover worden gerapporteerd. 2. De vervoerssectoren Het Arbeidstijdenbesluit vervoer (ATB-vervoer) bevat regels voor de vervoerssectoren (weg- en railvervoer, zee-, binnen- en luchtvaart). De minister van SZW en de minister van Verkeer en Waterstaat (voortouw) zijn beiden ondertekenaars van het ATB-vervoer. De Europese regelgeving is voor de arbeidstijden in de verschillende vervoerssectoren van groot belang. De komende jaren zullen (internationaal bepaalde) regels ten aanzien van arbeids- en rusttijden worden ingevoerd in binnenvaart en zeevisserij (vóór 1 augustus 2003), wegvervoer (vóór 23 mei 2005) en burgerluchtvaart (vóór 1 december 2003). 3. Evaluatie ATW Op 3 april 2002 is een adviesaanvraag over de evaluatie van de Arbeidstijdenwet verzonden aan de SER. De adviesaanvraag richt zich op drie conclusies, die het kabinet had geformuleerd na een evaluatieonderzoek in 2001 (geen aanleiding tot ingrijpende veranderingen in de normering, wel minder complexe regelgeving en bevordering overleg op ondernemingsniveau over arbeids- en rusttijden). Rond de zomer wordt het advies van de SER verwacht. 4. Handhaving Op dit moment is een wetsvoorstel in voorbereiding dat de toepassing van de bestuurlijke boete voor overtredingen van de ATW mogelijk maakt. De Arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor de handhaving van de regelgeving op het gebied van arbeids- en rusttijden.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 71 van 229
b. Arbeid en Zorg Het arbeid en zorgbeleid beoogt het vergemakkelijken van de combinatie van betaalde arbeid met zorg. Bij dit beleid speelt het besef dat er gedurende een individueel leven steeds minder sprake is van een standaard levensloop maar meer van verschillende levenslopen. In de afgelopen kabinetsperiode zijn twee wetten tot stand gebracht om aan deze behoeften van werknemers tegemoet te komen. Sinds 1 juli 2000 is de Wet aanpassing arbeidsduur (WAA) van kracht. Deze wet is bedoeld om de werknemer de (geclausuleerde) mogelijkheid te bieden een eenmaal tussen partijen gemaakte afspraak over de arbeidsduur tijdens de looptijd van het arbeidscontract te wijzigen. Over de WAA wordt een voortgangsrapportage gemaakt en een evaluatie (binnen drie jaar) voorbereid. Op 1 december 2001 is de Wet arbeid en zorg in werking getreden. Deze wet regelt calamiteitenverlof, kortdurend zorgverlof, adoptieverlof, ouderschapsverlof, kraamverlof en de financieringsregeling loopbaanonderbreking. Als sluitstuk is een wetsvoorstel voorbereid dat voorziet in een geclausuleerd recht op een betaald langdurend zorgverlof voor werknemers die hulp bieden aan een stervende partner, kind of ouder of aan kinderen met een levensbedreigende ziekte. Op verzoek van de Tweede Kamer (motie Melkert/De Hoop Scheffer2) is een ‘Bouwstenennota financiering langdurend verlof’opgesteld. In deze nota worden de mogelijkheden verkend van een meer integrale en een meer levensloopbestendige financiering van langdurend zorgverlof. De nota is eind mei naar de Tweede Kamer gestuurd. c. Kinderopvang 1. Kinderopvang is belangrijk voor de arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen. Het kinderopvangbeleid is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van SZW en VWS (voortouw VWS). FIN is nauw betrokken. Voor SZW zijn de volgende terreinen belangrijk: • relatie met sociale partners/CAO-afspraken over kinderopvang; • combinatie arbeid en zorg; • arbeidsmarktbeleid en reïntegatie (SZW-regelingen kinderopvang voor werkzoekenden); • inkomensbeleid (ouderbijdragen, armoedeval). Sinds 1998 wordt gewerkt aan verdubbeling van de kinderopvang, te realiseren eind 2002. Deze doelstelling zal worden gehaald. 2. Wet basisvoorziening kinderopvang (WBK) Het wetsvoorstel is in juni 2002 ingediend bij de Tweede Kamer (door VWS, SZW en FIN) en zal naar verwachting in 2004 van kracht worden. De WBK gaat uit van vraagfinanciering (in plaats van de huidige aanbodfinanciering). De SZW-regelingen voor de kinderopvang voor werkzoekenden zijn in de WBK geïntegreerd. Ook regelt de WBK de kwaliteitsnormen en de inspectie op de kinderopvang. 3. Tussenschoolse opvang In maart 2002 is een beleidsnota over tussenschoolse opvang naar de Tweede Kamer gestuurd. Voorgesteld is de kwaliteit en professionaliteit van de tussenschoolse opvang te verbeteren. De kosten hiervoor zouden deels door ouders, deels door de overheid gedragen moeten worden. De nota bevat varianten voor de mate waarin de overheid bijdraagt in de kosten van professionalisering. In 2002 is geld vrijgemaakt om nu reeds mensen te gaan opleiden. Dit wordt gezamenlijk door
2
kamerstukken II, 2001-2002, 28 000, nr. 8, 2e herziene versie.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 72 van 229
SZW, VWS en OC&W gefinancierd. Hiervoor is door OC&W een subsidieregeling opgesteld..
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 73 van 229
Pensioenbeleid Trefwoorden: **aanvullende pensioenen **ABP **AOW **pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid **Pensioenwet **Wet Beroepspensioenregelingen a. Rol overheid en sociale partners op terrein van inkomensvoorziening oude dag. AOW (directie SV/V&V). • De AOW voorziet in een basispensioen dat gerelateerd is aan het wettelijk minimumloon voor alle ingezetenen in Nederland vanaf de leeftijd van 65 jaar. • De AOW is een verplichte regeling die gefinancierd wordt via het omslagstelsel. Het AOWpensioen is grotendeels onafhankelijk van andere inkomsten en vermogen. • De overheid is verantwoordelijk voor de AOW. Aanvullende pensioenen. • Aanvullend pensioen maakt deel uit van de arbeidsvoorwaarden waarover sociale partners onderhandelen. Er bestaat geen algemene wettelijke pensioenplicht. • Wanneer een pensioen is toegezegd, heeft de overheid in de pensioenwetgeving (Pensioen- en Spaarfondsenwet, PSW) waarborgen opgenomen; waaronder de verplichting om de pensioentoezegging buiten de onderneming te brengen (verzekeraar of pensioenfonds) en het verbod op afkoop. • De overheid bepaalt ook waarborgen van individuele zekerheid als gelijke behandeling (m/v, voltijd/deeltijd), recht op waardeoverdracht, bescherming van slapersrechten. Tevens schrijft de overheid regels voor rond de uitvoering van pensioenregelingen door pensioenfondsen (vormgeving bestuur, medezeggenschap gepensioneerden). • Verder kan de overheid op verzoek van representatieve sociale partners een pensioenregeling verplichtend opleggen voor een gehele bedrijfstak via de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet BPF 2000). • In de fiscaliteit is binnen het zogenaamde Witteveenkader geregeld dat voor de aanvullende pensioenen de omkeerregel bestaat (premies onbelast, uitkeringen belast). Taakverdeling op terrein aanvullende pensioenen. • sociale partners zijn verantwoordelijk voor inhoud van de aanvullende pensioenen; • pensioenfondsen en verzekeraars voeren deze pensioenregelingen uit; • de overheid is verantwoordelijk voor AOW, fiscaliteit en (waarborgende) wetgeving; • de PVK (Pensioen- en Verzekeringskamer) is de toezichthouder (financieel en materieel). Het vervolg geeft een kort overzicht van de belangrijkste pensioendossiers. b.Pensioenwet De huidige Pensioen- en Spaarfondsenwet dateert van 1972. Deze dient gemoderniseerd te worden. Het kabinet Kok II heeft op een aantal onderwerpen advies gevraagd aan de SER. In de notitie Hoofdlijnen voor een nieuwe Pensioenwet heeft het kabinet Kok II in maart 2002 aangegeven welke keuzen het in de Pensioenwet wil maken:
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 74 van 229
•
• • •
Verantwoordelijkheidsverdeling overheid/sociale partners. Sociale partners zijn en blijven eerstverantwoordelijk voor de inhoud van de regeling: • Géén indexatieplicht, wél de verplichting dat expliciet beschreven dient te zijn of er een indexatietoezegging is. • Géén pensioenplicht, wél de aankondiging dat in 2006 een algemene werking (als een werkgever aan één werknemer pensioen toezegt, moet hij dat aan al zijn werknemers doen) wordt ingevoerd als het aantal werknemers zonder pensioenopbouw niet wordt teruggedrongen ten opzichte van de 9 procent in 1996. Pensioenfondsen aan de top van een holding. Instelling van een commissie die wat betreft nevenactiviteiten van pensioenfondsen de huidige situatie volgt en voorstellen doet voor implementatie van een verbod op nevenactiviteiten. Financieel toetsingskader. Vasthouden aan het principe dat pensioentoezeggingen voor 100 procent afgefinancierd dienen te zijn. Medezeggenschap ouderen in pensioenregelingen. Sociale partners (STAR) en ouderenbonden (CSO) onderhandelen op dit moment over een nieuw medezeggenschapsconvenant. Dit kan ondersteunende wetgeving noodzakelijk maken.
c. Vormgeving materieel en financieel toezicht op de aanvullende pensioenen. De PVK is de toezichthouder op het terrein van de aanvullende pensioenen. Dit betreft: • Financieel toezicht. In hoeverre hebben pensioenfondsen en verzekeraars voldoende middelen rekeninghoudend met de risico’s van de beleggingen. • Materieel toezicht. Dit richt zich op de vraag in hoeverre de PSW wordt nageleefd op inhoudelijke aspecten. Op het terrein van het toezicht op financiële marktpartijen (verzekeraars, banken) heeft de minister van Financiën een model gepresenteerd waarin DNB en PVK naar elkaar toe groeien en de Autoriteit Financiële Markten (tot voor kort STE) een eigen plaats krijgt. In de komende kabinetsperiode zal een kader gegeven moeten worden voor het toezicht op de aanvullende pensioenen. d. Wet Beroepspensioenregelingen. De Wet BPR regelt de verplichtstelling van pensioenregelingen voor vrije beroepsbeoefenaars. In vergelijking met de overige aanvullende pensioenen (geregeld op basis van de PSW) kent de Wet BPR weinig solidariteitskenmerken.De Wet BPR dateert van 1972 en is aan modernisering toe. In najaar 2001 heeft de Tweede Kamer ingestemd met handhaving van de verplichtstelling van deze pensioenregelingen onder gelijktijdige introductie van solidariteitsvoorwaarden (zoals gelijke behandeling m/v) en representativiteitseisen. Een nieuwe Wet BPR wordt op dit moment uitgewerkt. e. Europa en pensioenen. In korte tijd is “pensioenen” hoog op de EU-agenda gekomen. Twee belangrijke dossiers: • Opencoördinatiemethode op terrein van pensioenen. Lidstaten schrijven Nationale Actieplannen waarin beleid aangegeven wordt op terrein van sociale houdbaarheid, financiële houdbaarheid en modernisering. Op 15 september 2002 dienen deze in Brussel ingeleverd te zijn. • Bolkesteinrichtlijn. Deze richtlijn betreft het functioneren van pensioenfondsen (zoals beleggingen en grensoverschrijdend deelnemerschap).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 75 van 229
f. Speciale positie ABP, en het (moeizame) streven naar normalisatie. De overheid kent bij het ABP twee petten: wetgever en werkgever. Het ABP heeft een speciale positie. Zo valt het (nog) niet onder de Wet BPF 2000. Streven is de positie van het ABP verder te normaliseren. In de praktijk blijkt dit door verschillen met marktpensioenfondsen en gebrek aan bereidheid bij sociale partners stroef te gaan. g. Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. In een groot deel van de pensioenregelingen hebben sociale partners de mogelijkheid afgesproken tot voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. In een dergelijke situatie kan - in een zeer beperkt aantal gevallen - reïntegratie leiden tot een financiële achteruitgang. h. Pensioen en verlof. Vanuit het perspectief van levensloop wordt vaak aangegeven dat het wenselijk is dat er meer mogelijkheden komen voor het opbouwen van verlof. In de bouwstenennotitie “Financiering langdurend zorgverlof” heeft het kabinet een variant beschreven waarin het fiscale Witteveenkader voor pensioenopbouw beperkt wordt onder gelijktijdige invoering van een fiscaal verlofkader.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 76 van 229
Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE) Trefwoorden: ** directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE) ** emancipatiebeleid **gender mainstreaming DCE algemeen Volgend jaar, in 2003 bestaat de DCE 25 jaar. In 1981 is SZW als thuisbasis gekozen. DCE is onderdeel van SZW, maar heeft een rijksbrede coördinerende taak, vergelijkbaar met de Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden (DCIM) bij het ministerie van BZK. Tussen DCE en SZW bestaat een intensieve relatie, nog versterkt door de raakvlakken met de beleidsterreinen van SZW wat betreft de bevordering van de economische zelfstandigheid van vrouwen. Maar in principe is de relatie van de coördinerende directie met SZW net als met de andere 11 departementen, die zij adviseert, stimuleert en ondersteunt. Sinds 1978 kent DCE diverse aandachtsvelden op het gebied van emancipatie. In de periode 19741981 was in het beleid de aandacht gericht op het inhalen van achterstanden van vrouwen op tal van maatschappelijke terreinen. Vanaf 1981 ligt in het beleid de nadruk op de noodzaak van herverdeling en daarmee op de organisatiestructuur van de samenleving. Vanaf 1992 is daar de aandacht voor cultuurverandering bij gekomen. Voor het emancipatiebeleid vormen ongeschreven codes de diepere laag van de ongelijke verhouding tussen mannen en vrouwen. Uit tal van onderzoeken blijkt immers dat ook waar instituties en officiële regelingen geen onderscheid maken tussen mannen en vrouwen, juist de ongeschreven normen en regels toch zeer verschillend voor hen kunnen uitpakken. Vanaf 2001 is er meer aandacht voor gender mainstreaming (verankering van emancipatie in het reguliere beleid) als strategie. De nota die hierover geschreven is heeft een breed ambtelijk en politiek draagvlak en onderschrijft een 5-tal randvoorwaarden, te weten commitment van de politiek en ambtelijke top, expliciet emancipatiebeleid met duidelijke doelstellingen, vastleggen van verantwoordelijkheid, beschikbaarheid van genderdeskundigheid en tot slot beschikbaarheid van middelen en instrumenten. DCE heeft inmiddels de omslag gemaakt van ‘probleemhouder’ van emancipatieonderwerpen naar meer “stimulator”. De verantwoordelijkheid voor het verankeren van emancipatiebeleid in elk departementaal beleid ligt bij de desbetreffende departementen. Bij hen moeten genderaspecten onderdeel zijn van de eigen beleidsafweging. Hierdoor zijn genderaspecten ondergebracht onder de mainstream van het eigen beleid (= mainstreaming). Door de coördinerende rijksbrede rol werkt de DCE voornamelijk interdepartementaal en op vele terreinen, zoals mensenrechten, geweld tegen vrouwen, dagindeling en levensloop. Het beleid wordt aldus langs twee sporen uitgevoerd. Aan de ene kant is er het specifieke beleid waar uit een overkoepelende visie vernieuwingen worden gestimuleerd, onderwerpen op de politieke agenda geplaatst, instrumenten aangeboden en strategische allianties aangegaan met maatschappelijke partners. Tegelijk worden, in een apart traject, de departementen geadviseerd en
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 77 van 229
ondersteund bij de verankering van de emancipatiedoelen in hun algemene beleid (gender mainstreaming).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 78 van 229
Organisatie DCE Naar aanleiding van SZW in beweging is DCE onderverdeeld in: a. de afdeling Beleidspool b. het projectbureau Dagindeling (tot 2003) c. het projectteam Emancipatie Subsidie Beleid (tot 2004) d. het projectteam Levensloop (tot 2004) e. het bureau Bedrijfsvoering. Kerntaken DCE Samenvattend heeft DCE de volgende taken: • ondersteuning van de coördinerende bewindspersoon; • structureel verankeren van het emancipatiebeleid in het reguliere beleid van alle departementen, door middel van ondersteuning en advisering van de ministeries bij de gender mainstreaming; • vernieuwing, verkenning en implementatie van beleid, vanuit een samenhangende visie op emancipatie, op prioriteitsterreinen in het algemene regeringsbeleid; • monitoring en evaluatie (Emancipatiemonitor, Monitor Dagindeling, Visitatiecommissie); • ondersteunen van het emancipatieproces in de samenleving en bevorderen van draagvlak, in het bijzonder door middel van het emancipatie-subsidiebeleid.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 79 van 229
Prioriteiten in beleid Trefwoorden: **dagindeling **emancipatie, subsidiebeleid **ESF-Equal projecten **gender mainstreaming **Joke Smitprijs **kinderloosheid **levensloop **seksespecifiek geweld, dossier **Taskforce Vrouw/Man in Beroep **Taskforce Vrouwen, Veiligheid en Conflict **tienermoeders **VN-Vrouwenverdrag De prioriteiten in beleid van de DCE zijn Dagindeling, levensloop en tijd, veiligheid en rechten, participatie, pilot interactief beleid, project implementatie gender mainstreaming en project emancipatie subsidiebeleid. a. Dagindeling, levensloop en tijd Keuzevrijheid tijdens de levensloop is een belangrijk onderwerp. Niet alleen om langer economisch actief te kunnen zijn, maar ook om in de kracht van het leven meer tijd en energie te hebben voor maatschappelijke activiteiten, zorgtaken en ontspanning. Sociale, maatschappelijke en economische randvoorwaarden zullen worden ontwikkeld om de keuzevrijheid van mannen en vrouwen om hun leven in te richten te vergroten. In januari 2002 heeft staatssecretaris Verstand de Verkenning Levensloop namens het kabinet aangeboden aan de Tweede Kamer. Mede op verzoek van de Kamer is deze Verkenning verbreed tot de terreinen onderwijs, sociaal stelsel en werken, wonen, en zorg en gezondheid. De SER zal in de zomer ook een afzonderlijk advies uitbrengen over deze thematiek. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling heeft in het werkprogramma 2002 een adviesaanvraag levensloop opgenomen. Op basis van de Verkenning wordt een projectplan voor de jaren 2002-2004 uitgewerkt. Intussen heeft de eerste van twee werkconferenties Anders gaan denken over sociale zekerheid plaatsgehad. Een ander deelproject betreft Levensloop en de jonge generatie. Van maart 1999 tot eind 2002 is de succesvolle Stimuleringsmaatregel Dagindeling van kracht, als uitwerking van een afspraak in het vorige regeerakkoord. Een hiervoor ingestelde projectorganisatie heeft 140 experimenten financieel mede mogelijk gemaakt, en ondersteund met onderzoek, het opsporen van knelpunten in wet- en regelgeving, en het stimuleren van interdepartementale samenwerking (ontkokering). De achterliggende gedachte van de maatregel is dat de maatschappelijke ordening van ruimte en tijd, gebaseerd op het kostwinnersgezin, steeds meer tot dagelijkse problemen bij het organiseren van het gezinsleven, het werk en andere bezigheden leidt. Werk en privé moeten beter gecombineerd kunnen worden. Aan de uitvoering van de stimuleringsmaatregel is een Stuurgroep verbonden met een ambassadeurs-
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 80 van 229
en adviesrol, en een projectbureau voor de uitvoering. Een tussentijdse balans van de resultaten is gegeven in de Nota Dagindeling Halverwege, in januari 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden, samen met een tussentijds advies van de Stuurgroep. De eindconclusies komen in het voorjaar van 2003. Een interdepartementale, interbestuurlijke werkgroep die najaar 2002 wordt gevormd, bereidt de eindconclusies mede voor. In januari 2002 is het advies gepresenteerd van de Commissie Dagarrangementen, met voorstellen om de infrastructuur van onderwijs, opvang en vrije tijd beter af te stemmen op leefstijl en tijdbesteding van ouders en hun kinderen. Een kabinetsreactie op dit advies wordt voorbereid, samen met de betrokken departementen. De voornaamste bestanddelen van deze reactie zullen zijn de realisatie van een landelijk projectmanagement dagarrangementen, een investeringsimpuls voor multifunctionele gebouwen en bevordering van samenwerking. In februari 2002 zijn het rapport van de MDW-werkgroep Persoonlijke dienstverlening Vijf vliegen in één klap, Naar één markt voor persoonlijke diensten, en het Kabinetsstandpunt daarover aan de Kamer aangeboden. b. Veiligheid en Rechten Dossier seksespecifiek geweld Er zal een beleidsreactie op het rapport Het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen van het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten (SIM) en op het advies Geweld tegen vrouwen van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) komen. De beleidsreactie geeft de kernpunten aan en benoemt de functies die vanuit de coördinatie van het emancipatiebeleid vervuld dienen te worden. Deze zijn vernieuwing, analyse, evaluatie en monitoring. De komende tijd wordt verkend hoe aan deze functie concrete invulling moet worden gegeven. Het rapport van het SIM betreft een verdiepend onderzoek naar het Nederlandse beleid in het licht van de verplichtingen die voortvloeien uit het VN-Vrouwenverdrag. In de beleidsreactie zal tevens worden ingegaan op het vervolg op het ”Integraal Veiligheidsprogramma I”. Het ligt in de bedoeling dat “geweld tegen personen” één van de thema’s van dat nieuwe veiligheidsprogramma wordt. Geweld tegen vrouwen maakt daarvan onderdeel uit. Taskforce Vrouwen, Veiligheid en Conflict Het Instituut Clingendael heeft recent een onderzoek met aanbevelingen opgeleverd naar de ontwikkeling van instrumenten voor de Nederlandse inzet ter versterking van de actieve betrokkenheid van vrouwen in humanitaire acties, vredesmissies, noodhulp, internationale strafhoven, onderzoeksmissies en het werk van mensenrechtenrapporteurs. Dit onderzoek gaat met name over de versterking van de positie van vrouwen en integratie van gender-deskundigheid in conflictpreventie en -oplossing en post-conflictsituaties. Het onderzoek is door DCE begeleid en zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De Taskforce ‘Vrouwen, Veiligheid en Conflict’ wordt ingesteld met medewerking van de ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor de periode najaar 2002 tot 2005. De Taskforce ‘Vrouwen, Veiligheid en Conflict’ wordt ingezet voor de integratie van een sekse-perspectief in de mandaten, procedures en het werk van humanitaire acties, vredesmissies, noodhulp, strafhoven (o.a. Internationaal Strafhof), onderzoekscommissies, mensenrechtenrapporteurs, Europol en Interpol, en voor het voorkomen en bestrijden van seksespecifiek geweld. Het gaat hierbij in het bijzonder om genitale verminking, seksueel geweld in asielzoekerscentra, vrouwenhandel en systematische verkrachting in conflictsituaties
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 81 van 229
Conferentie “Van tienermoeder tot carrièrepil” In Nederland is sprake van twee tegengestelde trends. De gemiddelde leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen stijgt, terwijl 18% van de vrouwen kinderloos blijft. Wanneer deze tendens blijft voortbestaan, zullen de medische en gezondheidsrisico’s voor moeder en kind toenemen. Ook de psychosociale en maatschappelijke kosten (medische kosten, arbeidsverzuim) zullen dan stijgen. Bovendien neemt de onvrijwillige kinderloosheid toe. Tegelijkertijd neemt het aantal abortussen toe evenals het aantal tienerzwangerschappen en tienermoeders, met name onder allochtone meisjes. Naar aanleiding hiervan is op 13 juni 2002 een internationale conferentie gehouden. De conferentie beoogde in de eerste plaats inzicht te krijgen in de omstandigheden en cultuurverschillen die aan deze tegengestelde “keuzen” ten grondslag liggen. Vanuit multicultureel perspectief en via het publieke debat zullen aanknopingspunten geformuleerd worden voor vernieuwend beleid op het terrein van seksuele en reproductieve rechten. Hierbij ging de aandacht uit naar seksuele voorlichting aan allochtone jongeren, de vrije toegang tot voorzieningen voor gezinsplanning en abortus, en de opvang en ondersteuning van zwangere tieners en tienermoeders. Op basis van de uitkomsten van de conferentie wordt bepaald of er en zo ja, welke maatregelen nodig zijn. c. Participatie ESF-EQUAL project Mannen en zorg Het project dat uit twee delen bestaat moet mannen inspireren tot zorg. De bedoeling is vernieuwende initiatieven te ontwikkelen rond de te geringe zorgverantwoordelijkheid van mannen, die belemmeringen voor de economische zelfstandigheid van vrouwen helpen wegnemen. Zorgverantwoordelijkheid in de huiselijke sfeer ligt vooral bij vrouwen en is voor veel vrouwen nog steeds het motief om te stoppen met werken of om minder te gaan werken. Het streven is vergroting van het aandeel van mannen in de onbetaalde arbeid van 35 procent in 1995 tot 40 procent in 2010. Het project concentreert zich op het neerzetten van een positief beeld van wat “zorg” inhoudt, door het creëren van nieuw, creatief, prikkelend beeldmateriaal dat door multimediale uitingen wordt ingezet en verspreid onder verschillende doelgroepen (onder andere in het onderwijs, in de zorg en in de sport/financiële/autowereld). ESF-Equal Project ‘Horizontale en verticale segregatie op de arbeidsmarkt’ Dit project stimuleert een veranderingsproces in bedrijven en andere arbeidsorganisaties ten behoeve van de doorstroming van vrouwen naar hogere posities. DCE voert dit project samen uit met expertorganisaties en intermediairen in een ontwikkelings-partnerschap. Daarbij gaat het specifiek om: • Bevordering van de verdere ontwikkeling, toepassing, uitwisseling en verbreding van de kennis en ervaring met concrete strategieën en instrumenten. • Bijdragen aan het creëren van een 'sense of urgency'. • Opzetten van een internationale databank van good practices en experimenten. • Ontwikkeling van een internationale benchmark. Samenwerkingsverband vrouw/man in beroep Het samenwerkingsverband beoogt een nieuwe impuls te geven aan het doorbreken van schotten op de arbeidsmarkt, tussen sectoren en beroepen waarin traditioneel vooral mannen of vrouwen werken. Het is een samenwerkingsverband tussen de ministeries SZW, EZ, OCenW, VWS, BZK en Justitie. Men doet aanbevelingen aan bedrijven en overheid.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 82 van 229
d. Pilot interactieve beleidsvorming Het streven is de beleidsbrief emancipatiebeleid in 2004 op een nieuwe manier tot stand te doen komen. Op het gebied van de hiervoor beschreven beleidsprioriteiten worden mensen en organisaties uit de samenleving gevraagd ideeën en suggesties te geven voor een vernieuwd emancipatiebeleid. Een netwerk van kenniskringen zal deze ideeën en suggesties - met een toekomstgerichte visie op het emancipatiebeleid - verzamelen en vorm geven. Dit netwerk maakt onder meer gebruik van bijeenkomsten (conferenties) en een digitaal discussieplatform. De beste suggesties en ideeën uit de samenleving op het gebied van ‘dagindeling, levensloop en tijd’, ‘veiligheid en rechten’ en ‘participatie’, kunnen worden omgezet in vernieuwd emancipatiebeleid. Dit nieuwe beleid wordt daarna verder uitgewerkt in projecten. e. Project implementatie kabinetsstandpunt gender mainstreaming 3 Het uiteindelijke doel van dit project is om eind 2006 gender mainstreaming ingebed te hebben in de departementale en interdepartementale organisatie. Het project richt zich voornamelijk op de politieke en ambtelijke top en op de beleidsmedewerkers op de verschillende niveaus. De andere overheden en maatschappelijke organisaties zijn afgeleide doelgroepen. Het project omvat de volgende deelprojecten: • Herstructurering en herpositionering van DCE. • Afstemming van de interdepartementale werkwijze. • De Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid (ICE) wordt gesplitst in een stuurgroep op DG- en directeurenniveau, en een werkgroep van genderdeskundigen van de departementen. • Jaarlijkse voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer, met mogelijk daarin geïntegreerd een nieuw Actieplan emancipatietaakstellingen departementen, waarin de departementen minstens drie taken voor de regeerperiode moeten effectueren. In de afgelopen kabinetsperiode is dit instrument een redelijk succes gebleken. Over een eventueel vervolg zal door het kabinet een besluit genomen moeten worden. • Rondganggesprekken: Conform de kabinetsnota “gender mainstreaming” zullen de coördinerend bewindspersoon en directeur DCE een ronde langs respectievelijk de bewindslieden en de portefeuillehouders van de departementen houden over de voortgang op het gebied van emancipatiebeleid. • Visitatiecommissie. Deze is voorzien voor 2003. De commissie controleert en evalueert de voortgang en geeft aanbevelingen voor verbetering. De commissie zal bestaan uit externen en leden van de stuurgroep ICE. Overwogen kan worden hier een zware permanente commissie van te maken. • Halfjaarlijks overleg tussen de coördinerend bewindspersoon, de directeur DCE en een aantal maatschappelijke organisaties. De organisaties worden naar gelang het onderwerp uitgenodigd. • Gender Budget Analyse is een analyse-instrument om onderdelen van de rijksbegroting door te lichten op emancipatie-effecten van het beleid. Het doel is om na te gaan in hoeverre overheidsgeld bijdraagt aan de emancipatiedoelen van de rijksoverheid. In internationale gremia heeft het sterk de aandacht.
3
Kamerstukken, II, 2000-2001, 27061, nr. 15, 26 juni 2001
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 83 van 229
• Emancipatiemonitor, verscheen voor het eerst zowel digitaal en als boek in oktober 2000. Het omvat informatie over arbeid, zorg en inkomen, onderwijs, politieke en maatschappelijke besluitvorming en geweld tegen vrouwen. De tweede editie zal in najaar 2002 verschijnen en is uitgebreid met dagindeling en kennissamenleving. Het voorziet in een grote behoefte. f. Project emancipatie subsidie beleid DCE wil naar een nieuw subsidiebeleid waarmee financiële ondersteuning wordt gegeven aan vernieuwende initiatieven voor (de versnelling van) het emancipatieproces en draagvlakverbreding in de samenleving voor het emancipatiebeleid. Het beleid zal gebaseerd zijn op twee uitgangspunten, te weten: • sturing op effectiviteit: heldere afspraken over output en prestatie-indicatoren (VBTB); • eigen verantwoordelijkheid van organisaties voor het werven van middelen zodat voorkomen wordt dat er een eenzijdige financiële afhankelijkheid ontstaat. Dit subsidiebeleid zal in 2004 een aanvang nemen in de vorm van een nieuwe subsidieregeling. In dit veranderingstraject wordt het subsidiebeleid zakelijk opgezet en zal gericht zijn op resultaten die het beleid ondersteunen. Het veranderingsproject omvat: • professionalisering van vrouwenorganisaties; • mainstreamen van meerjarig gesubsidieerde activiteiten en organisaties; • integratie van de resultaten van het subsidiebeleid in het hele DCE-beleid. Tot 2004 zal het huidige emancipatieondersteuningsbeleid (EOS-beleid) en de Subsidieregeling Emancipatieondersteuning 1998 van kracht blijven. Voor de uitvoering hiervan is in 2002 circa € 7,5 miljoen beschikbaar. De twee belangrijkste groepen subsidianten zijn de 2a en 2c subsidies. Op grond van artikel 2a van de Subsidieregeling worden elk jaar actuele thema's aangegeven. De actuele beleidsthema's in 2002 zijn: • Levensloopbaan en de jonge generatie • VN-Vrouwenverdrag en nieuwkomers Op grond van artikel 2c van de subsidieregeling ontvangen vijf organisaties, het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV), Toplink, E-Quality, Opportunity in Bedrijf en de Vrouwen Alliantie subsidie voor draagvlakverbreding dan wel expertisevorming. De subsidie wordt verleend voor de uitvoering van jaarlijks in te dienen werkplannen met bijbehorende begrotingen, die na beoordeling en goedkeuring door DCE van een beschikking worden voorzien. De subsidietermijnen van Toplink, Opportunity en E-Quality lopen eind 2002 af. g. Overige onderwerpen Tweede nationale rapportage VN-Vrouwenverdrag Bij de ratificatie van het VN-Vrouwenverdrag is wettelijk vastgelegd dat vierjaarlijks een 'nationale' rapportage wordt aangeboden aan het Parlement, naast de vierjaarlijkse rapportage aan de VN. Daarbij is het doel om over de implementatie van het verdrag in de volle breedte te rapporteren. Een onafhankelijk team van rapporteur, co-rapporteur en staf stelt de rapportage op. Voor de tweede rapportage zal dit de Advies Commissie Vreemdelingenzaken zijn. De rapportage zal als basis dienen voor de vierde rapportage aan het toezichthoudend comité van de VN.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 84 van 229
Internationaal beleid DCE draagt bij aan het emancipatiebeleid van internationale organisaties (VN, EU, RvE, OESO, ILO), bilaterale uitwisselingsprogramma’s en het implementeren van internationale afspraken in het Nederlandse beleid. Specifiek bestaat dit uit: • Coördinatie van de Nederlandse bijdrage aan het internationaal emancipatiebeleid van de VN, EU, Raad van Europa, OESO en Antilliaanse Zaken, inclusief het bijhouden van de internationale kalender en update dienstreizen. • Begeleiden van de coördinerend bewindspersoon op internationale dienstreizen. • Coördinatie van regeringsdelegaties. • Vertegenwoordiging in internationale overlegorganen, ministeriële conferenties, regeringsdelegaties. • (Mede) voorbereiden van ministersdossiers, instructies, multilateraal en bilateraal advies. • Internationale communicatie (brochures, samenvattingen en rapportages, it/cd-rom). • Onderhouden internationaal netwerk, bijhouden informatie inzake coördinerende directies emancipatiebeleid in de lidstaten en briefings/debriefings aan maatschappelijke organisaties. • (Mede)voorbereiden van consultancy/deskundigheidsbevordering (uitwisselings-programma's in samenwerking met directie Internationale Zaken). • Stimuleren van deelname van NGO’s aan internationale subsidieprogramma’s. Joke Smitprijs Deze Regeringsprijs voor Emancipatie wordt elke twee jaar uitgereikt. In 2002 wordt de prijs opnieuw uitgereikt. De coördinerend bewindspersoon benoemt de jury, waarvan de leden afkomstig zijn uit verschillende maatschappelijke sectoren. De oproep om kandidaten voor te dragen wordt breed bekendgemaakt. "Met de uitreiking ervan onderstreept de regering (...) de betekenis van de emancipatie voor de Nederlandse samenleving en accentueert zij het belang van het emancipatiebeleid als bestanddeel van het algemene regeringsbeleid."
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 85 van 229
Directie Internationale Zaken (IZ) Trefwoorden: **directie Internationale Zaken (IZ) ** ILO **sociaal beleid, internationale aspecten **Social Protection Committee **sociale dimensie EU Doel en taken van de directie Internationale Zaken (IZ) SZW staat voor het bevorderen van werkgelegenheid, van goede arbeidsverhoudingen en arbeidsomstandigheden, van een evenwichtig inkomensbeleid en van een toereikend stelsel van sociale zekerheid, zowel in Nederland als internationaal. Binnen dat kader draagt IZ zorg voor: ‘de positionering van de sociale dimensie in multilateraal en bilateraal verband.‘ Tegelijkertijd is IZ er op gericht de belangen van SZW en Nederland in internationale kaders te behartigen en uit te dragen. De doelstellingen van IZ kunnen als volgt worden samengevat: 1. Bevorderen van een samenhangend internationaal sociaal beleid van SZW en Nederland. 2. Versterken van de sociale dimensie van de Europese Unie. 3. Voortbouwen aan een internationale sociale rechtsorde in een globaliserende economie. De taak van IZ is het mede vormgeven en uitdragen van Nederlandse standpunten op SZW terrein in internationaal verband. Daarbij zijn in het werkveld van IZ drie concentratiepunten aan te geven: • de omgeving binnen het departement • de nationale omgeving buiten het departement • de internationale omgeving. Bínnen het departement verzorgt IZ de departementale coördinatie van het internationaal beleid en het uitdragen van standpunten op zodanige wijze dat de samenhang van het beleid gewaarborgd is. Daartoe draagt IZ zorg voor een stevige verankering van het internationale beleid binnen SZW en investeren in een actieve betrokkenheid van de andere directies. Onder regie van IZ - en dus in overleg met andere beleidsdirecties - draagt de directie IZ zorg voor een evenwichtige prioriteitsafweging van de verschillende dossiers en de te behalen onderhandelingsresultaten. Tijdens de onderhandelingen adviseert IZ de bewindslieden en speelt - waar nodig - een zelfstandige rol in de afweging van SZW-belangen. Wat de nationale omgeving buíten het departement betreft draagt IZ zorg voor de inpassing van de SZW-beleidsdoelstellingen binnen de algemene kaders van het Nederlandse internationale beleid. Daartoe heeft IZ de functie het gemeenschappelijk SZW-standpunt uit te dragen in de interdepartementale circuits waar het internationale beleid wordt gecoördineerd. Daarnaast heeft IZ een taak bij het creëren van een nationaal draagvlak voor het internationaal sociaal beleid, hetgeen voor ILO-aangelegenheden zelfs verplicht is. IZ voert daartoe overleg met sociale partners en NGO’s.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 86 van 229
Voor de internationale omgeving fungeert IZ als het primaire aanspreekpunt en heeft zij een trekkersrol bij het ontwikkelen van SZW-standpunten. IZ draagt zorg voor het uitdragen van en onderhandelen over Nederlandse standpunten in multilateraal en bilateraal verband op zodanige wijze dat de SZW-belangen worden veiliggesteld. Voorts zorgt IZ voor het inbrengen van internationale standpunten binnen SZW. Na een goede verwerking hiervan intern helpt IZ vervolgens de daaruit resulterende SZW-positiebepaling weer zo goed mogelijk in internationaal verband uit te dragen. IZ coördineert en heeft een eigenstandige taak bij de internationale expertise-uitwisseling. Belangrijke beleidsthema’s Per strategische doelstelling worden binnen IZ de volgende belangrijke beleidsthema’s onderscheiden: 1. Bevorderen van een samenhangend internationaal sociaal beleid van SZW en Nederland. Toerusten van SZW op internationaal gebied: Door middel van adviezen, cursussen, een kwartaalblad etc. bevorderen dat SZW-directies hun activiteiten in internationaal verband op een goede manier kunnen uitvoeren. IZ-Internationaal Overleg binnen SZW: Dit overleg beoogt een regelmatige afstemming tussen IZ en (beleids)directies over inhoudelijke thema’s, agenda’s van internationale organisaties en tekstuele bijdragen van directies. Participatie in interdepartementale overleggremia: IZ participeert in tal van interdepartementale overleggremia. De directie bewaakt dat Nederlandse standpunten in overeenstemming zijn met bestaand internationaal SZW-beleid en dat voldoende handelingsruimte wordt gelaten voor SZWbewindspersonen in internationale kaders. Bekrachtiging en opzegging van internationale verdragen: IZ ziet - vanuit een verantwoordelijkheid voor de algehele (procedurele) coördinatie en proces- en termijnbewaking toe op een tijdige en adequate voorbereiding van bekrachtigingen en opzeggingen van internationale verdragen. Nationale rapportages in het kader van internationale verdragen: Middels (regerings-) rapportages maakt Nederland aan internationale organisaties toetsbaar in hoeverre aan verdragsverplichtingen wordt voldaan. IZ verzorgt de (inter-)departementale coördinatie van deze dwingend voorgeschreven - periodieke rapportages. 2. Versterken van de sociale dimensie van de Europese Unie EU-voorzitterschap Nederland in 2004: In de tweede helft van 2004 is Nederland EU-voorzitter. IZ werkt aan de voorbereiding van het voorzitterschap. De directie coördineert de SZW-bijdragen. ‘Toekomst van de EU’; Conventie: Tijdens de EU-Top van Laken (2001) is besloten een Conventie in het leven te roepen ter voorbereiding op een mogelijke EU-Verdragsherziening (in 2004). Naast institutionele zijn ook sociale thema’s relevant. IZ coördineert door SZW in te nemen standpunten.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 87 van 229
Uitbreiding van de EU: IZ zorgt voor de departementale coördinatie en afhandeling van SZWrelevante dossiers met betrekking tot de uitbreiding van de EU. De directie bereid Nederlandse standpunten hieromtrent voor en draagt deze ook uit. Belangrijk issue in 2002 zijn veranderingen in het structuurbeleid. Lissabon-strategie: De EU wil in 2010 de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld zijn. De hiertoe gekozen strategie belichaamt een samenhang tussen economische en sociale onderwerpen. IZ bewaakt (inter-)departementaal de voortgang op dit onderwerp. Uitwerken EU-sociale agenda: Eind 2000 is een EU-sociale agenda voor de periode tot 2006 vastgesteld. Deze wordt onder meer benut om de sociale dimensie in de Lissabon-strategie te verankeren. Bijzondere aandacht gaat momenteel onder andere uit naar pensioenen, armoede en sociale uitsluiting. Social Protection Committee (SPC): In 2000 heeft de EU het SPC ingesteld om de EUdoelstellingen inzake sociale bescherming te realiseren. De SPC richt zich in 2002 vooral op sociale uitsluiting en pensioenstelsels. IZ bereidt de maandelijkse SPC-vergaderingen voor. Bilaterale externe betrekkingen: IZ onderhoudt een samenhangend, selectief stelsel van bilaterale contacten met EU-lidstaten. Dit is gericht op: gegevensuitwisseling, verkenning van mogelijke coalities in de EU-Raad, en pro-actief inspelen op besluitvorming in de Raad. Technische ondersteuning van Midden- en Oost-Europese (MOE-)landen: Kandidaat-EUlidstaten krijgen technische ondersteuning – onder andere op sociaal terrein - om het proces van toetreding tot de EU te vergemakkelijken. Voor SZW coördineert IZ de technische ondersteuning. Er worden onder meer bilaterale samenwerkingsovereenkomsten afgesloten. Reguliere activiteiten in het kader van de EU: IZ is verantwoordelijk voor een doeltreffende vertegenwoordiging van SZW in EU-verband, vooral in het kader van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid. Intentie is om SZW- en Nederlandse standpunten op alle niveau’s in de EU naar voren te brengen en in de uiteindelijke besluitvorming te laten doorklinken. 3. Voortbouwen aan een internationale sociale rechtsorde in een globaliserende economie Activiteiten in internationale organisaties: ILO, VN, OESO, Raad van Europa, WTO: SZW onderhoudt naast de EU met tal van andere internationale organisaties contacten. De belangrijkste is voor SZW de Internationale Arbeidsorganisatie. Het ministerie is hiervoor binnen de rijksoverheid penvoerder. IZ bereidt instructies voor en draagt zorg voor een adequate nazorg van de bijeenkomsten. Bevorderen van de naleving van de fundamentele arbeidsnormen van de ILO: Nederland heeft zich voorstander getoond van het bevorderen van de universele naleving van de acht fundamentele arbeidsnormen van de ILO. IZ werkt aan een adequate coördinatie van dit beleid. In dit verband gaat de aandacht onder meer ook uit naar maatschappelijk verantwoord ondernemen en de bestrijding van kinderarbeid wereldwijd.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 88 van 229
Instrumenten De directie IZ heeft geen eigen regelgeving of subsidie-instrumenten.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 89 van 229
Relevante actoren en overleggen Trefwoorden: **Employment Committee (EMCO) **Europese Unie **ILO **OESO **Raad van Europa **Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid **Social Protection Committee **Verenigde Naties **WTO IZ onderhoudt betrekkingen met tal van internationale organisaties en landen. De belangrijkste worden hierna kort geïntroduceerd. 1. Europese Unie De belangrijkste Europese onderwerpen op SZW-terrein zijn op het ogenblik: de Europese sociale agenda; Europees werkgelegenheidsbeleid; sociale bescherming; open coördinatie op het terrein van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting en op het terrein van de pensioenstelsels; herziening verordening socialezekerheidscoördinatie; ontwerp richtlijn uitzendarbeid; ontwerp richtlijn toegang en verblijf ten behoeve van werk voor derde landers; diverse arbeidstijden-richtlijnen; diverse arborichtlijnen; uitbreiding van de EU; de Conventie over de toekomst van de EU. Procedure Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid: Deze Raad komt minimaal twee keer per half jaar bij elkaar en neemt dan (politieke) besluiten over dossiers die in de raadswerkgroep sociale vraagstukken en het Corps Representants Permanent (Coreper) op ambtelijk niveau zijn voorbereid. De agenda van de Raad wordt door het voorzittende land samen met de vaste nationale vertegenwoordigers (PV’s) in Brussel (Coreper) vastgesteld. Het voorzitterschap van de Unie wisselt ieder half jaar. Nu is Spanje voorzitter en in de tweede helft van 2002 Denemarken. Naast de formele Raden - georganiseerd door het raadssecretariaat in Brussel - vinden er ook nog informele Raden plaats (tenminste 1 per voorzitterschap) in het land dat het voorzitterschap van de Raad heeft. Tijdens informele Raden vindt overigens geen besluitvorming plaats. Het initiatiefrecht voor het doen van voorstellen ligt bij de Europese Commissie. Drie belangrijke opeenvolgende momenten in het proces “Raad” zijn: • • •
Interdepartementale afstemming van Nederlandse standpunten in de Coördinatie Commissie voor Europese Integratie- en Associatieproblemen (CoCo), onder leiding van Staatssecretaris van Buiza; Algemeen Overleg met de Tweede Kamer voorafgaand aan de Raad; De Raad zelf.
Voor SZW zijn er twee cruciale ambtelijke Comités in de EU: a) het ‘Employment Committee’ (EMCO): de coördinatie hiervan berust bij de directie ASEA, en b) het ‘Social Protection Committee (SPC)’: IZ voert secretariaat/coördinatie, in nauwe samenwerking met de directie
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 90 van 229
Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid. Beide comités zijn de belangrijkste ambtelijke voorportalen van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSB). DG AVIB is de Nederlandse vertegenwoordiger/delegatieleider. 2. Internationale arbeidsorganisatie (ILO) De ILO (opgericht in 1919) is een onderdeel van het VN-systeem en heeft in haar mandaat de bevordering van sociale rechtvaardigheid en van internationaal erkende mensen- en arbeidsrechten. De ILO stelt minimumnormen op het gebied van arbeidsrechten middels verdragen en aanbevelingen. De ILO biedt voorts technische assistentie en de mogelijkheid tot opleiding en advisering aan (onafhankelijke) werkgevers- en werknemersorganisaties. De ILO kent een - binnen het VN-systeem unieke - tripartiete structuur. Hierin treden vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en overheden als gelijke partners op in de besturende organen. Er zijn zo’n 180 landen lid. Een belangrijk ILO-document is de ‘Declaration on Fundamental Principles and Rights at Work’. De huidige Directeur Generaal is de Chileen Juan Somavia. Het beleidsbepalend orgaan van de ILO is de Internationale Arbeidsconferentie. De IAC komt jaarlijks bijeen (meestal in juni). SZW coördineert binnen de rijksoverheid alle ILOaangelegenheden. Binnen SZW is deze taak bij de directie IZ gelegd. Afhankelijk van de agenda worden andere onderdelen van SZW danwel van andere ministeries bij de IAC betrokken. De agenda van de IAC-2002 omvat onder meer: een aanbeveling inzake bevordering van coöperaties; notificatie van bedrijfsongevallen en beroepsziekten; discussie over de informele economie; en behandeling van het ‘Global Report’ naar aanleiding van de eerdergenoemde ‘Declaration’, dit jaar met betrekking tot kinderarbeid. Het is gebruikelijk dat SZW de Vaste Kamercommissie voor SZW uitnodigt een drietal leden af te vaardigen teneinde de IAC enkele dagen bij te wonen. Doorgaans bezoekt de minister van SZW – vergezeld door DG-AVIB - de IAC voor enkele dagen (meestal tijdens de tweede week). De Governing Body (GB) is het beheersmatig orgaan van de ILO. Nederland was hiervan de afgelopen drie jaar (tot juni 2002) lid. De GB komt driemaal per jaar bijeen en houdt zich onder meer bezig met vaststelling van de IAC-agenda en follow up van zaken die tijdens de IAC zijn besloten. Nederland is thans partij bij circa 100 internationale ILO-verdragen. Overigens is ons land gebonden aan niet meer dan ongeveer 80 verdragen (20 zijn - om uiteenlopende redenen - opgezegd). Bekrachtigingen behoeven de (meestal stilzwijgende) goedkeuring van de Staten-Generaal. Opzeggingen van verdragen zijn doorgaans slechts om de 10 jaar mogelijk. 3. Verenigde Naties De Verenigde Naties hebben de afgelopen jaren bij verschillende gelegenheden de ‘human dimension’ centraal gesteld. Vooral de speciale, algemene vergadering van de VN over sociale ontwikkeling in Kopenhagen (SAVVN, 1995) en de follow-up conferentie ‘Kopenhagen +5’ in Genève (2000) zijn in dit verband het vermelden waard. SZW was hierbij betrokken via de directie IZ. De directie participeert ook actief in de ECOSOC (de ‘Sociaal Economische Raad’ van de VN) en in de hieraan verbonden Commission for Social Development (CSD). IZ zorgt voor departementale afstemming van de SZW-inbreng. De interdepartementale coördinerende verantwoordelijkheid berust bij het ministerie van Buiza.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 91 van 229
Tijdens ‘Kopenhagen +5’ zijn een politieke verklaring en een nieuw actieprogramma opgesteld. Sindsdien concentreert de aandacht zich op implementatie van de gemaakte afspraken Namens SZW is IZ betrokken bij de nationale implementatie. De ILO heeft een belangrijke rol bij de internationale implementatie. De Commission for Social Development (CSD) is onder meer verantwoordelijk voor de follow up van de VN Sociale Top. Het CSD-werk richt zich vooral op implementatie van de in Geneve tijdens de SAVVN gemaakt afspraken. De ECOSOC heeft een overkoepelende functie voor een breed scala van mondiale, sociale en economische thema’s. In VN-verband was IZ recent betrokken bij de VN-Kindertop (8-10 mei 2002) en de VNbijeenkomst inzake vergrijzing (Madrid, april 2002). 4. Raad van Europa (RvE) De Raad van Europa (RvE), gevestigd in Straatsburg, is een intergouvernementele organisatie, thans bestaande uit 41 leden. In principe is ieder Europees land welkom. De doelstellingen van de RvE zijn: a) het bevorderen van mensenrechten, democratie en rechtsstaat; b) promotie van de culturele identiteit en diversiteit in Europa; c) het zoeken van oplossingen voor tal van problemen in Europa; d) consolideren van democratische stabiliteit. Het besluitvormend orgaan van de RvE is het Comité van Ministers van Buitenlandse Zaken (CoM). De Parlementaire Assemblée fungeert als overlegorgaan. Dit is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen. De RvE kent een aantal verdragen op sociaal gebied die door Nederland zijn geratificeerd. Het voor IZ meest relevante verdrag is het Europees Sociaal Handvest (ESH). Dit door Nederland in 1980 geratificeerde verdrag dekt een breed scala van rechten/thema’s, die grotendeels op het terrein van SZW liggen. Inmiddels is een ‘herziene versie ESH’ van kracht geworden, die op termijn ook door Nederland zal worden geratificeerd. De leden zijn verplicht jaarlijks te rapporteren over de uitvoering van het ESH in hun land. SZW/IZ coördineert de rapportages voor Nederland. De RvE beoordeelt de rapportages volgens een vaste toezichtsprocedure. In dit verband is onder meer het ‘Regeringscomité’ (RC) van belang. SZW/IZ vertegenwoordigt Nederland hierin. Het niet naleven van een verplichting kan leiden tot een ‘Aanbeveling’ voor een lid. Thans wordt interdepartementaal gesproken over de invulling van het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van Europa (november 2003 tot juni 2004). 5. OESO De OESO is te typeren als een ‘think tank’, die een platform biedt voor analyse, discussie en verbetering van economisch en sociaal beleid. Ervaringen van landen worden vergeleken, waarbij nogal eens sprake is van verschillende antwoorden op overeenkomstige problemen. Dit draagt bij tot internationale afstemming. Momenteel zijn 30 landen bij de OESO aangesloten. Het werk gebeurt in diverse comité’s en werkgroepen, en wordt ondersteund door het OESO-secretariaat. Van hoofdzakelijk economisch en monetair georiënteerd is de OESO zich de afgelopen tien jaar steeds breder gaan profileren. De sociale aspecten maken nu integraal deel uit van het werk. Voor SZW is het Employment, Labour and Social Affairs (ELSA)comité een belangrijk forum. Hierin hebben de directies AAM en IZ zitting. In - onderliggende - werkgroepen participeren de desbetreffende SZW-beleidsdirecties. Onderwerpen zijn onder meer: arbeidsmarkt, migratie, sociaal beleid, vergrijzing, pensioenproblematiek en arbeidsverhoudingen. De directie ASEA volgt de ontwikkelingen binnen het Economic Policy Committee en het Economic
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 92 van 229
and Development Review Committee (EDRC). Dit laatste comité organiseert de periodieke landenexamens. Nederland was in 2001 aan de beurt. In 2003 zal de OESO opnieuw een Labour Ministerial conferentie houden. Deze bijeenkomst vindt eens in de vijf jaar plaats. De laatste (in 1997) is door minister Melkert voorgezeten. IZ bereidt de Labour ministeriële conferentie voor en vertegenwoordigt SZW in het interdepartementale OESOafstemmingsoverleg. 6. WTO Na de vierde ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in december 2001 in Doha zullen de belangrijkste activiteiten van IZ in WTO-kader zijn: a) de bevordering van de interdepartementale en internationale discussie over de relatie tussen handel, globalisering en fundamentele arbeidsnormen (sociale dimensie), en b) het volgen en bewaken van de ontwikkelingen rond liberalisering van het dienstenverkeer in verband met toetreding van ‘derde landers’. Vooral na de WTO-conferentie in Doha wordt de Working Party on Globalization van de Raad van Beheer van de ILO beschouwd als het mondiale gespreksforum bij uitstek om de sociale dimensie van globalisering en de naleving van de fundamentele arbeidsnormen te behandelen. De WTO is een van de participerende instanties in deze Working Party. Aldus kan de WTO actief bij de discussie over genoemd thema betrokken zijn, zonder deze in WTO-kader te hoeven agenderen. 7. Bilaterale externe betrekkingen Op het ogenblik worden door IZ bilaterale externe betrekkingen op sociaal gebied onderhouden met zusterministeries in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, België, Spanje, Turkije en Zweden. Voorts bestaan er bilaterale contacten met de Duitse deelstaat Noord-Rijn Westfalen en met de kandidaat-EU-lidstaten. In samenspraak met de partnerlanden worden jaarlijks planningen opgesteld voor gezamenlijke activiteiten. Deze liggen doorgaans in de sfeer van deskundigen-bijeenkomsten; informatieuitwisseling en bezoeken van bewindspersonen. Het kader voor de jaarlijkse planningen varieert van land tot land en is in meer of mindere mate bindend van karakter. IZ wil het sinds 1998 gevoerde beleid ten aanzien van bilaterale externe betrekkingen consolideren. Bilaterale activiteiten nemen de laatste tijd in aantal en omvang toe. Dergelijke activiteiten zijn om verschillende redenen nuttig. Dikwijls worden bilaterale betrekkingen politiek geëntameerd. Hierdoor zijn ze moeilijk vanuit IZ te sturen. Dit laat onverlet dat het beheersbaar houden, c.q. krijgen van deze relaties voor IZ en SZW belangrijker wordt. Uitgangspunten voor het beheersbaar houden zijn: • prioritering: voorrang voor huidige en nieuwe lidstaten; daarbinnen nader te bepalen speerpunten. • transparante besluitvorming, rekening houdend met capaciteit bij (vak)directies en IZ. • waarborgen dat (vak)directies de kwaliteit bieden die nodig is in het kader van afgesproken bilaterale activiteiten.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 93 van 229
Directie Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) Trefwoorden: ** directie Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) **forum-activiteiten **kennismanagement **kenniskringen **Sociale Nota ** strategische agenda Missie en kerntaken De directie Onderzoek en Ontwikkeling heeft tot taak strategievorming en kennisontwikkeling op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met als doel de versterking van de kwaliteit van de hele beleidscyclus. Het gaat om het bewandelen van nieuwe wegen om strategische vraagstukken aan de orde te stellen en het departementale onderzoeksprogramma in samenspraak met de andere directies te richten op actuele en relevante vraagstukken. O&O stelt jaarlijks op basis van strategische uitgangspunten voor SZW, de kennisbehoeften van directies, en hetgeen aan onderzoeken wettelijk verplicht is dan wel aan het parlement is toegezegd, een onderzoek- en ontwikkelingsprogramma op. Met het O&O-programma wordt invulling gegeven aan de kerntaken van O&O: strategie, onderzoek en kennismanagement. Organisatieopbouw De directie heeft drie afdelingen. De afdelingen zijn op DG-domein georganiseerd en hebben daarnaast ieder een regierol die aansluit bij de kerntaken van O&O. De afdelingen: • Arbeidsmarktbeleid en Bijstand (AMB): • DG AMB + DG UB • domein: arbeidsmarktbeleid, bijstand, reïntegratie, uitvoeringsbeleid • regierol: strategie • Arbeidsomstandigheden en sociale voorzieningen (ASV): • DG ASV • domein: sociale verzekeringen, arbo- en verzuimbeleid, arbeid en gezondheid, vermindering administratieve lasten, • regierol: onderzoek • Arbeidsverhoudingen en internationale betrekkingen (AVIB): • SG + DG AVIB • domein: macro-economisch beleid, arbeidsverhoudingen, internationale betrekkingen en emancipatie • regierol: kennismanagement Strategie O&O stimuleert de toekomstoriëntatie van het departement en organiseert daartoe het proces van strategievorming via een interactief proces tussen betrokkenen binnen en buiten het departement. O&O brengt daarbij kennis en inzichten in ten aanzien van brede directie- en
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 94 van 229
departementsoverstijgende vraagstukken. De belangrijkste strategische activiteiten die O&O, in samenwerking met andere directies en externen, verricht, zijn: • uitvoeren van strategische verkenningen; • organisatie van debatten over strategische vraagstukken (“forumfunctie”); • opbouw en onderhoud van een strategisch netwerk. Nadere toelichting op de strategische verkenningen De bijzondere aandacht voor strategische (toekomst)verkenningen is nieuw. Vorig jaar is in het kader van het programma De Toekomst Nu een start gemaakt met de ontwikkeling van een aantal toekomstscenario’s en zijn relevante strategische vraagstukken voor SZW geinventariseerd. Het voornemen is om hier dit jaar meer structuur, samenhang en diepgang aan te geven. Verantwoordelijkheid bewindspersonen De strategische verkenningen hebben in principe betrekking op thema’s die op middellange termijn spelen. Deze agenda wordt zowel vanuit de maatschappij, wetenschap als politiek gevoed. De bewindspersonen kunnen hierbij een stimulerende en sturende rol vervullen en bewaken in ieder geval de aansluiting van de agenda bij het Regeerakkoord en het brede kabinetsbeleid. Nadere toelichting op de forum-functie In aanvulling op het debat tussen DG en directeuren in de kenniskringen kunnen er door O&O ook zogenoemde forumactiviteiten worden georganiseerd gericht op kennis- en gedachtenuitwisseling tussen bewindspersonen, beleidsmakers, wetenschappers en mensen uit de praktijk (gemeenten, uitvoering, bedrijfsleven, burgerorganisaties etc.). Deze forumactiviteiten kunnen toegesneden zijn op de behoeften van een van de bewindspersonen en een relatief besloten karakter hebben, maar kunnen ook een veel bredere conferentie-achtige opzet hebben. Onderzoek O&O richt het onderzoek van SZW, in samenwerking met de SZW-directies, op relevante en actuele vraagstukken. Selectiviteit en flexibiliteit in het onderzoeksproramma zijn belangrijke uitgangspunten. Daarnaast worden meerjarenprogramma’s ontwikkeld die voorzien in de middellangetermijn kennisbehoefte van het departement. Voor de programmering en uitvoering van meerjarige onderzoeksprogramma’s onderhoudt de directie contacten (contractrelaties) met de onderzoeksinstituten TNO Arbeid, OSA, Ocfeb, NIBUD, Nyfer en S@B. De belangrijkste onderzoeksactiviteiten die O&O verricht zijn: • opstellen van een actueel en relevant jaarlijks onderzoeksprogramma; • opstellen van meerjarenprogramma’s; • uitbesteden en begeleiden van verschillende typen onderzoek uit het onderzoeksprogramma. Het onderzoeksprogramma wordt voorbereid in zogenoemde kenniskringen per DG-domein onder voorzitterschap van de DG. Kwaliteitsborging vindt plaats door O&O onder andere via zorgvuldige offertebeoordeling en het organiseren van adequate onderzoeksbegeleiding. Het onderzoeksprogramma wordt afgestemd met de onderzoeksactiviteiten van onder andere RWI, UWV, IWI en AI. Onderzoeken van deze organisaties worden onafhankelijk uitgevoerd. RWI en
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 95 van 229
UWV brengen hun onderzoeken zelfstandig uit. Zij stellen de minister wel voorafgaand op de hoogte van de onderzoeksresultaten, zodat een adequate reactie kan worden voorbereid. Verantwoordelijkheid bewindspersonen Het programma van onderzoek wordt aan het begin van elk jaar ter accordering aan bewindspersonen voorgelegd. De daadwerkelijke start van individuele onderzoeken wordt alleen aan bewindspersonen voorgelegd indien daarvoor een bijzondere aanleiding is. Afronding van een onderzoek wordt binnen een week door O&O aan bewindspersonen via de wekelijkse ministerstafbijdragen gemeld. De beleidsdirecties bereiden (bij al die onderzoeken die niet een puur technisch of voorbereidend karakter hebben) een beleidsmatige reactie voor en leggen die aan bewindspersonen voor. Hiervan maken ook de eventuele brief aan het parlement en het persbericht onderdeel uit. Kennismanagement De directie O&O bouwt expertise en externe netwerken op en benut deze om de missie van strategievorming en kennisontwikkeling op het hele SZW-terrein te kunnen waarmaken. O&O werkt daarbij intern nauw samen met de andere directies en de departementale projectbureaus en extern met nationale en internationale expertisecentra en met experts in de politiek, beleid, wetenschap en praktijk. De belangrijkste kennismanagementactiviteiten die O&O verricht zijn: • stimuleren van de discussie binnen SZW over strategie en kennisontwikkeling via de zogenoemde kenniskringen per DG-domein; • kennis van buiten naar binnen halen onder andere via lezingen van onderzoekers en mensen uit de praktijk en verspreiden van voor SZW relevante kennis via het interne tijdschrift Focus; • inbreng leveren in het maatschappelijke en wetenschappelijk debat via onder andere lezingen en artikelen. Nadere toelichting op kenniskringen Ten behoeve van het opstellen van een strategische visie en de programmering van strategische verkenningen en onderzoeken zijn zogenoemde kenniskringen ingesteld. De kenniskringen zijn per DG-domein georganiseerd. De DG is voorzitter van de kenniskring. In de kenniskring hebben verder, naast het hoofd van een van de O&O-afdelingen, de directeuren van de betrokken beleidsdirecties zitting. In de kenniskringen vindt behalve over de programmering ook debat plaats over de resultaten van strategische verkenningen. Sociale Nota Een van de belangrijkste producten van O&O, naast de strategische verkenningen en onderzoeken, is de Sociale Nota. De Sociale Nota is het kerndocument waarin het SZW-beleid in samenhang met de Miljoenennota wordt gepubliceerd. Onder verantwoordelijkheid van de SG voert O&O de inhoudelijke regie, organiseert het werkproces en bewaakt de dagelijkse uitvoering.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 96 van 229
Extern netwerk Vanuit het leidende principe ‘van buiten naar binnen’ halen en ‘binnen delen van kennis’ bouwt en onderhoudt O&O een strategisch netwerk. Zij werkt daarbij intern nauw samen met andere directies en de departementale projectbureaus en extern met nationale en internationale expertisecentra en met experts in de politiek, beleid, wetenschap en praktijk. De directie onderhoudt een uitgebreid netwerk met strategische units van andere departementen (o.a. via het interdepartementale strategennetwerk) en politieke partijen en verder de WRR, SCP, CPB, RMO, CBS, Gezondheidsraad en TNO. Daarnaast worden uitvoeringsorganen, sociale partners, universiteiten, onderzoeksscholen, denktanks en relevante belangengroeperingen benaderd, maar ook individuele experts, publicisten en ‘outsiders met een frisse blik’.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 97 van 229
Directeur-Generaal Arbeidsverhoudingen en Sociale Verzekeringen (ASV) Directie Sociale Verzekeringen (SV) Trefwoorden: ** administratieve lasten, terugdringen ** Awf-franchise, afschaffing ** AOW ** directie Sociale Verzekeringen (SV) ** Europese Unie ** Persoonsgebonden Reïntegratiebudget (PRB) ** reïntegratie ** sanctiebeleid ** sociale activering ** Sociale verzekeringsbank (Svb) ** verdragen, sociale zekerheid ** Verordening (EEG) 1408/71 (coördinatie sociale zekerheid) ** volksverzekeringen ** WAO ** Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) ** Wet verbetering poortwachter (WVP) ** Wetsv. Admin. lastenverlichting en vereenvoudiging werknemersverzekeringen (WALVIS) ** WW Doel en taken De belangrijkste beleidsdoelstelling van de directie SV is zorgdragen voor een stelsel van sociale verzekeringen dat: adequaat inspeelt op actuele ontwikkelingen in de samenleving, (re)activerend is, bijdraagt aan vermindering van het aantal uitkeringen door goede (financiële) prikkels, adequate inkomenszekerheid biedt aan de burger, handhaafbaar is, houdbaar is in het internationale recht, financieel houdbaar is, eenduidig en uitvoerbaar is en zo laag mogelijke administratieve lasten veroorzaakt. Belangrijkste beleidsthema’s en instrumenten Wet verbetering poortwachter (WVP) Op 1 april 2002 is de Wet verbetering poortwachter in werking getreden. Deze wet beoogt het proces in het eerste ziektejaar te verbeteren door de onderlinge samenwerking tussen werkgevers, werknemers, arbodiensten en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) te stroomlijnen. Daarmee wordt sneller ingrijpen in het eerste ziektejaar bevorderd zodat de instroom in de WAO wordt beperkt. De wet beschrijft de noodzakelijk acties van werkgevers, werknemers, arbodiensten en het UWV (versterking van de zogenoemde poortwachtersfunctie). Daarnaast worden met deze wet de rechten en plichten van werkgever en werknemers aangescherpt en met sancties versterkt. Concreet gaat het daarbij om de volgende maatregelen: • De werkgever dient bij dreigend langdurig ziekteverzuim een reïntegratiedossier bij te houden. Hierin worden aantekeningen bijgehouden over het verloop van de arbeidsongeschiktheid en de Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 98 van 229
•
•
• •
•
ondernomen reïntegratie-activiteiten. Op basis van dit dossier dient de werkgever, in overleg met de werknemer, een reïntegratieverslag op te stellen waarin verantwoording wordt afgelegd over wat zij hebben gedaan om terugkeer naar werk te bespoedigen. Werkgever en werknemer zijn primair verantwoordelijk voor de reïntegratie. De werkgever is verplicht maatregelen te treffen en voorschriften te geven opdat de werknemer in staat wordt gesteld de eigen of andere passende arbeid te verrichten. De werknemer is verplicht hieraan mee te werken. Als de werknemer onvoldoende meewerkt, kan de werkgever weigeren het loon van de werknemer door te betalen. Voor de inhoud van het hiervoor genoemde reïntegratiedossier en het daaruit samen te stellen reïntegratieverslag is een ministeriële regeling vastgesteld (de Regeling procesgang eerste ziektejaar). In deze Regeling worden eisen gesteld aan de informatie die in het reïntegratiedossier en het –verslag moet worden opgenomen. Tevens bevat de Regeling normen voor de stappen die in het eerste ziektejaar minimaal moeten worden gezet om van voldoende reïntegratieinspanningen te kunnen spreken. De werknemer dient bij de WAO-aanvraag het reïntegratieverslag aan het UWV te overleggen. Op basis van het verslag beoordeelt het UWV of er voldoende reïntegratie-inspanningen zijn ondernomen door werkgever en werknemer. Als uit het verslag blijkt dat de werkgever niet voldoende heeft gedaan om de werknemer aan het werk te helpen, kan hij worden verplicht het loon maximaal één jaar langer door te betalen; in dat geval wordt de WAO-aanvraag van de werknemer afgewezen. Als uit het verslag blijkt dat de werknemer zich onvoldoende heeft ingespannen, wordt de WAO-uitkering gedeeltelijk geweigerd. De werknemer en de werkgever kunnen gezamenlijk verzoeken de WAO-beoordeling maximaal één jaar uit te stellen, bijvoorbeeld omdat de reïntegratie al ver gevorderd is. De loondoorbetalingsverplichting voor de werkgever loopt gedurende die periode door.
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) Voor de inhoud van het WAO-dossier wordt verwezen naar het kabinetsstandpunt inzake het SERadvies over de WAO van april 2002 en de afspraken die hierover zijn gemaakt in het strategisch akkoord. De Werkloosheidsregelingen Het WW-volume is vanaf 1995 drastisch verminderd. Een deel van het beroep op de Werkloosheidswet (WW) blijft desondanks vermijdbaar. Het reduceren van het oneigenlijk gebruik van de WW kan zowel vanuit de polisvoorwaarden als door premiedifferentiatie in de WW worden nagestreefd. Om het beroep van oudere werknemers op de WW terug te dringen is het Wetsvoorstel werkgeversbijdrage WW-lasten oudere werknemers in voorbereiding. De invoering van een werkgeversbijdrage als werknemers van 57½ jaar en ouder in de WW terechtkomen, beoogt vermijdbare ontslagen van oudere werknemers tegen te gaan. Hiermee samen hangt de eventuele herinvoering van de sollicitatieplicht van ouderen in de WW. De verplichting om actief naar werk te zoeken kan - in combinatie met beleid gericht op bevordering van de vraag naar oudere werknemers - leiden tot een toename van de uitstroom van ouderen uit de WW wegens werkhervatting. Ook maakt herinvoering van de sollicitatieplicht het voor oudere werknemers minder aantrekkelijk om medewerking te verlenen aan een ontslag. Daarnaast vraagt het vermijdbare beroep op de WW als gevolg van seizoen- en herhalingswerkloosheid aandacht. Hiertoe is een wetsvoorstel in voorbereiding dat de invoering van risicogroepen in de wachtgeldfondsen regelt.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 99 van 229
Werkgevers worden dan op basis van hun individueel veroorzaakte WW-lasten ingedeeld in een risicogroep met een bepaalde premie. Dit betekent: hoe hoger de WW-lasten van een werkgever, hoe hoger de premie die hij betaalt (premiedifferentiatie). Reïntegratie van werklozen en arbeidsgehandicapten Balans tussen rechten en plichten: reïntegratie niet vrijblijvend Met het reïntegratiebeleid wordt beoogd de afhankelijkheid van een uitkering te voorkomen dan wel te beperken door werklozen en arbeidsgehandicapten in het arbeidsproces te houden of terug te laten keren. De WAO, WW en Wet REA kennen naast een reeks rechten ook plichten voor de uitkeringsgerechtigde. Met de Wet verbetering poortwachter zijn de reïntegratieverplichtingen van de zieke werknemer en zijn werkgever in het eerste ziektejaar bezien en waar nodig aangepast en aangevuld. Het is de bedoeling ook de (reïntegratie)verplichtingen te bezien en waar nodig aan te passen in de situatie dat er reeds een WW- of WAO-uitkering wordt verstrekt. Hierbij worden drie uitgangspunten gehanteerd. Ten eerste moeten de rechten en plichten optimaal zijn gericht op het zoeken en aanvaarden van werk. Ten tweede moeten de rechten en plichten zo helder mogelijk worden geformuleerd. Ten slotte wordt gestreefd naar afstemming van de rechten en plichten in de WAO en WW. Sanctiebeleid: uniformering maatregelenbesluiten en terug- en invorderingsbesluiten Ter verbetering van het sanctiebeleid zullen de maatregelenbesluiten van het UWV en de SVb worden vervangen door één Maatregelenbesluit. Het is de bedoeling dat dit jaar wordt begonnen met de uniformering van de diverse terug- en invorderingsbesluiten. Effectievere reïntegratie: aanscherpen aanbestedingsprocedure De reïntegratiemarkt dient efficiënt, transparant en concurrerend te zijn. Het uiteindelijke doel is een gevarieerd aanbod van reïntegratiediensten tegen een optimale prijs. Marktwerking is gebaat bij een groot aantal vragers en aanbieders. Het kabinetsstandpunt WAO stelt voor dat de werkgever twee jaar verantwoordelijk is voor de reïntegratie van zijn zieke werknemer. Binnen het eigen bedrijf, maar indien dat niet mogelijk is ook bij een ander bedrijf. Het aantal vragers naar reïntegratiediensten zal hierdoor toenemen. Om de gunning van reïntegratietrajecten aan marktpartijen transparant te laten plaatsvinden en om daarnaast optimaal te profiteren van de voordelen van de vrije markt wordt een aanbestedingsprocedure gehanteerd. In 2001 is door het UWV voor de tweede maal een aanbestedingsprocedure gehouden voor de reïntegratietrajecten van werklozen en arbeidsgehandicapten. Op basis van evaluaties van de eerste aanbestedingsprocedure zijn bij deze tweede aanbestedingsprocedure (voor 2002) kleinere doelgroepen geformuleerd en zijn er, indien mogelijk, meerdere reïntegratiebedrijven gecontracteerd per doelgroep. Kennis van specifieke doelgroepen en/of van de regionale arbeidsmarkt zijn belangrijke gunningscriteria geworden en de mogelijkheden voor samenwerking zijn verruimd. In de komende jaren wordt de marktwerking verder geoptimaliseerd. Aan de mate van resultaatfinanciering, het begrip duurzame arbeid en de te leveren nazorg zullen hogere eisen worden gesteld. Sociale activering Aandacht heeft het ontwikkelen van beleid om sociale activering voor WW’ers en WAO’ers mogelijk te maken. Sociale activering (zinvolle maatschappelijke activiteiten met als doel bevordering van de terugkeer naar de arbeidsmarkt) kan een eerste stap zijn op weg naar werk voor mensen die
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 100 van 229
(nog) niet in aanmerking komen voor een regulier reïntegratietraject. Per 1 januari 2002 is er een aantal wijzigingen in de Wet REA doorgevoerd die een expliciete basis geven voor de inkoop van sociale activering door het UWV. Het is van belang dat alle uitvoerders, bij zowel UWV als gemeenten, hiervan op de hoogte zijn.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 101 van 229
Volksverzekeringen (AOW, AKW, Anw) Op het terrein van de volksverzekeringen is de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) het instrument dat, in combinatie met de fiscale kinderkorting, bijdraagt aan de verbetering van de inkomenspositie van gezinnen met kinderen. Op het terrein van (de financiering) van de Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene nabestaandenwet (Anw) en het AOW-spaarfonds zijn op dit moment geen wijzigingen in het beleid aan de orde. Wel kan worden overwogen de AOW-premie te maximeren op een lager percentage dan nu het geval is. Door het premiemaximum in de AOW te verlagen, in combinatie met het geleidelijke verhogen van de rijksbijdrage en het vullen van het AOW-spaarfonds, wordt bereikt dat er bij de financiering van de AOW in toenemende mate sprake is van solidariteit binnen generaties in aanvulling op de bestaande solidariteit tussen generaties. Door de financiering van de AOW over drie bronnen te spreiden (algemene middelen, AOW-premies en AOW-spaarfonds) kan de financiering van de AOW beter worden gewaarborgd.4 Verdragen Op het internationale terrein wordt gestreefd naar coördinatie tussen de socialezekerheidsstelsels binnen Europa en naar verhoging van de rechtmatigheid van in het buitenland uitbetaalde Nederlandse uitkeringen door bilaterale verdragen af te sluiten. Modernisering en vereenvoudiging Verordening (EEG) nr. 1408/71 Binnen de EU wordt momenteel gediscussieerd over een Commissievoorstel om Verordening (EEG) 1408/71, op grond waarvan de sociale zekerheid binnen de EU/EER wordt gecoördineerd, te moderniseren en te vereenvoudigen. Deze Verordening betreft de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, en op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. Het gaat om het waarborgen van de aanspraken die EU-ingezetenen kunnen maken op socialeverzekeringsrechten op het moment dat zij migreren binnen de Europese Unie. De implementatie van een nieuwe Verordening zal een nauwe samenwerking vergen met de uitvoeringsorganisaties. Bovendien zal het nationale beleid en regelgeving op het terrein van sociale verzekeringen moeten worden bezien in het licht van de nieuwe Verordening. Het Spaanse voorzitterschap heeft een nieuw voorstel gemaakt voor de herziening van Titel I en II van de Verordening. Onder de volgende voorzitterschappen moet overeenstemming worden bereikt over de overige delen van de Verordening en de voortgang. Handhaving bij export uitkeringen Als gevolg van de Wet beperking export uitkeringen (de Wet BEU) zijn met een groot aantal landen buiten de EU/EER verdragen afgesloten. In de verdragen worden afspraken gemaakt over een effectieve controle op de verstrekking van socialeverzekeringsuitkeringen in het buitenland. Het gaat om uitkeringen in het kader van de Anw, de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziektewet, de WAO en WAZ en de toeslagen op de AOW. Op 1 januari 2003 (de datum waarop de overgangstermijn van de Wet BEU is verstreken) zal circa 97 procent van alle in het buitenland wonende uitkeringsgerechtigden onder een verdrag vallen. Omdat de Wet BEU pas relatief kort geleden (1 januari 2000) in werking is getreden, kan de vraag nog nauwelijks worden beantwoord of de verdragen daadwerkelijk bijdragen tot een verbetering 4
Zie ook: Nieuwe en solide wegen: Budgettair beleid in de volgende kabinetsperioden, Wetenschappelijk Instituut CDA, 11e rapport van de Studiegroep begrotingsruimte, rapport Fiscale Verkenningen
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 102 van 229
van de handhaving inzake geëxporteerde uitkeringen. Dit vergt evaluatieonderzoek. In samenwerking met de uitvoeringsorganisaties moet de implementatie van de handhavingsverdragen worden gemonitord. Het streven is om ultimo 2004 op basis van de monitoring een inhoudelijke beoordeling te kunnen geven over de feitelijke werking van de handhavingsverdragen. Een uitkomst hiervan kan zijn dat verdragsafspraken dienen te worden aangepast c.q. aangescherpt. Daarnaast zal worden bezien of het handhavingsinstrumentarium in de bilaterale verdragen op het terrein van de sociale verzekeringen dient te worden uitgebreid tot de Algemene Bijstandswet, met name in verband met het vermogensonderzoek (onderzoek naar vermogen in het buitenland van Nederlandse bijstandsgerechtigden, zoals in de kwestie Marokko). Terugdringen administratieve lasten en verlagen uitvoeringskosten in de sociale verzekeringen De uitvoering van de werknemersverzekeringen wordt gekenmerkt door complexe regelgeving, onder meer op het terrein van het loonbegrip. Als gevolg hiervan kunnen uitvoeringsinstellingen niet altijd voldoen aan de eisen die worden gesteld in het kader van rechtmatigheid en handhaafbaarheid en moeten zij hoge uitvoeringskosten maken. Daarnaast is sprake van hoge administratieve lasten voor werkgevers. Het verminderen van de administratieve lasten voor werkgevers en het verlagen van de uitvoeringskosten voor het UWW is daarom een belangrijke beleidsdoelstelling. A) WALVIS. Het Wetsvoorstel administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging werknemersverzekeringen (WALVIS) dat nu in de Kamer ligt, is in dit verband van groot belang. Het voorstel bestaat uit 4 pijlers namelijk uniformering van het SV-loonbegrip, vereenvoudiging van de dagloonsystematiek, overgang naar een systematiek van premieheffing achteraf en invoering van een betrouwbare polisadministratie. Door het wetsvoorstel WALVIS en de daarbij behorende fiscale Aansluitingswet worden het loonbegrip en de heffingsystematiek in de werknemersverzekeringen en de fiscaliteit meer op elkaar afgestemd. B) Eventuele afschaffing Awf-franchise Hiermee samen hangt de beleidsoptie om te komen tot afschaffing van de Awf-franchise. De afschaffing zal leiden tot een (verdergaande) verlaging van de administratieve lasten en uitvoeringskosten, omdat in de salarisadministratie geen rekening meer behoeft te worden gehouden met de SV-dagen. C) De optie van premieheffing en loonheffing door 1 instantie In vervolg hierop is nog een extra stap mogelijk om de administratieve lasten van werkgevers te verminderen door de premieheffing werknemersverzekeringen en de loonheffing door 1 instantie te laten geschieden. Relevante actoren en overleggen • Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) voert de werknemersverzekeringen uit. Dat wil zeggen de verstrekking van uitkeringen op grond van de WW, WAO, Wajong en WAZ en de premie-inning Daarnaast is het UWV verantwoordelijk voor de reïntegratie van werknemers die geen werkgever meer hebben. Het UWV is een zelfstandig bestuursorgaan. Het UWV kent een hoofddirectie, die zorgt voor de dagelijkse leiding en een Raad van Bestuur met door de minister benoemde leden. Regelmatig vindt bestuurlijk overleg plaats tussen de verantwoordelijke bewindspersoon en het bestuur van het UWV. • De Sociale Verzekeringsbank (SVb) voert de volksverzekeringen uit. Zij verzorgt de uitkeringen op grond van de AOW, Anw en AKW. De SVB kent een door de minister benoemde Raad van Bestuur.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 103 van 229
• De Centrale Organisatie Werk en Inkomen (CWI) draagt zorg voor de inrichting van 131 Centra voor Werk en inkomen (CWI’s). De CWI’s bemiddelen werkzoekenden en werkgevers en doen de eerste intake voor een uitkering (WW of bijstand). • Directie Werk en Inkomen (W&I). Daar waar de directie SV verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van beleid en wetgeving op het terrein van de sociale verzekeringen is de directie Werk en Inkomen verantwoordelijk voor de implementatie van beleid en wetgeving en voor de aansturing van het UWV. W&I maakt onderdeel uit van het Directoraat Generaal Uitvoeringsbeleid Werk en Inkomen (DG UB). • De Inspecteur Generaal Werk en Inkomen (IWI) oefent het toezicht uit op de uitvoering van de sociale verzekeringen en de Bijstandswet. • De Raad voor Werk en inkomen (RWI) adviseert de minister over het beleid ten aanzien van de arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Met name het reïntegratiebeleid vormt hier het speerpunt. Daarnaast stelt de RWI regels omtrent subsidiëring van reïntegratie-initiatieven. Het bestuur van de RWI bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gemeenten onder leiding van een door de minister benoemde voorzitter. • De directeur SV is adviserend lid van de sociaal-economische commissie van de Sociaal Economische Raad. Voor dit jaar staat onder meer een advies over het sociaal-economisch beleid voor de middellange termijn op de agenda van de Raad.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 104 van 229
Directie Arbeidsveiligheid en -gezondheid (A&G) Trefwoorden: ** Arbeidsveiligheid ** Directie Arbeidsveiligheid en Gezondheid (A&G) Doel en taken Het doel van de directie A&G is het bevorderen van een gezonde en veilige werkomgeving. Werknemers kunnen te maken krijgen met vele soorten risico’s. Naast risico’s door blootstelling aan gevaarlijke stoffen, straling of geluid, kan een werknemer te maken hebben met werkdruk, met agressie en geweld, met fysieke belasting of RSI. Al deze arbeidsrisico’s moeten worden teruggebracht tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau door te het voorkomen van het ontstaan van dat onveilige en ongezonde werkomstandigheden ontstaan. Een deel van het werk van de directie vindt plaats in nauw overleg met andere departementen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de afstemming van arbeidsveiligheid en publieksveiligheid. Een belangrijk deel van de normen komt in EU-verband tot stand. Terugbrengen van de arbeidsrisico’s wordt bereikt door bevorderen zelfwerkzaamheid, bevorderen van veiligheids- en gezondheidsbewustzijn, door bevorderen van een bronaanpak door bedrijven, en door normstelling. Jaarlijks vinden in Nederland 175.000 bedrijfsongevallen met letsel plaats. Daarvan vallen er 3.000 in de categorie ernstige ongevallen. Jaarlijks zijn daarbij ongeveer honderd dodelijke slachtoffers te betreuren. Daarnaast doen zich in Nederland jaarlijks minstens 20.000 nieuwe gevallen van beroepsziekten voor. De helft van de beroepsgerelateerde aandoeningen betreft het bewegingsapparaat (schouders, armen, rug), meestal met de diagnose RSI. Een kwart van de aandoeningen betreft psychische belasting, voornamelijk gevallen van overspannenheid en burnout. Volgens onderbouwde schattingen heeft circa 40 procent van alle WAO-instroom een relatie met het werk. Daarnaast zijn er vele beroepsgerelateerde aandoeningen die niet altijd direct leiden tot arbeidsuitval maar wel een handicap kunnen veroorzaken, zoals doofheid ten gevolge van geluidsbelasting. Belangrijke thema’s De zorg voor een veilig en gezond werkklimaat is een blijvende verantwoordelijkheid van werkgevers, werknemers en de overheid. Het beleid richt zich steeds wordt meer op wat er speelt in de samenleving en probeert een antwoord te vinden op de signalen die vanuit de samenleving worden gegevensamenlevings-geörienteerd, dus steeds “van buiten naar binnen”. Signalering en monitoring van arbeidsrisico’s zullen gevolgd worden door uiteenlopende beleidsmaatregelen. Een probleem daarbij is dat de beleidsinformatie over arborisico’s slechts beperkt beschikbaar is. Een aantal gebeurtenissen (Volendam, Enschede) hebben er nog eens op gewezen dat veiligheid en gezondheid niet volledig aan de “markt” kan worden overgelaten, maar dat de overheid daarop wordt aangesproken. In dit verband zijn een vijftal strategische onderwerpen voor 2002 benoemd waaraan, naast de Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 105 van 229
reguliere activiteiten, prioriteit wordt toegekend.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 106 van 229
Strategische thema’s Psychosociale arbeidsbelasting en RSI Onder psychosociale arbeidsbelasting worden factoren in de arbeidssituatie verstaan, die kunnen leiden tot werkstress. Voorbeelden hiervan zijn werktempo en werkhoeveelheid (=werkdruk), maar ook emotionele belasting in de arbeidssituatie. Wanneer werkstress (‘spanning’) te lang aanhoudt, kan dit leiden tot ziekte, zoals overspannenheid of burnout. RSI is de verzamelnaam voor klachten aan nek, schouders, armen, polsen en handen. RSI wordt veroorzaakt door langdurig werken in dezelfde houding of door het uitvoeren van repeterende bewegingen. Psychosociale arbeidsbelasting en RSI zijn evidente arbeidsrisico’s die een aanzienlijk (en groeiend) deel van het ziekteverzuim en de WAO-instroom voor hun rekening nemen. In 2000 bedroeg het percentage nieuwe WAO’ers met ‘psychische stoornissen’ 35 procent (waarvan naar schatting bij 44 procent van deze groep mensen sprake is van arbeidsgebonden psychische aandoeningen, zoals overspannenheid en burn-out). Het percentage nieuwe WAO’ers met RSI bedroeg in 2000 5 procent. Aanpak De aanpak verloopt momenteel exclusief via de arboconvenanten, waarin met hoogrisicobedrijfstakken maatwerkafspraken worden gemaakt over het terugdringen van bepaalde arborisico’s. Omdat het landelijke reductiestreefcijfer voor RSI in 2001 niet is gehaald, bezint de directie A&G zich op de vraag of er aanvullend beleid ontwikkeld moet worden om de risico’s ten gevolge van psychosociale arbeidsbelasting en RSI te reduceren. Daarnaast worden beide arbeidsrisico’s vooral per branche aangepakt via de arboconvenanten.. Voorts wordt er door de directie A&G geparticipeerd in de subcommissie Preventie Psychische Arbeidsongeschiktheid (subcommissie van de Commissie Psychische Arbeidsongeschiktheid (“Donner I”)), waarin ideeën worden ontwikkeld voor een preventieve aanpak van psychische arbeidsongeschiktheid. Innovatief productbeleid Het ontwerp van apparatuur en hulpmiddelen waarmee werknemers werken, is van invloed op de risico’s die de werknemer loopt. Aanpak Het beleid is er op gericht om te bevorderen dat fabrikanten/producenten middelen op de markt brengen die oplossingen geven voor de gesignaleerde tekortkomingen in het huidige aanbod. In het bijzonder gaat het om de ontwikkeling van werkmethoden (ketenaanpak), apparatuur en (grond-) stoffen en producten, waarbij in het ontwerp en de verdere ontwikkeling bewust is gekozen voor maximale reductie van arbeidsrisico’s. Hierbij wordt tevens bevorderd, dat het beginsel “design for all” beginsel verder wordt ontwikkeld, hetgeen de bruikbaarheid van de gekozen oplossingen ook toegankelijk maakt voor bijzondere doelgroepen. Daarnaast wordt bevorderd dat gebruikers/werkgevers de nieuw ontwikkelde middelen aanschaffen. Voor de stimulering bestaan subsidieregelingen. Deze aanpak verschaft betreffende producenten een voorsprong op de Europese markt. Nieuwe technologie
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 107 van 229
Bij voortduring worden er in het bedrijfsleven nieuwe technologieën geïntroduceerd, waarbij nieuwe of andersoortige arborisico’s ontstaan. Het betreft zowel technologie voor productiemethoden als voor nieuwe producten of werkwijzen. Op de consequenties daarvan bestaat nog niet altijd voldoende zicht. Tegelijkertijd kan de toepassing van nieuwe technologie een bijdrage leveren aan vermindering van arbeidsrisico’s, die met bestaande middelen niet zijn op te lossen. Aanpak Algemene doelstelling is het beperken van arbeidsrisico’s die ontstaan door of bij gebruikmaking van nieuwe technologieën. Concreet wil A&G anticiperen op nieuwe technologieën. Het betreft zowel het tijdig onderkennen van nieuwe arbeidsrisico’s ten gevolge van andere technologie, als het inzetten van technologie om bestaande risico’s te bestrijden of beter te beheersen. Naast een inventarisatie van arbeidsrisico’s bij de informatietechnologie en de toepassing van biotechnologie komt er een analyse van de resultaten van het onderzoek naar de arbeidsrisico’s bij ondergronds bouwen. Intensivering arbeidsveiligheidsbeleid De rampen in Enschede en Volendam hebben geleid tot een herijking van het veiligheids-beleid en een groot aantal actiepunten van het kabinet. SZW is nauw bij de uitvoering betrokken en neemt deel aan een veelheid van overleggremia. Belangrijke actoren zijn BZK, VROM, V&W, Taskforce Ouwerkerk, adviesorganen en kenniscentra. Het handhavingsbeleid op dit gebied is beschreven in het deel van de Arbeidsinspectie. Om de aanpak van gebleken kwetsbaarheden in het SZW-veiligheidsbeleid te zekeren is Voor de duur van 2 jaar is een project Relatie Arbeidsveiligheid - Publieksveiligheid (RAP) opgezetgestart. Doel van het project is het ontwikkelen van initiatieven teneinde de bestuurlijke risico’s voor SZW in verband met haar taken op het gebied van veiligheid te verminderen. Het project richt zich op omvat de thema’s het grensvlak tussen arbeid -en publiek, vergunningverlening, toezicht en handhaving, optreden bij rampen en waarborgen van en omgaan met kennis. De gesignaleerde SZW-brede aandachtspunten met betrekking tot veiligheid betreffen het vergroten van de transparantie van verantwoordelijkheden en processen, vergroten van het lerend vermogen, adequaat kennisbeheer, betere afstemming in/extern, arbo en samenwerking van hulpverleners. Daartoe ontwikkelt RAP voorstellen en concepten voor verdere uitwerking in de staande organisatie. Daarenboven wordt in aansluiting op de actiepunten intensivering externe veiligheidsbeleid en verhoging veiligheidsbewustzijn, ingezet op: 1. De integrale veiligheidsafweging. Complementair aan het risicobeleid op de terreinen van VROM en V&W wordt een risicomodel voor werknemersveiligheid ontwikkeld. Met dit model kunnen de risico’s voor alle belanghebbenden, zoals omwonenden en werknemers, op consistente wijze worden mee gewogen bij de besluitvorming over risicodragende (bedrijfs)activiteiten. Kernbegrippen daarbij zijn uniformiteit in bescherming, heldere verdeling van verantwoordelijkheden, afstemming van toezicht en consistentie in het rijksveiligheidsbeleid van de overheid. 2. Vergroting van het veiligheidsbewustzijn. Het daadwerkelijk en duurzaam ‘leren van lessen’ vergt het volledig uitwerken, invoeren en internaliseren van maatregelen. Aansluitend bij de veiligheidscampagne voor de Nederlandse burger wordt in de komende kabinetsperiode campagne gevoerd voor een hogere veiligheid in bedrijven en instellingen. Veiligheid voor werknemers is ook een belangrijk thema wordt onder het Nederlands
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 108 van 229
voorzitterschap van de EU in Europees kader nadrukkelijk op de Europese agenda geplaatst. Onder meer met een veiligheidsprogramma in de Europese week voor de veiligheid op het werk en een uitwisselingsprogramma tussen de lidstaten. Om blijvend te leren en te verbeteren worden de effecten van maatregelen gemonitord. Intensivering beleid gevaarlijke stoffen Werknemers kunnen in contact komen met vele duizenden stoffen. Rijksbreed is daarvoor een stoffenbeleid ontwikkeld waarbij met name de ministeries van VROM, SZW, VWS en LNV betrokken zijn. De mate van regulering (veelal afkomstig van de EU-afkomstig) is afhankelijk van het risico voor mens en milieu van de stoffen en producten. Zo mogen bestrijdingsmiddelen alleen worden gebruikt indien ze zijn toegelaten op basis van de Bestrijdingsmiddelenwet. Voor nieuw op de markt gebrachte stoffen geldt een kennisgevingsstelsel, dat producenten verplicht tot aanlevering van een basisdossier aan te leveren. Het arbeidsomstandighedenbeleid voor stoffen is gebaseerd op de Arbeidsomstandighedenwet. Het overgrote deel van de stoffen waar werknemers aan kunnen worden blootgesteld zijn de zogeheten “bestaande stoffen”. De risico’s van die stoffen zijn veelal slechts beperkt in kaart gebracht. Al vele jaren is in EU-kader een inhaalslag gaande om die ontbrekende risicogegevens via de producenten alsnog beschikbaar te krijgen. Binnen ondernemingen is het stoffenbeleid vaak slecht verankerd. Betrokkenen zijn zich veelal maar weinig bewust van de risico’s van de stoffen waaraan men wordt blootgesteld, ook al omdat die risico’s zich in een aantal gevallen pas op lange termijn manifesteren (bijvoorbeeld kanker). Aanpak Momenteel loopt rijksbreed het beleidsintensiveringstraject SOMS, Strategisch Omgaan Met Stoffen. Binnen dat traject werken de betrokken ministeries, met name VROM en SZW, nauw samen met het bedrijfsleven. Er zijn diverse lijnen van aanpak. 1. Primair via de EU wordt getracht loopt het versneld beschikbaar krijgen van de vele ontbrekende gegevens over de bestaande stoffen versneld beschikbaar te krijgen. 2.Ook wordt gewerkt aan een nationale stoffendatabank. 3. Voor SZW is vooral het recentelijk gestarte “proeftuinenproject” van belang. Daarin wordt aan bedrijven en ketens van bedrijven (producenten van stoffen en producten, gebruikers, afvalverwerkers), met subsidie van de overheid, de gelegenheid geboden om de beleidsvernieuwing in praktijk te brengen. Aandachtspunten zijn onder andere.a. een betere communicatie (binnen de keten!) over de risico’s van stoffen, en een intensivering van het bronbeleid (gevaarlijke stoffen vervangen door minder gevaarlijke). Na afloop van het de proeftuinenproject (, medio 2003), wordt ingezet op de afsluiting (bedrijfsleven, overheid) van een aantal uitvoeringsconvenanten tussen bedrijfsleven en overheid waarin afspraken worden gemaakt zullen worden over de implementatie van de beleidsvernieuwingsaanpak. Dossiers die maatschappelijk aandacht vragen Naast de genoemde thema’s zijn er een aantal lopende dossiers met politieke importantie, zoals asbest, straling en legionella. Asbestbeleid Asbesthoudende materialen zijn in bijna nagenoeg alle bedrijfssegmenten en in grote hoeveelheden toegepast. De belangrijkste zijn de bouw, de scheepsbouw en de industrie. Asbest is een
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 109 van 229
kankerverwekkende stof. Jaarlijks overlijden ca.irca 650 voornamelijk oud-werknemers aan de gevolgen van blootstelling aan asbest in het verleden. Het beroepsmatig gebruik van asbest is sinds 1993 in Nederland verboden. Het huidige asbestbeleid richt zich met name op werkactiviteiten aan of met asbest dat in het verleden is aangebracht (sloop, reparatie). Het werkveld kent een sterke interdepartementale dimensie vanwege de aspecten volksgezondheid en milieubescherming (VWS respectievelijk VROM). Momenteel wordt interdepartementaal vorm gegeven aan het beleid ontwikkeld in verband met de asbestproblematiek in bouw- en sloopafval en in grond. In Europa zal per 1 januari 2005 een asbestverbod worden ingevoerd. De Arbeidsinspectie voert een actief handhavingsbeleid waarbij in samenwerking met andere handhavingsdiensten steeds meer tot ketenbenadering wordt overgegaan. Straling De normering met betrekking tot straling is in belangrijke mate afkomstig van de EU. De komende jaren zal de nadruk vooral liggen op beleidsevaluatie en onderhoud van het instrumentarium. De afbouw van de nucleaire sector zal ook in de komende tijd blijvend aandacht vragen. De beleidsinzet op met betrekking tot straling is met name gericht op: • nadere uitwerking beleid inzake de omgang met natuurlijke straling (procesindustrie/luchtvaart), en radioactief schroot; • opzetten infrastructuur ten behoeve van de kwaliteitsborging stralingsdeskundigheid; • ontmantelen en buiten gebruikstellen (in 2002 en de jaren daarna) van nucleaire installaties; • de vergunningsplicht voor toestellen wordt geëvalueerd aan de hand van een risicomodel; • een bijdrage leveren aan het opzetten van een Europees incident databasesysteem voor incidenten; • vernieuwing revitalisatie van het Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding. Legionella De bescherming tegen blootstelling aan biologische agentia (o.a. bacteriën, virussen) wordt gereguleerd op basis van het Arbobesluit; ook hier gaat het om EU-regels. Het algemeen geformuleerde beleid is tot nog toe slechts ten dele met concrete normering ingevuld. Er wordt veel met VWS, met VROM en de inspecties samengewerkt. Naar aanleiding van de ramp in Bovenkarspel heeft het onderwerp legionella nog steeds bijzondere aandacht. Met name het opstellen van een onder meer een beleidsregel opgesteld met de stand van de techniek voor koelinstallaties en luchtbevochtigers. Instrumenten Onderzoek / kenniscentra Voor de ontwikkeling van normen wordt onderzoek gedaan naar specifieke agentia waaraan werknemers kunnen worden blootgesteld. Ook wordt onderzoek gedaan ten behoeve van het monitoren van de (hoogtemate van) blootstelling aan stoffen. Monitoring De jaarlijkse gegevens van de CBS-monitor, de AI-monitor, het Letsel Informatiesysteem, de rapportage van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en informatie uit GISAI (de databank van de handhaving van de Arbeidsinspectie) vormen de basis voor de evaluatie van het beleid.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 110 van 229
Voorlichting Door de uitgave van Arbo-informatiebladen en, via folders en via internet wordt informatie beschikbaar gesteld voor Arbodiensten, werkgevers en werknemers om de arbeidsomstandigheden te kunnen verbeteren. Wet- en regelgeving De normering die nodig is voor de bescherming van werknemers is veelal afkomstig uitvan de EU. In de huidige arbowet- en -regelgeving zijn de kaders voor het beleid vastgelegd. Uitgangspunt hierbij is dat werkgevers en werknemers verantwoordelijk zijn voor goede arbeidsomstandigheden. Certificering Door de bevordering van certificering van deskundigheid op diverse terreinen, maar ook van producten worden de arbeidsomstandigheden indirect bevorderd. Convenanten Door middel van convenanten worden op brancheniveau over extra inspanningen om voor die branche specifieke risico’s aangepakt te pakken. Handhaving Tot slot biedt handhaving door de Arbeidsinspectie biedt de mogelijkheid om bedrijven te dwingen om voldoende aandacht te besteden aan arbeidsomstandigheden. Relevante actoren en overleggen Intern SZW Binnen SZW bestaat nauwe samenwerking met de directie AVB (gezamenlijke verantwoordelijkheid arbeidsomstandighedenbeleid), de Arbeidsinspectie (toezicht en handhaving) en project RAP (Relatie Arbeidsveiligheid en Publieksveiligheid) Interdepartementaal Vele onderwerpen binnen de directie hebben raakvlakken met het terrein van andere departementen. Te noemen zijn VROM en VWS, EZ en, BZK, maar met de meeste andere departementen bestaat ook samenwerking opvoor bepaalde terreinen. EU Gezien de intensieve betrokkenheid van de EU bij de regelgeving op dit arboterrein bestaan er vele contacten bij de voorbereiding van de EU-regelgeving. Commissies Vanuit A&G is regelmatig overleg met de SER-commissie Arbeidsomstandigheden en, de Gezondheidsraad.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 111 van 229
Directie Arbozorg en Verzuimbeleid (AVB) Trefwoorden: ** arbeidsgehandicapten ** Arbeidsomstandighedenwet ’98 ** arbobalans ** arboconvenanten ** arbodiensten ** arbokennisinfrastructuur ** asbestbeleid ** directie Arbozorg en Verzuimbeleid (AVB) ** midden- en kleinbedrijf, arbo- en verzuimbeleid ** Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS) ** reïntegratie ** ziekteverzuimbeleid Doelen en taken De doelen van AVB zijn preventie van ziekteverzuim en bevordering van vroegtijdige en duurzame reïntegratie in het arbeidsproces van zieke of tijdelijk arbeidsongeschikte werknemers. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij werkgevers en werknemers. De rol van AVB is werkgevers en werknemers te stimuleren maatregelen te nemen en daarnaast zowel stimuleren als voorwaarden te scheppen en te onderhouden, voor beleidsvoering door arbeidsorganisaties, opdat werkgevers en werknemers in staat zijn om op goede wijze arbo-, verzuim- en reïntegratiebeleid te voeren. Stimulering van arbo-, verzuim- en reïntegratiebeleid vindt plaats via onder meer arboconvenanten, diversiteitsbeleid en implementatie van de aanbevelingen van de commissie-Donner I over psychische arbeidsongeschiktheid. Werkgevers worden financieel geprikkeld via onder meer de sociale zekerheidswetgeving. De verantwoordelijkheden van partijen in het eerste ziektejaar zijn vastgelegd in de Wet verbetering Poortwachter. De strakkere handhaving (‘lik-op-stukbeleid’) door de Arbeidsinspectie zet aan tot aanpak van slechte arbeidsomstandigheden. Werkgevers en werknemers hebben met de Arbowet 1998 meer ruimte gekregen om arbo-, verzuim- en reïntegratiebeleid ‘op maat’ te voeren in hun onderneming. Zij worden daarbij ondersteund door deskundige arbodiensten. De overheid investeert in de kwaliteit van die arbodienstverlening, de samenwerking tussen arbodiensten en de gezondheidszorg en vraaggestuurde kennisontwikkeling en implementatie (kennisinfrastructuur), opdat werkgevers en werknemers hun verantwoordelijkheid waar kunnen maken. Drie belangrijke thema’s 1. Verbetering arbo-infrastructuur Evaluatie Arbowet 1998 Uiterlijk 1 november 2004 moet de evaluatie van de Arbowet 1998, voorzien van beleidsconclusies, bij het Parlement liggen. De bedoeling is een plan van aanpak voor de evaluatie in oktober 2002
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 112 van 229
naar het Parlement te sturen. In 2003 en de eerste helft van 2004 vindt het onderzoek plaats. Kernvraag in de evaluatie is: hoe werkt het systeem van arbobeleid zoals vastgelegd in de Arbowet 1998? De beleidsconclusies moeten ingaan in op mogelijke beleidsaanpassingen. Belangrijke elementen in de evaluatie zijn: • Hoe werkt het systeem? De Arbowet 1998 stelt proceseisen aan de arbobeleidsvoering in bedrijven. Werkgevers moeten een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) maken met een plan van aanpak voor de reductie van risico’s, zij moeten de voortgang in beeld brengen, zich deskundig laten ondersteunen door gecertificeerde arbodiensten en dehet medezeggenschapsorgaan inschakelen. Op de diverse elementen wordt afzonderlijk beleid gevoerd. • Hoe werkt het sluitstuk op het systeem: handhaving door de Arbeidsinspectie (AI). De AI voert een ‘lik-op-stukbeleid’. Met de bestuurlijke boete wordt sneller opgetreden tegen overtredingen; het hele handhavingsbeleid is strenger geworden. • Administratieve lasten. Nagegaan wordt welke besparingen de Arbowet 1998 op dit gebied heeft opgeleverd. Los daarvan is een traject in gang gezet voor verdere reductie van administratieve lasten. Arbokennisinfrastructuur Doel is dat bedrijven en instellingen op effectieve wijze arbo-, verzuim- en reïntegratiebebeleid voeren. Daar is - op de vraag aansluitende - kennis voor nodig. De arbokennisinfrastructuur (het geheel van organisaties die werken aan kennisproductie, kennistransferuitwisseling en implementatie van kennis op arbo- en verzuimterrein) moet die kennis leveren. De overheid heeft hierin een medeverantwoordelijkheid, tezamen met de partijen in het Arboplatform, dat is ingesteld om afstemming en samenhang binnen de arbokennisinfrastructuur te bewerkstelligen. Binnenkort wordt een voortgangsrapportage naar het Parlement gestuurd over de arbokennisinfrastructuur met daarin een visie op de toekomst, inclusief besluitvorming over de toekomst van het Arboplatform (september 2002). Er is de afgelopen jaren een basis neergelegd waardoor er in aanleg een goed werkende arbokennisinfrastructuur is. Dit behoeft onderhoud, maar bovenal draait het de komende jaren om het binnen de arbokennisinfrastructuur centraal stellen van vraaggestuurde ontwikkeling en implementatie (doorstroom) van kennis. Bij ontwikkeling gaat het om het signaleren en vervolgens opvullen van hiaten in de kennis; bij implementatie gaat het om het maken van een slag naar praktisch toepasbare kennis die aansluit op concrete vragen uit de praktijk van bedrijven en instellingen en die daar moet landen. Hierbij speelt ICT een belangrijke rol, met name in het kader van het Focal Point (Een Europees kennisnetwerk waarin de Nederlandse overheid samen met sociale partners participeert, binnen een Europees kennisnetwerk). Hiermee geeft SZW - zoals in de nota Sociaal Digitaal van het vorige kabinet is aangegeven - invulling aan haar (Europees verplichte) ondersteunende en stimulerende rol bij het via ICT informatie toegankelijk maken van informatie die actoren in die bedrijven en bedrijfstakken nodig hebben om een goed arbo-, verzuim- en reïntegratiebeleid te kunnen voeren. Positionering arbodiensten in veranderende omgeving Werkgevers zijn verplicht zich bij hun arbo- en verzuimbeleid deskundig te laten ondersteunen door een gecertificeerde arbodienst. Deze dienst ondersteunt de werkgever bij onder meer preventie en verzuimproblematiek. De verplichting tot deskundige ondersteuning bij het arbobeleid vloeit voort uit Europese regelgeving. De taak van de bedrijfsarts van de arbodienst hangt samen met de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 113 van 229
Deze verplichtingen zijn daarom niet in het algemeen af te schaffen. Wel is de vormgeving in een gecertificeerde arbodienst voor discussie vatbaar.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 114 van 229
Aanleidingen voor discussie zijn: n De markt voor arbodienstverlening is gesloten: vijf landelijke organisaties bedienen bijna 90 procent van de markt. De markt kan een kwalitatieve concurrentieprikkel gebruiken. n De verantwoordelijkheid van werkgevers is toegenomen (door de Wet Pemba, Wet verbetering poortwachter, en SUWI); daarbij past een tegemoetkoming aan het verlangen naar grotere vrijheid van organisatie bij de deskundige ondersteuning n Er zijn overlappen in het werk van arbodiensten, reïntegratiebedrijven, verzekeraars en brancheorganisaties. Het is aan het nieuwe kabinet om aan de Tweede Kamer eventuele wijzigingen voor te stellen. Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS) De TAS regelt dat mensen die mesothelioom (een snel dodelijke vorm van kanker) hebben gekregen door werken met asbest een eenmalige tegemoetkoming krijgen van € 15.882,-, wanneer zij hun (primair verantwoordelijke) voormalige werkgever niet aansprakelijk kunnen stellen (door verjaring van de vordering of omdat de oude werkgever failliet is). Uit evaluatie (april 2002) blijkt dat het gros van de slachtoffers niet bij leven de tegemoetkoming ontvangt, wat wel het doel van de regeling is. Dit komt vooral omdat de bewijslast zeer tijdrovend is. In de komende periode wordt bezien of nadere acties naar aanleiding van de evaluatie nodig zijn. 2. Bevorderen kwaliteit ziekteverzuimbeleid en vroegtijdige reïntegratie Stimuleren van arbocuratieve samenwerking Voortvloeiend uit onder meer het plan van aanpak wachttijden in de zorg (maart 1998) investeert SZW samen met VWS in het verbeteren van de arbocuratieve samenwerking tussen bedrijfsartsen, huisartsen, medisch specialisten en andere (para)medische professionals in de zorg, alsmede in het het verbeteren en vergroten van de kennis in de zorg over arbeidsrelevante aandoeningen. Snelle en doeltreffende zorg voorkómt de invaliderende werking van ziekte en daarmee langdurig verzuim en WAO-instroom. Arbocuratieve samenwerking wordt gestimuleerd via regionale samenwerkingsprojecten tussen bedrijfsartsen en curatieve artsen. Belangrijk is dat bedrijfsartsen professioneel en onafhankelijk hun taken uitvoeren. Daartoe worden in nauwe samenwerking met betrokken beroepsgroepen projecten opgezet op onder meer het gebied van (bij- en na)scholing, richtlijnontwikkeling van richtlijnen, een formele verwijsfunctie naar de tweedelijns curatieve zorg en verbetering van de beeldvorming over bedrijfsartsen. De arbocuratieve kennisinfrastructuur is georganiseerd via het kennisnetwerk arbeidsrelevante aandoeningen dat bestaat uit vier landelijk opererende kenniscentra, vijftien regionale samenwerkingsverbanden en expertisecentra, het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en de Stichting Expertisecentrum Reïntegratie. Specifieke oorzaken van arbeidsuitval en diversiteitsbeleid AVB schenkt bij haar arbo-, verzuim- en reïntegratiebeleid specifiek aandacht aan bijzondere oorzaken van uitval (waaronder arbeidsconflicten) en diversiteitsbeleid, waarbij de focus met name is gericht op arbeidsgehandicapten. Het betreft het vergroten en behouden van hun inzetbaarheid. Demografische ontwikkelingen laten zien dat het aantal werkenden met beperkingen zal toenemen. Doel is om binnen bedrijven meer ruimte te maken voor inpassing en behoud van werk voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten, arbeidsgehandicapten en chronisch zieken. Het gaat om een groep
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 115 van 229
van 2,5 miljoen mensen met een langdurige aandoening, waarvan 1,4 miljoen mensen zeggen belemmerd te worden in het uitoefenen of verkrijgen van werk. De helft (52 procent) van deze 1,4 miljoen mensen werkt ondanks de belemmering/beperking. 3. Sector- en branchegewijze aanpak Arboconvenanten In de nota Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar (19992002) heeft het vorige kabinet aangekondigd om - als onderdeel van het bredere WAO-beleid een extra impuls aan het arbo- en verzuimbeleid te geven door op bedrijfstakniveau gerichte ‘maatwerk’afspraken te ondersteunen over het beperken van arborisico’s. De arboconvenanten hebben een taakstellend karakter. Elk afgesloten convenant moet afspraken bevatten uitgedrukt in een kwantitatief doel, ; bijvoorbeeld over vermindering van de lichamelijke belasting met een bepaald percentage of over structurele vermindering van het percentage WAO-instroom in de branche. Voortgang en financiële reservering arboconvenanten, 23 mei 2002 Aantal Bereik Financiële Financiële reservering werknemers reservering SZW sectoren/sociale partners Convenanten 27 2,2 miljoen € 53.304.701 € 149.899.180 Intentieverklaringen 24 1,4 miljoen Orientatiefase 5 0,1 miljoen Gestarte trajecten 56 3,7 miljoen Uit de bovenstaande tabel blijkt dat deze impuls ook daadwerkelijk gegeven is: de afspraken uit de zevenentwintig tot nu toe afgesloten arboconvenanten hebben een potentieel bereik van ruim twee miljoen werknemers. Het grote draagvlak voor de aanpak blijkt onder andere uit de verhoudingsgewijs grote financiële bijdrage van de sociale partners voor de uitvoering van de maatregelen die in convenantsverband zijn afgesproken. Bij de convenantenaanpak ligt de nadruk op een integrale aanpak van de problematiek van preventie (het terugdringen van blootstelling aan arbeidsrisico’s), verzuim en vroegtijdige reïntegratie. Het accent ligt sterk op met een sterk accent op reïntegratie,. Dit is mede ingegeven door het toenemende besef bij werkgevers- en werknemersorganisaties dat veel geld valt te besparen met effectieve maatregelen om verzuim en WAO te beperken. Het voornemen is om de convenantenaanpak de komende jaren uit te breiden en een sluitende aanpak van arbo-, verzuim- en reïntegratiebeleid te realiseren door middel van convenanten tussen overheid en sociale partners. Gestreefd wordt naar gedragsverandering van werkgevers en werknemers met betrekking tot gezondheid en werk door de opgebouwde infrastructuur van de arboconvenanten in te zetten voor afspraken over de implementatie van de Wet verbetering poortwachter en de leidraad van de commissie-Donner I voor de aanpak van verzuim om psychische redenen. De commissie-Donner I, de werkgroep Arbeidsomstandigheden van de Stichting van de Arbeid dringen aan om het convenantsbeleid voor deze doeleinden een extra impuls te geven. Kwaliteitsimpulsen voor het MKB Aan het midden- en vooral kleinbedrijf (MKB) wordt speciale aandacht gegeven bij diverse
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 116 van 229
onderwerpen, zoals administratieve lastenverlichting, participatie van arbeidsgehandicapten, kennisinfrastructuur en communicatie. Daarbij worden verschillende instrumenten ingezet. Handhaving door de Arbeidsinspectie van de RI&E-verplichting is intensief, maar heeft in het MKB een beperkt bereik, vanwege het grote aantal MKB-bedrijven in relatie tot de beschikbare inspectiecapaciteit. Andere instrumenten zijn het via ICT beschikbaar stellen van informatie voor ondernemers en brancheorganisaties over (opstellen van, modellen voor) de RI&E in de context van het bedrijfsvoeringsproces. Daarnaast participeert AVB in een aantal gerichte, kortlopende stimuleringsprojecten om (MKB- of MKB-brbranchespecifieke) drempels in het MKB te slechten wat betreft RI&E en verzuimaanpak, het laatste ook wat betreft implementatie van de Wet verbetering poortwachter. Voorts zijn met enkele typische MKB-sectoren, zoals de kappers, arboconvenanten afgesloten. Instrumenten Verplichtstellingen via wet- en regelgeving Het beleid rondom preventie, verzuim en reïntegratie, voorzover dat de directie AVB regardeert, is primair gebaseerd op de uitgangspunten van de Arbowet 1998 en de Wet verbetering poortwachter en /SUWI en aanverwante sociale zekerheidswetgeving (Pemba, Wulbz, REA). De huidige arbowet- en -regelgeving stelt kaders voor arbeidsomstandighedenbeleid van bedrijven. De Wet verbetering poortwachter c.q. de implementatie ervan maakt helder wie voor wat wanneer verantwoordelijk is in het kader van een effectief systeem voor de aanpak van verzuim en reïntegratie. Monitoring en onderzoek van arbeidsomstandigheden en arbobeleid Met behulp van diverse informatiebronnen van onder andere het CBS en de Arbeidsinspectie, wordt jaarlijks in de Arbobalans van SZW een actueel overzicht gegeven van (veranderingen) in de arbeidsomstandigheden in Nederland en de effecten van het overheidsbeleid daarop. Zo wordt informatie verzameld over risico’s op de werkplek (bijvoorbeeld lawaai, toxische stoffen), de feitelijke blootstelling daaraan, de mate waarin werkgevers (specifieke) preventie maatregelen treffen en eventuele tekortkomingen daarin, de (arbeidsgerelateerde) gezondheidseffecten op werknemers, en de evaluatie van (overheids)maatregelen. Thans is er bijzondere aandacht voor de bepaling van de effectiviteit van de convenantenaanpak. Projectsubsidies, stimuleringsregelingen en financiering van programma’s In de voorgaande kabinetsperiode zijn vele initiatieven gefinancierd met geld dat beschikbaar was via de beleidsintensivering arbeidsomstandigheden. Dit betrof de totstandkoming en implementatie van de arboconvenanten en daarnaast projecten in het kader van arbeidsgehandicapten en werk, Donner I, arbocuratieve samenwerking, arbeidsomstandigheden in het MKB, implementatie Wet verbetering poortwachter en Stichting Expertisecentrum Reïntegratie. Via de algemene SZW-subsidies zijn onder meer het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en het Focal Point gesubsidieerd. Subsidie blijft een belangrijk instrument om partijen in het veld te stimuleren tot en te faciliteren totbij arbo-, verzuim- en reïntegratiebeleid. Convenanten Het convenantsinstrument is bij uitstek geschikt om maatwerk te leveren op het niveau van bedrijfstakken. Het bereik van de aanpak is bijzonder groot. Met de huidige convenantenaanpak worden in potentie 3,7 miljoen werknemers bereikt (ruim de helft van alle werkenden in Nederland).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 117 van 229
Relevante actoren en overleggen Om het arbo- en verzuimbeleid te laten slagen, is overleg en samenwerking met partijen in het veld cruciaal. Op ambtelijk niveau overlegt AVB regelmatig met sociale partners (MKB Nederland, VNO-NCW, vakorganisaties). In het kader van de arboconvenanten vindt op brancheniveau overleg plaats met sociale partners voor ruim zestig bedrijfstakken. Daarnaast zijn op onderdelen belangrijke actoren voor beleid de SER-commissie Arbeidsomstandigheden, de Gezondheidsraad, (koepelorganisaties van) beroeps- en belangenverenigingen - in het bijzonder de Brancheorganisatie Arbodiensten (BOA) -, het UWV en (branchespecifieke) kennisinstituten kennisinstuten op onderdelen belangrijke actoren voor beleid. Interdepartementaal overleg vindt plaats met vooral VWS, BZK, Justitie, EZ, OCW en Financiën). Op internationaal niveau participeert AVB in verschillende EU-gremia; in het bijzonder het European Agency for Safety and Health in Bilbao.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 118 van 229
Departementaal Project Vermindering Administratieve Lasten (DP-V) Trefwoorden: ** administratieve lasten, terugdringen ** Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) ** commissie-Kuipers ** departementaal Project Vermindering Administratieve Lasten(DP-V) ** interdepartementale stuurgroep administratieve lasten ** Platform ICTAL ** regiecommissie ICT en administratieve lasten Doelstelling Vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van regelgeving van de rijksoverheid met 25 procent is doelstelling van het beleid. Met het oog hierop is het departementale project Vermindering administratieve lasten opgericht. De doelstellingen van het project zijn: • Het ondernemen en coördineren van activiteiten en het doen van voorstellen om te komen tot een vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van de bestaande wet- en regelgeving van SZW van tenminste 25 procent. • Het inrichten van een werkproces binnen SZW voor de toetsing van nieuwe wet- en regelgeving, zodat de administratieve lastendruk van nieuwe regelgeving tot een strikt noodzakelijk minimum wordt beperkt. • Het bewerkstelligen van een blijvende aandacht voor administratieve lasten in de organisatie, werkwijzen en cultuur van het departement. Taken • Het voorbereiden en voeren van interdepartementaal en ander extern overleg inzake de bijdrage van het ministerie aan de verwezenlijking van de kabinetsdoelstelling om de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven in de periode tot en met 2006 met 25 procent te verminderen en het redigeren van de jaarlijkse departementale rapportage in dat kader.. • Het voorbereiden, initiëren, coördineren en (doen) uitvoeren van een inventarisatie op alle beleidsterreinen van het ministerie van de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven als gevolg van de bestaande regelgeving en het doen ontwikkelen van meetmodellen voor alle relevante beleidsterreinen ten behoeve van een eenduidige kwantificering van de administratieve lastendruk en van wijzigingen daarin als gevolg van veranderingen in wet- en regelgeving. • Het ontwikkelen, in samenspraak met de directies, van afgewogen voorstellen voor een substantiële vermindering van de administratieve lastendruk, het voorbereiden van het klankbordoverleg met het georganiseerde bedrijfsleven over de departementale voorstellen en het bewaken van de voortgang van de implementatie van deze voorstellen. • Het ontwikkelen van procedures voor het vroegtijdig en in overleg met de directies identificeren van voorgenomen wet- en regelgeving die substantiële gevolgen heeft voor de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven met het oog op de kwantificering van de lasten en de formulering van alternatieven en de coördinatieren van de tijdige aanbieding van deze voorgenomen wet- en regelgeving aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. • Het doen van voorstellen voor een structurele verankering van de aandacht voor een vermindering van administratieve lastendruk in de procedures en de cultuur van het ministerie.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 119 van 229
Instrumenten • Doorlichten van bestaande wet- en regelgeving door het uitvoeren van nulmetingen en het ontwikkelen van meetmodellen. • Selecteren en onderzoeken van voorgenomen wet- en regelgeving die in aanmerking komt om voorgelegd te worden aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Relevante actoren en overleggen • Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Dit college is verantwoordelijk voor de toetsing van voorgenomen wetgeving en adviseert over de departementale actieprogramma’s. • De interdepartementale stuurgroep administratieve lasten. Is door EZ in het leven geroepen naar aanleiding van druk vanuit de Tweede Kamer om een extra impuls te geven aan het beleid tot vermindering met 25 procent van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van rijksregelgeving. • De regiecommissie ICT en administratieve lasten. Deze commissie heeft tot taak de afstemming te bewaken van lopende en nieuwe projecten op ICT-terrein die betrekking hebben op de communicatie tussen overheid en -bedrijfsleven, en die door de deelnemers aan de regiecommissie (departementen en enkele uitvoerende diensten) in gang zijn gezet. • Naast de regiecommissie is er nog het zogenaamde Platform ICTAL waarin de overheid met het georganiseerde bedrijfsleven spreekt over de voornemens op het gebied van ICT en administratieve lasten. Een delegatie uit de ICTAL neemt deel aan dat overleg. • De commissie-Kuipers. In de commissie-Kuipers worden voorstellen van SZW voorgelegd aan de sociale partners teneinde in een vroegtijdig stadium te kunnen horen wat daarop de reactie van sociale partners is envenals om suggesties voor verdergaande lastenvermindering te vernemen.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 120 van 229
Directeur-Generaal Arbeidsmarktbeleid en Bijstand (AMB) Directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid (AAM) Specifieke afdrachtskorting lage lonen (SPAK) Trefwoorden: ** arbeidsmarkt, onderkant van ** directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid (AAM) ** loonkostensubsidie ** productiviteitsval ** Specifieke afdrachtskorting lage lonen (SPAK) Doelstelling en doelgroep Per 1 januari 1996 is de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) in werking getreden. De Specifieke Afdrachtskorting (SPAK) maakt van deze wet onderdeel uit. Doel van de SPAK is stimulering van de vraag naar, en vermindering van de uitstoot van, laagproductieve arbeid, zodat werkgelegenheid ontstaat en behouden blijft voor laagopgeleiden die anders door de productiviteitsval buiten het arbeidsproces zouden komen te staan. De SPAK is een afdrachtskorting op de belasting- en premieheffing en verlaagt de loonkosten in het loontraject dat loopt van 100 procent van het wettelijk minimumloon tot 115 procent van het minimumloon met gemiddeld 10 procentpunten. De loonkostensubsidie bedraagt voor een volwassene (23 jaar of ouder) € 2011 per jaar (2002). Met de SPAK wordt de productiviteitskloof overbrugd. Uitvoering en realisatie Via de belastingdienst aan de hand van de aangifte loonheffing. Financiën controleert het rechtmatig gebruik van de SPAK. De SPAK is een “open einde regeling” (d.w.z. volledig afhankelijk van het aantal werknemers met een salaris tot 115% van het wettelijk minimumloon). De SPAK is een geoormerkte subsidie; er is dus geen sprake van budgetflexibiliteit. De SPAK wordt door het bedrijfsleven ervaren als eenvoudig uitvoerbaar. Ook zijn er geen geluiden over misbruik van dit instrument. Keuzes nieuw kabinet Zie follow-up IBO ‘Aan de slag’
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 121 van 229
Afdrachtvermindering langdurig werklozen (VLW) Trefwoorden: ** Afdrachtvermindering langdurig werklozen (VLW) ** langdurig werklozen ** loonkostensubsidie Doelstelling en doelgroep De VLW is, net als de SPAK, onderdeel van de WVA. Doel van de Afdrachtvermindering langdurig werklozen (VLW) is het bevorderen van de werkgelegenheid voor langdurig werklozen. Werkgevers hebben recht op de VLW als zij een langdurig werkloze in dienst nemen. Een langdurig werkloze is iemand die langer dan 12 maanden zonder onderbreking als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI5. De afdrachtvermindering kan per werknemer maximaal 4 jaar worden toegepast. Het financiële voordeel bedraagt maximaal € 2.400 per jaar (2002) bij een werkweek van 36 uur of meer. De VLW geldt ook bij het in dienst nemen van de volgende doelgroepen: 1) werklozen ouder dan 50 jaar; 2) vluchtelingen (tenzij de vluchteling sinds zijn toelating reeds eerder werkzaam is geweest); 3) arbeidsgehandicapten in de zin van de Wet REA; 4) WSW-ers, WIW-ers en ID-ers6; 5) werknemers die vanuit één van bovenstaande regelingen binnen 3 maanden doorstromen naar regulier werk. De werknemer mag niet meer verdienen dan 130 procent van het bruto minimumloon voor volwassenen bij een werkweek van 36 uur of meer. Dit is het zogenoemde toetsloon. Voor werknemers ouder dan 50 jaar geldt een verhoogd toetsloon, namelijk 150% van het minimumloon. Uitvoering en realisatie Voor toepassing van de VLW is een verklaring nodig van het CWI. Het CWI toetst of de werknemer tot de doelgroep behoort en of het dienstverband dat hij krijgt aan de eisen voldoet (minimaal twaalf weken en gemiddeld minimaal vijftien uur per week). Ter voorkoming van verdringing of oneerlijke concurrentie onderzoekt het CWI tevens of de werkgever niet recent werknemers heeft ontslagen. De afdrachtskorting wordt door de belastingdienst via de loonadministratie verrekend. Keuzes nieuw kabinet Zie follow-up IBO ‘Aan de slag’
5
In Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Heerlen, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht en in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe geldt een termijn van 6 maanden. 6 WSW (Wet sociale werkvoorziening; dienstbetrekking en begeleid werken); WIW (Wet inschakeling werkzoekenden; dienstbetrekking en werkervaringsplaats); ID (Besluit in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 122 van 229
Wet arbeid vreemdelingen (WAV) Trefwoorden: ** asielzoekers ** kennismigratie ** tewerkstellingsvergunning (twv) ** Wet arbeid vreemdelingen (WAV) Doelstelling en doelgroep De Wet arbeid vreemdelingen (WAV, 1995, laatstelijk gewijzigd 2000) reguleert de tewerkstelling van vreemdelingen in Nederland. Het aan de WAV ten grondslag liggende beleid is restrictief. De situatie kan zich voordoen, dat voor een concrete vacature geen prioriteitgenietend (d.w.z. binnenlands of EER-) aanbod beschikbaar is. In dat geval kan een tewerkstellingsvergunning (twv) worden verleend. Van de werkgever wordt geëist dat hij de vacature meldt bij het CWI (gedurende ten minste vijf weken, bij Europese bemiddeling zes weken) en aantoont voldoende wervingsinspanningen onder binnenlands en Europees aanbod te hebben verricht. De beloning moet conform de geldende CAO zijn en regelgeving inzake arbeidsomstandigheden en -voorwaarden moet in acht worden genomen. Uitvoering en realisatie Twv’s dienen te worden aangevraagd door en worden verleend aan de werkgever. De WAV wordt uitgevoerd door de Centrale organisatie voor werk en inkomen. De WAV wordt gehandhaafd door Arbeidsinspectie en SIOD. De betrokken vreemdeling (werknemer) is zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van een verblijfsdocument bij de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND). In 2001 zijn 30.000 twv’s verstrekt. 75 procent is verleend zonder toets op prioriteitgenietend aanbod (tewerkstelling van asielzoekers, stagiairs enz.). Ongeveer 25 procent, ruim 7.400 twv’s, is verleend wegens aanbodtekort. (2000: 28.000 twv’s verleend, waarvan 6.100 (22 procent) wegens aanbodtekort). Lopend beleid / nieuw kabinet Asielzoekers Rond 1 juni 2002 worden de arbeidsmogelijkheden van asielzoekers uitgebreid van 12 weken per jaar kortdurende arbeid naar twaalf weken per jaar àlle arbeid. Er is wel een tewerkstellingsvergunning nodig, maar deze wordt niet getoetst aan de beschikbaarheid van prioriteitgenietend aanbod. De regeling zal worden geëvalueerd en nadien worden voorstellen voor verdere verruiming gedaan. De TK heeft daarom gevraagd middels de motie-Santi. Kennismigratie Het tweede paarse kabinet heeft de ambitie uitgesproken dat Nederland bij de ontwikkeling van de kenniseconomie moet behoren tot de koplopers binnen de Europese Unie. In dat kader is stimulering van wetenschappelijk onderzoek en Research & Development (R&D) noodzakelijk. Aangezien er een wereldwijde concurrentie plaatsvindt om de beste ‘kenniswerkers’ heeft het tweede paarse kabinet het advies overgenomen van de interdepartementale werkgroep Wav om wetenschappelijk
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 123 van 229
onderzoekers en R&D-personeel bij internationale concerns, die tijdelijk in Nederland werkzaam zijn, versoepeld toe te laten. Bestuurlijke boete Om een lik-op-stuk-beleid te kunnen voeren, is een concept-wetsvoorstel gemaakt, waarin de invoering van de bestuurlijke boete in de WAV wordt geregeld. Het wetsvoorstel dient nog in de MR te worden behandeld (12-7). Internationale ontwikkelingen De Europese Commissie heeft een concept-richtlijn gepubliceerd met betrekking tot een communautair arbeidsmigratiebeleid. Onderhandelingen over dit Commissievoorstel zijn in februari van dit jaar gestart.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 124 van 229
Scholing laagopgeleiden tot startkwalificatieniveau (WVA-startkwalificatie) Trefwoorden: ** laagopgeleiden ** scholing laagopgeleiden ** startkwalificatie(-niveau) Doelstelling en doelgroep De faciliteit scholing laagopgeleiden tot startkwalificatieniveau is ondergebracht bij de eerder genoemde WVA, onderdeel Afdrachtvermindering onderwijs, en staat bekend als WVAstartkwalificatie. Onder startkwalificatie wordt verstaan niveau 2 van het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO). Laagopgeleide voormalig werkloze werknemers (mensen zonder startkwalificatie) raken bij minder gunstige economische omstandigheden vaak het eerst hun baan kwijt en komen daarna moeizaam weer aan de slag. Met ingang van 1 januari 2002 is een nieuwe fiscale faciliteit ingevoerd. Werkgevers krijgen een tegemoetkoming in de kosten als ze voormalig werkloze werknemers van 23 jaar en ouder scholen tot startkwalificatieniveau. De tegemoetkoming bedraagt € 1.529. Het gaat om (indirecte) kosten die de werkgever maakt naast de scholingskosten. Gedacht kan worden aan kosten voortvloeiend uit extra begeleiding en aangepaste produktie- en personeelsplanning. Structureel is hiervoor € 45,4 miljoen beschikbaar. Uitgegaan is van scholing van 15.000 personen in 2002 oplopend tot 30.000 vanaf 2005. De fiscale faciliteit staat op de begroting van SZW. Nieuw kabinet Om gebruik te kunnen maken van de afdrachtvermindering moet de werkgever in het bezit zijn van een verklaring van het CWI dat het gaat om een voormalig werkloze. Daartoe dient nog een uitvoeringsregeling te worden opgesteld (via de belastingdienst). De ministeries van SZW, OCenW, Financiën en de Centrale Organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) zijn hierover in overleg.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 125 van 229
Persoonlijke Ontwikkelingsrekening (POR) Trefwoorden: ** Persoonlijke Ontwikkelingsrekening (POR) ** scholing Doelstelling en doelgroep Vanuit de gedachte dat scholing een normaal onderdeel moet worden van de loopbaan van iedere werknemer, investeren sociale partners in de ontwikkeling van een Persoonlijke Ontwikkelingsrekening (POR) voor werknemers. Dit is een rekening of budget op naam van een werknemer die deze alleen kan gebruiken voor scholing. Van de overheid wordt gevraagd dit instrument fiscaal te ondersteunen. Een tripartiete werkgroep bestaande uit de departementen EZ (voorzitter), OCenW, SZW, Financiën en werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties heeft de verschillende opties voor een fiscale vormgeving van de POR voor werknemers onderzocht. De werkgroep heeft daarnaast gekeken naar een mogelijke harmonisatie en verbreding van de scholingsdefinitie in de bestaande fiscale regelingen voor scholing. Met de fiscale facilitering van de POR voor werknemers is een bedrag van € 18 miljoen gemoeid. De Stichting van de Arbeid heeft de wens geuit om ook voor niet-werkenden de mogelijkheden van een POR te bezien. Uitvoering Door middel van experimenten wordt ervaring opgedaan met een POR voor werkzoekenden. Voor de uitwerking van de experimenten wordt aangesloten bij de experimenten met de individuele leerrekening die via OCenW lopen. Deze experimenten zijn in 2001/2002 gestart en worden in 2002/2003 voortgezet. SZW financiert 320 leerrekeningen voor werkzoekenden (in totaal worden 1.320 leerrekeningen geopend voor werknemers en werkzoekenden). Hiermee is een bedrag van € 240.000 gemoeid (uit subsidiebudget AAM). Belangrijkste vraag die middels de experimenten beantwoord zal moeten worden is of een POR voor werkzoekenden ook echt meerwaarde heeft ten opzichte van de reeds bestaande reïntegratieinstrumenten. Belangrijk aandachtspunt bij opzet, uitwerking en evaluatie van de experimenten is dan ook de afstemming met en de verhouding tot deze instrumenten. CWI, gemeente en UWV worden bij de experimenten betrokken. Nieuw kabinet Over een mogelijke facilitering van de POR voor werknemers door de overheid heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden. Op een volgend overleg met sociale partners kan dit worden geagendeerd.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 126 van 229
Centrum Vakopleiding Trefwoorden: ** Centrum Vakopleiding ** Hoofdelijk Versnelde Scholing (HVS) ** praktijkscholing ** reïntegratie Algemeen Het Centrum Vakopleiding (CV) maakte tot 2002 onderdeel uit van het zelfstandig bestuursorgaan Arbeidsvoorziening en had daarbij als kerntaak het verzorgen van praktijkscholing in het kader van de reïntegratie van moeilijk plaatsbare werkzoekenden. Het CV werkt volgens de methode van Hoofdelijk Versnelde Scholing (HVS), welke is te kenmerken als scholing volgens individuele trajecten op maat. De trajecten kunnen op elk moment starten, zijn gericht op de toekomstige beroepspraktijk en worden uitgevoerd in een realistische, beroepsgerichte leeromgeving. Het CV is per 1 januari 2002 geprivatiseerd en ondergebracht in de Stichting Centrum Vakopleiding. De Stichting verzorgt praktijkscholing volgens de HVS-methode in het kader van reïntegratie van werkzoekenden. In het kabinetsstandpunt van 4 juli 2001 is gekozen voor een intensieve bestuurlijke en institutionele samenwerking tussen de Centra Vakopleiding en de ROC’s. Medio 2002 zal worden beslist of de inordening van de Stichting CV bij de ROC’s haalbaar is. Wettelijk/ juridisch kader In 2002 toekenning bijdrage via individuele subsidiebeschikking aan Stichting Centrum Vakopleiding. Doelstelling Doelstelling is om goede voorwaarden te creëren voor het behoud en de verdere ontwikkeling van praktijkscholing volgens de HVS-methode (borging van HVS). Daarnaast wordt de inzet van praktijkscholing gestimuleerd in het kader van de reïntegratie van werkzoekenden. Dit gebeurt gedurende een overgangsperiode (de overgang naar vraagfinanciering en de verdere ontwikkeling van de reïntegratiemarkt). Ook moet marktwerking en concurrentie op het terrein van praktijkscholing voor werkzoekenden tot stand worden gebracht. Uitvoering De belangrijkste instrumenten voor het bereiken van de doelen zijn: • Subsidie aan de Stichting Centrum Vakopleiding en/of andere aanbieders van praktijkscholing volgens de HVS-methode (in elk geval tot 2005, afnemend). • Statutaire bevoegdheden van de minister van SZW. Deze zijn vastgelegd in de statuten van de Stichting CV, en betreffen onder andere de goedkeuring van een aantal door het bestuur van de Stichting CV te nemen besluiten, schorsing en ontslag van bestuursleden, benoeming van de voorzitter van het bestuur en ontbinding van de Stichting CV. • Oormerken reïntegratiemiddelen. Toekennen van reïntegratiemiddelen aan het UWV en gemeenten ten behoeve van praktijkscholing voor werkzoekenden (in elk geval tot 2005). • Monitoring. Dit betreft een monitor voor de ontwikkeling van aanbod en de inzet van praktijkscholing volgens de HVS-methode in het kader van reïntegratie. • Met de rijksbijdrage van € 63,5 miljoen in 2002 wordt praktijkscholing HVS gerealiseerd, gericht op de sectoren bouw, metaal, industrie en zakelijke dienstverlening.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 127 van 229
Raad voor Werk en Inkomen ( RWI) Trefwoorden: ** Raad voor Werk en Inkomen (RWI) ** reïntegratiemarkt Doelstelling en doelgroep De Raad voor Werk en Inkomen is een nieuw orgaan dat is ontstaan in het kader van de nieuwe Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI). Het betreft een belangrijk overlegorgaan voor de minister op het terrein van werk en inkomen. Het orgaan is samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gemeenten. Belangrijkste taken van de RWI: • Jaarlijks een beleidskader vaststellen met voorstellen voor de concrete vormgeving van het beleid op het terrein van werk en inkomen (omvang en verdeling van reïntegratiemiddelen op centraal, regionaal en sectoraal niveau, aandacht voor speciale categorieën werklozen, verbetering van de aansluiting van vraag en aanbod op de reïntegratiemarkt). De Minister van SZW mag hier slechts gemotiveerd van afwijken. • Overleggen met de Minister over het bevorderen van de kwaliteit en de transparantie van de reïntegratiemarkt. • Uitvoeren van de subsidieregeling RWI (zie subsidieregeling RWI) De Raad voor Werk en Inkomen zetelt in Den Haag en heeft een omvang van 55 fte. De Voorzitter is de heer Jan van Zijl. Het budget voor apparaatskosten van de RWI is meerjarig vastgesteld op ruim € 9 miljoen.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 128 van 229
Subsidieregeling RWI Trefwoorden: ** arbeidsmarkt, knelpunten ** Raad voor Werk en Inkomen ** subsidieregeling RWI Wettelijk kader Subsidieregeling RWI op grond van de Wet SUWI. Doelstelling en Doelgroep Stimuleren van vervulling van vacatures op de Nederlandse arbeidsmarkt door werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers duurzaam aan het werk te helpen. Doelgroep bestaat uit werklozen die door het CWI zijn ingedeeld in fase 2, 3 of 4 dan wel behoren tot de groep fase 1 en langer dan 6 maanden werkloos zijn, alsmede met werkloosheid bedreigde werknemers. Uitvoering De subsidieregeling wordt door de RWI in mandaat uitgevoerd. Deze subsidieregeling is per 2002 van kracht geworden. Met de subsidieregeling kan jaarlijks voor een bedrag van € 68 miljoen aan de uitvoering van projecten worden besteed.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 129 van 229
Reïntegratiemarkt Trefwoorden: ** reïntegratiemarkt Doelstelling Doel is een reïntegratiemarkt die werkzoekenden doeltreffend en doelmatig aan het werk helpt. Een aldus functionerende reïntegratiemarkt is een belangrijk onderdeel van de sluitende keten van reïntegratie voor nieuwe en langdurig werklozen. Hieronder worden enkele cijfers met betrekking tot aantallen reïntegratietrajecten en gemiddelde trajectprijzen weergegeven. Er zijn geen cijfers over het aantal trajecten dat private werkgevers (en hun arbodiensten) inkopen voor zieke werknemers. Hoeveel reïntegratietrajecten zijn nodig en wat kosten ze gemiddeld in 2002? uitkeringsgerechtigden aantal trajecten gemiddelde totaal instroom totaal instroom prijzen per volume volume traject Abw 434.000 135.000 120.000 74.000 4.450 WW 276.000 287.000 56.000 38.000 5.000 Wao/Waz/Wajong 956.000 120.000 52.000 42.000 4.900 Nug 215.000 265.000 26.000 16.000 5.700
Bron: SZW/R&A Operationele doelstellingen Operationele doelstellingen voor marktwerking liggen op drie terreinen: kaderstellend beleid voor de reïntegratiemarkt, kwaliteit door zelfregulering en facilitering van opdrachtgevers. Er ligt een toezegging aan de Tweede Kamer om in het najaar 2002 met een “integrale notitie” over de werking van de reïntegratiemarkt te komen.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 130 van 229
Sluitende Aanpak Trefwoorden: ** langdurig werklozen ** reïntegratie ** sluitende aanpak (nieuwe) werkloosheid Doelstelling en doelgroep Met de sluitende aanpak van de nieuwe werkloosheid wordt beoogd langdurige werkloosheid te voorkomen door werklozen die niet zelf aan het werk kunnen komen, binnen 12 maanden van werkloosheid een arbeidsmarktgericht aanbod te doen. De sluitende aanpak (nieuwe instroom) en de middelen die extra daarvoor worden ingezet richten zich op personen van 23 jaar en ouder. Voor werkloze jongeren onder de 23 jaar biedt de WIW al een sluitende aanpak. Daarnaast wordt gestreefd naar een sluitende aanpak voor de bestaande groep van langdurig werklozen. De sluitende aanpak vloeit voort uit Europees werkgelegenheidsbeleid en moet in 2002 volledig zijn geïmplementeerd. Uitvoering en realisatie Met de uitvoerders worden afspraken gemaakt om, in aanvulling op bestaande activiteiten, in 2001 en 2002 het bestand van langdurig werklozen door te lichten en zo mogelijk de werklozen een traject aan te bieden. Dat is geen eenmalige operatie. In de structurele situatie (vanaf 2003) moet de arbeidsmarktpositie van (langdurig) werklozen periodiek en frequent worden bezien, waarbij wordt bepaald of en welk instrument het beste kan worden ingezet om de persoon te activeren, bijvoorbeeld via actieve bemiddeling, een arbeidsmarkttraject of sociale activering. Als dit proces gekoppeld wordt aan de sluitende aanpak van de nieuwe instroom, ontstaat een keten van reïntegratie. De sluitende aanpak nieuwe instroom wordt uitgevoerd door gemeenten en het UWV. Daarvoor is in 2002 € 157 miljoen aan extra middelen beschikbaar. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de sluitende aanpak van enerzijds mensen met uitsluitend een Abw, IOAW- of IOAZ-uitkering en anderzijds niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-gerechtigden. Voor de eerste groep zijn de beschikbare middelen niet-geoormerkt toegevoegd aan het scholings- en activeringsbudget van de WIW; voor de niet-uitkeringsgechtigden is de toevoeging wel geoormerkt. Met de gemeenten zijn in het kader van de Agenda voor de Toekomst afspraken gemaakt over de uitvoering. De uitvoering van de sluitende aanpak voor personen met een WW-uitkering geschiedt onder verantwoordelijkheid van het UWV.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 131 van 229
Kengetallen sluitende aanpak 2001 Totale uitgaven sluitende aanpak Beschikbaar gesteld aan: Uvi’s Gemeenten Arbeidsvoorziening SZW kosten uitvoering Aantal trajecten wv Uvi’s wv gemeenten wv Arbeidsvoorziening Gemiddelde prijs trajecten
140,1 mln 39,9 mln 77,0 mln 30,9 mln 2,3 mln 41700 17300 18500 5900 3857
Van de nieuwe instroom van werkzoekenden vindt circa 85% binnen een jaar werk of volgt een reïntegratietraject.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 132 van 229
Private intermediairs op de arbeidsmarkt Trefwoorden: ** arbeidsbemiddeling ** Wet arbeidsallocatie door intermediairs (Waadi) Doelstelling De Wet arbeidsallocatie door intermediairs (Waadi) bevat regels voor arbeidsbemiddeling en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (met name uitzendarbeid). Bij arbeidsbemiddeling is er sprake van een kortstondige dienstverlening door de intermediair die eindigt bij het aangaan van een dienstverband tussen arbeidskracht en werkgever. Bij het ter beschikking stellen van arbeidskrachten is er sprake van een heel andere situatie: het uitzendbureau wordt en blijft werkgever van de uitzendkracht die ter beschikking wordt gesteld van een inlener. Uitvoering en realisatie Hierna wordt afzonderlijk de stand van zaken weergegeven voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten en voor arbeidsbemiddeling Ter beschikkingstelling van arbeidskrachten Voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten is er door de Waadi veel veranderd (gedereguleerd), in het bredere kader van het dossier Flexibiliteit en Zekerheid (“Flexakkoord”). De rechtspositie van uitzendkrachten wordt overigens in het BW geregeld. Dit deel van de Waadi is onlangs geëvalueerd, ondersteund door een onderzoek en een consultatie van sociale partners. De evaluatie is begin mei 2002 naar EK, TK en (ter informatie) naar de Stichting van de Arbeid gestuurd. De wet lijkt aan zijn doelstellingen te voldoen; in de evaluatie worden derhalve geen wijzigingen van de wet voorgesteld. Aandachtspunten Vanuit de uitzendbranche en VNO/NCW wordt gepleit voor wijziging van de wet. Omdat de systematiek van de Waadi op dit punt ook is terug te vinden in een EU-richtlijn in wording keert het verzet van de ABU en VNO zich ook hiertegen. De kleine brancheorganisatie NBBU en de vakbonden onderschrijven art 8 (het zgn. Loonverhoudingsvoorschrift) van de wet wel. Arbeidsbemiddeling Voor arbeidsbemiddeling is er destijds door de Waadi nagenoeg niets veranderd, vooral omdat een IAO-verdrag op dat moment wetswijziging in de weg stond. Nederland heeft inmiddels een ander IAO-verdrag geratificeerd (de opvolger) dat het wel toestaat om ook voor arbeidsbemiddeling het vergunningenregime af te schaffen. Een wetsvoorstel dat de afschaffing regelt (alsmede een aantal andere punten) is in juni 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 133 van 229
Directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen (ABG) Etnische minderheden Trefwoorden: ** arbeidsmarktbeleid voor etnische minderheden ** directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen (ABG) ** etnische minderheden, arbeidsmarktpositie Doelstelling en doelgroep De arbeidsmarktpositie van etnische minderheden is de laatste jaren sterk verbeterd: in 1994 bedroeg de werkloosheid 26 procent, in 1998 16 procent en in 2000 10 procent. Een enorme daling, maar het cijfer is nog altijd drie keer zo hoog als de werkloosheid onder autochtone Nederlanders. Uitvoering en realisatie Aandacht voor etnische minderheden in het kader van algemeen arbeidsmarktbeleid Uitgangspunt is in het algemene arbeidsmarktbeleid waar nodig specifieke aandacht te waarborgen voor de positie van etnische minderheden. Zo zijn in de bestuurlijke afspraken met gemeenten in het kader van de Agenda voor de Toekomst concrete ambities ten aanzien van de uitstroom van etnische minderheden uit de bijstand opgenomen. Specifiek beleid voor etnische minderheden Het tweede paarse kabinet heeft in juni 2000 een nota arbeidsmarktbeleid voor etnische minderheden (plan van aanpak) gepresenteerd met maatregelen om de werkloosheid van allochtonen terug te brengen tot 10 procent in 2002. Dat is gelukt. Werkloosheidspercentage autochtonen en etnische minderheden 1994-2000 1994 1996 1997 1998 1999 Autochtonen 4 6 5 4 3 Etnische minderheden 26 22 20 16 14 bron: CBS, Enquête beroepsbevolking Arbeidsparticipatie autochtonen en etnische minderheden 1996-2000 1996 1997 1998 1999 Autochtonen 61 62 64 65 Etnische minderheden 39 42 44 45 bron: CBS, Enquête beroepsbevolking
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
2000 3 10
2000 65 48
pagina 134 van 229
Wet SAMEN Trefwoorden: ** etnische minderheden, arbeidsmarktpositie ** jaarverslag Wet Samen ** multicultureel personeelsbeleid ** Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden (Wet SAMEN) Doelstelling en doelgroep De Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden (Wet SAMEN) is op 1 januari 1998 in werking getreden. De Wet SAMEN is bedoeld als ondersteunend instrument op het niveau van individuele ondernemingen bij het voeren van multicultureel personeelsbeleid. De wet dient een bijdrage te leveren aan het bereiken van een evenredige arbeidsmarktpositie van etnische minderheden. Gelet op het structurele karakter van de achterblijvende arbeidsmarktpositie van personen uit minderheidsgroepen is eind 2001 van de mogelijkheid gebruik gemaakt de wet met twee jaar te verlengen tot 1 januari 2004. Uitvoering en realisatie De Wet SAMEN verplicht werkgevers met een onderneming waarin tenminste 35 personen werkzaam zijn tot het voeren van een afzonderlijke personeelsregistratie en het opstellen van een jaarverslag Wet SAMEN. In het jaarverslag Wet SAMEN rapporteert de werkgever over het aandeel etnische minderheden in het personeelsbestand en formuleert de werkgever maatregelen om te komen tot een meer evenredige arbeidsparticipatie van etnische minderheden. De jaarverslagen worden verstuurd naar de CWI. De Arbeidsinspectie houdt toezicht op het deponeren van de jaarverslagen. Er is een landelijke Helpdesk Minderheden/Wet SAMEN ingericht bij de Centrale Organisatie Werk en Inkomen en op een speciale internetsite is alle relevante informatie over de Wet Samen te vinden, inclusief cijfers over het aantal werkgevers dat een jaarverslag heeft gedeponeerd. Er is een duidelijke verbetering te zien in de naleving van de Wet SAMEN. Voor het verslagjaar 2000 heeft ruim 72 procent van de circa 20.000 Wet SAMEN-plichtige werkgevers een jaarverslag Wet SAMEN gedeponeerd. In 2002 zal evaluatie plaatsvinden.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 135 van 229
MKB-convenant Trefwoorden: ** Centrale Organisatie Werk en Inkomen (CWI) ** etnische minderheden, instroom in het midden- en kleinbedrijf ** midden- en kleinbedrijf, instroom etnische minderheden ** MKB-convenant Doelstelling en doelgroep In april 2000 ondertekenden minister Vermeend en minister Van Boxtel het ‘convenant inzake de instroom van etnische minderheden in het midden- en kleinbedrijf’ (kortweg het MKB-convenant) met MKB-Nederland en Arbeidsvoorziening. Uitvoering/ relevante partijen In het MKB-convenant is afgesproken dat door werkgevers in het midden- en kleinbedrijf vacatures worden aangemeld bij de CWI om bij voorkeur te laten vervullen door allochtone werkzoekenden. De CWI heeft een aparte projectorganisatie ingericht en consulenten op alle CWI’s vrijgemaakt om een op maatwerk gerichte, intensieve bemiddelingsaanpak aan alle allochtone fase-1 cliënten te kunnen bieden. In 2002 beleeft het MKB-convenant het laatste jaar. De doelstelling van het convenant voor dit jaar is het plaatsen van 23.000 allochtone fase-1 cliënten door de CWI en het vervullen van 20.000 MKB-vacatures. MKB-convenant Stand van zaken tot en met week 25 gerealiseerd in 2002 Gemelde vacatures: Aantal werkzoekenden aan het werk: Waarvan allochtonen:
totaal (vanaf begin convenant)
13.154 15.421 14.287
67.022 56.280 48.467
18.000 16.000 14.000 gemelde vacatures
12.000 10.000 8.000
totaal plaatsingen
6.000
allochtonen
4.000 2.000
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
24
21
18
15
12
9
6
3
0
0
pagina 136 van 229
Raamconvenant Grote Ondernemingen Trefwoorden: ** etnische minderheden, instroom in grote ondernemingen ** multicultureel personeelsbeleid ** Raamconvenant Grote Ondernemingen ** Ruim Baan voor Minderheden Doelstelling en doelgroep Met 110 grote ondernemingen (met meer dan 500 werknemers) is een convenant afgesloten ter bevordering van het multicultureel personeelsbeleid en verbetering van de in- en doorstroom van etnische minderheden. Uitvoering en realisatie Voor dit project is de tijdelijke projectorganisatie Ruim Baan voor Minderheden binnen SZW opgezet, ondergebracht bij de directie ABG. De convenantsafspraken zijn maatwerkafspraken per bedrijf en zijn daarom zeer divers. Ze betreffen zowel kwantitatieve doelstellingen met betrekking tot instroom en doorstroom als kwalitatieve doelstellingen met betrekking tot verbetering van human resources management, werving- en selectiemethoden en interculturalisering van de organisatie (behoud van arbeidsplaatsen/ voorkomen van uitstroom). De ondernemingen die meedoen zijn afkomstig uit diverse sectoren. In 2002 zullen de bedrijven bij het realiseren van de gemaakte afspraken door Ruim Baan voor Minderheden worden ondersteund. De voortgang van de uitvoering bij de bedrijven wordt door een extern bureau gemonitord. De rapportages zullen worden gebruikt om de Tweede Kamer te informeren.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 137 van 229
.KOM-projecten: Krachtig Ondernemen met Minderheden Trefwoorden: ** Intercultureel Management (ICM) ** Krachtig Ondernemen met Minderheden (KOM) Doelstelling en doelgroep Het project Krachtig Ondernemen met Minderheden (.KOM) heeft tot doel een branchegerichte aanpak te ontwikkelen en te implementeren om bedrijven beter in staat te stellen gebruik te maken van het grote potentieel aan allochtone arbeidskrachten. De nadruk ligt op de implementatie van Intercultureel Management (ICM) als instrument om de noodzakelijke mentaliteitsveranderingen binnen bedrijven tot stand te brengen. Een belangrijk uitgangspunt van .KOM is de samenwerking tussen relevante partijen op de regionale arbeidsmarkt te optimaliseren. Uitvoering en realisatie De opdrachtgever van het .KOM project is de landelijke stuurgroep, onder voorzitterschap van de heer Brinkman. In deze stuurgroep nemen de voorzitters van de verschillende branches zitting naast vertegenwoordigers van VNO/NCW en de FNV. SZW financiert het projectmanagement dat is ondergebracht bij het adviesbureau Sovov bv. De branchegerichte aanpak van .KOM is succesvol: de instroom van allochtonen is op gang gekomen, de succesfactoren en knelpunten zijn in kaart gebracht en het draagvlak voor allochtoon personeel neemt in de bedrijven toe. Medio 2001 is besloten tot uitbreiding van het project. Het project uitbreiding .KOM richt zich op het verspreiden van de opgedane kennis en expertise binnen de branches naar andere regio’s en het uitvoeren van pilots in 2 nieuwe branches. Op 24 januari 2002 hebben 5 brancheorganisaties samenwerkingsovereenkomsten (KOMvenanten) ondertekend waarmee ze bedrijven willen aansporen om de aanpak van .KOM toe te passen. Met de ondertekening van de KOMvenanten is fase 1 van het project uitbreiding .KOM afgerond.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 138 van 229
Inburgering Trefwoorden: ** duale trajecten inburgeringsbeleid ** inburgeringsprogramma ** Taskforce Inburgering (TI) ** Wet inburgering nieuwkomers (WIN) Doelstelling en doelgroep Met de komst in 1998 van de Wet inburgering nieuwkomers (WIN), een wet van de ministeries van BZK, OCenW en VWS, zijn de rechten en plichten van ‘nieuwkomers’ vastgelegd. Hoewel voor ‘oudkomers’ (personen die vóór de inwerkingtreding van de WIN naar Nederland zijn gekomen) geen inburgeringsplicht bestaat, is voor hen vanaf 1998 wel specifiek stimuleringsbeleid ontwikkeld. Sinds 2000 stelt BZK aan gemeenten middelen ter beschikking om ook voor oudkomers die dat nodig hebben een inburgeringsprogramma te bieden. Uitvoering en realisatie Om de uitvoering van de WIN op lokaal niveau te verbeteren en gemeenten bij het oplossen van knelpunten te ondersteunen is door de ministeries van BZK, OCenW, VWS en SZW in 2000 de Taskforce Inburgering (TI) opgericht, voor de duur van (ruim) twee jaar. De activiteiten van de TI richten zich op het verbeteren van het inburgeringsproces, met behulp van gemeenten, ROC’s, CWI’s, etc. Hiervoor worden methodieken ontwikkeld en overgedragen aan betrokkenen. Verder worden 42 gemeenten actief ondersteund bij het opzetten en uitvoeren van het inburgeringsbeleid. In het streven naar meer maatwerk vormt de ontwikkeling van duale trajecten één van de speerpunten in het inburgeringsbeleid. Onder een duaal traject wordt verstaan een traject waarin taallessen NT2 (Nederlands als tweede taal) worden gevolgd in combinatie met één of meerdere andere trajectonderdelen, bij voorkeur werk. In het kader van de Agenda voor de Toekomst zijn met de G30 afspraken gemaakt om zoveel mogelijk oudkomers/nieuwkomers via een duaal traject (werk + taal) te (re)integreren. Het streven van de betrokken departementen is om meer maatwerk - waaronder een tijdige start met activiteiten die moeten leiden tot werk - tijdens het inburgeringsprogramma mogelijk te maken. De CWI zal daarin een nadrukkelijker rol moeten worden toegekend. Wenselijk is om in een vroegtijdig stadium van het inburgeringsprogramma een uitgebreide intake te hebben, waarin de wensen en mogelijkheden van de betrokkene ten aanzien van arbeidstoeleiding en (bij)scholing inzichtelijk gemaakt worden. Daarbij past ook de inzet van instrumenten als erkenning van Elders Verworven Competenties (EVC) en Internationale Diplomawaardering (IDW).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 139 van 229
Stimuleringsprojecten voor Allochtone Groepen (SPAG): Trefwoorden: ** etnische minderheden, activering en begeleiding naar werk of scholing ** Stimuleringsprojecten voor Allochtone Groepen (SPAG) Doelstelling en doelgroep SPAG is een SZW-maatregel, bedoeld om gemeenten te stimuleren projecten uit te voeren voor allochtonen als aanvulling op de sluitende aanpak. De projecten richten zich op activering en begeleiding van allochtonen met als doel werk of scholing. Getracht wordt de aansluiting van de doelgroep(en) bij reguliere scholings- en arbeidstoeleidende instellingen te verbeteren, evenals het gemeentelijk instrumentarium. Doelgroep: • Leeftijd 16-18 jaar: voortijdig schoolverlaters, • Leeftijd 18-65 jaar: uitkeringsgerechtigden (art. 1.1.d WIW) • Leeftijd 40-65 jaar: uitkeringsgerechtigden met een WAO uitkering • Niet-uitkeringsgerechtigde allochtone vrouwen • Personen zonder reguliere middelen van bestaan. Uitvoering en realisatie De projecten zijn gericht op maatwerk. De trajectbegeleiders krijgen het mandaat om met alle denkbare instanties en voorzieningen (bijvoorbeeld schuldhulpverlening, huisvesting) waar de deelnemers mee in aanraking komen, een plan op te stellen om hen meer perspectief te geven. In 1994 is begonnen met de doelgroep Antilliaanse en Arubaanse jongeren. In 1998 is deze uitgebreid met Turkse en Marokkaanse jongeren. Op dit moment ontvangen 28 gemeenten in het kader van de SPAG-maatregel een financiële bijdrage van SZW. De looptijd van de subsidie is tot uiterlijk 1 mei 2004, waarna de deelnemende gemeenten hun projecten dienen onder te brengen bij bestaande instellingen. Budget: jaarlijks € 3,6 miljoen. SZW heeft de landelijke coördinatie van de stimuleringsprojecten uitbesteed aan het bureau Radar Advies. De monitoring en evaluatie van de projecten is uitbesteed aan het onafhankelijke onderzoeksbureau Research voor Beleid. Het Agentschap SZW is door de directie ABG ingeschakeld voor de uitvoering van de subsidieregeling.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 140 van 229
Plan van aanpak hoger opgeleide vluchtelingen op de arbeidsmarkt Trefwoorden: ** Internationale diplomawaardering (IDW) ** Erkenning van elders verworven competenties (EVC) ** UAF-Job Support ** vluchtelingen, verbetering arbeidsmarktpositie hoger opgeleide Doelstelling en doelgroep Uitgangspunt van het plan van aanpak is de begeleiding naar werk te verbeteren. Door vroegtijdig te investeren in een passend traject neemt de kans toe dat hoger opgeleide vluchtelingen sneller aan werk komen en de verkregen baan beter aansluit bij hun opleidingsniveau en werkervaring. Uitvoering Het “Plan van aanpak verbetering arbeidsmarktpositie hoger opgeleide vluchtelingen” is in het voorjaar van 2002 naar de Tweede Kamer gezonden. Het plan van aanpak bevat onder meer actiepunten gericht op de registratie van opleiding en werkervaring in de asielfase, internationale diplomawaardering en erkenning van elders verworven competenties. UAF De Stichting voor Vluchtelingen-Studenten UAF krijg in 2002 en 2003 een subsidie van maximaal € 401.000 ten behoeve van activiteiten van het UAF Job Support. De bij UAF Job Support aanwezige kennis over arbeidstoeleiding van hoger opgeleide vluchtelingen kan worden gebruikt ter ondersteuning van de CWI’s en de gemeenten. Het UAF heeft daarnaast een duaal traject voor hoger opgeleide vluchtelingen in de ICT ontwikkeld en een verkort traject in de zorgsector.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 141 van 229
Herintredende en allochtone vrouwen Trefwoorden: ** Commissie Arbeidsdeelname van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (AVEM) ** convenanten herintredende vrouwen ** etnische minderheden, arbeidsdeelname vrouwen ** herintredende vrouwen Doelstelling en doelgroep Doelstelling van het kabinet is om de arbeidsdeelname van vrouwen te verhogen van 51 procent in 1999 tot 65 procent in 2010. Een belangrijke bijdrage hiervoor moet geleverd worden door verhoging van het aantal herintredende vrouwen. Uitvoering en realisatie Convenanten herintredende vrouwen Op 30 mei 2002 hebben minister Vermeend en staatssecretaris Verstand drie convenanten herintredende vrouwen ondertekend met: 1. De Centrale Organisatie Werk en Inkomen (CWI), het Nederlands Verbond van de groothandel (NVG), de sector Call Centers, de ECABO en MKB-detailhandel (looptijd t/m 2005). 2. De gemeente Den Haag en het CWI Den Haag (t/m 2003) 3. De gemeente Nijmegen, de omliggende gemeenten en het CWI Nijmegen (t/m 2003). Het ministerie van SZW ondersteunt de partijen bij de uitvoering van de afspraken en zal ook nieuwe convenantspartijen werven. In totaal moeten door toedoen van de (huidige en nieuwe) convenantspartijen 70.000 herintredende vrouwen aan het werk komen tot en met 2005: Taakstelling convenanten 2002:
5.000,
waarvan 15 procent allochtoon. Subdoelstelling wordt in 2003 opnieuw vastgesteld.
2003: 2004: 2005: Totaal:
15.000 20.000 30.000 70.000 herintredende vrouwen
Voor 2002 is een budget van € 6 mln. gereserveerd. Commissie Arbeidsdeelname van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (AVEM) Op 17 mei jl. heeft het kabinet een reactie op het advies van de commissie AVEM naar de Kamer gestuurd. De strekking van de reactie is positief; het advies ondersteunt het huidige beleid. Op landelijk niveau wordt een stuurgroep ingericht die zorg zal dragen voor de implementatie van de beleidsvoornemens en de gemeenten zal ondersteunen bij hun regiefunctie.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 142 van 229
Ouderenbeleid Trefwoorden: ** arbeidsparticipatie van ouderen ** ouderenbeleid ** sollicitatieplicht ** Taskforce Ouderen en Arbeid Doelstelling en doelgroep Het tweede paarse kabinet heeft zich ten doel gesteld de arbeidsmarktparticipatie van 55 tot 65jarigen te verhogen tot 50 procent in 2030. Hiertoe moet de arbeidsdeelname van ouderen jaarlijks met 0,75 procentpunt toenemen. Uitvoering en realisatie Taskforce Ouderen en Arbeid Het kabinet heeft in juni 2001 een “Taskforce Ouderen en Arbeid” geïnstalleerd voor een periode van twee jaar. In deze periode neemt de Taskforce initiatieven gericht op werknemers en werkgevers om de arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen. Aan het eind van de periode van twee jaar stelt de Taskforce een slotdocument op met haar bevindingen en doet aanbevelingen aan de minister van SZW voor de toekomst. De Taskforce wordt door SZW gesubsidieerd. Herinvoering van sollicitatieplicht De Raad voor Werk en Inkomen heeft zich in het Beleidskader Werk en Inkomen 2002 uitgesproken voor herinvoering van de sollicitatieplicht voor 57,5-jarigen en ouder. Minister Vermeend heeft aangegeven dat hij het RWI-advies wil volgen. Een nadere invulling van de sollicitatieplicht moet nog worden uitgewerkt. Arbeidsparticipatie ouderen Uit gegevens van de Enquête Beroepsbevolking (EBB), afkomstig van het CBS, blijkt dat de netto arbeidsparticipatie in de leeftijd van 55 tot 64 jaar is toegenomen van 26 procent in 1995 tot 34 procent in 2000. Netto arbeidsparticipatie en aantal werkenden (55-64 jarigen) voor de jaren 1995 en 2000 Leeftijd 1995 2000 1995 2000 netto arbeidsparticipatie werkende beroepsbevolking (x 1.000) 55-59 jaar 39% 49% 296 427 60-64 jaar 11% 16% 77 114 55-64 jaar 26%
34%
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
373
541
pagina 143 van 229
Jongeren zonder startkwalificatie Trefwoorden: ** duale trajecten jongeren zonder startkwalificatie ** jongeren, sluitende aanpak ** startkwalificatie, jongeren zonder ** voortijdig schoolverlaters Doelstelling Een groot aantal voortijdig schoolverlaters wil onder geen beding meer terug naar de schoolbanken. Bij instroom op de arbeidsmarkt heeft deze groep een wankele arbeidsmarktpositie en loopt ze het risico sneller ontslagen te worden en afhankelijk te worden van een uitkering. Het jongerenbeleid is daarom gericht op: • Het bereiken van een evenredige arbeidsparticipatie van jongeren tot 23 jaar in 2007; • Het behalen van een startkwalificatie tijdens het werk door 70 procent van de voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar, die niet terug zijn te geleiden naar het onderwijs, in 2007. Uitvoering en realisatie In Noord Groningen is met co-financiering van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de pilot ‘Sluitende aanpak jongeren Noord Groningen’ van start gegaan met als doelstelling het tot stand brengen van een sluitende aanpak voor jongeren tot 23 jaar met betrekking tot onderwijs, werk, inkomen en zorg. Een integrale benadering en het leveren van maatwerk staan in deze pilot centraal, opdat jongeren zonder startkwalificatie de voor hen hoogst haalbare en meest passende onderwijs- en/of arbeidsmarktpositie bereiken. Succesvolle ervaringen die met dit pilotproject worden opgedaan, zullen onder de aandacht worden gebracht van overige gemeenten en provincies, opdat de aanpak landelijk kan worden ingebed. In het najaar van 2002 zal het jongerenloket operationeel zijn. In dit verband is tevens de inzet van duale trajecten van het grootste belang. In duale trajecten wordt als onderdeel van een reïntegratietraject werkervaring geboden in combinatie (gelijktijdig) met andere trajectonderdelen, zoals (beroeps)scholing. Op deze manier is snelle reïntegratie op maat mogelijk. Jongeren kunnen zodoende werkende weg alsnog een startkwalificatie behalen. Voordeel is ook dat deelnemers al tijdens het traject in een zelfstandig inkomen kunnen voorzien.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 144 van 229
ESF-EQUAL Trefwoorden: ** arbeidsmarkt, bestrijding van discriminatie op ** ESF-EQUAL ** gender mainstreaming Doelstelling en doelgroep Het communautair initiatief ESF-EQUAL is een nieuw transnationaal programma dat loopt van 2000 tot 2006. Doel van ESF-EQUAL is om via samenwerking tussen verschillende landen nieuwe benaderingen te stimuleren voor de bestrijding van discriminatie en ongelijkheid op de arbeidsmarkt van welke aard dan ook. Belangrijk is dat in het ESF-EQUAL-programma aandacht wordt besteed aan "mainstreaming" (inbedden in regulier beleid) zodat verzekerd is dat positieve resultaten van de vernieuwende ESF-EQUAL-projecten worden geïmplementeerd in het Nederlandse en Europese arbeidsmarktbeleid. Uitvoering/ Financiering Het ESF-EQUAL-programma is onderverdeeld in twee tranches (2001 t/m 2003 en 2004 t/m 2006). Het programma heeft betrekking op de vier pijlers van de Europese werkgelegenheidsstrategie (EES), te weten: inzetbaarheid, ondernemerschap, aanpassingsvermogen en gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Tevens is als thema asielzoekers toegevoegd door de Europese Commissie. Nederland is trekker van de Europese thematische werkgroep (ETG) die de mainstreaming van ESF-EQUAL-projecten over asielzoekers op Europees niveau vorm moet geven. Het totale beschikbare budget van ESF-EQUAL bedraagt voor de eerste tranche (2001 t/m 2003) € 97.006.000. Op 15 november 2001 zijn er 110 projecten voorlopig goedgekeurd voor een totaalbedrag van € 91.658.150. De organisaties die projecten hebben aangevraagd zijn onder andere belangenorganisaties (NGO's), gemeenten, provincies, ministeries, sociale partners, onderwijsinstellingen, gezondheidsorganisaties en stichtingen. Met de brief van 29 januari 2002 (TK 2001-2002, 26642 nr. 38) is de projectenbundel naar de TK gestuurd waarin is aangegeven aan welke organisaties ESF-EQUAL-subsidie is verleend. In de periode tot 15 mei 2002 hebben de projectaanvragers het ontwikkelingspartnerschap en de samenwerking met de transnationale partner nader uitgewerkt. Op 15 mei 2002 is de uitvoeringsfase van start gegaan.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 145 van 229
Regeling schoonmaakdiensten particulieren (RSP) Trefwoorden: ** langdurig werklozen ** persoonlijke dienstverlening ** Regeling schoonmaakdiensten particulieren (RSP) ** schoonmaaksector (RSP regeling) Doelstelling en doelgroep De doelstelling van de RSP is tweeledig: • verruiming van de markt voor huishoudelijke dienstverlening • inschakeling van laag opgeleide langdurig werklozen. Als bijkomend effect kan nog worden genoemd het omzetten van “zwart” werk in “wit” werk. Doelgroep zijn personen die een jaar of langer als werkloos werkzoekende bij het arbeidsbureau zijn ingeschreven voor meer dan 15 uur per week. Voor bepaalde gemeenten en gebieden is vanwege de hoge werkloosheid aldaar de werkloosheidsduur beperkt tot 6 maanden. Uitvoering en realisatie De ondernemersorganisatie schoonmaak- en bedrijfsdiensten (OSB), de brancheorganisatie in de schoonmaaksector, voert de regeling uit. De minister van SZW heeft een uitvoeringsovereenkomst met OSB gesloten, waarin is neergelegd welke werkzaamheden OSB voor de minister uitvoert (onder andere afgeven van beschikkingen tot subsidieverlening, controleren van declaraties en verstrekken van informatie). Voorts is OSB de gesprekspartner over de RSP. De RSP is een zeer kleine regeling met een budget van ruim € 6 mln. De RSP is een openeinderegeling. Het subsidiebedrag aan werkgevers bedraagt € 9.850,--. Ongeveer 50 bedrijven met in totaal ongeveer 1000 werknemers maken gebruik van de regeling. De vraag naar een “witte” werkster is vele malen groter dan het aanbod van personeel. Kerngegevens RSP Budget Kosten per eenheid Volume Deelnemende bedrijven
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
2002 € 6 miljoen € 9.850,1000 50
pagina 146 van 229
Besluit In- en doorstroombanen (ID-banen) Trefwoorden: ** gesubsidieerde arbeid ** Instroom- en doorstroombanen (ID-banen) ** langdurig werklozen ** publieke dienstverlening Doelstelling en doelgroep Doelstelling van de Instroom- en doorstroombanen (ID-banen) is het creëren van werkgelegenheid voor langdurig werklozen en het verbeteren van het niveau van publieke dienstverlening. Per 2000 is een uitstroomdoelstelling toegevoegd. Uitvoering Gemeenten nemen vrijwillig deel aan de regeling. Gemeenten zijn volledig verantwoordelijk voor de uitvoering en bepalen bij welke werkgevers in de collectieve en non-profit sector zij arbeidsplaatsen tot stand brengen. De ID-banen zijn een onderdeel van het Grote Stedenbeleid. Ruim 70 procent van alle banen is toegekend aan de G25 (de 25 grootste gemeenten). Werknemers op ID-banen zijn in dienst van de reguliere werkgever en vallen grotendeels onder een reguliere CAO. De gemeente kan ook zelf als werkgever optreden. De beschikbare 60.000 banen uit het vorige Regeerakkoord zijn volledig aan de gemeenten toegekend. Momenteel zijn ca. 50.000 mensen werkzaam op ID-banen. Naar verwachting zijn de toegekende ID-banen in 2003 geheel gerealiseerd en bezet. De uitstroom uit ID-banen bedraagt circa 17 procent, de uitstroom naar regulier niet-gesubsidieerd werk bedraagt circa 6 procent. Relevante partijen zijn de departementen van BZK (GSI), VWS, OCW, Financiën en de VNG. Daarnaast is de ABVA-KABO FNV een relevante partij. Kerngegevens ID-banen 2000 2001 20021 budget (x €1mln.) 755 907 1.046 toegekend aantal banen volume 50.000 55.000 60.000 gerealiseerd volume Instroom-banen 44.855 48.475 53.200 gerealiseerd volume Doorstroombanen 10 205 980 totaal gerealiseerd volume 44.865 48.680 54.180 (ultimostand) kostprijs per eenheid 17.522 19.161 19.798 uitstroom 17% 13% 17% uitstroom naar werk 6% 5% 7% 1
raming
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 147 van 229
WSW Trefwoorden: **arbeidsgehandicapten **gesubsidieerde arbeid **WSW Doelstelling en doelgroep De Wet sociale werkvoorziening (WSW) biedt aan arbeidsgehandicapten arbeid onder aangepaste omstandigheden. Andere doelstellingen zijn: realiseren van “begeleid werken”-plekken bij reguliere werkgevers en zoveel mogelijk uitstroom naar niet-gesubsidieerd werk. De WSW kent 3 vormen van arbeidsplaatsen: werken binnen een Sociale Werkvoorzieningsbedrijf, detachering vanuit Sociale Werkvoorzieningsbedrijf naar een reguliere werkgever en “begeleid werken” in dienst van reguliere werkgever. Uitvoering en financiering Gemeenten hebben de (zorg)plicht om WSW-geïndiceerden een WSW-plek aan te bieden. Zij hebben keuzevrijheid wat betreft de wijze van uitvoering. Zij maken daarvan in de praktijk nauwelijks gebruik. 50 (Grotere) gemeenten sturen de uitvoering zelfstandig aan. De overige gemeenten doen dat in een gemeentelijk samenwerkingsverband op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR). Er zijn ongeveer 100 SW-bedrijven. De gemeente krijgt van het rijk een lump-sum-bedrag per fte naar de mate van arbeidshandicap. Eventuele besparingen mag de gemeente behouden. Gemeenten leggen toe op exploitatietekort, maar de exploitatietekorten zijn de laatste jaren gedaald. Een paar procent van de “omzet” van SW-bedrijven wordt verdiend op de reïntegratiemarkt.
1997
Ultimo 2001
Budget Kostprijs per eenheid Volume dienstbetrekkingen % werkzaam in SWbedrijf % gedetacheerd % begeleid werken bij reguliere werkgever % jaarlijks uitstroom naar regulier werk Wachtlijst 20.376
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
2002
Kerngegevens WSW
bijna € 2 miljard € 21.912,93.700 86% 13% 1% <1% 5.640
pagina 148 van 229
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 149 van 229
Beleidstraject De evaluatie van de wet is in september 2001 samen met het IBO-rapport (Interdepartementaal Beleidsonderzoek) “Aan de slag” aan de TK aangeboden. De Algemene Rekenkamer heeft in december 2001 een rapport over de WSW uitgebracht. De kabinetsreactie is in januari 2002 naar de TK gestuurd. In maart heeft hierover een AO met de TK plaatsgehad. Een deel van de toezeggingen van de minister tijdens AO is verkend in de uitwerking van het IBO-rapport (heldere relatie opdrachtgever/opdrachtnemer tussen gemeente en SW-werkbedrijf). Voorts heeft de minister toegezegd de overdracht van de indicatiestelling WSW naar het CWI snel te realiseren. Keuzes nieuw kabinet Ten behoeve van het toekomstig beleid op basis van de evaluatie en het rapport van de Algemene Rekenkamer ligt een aantal keuzes voor. De WSW op zich staat niet ter discussie maar verbeteringen zijn mogelijk. Er moeten meer “begeleid-werken”-plekken bij reguliere werkgevers gerealiseerd worden, enerzijds door de bekendheid daarvan te vergroten, anderzijds door de spanning tussen de bedrijfseconomische doelstelling van het SW-bedrijf en de sociale doelstelling van de wet op te heffen. Hiervoor moet de relatie tussen gemeente en SW-bedrijf worden teruggebracht tot die van opdrachtgever en opdrachtnemer. De modernisering van de WSW richt zich op transparantie bij de uitvoering. De beslissing om de indicatiestelling WSW bij het CWI onder te brengen en daarmee uit de werkingssfeer van het SW-bedrijf te halen is daar een onderdeel van.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 150 van 229
Directie Bijstand en gemeentelijk activeringsbeleid (B&GA) Trefwoorden: ** ABW ** activering bijstandsgerechtigden ** directie Bijstand en gemeentelijk activeringsbeleid (B&GA) ** inkomenswaarborg ** medebewind (bestuurlijke relatie rijk / gemeenten) ** Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) ** Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) Doelstelling en doelgroep De Algemene bijstandswet (Abw) - en de verwante regelingen Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) respectievelijk Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) beogen een inkomenswaarborg te bieden op minimumniveau. Van deze regelingen is de Abw verreweg de belangrijkste. Bij de Abw staat de uitstroom naar werk centraal. De activering van bijstandsgerechtigden door gemeenten wordt ondersteund door een aantal specifieke wettelijke regelingen. De belangrijkste daarvan is de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW). De WIW biedt de gemeenten budget en instrumenten om cliënten weer naar regulier werk te begeleiden. Dit instrumentarium is niet alleen beschikbaar voor bijstandsgerechtigden maar ook voor niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (bijv. herintreedsters) en personen met een uitkering via de Algemene nabestaandenwet (Anw). Naast genoemde regelingen is de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) een specifieke regeling die erop is gericht om kunstenaars in staat te stellen door middel van inkomensondersteuning een beroepspraktijk als kunstenaar op te bouwen. Uitvoering en realisatie Aantal uitkeringsgerechtigden Abw in 2002: 358.000. Uitgaven Abw, Ioaw en Ioaz in 2002 ten behoeve van uitkeringen: € 4,5 mld. Voor arbeidstoeleiding via de WIW is in 2002 ca € 900 mln. beschikbaar. De regelingen worden in medebewind uitgevoerd door de gemeenten. De invulling van het medebewind door gemeenten én het Rijk is daarom een cruciale succesfactor voor het te voeren beleid. Naast regelgeving krijgt het beleid vooral vorm in bestuurlijke afspraken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en met afzonderlijke gemeenten (G4 en G26) gericht op het realiseren van de gewenste uitkomsten van beleid. Basis voor de afspraken is de Agenda voor de Toekomst van april 2001. Beleidsontwikkelingen die voor langere tijd vastliggen: • Primaat van werk boven inkomen met behoud van de inkomenswaarborgfunctie van de regelingen. In het gehele domein van de sociale zekerheid heeft dit vorm gekregen in SUWI (Structuur uitvoering werk en inkomen) • Realisatie van de Agenda voor de Toekomst. De afspraken zijn primair gericht op het realiseren van extra uitstroom uit de bijstand door een samenhangend activeringsbeleid. De afspraken lopen
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 151 van 229
door tot en met 2006.
Agenda voor de toekomst Trefwoorden: **activering bijstandsgerechtigden **Agenda voor de Toekomst **VNG, bestuurlijke afspraken met Doelstelling Op 24 april 2001 heeft de minister van SZW bestuurlijke afspraken gemaakt met de VNG in het kader van de Agenda voor de Toekomst. Deze afspraken zijn een uitwerking van de intentieverklaring die SZW en VNG in september 2000 waren overeengekomen. Uitgangspunt bij de afspraken is dat vanuit een moderne invulling van de medebewindsrelatie een sterker accent komt op het overeenkomen van concrete resultaten. Het gaat daarbij om het treffen van extra maatregelen die ertoe moeten leiden dat bijstandsgerechtigden sneller aan het werk gaan of maatschappelijk actief worden. De extra inspanningen zijn gericht op de sluitende keten van reïntegratie, extra inzet voor allochtonen, handhaving, gemeentelijk minimabeleid en cliëntenparticipatie. Uitvoering en realisatie Met de VNG zijn in 2001 bestuurlijke afspraken gemaakt die doorlopen tot 2006 Vervolgens zijn er individuele bestuurlijke afspraken gemaakt met grote en middelgrote steden: de G4 (Den Haag, Utrecht, Rotterdam en Amsterdam) en de G26. Belangrijk onderdeel van deze bestuurlijke afspraken zijn de prestatie-afspraken: het rijk stelt een financiële impuls beschikbaar voor het op sterkte brengen van casemanagement, onder de voorwaarde dat de betrokken gemeente bereid is een resultaatverplichting af te spreken (aantallen trajecten tot en met 2004 en uitstroom uit deze trajecten tot en met 2006). Voorts zijn middelen ter beschikking gesteld voor kinderopvang, projecten/experimenten en activering van nieuwkomers. Op 1 mei 2002 waren er in het kader van de bestuurlijke afspraken in totaal afspraken gemaakt over 272.667 trajecten en uitstroom uit deze trajecten van 40 procent tot 2006. Van de G4 zijn met Amsterdam en Rotterdam vooralsnog afwijkende afspraken gemaakt (looptijd, toezicht) in verband met het niet op orde zijn van beide sociale diensten. Voor de middelgrote en kleine gemeenten (alle gemeenten die niet tot de G4 en de G26 behoren) is er een subsidieregeling, waarbij subsidiëring eveneens plaatsvindt op basis van aantallen trajecten en uitstroom uit deze trajecten. Op 1 mei 2002 hadden 421 gemeenten een subsidie-aanvraag ingediend. De afspraken lopen tot en met 2006. Zij worden gemonitord en jaarlijks geëvalueerd. Jaarlijks zal een voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer worden verzonden.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 152 van 229
Fonds Werk en Inkomen (FWI) Trefwoorden: **ABW **Fonds Werk en Inkomen (FWI) **objectief verdeelmodel (FWI) **reïntegratie Doelstelling Het FWI is geen fonds in de letterlijke betekenis van het woord, maar de wijze waarop de financiering van de bijstandsuitkeringen en de reïntegratie-instrumenten van gemeenten is geregeld. (Zie ook bij WIW Beleidstrajecten). Doelstelling van het FWI is de gemeenten via financiële prikkels te stimuleren om een zo groot mogelijke uitstroom uit de bijstand te realiseren. Daarnaast worden onnodige belemmeringen weggenomen in de regelgeving voor activering en uitstroom. Uitvoering Het FWI bestaat uit een inkomensdeel en een werkdeel. Het inkomensdeel regelt de financiering van de Abw-, IOAW- en IOAZ-uitgaven. Elke gemeente ontvangt van het Rijk een budget ter bekostiging van de uitgaven (25%) die niet bij het Rijk kunnen worden gedeclareerd. Het rijk vergoedt op declaratiebasis een wettelijk vastgelegd percentage (heden: 75%) van de werkelijke Abw-uitgaven. Voor de verdeling van het geraamde macrobudget over de gemeenten wordt gebruik gemaakt van een objectief verdeelmodel. Uitgangspunt hierbij is dat een verdeelmodel ontstaat waarbij gemeenten kunnen sturen op hun resultaten; de conjuncturele elementen zijn zoveel mogelijk in het verdeelmodel verwerkt. Jaarlijks wordt aan de hand van een Amvb de verdeelsystematiek voor het volgend jaar bekendgemaakt. De hoogte van voorlopige en definitieve geraamde budgetten wordt bekendgemaakt via circulaires. De gemeenten mogen een budgetoverschot vrij besteedbaar meenemen naar volgende jaren. Het werkdeel regelt de financiering van reïntegratie-instrumenten en omvat het scholings- en activeringsbudget, de middelen voor de WIW-dienstbetrekkingen en WIW- werkervaringsplaatsen. Aan het scholings- en activeringsbudget is met ingang van 2002 nog een geoormerkt budget toegevoegd voor de reïntegratie van Niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-gerechtigden. De reïntegratie van deze groepen is per 1 januari 2002 naar de gemeenten overgegaan (als gevolg van Suwi). Het scholings- en activeringsbudget wordt via een vaste verdeelsleutel over de gemeenten verdeeld, deze sleutel ligt vast in het Besluit Uitvoering en Financiering WIW (kortweg BUF). Dit budget is bestemd voor de inkoop van reïntegratieactiviteiten (trajecten, scholing etc ), dat moet zoveel mogelijk worden ingekocht bij private reïntegratiebedrijven. Gemeente moet daartoe objectieve aanbestedingsprocedures volgen. De WIW-dienstbetrekkingen en WIW-werkervaringsplaatsen worden op declaratiebasis gefinancierd (gemeente kan per plek een basisbedrag bij SZW declareren. Hoogte van dit basisbedrag is ongeveer gelijk aan bespaarde uitkering), daarnaast krijgen gemeenten nog een budget voor uitvoeringskosten; dat wordt eveneens via een verdeelsleutel verdeeld; ook deze sleutel ligt vast in het BUF.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 153 van 229
Sluitende aanpak gemeentelijke doelgroep Trefwoorden: **reïntegratie **sluitende aanpak **VNG, bestuurlijke afspraken met Doelstelling Sinds 1999 is het overheidsbeleid gericht op het bereiken van een situatie waarin iedere nieuwe werkloze (nieuwe instroom) binnen 12 maanden na aanmelding bij het CWI een aanbod voor scholing en/of bemiddeling is gedaan. Sinds september 2000 geldt de sluitende aanpak ook voor de huidige langdurig werklozen (zittend bestand). Hiervoor is een inhaalactie nodig: uitvoeringsorganisaties moeten zich inspannen om in 2001 en 2002 de langdurige werklozen die niet deelnemen aan een traject op te roepen om hen waar nodig alsnog een traject aan te bieden. Uitvoering en realisatie Voor de gemeentelijke doelgroep (onder andere bijstandsgerechtigden) is de sluitende aanpak uitgewerkt in bestuurlijke afspraken met de gemeenten in het kader van de Agenda voor de Toekomst. Afspraken met de VNG: - gemeenten spannen zich in om al in 2001 de sluitende aanpak nieuwe instroom te realiseren; - uiterlijk 2002 moet het zittend bestand zijn doorgelicht en moeten afspraken zijn gemaakt met de cliënt over volgen van een traject; - gemeenten spannen zich in om in 2002 ook voor niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers) en Anwgerechtigden die dat willen de sluitende aanpak te realiseren - het merendeel van de gemeenten heeft uiterlijk 2003 de werkprocessen ingericht op een sluitende keten van reïntegratie (sluitende aanpak plus periodieke activering van degenen die desondanks langdurig werkloos worden of zijn gebleven); - vanaf 2003 wordt de sluitende aanpak voor de gemeentelijke doelgroep in de WIW vastgelegd Realisering van de doelstellingen sluitende aanpak is mede afhankelijk van de omvang van de voor reïntegratie beschikbaar gestelde financiële middelen. Ook hangt dit mede samen met ontwikkelingen ten aanzien van het realiseren van een activering en controle nieuwe stijl, een nieuwe inrichting van de arbeidsverplichtingen en -ontheffingen en met de herpositionering van de WIW-dienstbetrekkingen en sociale activering.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 154 van 229
Sociale activering/ complexe reïntegratietrajecten Trefwoorden: **bijstandsgerechtigden, fase 4 **Informatie- en Servicepunt Sociale Activering (ISSA) **langdurig werklozen **reïntegratie **sluitende aanpak **sociale activering **Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) Doelstelling en doelgroep Binnen de Sluitende Aanpak vormt sociale activering het sluitstuk van de reïntegratie: sociale activering is het reïntegratie-instrument dat wordt ingezet nadat gebleken is dat andere reïntegratieinstrumenten nog niet kunnen worden aangewend. Het gaat om het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten met als doel het verbeteren van de kansen op de arbeidsmarkt. De doelgroep voor sociale activering is langdurig werklozen die een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben en voor wie een arbeidstoeleidingtraject nog niet geschikt is. Het gaat om een groep waarbij vaak sprake is van een meervoudige problematiek en waarvoor naast een (sociaal) activeringsaanbod veelal ook een aanbod van zorgvoorzieningen nodig is. Uitvoering en realisatie Gemeenten voeren sociale activeringstrajecten uit. Zij financieren deze met de WIW-middelen (scholings- en activeringsbudget). Vaak worden ook eigen middelen ingezet, bijvoorbeeld welzijnsmiddelen (Gemeentefonds). Circa 60 tot 80% van de bijstandsgerechtigden behoort tot fase vier en derhalve tot de potentiële doelgroep van sociale activering. Van de deelnemers aan eerdere experimenten met sociale activering blijkt een deel uit te stromen naar werk. Circa 31% (1100) van de 3700 ex-deelnemers heeft betaald werk aanvaard (gesubsidieerd en regulier). Per 1 januari 2000 is het Informatie- en Servicepunt Sociale Activering (ISSA) opgericht, een samenwerkingsverband van de ministeries van VWS en SZW. Het ISSA stimuleert sociale activering op lokaal niveau en vertaalt signalen uit de lokale beleidspraktijk naar het rijksbeleid. Het ISSA beëindigt haar werkzaamheden in de tweede helft van 2002. Op 26 september is er een slotconferentie. Momenteel vindt overleg plaats met de VNG over voorzetting van enkele ISSAactiviteiten in afgeslankte vorm voor maximaal drie jaar. Doel: sociale activering en complexe reïntegratietrajecten inbedden in het gemeentelijk beleid en extra aandacht besteden aan specifieke thema’s, waaronder de relatie tussen sociale activering en zorg en sociale activering en educatie. Beleidsontwikkelingen die voor langere tijd vastliggen: • Sociale activering voor WW-ers en WAO’ers WAO’ers en WW’ers maken nog relatief weinig gebruik van sociale activering. In het najaar heeft het UWV interne richtlijnen uitgevaardigd over de mogelijkheden van sociale activering. De financieringsgrond voor sociale activering is vanaf 1 januari 2002 expliciet vastgelegd in de Wet REA.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 155 van 229
• Verantwoordelijkheidsverdeling UWV- gemeenten. Vanaf 1 januari 2002 is als gevolg van SUWI een duidelijke verantwoordelijkheidverdeling vastgelegd voor reïntegratie: onder de gemeentelijke zorgplicht vallen Abw-ers, Nietuitkeringsgerechtigden (Nug’ers) en Anw-ers. Wanneer sprake is van een UWV-uitkering (WAO, WW etc) is het UWV verantwoordelijk, óók wanneer er naast de UWV-uitkering nog sprake is van een gemeentelijke uitkering (dus bijvoorbeeld een combinatie van WAO en bijstand). Hierop zijn echter uitzonderingen mogelijk: • Gemeente kan de reïntegratie-verantwoordelijkheid overnemen van bijvoorbeeld WAO-ers, wanneer in overleg met het UWV wordt vastgesteld dat UWV zelf niet een reïntegratieplan voor betrokkene opstelt • UWV kan gemeentelijke instrumenten (WIW-dienstbetrekking, WIW –werkervaringsplaats, sociale activeringstraject) inkopen bij de gemeente. UWV heeft daarvoor aparte budgetten • Voor mensen met een combinatie van een gemeentelijke én een UWV-uitkering zal bij AMvB worden geregeld dat de gemeente de reïntegratieverantwoordelijkheid van het UWV kan overnemen. In elk geval voor bepaalde categorieën (ouders met jonge kinderen, kleine zelfstandigen en mensen voor wie de bijstandsuitkering groter is dan de UWV-uitkering) Dit onderwerp is zeer actueel: gemeenten willen veel meer gaan doen aan de reïntegratie van WAOer en WW-ers , samenwerking tussen gemeenten en UWV loopt op veel punten nog niet optimaal.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 156 van 229
Armoede en sociale uitsluiting Trefwoorden: **armoede **Nationale Actieplannen (NAP) **schuldhulpverlening **sociale uitsluiting Doelstelling Het armoedebeleid is gericht op het terugdringen van sociale achterstanden van kwetsbare groepen, zoals langdurige minima, mensen met problematische schulden en dak- en thuislozen. SZW coördineert het (nationaal) armoedebeleid, dat buiten het eigen SZW-domein van werk en inkomen meerdere sectoren beslaat, zoals huisvesting, zorg, welzijn, etc. Uitvoering en realisatie Door de EU wordt gewerkt met Nationale Actieplannen (NAP). Het eerste NAP ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting dateert van juni 2001. In 2003 komt er een volgend NAP. Tussentijds wordt gewerkt aan implementatie, monitoring en evaluatie van de in het NAP (2001) genoemde streefdoelen en maatregelen. Op Europees niveau is op dit terrein de open coördinatie methode sterk in ontwikkeling. Bedoeling hiervan is dat EU-landen van elkaars beleid leren. Een specifiek onderdeel van het armoedebeleid is gericht op de aanpak van de schuldenproblematiek. Schuldhulpverlening is decentraal beleid dat wordt uitgevoerd door diverse instanties (sociale diensten, kredietbanken, algemeen maatschappelijk werk) die met elkaar samenwerken (integrale schuldhulpverlening). Gemeenten vervullen hierin een regiefunctie. SZW is verantwoordelijk voor het minnelijke traject (geen wettelijk kader). Justitie voor het wettelijke traject (de Wet schuldsanering natuurlijke personen, dec. 1998; inmiddels geëvalueerd).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 157 van 229
Gemeentelijk inkomensondersteuningsbeleid Trefwoorden: **armoedeval **bijzondere bijstand **inkomensondersteuningsbeleid, gemeentelijk Doelstelling Het bieden van extra financiële ondersteuning aan personen die zijn aangewezen op een inkomen op of rond het minimumniveau, voor financiering van bijzondere, noodzakelijke kosten waarin andere regelingen niet voorzien. Dit kan zowel op individuele als op categoriale basis. Het gemeentelijk inkomensondersteuningsbeleid kent een grote variëteit aan instrumenten zoals bijzondere bijstand, kwijtschelding van lokale heffingen, kortingen op culturele activiteiten en uiteenlopende categoriale tegemoetkomingen. Uitvoering Het gemeentelijk inkomensondersteuningsbeleid wordt door de gemeenten uitgevoerd en zelf gefinancierd. Om dit mogelijk te maken heeft het Rijk vanaf 1991 middelen toegevoegd aan het gemeentefonds. In 2001 gaat het om een bedrag van € 445 miljoen. Keuzes nieuw kabinet Het gemeentelijk inkomensondersteuningsbeleid bevindt zich in het spanningsveld tussen enerzijds de inkomenswaarborgfunctie en anderzijds de noodzaak om de armoedeval (het verschijnsel dat iemand er niet of nauwelijks in inkomen op vooruit gaat als hij gaat werken door het wegvallen van diverse inkomensondersteunende maatregelen) niet onnodig te vergroten. Ook moet de uitstroom uit de minimuminkomensvoorzieningen niet worden gefrustreerd. Daarin kan het nieuwe kabinet nieuwe keuzes maken. In dit verband is het zogenoemde Wetsvoorstel “lang-laag” van belang. Daarin is een landelijke maatregel opgenomen, die voorziet in het verstrekken van een aanvullende uitkering aan personen die minimaal 3 jaar lang een minimuminkomen hebben en bovendien (vooralsnog) geen arbeidsmarktperspectief hebben (Wetsvoorstel is uitvloeisel van een door de PvdA ingediende motie bij de behandeling van de SZW-begroting 2001). Tevens worden de categoriale regelingen aan banden gelegd, waarbij gemeenten inkomenssteun kunnen geven aan bepaalde groepen van mensen. Deze inkomenssteun geldt vaak ook voor mensen met perspectief op werk en vergroot daardoor de armoedeval. Inmiddels heeft de Raad van State advies uitgebracht. De verdere behandeling van het wetsvoorstel is aan het nieuwe kabinet overgelaten.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 158 van 229
Arbeidsverplichtingen in de bijstandsregelingen Trefwoorden: **ABW, arbeidsverplichtingen **ABW, ontheffingenbeleid **sollicitatieplicht Doelstelling Uitgangspunt in de Abw is dat bijstandsverlening zoveel mogelijk gericht dient te zijn op uitstroom naar werk. Daartoe zijn in de Abw (artikel 113, eerste lid) arbeidsverplichtingen opgenomen, die in principe voor iedere bijstandsgerechtigde gelden. Ontheffing van de arbeidsverplichting is mogelijk in de volgende situaties: • categoriaal: alleenstaande ouders met de zorg voor een kind jonger dan vijf jaar zijn wettelijk ontheven van alle arbeidsverplichtingen. Personen van 57 ½ jaar en ouder zijn op grond van een ministeriële regeling ontheven van de sollicitatieverplichting, maar moeten zich wel als werkzoekende inschrijven bij het CWI en dienen passende arbeid te aanvaarden. • maatwerk: gemeenten hebben de mogelijkheid om ontheffing van één of meerdere verplichtingen te verlenen aan individuele bijstandsgerechtigden om redenen van medische of sociale aard. • de facto ontheffingen: er worden soms arbeidsverplichtingen opgelegd die niet regelmatig gecontroleerd worden. Uitvoering en realisatie Uit het onderzoek “Activeringsinstrumenten in de bijstand” uit 1999 bleek dat circa 42 procent van de bijstandscliënten een formele ontheffing van de arbeidsverplichting had en circa 24 procent de facto ontheven was van de arbeidsverplichtingen. In de Agenda voor de Toekomst is afgesproken dat SZW en VNG bevorderen dat bij met name het zittend bestand zal worden beoordeeld of een eventuele ontheffing van de arbeidsverplichting kan vervallen. Streven is een halvering van de formele ontheffingen en beoordeling van alle de facto-ontheffingen op korte termijn. De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) bepleit in beginsel de invoering van een tijdelijke sollicitatieplicht voor nieuw instromende werklozen van 57½ jaar en ouder. De RWI ziet daarbij recent arbeidsverleden als een belangrijke factor bij de mogelijkheden tot werkhervatting door oudere werklozen. Herinvoering van de sollicitatieplicht voor oudere Abw-gerechtigden dient bezien te worden in onderlinge samenhang met andere onfheffingsgronden die in de Abw bestaan.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 159 van 229
Handhaving Abw, IOAW en IOAZ (fraudebestrijding en maatregelenbeleid) Trefwoorden: **ABW, handhaving **ABW, maatregelenbeleid **fraudebestrijding Doelstelling Doelstelling van handhaving is het voorkomen en sanctioneren van het onterecht beroep op bijstand (fraudebestrijding) en bevorderen dat de aan de bijstand verbonden verplichtingen beter worden nageleefd. Dit laatste wordt ondersteund door het maatregelenbeleid: het tijdelijk geheel of gedeeltelijk verlagen van de uitkering bij gebleken onvoldoende verantwoordelijkheid voor de eigen bestaansvoorziening. Uitvoering en realisatie Gemeenten zijn verantwoordelijkheid voor een adequate handhaving, dat wil zeggen goede voorlichting over rechten en plichten, adequate controle en opsporing van fraude, een effectief likop-stukbeleid door het opleggen van boeten en het terugvorderen van onterecht genoten bijstand, een adequate controle op het naleven van de aan de uitkering verbonden verplichtingen en het zo nodig opleggen van maatregelen In het Maatregelenbesluit Abw, IOAW, IOAZ zijn de te onderscheiden soorten van verwijtbare gedragingen onderverdeeld in een viertal categorieën en wordt per categorie een standaard maatregel aangegeven. De op te leggen maatregelen variëren van een tijdelijke weigering van 5% gedurende één maand voor de lichtste categorie 1 (het zich niet als werkzoekende doen registreren bij het CWI) tot volledige weigering van de uitkering gedurende één maand voor de zwaarste categorie 4 (het niet aanvaarden van passende arbeid). Bij recidive, dat wil zeggen herhaald verwijtbare gedragingen binnen een periode van 12 maanden, wordt de periode van weigering verdubbeld. In de Agenda voor de Toekomst zijn afspraken gemaakt om de fraudebestrijding te versterken. Daarbij gaat het om meer beleidsmatige aandacht voor fraudebestrijding in relatie tot activering en uitstroom, versterking van de controle op zwart werk en een betere uitvoering van de Wet boeten en maatregelen. Ten aanzien van fraudebestrijding in het buitenland is een traject gestart, te beginnen met Marokko en Turkije, waarmee daadwerkelijke controle over de grens mogelijk wordt. Suriname is een van de volgende haltes in het traject. Voor de EU/EER is een apart traject beoogd. Het Maatregelenbesluit wordt herzien; uitgangspunt daarbij is een verzwaring en een stroomlijning van de maatregelen bij de sociale verzekeringen. Keuzes nieuw kabinet Het huidige kabinet heeft in april 2002 de Fraudenota 2002-2006 naar de Tweede Kamer gestuurd waarin het huidige fraudebeleid wordt geïntensiveerd en nieuwe speerpunten zijn benoemd. Het is aan het nieuwe kabinet overgelaten om deze voorstellen te implementeren.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 160 van 229
Wet inschakeling werkzoekenden Trefwoorden: **Fonds Werk en Inkomen (FWI) **werkervaringsplaatsen Doelstelling Gemeenten middelen en instrumenten bieden voor de begeleiding van bijstandsgerechtigden naar werk. Behalve voor bijstandsgerechtigden kunnen deze middelen ook worden ingezet voor werklozen zonder uitkering (zoals herintreders) of personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet. Uitvoering en realisatie Het totale WIW-budget bedraagt in 2002 ca. € 900 mln. Hiervan worden onder andere ruim 30.000 WIW-dienstbetrekkingen gefinancierd en circa 5000 werkervaringsplaatsen. De WIW kent een drietal geldstromen, te weten: • het scholings- en activeringsbudget voor begeleiding naar arbeid met behulp van onder meer scholing en/of sociale activering; € 372 mln in 2002; • het budget voor dienstbetrekkingen; hierbij wordt via een detacheringsconstructie werkervaring opgedaan door langdurig werklozen of jongeren (vroeger ook: banenpools); € 507 mln in 2002, waarvan € 275 mln op declaratiebasis (betreft bespaarde uitkering); • het budget voor werkervaringsplaatsen. Dit betreft een loonkostensubsidie voor werkgevers die een langdurig werkloze in dienst nemen; € 26 mln in 2002. De budgetten worden via een in regelgeving vastgelegde sleutel verdeeld over de gemeenten. Uitvoering en realisatie De WIW vormt het werkdeel van het Fonds Werk en Inkomen (FWI). In FWI wordt uitgegaan van een combinatie van een financiële verantwoordelijkheid van de gemeenten voor de uitvoering van de Abw (inkomensdeel van FWI), gekoppeld aan een grote mate van beleidsruimte in de WIW (werkdeel van FWI). Het IBO-rapport “Aan de slag” stelt voor om de gemeentelijke financiële verantwoordelijkheid verder te vergroten gekoppeld aan een verdere verruiming van de beleidsvrijheid in het werkdeel. Belangrijke beleidsthema’s zijn: 1. Deregulering WIW, gekoppeld aan financiële verantwoordelijkheid voor inkomensdeel FWI ; 2. Aanbesteding van WIW-budget (= reïntegratiebudget) op de reïntegratiemarkt; 3. Uitkomsten follow-up IBO Aan de Slag met betrekking tot ID banen/permanente gesubsidieerde arbeid; 4. Stimulering uitstroom uit gesubsidieerde arbeid (onder andere van ex-banenpoolers) Keuzes nieuwe kabinet De stimulering uitstroom uit gesubsidieerde arbeid is reeds in gang gezet beleid. Aanbesteding van het WIW-budget op de private reïntegratiemarkt is staand beleid. Er komt een ongedifferentieerd, flexibel, vrij besteedbaar reïntegratiebudget. Met de uitvoeringsorganisaties zullen prestatie-afspraken worden gemaakt. Het financiële belang dat
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 161 van 229
gemeenten al hebben bij uitstroom uit de Abw wordt vergroot. Op de reïntegratiebudgetten vindt een ombuiging plaats.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 162 van 229
Wet inkomensvoorziening kunstenaars Trefwoorden: **kunstenaars **Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) Doelstelling en doelgroep De Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) biedt een inkomensvoorziening aan beginnende en gevestigde kunstenaars om hen in staat te stellen zonder sollicitatieplicht of verplichting tot arbeidsaanvaarding te werken aan de opbouw van een (gemengde) beroepspraktijk als kunstenaar. Doel van de wet is te voorkomen dat kunstenaars die een (gemengde) renderende beroepspraktijk willen opbouwen of continueren, een beroep doen op de Algemene bijstandswet. Recht op uitkering bestaat voor maximaal 4 jaar, op te nemen in een periode van maximaal 10 jaar. De regeling biedt een inkomensondersteuning ter hoogte van 70 procent van de bijstandsnorm en een ruime mogelijkheid tot bijverdienen (55% van de bijstandsnorm) zonder dat verrekening met de uitkering plaatsvindt. Recht op WIK hebben personen die recentelijk met succes een kunstopleiding hebben afgesloten alsmede gevestigde kunstenaars die al geruime tijd een beroepspraktijk hebben en die door omstandigheden (tijdelijk) over onvoldoende inkomsten beschikken om in de kosten van bestaan te kunnen voorzien. Als toegangseis geldt verder dat de kunstenaar in die hoedanigheid beroepsmatig werkzaam is of wil zijn. Uitvoering Tot ultimo 2001 zijn bijna 6.300 kunstenaars toegelaten tot de WIK. Met de regeling is een bedrag gemoeid van € 47 mln (100 procent rijksfinanciering). De WIK wordt uitgevoerd door 39 centrumgemeenten. Andere gemeenten dienen kunstenaars uit hun gemeente door te verwijzen. Zowel de uitkerings- als de uitvoeringskosten worden door het Rijk volledig aan de centrumgemeenten vergoed. De beroepsmatigheidstoets wordt uitgevoerd door Kunstenaars en Co., een onafhankelijke stichting. Kunstenaars die een WIK-uitkering ontvangen, kunnen een beroep doen op voorzieningen zoals scholing, werkervaring en loopbaanbegeleiding. De uitvoering van dit flankerend beleid valt onder verantwoordelijk van het Ministerie van OCenW. Keuzes nieuw kabinet De WIK is geëvalueerd in 2001. De resultaten van deze evaluatie worden na de zomer aan de Tweede Kamer aangeboden. De resultaten van de evaluatie zouden aanleiding kunnen geven voor enkele wijzigingen in de regelgeving.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 163 van 229
Alimentatie en bijstandsverhaal Trefwoorden: **ABW, bijstandsverhaal **alimentatie **IBO-werkgroep ‘Alimentatiebeleid’ Doelstelling en doelgroep Op 24 april 2002 is het eindrapport van de IBO-werkgroep ‘Alimentatiebeleid’ vastgesteld, dat na goedkeuring door de MR van 7 juni 2002 via SZW naar de Tweede Kamer is gezonden. Uit het rapport blijkt dat het bestaande (kinder)alimentatiestelsel resulteert in onevenredige financiële lasten voor de verzorgende ouder (meestal de vrouw) na een echtscheiding of beëindiging van een relatie. Door het veelal uitblijven van (kinder)alimentatie doet genoemde doelgroep in de helft van de gevallen (er zitten circa 100.000 alleenstaande ouders in de bijstand) een groter beroep op de bijstand dan noodzakelijk is. Een goede inning van (kinder)alimentatie dient drie SZW-belangen. Ten eerste de vergroting van de financiële zelfstandigheid van alleenstaande ouders (veelal vrouwen), doordat het vaker mogelijk wordt bij de combinatie van een deeltijdbaan en kinderalimentatie boven bijstandsniveau te blijven/komen. Ten tweede kan in totaal volgens het IBO-rapport een grote structurele besparing op de Abw-uitkeringslasten gerealiseerd worden. Ten derde wordt volgens het voorstel in het rapport de uitvoering van de Abw vereenvoudigd. Een centrale inningsinstantie zal de kinderalimentatie vaststellen en innen als ouders er zelf niet uitkomen. Hierdoor hoeven gemeenten niet langer de bijstand op de ex-partner te verhalen. Uitvoering en realisatie Justitie is primair verantwoordelijk voor alimentatiewetgeving. Bijstandsverhaal door gemeenten (SZW-terrein) is hiervan afgeleid en wordt toegepast indien een onderhoudsplichtige vanwege scheiding of beëindiging van de relatie een beroep doet op de Abw. Overige relevante partijen op het terrein van alimentatie zijn de rechterlijke macht, advocatuur en L.B.I.O. (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage). Wat de Abw betreft kan van de implementatie van de voorstellen in het rapport een besparing worden verwacht van tussen de € 190 mln en € 338 mln. Dit omdat een deel van de hiervoor genoemde 100.000 alleenstaande ouders (vooral vrouwen) een geringer beroep op de bijstand hoeft te doen wanneer zij alimentatie krijgen. Een ander deel zal door het krijgen van alimentatie gestimuleerd worden betaald werk te gaan verrichten. Nog onduidelijk is welke kosten een ‘centrale inningsinstantie’ via Justitie met zich meebrengt. Keuzes nieuwe kabinet De IBO-werkgroep reikt drie beleidsvarianten aan. Alle varianten gaan uit van een minder vrijblijvend en eenvoudiger alimentatiestelsel (= primair Justitiewetgeving). Bij de uitvoering treedt een centrale inningsinstantie met sterke bevoegdheden (‘intermediair’) op wanneer de kinderalimentatie niet zelf door de ouders geregeld en nageleefd wordt.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 164 van 229
Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) en bovenregionaal vervoer Trefwoorden: **Bouwstenennotitie WVG **bovenregionaal vervoer gehandicapten **gehandicapten, vervoer van **protocol WVG **Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) **zorgplicht gemeenten (vervoer gehandicapten) Doelstelling De WVG heeft als doel het zelfstandig functioneren en maatschappelijk participeren van ouderen en gehandicapten te bevorderen. De WVG kent drie soorten verstrekkingen: rolstoelen, woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen. De verstrekkingen zijn niet nader in de wet omschreven om gemeenten in de gelegenheid te stellen aan te sluiten bij de individuele vraag en de lokale situatie. Het bovenregionaal vervoer van gehandicapten heeft tot doel het zelfstandig functioneren en maatschappelijk participeren van gehandicapten en ouderen met een vervoershandicap te bevorderen. Deze voorziening is een aanvulling op de zorgplicht van gemeenten om een adequate vervoersvoorziening te bieden voor lokale en regionale reizen met een sociaal recreatief motief. Uitvoering De uitvoering van de WVG ligt bij gemeenten. Gemeenten dienen hun WVG-beleid in een verordening neer te leggen en (organisaties van) cliënten te betrekken bij de vormgeving en de uitvoering van WVG-beleid. Financiering vindt plaats door toegevoegde meerjarenbedragen aan het Gemeentefonds. Gemeenten zijn budgetverantwoordelijk. De WVG heeft een open eindkarakter; er mogen geen voorzieningen wegens overschrijding van het budget worden geweigerd. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het landelijk budgettair resultaat van de WVG over de jaren 1998 t/m 2000. Bedragen in mln. Euro
1998
1999
2000
Landelijk beschikbaar voor WVG Totale netto uitgaven (kasbasis)
745 777
756 816
906 807
Verschil op kasbasis
-33
-60
99
Het aantal aanvragers bedroeg in 2000 271.700 personen, waarvan 180.100 ouder dan 65 jaar. Nieuw kabinet Landelijk WVG-protocol/Wetsvoorstel WVG Uit de 3e evaluatie WVG (zomer 2001) kwam naar voren dat verschillen tussen gemeenten bij cliënten gevoelens van rechtsonzekerheid teweegbrachten. Om cliënten meer rechtszekerheid te bieden is aan de Tweede Kamer toegezegd een protocol tot stand te brengen waarin een nadere
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 165 van 229
invulling wordt gegeven van het begrip ‘verantwoorde voorzieningen’ uit de WVG. Het protocol is op 26 maart 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden, waarbij is opgemerkt dat toepassing van het protocol door de gemeenten en de rechterlijke toetsing aan het protocol door middel van een monitor worden gevolgd en geëvalueerd. Een eerste evaluatie van de werking van het protocol vindt na één jaar plaats. Met bovengenoemd protocol worden gemeenten opgeroepen uitvoering te geven aan het begrip ‘verantwoorde voorzieningen’ zoals in het protocol omschreven. Op basis van het protocol kan dit echter niet wettelijk worden afgedwongen. Met cliëntenorganisaties en VNG is afgesproken dat wanneer uit monitoring blijkt dat de naleving van het protocol te wensen overlaat, het zal worden omgezet in een Amvb. Op 26 april 2002 is daarom bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend dat erin voorziet het in de WVG mogelijk te maken bij Amvb nadere regels te stellen met betrekking tot het begrip verantwoorde voorzieningen. Bouwstenennotitie WVG Tijdens het Algemeen Overleg van 13 september 2001 heeft de minister van SZW aan de Tweede Kamer een Bouwstenennotitie toegezegd waarin de toekomst van de WVG wordt bezien in relatie tot het stelsel van zorg, welzijn, wonen en vervoer. Het nieuwe kabinet zal een keuze moeten maken over de toekomst van de WVG aan de hand van de bouwstenennotitie. Bovenregionaal vervoer Per 1 februari jl. is een Europese openbare aanbestedingsprocedure gestart voor een nieuw contract voor Ketenmanagement bovenregionaal vervoer. Op de sluitingsdatum van 22 maart jl. zijn geen inschrijvingen ontvangen. De Europese aanbestedingsprocedure is inmiddels formeel afgesloten. Direct daarop is besloten tot het instellen van een interdepartementale projectgroep (met V&W en VWS) waarin ook vertegenwoordigers van drie belangenorganisaties zitting hebben. In een brief van de minister van SZW aan de Tweede Kamer (2 april jl.) is toegezegd dat deze projectgroep zo spoedig mogelijk met een voorstel zal komen voor een adequate vervoersvoorziening voor de periode na 1 oktober 2002.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 166 van 229
Bureau Interbestuurlijke verhoudingen en communicatie (Intercom) Trefwoorden: ** bureau Interbestuulijke verhoudingen en communicatie (Intercom) ** gemeenten, bestuurlijk overleg met ** VNG, bestuurlijk overleg met Bureau Intercom bestaat sinds 1 januari 2002. Dit zijn de taken: 1 Bestuurlijke overleggen: Met bestuurlijk overleg wordt bedoeld: overleg van bewindspersonen met wethouders van gemeenten, dan wel besturen van organisaties. In de algemene toelichting van de Abw (paragraaf 1.2 verantwoordelijkheidsverdeling rijk-gemeenten) staat: “De gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijk en gemeenten voor een adequate bijstandsverlening vergt regelmatig overleg, waarbij gestreefd wordt naar duidelijke bestuursafspraken over het beleid in het kader van de Abw.” Intercom draagt zorg voor de voorbereiding van de bestuurlijke overleggen van de betreffende bewindspersoon met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de G4 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) en individuele gemeenten. De diverse SZW-directies leveren hiervoor de inhoudelijke inbreng. Indien de agenda beperkt blijft tot het domein van één SZWdirectie verzorgt deze directie de inhoudelijke voorbereiding. Bestuurlijk overleg met de VNG vindt enkele malen per jaar plaats, met de G4 twee maal per jaar en met individuele gemeenten afhankelijk van de behoefte. Voorbeelden van agendapunten van het bestuurlijk overleg met de VNG zijn: nieuwe voornemens van SZW voor beleid en wet- en regelgeving en follow-up van bevindingen van de Inspectie Werk en Inkomen. In de komende periode zal naar verwachting in het bestuurlijk overleg met de VNG worden gesproken over onder meer: bestrijding armoedeval, toekomst van de gesubsidieerde arbeid, deregulering, stand van zaken implementatie SUWI (Structuur werk en inkomen), samenwerking tussen gemeenten, benchmarking prestaties gemeenten en informatieverzoeken door het ministerie van SZW. Voor de G4 en individuele gemeenten bestaat de agenda voor het bestuurlijk overleg vooral uit prestatie-afspraken met gemeenten en specifieke omstandigheden per gemeente zoals experimenten. Ook is het mogelijk bestuurlijk overleg met een meer informeel karakter te voeren, bijvoorbeeld om eerste ideeën van SZW af te tasten of om over brede thema’s zoals “aansturing door het ministerie van SZW” te spreken. Mogelijke gesprekspartners zijn bijvoorbeeld de wethouders die lid zijn van de commissie sociale zaken van de VNG, maar naar behoefte kan ook een andere selectie van wethouders worden uitgenodigd. 2 Werkbezoeken bewindspersonen aan gemeenten: Intercom draagt, in samenwerking met de betrokken SZW-directies, zorg voor de organisatie van werkbezoeken van bewindspersonen aan gemeenten. Hiertoe behoort een bondig voorbereidingsdossier voor de bewindspersoon, dat alle van belang zijnde SZW-raakpunten in de te
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 167 van 229
bezoeken gemeente bevat. 3 Infrastructuur communicatie SZW - gemeenten: Intercom werkt aan een goed afgestemde infrastructuur voor de communicatie tussen SZW en gemeenten. Hiertoe maakt Intercom onder meer overzichten van beleidsvoornemens en communicatievoornemens van SZW voor gemeenten, worden SZW-informatiebijeenkomsten voor gemeenten georganiseerd en worden de aanspreekpunten voor gemeenten binnen SZW in kaart gebracht. Het doel hiervan is te komen tot een eenduidig optreden van SZW richting gemeenten. Een overzicht van beleidsvoornemens van SZW voor gemeenten wordt ook onder gemeenten verspreid. Deze wordt ook aan de bewindspersoon voorgelegd. relevante externe instanties: De VNG: De VNG is de belangenbehartiger van de gemeenten. SZW bespreekt op ambtelijk niveau met de VNG nieuwe voornemens voor wet- en regelgeving en beleid. Ook kunnen rapportages van bijvoorbeeld de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) met de VNG worden besproken. Het doel hierbij is te komen tot overeenstemming met de VNG, teneinde draagvlak, ook bij de achterban van de VNG, te bereiken. Over punten waarover op ambtelijk niveau geen overeenstemming met de VNG kan worden bereikt moet op bestuurlijk niveau een “knoop worden doorgehakt”. Dergelijke punten kunnen op de agenda van het bestuurlijk overleg met de VNG worden opgenomen, dan wel schriftelijk worden afgehandeld. De VNG is ook deelnemer aan het “ketenoverleg” op ambtelijk niveau (voorgezeten door DG UB) waarin verder de SUWI-partners CWI (Centrum voor werk en inkomen) en UWV (uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) deelnemen. Met de VNG kunnen geen prestatie-afspraken gemaakt worden. De VNG heeft immers geen zeggenschap over individuele gemeenten; de gemeenten gaan zelf over de afspraken die zij met SZW maken. Wel kan met de VNG een raamovereenkomst afgesproken worden, die nader ingevuld kan worden met prestatie-afspraken met individuele gemeenten. Prestatie-afspraken met de G30, de grootste 30 gemeenten, hebben betrekking op ongeveer 75% van de bijstandspopulatie.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 168 van 229
Departementaal Projectbureau Reïntegratiebeleid (DP-R) Trefwoorden: ** departementaal Projectbureau Reïntegratiebeleid (DP-R) ** IBO-rapport ‘Aan de slag’ ** reïntegratie ** Specifieke afdrachtskorting lage lonen (SPAK) DP-R is een tijdelijke directie die per 1 januari 2002 is ingesteld. DP-R regisseert het proces van integrale vernieuwing van het reïntegratiebeleid. De veranderingen op de arbeidsmarkt, het IBOrapport “Aan de slag”, het regeerakkoord en de agenda van de Minister van SZW vormen hierbij de basis. Bovendien wordt rekening gehouden met de voorstellen van de SER en de RWI. Voorop staat: vermindering van de afhankelijkheid van uitkeringen en een grotere doorstroming naar reguliere banen; meer beleidsruimte voor uitvoerders en gemeenten, deregulering, meer ‘afrekenen’ op (uitstroom)resultaten. De huidige regelgeving zal tegen de achtergrond van deze basisfilosofie grondig worden geanalyseerd. Dit zal leiden tot een vernieuwde inzet, omvang en verdeling van de arbeidsmarktinstrumenten. Follow-up IBO-rapport “Aan de slag”; vernieuwing van het reïntegratiebeleid Aanleiding In het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) “Aan de slag” (2001) wordt geconcludeerd dat de recente veranderingen op de arbeidsmarkt (duurzame fricties tussen vraag en aanbod; structurele, moeilijk vervulbare vacatures terwijl grote groepen niet meer aan de slag komen vanwege onvoldoende startkwalificaties) noodzaken tot drastische veranderingen in het reïntegratieinstrumentarium. Het onderzoek bevat een 10-tal aanbevelingen om de onderkende problemen het hoofd te bieden. ‘Werk maken van ‘aan de slag’’ De aanbevelingen uit 'Aan de Slag' zijn uitgewerkt in een ambtelijk rapport ‘Werk maken van ‘aan de slag’ (juni 2002). Dit rapport bevat: • een uitgangspuntenfilosofie als basis voor het te vernieuwen reïntegratiebeleid • een samenvattend schematisch overzicht van de concrete inhoud van de vernieuwing van het reïntegratiebeleid • per aanbeveling de concrete uitwerking van de te zetten stappen van vernieuwing, alsmede een nadere uitwerking van de hiermee gemoeide financiële aspecten, uitvoeringsaspecten en het draagvlak bij relevante instanties; • de uitwerking van eventuele alternatieve varianten voor deze aanbevelingen. De hoofdlijnen van ‘Werk maken van ‘aan de slag’ zijn: • Meer ruimte en verantwoordelijkheid voor gemeenten en UWV; • Minder regels (deregulering); • Er komt één vrij besteedbaar reïntegratiebudget in plaats van een groot aantal reïntegratieinstrumenten met bijbehorende deelbudgetten; • De budgettering van de bijstand wordt van 25 procent verhoogd tot 50 procent;
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 169 van 229
• •
Het ‘opsplitsen’ van de ID-banen: maatschappelijk nuttige functies omzetten in reguliere arbeidsplaatsen in de laagste loonschalen; het resterend deel van de middelen worden overgeheveld naar het FWI; Uitwerking van de situatie waarin alle werkzoekenden – ongeacht de afstand tot de arbeidsmarkt – de eerste drie (evt zes) maanden worden bemiddeld door het Centrum voor Werk en Inkomen
Het is aan het nieuwe kabinet om, op basis van het regeerakkoord, te besluiten om de uitgewerkte aanbevelingen daadwerkelijk geheel of gedeeltelijk - al dan niet aangevuld met andere aanpakken uit te werken. ‘Haarvaten-analyse’: analyse van het SZW reïntegratie-instrumentarium De vervolg-werkzaamheden van DPR richten zich op een inventarisatie en analyse van het volledige SZW-reïntegratie-instrumentarium (wetgeving, financiële instrumenten, bestuurlijke instrumenten). Die analyse geschiedt aan de hand van de uitgangspunten van ‘Werk maken van ‘aan de slag’’: toetsing op (incentives voor) uitstroombevordering, afrekenen op resultaat, nut en noodzaak, efficiency en terugdringen bureaucratische rompslomp. Het betreft een ‘doorlichting’ tot in de haarvaten, dus inclusief de uitvoeringsregels en subsidies. Op basis hiervan zullen voorstellen worden gedaan voor aanpassing van het instrumentarium (schrappen, vereenvoudigen, stroomlijnen, aanscherpen). Het doel is het bereiken van zowel een hogere uitstroomgerichtheid als deregulering. Voorts zal een zogenaamde ‘stakeholders-analyse’ worden verricht van alle relevante betrokkenen in het reïntegratie-proces.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 170 van 229
Projectorganisatie Afwikkeling Arbeidsvoorziening (POAA) Trefwoorden: ** Arbeidsvoorzieningsorganisatie, afwikkeling van ** Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening (CBA) ** Projectorganisatie Afwikkeling Arbeidsvoorziening (POAA) POAA is een tijdelijke projectorganisatie belast met toezichtsactiviteiten in het kader van de afwikkeling van Arbeidsvoorziening. POAA ressorteert direct onder DG AMB. Bij de uitvoering van de activiteiten wordt nauw samengewerkt met het Ministerie van Financiën en diverse directies van het departement. Afwikkeling Arbeidsvoorziening Doel Met de invoering van de Wet structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI) is de Arbeidsvoorzieningsorganisatie opgehouden te bestaan. Ten behoeve van de afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie is de Regeling Afwikkeling Arbeidsvoorziening na SUWI opgesteld welke voornamelijk de taken van de bestuurder Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening (CBA) met betrekking tot de afwikkeling behelst. Overzicht recente historie Maart 1999 In het kabinetsstandpunt inzake de structuur van werk en inkomen van maart 1999 is opgenomen dat de basisdienstverlenging van Arbeidsvoorziening ondergebracht wordt bij de Centra voor Werk en Inkomen en dat de reïntegratietaken in een afzonderlijk te vormen bedrijf worden ondergebracht, waarmee de Arbeidsvoorzieningsorganisatie als zodanig zou ophouden te bestaan. Medio 2000 Intensivering bestuurlijk en ambtelijk overleg (instelling Taskforce Arbeidsvoorziening onder voorzitterschap van DG AMB) tussen SZW en Arbeidsvoorziening in de periode vanaf medio 2000. Oktober 2000 • Als gevolg van voornoemd kabinetsstandpunt SUWI wordt het CBA-besluit tot de interne verzelfstandiging van 5 bedrijfsonderdelen van Arbeidsvoorziening in Arbeidsbureau Nederland, KLIQ, Centrum Vakopleiding, Facent en ESF-Nederland geëffectueerd . • Besluit minister tot versnelling externe verzelfstandiging; Periode januari - april 2001 • Benoeming bestuurders voor de afzonderlijk bedrijfsonderdelen. Als bestuurder CBA is met ingang van 1 april 2001 de heer Koopmans benoemd. • De minister heeft met de bestuurders de afspraak gemaakt dat zij per maand rapporteren aan de minister (ingaand in de maand waarop de bestuurder aantreedt). Over de rapportages vindt maandelijks overleg plaats met de minister of DG Van Leeuwen (DG AMB).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 171 van 229
• ESF-Nederland wordt als Agentschap-SZW onderdeel van het departement van SZW (1 april 2001). Juni 2001 De Minister van SZW verstrekt de bestuurder CBA de opdracht de bestuurlijke vormgeving en de (huidige) financiële situatie in beeld te brengen, inclusief de wijze waarop deze tot stand is gekomen. December 2001, januari en februari 2002 • Oprichting CWI • Verzelfstandiging KLIQ • Oprichting Stichting Centrum Vakopleiding • Verkoop onderdelen Facent Maart en april 2002 Op 19 maart 2002 biedt de bestuurder CBA de Rapportage Afwikkeling Arbeidsvoorziening inclusief 17 bijlagen, waaronder de jaarrekening 2000, aan de minister aan. Een reactie van het kabinet op de rapportage wordt op 28 maart 2002 naar de Tweede Kamer gezonden. Naar aanleiding van de rapportage van de bestuurder CBA en de reactie van het kabinet daarop worden op 5 april en 15 april 2002 door de minister vragen van de Vaste Commissie voor SZW van de Tweede Kamer beantwoord. Door het demissionair worden van het kabinet op 16 april 2002 gaat het voor die dag geplande Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor SZW van de Tweede Kamer niet door. 1 juni 2002 De heer Koopmans treedt terug als bestuurder CBA en de heer Schimmelpenninck wordt als vereffenaar met bestuurdersbevoegdheden benoemd. 19 juni 2002 Alsnog vindt er een Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor SZW plaats. De minister van SZW zegt toe de Kamer schriftelijk te informeren over de stand van zaken met betrekking tot ESFclaims en over de activiteiten die nog in het kader de afwikkeling moeten plaatsvinden. In een aansluitend debat over Kliq zegt de minister toe, nader door de Kamer te formuleren, vragen over Kliq schriftelijk te beantwoorden. De Vaste Commissie zal op grond daarvan beoordelen of zij hierover nog nader overleg met de minister wenselijk acht. Resterende activiteiten 1. Jaarstukken 2000 Arbeidsvoorziening voorzien van oordeel minister; 2. 4e kwartaalrapportage 2001 Arbeidsvoorziening voorzien van een oordeel minister (conform gebruik); 3. Jaarstukken 2001 Arbeidsvoorziening voorzien van oordeel minister; 4. Uitkomsten onderzoek Landsadvocaat naar de rechtspositionele voorzieningen bij Arbeidsvoorziening en oordeel minister (toezegging minister aan Tweede Kamer); 5. Terugtreden bestuurder CBA: wijze waarop Arbeidsvoorzieningsorganisatie versneld wordt afgewikkeld (toezegging minister aan Tweede Kamer).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 172 van 229
ESF: Terugvordering door de EC van ESF-gelden Trefwoorden: **ESF, terugvordering subsidies **Europese Commissie, terugvordering ESF-subsidies Doel Naar aanleiding van diverse controles door de Europese Commissie met betrekking tot de uitvoering van ESF lopen thans procedures voor het terugvorderen van ESF-subsidies over de programmaperiode 1994-1999. Historie 1994-1996 • Voor de jaren 1994-1996 is de Europese Commissie in juli 2001 een formele terugvorderingsprocedure (zgn artikel 24 procedure) gestart. • Aanvankelijk was het voornemen van de Commissie om € 203 mln aan ESF-subsidies terug te vorderen (= 41 procent van de totale ESF-subsidie 94-96 van € 495 mln). • De Commissie baseerde dit bedrag op een steekproef van de Accountantsdienst van SZW naar 45 ESF-projecten (1 procent van alle projecten) in die periode. Daarin staat dat 7 procent van de projecten ‘onjuist’ is, 17 procent ‘onzeker’ en dat van 17 procent de ‘administraties ontbreken’. • Naar aanleiding van de voorgenomen terugvordering door de Europese Commissie heeft in het najaar 2001 uitvoerig overleg tussen SZW en de Commissie plaatsgevonden over de terugvordering. Ten behoeve van dit overleg is door SZW een nadere analyse verricht van de 45 projecten, op grond waarvan aanvullende informatie beschikbaar is gekomen. Uit die informatie is gebleken dat een belangrijk deel van de als ‘onzeker’ aangemerkte projecten rechtmatig is uitgevoerd. Voorts is - door middel van reviews van accountantsdossiers - de rechtmatigheid van de projecten waarvan de administraties ontbreken alsnog vastgesteld (à nieuwe uitkomst: 7 procent onjuist; 9 procent onzeker; 84 procent juist). • De juistheid van deze uitkomsten is door een onafhankelijke Britse accountant bevestigd. • De Europese Commissie heeft deze nieuwe uitkomsten ten dele gehonoreerd. De Commissie accepteert de nieuwe gegevens over de categorie ‘onzeker’. De Commissie vindt evenwel het ontbreken van originele project-administraties een ‘systeemfout’, ondanks de uit de reviews gebleken rechtmatige uitvoering. Volgens de Commissie zijn de reviews onvoldoende bewijs, omdat ze op indirecte informatie stoelen en niet zijn gebaseerd op originele administraties. • Op grond hiervan heeft de Commissie op 14 maart 2002 een beschikking uitgevaardigd, waarin de Commissie € 157 mln aan ESF-subsidies (= 31,3 procent van de totale subsidie) terugvordert. • Het kabinet heeft op 24 mei 2002 beroep aangetekend tegen de beschikking bij het Hof van Justitie van de EG. • Het bedrag van € 157 mln is inmiddels betaald (beroep heeft géén opschortende werking).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 173 van 229
1997-1999 • Voor de jaren 1997-1999 heeft de Commissie géén formele terugvorderingsprocedure in gang gezet. • Over de financiële afwikkeling 97-99 vindt overleg plaats met de Europese Commissie • De afwikkeling van de projecten 97-99 geschiedt door het Agentschap SZW. • Het Agentschap SZW treft voor alle ESF-projecten 97-99 een eindbeschikking. Dit gebeurt in nauw overleg met de Europese Commissie. Het eindbeschikken van projecten geschiedt onder strenge condities (‘Brussel-proof afrekenen’). Indien niet aan de normen wordt voldaan volgt een nulbeschikking. • Over de uitgangspunten die worden gehanteerd bij de financiële afwikkeling 97-99 bestaat inmiddels ambtelijk overeenstemming tussen Nederland en de Europese Commissie. • Nadat alle projecten 97-99 zijn eindbeschikt (afronding hiervan is voorzien in de zomer van 2002) zullen de formaliteiten in gang gezet worden voor de formele afronding van de totale programmaperiode 1994-1999 (indienen verslagen; indienen financiële rapportages en dergelijke). Hiervoor heeft Nederland tot uiterlijk 1 maart 2003 de tijd.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 174 van 229
Project "Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen SZW" (SIGIS). Trefwoorden: **gemeenten, SIGIS-project **Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen SZW (SIGIS) SIGIS is een apart organisatie-onderdeel onder DG AMB. De projectorganisatie bestaat tot eind 2002. Het project is voortgekomen uit bestuurlijke afspraken met de VNG in juni 2001, voortbordurend op de Agenda voor de Toekomst. In het project participeren alle betrokken directies van SZW als ook de IWI. Doel Doel van het project is een geïntegreerd informatiebeleid vanuit SZW vorm geven gericht op gemeenten. Het gaat hier om "wat" en "hoe": wat voor informatie heeft SZW nodig van gemeenten ten behoeve van beleid, toezicht en verantwoording, en hoe wordt deze informatie verzameld? Het project heeft als opdracht hiervoor instrumenten te ontwikkelen en voorstellen te doen. De belangrijkste eindproducten zijn: • een integraal bestuurlijk verslag ten behoeve van beleid, toezicht en verantwoording over de gehele breedte van de gemeentelijke sociale zekerheid; • een gegevenswoordenboek, waarin definities van alle begrippen worden gegeven die worden gebruikt in de informatiestromen tussen SZW en gemeenten; • een voorstel met betrekking tot beheer, onderhoud en implementatie van de producten. Betrokken externe instanties In de "externe begeleidingscommissie" participeren de volgende partijen: VNG, Stimulansz, Divosa, ministerie van BZK, 2 gemeenten (Vlaardingen en Den Haag), de RWI en het CBS. Daarnaast kent het project een werkgroep waarin de VNG, Stimulansz, Divosa en 9 gemeenten deelnemen.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 175 van 229
Directeur-Generaal Uitvoeringsbeleid Werk en Inkomen (UB) Directie Uitvoering Werk en Inkomen (W&I) Trefwoorden: ** Directie Uitvoering Werk en Inkomen (W&I) ** SUWI ** Misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) ** meibrieven ** Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) Doel en taken Het DG UB heeft tot taak om, in vervolg op de per 1 januari 2002 in werking getreden Wet structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI), meer dan in het verleden de uitvoering te sturen. Het gaat dan om de aansturing van CWI (Centrale organisatie werk en inkomen), UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) en SVB (Sociale Verzekeringsbank). Daarnaast worden de gemeenten ondersteund bij de uitvoering van bepaalde (nieuwe) taken op het terrein van werk en inkomen. De missie van de directie W&I is om in opdracht van de DG UB, namens de minister, de uitvoeringsorganisaties aan te sturen teneinde een doeltreffende, doelmatige, rechtmatige, kwalitatief hoogwaardige en klantgerichte uitvoering van het SZW-beleid op het terrein van werk en inkomen te bereiken. Daarnaast vervult de directie W&I een spilfunctie tussen beleid en uitvoering. De doelstellingen van het beleid moeten duidelijk aan de uitvoering worden overgebracht en omgekeerd moeten de ervaringen van de uitvoering een belangrijke rol spelen bij het beleidsproces. Het voorgaande komt tot uiting in de volgende kerntaken: • de aansturing van de zelfstandige bestuursorganen op basis van de Wet SUWI vanuit één punt; • de zorg voor de implementatie van wetten en beleid op het terrein van werk en inkomen en de keten (inclusief het gemeentelijk domein) en bewaking van de keten; • de opbouw van kennis van de uitvoeringsprocessen en deze ten dienst stellen van de beleidsprocessen en van de aansturing van de zbo’s; • de kaderstelling en beleidsbepaling voor de SZW-houding over de uitvoering, inclusief de ontwikkeling van kaders voor het toezicht; • het beheer en implementatie van de Wet SUWI; • het bevorderen van een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering. Belangrijke beleidsthema’s 1. SUWI Samenwerking in de uitvoeringsstructuur werk en inkomen Tijdens de voorbereiding van de nieuwe uitvoeringsstructuur heeft de Tweede Kamer aangedrongen op samenwerking tussen de verschillende organisaties (het UWV, de CWI en GSD’en) om de centrale doelstelling “werk boven inkomen” te realiseren. De Tweede Kamer heeft aangegeven dat Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 176 van 229
regie op de zogenoemde keten van werk en inkomen nodig is. Vanaf 2002 functioneert daarom een algemeen ketenoverleg, onder voorzitterschap van de DG Uitvoeringsbeleid Werk en Inkomen, waarin de VNG en de raden van bestuur van de CWI en het UWV vertegenwoordigd zijn. De samenwerking tussen de deelnemende organisaties spitst zich vooralsnog toe op de uitkeringsintake voor de Abw/IOAW en WW, het informatiemanagement inclusief de automatisering van de gegevensuitwisseling en het tot stand brengen van de zogenoemde bedrijfsverzamelgebouwen (de dienstverlening van de organisaties vindt plaats in 1 gebouw waarmee het ene loket voor de cliënt gestalte krijgt). Ook op het gebied van handhaving en cliëntenparticipatie kan door samenwerking de effectiviteit van de uitvoeringsstructuur worden verhoogd. Door Bureau Berenschot is een risico-analyse uitgevoerd naar de stand van zaken in de uitvoering gedurende de eerste twee maanden van dit jaar. De daaruit volgende aanbevelingen zijn door de vorige minister overgenomen. Aan de CWI, het UWV en aan gemeenten is gevraagd op welke wijze zij invulling gaan geven aan deze aanbevelingen. In het algemeen ketenoverleg staan de aanbevelingen die nopen tot samenwerking hoog op de agenda. Groot project SUWI De Tweede Kamer heeft in 2000 SUWI als ‘groot project’ aangewezen. Dit betekent dat regelmatig aan de Kamer verantwoording moet worden afgelegd over de voortgang. Het verschil tussen planning en realisatie en een verantwoording van de kosten vormen de pijlers van deze rapportages die moeten voldoen aan de procedureregeling grote projecten. De rapportages dienen bovendien gepaard te gaan met een onafhankelijk oordeel. De Accountantsdienst van SZW verzorgt bij de voortgangsrapportages SUWI dit onafhankelijk oordeel. Tot nu toe zijn er drie officiële rapportages opgesteld met een onafhankelijk oordeel en twee tussenrapportages. Voor begin september is een vierde voortgangsrapportage voorzien. Bij de derde voortgangsrapportage (november 2001) en bij de tussenrapportage (april 2002) heeft de Kamer bovendien om een onafhankelijke risico-analyse gevraagd naar de stand van zaken in de (vorming van de) nieuwe structuur. Deze risico-analyse is beide keren door eerdergenoemd Bureau Berenschot verzorgd. Evaluatie SUWI De Wet SUWI, die met ingang van 1 januari 2002 in werking is getreden, schrijft voor dat in de eerste drie jaar na de inwerkingtreding van de wet jaarlijkse een evaluatie wordt uitgevoerd. Het plan van aanpak voor de eerste evaluatie, over 2002, is naar verwachting in juni 2002 gereed. De Inspectie Werk en Inkomen is hierbij betrokken. De evaluatie zal de organisaties zelf onder de loep nemen (waar staan de organisaties in het veranderproces?), maar richt zich ook op bepaalde thema’s, met name op het aspect reïntegratie (bijvoorbeeld het opdrachtgeverschap reïntegratie van UWV en gemeenten). Het is de bedoeling dat bij de evaluatie zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van informatie uit bestaande bronnen. 2. Aansturing M&O-beleid (misbruik en oneigenlijk gebruik) In zijn rapport RFV 2000 heeft de Algemene Rekenkamer geconcludeerd dat de aansturing vanuit SZW om een toereikend M&O-beleid te bewerkstelligen bij de uitvoeringsinstellingen/UWV tekort schoot. In opdracht van de minister is daarop een verbeterplan uitgevoerd. Op 1 mei j.l. is het doel bereikt van een toereikende M&O-toelichting van het UWV bij de verantwoording 2001 en accountantsverklaringen van het IWI zonder de beperking van misbruik. De onvolkomenheden in de
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 177 van 229
aansturing van het M&O-beleid zijn opgelost. De Rekenkamer zal de werking (uitkomsten, aanpassing en verbetering) van het M&O-beleid blijven volgen. Het positieve resultaat dat het UWV met betrekking tot het M&O-beleid per mei 2002 heeft bereikt, zal komende jaren voortgezet moeten worden. Deze eis is kenbaar gemaakt aan het UWV in de begrotingsaanschrijving 2003 (meibrief). Ook aan de CWI is in de meibrief duidelijk gemaakt dat zorg moet worden gedragen voor een toereikend M&O-beleid. 3. Planning- en verantwoordingscyclus zbo’s Meibrieven In het kader van de planning- en controlcyclus van CWI, SVB en UWV zijn aan deze zbo’s meibrieven gestuurd. In deze meibrieven worden de beleidsmatige en financiële kaders geschetst voor de jaarplannen van de zbo’s. Project Verantwoording & Controle Het project Verantwoording & Controle bereidt de ministeriële regels voor betreffende jaarrekening en jaarverslag Er worden nieuwe modelverantwoordingen (formats) ontwikkeld voor ieder organisatie afzonderlijk. Zij geven de gewenste eindsituatie van de verantwoording weer die uiterlijk in jaarplan en jaarverslag 2005 moet zijn bereikt. De formats zijn ingericht volgens het VBTB-model (resultaatgericht). Zbo’s leggen hierin verantwoording af aan het ministerie van SZW over de uitvoering van wettelijke taken. Hierbij wordt de indeling beleidsdoelstellingen, bedrijfsvoering en financiën gehanteerd. Anderzijds vormen de formats de aansluiting tussen het jaarplan, de budgettoekenning en het jaarverslag (planning en verantwoordingscyclus), eveneens met hantering van de VBTB-uitgangspunten. In de formats is voorzien in het opnemen van een Mededeling over de bedrijfsvoering (door de zbo) en de Accountantsverklaring. Tevens bieden zij een overzicht van de verantwoordingsinformatie per wet. 4.Budgettering CWI/UWV/SVB Het UWV, de SVB en de CWI ontvangen van SZW jaarlijks een budget voor de reguliere uitvoeringskosten (zie tabellen). De budgetsystematiek is als volgt. Begin mei zendt de minister van SZW een “Meibrief” aan de organisaties waarin de beleidsmatige en technische uitgangspunten voor het komend jaar zijn verwoord (voorgenomen beleid, verwachte volume en prijsontwikkeling). Mede op basis van deze uitgangspunten stelt de zbo een concept jaarplan op en zendt dat voor 1 juli naar SZW. Na overleg met SZW wordt het jaarplan aangescherpt en wordt voor 1 oktober een definitief jaarplan (inclusief meerjarenprognose) aangeboden. Op basis van de activiteiten en de opgestelde begroting stelt SZW voor 1 december een budget vast. Gedurende het uitvoeringsjaar rapporteren de zbo’s per kwartaal over de uitputting van het budget en geleverde prestaties. Na afloop van het jaar wordt voor 15 maart een jaarverslag ingediend, op basis waarvan eventuele nacalculatie van de werkelijke kosten kan plaatsvinden. De zbo’s mogen geen uitgaven doen die het budget overtreffen. Wel is er een mogelijkheid van een aanvullend budget. De zbo’s houden geen eigen vermogen aan. Met het CWI en UWV zijn meerjarige afspraken gemaakt waarbij rekening is gehouden dat de reguliere kosten met 25 procent (UWV) en ruim 20 procent (CWI) afnemen. Meerjarig budgettair kader UWV 2002-2006* Ook in de komende jaren worden uitgaven gedaan in het kader van de uitvoeringskosten van het
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 178 van 229
UWV. Dit betreft primair de reguliere kosten. Verder zijn er gelden gereserveerd om transformatiekosten uit te kunnen betalen. Deze incidentele uitgaven kunnen grotendeels worden gefinancierd vanuit besparingen in de reguliere uitvoeringskosten. UWV (x 1mln. €) Reguliere kosten UWV Doelmatigheidsbesparing
2002 1639 -76
2003 1659 -166
2004 1709 -272
2005 1753 -378
2006 1745 -378
Totaal regulier budget
1563
1493
1438
1375
1367
Incidentele kosten --------------------------------------Totale uitgaven UWV ---------------------------------------
207 --------1771 ---------
106 -------1599 --------
166 --------1604 ---------
227 --------1602 ---------
0 --------1367 ---------
*bij constante prijzen 2002 en constante volumina
Meerjarig budgettair kader CWI 2002 - 2006 Kosten en baten CWI 2002-2006* CWI (x 1mln. €) Totaal reguliere kosten Doelmatigheidsbesparing Totaal regulier budget
2002 351 -5 346
2003 314 -35 279
2004 314 -52 263
2005 314 -64 250
2006 314 -65 250
Incidentele transformatiekosten
54
35
12
3
0
Totale uitgaven CWI --------------------------------------BKWI- reguliere kosten BKWI-incidentele kosten --------------------------------------Totale uitgaven CWI en BKWI ---------------------------------------
400 --------7 21 --------428 ---------
314 -------7
275 --------7
253 --------7
250 --------7
-------321 --------
--------282 ---------
--------260 ---------
--------257 ---------
*bij constante prijzen 2002 en constante volumina
De reguliere kosten zijn via de budgettering ter beschikking gesteld. De middelen die zijn gereserveerd om de incidentele kosten uit te kunnen financieren, komen beschikbaar nadat de plannen van aanpak zijn beoordeeld.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 179 van 229
5. Wetsvoorstel WALVIS Het wetsvoorstel administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging sociale verzekeringswetten (WALVIS) is april jl. ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel beoogt een lastenverlichting voor de werkgevers te realiseren van 186 mln Euro. Om dit doel te bereiken moeten de volgende wijzigingen worden doorgevoerd. • de grondslagen voor het premieloon en het uitkeringsloon worden geüniformeerd. • de dagloonsystematiek wordt vereenvoudigd en de bijzondere dagloonbesluiten zo veel mogelijk geschrapt. • werkgevers moeten op een andere manier hun premies af gaan dragen. Het wetsvoorstel heeft grote gevolgen voor de uitvoeringspraktijk. De uitvoeringspraktijk wordt vereenvoudigd doordat een aantal bedrijfsprocessen in de WW en WAO gestandaardiseerd kan worden, aangezien bewerking van gegevens en aanvragen en inzet van specialistische kennis minder noodzakelijk wordt. In de plaats van de huidige vijf verzekerdenadministraties van de voormalige uitvoeringsorganen moet het UWV een nieuwe Polisadministratie bouwen, die ook voor derden als authentieke bron van gegevens over dienstverbanden, loon, werknemers en uitkeringsgerechtigden gaat gelden. De bouw van de nieuwe polisadministratie, die op 1-01-2005 gereed moet zijn, vergt aanzienlijke investeringen. Een werkgroep van het UWV, Financiën, Belastingdienst en de directies Arbeidsmarkt en Sociale Verzekeringen hebben de mogelijkheid onderzocht van samenwerking tussen het UWV en de Belastingdienst op het gebied van premie-inning en handhaving en heeft hierover eind mei een positief rapport uitgebracht. 6. WAO/ZW Uitvoering Wet verbetering poortwachter Op 1 april 2002 is de Wet verbetering poortwachter in werking getreden. De Wet bevat nieuwe regels voor werkgevers en werknemers in het eerste ziektejaar. Het UWV is verantwoordelijk voor de begeleiding van ‘vangnetgevallen’, dit zijn zieke werknemers zonder werkgever (werklozen en uitzendkrachten). Voor de uitvoering van de Wet verbetering poortwachter door het UWV is voor 2002 in totaal € 42,2 mln beschikbaar. Voor de uitvoering van rol die het UWV heeft op arbogebied € 31 mln. De uitvoering van de Wet verbetering poortwachter zal intensief worden gemonitord door W&I. Achterstanden claimbeoordeling Er is sprake van achterstanden bij de uitvoering van de zogenoemde einde wachttijdbeoordelingen en herbeoordelingen WAO. Hierover is door de uvi’s en het Lisv een convenant afgesloten. Dit convenant had een looptijd tot 1 januari 2002. In het convenant is - naast andere punten uit een pakket aan maatregelen - overeengekomen dat de einde wachttijdbeoordelingen en de herbeoordelingen per 1 januari 2002 zullen voldoen aan de eisen van tijdigheid. Medio maart is door het UWV een rapportage aangeboden over de periode tot aan het einde van de looptijd van het convenant. Op basis van de rapportage is geconstateerd dat de in het convenant opgenomen doelstellingen met betrekking tot de tijdigheid niet gerealiseerd zijn. De achterstanden bij de einde wachttijdbeoordelingen zijn in 2001 haast gehalveerd (van 15.998 eind 2000 tot 8.824 eind 2001). Bij de herbeoordelingen is de situatie minder gunstig. De achterstanden bij de herbeoordelingen zijn licht opgelopen (van 82.687 eind 2000 tot 89.545 eind 2001).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 180 van 229
Een vervolg op de maatregelen uit het Lisv-convenant is in het Jaarplan 2002 van het UWV opgenomen. Het UWV spreekt hierin de verwachting uit dat de achterstanden ultimo 2002 zullen zijn weggewerkt. CBBS Voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid hanteert het UWV een systeem dat gevuld is met een groot aantal functies. Op 1 januari 2002 is het UWV van FIS (Functie informatiesysteem) overgestapt op CBBS (Claimbeoordelings- en borgingssysteem). De invoering van dit CBBS wordt gemonitord door de Universiteit van Maastricht. In maandelijks overleg met de DG UB meldt het UWV de stand van zaken van dit onderzoek. Inzet van niet-artsen Verzekeringsartsen worden door het UWV ingezet bij de uitvoering van einde wachttijdbeoordelingen en herbeoordelingen. Het UWV kent een tekort aan verzekeringsartsen en heeft onderzocht op welke wijze dit probleem aangepakt kan worden. In dit kader is de inzet van niet-artsen als ondersteuning van verzekeringsartsen geëvalueerd. Naar aanleiding van de evaluatie heeft staatssecretaris Hoogervorst ingestemd met landelijke implementatie van de inzet van nietartsen bij de herbeoordelingen. De inzet van niet-artsen moet te allen tijde plaatsvinden onder de begeleiding en verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts. Een model voor de inzet van nietartsen wordt de komende tijd door het UWV geïmplementeerd. Kansrijke herbeoordelingen In het kader van het eerder genoemde tekort aan verzekeringartsen heeft het UWV bezien of in alle gevallen een verplichte fysieke herkeuring na 1 en 5 jaar noodzakelijk is. UWV heeft een vragenlijst ontwikkeld op basis waarvan onderscheid gemaakt kan worden tussen kansrijke herbeoordelingen (met kans op een gewijzigde mate van arbeidsongeschiktheid) en niet-kansrijke herbeoordelingen (met beperkte kans op gewijzigde mate van arbeidsongeschiktheid). Een validatie-onderzoek naar deze vragenlijsten wordt uitgevoerd. Op basis van het validatie-onderzoek stelt het UWV een plan van aanpak op voor de implementatie van de procedure kansrijke herbeoordelingen. 6. Randstad/Start-projecten Beide uitzendbureaus zijn eind 2001/ begin 2002 een project gestart met het UWV om WAO-ers (80-100 procent arbeidsongeschikt) aan het werk te helpen. De deelnemers aan het project krijgen een dienstverband met een salaris dat circa 10 procent hoger ligt dan hun uitkering. Hun WAOuitkeringsrechten blijven gedurende het project onaangetast. 7. SHB havenpool SHB heeft sinds enkele jaren te kampen met structurele problemen van bedrijfseconomische en organisatorische aard. Het werkaanbod is sterk verminderd en de financiële situatie is zodanig dat een faillissement onafwendbaar leek. SHB heeft in januari 2002, met wederzijds goedvinden, de dienstbetrekking met de 962 werknemers beëindigd onder gelijktijdige aanbieding van een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (MUP). UWV heeft de uitkeringsaanvragen individueel getoetst en enkele honderden aanvragen afgewezen vanwege verwijtbare werkloosheid. Daarnaast is in veel gevallen een strafkorting toegepast omdat aanvragers niet aan de sollicitatieverplichting voldoen of omdat werkbriefjes onjuist zijn ingevuld.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 181 van 229
Dit alles heeft geleid tot een stroom van bezwaarschriften. Door het inzetten van extra mankracht is UWV in staat om binnen de wettelijke termijn de aanvragen en bezwaarschriften af te handelen. 8. Richtlijn UWV/Belastingdienst privaatrechtelijke dienstbetrekking Als uitvloeisel van het dereguleringsbeleid werd de belastingdienst per 1 januari 2001 bevoegd een zogenoemde Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) af te geven aan de zelfstandig ondernemer. Daarmee valt deze niet meer onder de loonbelasting, maar onder de inkomstenbelasting. In de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris toegezegd dat de toetscriteria vastgelegd zouden worden in een door UWV samen met de belastingdienst te ontwikkelen richtlijn privaatrechtelijke dienstbetrekking. Dit om meer duidelijkheid te verschaffen. Deze wordt aan de achterbannen (VNO/MKB/PZO enz.) voorgelegd met als oogmerk het maatschappelijk draagvlak te vergroten. Instrumenten Aansturing van de uitvoering vindt in belangrijke mate plaats op basis van de Wet SUWI. De wet verschaft de minister daartoe een aantal belangrijke instrumenten. De belangrijkste daarvan zijn: • benoemen, schorsen en ontslaan van de leden van de raden van bestuur en de leden van de raden van advies van de zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) die op basis van de Wet SUWI zijn ingesteld; • goedkeuren van een aantal belangrijke besluiten van de zbo’s, waaronder bijvoorbeeld de besluiten tot vaststelling van het jaarplan en de begroting, het besluit tot vaststelling van de jaarrekening en een besluit tot het uitvoeren van andere taken; • vaststelling van het budget van de zbo’s; • treffen van lagere regelgeving op basis van de WET SUWI; • het recht om kosteloos op verzoek alle gegevens en inlichtingen van de zbo’s te ontvangen die de minister nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak; • de bevoegdheid om de zbo’s aanwijzingen te geven met betrekking tot de uitoefening van hun taken. De minister treedt daarbij niet in individuele gevallen. De aansturing van de zbo’s vindt in hoofdzaak plaats op basis van de planning- en controlcyclus. Uitgangspunten daarbij zijn dat er sprake moet zijn van concrete meetpunten en verifieerbare afspraken, waarbij het gaat om het resultaat. Ad hoc sturing wordt beperkt en er moet prioriteitstelling plaatsvinden. Een belangrijk deel van de sturing vindt in de praktijk plaats op basis van overleg. Een korte beschrijving van de overleggen die met de zbo’s plaatsvinden is hierna opgenomen. Dit wordt voorafgegaan door een korte beschrijving van de desbetreffende zbo. Zbo’s en overleggen CWI De CWI heeft op basis van de Wet SUWI als belangrijkste taken het bevorderen van uitstroom naar ander werk, het vervullen van vacatures, het transparant maken van de arbeidsmarkt, het verstrekken van gegevens aan en informeren/adviseren van ketenpartners (GSD en UWV) en de uitvoering van regelgeving op het terrein van ontslagrecht (verstrekken van ontslagvergunningen), toelating van vreemdelingen op de arbeidsmarkt (verstrekken van tewerkstellingsvergunningen) en het op verzoek verstrekken van inlichtingen omtrent de uitvoerbaarheid van regelingen die liggen op het werkterrein van de CWI.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 182 van 229
Met de CWI vinden naast de overleggen die op ad hoc basis plaatsvinden, de volgende overleggen plaats: • jaarlijks overleg van de minister met de Raad van Bestuur van de CWI over de inhoud van het jaarplan en de begroting; vier maal per jaar over de hoofdlijnen van beleid; • maandelijks overleg van de DG UB en directeur W&I met (leden van) de Raad van Bestuur van de CWI over de stand van zaken in de uitvoering.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 183 van 229
SVB De SVB heeft op basis van de Wet SUWI als belangrijkste taken het uitvoeren van de volksverzekeringen en het op verzoek verstrekken van inlichtingen omtrent de uitvoerbaarheid van regelingen die liggen op het werkterrein van de SVB. Met de SVB vinden naast de overleggen die op ad hoc basis plaatsvinden, de volgende overleggen plaats: • jaarlijks overleg van de staatssecretaris met de Raad van Bestuur van de SVB over de inhoud van het jaarplan en de begroting; vier maal per jaar overleg over de hoofdlijnen van beleid; • elke zes weken overleg tussen de directie W&I en de directie van de SVB. UWV Het UWV heeft op basis van de Wet SUWI als belangrijkste taken het op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende wijze uitvoeren van de werknemersverzekeringen, het bevorderen dat personen die een uitkering ontvangen op basis van de werknemersverzekeringen zo snel mogelijk weer aan het werk gaan (onder meer door samenwerking in de keten met CWI, gemeenten en reïntegratiebedrijven) en het op verzoek verstrekken van inlichtingen omtrent de uitvoerbaarheid van regelingen die liggen op het werkterrein van het UWV. Met het UWV vinden naast de overleggen die op ad hoc basis plaatsvinden, de volgende overleggen plaats: • jaarlijks overleg van de staatssecretaris met de Raad van Bestuur van het UWV over de inhoud van het jaarplan en de begroting; vier maal per jaar overleg over de hoofdlijnen van beleid; • overleg van de DG UB en directeur W&I met het UWV over de stand van zaken in de uitvoering.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 184 van 229
Bureau Opsporingsbeleid (BOB) Trefwoorden: ** Bureau Opsporingsbeleid (BOB) Plaats van BOB binnen SZW De regelgeving van SZW betreft onder meer het terrein van de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid. Diverse organisaties binnen en buiten SZW zijn belast met de uitvoering en handhaving van deze regels, zoals de gemeenten (Abw), de Arbeidsinspectie (Wet arbeid vreemdelingen, Arbowet en Arbeidstijdenwet), Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (WW, WAO, ZW etc), Sociale Verzekeringsbank (AKW, Anw) de SIOD (onderzoek grootschalige fraudezaken op SZW-terrein). Het sluitstuk van de handhaving wordt gevormd door opsporing. Om ervoor te zorgen dat een uniform SZW-opsporingsbeleid wordt ontwikkeld, is het Bureau Opsporingsbeleid in het leven geroepen. Doel en taken Doelstelling De doelstelling van het Bureau Opsporingsbeleid is het bereiken van een uniform SZWopsporingsbeleid en het afstemmen van beleidsontwikkeling en opsporingspraktijk. In dat kader is BOB het aanspreekpunt voor het Openbaar Ministerie (OM) waar het gaat om beleidsmatige aangelegenheden met betrekking tot opsporing en in sommige gevallen ook met betrekking tot toezicht (zo is BOB betrokken bij invoering van de bestuurlijke boete in de Wet arbeid vreemdelingen). BOB overlegt met het OM en de SZW (opsporings)partners (UWV, SVB, AI, SIOD, gemeenten, Openbaar Ministerie) over concrete invulling van het SZW-opsporingsbeleid: hoeveel zaken gaan de organisaties in dat kader doen, op welke wijze worden deze afgedaan, hoeveel zaken zal het OM tenminste gaan vervolgen etc. Deze afspraken worden neergelegd in een document, het handhavingsarrangement geheten, dat jaarlijks wordt afgesloten tussen SZW en het OM. BOB heeft hierbij het voortouw. Het SZW opsporingsbeleid wordt vastgelegd in een opsporingsbeleidsplan, dat jaarlijks wordt opgesteld in samenwerking tussen BOB en de SZWorganisaties. Kerntaken a. Ontwikkelen en coördineren van het SZW-opsporingsbeleid: BOB formuleert in overleg met de opsporingspartners concrete, gezamenlijke beleidsprioriteiten in de opsporing. b. Onderzoek en analyse: BOB wil inzicht verkrijgen en verschaffen in vraagstukken rond de opsporing van fraude op het SZW-terrein. Zo wil het bureau onder meer beleidsinformatie krijgen van de opsporingspartners over de bronnen van opsporingsonderzoeken en afhandeling van deze zaken. Met het verkregen inzicht wil BOB de mogelijkheden voor kennisuitwisseling tussen de opsporingsdiensten analyseren en verspreiden. c. Coördineren van de uitvoering van het opsporingsbeleid door opsporingspartners: BOB speelt, naast de opsporingspartners zelf, een rol in het coördineren van de implementatie van dat beleid. Zo wil BOB waarborgen dat het afgesproken beleid wordt uitgevoerd. d. Monitoring en rapportage: BOB is verantwoordelijk voor het opstellen van een rapportage over de realisatie van het overeengekomen opsporingsbeleid. BOB rapporteert aan de minister en die aan de Tweede Kamer. De benodigde informatie vraagt BOB aan de opsporingspartners. Deze
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 185 van 229
rapportage dient vervolgens handhavingsarrangement.
als
input
voor
een
volgend
opsporingsbeleidsplan
en
Belangrijke beleidsthema’s In de kabinetsnota bestrijding fraude en financieel economische criminaliteit 2002-2006 zijn drie onderwerpen aangemerkt met een hoge prioriteit voor SZW: identiteitsfraude, zwarte fraude en internationale fraude. Deze thema’s zijn derhalve terug te vinden in het SZW-opsporingsbeleid. In het opsporingsbeleidsplan zijn een aantal initiatieven benoemd die, eenmaal uitgevoerd, ertoe moeten leiden dat meer inzicht wordt verkregen in de genoemde fraudevormen en in maatregelen om deze fraudevormen effectief te bestrijden. Voorbeelden van deze initiatieven: • Het leveren van een bijdrage aan de discussie over uitbreiding van het sanctie-instrumentarium in relatie tot het terugdringen van identiteitsfraude; • Van het geheel aan momenteel opererende interdisciplinaire teams (WIT, Rif’s, CIT, BIT7) wordt één structuur gemaakt voor wat betreft werkwijze en aansturing. Dit betekent een uitbreiding naar een landelijk dekkend netwerk van interventieteams, die flexibel kunnen worden ingezet. • Het opbouwen van een netwerk met relevante instanties om internationale fraude op het SZWterrein in kaart te brengen en aan te pakken (met name SIOD). Instrumenten Om de genoemde kerntaken te realiseren, levert BOB, al dan niet in samenwerking met de opsporingspartners van SZW, onder meer de volgende producten. Ontwikkelen en coördineren van het SZW-opsporingsbeleid: • Het opsporingsbeleidsplan; hierin worden de gezamenlijke thema’s in de opsporing van fraude op het SZW-terrein benoemd. • Het handhavingsarrangement: hierin worden de thema’s genoemd uit het opsporingsbeleidsplan en geconcretiseerd naar afspraken tussen SZW en het Openbaar Ministerie over aantallen zaken en de kwaliteit van zaken. • Ontwikkelen van een langetermijnvisie op de scheiding tussen administratiefrechtelijke en strafrechtelijke afdoening van zaken. Coördineren van de uitvoering van het opsporingsbeleid door opsporingspartners: • Realiseren van een overlegstructuur tussen BOB, opsporingspartners en het OM. • Inrichten van een platform voor gemeenten om hun inbreng te waarborgen. • een eenmalige subsidie aan gemeenten voor het opzetten c.q. uitbreiden van een opsporingssamenwerkingsverband • Standaard proces-verbaal en terugkoppelingsformulier dat door gemeenten en OM kan worden gebruikt bij de aanlevering en afhandeling van fraudezaken. Monitoring en rapportage: • BOB vraagt (beleidsvoortgangs)informatie aan bij de opsporingspartners. • Op basis van de monitorgegevens wordt een rapportage opgesteld over de voortgang van het opsporingsbeleidsplan ten behoeve van de minister en de Tweede Kamer. 7
Westland Interventieteam, Regionaal interdisciplinair fraudeteam, ConfectieInterventieteam, Bouw Interventieteam
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 186 van 229
• Aan het einde van het jaar wordt een eindrapportage opgesteld waarin de realisatie van de geformuleerde doelstellingen wordt aangegeven.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 187 van 229
Departementaal Projectbureau Handhavingsbeleid (DP-H) Trefwoorden: ** departementaal Projectbureau Handhavingsbeleid (DP-H) Doel Het departementaal projectbureau voor het handhavingsbeleid is een tijdelijk projectbureau, dat in een periode van maximaal twee jaar moet komen tot een samenhangend SZW-breed handhavingsbeleidskader, dat transparant in de SZW-organisatie is verankerd. Om deze missie te volbrengen moet het projectbureau SZW-breed algemeen kaderstellend beleid formuleren en initiëren, maar zijn alle departementsonderdelen zelf verantwoordelijk voor hun specifieke handhavingsbeleid. De algemene doelstelling van DP-H is het binnen de gegeven tijd (tot 1 januari 2004) voltooien van deze missie. Belangrijke beleidsdoelen en taken Een van de belangrijkste beleidsdoelen is het ontwikkelen van een een SZW-breed handhavingsbeleidskader, een document waarin beschreven is hoe het handhavingsbeleid van SZW eruit ziet en aan welke criteria handhavingsbeleid binnen het SZW-domein moet voldoen. Veel verschillende aspecten van het handhavingsbeleid van SZW komen in verschillende interne en externe documenten tot uitdrukking. Doelstelling van het projectbureau is het ontwikkelen van gestroomlijnde handhavingsrapportages, waarin een samenhangend handhavingsbeleid wordt gepresenteerd inclusief de uitvoering en de resultaten daarvan. Stroomlijning is met name van belang voor teksten over handhaving in: • de begroting en het jaarverslag van SZW • de integrale handhavingsrapportage voor SZW • de kabinetsbrede fraudenota, die vooruitblikt naar de periode 2002-2006. Jaarlijks (juli) wordt hierover een rijksbrede voortgangsrapportage uitgebracht. DP-H schenkt specifieke aandacht aan de volgende thema’s: a. Identiteitsfraude. b. Internationale vormen van fraude. c. Stroomlijning van handhavingsdefinities, zodat gegevens van verschillende SZW-terreinen (werknemersverzekeringen, volksverzekeringen, bijstand) zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn. d. De keuze tussen strafrechtelijk of administratiefrechtelijk sanctioneren, per soort overtreding bekeken e. De relatie handhavingsniveau/handhaafbaarheid, welk maximum fraudepercentage is toelaatbaar en welke capaciteit (mensen, middelen) is nodig om dit te bereiken. f. Sanctiebeleid in zijn algemeenheid. Relevante actoren en overleggen Het projectbureau is vooral intern gericht. Daarnaast vertegenwoordigt het projectbureau SZW in de Stuurgroep Financiële en Economische Fraudebestrijding. Ook verlopen de contacten voor de Stuurgroep Handhaven op Niveau via het projectbureau. Daarnaast vindt er regelmatig overleg plaats met de Belastingdienst.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 188 van 229
Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) Trefwoorden: ** Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) Ontstaansgeschiedenis SIOD De oprichting van de SIOD is met name terug te voeren op het eindrapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Van Traa en op het hieruit voortvloeiende Kabinetsbesluit inzake bijzondere opsporingsdiensten van 15 december 1999. Het kabinet heeft gekozen voor het aanbrengen van onderscheid tussen bijzondere opsporingsdiensten (BOD’en) en inspectiediensten. De taak van de BOD’en wordt bepaald door de beleidsterreinen waarvoor de vakminister verantwoordelijk is. Doel en taken De SIOD pakt de zware, complexe en sectoroverschrijdende zaken op het terrein van SZW op. Door deze keuze blijft een substantieel deel van de opsporing bij de uitvoeringsorganisaties in het kader van hun uitvoerende en toezichthoudende taken. Samenwerking is daarom zeer belangrijk. De SIOD krijgt voornamelijk signalen over fraude van het UWV, de SVB, de gemeentelijke sociale diensten (GSD’en) en de Arbeidsinspectie (AI). Daarnaast wordt er bij het ministerie van Justitie een criminaliteitsmeldpunt ingericht en zal de SIOD ook zelf tips ontvangen. In regionale (RSO) en landelijke (LSO) selectieoverleggen wordt aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve criteria bepaald welke dossiers worden overgedragen aan de SIOD. Kwalitatieve criteria zijn onder meer: • fraude gepleegd in georganiseerd verband en/of kolomoverstijgend; • werknemerszaken vanaf € 34.500,=; • werkgeverszaken vanaf € 45.000,=. De SIOD verwacht in 2002 20 onderzoeken te kunnen doen. Voor 2003 ligt het aantal tussen de 60 en 100 onderzoeken. De SIOD zal ook zelf onderzoeken inzetten op basis van onder andere risicoanalyses van de afdeling Opsporingsinformatie en Analyse (OI&A). De minimale tijd voor een onderzoek wordt geschat op 3 maanden. Soms duren SIOD-onderzoeken langer dan 1 jaar. Dit vloeit voort uit de complexiteit van de onderzoeken en de zwaardere intakeprocedures.De SIOD is per 1 januari 2002 opgericht en zal na een groeifase in 2004 komen tot een bezetting van circa 345 fte. Per september 2002 heeft de SIOD een bezetting van circa 147 fte. Organisatie De SIOD heeft een hoofdkantoor in Den Haag en vijf regiokantoren, gesitueerd in Den Haag, Breda, Arnhem, Roermond en Groningen. In Amsterdam bevindt zich een blijvend steunpunt en in de groeifase van de SIOD functioneren de beoogde regiokantoren Roermond en Groningen eveneens als steunpunt. Produkten De SIOD zal de volgende produkten opleveren: • Opsporingsonderzoeken; • Een fraudebeeld van Nederland (in 2004); • Beleidssuggesties op basis van uitgevoerde onderzoeken; Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 189 van 229
•
Onderzoek naar fraudeconstructies.
Belangrijke thema’s De SIOD houdt zich bezig met ‘zware’ fraude die hetzij gepleegd is in georganiseerd verband dan wel kolomoverstijgend van aard is. De ‘kolommen’ is de verzamelnaam voor de uitvoeringsorganisaties die naast de SIOD ook een opsporingstaak hebben op het SZW-terrein. De kolommen zijn derhalve: UWV, SVB en gemeenten. De totale handhavingsketen van preventie, controle, (lichtere) opsporing en administratieve afdoening is bij de uitvoeringsorganisaties belegd. De zwaarste en meest complexe zaken horen via de selectieoverleggen aan de SIOD te worden overgedragen. De zwaardere opsporingsonderzoeken van de uitvoeringsorganisaties en alle opsporingsonderzoeken van de SIOD worden door een officier van justitie aangestuurd en in beginsel strafrechtelijk afgedaan. De minister van SZW bepaalt de thema’s waarmee de SIOD (maar ook de opsporing van de kolommen) zich bezighoudt. Deze thema’s worden vastgelegd in het Opsporingsbeleidsplan. In het Handhavingsarrangement worden de afspraken met het Openbaar Ministerie (OM) vastgelegd over de aantallen processen-verbaal die in het betreffende jaar door de diverse opsporingsdiensten onder SZW worden aangeleverd aan het OM. De minister heeft geen invloed op het al dan niet instellen van een specifiek opsporingsonderzoek of op de wijze waarop een individueel opsporingsonderzoek wordt uitgevoerd. De regiefunctie ligt hier bij de verantwoordelijke officier van justitie. De SIOD bepaalt zelf het aantal zaken en de vervolging daarvan. De SIOD streeft samenwerking met de kolommen na en wil expertise inbrengen, bijvoorbeeld door het digi-team uit te lenen. Voor de komende kabinetsperiode zijn de volgende thema’s geselecteerd die voor de SIOD richtinggevend zijn bij de selectie van zware fraudezaken. Dit zijn: 1. identiteitsfraude 2. grensoverschrijdende fraude 3. zwarte fraude Ad 1) Kenmerk van identiteitsfraude is dat mensen de identiteit van een ander aannemen. Deze fraudevorm wordt in de sociale zekerheid gebruikt voor toegang tot arbeid en uitkering of voorziening. Ad 2) Door de toenemende internationalisering vindt steeds vaker grensoverschrijdende fraude plaats. Daarbij is er ook sprake van georganiseerde verschijningsvormen, zoals grensoverschrijdingen in combinatie met illegale tewerkstelling maar ook van simpele vormen als arbeid in een buurland die niet wordt gemeld aan de uitkeringsinstantie. Veel aandacht gaat uit naar uitbetaling van uitkeringen naar het buitenland. Ad 3) Zwarte fraude is het (laten) verrichten van arbeid zonder verplichte afdracht van premies. Dit type fraude vergt een vaak arbeidsintensieve aanpak omdat betalingen doorgaans buiten de boeken blijven. Instrumenten Naar verwachting zullen BOD’en in de toekomst algemene opsporingsbevoegdheid krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering krijgen. Gelet op het feit dat de wetgeving op dit punt nog niet gereed is, hebben tot die tijd de SIOD-opsporingsambtenaren de status van buitengewoon opsporingsambtenaar krachtens artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering gekregen. Bij de uitoefening van de taken is de SIOD bevoegd tot het inzetten van observatieteams (OT-en), tappen van telefoongesprekken, digitaal rechercheren, etc.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 190 van 229
Expertcentrum Gegevensverkeer en Informatiemanagement (EGI) Trefwoorden: ** Expertcentrum Gegevensverkeer en Informatiemanagement (EGI) Doel en taken van het Expertcentrum Het Expertcentrum heeft tot doel kaders te ontwikkelen die nodig zijn om ICT in de uitvoering succesvol in te zetten. Bij investeringen in ICT, die ondersteunend zijn voor de informatievoorziening van uitvoeringsorganisaties, gaat het om aanzienlijke bedragen. Voor succesvolle implementatie van techniek moet aan een groot aantal voorwaarden worden voldaan. Deze voorwaarden hebben te maken met organisatie, inrichting van eenduidige werkprocessen, flankerende regelgeving, allocatie van middelen, kennis, cultuur en werkwijzen. Dit geldt nog meer voor keteninformatisering: daar gaat het om een zeer precieze en transparante afstemming tussen verschillende uitvoeringsorganisaties. Het Expertcentrum houdt zich bezig met de ontwikkeling van E-government binnen de organisaties in het SZW-domein. Dit moet uitmonden in digitale communicatie tussen organisaties onderling en tussen organisaties en burgers en bedrijven. Daarbij verzorgt het Expertcentrum de afstemming van de eigen sectorale kaders met het bredere overheidsbeleid ten aanzien van ICT en informatievoorziening (BZK/EZ), alsook de verkenning van de toepasbaarheid van nieuwe technologie in de uitvoeringsorganisatie. Het Expertcentrum wil daarnaast een adviserende rol gaan vervullen met betrekking tot ICT bij de ex ante toetsing op uitvoerbaarheid van nieuw beleid en regelgeving. Oogpunt is steeds E-government bij te laten dragen aan kabinetsdoelstellingen, zoals: • De activerende werking van de sociale zekerheid. • Preventie van ziekte en verzuim. • Reductie van administratieve lasten voor werkgevers. • Verbetering van de dienstverlening aan verzekerden en uitkeringsgerechtigden. • Preventie en opsporing van fraude. • Kostenbeheersing in de uitvoeringsorganisatie. Belangrijkste thema’s 1. Suwinet De verdere ontwikkeling en implementatie van Suwinet (het geheel aan techniek, afspraken en randvoorwaarden zoals gegevensregister en beveiliging) met als doel te komen tot effectieve en efficiënte uitwisseling van de gegevens van cliënten, met aansluiting van SVB, reïntegratiebedrijven, arbodiensten. Suwinet wordt beheerd door het zogenaamde Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) dat een te onderscheiden onderdeel is van de CWI. Het functioneren en de positionering van BKWI bij de CWI wordt in 2004 geëvalueerd. 2. UWV De transitie van de oude uvi-systemen tot een efficiënte, moderne en onderhoudbare ICTinfrastructuur, waarin het wetsvoorstel Walvis een voorname katalyserende rol vervult (polisadministratie). 3. CWI Een efficiënte en onderhoudbare ICT-infrastructuur ter ondersteuning van de front-office voor Werk en Inkomen, met een beheersbaar investeringstraject.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 191 van 229
4. Gemeenten en Inlichtingenbureau Gemeenten voeren de Abw, IOAW en IOAZ in medebewind uit. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun werkprocessen en informatiehuishouding en daarmee voor hun investeringen in ICT. In toenemende mate hebben gemeenten behoefte gekregen aan informatie-uitwisseling met derden. In eerste instantie betrof dit met name de preventie van fraude. Als centrale partij in het gemeentelijk domein is de Stichting Inlichtingenbureau opgericht. Deze Stichting heeft de wettelijke taak gemeenten te ondersteunen bij de preventie van fraude door middel van uitwisseling van gegevens met onder meer de belastingdienst, UWV en de Informatiebeheer Groep. De stichting wordt op basis van rijksbijdragen gefinancierd door SZW. De bedoeling is dat de stichting, in het kader van de Wet SUWI, ook een centrale taak krijgt in de uitwisseling van informatie tussen GSD en CWI. 5. SVB Het betrekken van de SVB bij Suwinet en interdepartementale initiatieven (zie thema 6 en 7). 6. Authentieke registraties Voorwaarde voor E-government is dat de publieke sector beschikt over een aantal zogenaamde authentieke registraties. Dit zijn registraties die aan een aantal kwaliteitseisen voldoen zodat deze meervoudig door meerdere partijen kunnen worden gebruikt. Dit leidt tot efficiency, eenduidigheid bij het handelen van de overheid en is voorwaarde voor het verminderen van de administratieve lastendruk van burgers en bedrijven. Voorbeelden zijn het Basisbedrijvenregister (BBR), de Polisadministratie voor de registratie van dienstverbanden en de Gemeenschappelijke Basisadministratie (GBA). 7. Betrouwbaar en beveiligd gegevensverkeer Elektronische uitwisseling van informatie tussen publieke partijen onderling en tussen partijen in de private en publieke sector vereist een optimale beveiliging. Voorts vraagt het om authenticatie en identificatie, zodat de ontvanger weet wie de informatie feitelijk heeft verstuurd. Daarvoor wordt PKI (Public Key Infrastructure) ontwikkeld in het overheidsdomein als geheel. Onderdeel hiervan is de ontwikkeling van de chipkaart. Daar is een proefneming voor geweest. Opschaling van deze proefneming wordt samen met BZK opgezet. Beoogd is een gezamenlijk met BZK te initiëren overheidsinfrastructuur voor identificatie van burgers (op afstand, via internet, maar ook op de werkplek). 8. ICT en administratieve lasten Vermindering van administratieve lasten van werkgevers met behulp van ICT, door met andere overheidsdiensten te komen tot minder uitvraag van gegevens voor publieke taken en stroomlijning van gegevensstromen. 9: Informatiearchitectuur Ontwikkeling van een gemeenschappelijk beeld van de toekomstige inrichting van de informatiehuishouding in de uitvoering van de sociale zekerheid. Tevens de vorming van een referentiekader voor de beoordeling van sectorale en interdepartementale initiatieven en projecten (van ad hoc beoordeling naar stabiele kaders).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 192 van 229
Instrumenten • Regelgeving: de Wet SUWI en lagere regelgeving die daarop is gebaseerd, vormen een belangrijk aanknopingspunt (gegevensset, standaards). • Beoordeling van jaarplannen van zbo’s, BKWI, IB op hun ICT-paragrafen in de budgetcyclus SUWI. Relevante actoren en overleggen Het Expertcentrum heeft reguliere contacten met: • de uitvoeringsorganen in het SZW-domein (hun ICT-managers): UWV, SVB, CWI; • het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen, (onderdeel van de CWI) met een specifieke rol voor het beheer van gemeenschappelijke infrastructuur voor gegevensverkeer; • het Inlichtingenbureau, als dienstverlener en sectorale koepel voor gegevensstromen van de GSD; • het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP); • ICT-leveranciers; • andere departementen (veelal de directies O&I - informatie daarvan): BZK, FIN, JUS, VWS; • de ICTU, als de facto penvoerder van interdepartementale programma’s als Stroomlijning Basisgegevens (eindigt in beginsel in 2002) en PKI. Informatie Ketenoverleg Een belangrijk overleg, dat bij moet dragen aan de totstandkoming van de ontwikkeling van Suwinet, is het Informatie Ketenoverleg. Namens de minister neemt de directeur EGI daar met de verantwoordelijken van CWI, UWV, SVB, IB en BKWI de realisatie, vernieuwing en het beheer van Suwinet door, opdat de partijen onderling sneller tot overeenstemming kunnen komen over de vormgeving van hun samenwerking. Het overleg is na implementatie van SUWI gestart en wordt eenmaal per maand gehouden. Conclusies kunnen worden doorgegeven aan het algemeen ketenoverleg van de DG UB met de uitvoeringsorganisaties, en leiden tot adviezen van EGI aan de bewindslieden. Interdepartementaal zijn er overleggen, soms op SG of DG-niveau, die worden voorbereid door het Expertcentrum, voor: • beheer van het Sofinummer/persoonsnummerbeleid; • Stroomlijning Basisgegevens; • Public Key Infrastructuur en de ontwikkeling van de eNIK (BZK).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 193 van 229
Deel III Praktische informatie
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 194 van 229
Begroting en begrotingscyclus Trefwoorden: **Begroting SZW, voorbereiding, vaststelling, uitvoering en verantwoording **begrotingsuitvoeringsrapportage (BUR) **budgetsector SZA (sociale zekerheid en arbeidsmarkt) **Comptabiliteitswet **directieplancyclus SZW **jaarverslag SZW **Kaderbrief **Miljoenennota **Najaarsnota **Sociale Nota **Studiegroep Begrotingsruimte **Totalenbrief **VBTB-begroting (Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording) **Voorjaarsnota **Voorlopige Rekening 1 Wat is een begroting? De begroting is een wet waarin de minister de Staten-Generaal vraagt middelen ter beschikking te stellen om doelstellingen te realiseren. Als een begrotingswet is aangenomen, is de minister gemachtigd verplichtingen aan te gaan en de daaruit voortvloeiende uitgaven te doen voor de in de begroting opgenomen doeleinden. Deze autorisatie van verplichtingen en kasuitgaven heeft alleen betrekking op het begrotingsjaar. Om de meerjarige doorwerking van beleid te laten zien, worden in de begroting echter ook meerjarenramingen opgenomen. Wijzigingen die de minister na aanvaarding van de begrotingswetten door de Staten-Generaal noodzakelijk acht, brengt hij in de loop van het begrotingsjaar tot stand via de suppletore begrotingswetsvoorstellen. Sinds 2002 kennen we een zogenaamde VBTB-begroting (Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording). Het doel van de VBTB-begroting is om de relatie tussen doelen, de daarvoor in te zetten activiteiten en middelen inzichtelijke te maken. Daarbij staan de volgende vragen centraal: • wat wil het ministerie van SZW bereiken? • hoe gaat het ministerie dat aanpakken? • en welke middelen worden daarvoor ingezet? De begrotingsartikelen zijn langs die lijnen opgezet. 2 Hoe komt de begroting tot stand? De uitgangspunten voor de departementale begrotingen zijn de doelstellingen van het kabinet die zijn vastgelegd in het Regeerakkoord en de daarbij behorende geraamde inzet van middelen. De doelstellingen en de benodigde budgetten worden doorvertaald en geconcretiseerd in de departementale begrotingen. Tijdens de kabinetsperiode zal het kabinet geconfronteerd worden met budgettaire ontwikkelingen die anders zijn dan ten tijde van het opstellen van het regeerakkoord
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 195 van 229
werd voorzien. Deze ontwikkelingen worden jaarlijks meegenomen bij het opstellen van de begroting. De basisprincipes van het begrotingsproces zijn vastgelegd in de Grondwet. De relevante bepalingen van de Grondwet zijn nader uitgewerkt in de Comptabiliteitswet (CW). De CW bevat bepalingen met betrekking tot de begroting, het financiële en materiële beheer van het Rijk, de financiële verantwoording van het Rijk en over agentschappen. Ook bevat de CW bepalingen over het toezicht van de minister van Financiën en de samenstelling, taken en bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer. In de CW is tevens vastgelegd dat de minister van Financiën gemachtigd is om nadere regels aan het begrotingsproces te stellen. Deze bepalingen door de minister van Financiën zijn nader vormgegeven in de zogenaamde Rijksbegrotingsvoorschriften die jaarlijks worden geactualiseerd. 3 Wat zijn de spelregels? De rijksuitgaven zijn aan uitgaven en ontvangstenkaders gebonden door de zogenaamde begrotingsnormen. Deze normen worden tijdens de kabinetsformatie door de politici vastgesteld voor de komende kabinetsperiode. Het regeerakkoord legt voor die kabinetsperiode de te hanteren normen vast. Vanaf 1994 is het kabinet overgegaan op een meer trendmatig begrotingsbeleid: • ramingen vinden plaats op basis van behoedzame macro-economische uitganspunten; • er zijn vaste kaders (ijklijnen) voor de reële netto-uitgaven voor de rijksbegroting, de socialezekerheids- en arbeidsmarktuitgaven en de zorg; • één hoofdbesluitvormingsmoment over de uitgaven en ontvangsten (in het voorjaar) met uitzondering van de tarieven; • tegenvallers bij een begroting dienen binnen de begroting te worden opgevangen hetzij door bijstelling van beleid hetzij door inzet van meevallers. Voor SZW geldt dat er pas sprake is van het treffen van maatregelen bij de zogenaamde open einde regelingen (bijvoorbeeld AKW, AOW, ABW) als het totale uitgavenkader van de budgetsector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt wordt overschreden. • budget voor nieuw beleid (intensivering) kan alleen door schrappen van beleid (extensivering = specifieke compensatie). De Ministerraad kan echter wel besluiten om de middelen niet uit de eigen begroting te laten financieren, maar daarvoor elders dekking te vinden voor de extra uitgave (generale compensatie). • Indien het budgettair kader van een van de drie sectoren zou overschrijden, mag in elk geval het totale budgettaire kader niet overschreden worden. Door de vaste uitgavenkaders en regels budgetdiscipline ontstaat er een strikte scheiding tussen uitgaven en inkomsten. Dit houdt concreet in dat meevallers aan de inkomsten niet kunnen worden ingezet voor intensiveringen aan de uitgavenkant van de begroting. Studiegroep Begrotingsruimte Elke vier jaar wordt de Studiegroep Begrotingsruimte gevraagd een advies te geven over het te voeren begrotingsbeleid in de komende kabinetsperiode. In juni 2001 is het elfde rapport van de Studiegroep “Stabiel en duurzaam begroten” verschenen. Ten aanzien van de begrotings-systematiek zijn de volgende aanbevelingen gedaan: • uitgaan van een jaarlijks begrotingsoverschot van 1¼ à 1¾ procent BBP; • uitgaan van een voorzichtig trendmatig groeiscenario met een voorzichtigheidsmarge van ¼ procent per jaar;
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 196 van 229
• volledig laten werken van automatische stabilisatoren aan de inkomstenkant in combinatie met op trendmatig constant niveau vaststellen van de premies; • de benodigde ruimte voor lastenverlichting volledig reserveren aan het begin van de kabinetsperiode; • handhaving van de systematiek van vaste reële uitgavenkaders; • in het voorjaar op hoofdlijnen besluiten over de lasten waarna in de zomer nog beperkte bijstellingen kunnen plaatsvinden; • Introduceren van signaalwaarden voor het begrotingssaldo van 0 procent en 3 procent-BBP. Zodra het begrotingssaldo onder de 0 procent of boven de 3 procent-BBP uitkomt, dienen nieuwe afwegingen te worden gemaakt. Het nieuwe kabinet zal naar verwachting op basis van een voorstel van de minister van Financiën de set met regels voor de nieuwe periode gaan vaststellen. 4 Hoe ziet de begrotingscyclus er uit? De begrotingscyclus kent de volgende fasen: • begrotingsvoorbereiding en vaststelling • begrotingsuitvoering • begrotingsverantwoording Begrotingsvoorbereiding en vaststelling De begrotingscyclus begint met het versturen van de Rijksbegrotingsvoorschriften door het ministerie van Financiën aan de departementen, in oktober van het jaar t-2 (we beschouwen t als het jaar waarop de begroting betrekking heeft). Op basis van de Rijksbegrotingsvoorschriften stuurt de directie FEZ in december t-2 een interne begrotingscirculaire aan alle directies stuurt, waarin de directies wordt gevraagd nieuwe beleidsvoorstellen te doen. Op basis van de voorstellen stelt FEZ de beleidsbrief SZW op en dient in maart t-1 bij de minister van Financiën in. Kaderbrief en Totalenbrief De minister van Financiën stelt vervolgens in maart t-1 de zogenaamde Kaderbrief op aan de hand van: • de budgettaire en financiële doelstellingen van het kabinet; • macro-economische uitgangspunten, waarbij gebruik gemaakt wordt van de ramingen die het Centraal Planbureau officieel publiceert in het Centraal Economisch Plan (CEP); • inmiddels bekend geworden gegevens over de uitvoering van het afgelopen jaar en het lopende begrotingsjaar; • de beleidsbrieven van de ministers van de vakdepartementen en de daarmee samenhangende bilaterale overleggen. Op basis van de Kaderbrief vindt vervolgens politieke besluitvorming plaats over de uitgaven voor het komend begrotingsjaar en de meerjarenramingen. Na besluitvorming stelt de minister van Financiën de zogenaamde Totalenbrief op. Op basis van de Totalenbrief stelt iedere minister vervolgens een concept-begroting op. Ontwerpbegroting SZW SZW dient medio juni van het jaar t-1 hun concept-begroting in bij de minister van Financiën.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 197 van 229
Vervolgens vindt hierover ambtelijk overleg plaats tussen SZW en het Ministerie van Financiën. Ter afsluiting van dit ambtelijke overleg kan jaarlijks in de eerste weken van juli overleg plaats tussen de Directeur-Generaal van de Rijksbegroting en de Secretaris-Generaal, het zogenaamde SG/DGoverleg over de begroting plaatsvinden. Zo nodig vindt nog bilateraal ministersoverleg plaats. Politieke besluitvorming over de belastingtarieven opgenomen in het belastingplan en de definitieve vaststelling van de begroting vindt in augustus van het jaar t-1 plaats. Hierbij wordt rekening gehouden met de macro-economische ramingen uit de Meerjarige Economische Verkenningen (MEV) van het CPB. Na vaststelling in de Ministerraad wordt de ontwerpbegroting aan de Raad van State aangeboden. Aanbieding Op de derde dinsdag van september van het jaar t-1 worden begrotingswetvoorstellen, tezamen met de Miljoenennota van de minister van Financiën (deze bevat de hoofdlijnen van het financieeleconomisch beleid en de ontwikkelingen in de economie), het advies van de Raad van State en de reactie van de regering hierop, door de minister van Financiën ter behandeling aangeboden aan de Staten-Generaal. Behandeling door de Staten-Generaal De plenaire behandeling van de begroting SZW (meestal medio december van het jaar t-1) wordt schriftelijk en mondeling voorbereid door de vaste Kamercommissie SZW. De mondelinge voorbereiding bestaat uit het zogenaamde begrotingsonderzoek. Het doel van het begrotingsonderzoek is relevante informatie ten behoeve van een verantwoorde besluitvorming over de begroting te achterhalen. Politieke conclusies worden tijdens het begrotingsonderzoek niet getrokken. Na deze voorbereidingsronden kan de ontwerpbegroting SZW plenair worden behandeld. Dat gebeurt onder andere samen met de Sociale Nota. Tot het moment dat de Tweede Kamer over ontwerpbegroting SZW stemt (tijdens de plenaire behandeling) kan zij veranderingen aanbrengen. De regering doet dat bij nota van wijziging, de Kamer bij amendement. Bij begrotingen is een nota van wijziging meestal nodig omdat beleidsvoornemens vertraagd of juist versneld tot uitvoering moeten worden gebracht. Amendementen zijn bedoel om een (beleidsmatige) uitgaven- verplichtingen en/of ontvangstenwijziging aan te brengen. Een nota van wijziging maakt deel uit van de ontwerpbegroting. Begrotingsuitvoering De uitvoering van de begroting begint feitelijk op 1 januari van het begrotingsjaar. Het ministerie rapporteert maandelijks aan de minister van Financiën over de uitvoering van de begroting (kasrealisaties tot en met de afgelopen maand) en over de vooruitzichten voor het gehele jaar (het zogenaamde vermoedelijke beloop) door middel van de zogeheten maandstaten. Wijzigingen in de begroting van SZW die de minister noodzakelijk acht, bijvoorbeeld op basis van nieuwe werkloosheidscijfers, koopkrachtbeeld, beleidsintensiveringen, worden doorgevoerd door middel van suppletore wetten. Zodra de Staten-Generaal met deze wetten heeft ingestemd zijn de wijzigingen in de begroting geautoriseerd. In principe zijn er drie suppletore wetten. De eerste suppletore wet (voorjaar), de tweede suppletore wet (najaar) en de slotwet (december). De slotwet heeft een ander karakter dan de eerste en
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 198 van 229
tweede suppletore begrotingswetten, aangezien er sprake is van autorisatie achteraf. Het mag slechts wijziging van boekhoudkundige aard betreffen. Begrotingsverantwo ording De minister van SZW verantwoordt na afloop van het begrotingsjaar de uitgaven op de begroting van SZW in de Financiële Verantwoording. De departementale accountantsdienst controleert de rechtmatigheid van de uitgaven en geeft een oordeel over het gevoerde financiële beheer en de administraties die hiertoe worden gevoerd. De conclusies worden opgenomen in het accountantsrapport bij de Financiële Verantwoording SZW. De minister van SZW dient de departementale financiële verantwoording samen met het rapport van de departementale accountantsdienst uiterlijk 15 maart in bij de minister van Financiën. Deze zendt de stukken door naar de Algemene Rekenkamer. De Rekenkamer stelt, op basis van de aan haar toegestuurde departementale financiële verantwoording, een rapport op bij de financiële verantwoording van SZW. In dit rapport geeft ze haar bevindingen en haar oordeel over de verantwoording. Op de derde woensdag in mei tenslotte, worden de departementale financiële verantwoordingen door de minister van Financiën naar de Staten-Generaal gezonden. Tegelijk met de departementale financiële verantwoordingen stelt de minister van Financiën de financiële verantwoording van het Rijk op. Dit is de tegenhanger van de Miljoenennota. 5 De directieplancyclus van SZW Naast de leidende externe begrotingscyclus is er ook een interne planning en control cyclus binnen SZW, de zogenaamde directieplancyclus. De interne cyclus ondersteunt de externe cyclus. De directieplancyclus kent de volgende fasen: • Opstellen directieplan • Begrotingsuitvoeringsrapportages (BUR) • Verantwoording De directieplancyclus kent in wezen drie belangrijke besluitvormingsmomenten: • januaribrief: de brief van de SG waarin de voorstellen aan de bewindslieden staan om in de beleidsbrief te worden opgenomen. Directies dienen in de kern nu hun voorstellen voor het nieuwe begrotingsjaar in de steigers te hebben gezet. • de meibrief: brief waarin de SG de besluitvorming in het kabinet over de begrotingsvoorbereiding vertaalt naar de begroting van SZW en de daaronder liggende directieplannen • de septemberbrief: SG geeft de strategische hoofdlijnen voor het departement aan als start voor de nieuwe directieplancyclus. Binnen SZW zijn de Directeuren-Generaal verantwoordelijk voor het goed verwerken van de besluitvorming van de SG in de directieplannen. Het directieplan In het directieplan geven de SZW-directies hun prioriteiten voor het uitvoeringsjaar aan, waarbij een koppeling wordt gemaakt tussen beleidsdoelstelling, activiteiten en middelen. Het directieplan is daarmee de vertaling van de ontwerpbegroting SZW (hoog aggregatieniveau) naar concrete
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 199 van 229
activiteiten en middelen (per directie).
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 200 van 229
De begrotingsuitvoeringsrapportage (BUR) In de begrotingsuitvoeringsrapportages (BUR) rapporteren de DG-en over de voortgang van de activiteiten die zijn benoemd in de directieplannen van hun directies. De DG-en ontvangen hierover begin april en begin augustus een aanschrijving van de SG. In de rapportages worden analyses en verklaringen gegeven voor knelpunten in de activiteitenplanning en/of de benodigde middelen, alsmede voorstellen om de gerapporteerde knelpunten op te lossen. Tot slot worden de consequenties voor de overige werkzaamheden inzichtelijk gemaakt. Het interne jaarverslag Begin december ontvangen de DG-en de aanschrijving van de SG voor het jaarverslag SZW. In het jaarverslag wordt naast de analyse over de voortgang van de activiteiten en de behaalde resultaten eveneens informatie gegeven over de sturing en beheersing van de bedrijfsvoeringsprocessen. Deze informatie is nodig om de zogenaamde mededeling over de bedrijfsvoering van het begrotingsjaar te kunnen geven. Deze mededeling is een verplicht onderdeel van de departementale financiële verantwoording. 6 Wat is voor SZW nog meer van belang? Budgetsector Sociale Zekerheid en arbeidsmarkt (budgetsector SZA) en de Sociale Nota Bij de collectieve uitgaven van het Rijk kan een onderscheid worden gemaakt naar drie sectoren budgetdisciplines, te weten de Rijksbegroting-in-enge-zin, de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid (SZA) en de sector Zorg. Het gros van de SZW-uitgaven valt onder de sector SZA. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de begrotingsgefinancierde sociale zekerheidsuitgaven (Wajong, TOG, TW) die in de begroting van SZW zijn opgenomen en anderzijds de premiegefinancierde sociale zekerheidsuitgaven (AOW, AKW, Anw, etc.). In de begroting van SZW wordt sinds 2002 ook inzicht gegeven in de uitgaven in de premiegefinancierde sociale zekerheid. De beleidsontwikkeling binnen de budgetsector SZA wordt in meerjarig perspectief nader toegelicht en beschreven in de Sociale Nota. Daarin wordt ook aandacht geschonken aan het werkgelegenheids- en inkomensbeleid. De Sociale Nota wordt jaarlijks tezamen met de begroting van SZW op Prinsjesdag aan de Kamer aangeboden. Om de uitputting van de budgetten in de sector SZA te kunnen volgen wordt de Kamer geïnformeerd door budgettaire nota’s SZA (de premiegefinancierde uitgaven maken immers geen deel uit van de begrotingswet). De minister van SZW stuurt daartoe parallel aan de Voorjaars-, Najaarsnota en de Voorlopige Rekening de Voorjaars-, Najaarsbrief SZA en Voorlopige Rekening SZA naar de Kamer. Budgetbrieven SZA Het uitvoeringsbeeld van de totale rijksbegroting wordt door de minister van Financiën vier keer per jaar aan de Tweede Kamer gepresenteerd in de volgende budgettaire nota’s: • de Voorjaarsnota • de vermoedelijke uitkomsten (onderdeel van de Miljoenennota) • de Najaarsnota • de Voorlopige Rekening
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 201 van 229
Voorjaarsnota In de Voorjaarsnota worden per begroting de voorgestelde wijzigingen in de uitgaven- en ontvangstenramingen over het lopende jaar ten opzichte van de ontwerpbegroting opgenomen, alsmede de doorwerking daarvan in latere jaren. De minister van SZW stuurt parallel aan de Voorjaarsnota de Voorjaarsbrief SZA aan de Kamer. Hierin wordt verslag gedaan van de uitgaven in de sector SZA. Miljoenennota De Miljoenennota bevat, naast de hoofdlijnen van het budgettair beleid voor het komende jaar, ook informatie over de uitvoering van het lopende begrotingsjaar. Verder wordt een overzicht gegeven van de zogenaamde vermoedelijke uitkomsten. Dit is de stand van de begroting na verwerking van de mutaties die noodzakelijk worden geacht sinds de Voorjaarsnota. Najaarsnota De Najaarsnota geeft in hoofdlijnen de belangrijkste mutaties weer die zich tot en met september hebben voorgedaan ten opzichte van de stand van zaken die in de Vermoedelijke Uitkomsten was gemeld. In de Najaarsnota wordt geen meerjarige doorwerking van de wijzigingen in de ramingen gegeven. Voorlopige Rekening In de Voorlopige Rekening wordt, vooruitlopend op de indiening van Financiële Verantwoordingen, een overzicht gegeven van de voorlopige realisatie van de rijksbegroting. De minister van SZW stuurt parallel aan de Voorlopige Rekening de voorlopige realisatiecijfers van de sector SZA naar de Kamer.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 202 van 229
Parlement Trefwoorden: **Kamervragen, schriftelijke ** parlementaire behandeling wetsvoorstellen ** parlement, ondersteuning bewindspersonen in **parlement, omgang en overleg met **Prinsjesdag **Raad van State **Vaste (Kamer)Commissie SZW **vragenuur Tweede Kamer ** wetgeving, stroomschema Totstandkoming van wetten: procedures Algemene procedure a. Departementale voorbereiding: opstellen wetsvoorstel + memorie van toelichting; b. Interdepartementaal overleg (inclusief wetgevingstoets ministerie van Justitie, financiële toets ministerie van Financiën en bedrijfseffectentoets ministerie van Economische Zaken); c. Ministerraad; d. Adviesaanvraag Sociaal Economische Raad (SER) (of een ander adviesorgaan); e. Afhankelijk van conclusies op grond van c en d, nogmaals Ministerraad; f. Adviesaanvraag Raad van State; g. Advies Raad van State; h. Nader rapport (= reactie op advies Raad van State); i. Afhankelijk van advies onder g nogmaals Ministerraad; j. Aanhangig maken wetsvoorstel + memorie van toelichting bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal door de Koningin; k. Verslag; l. Nota naar aanleiding van het verslag; m Afhankelijk van behoefte TK: nader verslag; n. Afhankelijk van punt onder m: nota naar aanleiding van het nader verslag; o. Plenaire behandeling door de Tweede Kamer; N.B. Teneinde het plenaire overleg in de Tweede Kamer zoveel mogelijk te ontlasten kan de Kamer (op voorstel van het Presidium) besluiten om de (schriftelijke of plenaire) behandeling van een wetsvoorstel gedeeltelijk te laten geschieden door een commissie in het zogenaamde wetgevingsoverleg; in dit overleg kunnen moties en amendementen worden ingediend en er wordt een stenografisch verslag van gemaakt. Tijdens het wetgevingsoverleg kunnen echter geen amendementen worden overgenomen. Door dit wetgevingsoverleg kan de plenaire vergadering, die altijd nog moet volgen (onder meer voor de stemmingen), zo kort mogelijk worden gehouden. p. indiening wetsvoorstel + memorie van toelichting bij de Eerste Kamer (indiening bij Eerste Kamer geschiedt automatisch door Voorzitter Tweede Kamer); q. Voorlopig verslag; r. Memorie van antwoord; s. Afhankelijk van behoefte EK: Nader Voorlopig Verslag;
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 203 van 229
t. Afhankelijk van punt s hiervoor: Nadere Memorie van Antwoord; u. Vaststelling Eindverslag (door VC SZW van de EK) v. Plenaire behandeling door de Eerste Kamer; w. Ondertekening Koningin; x. Contraseign (ondertekening) minister/staatssecretaris; ij. Plaatsing in het Staatsblad (door Minister van Justitie); z. Mogelijkheid referendum aa. Inwerkingtreding De hiervoor beschreven algemene procedure wordt gevisualiseerd in het stroomschema op de volgende pagina. Bijzondere aandachtspunten • Behalve adviesaanvragen over concrete wetsvoorstellen (aan SER en andere adviescolleges) wordt in de praktijk in veel gevallen advies gevraagd op basis van beleidsnoties c.q. -voornemens. In dergelijke gevallen wordt over het desbetreffende wetsvoorstel (in de regel) niet opnieuw advies gevraagd. In toenemende mate wordt aan de uitvoering en effectiviteit van regelgeving bijzondere aandacht besteed. Teneinde een goede implementatie van de regelgeving te waarborgen wordt derhalve ook aan uitvoerings- en toezichtsorganen advies gevraagd over de voorgenomen regelgeving op aspecten als uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en toezichtbaarheid. • Bij (gebonden) implementatie van EU-richtlijnen wordt geen advies gevraagd aan de SER (of andere adviesorganen). • •
Met betrekking tot de totstandkoming van algemene maatregelen van bestuur geldt de onder I beschreven procedure tot en met het nader rapport (onderdelen a tot en met h). Daarna volgt direct ondertekening Koningin, contraseign en plaatsing in het Staatsblad. Bij ministeriële regelingen is de procedure: opstellen van de regeling, ondertekening door de minister en plaatsing in de Staatscourant.
NB. Handig en informatief is het protocol wetgeving. Daarin kunt u zien hoe het totstandkomingsproces van wetten verloopt; zowel binnen SZW als daarbuiten.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 204 van 229
STROOMSCHEMA TOTSTANDKOMING WETGEVING Departementale voorbereiding
Interdepartementaal overleg
Justitie: wetgevingstoets EZ: bedrijfseffecten toets Fin.: financiële toets
Ministerraad
adviesaanvrage SER of ander adviesorgaan
Adviesaanvraag aan Raad van State + advies Raad van State
Nader rapport = reactie op advies RvS
Indiening wetsvoorstel en memorie van toelichting bij Tweede Kamer, via de Koningin
Verslag = reactie TK op het voorstel
mogelijkheid tot indienen nota's van wijziging tot stemming in TK
Nota n.a.v. verslag= antwoord regering Eventueel wetgevingsoverleg = algemeen overleg met commissie TK Eventueel amendementen wijzigingen van de TK
Plenaire behandeling TK inclusief stemming Indiening bij de Eerste Kamer via voorzitter TK
voorlopig verslag
mem. v. antwoord
nota n.a.v. verslag
verslag
Plenaire behandeling EK inclusief stemming
Ondertekening Koningin + contraseign Minister of Staatssecretaris
Plaatsing in Staatsblad door Min. v. Justitie mogelijkheid referendum Inwerkingtreding veelal via apart Koninklijk Besluit
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 205 van 229
Totstandkoming van wetten: toelichting Advisering door Raad van State De Raad van State adviseert over wetsvoorstellen (en amvb's) nadat de beleidsvoorbereiding is afgerond, de (overige) door de regering ingewonnen adviezen zijn uitgebracht en het voorstel door de Ministerraad is behandeld. De bewindspersoon biedt een wetsvoorstel met memorie van toelichting aan de Koningin aan met het verzoek het bij de Raad van State aanhangig te maken. Bij de adviesaanvrage worden alle andere adviezen meegezonden. Wanneer spoedadvisering nodig is, geldt een bijzondere procedure. De bewindspersoon legt de wens voor spoedbehandeling in een aparte, gemotiveerde brief voor aan de Ministerraad, die ter zake beslist. Als de Raad van State zich met het voorgelegde wetsvoorstel kan verenigen, dan volgt het advies het voorstel aan de Tweede Kamer der Staten Generaal (TK) te zenden. De Raad van State kan ook enkele opmerkingen of tekstvoorstellen maken over het wetsvoorstel en/of de memorie van toelichting. Dan volgt de overweging het voorstel aan de TK te zenden, nadat aan de gemaakte opmerkingen aandacht is geschonken of met de opmerkingen rekening is gehouden. Als de Raad van State ingrijpende kritiek heeft op inhoud of vorm van een wetsvoorstel zal hij in overweging geven het voorstel van wet niet aan de TK te zenden, of niet dan nadat met de gemaakte opmerkingen rekening is gehouden. De reactie op het advies - het nader rapport - wordt in dit geval opnieuw aan de Ministerraad voorgelegd, al of niet met een gewijzigd voorstel van wet en memorie van toelichting. Parlementaire behandeling van wetsvoorstellen Nadat de bewindspersoon een wetsvoorstel met memorie van toelichting, advies van de Raad van State en nader rapport aan de Koningin heeft gezonden, zorgt het Kabinet der Koningin voor de indiening bij de Tweede Kamer. Als de Tweede Kamer een wetsvoorstel heeft aangenomen gaat het voor behandeling naar de Eerste Kamer. Deze Kamer heeft geen recht van amendement. Evenmin kan de regering dan meer nota's van wijziging indienen. De behandeling in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer kent twee fasen: - schriftelijk door een of meer vaste commissie(s) - mondeling in de plenaire vergadering (eventueel in de Tweede Kamer voorafgegaan door het wetgevingsoverleg). Een bij het Parlement ingediend wetsvoorstel kan worden gewijzigd: a. bij Nota van wijziging door de regering, voorzien van toelichting; b. bij aangenomen amendement van de Tweede Kamer; c. bij Novelle, een wijzigingswet tijdens of na behandeling in de Eerste Kamer
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 206 van 229
Een wetsvoorstel dat aanhangig is bij de Tweede Kamer of de Eerste Kamer kan met instemming van de ministerraad worden ingetrokken bij brief van de bewindspersoon, gemachtigd door de Koningin. Als een wetsvoorstel eenmaal is aangenomen door de Staten-Generaal, is intrekking bij brief niet meer mogelijk; in dat geval moet voor intrekking de volledige wetsprocedure worden doorlopen (intrekkingswetvoorstel). Omgang met het parlement Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden met grote regelmaat gevraagd in het parlement te verschijnen. In de Eerste Kamer (EK) gaat het doorgaans om het verdedigen van een wetsvoorstel. In de Tweede Kamer (TK) gaat het veelal om het beantwoorden van mondelinge vragen (zie hierna: Vragenuur), om het verdedigen van een wetsvoorstel of om het voeren van een Algemeen Overleg. In spoedeisende gevallen kan de Kamer ook gebruik maken van het interpellatie-recht. Een interpellatie is een spoedeisend debat, dat meestal wordt afgerond met het indienen van een of meer moties De Eerste Kamer vergadert in de regel alleen op dinsdag. De Tweede Kamer komt plenair bijeen op dinsdag, woensdag en donderdag. Daarnaast wordt de maandag regelmatig benut voor het houden van een wetgevings- of nota-overleg. Prinsjesdag Het jaarlijkse hoogtepunt op het Binnenhof is de derde dinsdag in september, Prinsjesdag. De Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer vinden plaats op de woensdag en donderdag in diezelfde week. Ten behoeve van het antwoord van de M.P. leveren de departementen concept-antwoorden aan. De antwoorden op het SZW-beleidsterrein worden, zo mogelijk reeds tijdens de avondpauze, in het Kamergebouw aan U ter accordering voorgelegd. Zowel de Tweede Kamer als, twee maanden later, de Eerste Kamer rekenen op uw aanwezigheid tijdens de gehele duur van het debat. Vragenuur De Tweede Kamer houdt iedere dinsdag van 14.00 - 15.15 uur het wekelijkse vragenuur. TK-leden kunnen tot dinsdag 12.00 uur onderwerpen ter goedkeuring aanmelden bij de Kamervoorzitter. Om 12.00 uur geeft de griffie aan uw Managementassistente door welke vragen zijn goedgekeurd. Uw voorbereidingstijd is dus kort. U krijgt vóór het vragenuur, via de betreffende DG, relevante schriftelijke informatie, waarvan u gebruik kunt maken om zelf uw antwoord te bepalen. U dient zich in beginsel iedere week voorzover de Kamer niet op reces is - voor dit vragenuur beschikbaar te houden. De recesperiodes van de beide kamers van het parlement staan op de zgn. ‘parlementaire agenda’ die wekelijks wordt meegezonden met de stukken voor de Ministerstaf. Schriftelijke vragen Een veel gebruikt middel om inlichtingen te vragen van het kabinet, zijn de zogenaamde schriftelijke vragen. Deze dienen binnen 3 weken beantwoord te worden. Die termijn kan hooguit eenmaal, beargumenteerd met 3 weken worden verlengd. Daarna staat het de vragensteller vrij U op te laten roepen voor mondelinge beantwoording van de gestelde vragen. Gelet op deze termijnen wordt de beantwoording van schriftelijke Kamervragen scherp bewaakt. Vaste Commissie SZW
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 207 van 229
De Vaste Commissie (VC) voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is, met name in de TK, uw meest frequente gesprekspartner. Meestal gaat het om een Algemeen Overleg (AO) over een door U aangedragen, of door de VC opgevoerd, beleidsonderwerp. Die vergaderingen zijn in beginsel openbaar. Minstens eenmaal per jaar vindt een besloten planningsoverleg plaats met achtereenvolgens de VC's uit TK en EK over het afhandelen van spoedeisende wetsvoorstellen. Op dit moment is mw. Terpstra (VVD) fng. voorzitter van de VC SZW TK en mw. Kneppers-Heijnert (VVD) voorzitter van de VC SZW EK. De VC SZW TK houdt, behoudens de reces-perioden, iedere 2 weken een (besloten) procedurevergadering. In de ministerstaf wordt aandacht besteed aan de agenda en de besluitenlijst van die vergaderingen. Ondersteuning in het parlement Uw optreden in het parlement wordt voorbereid door de betrokken betrokken directeur-generaal en/of de beleidsdirectie(s). U ontvangt voor het overleg een dossier aan de hand waarvan u eventueel kunt besluiten de betrokken beleidsdirectie(s) om nadere (mondelinge) informatie te vragen. Tijdens het overleg over een wetsvoorstel in de Kamer zijn beleidsambtenaren en wetgevingsjuristen van WBJA aanwezig om u nader te informeren en overleg te plegen over de beantwoording die zo mogelijk beknopt schriftelijk wordt aangeleverd. (Dit laatste kan niet tijdens het wekelijks vragenuur in de TK.) Tijdens uw optreden in het parlement is altijd een woordvoerder van de directie Communicatie aanwezig. De woordvoerder is een aanspreekpunt voor de journalisten, beantwoordt hun vragen en licht uw beleid toe. Het is belangrijk dat vooraf overleg met u plaatsvindt over de woordvoeringslijn rond een debat c.q. dat de woordvoerder het vooroverleg over het debat bijwoont. De woordvoerder inventariseert ook eventuele interviewverzoeken. Met name de audiovisuele media hebben na afloop van een debat dikwijls behoefte aan (korte) interviews. De woordvoerder adviseert u over het honoreren van deze verzoeken, maakt zonodig afspraken met de journalisten en begeleidt de interviews. Ook volgt de woordvoerder tijdens het debat de ontwikkelingen in de media hierover (met name het ANP, teletekst en de tv-journaals) om hierop indien noodzakelijk direct te reageren. Ondersteuning van het parlement Op verzoek van leden van de TK wordt door ambtenaren van de directie WBJA technische bijstand verleend bij het opstellen van amendementen en initiatiefwetsvoorstellen. Voor bijstand ten aanzien van initiatiefvoorstellen is toestemming van de bewindspersoon vereist; van verleende bijstand met betrekking tot amendementen wordt de bewindspersoon op de hoogte gehouden. Veelal vindt de bijstand plaats in overleg met het Bureau Wetgeving van de Tweede Kamer. Dit betreft louter technisch-juridische bijstand waarover de minister altijd zo spoedig mogelijk wordt geïnformeerd. De basisregel is dat vóór beantwoording van andere vragen van Kamerleden altijd toestemming van de minister wordt gevraagd door ambtenaren.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 208 van 229
Communicatie Trefwoorden: **Bureau Presentatie **informatietelefoon **interviews **intranet **persberichten **persdocumentatie **Persvoorlichting **toespraken **woordvoering Persvoorlichting De afdeling Persvoorlichting beantwoordt vragen van de pers, schrijft persberichten, adviseert over interviewverzoeken, begeleidt de interviews, adviseert over uitnodigingen voor optredens en schrijft hiervoor, indien nodig, een toespraak of spreekschets. Enkele cijfers: - bij de afdeling Persvoorlichting komen per jaar zo’n 4.000 vragen/verzoeken van journalisten binnen; - bewindspersonen/SZW-ambtenaren geven zo’n 350 keer per jaar een interview, waarvan bijna een derde voor rekening komt van de minister; - er worden zo’n 200 persberichten per jaar geschreven en ongeveer 100 toespraken uitgegeven; - gemiddeld wordt zo’n tien keer per jaar een persconferentie gegeven door de bewindspersonen. De directeur van de directie Communicatie, Stephan Koole, treedt tevens op als eerste woordvoerder van de minister; het hoofd van de afdeling Persvoorlichting, Gerda de Lange, als eerste woordvoerder van de staatssecretaris(sen). Op de afdeling Persvoorlichting zijn de werkzaamheden verdeeld over twee teams van woordvoerders/persvoorlichters: een ‘team minister’ en een ‘team staatssecretaris(sen)’. De persvoorlichters nemen in het team het redactionele werk voor hun rekening en beantwoorden een deel van de vragen van journalisten. De woordvoerders doen de ‘politieke’ woordvoering en de begeleiding en advisering van de bewindspersonen, samen met de eerste woordvoerders. De twee teams werken op een groot aantal dossiers ook nauw samen, omdat de verschillende beleidsterreinen van SZW sterk op elkaar ingrijpen. Verder wordt dagelijks om 10.00 uur een gezamelijke briefing gehouden. Stephan Koole en Gerda de Lange hebben voorafgaand aan deze briefing contact met de bewindspersonen over actuele zaken. De afdeling Persvoorlichting is zo’n 10 uur per dag bezet. Daarnaast zijn de woordvoerders uiteraard ook thuis voor journalisten bereikbaar. De pers beschikt over een kaartje met hun namen en (privé) telefoonnummers. In het weekeinde hebben de woordvoerders bij toerbeurt piketdienst. De meldkamer van het ministerie kan hen per semafoon of mobiele telefoon oproepen.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 209 van 229
Woordvoering Vragen van de pers worden beantwoord door de afdeling Persvoorlichting. Journalisten die rechtstreeks contact opnemen met beleidsmedewerkers worden verwezen naar Persvoorlichting. Persvoorlichting overlegt met de beleidsdirectie en indien nodig met u over de te geven reactie. Als uw persoonlijke reactie wordt gevraagd of als het wenselijk is dat die actief wordt verspreid, dan wordt een woordvoeringslijn voorbereid en met u besproken. Het is ook mogelijk deze woordvoeringslijn schriftelijk, via ANP Perssupport, te verspreiden onder de media. Persberichten Over alle belangrijke wetsvoorstellen, nota’s, onderzoeksrapporten, adviesaanvragen enz. die het ministerie naar buiten brengt, wordt een persbericht uitgegeven. U krijgt persberichten ter goedkeuring voorgelegd. De persberichten worden electronisch verzonden naar journalisten die hebben aangegeven hiervoor belangstelling te hebben. Daarnaast worden ze op ANP-Perssupport geplaatst en op het Internet. Persvoorlichting plaatst ook alle beleidsstukken die naar de Tweede Kamer worden gestuurd op Internet, in de rubriek ‘Officiële Publicaties’. De afdeling Persvoorlichting schrijft ook de persberichten over onderwerpen die in de ministerraad aan de orde komen. Deze berichten worden, na uw goedkeuring, uitgegeven door de Rijksvoorlichtingsdienst tijdens de persconferentie van de premier. Interviews Verzoeken voor interviews worden in de regel bij de afdeling Persvoorlichting ingediend. Journalisten die u rechtstreeks benaderen met een verzoek kunt u, indien gewenst, naar Persvoorlichting verwijzen. De woordvoerders adviseren u over het aannemen van interviewverzoeken. Indien nodig wordt een dossier met informatie over het onderwerp van het interview geleverd. Uw interviews worden begeleid door één van de woordvoerders. Het strikt autoriseren van interviews is afgeschaft. Wel dient de tekst via de voorlichter aan de bewindspersoon te worden voorgelegd. Bij de tekst kunnen kanttekeningen worden geplaatst. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de journalist om te beslissen of deze wijzigingen worden overgenomen. U loopt de kans in de wandelgangen van de Tweede Kamer vragen van journalisten te krijgen over onderwerpen waarover u nog gaat spreken in het parlement. Het is gebruikelijk om niet op deze verzoeken in te gaan. Dit om het parlement niet voor het hoofd te stoten. Na afloop van het debat is die belemmering er uiteraard niet. Overigens worden ‘wandelganggesprekken’ door journalisten vaak behandeld als officiële interviews als het om bewindspersonen gaat. Voorstellen waarover in de ministerraad een besluit is genomen, zijn - op de tekst van het persbericht dat door de RVD is uitgegeven na - niet openbaar, tenzij het betreffende stuk meteen naar het parlement wordt gestuurd. Interviews worden in de regel pas gegeven als de voorstellen naar het parlement gaan. Ondersteuning in het parlement Tijdens uw optredens in het parlement is een woordvoerder aanwezig. De woordvoerder is aanspreekpunt voor journalisten, beantwoordt hun vragen en licht uw beleid toe. Het is belangrijk dat vooraf overleg met u plaatsvindt over de woordvoeringslijn rond een debat of dat de
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 210 van 229
woordvoerder het voorgesprek over het debat bijwoont. De woordvoerder inventariseert ook eventuele interviewverzoeken. Met name de audiovisuele media hebben na afloop van een debat soms behoefte aan (korte) interviews. De woordvoerder adviseert u over het aannemen van deze verzoeken, maakt zo nodig afspraken met de journalisten en begeleidt de interviews. Persdocumentatie/analyses Iedere morgen om uiterlijk 09.00 uur treft u op uw bureau alle belangrijke berichten uit de landelijke avond- en ochtendbladen aan. Later op de dag ontvangt u een uitgebreidere selectie en de artikelen uit de grote regionale bladen. Wekelijks ontvangt u de selectie van politieke artikelen uit de weekbladen van de RVD. Tenslotte is het mogelijk banden en cassettes op te vragen van uw tv- en radio optredens. Op vrijdag ontvangt u ten behoeve van de Ministerstaf van iedere directie een korte weekrapportage. De rapportage van de directie Communicatie bevat een samenvatting van de publiciteit in de afgelopen week. Tijdens het zomerreces maakt de afdeling Persvoorlichting een uitgebreide analyse van de publiciteit in het afgelopen jaar. Perscontacten De sociaal-economische en parlementaire journalisten waar SZW het meest contact mee heeft, zijn op dit moment: Dagbladen, persbureaus en week/maandbladen - Algemeen Dagblad: Yvonne Wiggers, Daphna Holzer, Marieke Jansz, Hans van den Broek (chef politieke redactie) - Telegraaf: Annet de Jong, Alex de Vries, Rob Sebes, Kees Lunshof, Judith van Teeffelen, Ronald Veerman - Volkskrant: Gijs Herderschee, Frank Kalshoven, Raoul Dupré, Lidy Nicolasen (chef politieke redactie) - Trouw: Ester Lammers, Mariken Smit, Perry Feenstra, Lex Oomkes - Het Financieele Dagblad: Giselle van Cann, Martin Visser, Ed Groot, Rob de Lange, Emily Nobis, Vasco van der Boon - NRC: Herman Staal, Egbert Kalse, Mariëlle Croon, Frederieke Weeda, Tom Jan Meeus - Parool: Kees Tamboer, Marieke Monden - ANP: Henk van Lierop, Jaap Folkerts - GPD: Hans van Soest -
Elsevier: Erik van Beek, Syp Wynia Opzij: Astrid Feiter
Radio en TV - NOS-Journaal: Job Frieszo, Rob Koster, Kees Boonman - RTL Nieuws: Frits Wester, Jos Heymans - RTL-Z: Hester van Yperen, Erik Wendel - Radio 1: Margreet Boer
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 211 van 229
-
Nova/Den Haag Vandaag: Ferry Mingelen, Wouke van Scherrenburg, Pim van Galen SBS 6 Nieuws: Nynke Laporte
Uitnodigingen en toespraken Als minister of staatssecretaris hebt u te maken met een groot aantal maatschappelijke groeperingen. Per jaar ontvangt u drie- tot vierhonderd uitnodigingen om op te treden op externe bijeenkomsten. Vaak wordt u verzocht een toespraak te houden. Het Bureau Presentatie - onderdeel van de afdeling Persvoorlichting - adviseert u over de uitnodigingen, schrijft de toespraken en verzorgt de logistiek rond externe optredens. Het bureau werkt daarbij samen met de beleidsdirecties. Bureau Presentatie is in 1996 opgericht. Het bureau bestaat uit vier adviseurs/speechschrijvers, een powerpoint-redacteur en twee ondersteunende medewerkers. De werkwijze is als volgt. Als u een uitnodiging aanneemt, stelt de speeechschrijver in samenspraak met de betrokken beleidsdirectie een korte notitie op. Daarin worden de belangrijkste gegevens over de bijeenkomst vermeld, wordt de beleidspolitieke context geschetst en een voorstel gedaan voor de hoofdlijn van de toespraak. Bij de notitie treft u inhoudelijke bouwstenen van de beleidsdirectie aan. In het voorgesprek met de speechschrijver en een beleidsmedewerker bespreekt u uw wensen voor inhoud en opbouw van de toespraak. Daarna schrijft de speechschrijver uw toespraak (of spreekschets) en wordt zonodig een powerpointpresentatie gemaakt. De toespraak wordt vervolgens aan u voorgelegd. Na verwerking van uw wijzigingen of opmerkingen kan uw toespraak onder embargo - aan de pers worden verstrekt. Informatietelefoon SZW Het ministerie van SZW heeft één centraal, gratis nummer, 0800-9051, voor de beantwoording van telefonische vragen. Dit wordt gedaan door de afdeling Publieksinformatie. Burgers, bedrijven en instellingen kunnen bij deze afdeling terecht met alle informatievragen over het gehele SZWbeleidsterrein. Door gebruik te maken van een keuzemenu kunnen bepaalde telefonische vragen direct doorgeschakeld worden naar de Postbus 51-informatielijn, waarmee nauw wordt samengewerkt. Dagelijks worden zo’n 600 vragen beantwoord. De afdeling publieksinformatie is ook verantwoordelijk voor de beantwoording van de ongeveer 50 vragen die dagelijks via het Internetloket www.szw.nl per e-mail aan het departement worden gesteld. Bovendien maakt de afdeling concept-antwoorden op brieven van burgers die aan u persoonlijk zijn gericht en beantwoordt de afdeling de overige burgerbrieven. In totaal gaat het om 3000 brieven op jaarbasis. Het totaal aan gestelde vragen levert een goed beeld van de informatiebehoefte van burgers, bedrijven en instellingen en kan relevante informatie bevatten voor het beleid. Deze ‘signaalfunctie’ leidt tot diverse vormen van rapportages, zowel op eigen initiatief als op verzoek. Vaak wordt in de rapportage ten behoeve van de Ministerstaf aandacht besteed aan de bij Publieksinformatie afgehandelde vragen. Intranet In april is een vernieuwde versie van het intranet van start gegaan. In het nieuwe concept heeft iedere directie zijn eigen ‘tuin’. Voor de communicatie onderling is het ‘park’ ontwikkeld. Virtuele ontmoetingsplaats voor SZW’ers is het ‘plein’. Op het intranet vindt u onder andere de ANP-
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 212 van 229
berichten, de eigen persberichten van SZW, parlementaire stukken, complete wet- en regelgeving en statistische informatie. Het bevat tevens praktische informatie, zoals de interne telefoongids.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 213 van 229
Ministerraad Trefwoorden: ** Ministerraad (MR) ** Ministerstaf ** Parlement, ondersteuning van bewindspersonen in Hoe werkt de Ministerraad? In het zogeheten "blauwe boek" (Handboek voor aantredende bewindspersonen) treft u alle informatie aan over de werking van de Ministerraad. In dit bestek kan worden volstaan met de navolgende praktische opmerkingen. De Ministerraad (MR) komt wekelijks op vrijdag, afwisselend om 09.00 uur of 10.00 uur bijeen, al dan niet voorafgegaan (eens in de 3 weken) door een, doorgaans korte, Rijksministerraad. De vergaderstukken dienen, uitzonderingen daargelaten, 10 dagen van tevoren aangeleverd te worden. Alle vergaderstukken worden vanuit het departement voorzien van een advies (zie ook 3.3.2 Ondersteuning vanuit het departement). Onderraden De Onderraden (OR) vergaderen doorgaans op dinsdagochtend. Alle Onderraden worden voorgezeten door de Minister-President (MP). In de huidige opzet maakt u als Minister en Staatssecretaris van SZW deel uit van de Raad voor Economische Aangelegenheden (REA), de Raad voor de Rijksdienst en Inkomens Aangelegenheden (RRDIA), de Raad voor Sociaal Cultureel Beleid (RSCB), de Raad voor het Grote Stedenbeleid (RGSB) en de Ministeriële Commissie Bestrijding Fraude en Financieel-Economische Criminaliteit (MCBFFEC). De Minister is daarnaast lid van de Raad voor Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (RROM), de Raad voor Justitie, Bestuur en Veiligheid (RJBV), de Raad voor Europese en Internationale Aangelegenheden (REIA) en van de Ministeriële Commissie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MCMDW). De REIA vergadert vaak op donderdag of vrijdagochtend voorafgaand aan de MR en valt in twee delen uiteen, de REIA-EA voor Europese zaken en de REIA-IA voor Internationale zaken. De Minister is alleen lid van de REIA-EA. Zeshoek Apart staat de zogenaamde Zeshoek. Oorspronkelijk bedoeld voor de voorbereiding van het Begrotingsproces in de maanden juli/augustus, wordt de Zeshoek thans vooral benut door de MP voor het voorbereiden van de besluitvorming over aangelegenheden van sociale, economische en financiële aard. Hiervan maakt u deel uit, evenals de Ministers van Fin/EZ/BiZa en VWS en doorgaans ook de Staatssecretaris van Financiën. Andere bewindslieden worden uitgenodigd indien hun beleidsterrein specifiek aan de orde komt. Ondersteuning vanuit het departement Zowel de Ministerraadszaken als de parlementaire aangelegenheden zijn voor u, maar ook voor het departement, van dermate groot belang dat daaraan wekelijks speciaal aandacht wordt besteed. Dit geschiedt op twee vaste tijdstippen. De Ministerstaf komt iedere maandagochtend om 10.00 uur bijeen. De Staf Ministerraad, ter voorbereiding van een Ministerraad de volgende dag, vergadert
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 214 van 229
iedere donderdag om 16.30 uur. Van beide gezelschappen maken deel uit de bewindslieden, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal, de inspecteurgeneraal IWI, de directeur Communicatie, de directeur FEZ, indien aangesteld de persoonlijk adviseur(s) en een ambtelijk secretaris van de Directie Bestuursondersteuning. Ministerstaf De Ministerstaf vormt het begin van de nieuwe week. Achtereenvolgens komen aan de orde: 1. Terugkoppeling uit de Ministerraad van de vrijdag daarvoor. 2. Parlementaire aangelegenheden. 3. Departementale aangelegenheden. De vergaderstukken bestaan uit: a. Een overzicht van de voor SZW relevante punten uit de Ministerraad. b. De parlementaire agenda, het overzicht van de schriftelijke Kamervragen, het overzicht van vragen gesteld door de Vaste Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de Tweede Kamer en rapportages van Kamerdebatten in de week daarvoor. c. De wekelijkse rapportages over actuele zaken van de SZW-directies d. Het overzicht van spoedeisende wetsvoorstellen. ad a.
De terugkoppeling uit de Ministerraad door de Minister (in voorkomende gevallen door de Staatssecretaris) omvat in ieder geval de voor SZW relevante punten. Om het ambtelijk apparaat goed te laten werken is het goed uw opvatting over (de kern van) het aangeleverde advies te geven.
ad b.
De parlementaire agenda verschaft inzicht in uw optredens in EK en TK. De agenda blikt doelbewust enkele maanden vooruit. Ook parlementaire debatten op aanpalende beleidsterreinen van andere bewindslieden die waar nodig door SZW-ambtenaren worden gevolgd, staan vermeld. De discussie beperkt zich meestal tot hetgeen de komende week te wachten staat. Van belang daarbij zijn de 2-wekelijkse procedure vergaderingen van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de TK. Het overzicht van de schriftelijke Kamervragen heeft in hoge mate de functie van voortgangsbewaking. De rapportages van de Kamerdebatten zijn mede bedoeld om de door u in het parlement gedane toezeggingen te registeren en vervolgens te bewaken. Daartoe wordt regelmatig een overzicht geagendeerd van toezeggingen en (reacties op) aanvaarde Kamermoties die de komende 3 maanden moeten worden afgehandeld.
ad c.
Met de wekelijkse rapportages van de directies wordt u eenmaal per week op de hoogte gebracht van alle relevante lopende zaken, hetgeen u de mogelijkheid biedt deze aan of bij te sturen. Een onderdeel is het wekelijks aangeven van de stand van zaken met betrekking tot de prioritaire onderwerpen van het SZW-werkprogramma. Indien u zelf actuele zaken aan de orde wilt stellen, al dan niet aan de hand van een ontvangen nota, is dit een geëigend moment daarvoor.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 215 van 229
ad d. Het overzicht van spoedeisende wetsvoorstellen dient ter bewaking van de voortgang. De importantie hiervan neemt toe tegen het einde van een kalenderjaar, omdat voor veel wetsvoorstellen 1 januari de ideale ingangsdatum vormt. Staf Ministerraad Deze wekelijkse bijeenkomst (op donderdag 16.30 uur) is met name bedoeld ter voorbereiding van uw bijwonen van de Ministerraad daags nadien. (P)SG, DG'en en IG IWI geven een korte toelichting op de inmiddels in afschrift aangeleverde MR-adviezen van de directies. U kunt verduidelijking vragen of aanvullende vragen stellen die nog diezelfde namiddag of de volgende ochtend vroeg van een antwoord worden voorzien. Dit tijdstip heeft bovendien als voordeel dat U op de hoogte bent van de voornaamste onderwerpen die in de MR gaan spelen vóór het gebruikelijke bewindspersonenoverleg (BPO) in eigen (politieke) kring op donderdag in de vooravond. Ministerraad map Donderdagnamiddag ontvangt de Minister de Ministerraad map met daarin alle vergaderstukken, elk voorafgegaan door een advies van de betrokken directie(s) en voorzien van een eindparaaf van (p)SG of DG/IG. De Staatssecretaris krijgt de vergaderstukken die op zijn beleidsterrein betrekking hebben. Dit kan desgewenst uitgebreid worden. In het geval sprake is van vervanging van de Minister ontvangt de Staatssecretaris uiteraard een complete map.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 216 van 229
Praktische en logistieke zaken Trefwoorden: ** agenda, bewindspersonen ** brieven (persoonlijke), gericht aan bewindspersonen ** koninklijke onderscheidingen ** protocollaire aangelegenheden, bewindspersonen ** stukkenstroom, afwikkeling van ** veiligheid, bewindspersonen ** vervoer, bewindspersonen **Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen Algemeen Uw managementassistent is uw dagelijkse steun en toeverlaat. Zij beheert en bewaakt uw agenda en behartigt, waar nodig met inschakeling van de directeur Bestuursondersteuning, al uw praktische en logistieke aangelegenheden. De Kamerbewaarder zorgt voor uw persoonlijke 'catering', alsmede de bediening op uw werkkamer of in de stafvergaderzaal. Uw agenda De eerste dagen en weken komen in ieder geval aan de orde: a.
Interne afspraken binnen het ministerie met het oog op kennismaking met secretaris-generaal, directeuren-generaal, uw woordvoerder en directeuren waarmee u regelmatig contacten heeft. Met u zal onder andere worden besproken welke beleidszaken op korte termijn uw bijzondere aandacht behoeven; de wekelijkse ministerstaf (maandagochtend) en staf ministerraad (donderdagmiddag) (zie ook paragraaf Ministerraad - Ondersteuning vanuit het departement).
b.
Kennismaking (volgens protocol) met: voorzitter Eerste Kamer, voorzitter Tweede Kamer, vice-president Raad van State, president Algemene Rekenkamer Nationale Ombudsman directeur Kabinet van de koningin (uw visitekaartje wordt daar afgegeven door de afdeling Kabinet van directie BO).
De stukkenstroom Dagelijks komt een hoeveelheid stukken naar u toe. Deze zijn van velerlei aard: nota's om u te informeren en/of om uw beslissingen te vragen; voorstellen die u doet aan de ministerraad, aan de Raad van State via het Kabinet van de koningin, aan het parlement, antwoorden op brieven, enzovoort. Om die stukkenstroom te beheersen hanteert het departement een reeks afspraken en conventies.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 217 van 229
De directie BO ziet toe op naleving van deze afspraken. Uw management-assistent zal u hierover inlichten. Het verzoek aan u is om hieraan mee te werken om een vlotte en correcte afwikkeling van de stukkenstroom te garanderen. Dit mede tegen de achtergrond van de vaak bindende en/of politiek relevante termijnen die in acht moeten worden genomen. Voor de verhouding tussen minister en staatssecretaris is het van betekenis, dat de minister staatsrechtelijk verantwoordelijk blijft jegens het parlement, ook voor de beleidsterreinen die de staatssecretaris behartigt. Dit heeft geleid tot de praktische werkafspraak, dat de minister een stuk moet accorderen (paraferen) alvorens de staatssecretaris dit naar de ministerraad of het parlement kan verzenden. Dit vereist nauwlettende afstemming tussen minister, staatssecretaris en hun ondersteuners. Voor de overige beleidsstukken geldt dat minister en staatssecretaris onderling afspreken welke (typen) stukken die aan één van beiden zijn gericht, in afschrift ook tegelijkertijd naar de andere bewindspersoon moeten gaan; hetzij ter kennisneming hetzij voor het leveren van commentaar. Uw persoonlijke brieven Jaarlijks komen enkele duizenden brieven binnen die aan u persoonlijk zijn gericht. Deze zijn van velerlei aard. Bovendien zendt het Kabinet van de koningin brieven naar bewindspersonen van SZW die naar het oordeel van dat Kabinet door u beantwoord dienen te worden. (In een enkel zwaarwegend geval kan de koningin u vragen voordien advies aan haar uit te brengen.) Een belangrijk deel van de brieven is afkomstig van burgers die informatie wensen, die hun nood klagen en/of om hulp vragen. De adressering van die brieven loopt uiteen: 'het ministerie SZW', de minister (zonder naam), minister of staatssecretaris op naam, enzovoort. De directie Communicatie stelt een concept-antwoord voor u op, zo nodig met behulp van de beleidsdirectie. Vervolgens wordt de afweging gemaakt of de brief door u persoonlijk moet worden ondertekend. De voor deze afweging te hanteren criteria zullen met u worden besproken door de SG. Gelet op de richtlijnen terzake van de Nationale Ombudsman wordt een termijn van zes weken aangehouden voor de beantwoording. Protocollaire en representatieve aangelegenheden en managementassistentie De afdeling Kabinet van directie Bestuursondersteuning ondersteunt u (organiseren, adviseren en afhandelen) op diverse terreinen: a.
Protocol en representatie De afdeling Kabinet heeft de zorg voor representatieve en protocollaire aangelegenheden van de bewindspersonen zoals: organiseren van bijeenkomsten waarbij een lid van het koninklijk huis aanwezig is; organiseren van bijeenkomsten en ontvangsten van hoogwaardigheids-bekleders; het regelen en regisseren van officiële ontvangsten, recepties, diners, lunches en bezoeken; indien gewenst, het ondertekenen van condoleanceregisters.
b.
Koninklijke onderscheidingen Voorstellen voor koninklijke onderscheidingen aan personen op het beleidsterrein van het
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 218 van 229
ministerie worden behandeld door de afdeling Kabinet, die de relatie onderhoudt met het 'Kapittel voor de civiele orden'. Bijzondere voorstellen worden aan minister en/of staatssecretaris voorgelegd. Bij een bijzondere uitreiking staat de afdeling Kabinet u bij. c.
Praktische kwesties: - de aanvraag van een diplomatiek paspoort; - het reserveren van zogenoemde regeringstoestellen; - het reserveren van de VIP-room op luchthavens; - beheer van relatiegeschenken;
d.
Het beschikbaar stellen voor uw ondersteuning van managementassistentie en kamerbewaring.
Uw vervoer a Een auto met chauffeur staat u ter beschikking. Uw managementassistent neemt regelmatig uw agenda door met het Bureau Vervoerszaken van de directie Algemene Zaken, zodat een auto klaar staat op het juiste moment en op de juiste plaats. Met het oog op de begrenzingen van de Arbeidstijdenwet (ATW) beschikt u over twee à drie vaste chauffeurs die in ploegendienst werken (een vroege en een late dienst). Voor weekenddiensten worden alle SZW-chauffeurs ingeroosterd. b.
De dienstauto is van een telefoon voorzien. U heeft tevens de beschikking over een semafoon en indien u dit wenst over een mobiele telefoon.
c.
Zakelijk en privé-gebruik dienstauto U kunt de dienstauto, met chauffeur, binnenslands altijd gebruiken. Met het oog op fiscale kwesties is het nodig onderscheid te maken tussen zakelijk en privé-gebruik van de dienstauto. Zakelijk gebruik betreft alle ritten die u in functie moet maken. Daartoe behoort bijv. ook het ophalen van uw partner als dat functioneel nodig is. Dit geldt ongeacht de tijdstippen: u kunt bijv. ook in het weekend de auto met chauffeur zakelijk benutten. Van privé-gebruik is sprake indien u bijvoorbeeld in het weekend voor familieaangelegenheden de dienstauto zou willen gebruiken. De afbakening tussen zakelijk en privé is niet bij voorbaat eenduidig te maken. Hierbij wordt uw aandacht gevraagd voor de volgende twee punten. Om chauffeurs niet met afwegingsvragen te belasten, wordt u verzocht aan de chauffeur aan te geven wat als privé-gebruik moet worden genoteerd. Voor korte (maximaal een week) binnenlandse vakanties kunt u desgewenst de dienstauto zelf kosteloos benutten (als privé-gebruik). Voor langere binnenlandse en voor buitenlandse vakanties kunt u de dienstauto 'huren' van het ministerie.
Uw veiligheid In uw dienstauto, uw werkkamer op het departement en in het gebouw van het departement zijn standaard beveiligingsvoorzieningen aangebracht.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 219 van 229
Voor uw woonhuis maakt de afdeling Beveiliging en Veiligheid (BV) van de directie Algemene Zaken een advies voor het aanbrengen van beveiligingsvoorzieningen. In overleg met u worden die adviezen uitgevoerd. Hiertoe behoren ook alarm- en (zo nodig) observatievoorzieningen. In overleg met u en de betrokken autoriteiten worden afspraken gemaakt over de te ondernemen acties indien u daadwerkelijk gebruik maakt van het aangebrachte alarm. Open op uw werk- en woonadres geen vreemd/verdacht uitziende brieven of pakketten, maar informeer terstond de afdeling BV. Met het oog op mogelijke acties van groeperingen of personen wordt de afdeling BV geïnformeerd over uw activiteiten en dienstreizen; overigens wordt ook informatie verzameld en geanalyseerd. Indien van belang ontvangt u informatie en treedt de afdeling BV in overleg met u over te ondernemen acties. Voorzieningen Onlangs is het “voorzieningbesluit ministers en staatssecretarissen” in werking getreden (deze regeling is opgenomen in het ‘blauwe boek’ dat u van het ministerie van Algemene Zaken heeft gekregen). Op grond hiervan stelt het ministerie u alle voorzieningen ter beschikking die u nodig heeft om als bewindspersoon te kunnen functioneren, zowel ten departemente als bij u thuis. Uw wensen met betrekking tot bijvoorbeeld PC, internetaansluiting e.d. kunt u kenbaar maken aan uw managementassistente, die zorg zal dragen voor inschakeling van medewerkers hiervoor. U krijgt de beschikking over een creditcard van het ministerie om functionele uitgaven (zoals een maaltijd in een restaurant met relaties) te kunnen betalen, zonder dat u eerst zelf moet betalen en later declareren. Verzoek aan u: bewaar s.v.p. de betaalslips en rekeningen en geef deze aan uw managementassistente, zodat de maandelijkse rekening van het departement kan worden gecontroleerd. U bepaalt zelf welke uitgaven functioneel zijn. Alle bewindspersonen ontvangen een toelage om de kosten van uitgaven te bestrijden ‘die een sterk privé-karakter’ hebben, maar die gezien het met de persoon van de minister of staatssecretaris samenhangend karakter van de functievervulling daaraan mede ten dienste staan” (citaat uit het “voorzieningenbesluit”). Het ministerie is gehouden overzicht te houden (en dit aan de Algemene Rekenkamer desgevraagd te tonen) van alle kosten die worden gemaakt door bewindspersonen.
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 220 van 229
Trefwoordenregister A aanvullende pensioenen ABP ABW ABW, arbeidsverplichtingen ABW, bijstandsverhaal ABW, handhaving ABW, maatregelenbeleid ABW, ontheffingenbeleid Academie (AC) Accountantsdienst (AD) activering bijstandsgerechtigden administratieve lasten, terugdringen Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) Afdrachtvermindering langdurig werklozen (VLW) agenda, bewindspersonen Agenda voor de Toekomst Agentschap SZW (AG SZW) alimentatie Ambtelijke Commissie Heroverweging (ACH) Ambtelijke Commissie marktwerking, Deregulering en wetgeving (ACMDW) AOW Arbeid en Zorg arbeidsbemiddeling arbeidsdeelname, Nederland in vergelijking met buitenland arbeidsgehandicapten Arbeidsinspectie arbeidsmarkt, bestrijding van discriminatie op arbeidsmarkt, knelpunten arbeidsmarkt, onderkant van arbeidsmarktbeleid voor etnische minderheden Arbeidsomstandighedenwet ’98 arbeidsparticipatie, bevordering arbeidsparticipatie van ouderen Arbeidstijdenwet (ATW) arbeidsveiligheid, beleid Arbeidsvoorwaardenonderzoek arbeidsvoorwaardenvorming, collectieve Arbeidsvoorzieningsorganisatie, afwikkeling van Arbobalans arboconvenanten arbodiensten
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
67 67 138,140 146 150 147 147 146 7 7 138, 139 89,107 107 110 199 139 14 150 56 56 67, 89 65 121 29 101, 136 5, 38 133 117 109 122 38, 101 52 131 38, 65 95 38 59 157 101 101 101
pagina 221 van 229
arbokennisinfrastructuur armoede armoedeval asbestbeleid asielzoekers AVV (algemeen verbindend verklaren van cao’s) Awf-franchise, afschaffing
101 144 52, 145 101 111 59 89
B bedrijfschappen Begroting SZW, voorbereiding, vaststelling, uitvoering en verantwoording Begrotingsuitvoeringsrapportage (BUR) Besluit Risico’s Zware Ongevallen ’99 Bestrijdingsmiddelenwet bestuurlijke boete (Arbeidsomstandighedenwet ’98) bijstandsgerechtigden, fase 4 bijzondere bijstand Bouwstenennotitie WVG bovenregionaal vervoer gehandicapten brieven (persoonlijke ) gericht aan bewindspersonen budgetsector SZA (sociale zekerheid en arbeidsmarkt) budgettaire beleid Bureau Interbestuurlijke Verhoudingen en Communicatie (Intercom) Bureau Opsporingsbeleid (BOB) Bureau Presentatie
59 179 179 38 38 38 142 145 151 151 199 179 52 14, 153 16, 170 192
C cao’s Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening (CBA) Centrale Economische Commissie (CEC) Centrale Organisatie Werk en Inkomen (CWI) Centrum Vakopleiding College bescherming persoonsgegevens Commissie Arbeidsdeelname van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen commissie-Kuipers communicatie-advies Comptabiliteitswet concurrentiebeding convenanten herintredende vrouwen corporate governance
59 157 56 124 115 34 131 62 107 47 179 62 130 59
D
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
pagina 222 van 229
dagindeling Departementaal Projectbureau Handhavingsbeleid (DP-H) Departementaal Projectbureau Reïntegratiebeleid (DP-R) Departementaal Projectbureau Vermindering Administratieve Lasten (DP-V) Directie Algemeen Arbeidsmarktbeleid (AAM) Directie Algemene Sociaal-Economische Aangelegenheden (ASEA) Directie Algemene Zaken (AZ) Directie Arbeidsmarktbeleid Bijzondere Groepen (ABG) Directie Arbeidsveiligheid en -Gezondheid (A&G) Directie Arbeidsverhoudingen (AV) Directie Arbozorg en Verzuimbeleid (AVB) Directie Beleidsontwikkeling Directie Bestuursondersteuning (BO) Directie Bijstand en Gemeentelijk Activeringsbeleid (B&GA) Directie Communicatie (C) Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE) Directie Financieel-Economische Zaken (FEZ) Directie Internationale Zaken (IZ) Directie Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) Directie Personeel, Organisatie en Informatie (PO&I) Directie Ramingen en Analyse (R&A) Directie Sociale Verzekeringen (SV) Directie Toezicht CWI, SVB en samenwerking Directie Toezicht gemeenten Directie Toezicht UWV, RWI, SER, PVK en arboinstanties Directie Uitvoering Werk en Inkomen (W&I) Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden (WBJA) Directieplancyclus SZW discriminatie bij arbeid, regelgeving tegen duale trajecten inburgeringsbeleid duale trajecten jongeren zonder startkwalificatie
72 16, 172 14, 155 12, 107 14, 109 10, 50 7 14, 122 12, 95 10, 59 12, 101 18 7, 45 14, 138 7, 47 10, 70 7 10, 79 10, 85 7, 49 5, 29 12, 89 19 19 18 16, 162 5, 34 179 62 127 132
E Economic Policy Committee (EPC) economisch beleid, macro economisch structuurbeleid emancipatie, subsidiebeleid emancipatiebeleid Employment Committee (EMCO) Erkenning van elders verworven competenties (EVC) ESF-EQUAL ESF-Equal projecten ESF, terugvordering subsidies etnische minderheden, activering en begeleiding naar werk of scholing etnische minderheden, arbeidsdeelname vrouwen
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
56 52 52 72 70 56, 81 129 133 72 159 128 130
pagina 223 van 229
etnische minderheden, arbeidsmarktpositie etnische minderheden, instroom in grote ondernemingen etnische minderheden, instroom in het midden- en kleinbedrijf Expertcentrum Gegevensverkeer en Informatiemanagement (EGI) Europese Commissie, terugvordering ESF-subsidies Europese Unie
122, 123 125 124 16, 175 159 81, 89
F Farboregeling Fonds Werk en Inkomen (FWI) forum-activiteiten fraudebestrijding
38 140, 148 85 147
G gehandicapten, vervoer van gelijke behandeling, regelgeving gelijke beloning gemeenten, bestuurlijk overleg met gemeenten, SIGIS-project gender mainstreaming gesubsidieerde arbeid
151 62 62 153 161 62, 70, 72, 133 135, 136
H herintredende vrouwen Hoofdelijk Versnelde Scholing (HVS)
130 115
I I/A-ratio, Nederland in vergelijking met buitenland IBO-rapport ‘Aan de slag’ IBO-werkgroep ‘Alimentatiebeleid’ ILO In- en doorstroombanen (ID-banen) inburgeringsprogramma Informatie- en Servicepunt Sociale Activering (ISSA) informatietelefoon inkomensbeleid inkomensondersteuningsbeleid, gemeentelijk inkomenswaarborg Inspectie Werk en Inkomen (IWI) Intercultureel Management (ICM)
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
29 155 150 78, 81 135 127 142 192 52 145 138 18 126
pagina 224 van 229
Interdepartementale Commissie inzake het Economisch Structuurbeleid (ICES) Interdepartementale stuurgroep administratieve lasten internationale diplomawaardering (IDW) interviews intranet
56 107 129 192 192
J jaarverslag SZW jaarverslag Wet Samen Joke Smitprijs jongeren, sluitende aanpak
179 123 72 132
K Kaderbrief Kamervragen, schriftelijke kenniskringen kennismanagement kennismigratie Kernenergiewet kinderloosheid kinderopvang klokkenluiders, bescherming koninklijke onderscheidingen Krachtig Ondernemen met Minderheden (KOM) kunstenaars
179 186 85 85 111 38 72 65 62 199 126 149
L laagopgeleiden Landsadvocaat langdurig werklozen levensloop loonkostensubsidie
113 34 110, 119, 134, 135, 142 72 109, 110
M medebewind (bestuurlijke relatie rijk / gemeenten) medezeggenschap medezeggenschapsdossiers EU meibrieven midden- en kleinbedrijf, arbo- en verzuimbeleid midden- en kleinbedrijf, instroom etnische minderheden Miljoenennota Ministeriële Commissie Marktwerking, Deregulering en Wetgeving (MC MDW)
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
138 59 59 162 100 124 179 56
pagina 225 van 229
Ministerraad Ministerstaf misbruik en oneigenlijk gebruik sociale zekerheid, beleid MKB-convenant multicultureel personeelsbeleid
196 196 162 124 123, 125
N Najaarsnota Najaarsoverleg Nationale Actieplannen (NAP)
179 59 144
O objectief verdeelmodel (FWI) OESO ondernemingsraden ontslagrecht, herziening ouderenbeleid
140 81 59 62 131
P parlement, omgang en overleg met parlement, ondersteuning bewindspersonen in parlementaire behandeling wetsvoorstellen pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid Pensioenwet persberichten persdocumentatie persoonlijke dienstverlening Persoonlijke Ontwikkelingsrekening (POR) persoonsgebonden reïntegratiebudget (PRB) Persvoorlichting Platform ICTAL (overleg ICT en administratieve lasten) praktijkscholing Prinsjesdag productiviteitsval productschappen Project Relatie Arbeids- en Publieksveiligheid (RAP) Project Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen SZW (SIGIS) Projectorganisatie Afwikkeling Arbeidsvoorziening Protocol WVG protocollaire aangelegenheden, bewindspersonen
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
186 186, 196 186 67 67 192 192 134 114 89 192 107 115 186 109 59 12 14, 161 14, 157 151 199
pagina 226 van 229
Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) publieke dienstverlening
59 135
R Raad van Europa Raad van State Raad voor Economische Aangelegenheden (REA) Raad voor Ruimtelijke Ordening en Milieu (RROM) Raad voor Werk en Inkomen (RWI) Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid Raamconvenant Grote Ondernemingen Regeling schoonmaakdiensten particulieren (RSP) Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS) regiecommissie ICT en administratieve lasten reïntegratie reïntegratiemarkt Ruim Baan voor Minderheden
81 186 56 56 116, 117 81 125 134 100 107 89, 100, 116119, 140, 141, 142, 155 116, 118 125
S sanctiebeleid scholing scholing laagopgeleiden schoonmaaksector (RSP regeling) schuldhulpverlening seksespecifiek geweld, dossier sluitende aanpak (nieuwe) werkloosheid sociaal beleid, internationale aspecten sociaal-economische aangelegenheden, internationale Sociaal Economische Raad (SER) Social Protection Committee sociale activering sociale dimensie EU Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) Sociale Nota sociale uitsluiting Sociale Verzekeringsbank (SVb) sollicitatieplicht Specifieke afdrachtskorting lage lonen (SPAK) startkwalificatie, jongeren zonder startkwalificatie(-niveau) Stimuleringsprojecten voor Allochtone Groepen (SPAG) strategische agenda Structurering en Integratie Gemeentelijke Informatiestromen SZW (SIGIS) Studiebrief Begrotingsruimte
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
89 114 113 134 144 72 119, 141, 142 78 52 59 78, 81 89, 142 78 16, 173 85, 179 144 89 131, 146 109, 155 132 113 128 85 14 179
pagina 227 van 229
Studiegroep Begrotingsruimte stukkenstroom, afwikkeling van Subsidieregeling RWI SUWI SZW-Wetgevingstoets
56 199 117 162 34
T Taskforce Inburgering (TI) Taskforce Ouderen en Arbeid Taskforce Vrouw/Man in Beroep Taskforce Vrouwen, Veiligheid en Conflict tewerkstellingsvergunning (twv) tienermoeders toespraken Toetsingskader Wet AVV Toetsingskader Wet BPF Totalenbrief tussenschoolse opvang
127 131 72 72 111 72 192 38 38 179 65
U UAF Job Support Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)
129 162
V Vaste (Kamer)Commissie SZW VBTB-begroting (Van Beleidsvoorbereiding tot Beleidsverantwoording) veiligheid, bewindspersonen verdragen, sociale zekerheid Verenigde Naties Verkenning Levensloop Verordening (EEG) 1408/71, coördinatie sociale zekerheid vervoer, bewindspersonen vervoerssectoren, arbeidstijden vluchtelingen, verbetering arbeidsmarktpositie hoger opgeleide VN-Vrouwenverdrag VNG, afspraken met VNG, bestuurlijk overleg met volksverzekeringen Voorjaarsnota Voorjaarsoverleg Voorlopige Rekening
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
186 179 199 89 81 52 89 199 65 129 72 139, 141 153 89 179 59 179
pagina 228 van 229
voortijdig schoolverlaters Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen vragenuur Tweede Kamer Vuurwerkbesluit
132 199 186 38
W WAO werkervaringsplaatsen werkgelegenheidsbeleid werkgelegenheidsstrategie, Europese Werktijdverkorting (WTV) Wet arbeid vreemdelingen (WAV) Wet arbeidsallocatie door intermediairs (Waadi) Wet basisvoorziening kinderopvang Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) Wet Beroepspensioenregelingen Wet flexibiliteit en zekerheid (flexwet) Wet gevaarlijke werktuigen (WGW) Wet inburgering nieuwkomers (WIN) Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) Wet melding collectief ontslag (WMCO) Wet milieugevaarlijke stoffen Wet op het algemeen verbindend etc. verklaren van bepalingen van cao’s (Wet AVV) Wet openbaarheid van bestuur (WOB) Wet stimulering arbeidsdeelname minderheden (Wet SAMEN) Wet structuur uitvoering werk en inkomen (Wet SUWI) Wet verbetering poortwachter (WVP) Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet BPF) Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) Wetsvoorstel administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging werknemersverzekeringen (WALVIS) wetgeving, stroomschema woordvoering WSW WTO WW
89 148 52 52 38, 62 38, 111 121 65 89 67 62 38 127 138, 149 138, 142 38 38 38 34 123 162 89 38 151 89 186 192 136 81 89
Z Zeshoek ziekteverzuimbeleid zorgplicht gemeenten (vervoer gehandicapten)
Dossier nieuwe bewindspersonen SZW 2002
56 100 151
pagina 229 van 229