Introductie micro-ondernemingen binnen het jaarrekeningenrecht?
Onderzoek naar de gevolgen van een eventuele (gedeeltelijke) vrijstelling voor micro-ondernemingen van de verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening
Mei 2009 Deloitte Consulting B.V.
Inhoudsopgave Managementsamenvatting
4
1. Aanleiding onderzoek
12
2. Onderzoeksverantwoording
14
2.1 Doelstelling onderzoek 2.2 Onderzoeksvragen 2.3 Methode van onderzoek 2.3.1 Deskresearch 2.3.2 Gericht veldonderzoek 2.3.3 Representativiteit 2.4 Begeleiding onderzoek
3. Het Jaarrekeningenrecht
14 14 15 15 15 18 18
19
3.1 Verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening 3.1.1 De jaarrekening 3.1.2 De verplichting tot publiceren van de jaarrekening 3.2 Functies van de jaarrekening 3.2.1 Afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beleid 3.2.2 Informatieverschaffing ten behoeve van de kapitaalmarkt 3.2.3 Informatieverschaffing ten behoeve van aandeelhouders 3.2.4 Hulpmiddel ten behoeve van kapitaal- en vermogensbescherming 3.2.5 Informeren van crediteuren en andere derden 3.3 Ontwikkelingen binnen het jaarrekeningenrecht 3.3.1 Samenval 3.3.2 Introductie XBRL 3.3.3 Mogelijkheid vrijstelling micro-ondernemingen in 4de richtlijn
19 19 21 21 22 22 22 23 23 23 24 25 26
4. Gevolgen van de vrijstelling van micro-ondernemingen op de regeldruk
27
4.1 AL reductie vrijstelling micro-ondernemingen 4.1.1 Omvang administratieve lasten jaarrekening Nulmeting AL bedrijven 2007 4.1.2 Omvang administratieve lasten na invoering „Samenval‟ en „XBRL‟ 4.1.3 Reductie door vrijstelling micro-onderneming 4.2 Overige effecten regeldruk vrijstelling micro-onderneming 4.2.1 Vermindering accountantskosten voor de ondernemer 4.2.2 Vermindering van de beleefde lasten van de regeldruk van de jaarrekening
5. Gevolgen van het voorstel voor het maatschappelijk verkeer 5.1 Afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beleid
27 29 33 35 37 37 40
41 42
2
5.2 Informatieverschaffing ten behoeve van de kapitaalmarkt 5.3 Informeren van crediteuren en andere derden
44 49
6. (Gedeeltelijke) Vrijstelling?
53
Bronvermelding
58
Bijlage 1: Leden begeleidingscommissie
59
3
Managementsamenvatting I. Inleiding Het kabinet heeft de ambitie om de regeldruk voor ondernemers deze kabinetsperiode merkbaar te verminderen. Niet alleen in Nederland, maar ook in Europa is veel aandacht voor het terugdringen van regeldruk voor ondernemers. Zo heeft de Europese Commissie in juli 2007 het initiatief gelanceerd voor een breed vereenvoudigingsprogramma op het gebied van ondernemingsrecht, jaarrekeningen en accountancy. In dat kader heeft de Europese Commissie onlangs voorgesteld een nieuwe categorie van micro-ondernemingen te introduceren in de 4de richtlijn. Micro-ondernemingen zijn daarbij als volgt gedefinieerd: ≤ 10 werknemers; balanstotaal ≤ € 0,5 miljoen; omzet ≤ € 1 miljoen. Een onderneming kwalificeert als micro-onderneming wanneer aan twee van de drie bovenstaande criteria wordt voldaan. Voor afzonderlijke lidstaten wordt het mogelijk gemaakt deze categorie geheel (of gedeeltelijk) uit te sluiten van de werkingssfeer van de richtlijn. Het gaat hier om de verplichtingen om een jaarrekening en een jaarverslag op te stellen en deze te publiceren. II. Onderzoeksvraag De Regiegroep Regeldruk, het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Economische Zaken hebben Deloitte gevraagd onderzoek te doen naar de specifieke effecten van toepassing van deze maatregel in de Nederlandse context. In het onderzoek wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvragen: a. Welke besparingen op het gebied van de regeldruk kunnen worden verwacht voor Nederlandse micro-ondernemingen ten gevolge van de introductie van de voorgestelde maatregel in de Nederlandse wetgeving? In het algemeen wordt ervan uitgegaan dat het opstellen en openbaar maken van de jaarrekening de volgende functies heeft: 1. afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beleid; 2. informatieverschaffing ten behoeve van de kapitaalmarkt; 3. informatieverschaffing ten behoeve van aandeelhouders; 4. hulpmiddel ten behoeve van kapitaal- en vermogensbescherming; 5. informeren van crediteuren en andere derden die betrokken zijn bij of geïnteresseerd zijn in de financiële positie van de onderneming.
4
b. Wat zijn, gelet op deze functies, de gevolgen van afschaffing van de jaarrekeningverplichting voor de groep bedrijven die valt onder de definitie van micro-onderneming? Daarbij moet gedacht worden aan de volgende vragen: b1. Hoe, door wie, met welk doel en in welke mate wordt op dit moment gebruik gemaakt van de gedeponeerde jaarrekening van rechtspersonen die onder de microcategorie vallen? b2. Blijven belanghebbenden (bijvoorbeeld aandeelhouders/crediteuren/overheid) van dergelijke rechtspersonen in staat om aan voldoende informatie te komen wanneer de wettelijke verplichting voor het opstellen van een jaarrekening vervalt? Om deze vragen te beantwoorden is gesproken met 13 directeur-grootaandeelhouders (DGA‟s) van micro-ondernemingen, 10 belanghebbende organisaties en 4 experts op het gebied van de jaarrekening. Binnen de micro-ondernemingen is onderscheid gemaakt naar drie categorieën; (1) actieve BV‟s, (2) holding-BV‟s boven een actieve BV en (3) inactieve BV‟s. De uitkomsten geven een goed eerste inzicht in de eventuele gevolgen voor de regeldruk en het maatschappelijk verkeer van een vrijstelling voor micro-ondernemingen van de verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening. Belangrijk is op te merken dat de omvang van dit onderzoek te klein is om te kunnen waarborgen dat de resultaten representatief zijn. III. Gevolgen voor de regeldruk Uitgangssituatie Nederlandse micro-onderneming De Europese Commissie heeft berekend dat het geheel of gedeeltelijk vrijstellen van microondernemingen van de verplichting tot het opstellen en publiceren van een jaarrekening en een jaarverslag, in Europees verband, een administratievelastenbesparing oplevert van € 6,3 miljard1. In Nederland zijn in 2007 al aanzienlijke reducties doorgevoerd in het jaarrekeningenrecht. Specifiek moet daarbij worden gedacht aan: XBRL; verwacht wordt dat door „XBRL‟ de financiёle informatie veel eenvoudiger uit de financiële administratie kan worden gegenereerd en aangeleverd aan de overheid. Daarnaast kunnen met XBRL enkele controlestappen die nu vaak nog handmatig plaatsvinden makkelijker worden gedigitaliseerd. Samenval; met de inwerkingtreding van de Wet Samenval kunnen kleine en economisch nietactieve vennootschappen bij het opstellen van de commerciële jaarrekening voortaan volstaan met waardering van hun activa op basis van fiscale waarderingsgrondslagen. Voor de deponering van de bedrijfseconomische jaarrekening bij de Kamer van Koophandel
1 Impact Assessment, “Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Council Directive 78/660/EEC on the annual accounts of certain types of companies as regards micro-entities”, Brussels, 26.2.2009, SEC(2009) 207
5
(KvK) kan worden volstaan met de aangifte vennootschapsbelasting (Vpb-aangifte) met een beperkte aanvulling, namelijk een toelichting op de toegepaste waarderingsgrondslag; een toelichting op de bestemming van de behaalde winst; aantal werknemers; een ondertekening door de bevoegde bestuurder. Verder zij hier nog gewezen op de aanvullende verplichtingen die voortvloeien uit het Besluit fiscale waarderingsgrondslagen. 2 Het startpunt voor de Nederlandse onderneming is dus een andere dan die waarvan de Europese Commissie in haar berekening is uitgegaan. In het onderzoek is bij het bepalen van de effecten van een vrijstelling op de regeldruk hiermee rekening gehouden. Effecten regeldruk Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat voor de Nederlandse micro-onderneming een vrijstelling de volgende effecten heeft op de regeldruk: Minder accountantskosten voor micro-ondernemingen die hun jaarrekening laten opstellen door een accountant; Vermindering van de beleefde lasten die samenhangen met het jaarrekeningenrecht; Bescheiden vermindering van de administratieve lasten als gevolg van het wegvallen van de deponeringsverplichting. Vermindering accountantskosten In de praktijk blijkt dat de overgrote meerderheid van de micro-ondernemingen de jaarrekening laat opmaken door – of met behulp van - accountantskantoren. Kleine ondernemingen zijn volgens de wet- en regelgeving van de overheid echter niet verplicht om een accountant te betrekken bij het opstellen van de jaarrekening. In theorie is er dus een keuze om – zonder tussenkomst van een accountant - tegen lagere kosten door een derde de jaarrekening op te laten stellen (of het zelf te doen). Een eventuele vrijstelling zou de kosten voor de ondernemers die gebruik maken van een accountant voor het opstellen van hun jaarrekening met € 500 tot € 1000 per jaarrekening kunnen verlagen. Deze verlaging wordt thans niet gerealiseerd met de maatregelen „Samenval‟ en „XBRL‟. Door de maatregel „Samenval‟ mag de jaarrekening nu ook op fiscale grondslag worden opgesteld, maar juridisch is er nog steeds sprake van een jaarrekening.
2
Besluit van 28 augustus 2008, houdende regels inzake toepassing van fiscale waarderingsgrondslagen in de jaarrekening van kleine rechtspersonen, Staatsblad 2008 353
6
Vermindering beleefde lasten van regeldruk jaarrekeningenrecht De meerderheid van de geïnterviewde DGA‟s van micro-ondernemingen (9) heeft in de interviews aangegeven het opstellen en publiceren van de jaarrekening als een last te ervaren. Zij geven aan de jaarrekening alleen op te stellen en te publiceren omdat dat verplicht is gesteld door de overheid. Veel ondernemers publiceren dan ook liefts de jaarrekening zo laat mogelijk als wettelijk is toegestaan. De maatregelen „Wet Samenval‟ en „XBRL‟ maken het (op den duur) eenvoudiger om aan de verplichtingen van de overheid te voldoen, maar nemen de verplichting tot het opstellen en deponeren van de jaarrekening en de daarmee samenhangende last niet weg. Een eventuele vrijstelling zou dan ook de lasten die samenhangen met het jaarrekeningenrecht zoals die door de ondernemers ervaren worden, kunnen verminderen. Administratievelastenvermindering Om een inschatting te maken van de administratievelastenvermindering voor de Nederlandse micro-ondernemer is in dit onderzoek bekeken welke additionele reductie een vrijstelling nog kan opleveren. Daarbij is gekeken naar het proces dat ten grondslag ligt aan het opstellen en deponeren van de jaarrekening en de aangifte vennootschapsbelasting en bekeken op welke stappen in het proces een eventuele vrijstelling invloed kan hebben op de administratieve lasten: Bewerking door de adviseur; wanneer de micro-onderneming wordt vrijgesteld van het opstellen en publiceren van een jaarrekening hoeft de ondernemer en/of de intermediair zijn activa alleen nog voor de Vpb, oftewel op fiscale grondslagen, te waarderen. Echter dit is door de maatregel Samenval nu ook al mogelijk. Ten aanzien van deze stap levert een eventuele vrijstelling geen extra administratievelastenreductie op ten opzichte van de al genomen maatregelen. Opstellen jaarrekening; op dit moment is een micro-onderneming nog steeds verplicht een jaarrekening op te stellen. Voor de publicatiestukken kan worden volstaan met de Vpbaangifte aangevuld met een beperkte toelichting (zie bovenaan pagina 6). Wanneer de onderneming wordt vrijgesteld van het opstellen van de jaarrekening vervallen de activiteiten die samenhangen met het schrijven van de toelichting. Omdat het hier om een beperkte toelichting gaat is deze reductie marginaal. Deponeren jaarrekening bij Kamer van Koophandel; Vrijstellen van het publiceren van de jaarrekening betekent dat niet langer de jaarrekening hoeft te worden gestuurd naar de Kamer van Koophandel. De administratieve lasten die samenhangen met het deponeren bij de Kamers van Koophandel zijn gering (maximale besparing € 2,6 miljoen). Een vrijstelling zal een (zeer) bescheiden extra administratievelastenvermindering opleveren ten opzichte van de nu al genomen maatregelen „invoering XBRL‟ en „Wet Samenval‟
7
IV.
Gevolgen maatschappelijk verkeer
In dit onderzoek zijn vijf functies van de jaarrekening onderscheiden. Op basis van het onderzoek is naar voren gekomen dat drie daarvan van belang zijn bij de categorie microondernemingen: Afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beleid Informatieverschaffing ten behoeve van de kapitaalmarkt Informeren van crediteuren en andere derden die geïnteresseerd zijn in de financiële positie van de onderneming De overige twee functies („informatieverschaffing ten behoeve van aandeelhouders‟ en „hulpmiddel ten behoeve van kapitaal en vermogensbescherming‟) hebben betrekking op de rol van de jaarrekening als instrument om informatie te verschaffen aan aandeelhouders niet zijnde de DGA en bescherming van hun geïnvesteerde kapitaal. Op basis van de gehouden interviews is geconstateerd deze twee functies in het geval van micro-ondernemingen niet of nauwelijks relevant zijn, omdat het niet vaak voorkomt dat bij micro-ondernemingen sprake is van dit soort minderheidsaandeelhouders. Afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beleid Door middel van de jaarrekening legt de onderneming verantwoording af over het gevoerde beleid van het afgelopen jaar. De jaarrekening fungeert in deze als een objectieve afsluiting waarbij de consequenties van het gevoerde beleid vertaald zijn in cijfers en toelichtingen. Alle geïnterviewden zijn van mening dat het van belang is dat een DGA en eventuele werknemers goed op de hoogte zijn van de financiële huishouding van de onderneming. Echter daarvoor is het niet noodzakelijk een jaarrekening op te stellen. De meerderheid van de DGA‟s geeft aan goed op de hoogte te zijn van de stand van zaken en de onderneming te besturen op basis van de orderportefeuille, het rekeningoverzicht en de administratie. Naast de jaarrekening zijn er voldoende alternatieve informatiebronnen die inzicht verschaffen in de financiële huishouding van de onderneming, bijvoorbeeld liquiditeitsoverzichten, maandelijkse overzichten van facturen en orders uit de administratie en de aangifte Vpb. Informatieverschaffing ten behoeve van de kapitaalmarkt De jaarrekening wordt ook gebruikt om informatie over de financiële positie te verschaffen aan de kapitaalmarkt. Voor micro-ondernemingen gaat het daarbij enerzijds om de relatie met kredietverstrekkers (banken) en anderzijds met kredietanalysebedrijven. Zowel banken als kredietadviseurs maken in het geval van micro-ondernemingen veelvuldig gebruik van de jaarrekening als bron om de financiёle positie van de onderneming te bepalen. Alhoewel enkele andere belanghebbenden hebben aangegeven dat de banken misschien minder
8
gebruik zouden moeten maken van de jaarrekening bij het verstrekken van kredieten, wordt dit door de banken zelf niet zo beschouwd. De processen bij de onderzochte banken zijn nu zo ingericht dat de jaarrekeninginformatie de basis is voor een goede klantacceptatie en inschatting van kredietpositie. Indien de vrijstelling doorgevoerd zou worden, zou dit negatieve gevolgen hebben voor het businessmodel van de banken. Een eventuele vrijstelling zou er dan ook toe kunnen leiden dat het verkrijgen van krediet voor een micro-ondernemer lastiger en duurder wordt. Een eventueel alternatief is de invoering van de bankentaxonomie. In lijn met de Nederlandse Taxonomie zoals ontworpen voor de aangifte Vpb, zou er ook een specifieke taxonomie kunnen worden ontworpen voor banken waardoor ondernemers of hun intermediairs door middel van XBRL met een druk op de knop de noodzakelijke financiёle gegevens bij hun bank kunnen aanleveren. Het is echter nog niet duidelijk in hoeverre dit de jaarrekening als informatiebron richting kapitaalverstrekkers op korte termijn kan vervangen. Verschillende partijen vragen zich wel af of het feit dat de jaarrekening een belangrijke informatiebron voor kapitaalverstrekkers is, een legitieme reden is om een algehele verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening in stand te houden. Ook als een vrijstelling zou worden doorgevoerd, komen banken volgens hen toch wel aan hun financiële gegevens. Aangezien het verkrijgen van een krediet vaak zeer belangrijk is voor de onderneming, zal de ondernemer er alles aan doen om te voldoen aan de informatievraag van de bank. Ook geven zij aan dat de banken nu ook al meer financiële informatie opvragen dan wettelijk in de jaarrekening is voorgeschreven. Ook vragen banken vaak om tussentijdse cijfers, omdat de bank inzicht wil in de huidige stand van zaken van de onderneming en niet die van vorig jaar. De ondernemer moet dus vaak toch al naar zijn intermediair om voor de bank cijfers op te laten stellen. Informeren van crediteuren en andere derden Tot slot speelt de jaarrekening in het geval van micro-ondernemingen ook een belangrijke rol bij de informatieverschaffing aan crediteuren en overige derden. Doorgaans bestaat er voor economisch actieve ondernemingen een groep van afnemers en leveranciers die belang hebben bij de continuïteit van de onderneming. Dit blijkt onder andere uit de financiёle positie zoals aangegeven in de jaarrekening. Het is lastig om op basis van de onderzoeksbevindingen een duidelijk beeld te krijgen van het gebruik van de jaarrekening als informatiebron richting crediteuren en derden. Enerzijds geeft het overgrote deel van de geïnterviewde DGA‟s van micro-ondernemingen aan zelf niet of nauwelijks gebruik te maken van de jaarrekening in het zakelijk verkeer. Zij doen voor het overgrote deel zaken op basis van vertrouwen. Dit wordt onderschreven door partijen als MKBNederland, NOvAA en de accountantskantoren.
9
Tegelijkertijd geeft Graydon aan dat zij 12.000 klanten heeft die per jaar circa 700.000 bedrijven checken op hun kredietwaardigheid. Een deel daarvan heeft betrekking op microondernemingen. Ook geeft de KvK aan dat de gegevens uit het Handelsregister (waaronder de gedeponeerde jaarrekening) veel gebruikt worden door derden. Daarbij moet vooral gedacht worden aan notarissen, advocaten en bedrijven. Dit wordt ondersteund door het feit dat er per jaar 2 miljoen jaarrekeningen bij de Kamer van Koophandel worden opgevraagd. Echter, hiervan is het aandeel micro-ondernemingen onbekend. Een voorzichtige conclusie zou kunnen zijn dat de jaarrekening als instrument voor de verantwoording in het zakelijke verkeer nauwelijks gebruikt wordt door crediteuren, maar wel regelmatig door andere derden (bijvoorbeeld notarissen, advocaten, burgers, etc). De omvang van dit onderzoek is echter niet groot genoeg om deze conclusie ook daadwerkelijk als feit te kunnen presenteren. Aanvullend onderzoek naar het gebruik van de jaarrekening (specifiek voor micro-ondernemers) in het zakelijk verkeer zou hiervoor nodig zijn. V. Vrijstelling? In dit onderzoek is tevens aan iedere geïnterviewde gevraagd hoe zij aankijken tegen een eventuele vrijstelling. Daarbij is onderscheid gemaakt naar type verplichting (opstellen, publiceren) en type onderneming (actieve BV, holding-BV en inactieve BV). Alle geïnterviewde partijen zijn het er over eens dat inactieve BV‟s zouden kunnen (en moeten) worden vrijgesteld van het opstellen en publiceren van de jaarrekening. Voor de actieve BV‟s en holding-BV‟s is niet zo‟n eenduidige conclusie te trekken. Er wordt door de partijen verschillend aangekeken tegen de eventuele gevolgen van een vrijstelling voor deze categorie. De DGA‟s van de micro-ondernemingen zelf, maar ook partijen als de curator, accountantskantoren en MKB-Nederland, zijn van mening dat de groep micro-ondernemingen geheel zou kunnen worden vrijgesteld van de verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening. Deze partijen hebben in de interviews aangegeven dat het opstellen van de jaarrekening in dat geval naar behoefte kan plaatsvinden. De keuze voor het wel of niet opstellen en publiceren van de jaarrekening wordt bij de DGA gelegd. Argumenten die de DGA‟s hebben gegeven om, wanneer de micro-onderneming wordt vrijgesteld, toch een jaarrekening op te blijven stellen zijn: dit is een noodzaak bij het verkrijgen van krediet; er is bij leveranciers en afnemers behoefte aan jaarcijfers; dit geeft de ondernemer een overzicht van het behaalde resultaat van het afgelopen jaar en fungeert als een soort „psychologische afsluiting‟ van het jaar. Bij een algehele vrijstelling zullen ondernemers die ervoor kiezen om een jaarrekening te laten opstellen daarmee een duidelijk doel voor ogen hebben.
10
De consequentie van een algehele vrijstelling is dat derden niet meer eenvoudig (en eventueel anoniem) de financiёle gegevens van een micro-onderneming kunnen raadplegen. Verder geeft de ING aan dat het alleen beschikbaar zijn van jaarcijfers wanneer er daadwerkelijk krediet wordt aangevraagd, het kredietverleningsproces vertraagt en dit ook duurder maakt. De banken, Graydon en de Kamer van Koophandel zijn van mening dat een vrijstelling tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening voor actieve BV‟s en holding-BV‟s geen goede zaak zou zijn.
11
1. Aanleiding onderzoek Het kabinet heeft de ambitie om de regeldruk voor ondernemers deze kabinetsperiode merkbaar te verminderen. Het merkbaar terugdringen van de regeldruk voor bedrijven vereist dat knelpunten voor ondernemers worden opgelost op een wijze die zo goed mogelijk aansluit bij de wensen van de ondernemer. Echter, regels borgen een publiek belang en de daarmee samenhangende lasten voor de ondernemer zijn doorgaans onvermijdelijk. Het is dan ook de uitdaging om, mede op basis van de door het bedrijfsleven aangedragen problemen en oplossingssuggesties, maatregelen te formuleren en te implementeren die het publiek belang goed borgen én tevens de regeldruk voor het bedrijfsleven verminderen. Niet alleen in Nederland, maar ook in Europa is er veel aandacht voor het terugdringen van regeldruk voor ondernemers. Zo heeft de Europese Commissie in juli 2007 het initiatief gelanceerd voor een breed vereenvoudigingsprogramma op het gebied van ondernemingsrecht, jaarrekeningen en accountancy. Dit vereenvoudigingsprogramma vormt een belangrijk onderdeel van de brede „better regulation‟-agenda in de EU en het resultaat moet bijdragen aan de doelstelling om in 2012 de administratieve lasten (AL) van Europese wetgeving met 25% te hebben verminderd. Een EU-meting van de administratieve lasten op het terrein van het ondernemingsrecht heeft uitgewezen dat 68 informatieverplichtingen in totaal een administratieve last van 22,7 miljard euro veroorzaken. Van deze lasten heeft meer dan 80% betrekking op de informatieverplichtingen uit het jaarrekeningenrecht (vierde en zevende richtlijn). De administratieve last van de vierde richtlijn bedraagt in totaal 19,3 miljard. In dat kader heeft de Europese Commissie onlangs voorgesteld een nieuwe categorie van micro-ondernemingen te introduceren in de vierde richtlijn.3 Micro-ondernemingen zijn daarbij als volgt gedefinieerd: aantal werknemers ≤ 10; een balanstotaal ≤ € 0,5 miljoen; een omzet ≤ € 1 miljoen. Een onderneming kwalificeert als micro-onderneming wanneer aan twee van de drie bovenstaande criteria wordt voldaan. Voor de lidstaten wordt voorgesteld het mogelijk te maken deze categorie geheel (of gedeeltelijk) uit te sluiten van de werkingssfeer van de richtlijn. Het gaat hier om de verplichtingen om een jaarrekening en een jaarverslag op te stellen en deze te publiceren.
3
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen wat micro-entiteiten betreft, 26 februari 2009, COM(2009) 83 def., http://ec.europa.eu/internal_market/accounting/news/index_en.htm.
12
Europees onderzoek heeft uitgewezen dat dit voorstel kan leiden tot een aanzienlijke besparing van € 6,3 miljard aan administratieve lasten op Europees niveau. In de lastenverlichtingsbrief van de Minister van Justitie4 is aangegeven dat Nederland voorstander is van een aanpassing van de 4de EU-richtlijn voor het jaarrekeningenrecht om heel kleine ondernemingen geheel of gedeeltelijk van de jaarrekeningplicht vrij te stellen. De jaarrekening en het jaarverslag spelen in veel gevallen een belangrijke rol in het maatschappelijk verkeer. Deze jaarstukken zijn een belangrijk instrument in het kader van de interne en externe financiële verantwoording en vormen een informatiebron voor kapitaalverschaffers, aandeelhouders, zakelijke relaties en medewerkers. De afweging in hoeverre micro-ondernemingen geheel of gedeeltelijk kunnen worden vrijgesteld is niet eenvoudig. De Europese werkgroep administratieve vereenvoudiging, onder leiding van Edmund Stoiber, was verdeeld over de vrijstelling. 5 Maar ook onder de lidstaten heerst verdeeldheid. Duitsland, Groot-Brittanniё en Nederland steunen het voorstel, terwijl andere lidstaten minder in het voorstel zien.6 De Regiegroep Regeldruk, het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Economische Zaken hebben Deloitte gevraagd onderzoek te doen naar de specifieke effecten van toepassing van deze maatregel in de Nederlandse context. Dit onderzoek heeft tot doel om in kaart te brengen enerzijds welke effecten een eventuele vrijstelling heeft op de regeldruk voor ondernemers en anderzijds wat de gevolgen voor het maatschappelijk verkeer zijn.
4 Lastenverlichtingsbrief, TK II 2008/09, 31731, nr. 3, 29 oktober 2008 5 Press Release: „McCreevy announces major initiatives on accounting rules for small businesses‟, 29/09/2008, MEMO/08/589, website: http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=MEMO/08/589&format=HTML&aged=0&language=EN &guiLanguage=en 6 „Brussel zet in op minder cijferdruk‟, Han Dirk Hekking, Het Financieele Dagblad, 24 februari 2009.
13
2. Onderzoeksverantwoording 2.1 Doelstelling onderzoek Doelstelling is nader onderzoek uit te voeren naar de effecten voor micro-ondernemingen in Nederland om in lijn met een aanpassing van de 4de EU-richtlijn voor het jaarrekeningenrecht om heel kleine ondernemingen geheel of gedeeltelijk van de jaarrekeningplicht vrij te stellen.
2.2 Onderzoeksvragen In het onderzoek wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvragen: c. Welke besparingen op het gebied van de regeldruk kunnen worden verwacht voor Nederlandse micro-ondernemingen ten gevolge van de introductie van de voorgestelde maatregel in de Nederlandse wetgeving? In het algemeen wordt ervan uitgegaan dat het opstellen en openbaar maken van de jaarrekening de volgende functies heeft: 1. afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beleid; 2. informatieverschaffing ten behoeve van de kapitaalmarkt; 3. informatieverschaffing ten behoeve van aandeelhouders; 4. hulpmiddel ten behoeve van kapitaal- en vermogensbescherming; 5. informeren van crediteuren en andere derden die betrokken zijn bij of geïnteresseerd zijn in de financiële positie van de onderneming. d. Wat zijn, gelet op deze functies, de gevolgen van afschaffing van de jaarrekeningverplichting voor de groep bedrijven die valt onder de definitie van micro-onderneming? Daarbij moet gedacht worden aan de volgende vragen: b1. Hoe, door wie, met welk doel en in welke mate wordt op dit moment gebruik gemaakt van de gedeponeerde jaarrekening van rechtspersonen die onder de microcategorie vallen? b2. Blijven belanghebbenden (bijvoorbeeld aandeelhouders/crediteuren/overheid) van dergelijke rechtspersonen in staat om aan voldoende informatie te komen wanneer de wettelijke verplichting voor het opstellen van een jaarrekening vervalt? Deze vragen spelen een rol bij de afweging of micro-ondernemingen in Nederland geheel of gedeeltelijk kunnen worden vrijgesteld van de verplichting tot het opstellen en publiceren van een jaarrekening en een jaarverslag.
14
2.3 Methode van onderzoek Voor de beantwoording van bovenstaande onderzoeksvragen is deskresearch en gericht veldonderzoek gedaan. 2.3.1 Deskresearch Er is zoveel als mogelijk gebruik gemaakt van eerder uitgevoerde onderzoeken. Deze zijn aangevuld met een aantal gerichte interviews. Zo is bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de uitkomsten van de Nederlandse en Europese nulmeting administratieve lasten bedrijven. Daarnaast hebben nog andere onderzoeken als input gediend. Daarbij valt te denken aan eerdere onderzoeken naar de besparingen binnen het jaarrekeningenrecht als gevolg van de maatregelen „Samenval‟ en „XBRL‟. Een literatuuroverzicht is opgenomen in de bronvermelding. 2.3.2 Gericht veldonderzoek Naast deskresearch is gericht veldonderzoek uitgevoerd. De focus van het veldonderzoek heeft gelegen bij het beantwoorden van vragen ten aanzien van de gevolgen voor het maatschappelijk verkeer van een gehele of gedeeltelijke vrijstelling voor de micro-onderneming en de eventuele merkbaarheid daarvan op het terrein van regeldruk. Er zijn interviews gehouden met drie verschillende soorten partijen: experts; belanghebbenden; micro-ondernemingen. Experts Voor het verkrijgen van extra achtergrondinformatie zijn interviews gehouden met de experts op het terrein van het jaarrekeningenrecht van de ministeries van Justitie, Economische Zaken en Financiën. Daarnaast is een medewerker van Actal geinterviewd die betrokken is bij de werkgroep Stoiber, genoemd in hoofdstuk1. Belanghebbenden Tijdens het onderzoek is ook een groot aantal belanghebbenden geïnterviewd: Kamer van Koophandel Nederland De Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten (NOvAA) Drie accountants/administratiekantoren: Kieskamp Accountants B.V., GIBO Groep B.V. en een gevolmachtigd partner MKB Accountancy van Deloitte Twee grote zakelijke banken: ING Bank en de Rabobank Een beëdigd curator werkzaam bij een advocatenkantoor Een kredietadviesbureau: Graydon MKB-Nederland De Nederlandse Beurs voor Investeringen in Bedrijven en Ondernemingen (NeBIB)
15
Micro-ondernemingen Verder zijn 13 directeur-grootaandeelhouders (DGA‟s) van micro-ondernemingen bevraagd. Alle geselecteerde micro-ondernemingen hebben als rechtsvorm de Besloten Vennootschap (BV). Volgens de wet zijn naast BV‟s bijvoorbeeld ook naamloze vennootschappen (NV‟s), coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen verplicht om een jaarrekening op te stellen en te publiceren. In Nederland zullen er niet of nauwelijks NV‟s zijn die kwalificeren als micro. Ook het totaal aantal coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen in Nederland is verwaarloosbaar ten opzichte van het aantal BV‟s.7 Daarom is in samenspraak met de begeleidingscommissie besloten alleen micro-ondernemingen met als rechtsvorm BV te interviewen. Binnen de categorie BV‟s is verder onderscheid gemaakt naar drie typen BV‟s: 1. actieve BV als zelfstandige werkmaatschappij; 2. holding-BV boven één of meer actieve BV‟s; 3. inactieve BV. Actieve BV‟s als zelfstandige werkmaatschappijen Dit betreft BV‟s met economische activiteiten waar normaal gesproken een natuurlijk persoon de eigenaar van is. Deze groep economisch actieve werkmaatschappijen heeft vaak handelsrelaties met afnemers en leveranciers. Verder heeft deze groep vaak via de kapitaalmarkt enige vorm van krediet voor de onderneming afgesloten. Het aantal belanghebbenden voor deze BV‟s is daarmee relatief gezien vrij groot. Holding BV(‟s) boven actieve BV Holding-BV‟s bestaan vaak zonder concrete economische activiteiten maar hebben een deelneming in een actieve BV. Een natuurlijk persoon is in deze situatie enig- of grootaandeelhouder van de holding-BV.8 Het is goed mogelijk dat in een actieve BV door meerdere holding-BV‟s wordt deelgenomen. In deze situatie zal het maatschappelijk verkeer veelal gebruik maken van de geconsolideerde jaarrekening. Inactieve BV Dit betreft alle BV‟s zonder, of met beperkte, activiteiten waarvan een natuurlijk persoon de eigenaar is. In deze groep inactieve BV‟s gaat het bijvoorbeeld om pensioen-BV‟s, stamrechtBV‟s en zogenaamde „plank-BV‟s‟.
7
Binnen het klantenbestand van Deloitte zijn 133 coöperaties en 20 onderlinge waarborgmaatschappijen aangetroffen op een totaal van 50.000 ondernemingen. 8 Eventueel kan ook een andere holding-BV weer eigenaar zijn van de (tussen)holding-BV boven de actieve BV. Echter, het gaat hier om de relatie tussen een holding-BV‟s en een actieve BV
16
De KvK classificeert een bedrijf in de categorie „economisch inactief‟ indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: nul geregistreerde werknemers; geen geregistreerd telefoonnummer van de desbetreffende BV; „passieve‟ activiteiten zoals pensioenopbouw of beheer. Naar aanleiding van bovenstaande categorisering is samen met de begeleidingscommissie besloten om, gezien het verschil in deelname aan het maatschappelijk verkeer, voor dit onderzoek 8 actieve BV‟s te selecteren, 4 holding-BV‟s en 1 inactieve BV. Alle geselecteerde BV‟s kwalificeren als micro-onderneming op basis van minimaal twee van de drie criteria zoals gehanteerd in het voorstel van de Europese Commissie. Om een breed beeld te krijgen van het gebruik van de jaarrekening binnen verschillende sectoren zijn ondernemers geselecteerd die actief zijn in de zakelijke dienstverlening, detailhandel, bouw en zorg. Deze sectoren zijn gekozen, omdat op basis van het klantenbestand van Deloitte kan worden geconstateerd dat in deze specifieke sectoren zich veel micro-ondernemingen bevinden. Daarnaast is één DGA van een pensioen-BV geïnterviewd. Uiteindelijk zijn in dit onderzoek de volgende typen micro-ondernemingen geselecteerd: Tabel 2.1. Overzicht van geïnterviewde micro-ondernemingen
Categorie actieve BV als zelfstandige werkmaatschappij
holding-BV’s boven actieve BV’s
Aantal ondernemingen 8
4
Sector - Detailhandel (2): Meubelzaak Distributeur voor retailmarkt - Bouw (2): Projectontwikkelaar Installateur - Zakelijke dienstverlening (3): Landschapsarchitectuur Interimmanagement Notaris - Zorg (1): Tandheelkundige - Detailhandel (2): Softwareleverancier Kledingwinkel - Zakelijke dienstverlening (1): Communicatie- en reclame - Bouw: Montagebedrijf
Aantal werknemers 4 1
1 3 1 2 1 8 6 2 1 3
17
inactieve BVs
1
- pensioen-BV
1
2.3.3 Representativiteit Bangrijk is hierbij op te merken dat de omvang van dit onderzoek te klein is om te kunnen waarborgen dat de resultaten representatief zijn. De uitkomsten geven wel een goed eerste inzicht in de eventuele gevolgen voor de regeldruk en het maatschappelijk verkeer van een vrijstelling voor micro-ondernemingen van de verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening.
2.4 Begeleiding onderzoek Het onderzoek is begeleid door vertegenwoordigers van de ministeries van Justitie, Economische Zaken en Financiёn. Het Ministerie van Financiёn, de Regiegroep Regeldruk, is formeel opdrachtgever. Een overzicht van de leden van de begeleidingscommissie is opgenomen in bijlage 1.
18
3. Het Jaarrekeningenrecht 3.1 Verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening De verplichtingen betreffende het opstellen en publiceren van een jaarrekening en een jaarverslag vloeien voort uit de 4de en 7de EG richtlijn. Deze verplichtingen zijn geïmplementeerd in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, Boek 2, Titel 9. Op basis van deze wetgeving zijn NV‟s, BV‟s, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen verplicht een jaarrekening op te stellen en te publiceren. Verenigingen en stichtingen vallen slechts onder de jaarverslagwetgeving als zij „één of meer ondernemingen in stand houden welke ingevolge de Handelsregisterwet dienen te worden ingeschreven‟. Het gaat derhalve om verenigingen en stichtingen die op commerciële wijze optreden in het economisch verkeer.9 Tot slot zijn vennootschappen onder firma, en commanditaire vennootschappen, waarvan alle beherende vennoten buitenlandse kapitaalvennoten zijn ook verplicht tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening. 3.1.1 De jaarrekening De wettelijke jaarrekeningvoorschriften zoals opgenomen in BW2 titel 9, hebben betrekking op: de jaarrekening; het jaarverslag; de overige gegevens. Voor het geheel van jaarverslag, jaarrekening en overige gegevens wordt ook wel het verzamelbegrip „jaarbericht‟ of „jaarrapport‟ gebruikt. De jaarrekening geeft een jaarlijks overzicht van de financiële situatie van een rechtspersoon. De jaarrekening bestaat uit een balans, een resultatenrekening of winst- en verliesrekening over het afgelopen jaar, een toelichting op beide, het kasstroomoverzicht en in bepaalde gevallen inzicht omtrent de solvabiliteit en liquiditeit van de onderneming. Grote bedrijven publiceren het gehele jaarbericht vaak op de website. Binnen het jaarrekeningenrecht zijn voor middelgrote en kleine ondernemingen vrijstellingen opgenomen. Een kleine onderneming heeft dus minder verplichtingen in het kader van de jaarrekening en het jaarverslag dan een middelgrote of een grote onderneming. Er zijn verschillende soorten jaarrekeningen te onderscheiden:
Verenigingen en stichtingen vallen niet onder de definitie van „bedrijven‟ zoals opgenomen in Meten = Weten 2.0, handleiding voor het definiëren en meten van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. In dit onderzoek zijn de effecten t.a.v. verenigingen en stichtingen dan ook niet in kaart gebracht. 9
19
Interne jaarrekening De interne jaarrekening, ofwel bedrijfseconomische jaarrekening, is een jaarrekening ten behoeve van de leiding in een onderneming. Deze verschilt per onderneming aangezien er geen wettelijke bepalingen op deze vorm rusten. Vaak is deze veel uitgebreider en gespecificeerder uitgesplitst naar product, productgroep, vestiging etc. Het eerste doel van de interne jaarrekening is dan ook informatieverschaffing ten behoeve van de financiële besturing. Geconsolideerde jaarrekening Een geconsolideerde jaarrekening geeft een jaarlijks overzicht van de financiële situatie van een groep. Deze wordt opgesteld door de moederonderneming van de groep. Dit is in Nederland geregeld in Afdeling 13 (artikel 405 e.v.) BW2. Ondernemingen die tot een groep behoren (criterium overheersende zeggenschap of centrale leiding) moeten in deze jaarrekening worden opgenomen. Consolidatie mag alleen achterwege blijvan wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden zoals beschreven in artikel 407 lid 2 of 408 lid 1 boek 2 BW. De regelgeving omtrent consolidatie is vastgelegd in de 7de EG richtlijn. Daarnaast bestaat er ook de internationale standaard IAS/IFRS die verplicht is voor de geconsolideerde jaarrekening van alle in de EU gevestigde beursvennootschappen. Enkelvoudige jaarrekening De enkelvoudige jaarrekening is de jaarrekening van een enkele rechtspersoon, ook wel de vennootschappelijke jaarrekening geheten. Dit is de jaarrekening die iedere rechtspersoon moet maken. In Titel 9 Boek 2 BW wordt onder de jaarrekening verstaan de enkelvoudige jaarrekening die bestaat uit de balans en winst-en-verliesrekening met de toelichting, en de geconsolideerde jaarrekening indien de rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening opstelt. Groepsvrijstelling Door middel van een groepsvrijstelling (art. 2: 403 BW) kunnen rechtspersonen worden ontheven van de plicht tot het opstellen van de jaarrekening. Dit is alleen mogelijk als een rechtspersoon aan de volgende eisen voldoet: de moedermaatschappij moet zich schriftelijk aansprakelijk stellen voor de schulden die voortvloeien uit de rechtshandelingen van de betreffende rechtspersoon (aansprakelijkheidsverklaring); de financiёle gegevens van de dochtermaatschappij waarvoor een aansprakelijkheidsverklaring is afgegeven, zijn opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij die de aansprakelijkheidsverklaring heeft afgegeven; de aandeelhouders moeten na aanvang van het boekjaar en vóór de vaststelling of goedkeuring van de jaarrekening schriftelijk verklaren dat zij instemmen met afwijking van de voorschriften (instemmingsverklaring);
20
de geconsolideerde jaarrekening moet worden gedeponeerd of er moet in de jaarrekening een verwijzing opgenomen worden naar het kantoor van het handelsregister in Nederland waar deze jaarrekening te vinden is. Ontheffing Minister van Economische Zaken Als het technisch niet mogelijk is een jaarrekening samen te stellen, is het mogelijk een vrijstelling te krijgen voor het opmaken van de jaarrekening. Deze ontheffing wordt verleend door de Minister van Economische Zaken. Deze ontheffing wordt alleen bij uitzondering verleend, bijvoorbeeld bij fraude, vervreemden van boekhouding of brand. De eisen voor de openbaarmaking bij het handelsregister gelden dan niet. In plaats van de jaarrekening wordt een afschrift van de ontheffing bij de Kamer van Koophandel neergelegd. 3.1.2 De verplichting tot publiceren van de jaarrekening De Nederlandse wet verplicht de in paragraaf 3.1 genoemde rechtsvormen ieder boekjaar een jaarrekening en jaarverslag te deponeren bij de Kamer van Koophandel. Deze publicatieplicht moet ervoor zorgen dat de financiële informatie beschikbaar is voor iedereen die daarin geïnteresseerd is. De jaarrekening moet in principe binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar worden opgemaakt door het bestuur en vervolgens vastgesteld door de algemene vergadering van aandeelhouders. Binnen 8 dagen na vaststelling moet de jaarrekening worden gedeponeerd bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Op grond van bijzondere omstandigheden kan vaststelling van de jaarrekening met maximaal zes maanden worden uitgesteld. De uiterste datum voor deponering is dertien maanden na afloop van het boekjaar. Nalatigheid in deze is een economisch delict op grond van de Wet Economische Delicten.
3.2 Functies van de jaarrekening Zoals al aangegeven in paragraaf 2.2. worden in dit onderzoek vijf functies van de jaarrekening in het maatschappelijk verkeer onderscheiden: 1. afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beleid; 2. informatieverschaffing ten behoeve van de kapitaalmarkt; 3. informatieverschaffing ten behoeve van aandeelhouders; 4. hulpmiddel ten behoeve van kapitaal- en vermogensbescherming; 5. informeren van crediteuren en andere derden die geïnteresseerd zijn in de financiёle positie van de onderneming. In de volgende paragrafen worden deze functies van de jaarrekening nader toegelicht. Tijdens de interviews met het Ministerie van Economische Zaken en de Kamer van Koophandel Nederland is naar voren gekomen dat de jaarrekening ook een instrument is bij de opsporing van fraude en/of oplichting. De begeleidingscommissie heeft echter besloten om deze „functie‟ van de jaarrekening niet in dit onderzoek te betrekken.
21
Verder gaf MKB-Nederland aan dat de jaarrekening ook wordt gebruikt als vertrekpunt voor de aangifte vennootschapsbelasting (Vpb). De geïnterviewde accountantskantoren gaven echter aan dat bij micro-ondernemingen de aangifte Vpb bijna altijd (automatisch) wordt ingevuld op basis van de saldi-balans en dat de jaarrekening daarvoor niet of nauwelijks wordt gebruikt. Ook deze „functie‟ van de jaarrekening is daarom in dit onderzoek verder niet meegenomen. 3.2.1 Afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beleid Door middel van de jaarrekening legt de onderneming verantwoording af over het gevoerde beleid van het afgelopen jaar. Het gaat hierbij om interne verantwoording, dus bij microondernemingen aan de DGA zelf, aan de medewerkers of aan directe betrokkenen bij de onderneming. De jaarrekening fungeert in deze als een objectieve afsluiting, waarbij de consequenties van het gevoerde beleid vertaald zijn in cijfers en toelichtingen. 3.2.2 Informatieverschaffing ten behoeve van de kapitaalmarkt De jaarrekening kan ook gebruikt worden om informatie te verschaffen aan de kapitaalmarkt. Dit heeft betrekking op alle derde partijen die een vorm van kapitaalbetrokkenheid (of: interesse in deze gegevens) hebben met de onderneming, zoals banken, verzekeraars, kredietmanagementbedrijven, kredietanalysebedrijven of eventueel pensioenfondsen. Het gaat hierbij dus niet om leverancierskrediet; deze vorm van krediet komt in paragraaf 3.2.5 ter sprake. Indien een onderneming gebruik maakt van externe financiering wordt vaak jaarlijks informatie beschikbaar gesteld aan de kapitaalverstrekker. Aangezien veel ondernemingen gebruik maken van een vorm van externe financiering, wordt informatieverschaffing aan de kapitaalmarkt gezien als een belangrijke functie. 3.2.3 Informatieverschaffing ten behoeve van aandeelhouders Vergelijkbaar met de informatieverschaffing naar de kapitaalmarkt is het verstrekken van informatie naar aandeelhouders. Ook deze aandeelhouders verstrekken namelijk extern vermogen. De onderneming staat een deel van het juridische en economisch eigendom af aan aandeelhouders in ruil voor kapitaal. Hiermee wordt risicodragend vermogen verschaft. Aandeelhouders zijn daarom geïnteresseerd in het risico dat aan hun belegging is verbonden en in de (in)directe opbrengst die de belegging genereert. Verder kunnen aandeelhouders door middel van de jaarrekening bepalen of de resultaten die een onderneming boekt adequaat verdeeld worden. Ook voor hun beslissing om aandelen aan te kopen, aan te houden of te vervreemden is de jaarrekening een bron van informatie.
22
3.2.4 Hulpmiddel ten behoeve van kapitaal- en vermogensbescherming De jaarrekening kan ook gezien worden als een hulpmiddel bij het beschermen van de continuïteit van kapitaal- en vermogensrelaties. Het eigen vermogen, vooral het niet-uitkeerbare deel van dat eigen vermogen, speelt een centrale rol bij de kapitaalbescherming. Indien een NV of een BV bijvoorbeeld een uitkering wenst te doen aan de aandeelhouders, in de vorm van dividend of uit de vrije reserves, dient uit de laatst vastgestelde jaarrekening te blijken of dat is toegestaan en dus of er voor deze uitkering voldoende vrije ruimte is in het eigen vermogen (uit art 2:105 en art 2:216 BW). Min of meer hetzelfde geldt indien de NV of BV eigen aandelen wenst in te kopen. Ook hiervoor moet voldoende vrije ruimte zijn in het eigen vermogen (art 2:98 en art 2:208 BW). De vaststelling of er voldoende vrije ruimte bestaat voor bovengenoemde acties geschiedt aan de hand van de post „eigen vermogen‟, blijkend uit de jaarrekening, dan wel uit de tussentijdse cijfers, opgemaakt in overeenstemming met de vaste indeling in de jaarrekening.10 3.2.5 Informeren van crediteuren en andere derden Doorgaans bestaat er voor economisch actieve ondernemingen een groep van afnemers en leveranciers die belang hebben bij de continuïteit van de onderneming. Deze blijkt onder andere uit de financiële positie zoals blijkt uit de jaarrekening. Leveranciers zoeken in de jaarrekening een antwoord op de vraag of de onderneming in staat is om vorderingen te voldoen, terwijl afnemers vooral bevestiging zoeken over betrouwbaarheid en continuïteit van de onderneming. Uiteraard is dit niet direct uit de jaarrekening af te leiden. Echter, de jaarrekening is wel een objectieve en regelmatige manier van externe verantwoording over de kerncijfers van de onderneming. Hierbij is de grootte van de onderneming van belang aangezien, deze mede bepaalt welke informatie in de jaarrekening openbaar gemaakt dient te worden.
3.3 Ontwikkelingen binnen het jaarrekeningenrecht De afgelopen jaren heeft er een aantal belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden op het terrein van het jaarrekeningenrecht. In Europees verband gaat het hierbij om de invoering van IFRS voor beursvennootschappen in de EU en recent het voorstel om lidstaten de vrijheid te geven micro-ondernemingen vrij te stellen van de verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening11. Op nationaal niveau gaat het om de „Wet Samenval‟ en de introductie van XBRL.
10 Het
uitkeerbare eigen vermogen bestaat normaliter uit de agioreserves en de overige reserves. Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Council Directive 78/660/EEC on the annual accounts of certain types of companies as regards micro-entities, 26 february 2009, SEC (2009) 206 and 207, http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:52009PC0083:EN:NOT 11
23
Omdat dit onderzoek zich richt op micro-ondernemingen is de invoering van IFRS niet van belang voor dit onderzoek. De overige ontwikkelingen zijn wel van belang voor de beantwoording van de onderzoeksvragen en worden in onderstaande subparagrafen dan ook nader toegelicht. 3.3.1 Samenval In Staatsblad 2008, 505, is de “Wet van 12 juni 2008 tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met invoering van de mogelijkheid de jaarrekening van kleine rechtspersonen op te stellen volgens fiscale grondslag” gepubliceerd, hierna kortweg aangeduidt als “Wet Samenval”. De Wet Samenval betreft een vereenvoudiging van de jaarrekeningverplichting voor de categorie kleine rechtspersonen. Dit is een rechtspersoon die op twee opeenvolgende balansdata voldoet aan ten minste twee van de volgende voorwaarden: a) waarde van de activa (verkrijgingsprijs) niet meer dan € 4.400.000,-; b) netto-omzet niet meer dan € 8.800.000,-; c) gemiddeld aantal werknemers minder dan vijftig. Deze grenswaarden staan genoemd in artikel 2:396 BW. Vóór inwerkingtreding van de Wet Samenval waren vennootschappen verplicht om minimaal twee jaarrekeningen te maken: 1. Een vennootschappelijke (commerciёle) jaarrekening die bij de Kamer van Koophandel moet worden gedeponeerd. 2. Een fiscale jaarrekening. Deze wordt aan de Belastingdienst verstrekt in de vorm van de verplichte elektronische aangifte. De verschillen tussen de vennootschappelijke en de fiscale jaarrekening vloeien voornamelijk voort uit de gehanteerde waarderingsgrondslagen. De vennootschappelijke jaarrekening gaat uit van de kostprijs van de activa en passiva van de onderneming op basis van bedrijfseconomische principes als waarderingsgrondslag. De fiscale jaarrekening daarentegen gaat uit van de historische kostprijs van de activa en passiva op basis van goed koopmansgebruik. De belangrijkste aanpassing die met de „Wet Samenval‟ is doorgevoerd in BW2 titel 9 betreft het toevoegen van een nieuw lid 6 aan artikel 2:396 BW. De tekst van dit nieuwe lid luidt: “In afwijking van afdeling 6 van deze titel komen voor de waardering van de activa en passiva en voor de bepaling van het resultaat ook in aanmerking de grondslagen voor de bepaling van de belastbare winst, bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de vennootschapsbeslasting 1969, mits de rechtspersoon daarbij alle voor hem van toepassing zijnde fiscale grondslagen toepast. Indien de rechtspersoon deze grondslagen toepast, maakt zij daarvan melding in de toelichting. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het gebruik van deze grondslagen en de toelichting die daarbij gegeven wordt.”
24
Dit maakt het voor kleine en economische niet-actieve ondernemingen mogelijk bij het opstellen van de commerciële jaarrekening voortaan te volstaan met waardering van hun activa op basis van fiscale wet en regelgeving. In de praktijk betekent dit dat ondernemingen voor het opstellen van de jaarrekening gebruik kunnen maken van informatie die al voorhanden is in de aangifte vennootschapsbelasting. De te publiceren jaarrekening moet vervolgens nog voornamelijk met deze verplichte elementen worden aangevuld: een toelichting op de toegepaste waarderingsgrondslag; een toelichting op de bestemming van de behaalde winst; aantal werknemers; een ondertekening door de bevoegde bestuurder. Verder zij hier nog gewezen op de aanvullende verplichtingen die voortvloeien uit het Besluit fiscale waarderingsgrondslagen. 12 3.3.2 Introductie XBRL Een andere belangrijke ontwikkeling die de regeldruk die samenhangt met het opstellen en publiceren van de jaarrekening voor ondernemers, moet verminderen, is de introductie van eXtensible Business Reporting Language (XBRL), het aanleverformat voor alles wat te maken heeft met financiёle verslaglegging en verantwoording. De XBRL-standaard maakt gebruik van een soort gegevenswoordenboek: een taxonomie. Dit is een classificatie met daarin een precieze definitie en omschrijving van de uit te wisselen gegevenselementen en hun onderlinge relaties. Voorbeelden van zulke gegevenselementen zijn debiteuren of huurkosten. De gegevenselementen in deze taxonomieën kunnen met XBRL-bestanden direct gekoppeld worden aan de gegevenselementen in administratieprogramma‟s. Implementatie van XBRL leidt tot een vereenvoudiging van de uitwisseling van gegevens tussen systemen en organisaties en tot kostenbesparingen op het vlak van het verzamelen en verwerken van informatie. Sinds 1 januari 2007 kunnen ondernemers en intermediairs een groot deel van hun financiële verantwoordingsrapportages voor de overheid opstellen met behulp van de Nederlandse taxonomie. Tevens is grootschalige berichtenuitwisseling met de vestigingen van de Kamer van Koophandel, de Belastingdienst en het CBS in XBRL-formaat mogelijk. Hiermee zijn de belangrijkste randvoorwaarden geregeld voor het effectief en efficiënt rapporteren aan de overheid. Recent hebben meer dan tachtig marktpartijen en overheidsorganisaties in een convenant afspraken gemaakt over het gebruik en beheer van de Nederlandse Taxonomie en Procesinfrastructuur. Samen met de convenantpartijen is het Nederlandse Taxonomie Project (NTP) nu bezig om deze partijen aan te sluiten.
12
Besluit van 28 augustus 2008, houdende regels inzake toepassing van fiscale waarderingsgrondslagen in de jaarrekening van kleine rechtspersonen, Staatsblad 2008 353
25
3.3.3 Mogelijkheid vrijstelling micro-ondernemingen in 4de richtlijn Tot slot is het een voorstel van de Europese Commissie om lidstaten in de vierde richtlijn de vrijheid te geven om micro-ondernemingen vrij te stellen van het opstellen en publiceren van de jaarrekening een zeer belangrijke recente ontwikkeling. Dit voorstel is ook de aanleiding voor dit onderzoek. In het kader van de verlichting van de administratieve lasten heeft de Europese Commissie onlangs voorgesteld een nieuwe categorie micro-ondernemingen te introduceren in de vierde richtlijn. Micro-ondernemingen zijn daarbij als volgt gedefinieerd: aantal werknemers ≤ 10; een balanstotaal ≤ € 0,5 miljoen; een omzet ≤ € 1 miljoen. Een onderneming kwalificeert als micro-onderneming wanneer deze aan twee van de drie criteria voldoet. Voor de lidstaten wordt het mogelijk gemaakt deze categorie geheel (of gedeeltelijk) uit te sluiten van de verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijn. Het gaat hier om de verplichtingen om een jaarrekening en een jaarverslag op te stellen en deze te publiceren, over de inhoud van de jaarrekening en het jaarverslag en de wijze waarop deze inhoud gepresenteerd moet worden.
26
4. Gevolgen van de vrijstelling van micro-ondernemingen op de regeldruk De Europese Commissie heeft bij de presentatie van het voorstel tot vrijstelling van microondernemingen van de verplichtingen van de 4de richtlijn berekend dat deze vrijstelling, in Europees verband, een administratievelastenbesparing oplevert van maximaal € 6,3 miljard.13 In Nederland zijn op het terrein van het jaarrekeningenrecht de afgelopen jaren een aantal maatregelen doorgevoerd die de administratieve lasten verminderen. Specifiek moet daarbij worden gedacht aan de in hoofdstuk 3 beschreven invoering van de “Wet Samenval” en de introductie van XBRL als uitwisselingsformat met de overheid voor alles wat te maken heeft met financiёle verslaglegging en verantwoording. Daarnaast zijn in Nederland alle vrijstellingen die de huidige 4de richtlijn bevat voor kleine ondernemingen overgenomen in het BW. Het startpunt voor de Nederlandse onderneming is dus een ander, dan die waarvan de Europese Commissie in haar berekening is uitgegaan. De onderzoeksvraag die in dit hoofdstuk beantwoord wordt, is: Welke besparingen op het gebied van de regeldruk kunnen worden verwacht voor de Nederlandse micro-ondernemer bij introductie van de voorgestelde maatregel in de Nederlandse wetgeving? In paragraaf 4.1 wordt bekeken wat een vrijstelling nog extra aan administratievelastenreductie met zich meebrengt ten opzichte van de al eerder genomen maatregelen „Samenval‟ en „XBRL‟. In paragraaf 4.2 wordt vervolgens aandacht besteed aan andere regeldrukeffecten (niet zijnde administratieve lasten).
4.1 AL reductie vrijstelling micro-ondernemingen De afgelopen jaren zijn er al veel onderzoeken naar de administratieve lasten van het jaarrekeningenrecht uitgevoerd. Te denken valt aan de Europese en de Nederlandse nulmeting administratieve lasten. Daarnaast zijn voor de afzonderlijke vereenvoudigingsmaatregelen op het terrein van het jaarrekeningenrecht (XBRL, Samenval en verhoging grenswaarden) berekeningen gemaakt van de verwachte administratievelastenbesparing. Op basis van deze eerder uitgevoerde onderzoeken is in dit onderzoek een inschatting gemaakt van de administratievelastenvermindering voor de Nederlandse micro-onderneming als gevolg van het geheel of gedeeltelijk vrijstellen van micro-ondernemingen van de jaarrekeningplicht.
Impact Assessment, “Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Council Directive 78/660/EEC on the annual accounts of certain types of companies as regards micro-entities”, Brussels, 26.2.2009, SEC(2009) 207 13
27
Uitgangspunten bij berekening reductie administratieve lasten Voor de berekening van de administratieve lasten wordt uitgegaan van eerder uitgevoerde berekeningen. o Nulmeting administratieve lasten bedrijven 2007; o Kwantitatieve berekeningen uitgevoerd in het kader van invoering „Samenval‟ en „XBRL‟; In dit onderzoek is niet nagegaan of de aannames en bijbehorende berekeningen juist zijn. Er is in het kader van dit onderzoek dus niet opnieuw aan ondernemers gevraagd hoeveel tijd en geld zij kwijt zijn aan het opstellen en publiceren van de jaarrekening. Voor de berekening van het additioneel effect op de administratieve lasten van een eventuele vrijstelling is uitgegaan van de ideale situatie waarin een ondernemer gebruik maakt van zowel Samenval als XBRL.
Om de administratievelastenvermindering als gevolg van een eventuele vrijstelling voor microondernemingen tot het opstellen en publiceren van een jaarrekening te bepalen, zijn in het onderzoek de volgende vragen beantwoord:
In de volgende subparagrafen zijn de antwoorden op deze vragen uitgewerkt.
28
4.1.1 Omvang administratieve lasten jaarrekening Nulmeting AL bedrijven 2007
De activiteiten die een ondernemer moet verrichten voor het opstellen van de jaarrekening en de aangifte Vpb overlappen elkaar voor een zeer groot gedeelte. Het is zeer moeilijk om objectief vast te stellen welk gedeelte van de administratieve lasten samenhangt met het opstellen van de jaarrekening en welk gedeelte met de aangifte Vpb. Daarom is er in de Nulmeting administratieve lasten bedrijven 2007 voor gekozen deze administratieve lasten als één geheel in beeld te brengen. Daarbij is een segmentatie aangebracht naar „kleine ondernemingen‟, „middengrote ondernemingen‟ en „grote ondernemingen‟. Er is binnen de Nulmeting administratieve lasten bedrijven niet gesegmenteerd naar de doelgroep micro-ondernemingen. Micro-ondernemingen vormen een deelverzameling van de groep kleine ondernemingen. Tabel 4.1 Onderscheid 'kleine' en 'micro-onderneming' Klein
Micro
De waarde van de activa
≤ € 4.400.000
≤ € 500.000
De netto-omzet
≤ € 8.800.000
≤ € 1.000.000
Het aantal werknemers
≤ 50
≤ 10
De lasten voor de deponering van de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel zijn in de Nulmeting administratieve lasten bedrijven 2007 apart in beeld gebracht. Daarbij is geen rekening gehouden met de omvang van de onderneming en het cijfer beslaat dan ook alle ondernemingen in Nederland die verplicht zijn een jaarrekening te publiceren. Het bepalen van de administratieve lasten die samenhangen met het opstellen en publiceren van de jaarrekening en de aangifte Vpb voor micro-ondernemingen gebeurt aan de hand van de volgende stappen:
Stap 1: Omvang AL voor groep kleine ondernemingen De lasten voor het doen van Vpb-aangifte en opstellen van de jaarrekening zijn in de Nulmeting administratieve lasten bedrijven 2007 becijferd op bijna € 1,2 mrd. Daarbij is een segmentatie
29
aangebracht naar „klein‟, „midden‟ en „groot‟ (zie tabel 4.1). De administratieve lasten die samenhangen met het deponeren van de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel zijn becijferd op € 3,4 mln. Aangezien niet duidelijk is hoe de € 3,4 mln verdeeld zijn over de segmenten klein, middelgroot en groot is er in dit onderzoek voor gekozen om de verhouding tussen klein, middelgroot en groot, zoals die is terug te vinden in de administratieve lasten van het opstellen van de jaarrekening, toe te passen op de administratieve lasten die samenhangen met het deponeren van de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel. Oftewel 84% van de lasten van het opstellen van de jaarrekening en aangifte Vpb komen voor rekening van kleine ondernemingen (= 982.469 / 1.166.218), dus ook 84% van de lasten die samenhangen met het deponeren van de jaarrekening komen voor rekening van kleine ondernemingen (= € 2,9 mln). Tabel 4.2 Administratieve lasten aangifte Vpb en Opstellen Jaarrekening Getallen X € 1.000 Totaal AL opstellen jaarrekening en aangifte Vpb Totaal AL deponeren jaarrekening bij KvK Totaal
klein
midden
groot
beurs NV's
Totaal
982.469
94.357
62.743
26.648
1.166.218
2.863
275
184
78
3.400
985.332
94.632
62.927
26.726
1.169.618
Conclusie Stap 1 De administratieve lasten die samenhangen met het opstellen en publiceren van de jaarrekening en de aangifte Vpb voor de groep kleine ondernemingen zijn op basis van de Nulmeting administratieve lasten bedrijven 2007 ruim € 985 mln. Stap 2: Aandeel micro-ondernemingen binnen groep kleine ondernemingen Aangezien er binnen de nulmeting niet gesegmenteerd is naar de doelgroep microondernemingen is het niet mogelijk om het aantal micro-ondernemingen en hun specifieke kosten voor het opstellen van de jaarrekening en aangifte Vpb direct uit de nulmeting te destilleren. Voor wat betreft de kosten wordt er in dit onderzoek van uitgegaan dat de lasten voor microondernemingen gemiddeld gelijk zijn aan die van de hele groep „kleine ondernemingen‟. Het enige wat rest om een berekening te kunnen maken van de administratieve lasten voor microondernemingen is een inschatting van het aandeel van de micro-ondernemingen binnen de groep kleine ondernemingen. Om te kunnen bepalen hoe groot het aandeel micro-ondernemingen binnen de groep kleine ondernemingen is, is het van belang om te weten hoeveel micro-ondernemingen er in Nederland zijn. Bij de Kamer van Koophandel zijn daarom enkele cijfers over BV‟s opgevraagd (zie tabel 4.3). Bij de Kamer van Koophandel zijn niet voor iedere onderneming gegevens ten aanzien van de omzet aanwezig aangezien dit niet verplicht is te publiceren.
30
Tabel 4.3 Aantallen micro-ondernemingen per selectiecriteria (Bron: KvK, februari 2009)14 Groep Aantal Met minder dan Met minder dan € Minder dan 10 10 werknemers 500.000 werknemers EN balanstotaal minder dan € 500.000 balanstotaal 773,816 664,022 526,200 475,002 Totaal BV´s Economisch actieve BV´s Economisch inactieve BV´s
334,942 438,874
228,740 435,282
220,824 305,376
171,673 303,329
Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat het aantal micro-ondernemingen in Nederland per februari 2009 ruim 475.000 bedraagt. Dit blijkt meer te zijn dan het totaal aantal kleine ondernemingen zoals opgenomen in de nulmeting (ruim 406.000). Een verklaring daarvoor zou kunnen zijn dat de gehanteerde cijfers ten aanzien van het aantal ondernemingen in de nulmeting dateren van 2007. Het aandeel van de groep micro-ondernemingen binnen de groep kleine ondernemingen is dus helaas niet te bepalen op basis van de gegevens uit de nulmeting. Om toch een berekening te kunnen maken is er daarom voor gekozen om een inschatting te maken van het aandeel van de micro-ondernemingen binnen de groep kleine ondernemingen aan de hand van twee benaderingen: Benadering 1: percentage micro-ondernemingen van alle BV’s Als de groep micro-ondernemingen wordt afgezet tegen het totaal aantal BV‟s in Nederland blijkt dat deze groep een percentage van 61% vertegenwoordigd (475.002/773.816). Het absolute minimum aandeel van de groep micro-ondernemingen binnen de groep kleine ondernemingen bedraagt daarom 61%. Benadering 2: verhouding aantal bedrijven t/m 10 en t/m 50 medewerkers Het aantal bedrijven afgezet tegen het aantal werknemers volgt een logaritmische curve. Er zijn relatief veel bedrijven met weinig medewerkers en weinig bedrijven met veel medewerkers (zie figuur 4-1).
14 Aantallen zijn gebaseerd op aantal inschrijvingen in het Handelsregister op datum 1 februari 2009.
31
Figuur 4-1: Aantal bedrijven in NL op X-as afgezet tegen aantal medewerkers op Y-as (Bron: CBS, 2009)
Uitgaande van de gedachte dat deze curve ook van toepassing is binnen de groep kleine ondernemingen (1-50 medewerkers), kan verondersteld worden dat een substantieel deel van de kleine ondernemingen een micro-onderneming is. Voor het aantal bedrijven geven CBS-cijfers per 1-1-2008 de volgende verhouding weer: 1-10 medewerkers (728.790 bedrijven) en voor 1050 (55.370 bedrijven). Belangrijke nuance hier is dat kleine bedrijven ook niet-BV‟s kunnen zijn en dat grotere bedrijven kunnen bestaan uit meerdere BV‟s. Als er vanuit wordt gegaan dat voor de groep BV‟s dezelfde verhouding geldt als bovenstaand zal het aandeel micro-ondernemingen binnen de groep kleine ondernemingen met de rechtsvorm BV ongeveer 92% beslaan (728.790 / 784.160). In werkelijkheid is het minder, omdat niet is gekeken naar balanstotaal en omzet. Conclusie Stap 2 Uitgaande van bovenstaande benaderingen kan worden ingeschat dat minimaal 61% en maximaal 92% van de kleine ondernemingen in de nulmeting zal kwalificeren als microonderneming. Stap 3: Omvang administratieve lasten micro-ondernemingen Op basis van bovenstaande aannames kunnen de totale administratieve lasten die samenhangen met het opstellen en publiceren van de jaarrekening en de aangifte-Vpb voor microondernemingen worden berekend: Getallen X € 1.000
Opstellen jaarrekening en aangifte Vpb
Deponeren jaarrekening bij KvK
Totaal
AL kleine ondernemingen
982.469
2.863
985.332
AL micro-ondernemingen
Minimaal: 609.130 (61% van 982) Maximaal: 903.871 (92% van 982)
Minimaal: 1.746 (61% van 2.863) Maximaal: 2.634 (92% van 2.863)
Minimaal: 601.053 (61% van 985) Maximaal: 906.505 (92% van 985)
32
Conclusie Stap 3 In dit onderzoek worden de administratieve lasten van het opstellen en publiceren van de jaarrekening en de aangifte Vpb voor micro-ondernemingen op basis van de nulmeting 2007 berekend op minimaal € 601 en maximaal € 907 mln. 4.1.2 Omvang administratieve lasten na invoering ‘Samenval’ en ‘XBRL’
Door het kabinet is in 2007 de „Wet Samenval‟ ingevoerd. Daarnaast wordt binnenkort gestart met een proef „Verkorte winstaangifte met XBRL‟. Beide maatregelen hebben effect op het totaal van de administratieve lasten die samenhangen met het opstellen van de jaarrekening en de aangifte Vpb. Deze effecten zijn nog niet in de cijfers van de Nulmeting administratieve lasten bedrijven 2007 opgenomen. Beide maatregelen beogen de lasten voor „kleine‟ ondernemers te verminderen. In figuur 4.2 zijn vereenvoudigingsmaatregelen gerelateerd aan het proces tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening en de aangifte vennootschapsbepasting.
33
Figuur 4.2.Vereenvoudiging Samenval en XBRL t.a.v. proces jaarrekening en Vpb aangifte
Door samenval geen twee waarderingen nodig waardoor minder bewerking Door XBRL minder controles nodig.
BOEKHOUDING
XBRL data o.b.v. Nationale Taxonomie zorgt er voor dat de drie stukken (geautomatiseerd) kunnen worden afgeleid
SALDI-BALANS ONDERNEMER
Bewerkingen door adviseur (Accountant /Administratiekantoor)
Opstellen Jaarrekening
SALDI-BALANS NA BEWERKINGEN
GECONTROLEERDE DATA
Opstellen VBP-aangifte
Deponeren KvK
JAARREKENING (klein)
VPB-AANGIFTE
DEPONERING
Dit bestaat uit: • Inrichtingsstuk
Hiervoor moet op fiscale grondslagen een VPB-aangifte gedaan worden op basis van: • Balans • V&W-rekening
Ter deponering bij het KVK volstaat alleen: • Balans + Toelichting
• • •
Balans, V&W-rekening toelichting
Samenstelverklaring
Door samenval kan worden volstaan met VPB aangifte met beperkte aanvulling: toelichting op waarderingsgrondslag, winstbestemming, aantal werknemers en ondertekening bestuurder.
Op basis van XBRL kunnen gemakkelijk elektronisch de voorgeschreven gegevens bij de KvK worden gedeponeerd.
De VPB aangifte is door XBRL kort en eenvoudig uit het gecontroleerde databestand te genereren. De maatregel verkorte winstaangifte zorgt er voor dat ondernemers die gebruik maken van XBRL nog maar 400 items i.p.v. 1600 hoeven in te vullen.
34
De reductie die samenhangt met „Samenval‟ en „Verkorte Winstaangifte met XBRL‟ is in totaal becijferd op € 443 mln.15 Dit is de reductie die bereikt wordt in 2011. Hierbij is verondersteld dat de proef met de verkorte winstaangifte wordt vervolgd na 2009. Deze reductie wordt bereikt bij „kleine ondernemingen‟. In het reductieprogramma van het huidige kabinet zijn geen reducties opgenomen in relatie tot de deponering van de jaarrekening. Wanneer weer wordt gekeken naar de totale administratieve lasten die samenhangen met het opstellen en publiceren van de jaarrekening en de aangifte Vpb voor de groep microondernemingen resteert in 2011 het volgende beeld: Getallen X € 1.000
Opstellen jaarrekening en aangifte Vpb
Deponeren jaarrekening bij KvK
Totaal
AL kleine ondernemingen 2007
982.469
2.863
985.332
Vermindering AL als gevolg Samenval en XBRL
443.000
-
AL kleine ondernemingen 2011
539.469
2.863
542.332
AL micro-ondernemingen 2011
Minimaal: 329.076 (61% van 539) Maximaal: 496.311 (92% van 982)
Minimaal: 1.746 (61% van 2.863) Maximaal: 2.634 (92% van 2.863)
Minimaal: 330.822 (61% van 542) Maximaal: 498.945 (92% van 542)
Conclusie Wanneer in 2011 de maatregelen Samenval en Verkorte winstaangifte met XBRL in hun geheel zijn geёfectueerd, zijn de administratieve lasten die samenhangen met het opstellen en publiceren van de jaarrekening en de aangifte Vpb voor de groep micro-ondernemingen minimaal € 331 mln en maximaal € 499 mln. Dit betekent een reductie van € 270 mln tot € 408 mln. 4.1.3 Reductie door vrijstelling micro-onderneming
15 Kamerstukken II, 2008-2009, 29515, nr. 269
Om een antwoord te geven op de vraag of vrijstelling van micro-ondernemingen van opstellen en/of deponeren van jaarrekeningen leidt tot additionele reductie bovenop de al genomen maatregelen, moet gekeken worden naar de gevolgen van die maatregelen voor het proces van totstandkoming en deponering van de jaarrekening. Wanneer wordt gekeken naar het proces dat ten grondslag ligt aan het opstellen en deponeren van de jaarrekening en de aangifte Vpb (figuur 4.2) kan worden geconstateerd dat een eventuele vrijstelling invloed kan hebben op de volgende stappen: Bewerking door de adviseur (accountant, fiscalist, etc) van de door de ondernemer aangeleverde administratie Opstellen jaarrekening Deponeren jaarrekening bij de Kamer van Koophandel Hieronder wordt dit toegelicht. Bewerking door adviseur Wanneer de micro-onderneming wordt vrijgesteld van het opstellen en publiceren van een jaarrekening hoeft de ondernemer en/of de intermediair zijn activa en passiva alleen nog voor de aangifte Vpb, oftewel op fiscale grondslagen, te waarderen. Echter dit is door de maatregel samenval nu ook al mogelijk. Ten aanzien van deze stap levert een eventuele vrijstelling geen extra administratievelastenreductie op. Opstellen jaarrekening Op dit moment is een micro-onderneming nog steeds verplicht een jaarrekening op te stellen en te publiceren. Daarbij kan volstaan worden met de Vpb-aangifte aangevuld met een beperkte hoeveelheid informatie (zie paragraaf 3.3.1). Wanneer de onderneming wordt vrijgesteld van het opstellen van de jaarrekening vervallen de activiteiten die samenhangen met het aanleveren van deze informatie. Echter de reductie zal marginaal zijn omdat het maar om een beperkte hoeveelheid informatie gaat. Met XBRL zal het genereren van de Vpb-aangifte met aanvulling bovendien in hoge mate geautomatiseerd verlopen. Deponeren jaarrekening bij Kamer van Koophandel Vrijstellen van het publiceren van de jaarrekening betekent dat niet langer een apart publicatiestuk hoeft te worden opgemaakt (verkorte balans en toelichting) die vervolgens moet worden gestuurd naar de Kamer van Koophandel. Echter, ook hier geldt dat de reductie die bereikt kan worden met het vrijstellen van deponeren op het geheel van de lasten relatief laag is. Zoals eerder is aangegeven is dit grofweg tussen de € 1,7 en € 2,6 mln. Conclusie Een vrijstelling levert een (zeer) bescheiden extra administratievelastenvermindering op ten opzichte van de nu al genomen maatregelen „Wet Samenval‟ en „Verkorte Winstaangifte met behulp van XBRL‟. De exacte omvang van deze extra administratievelastenvermindering is niet
36
te berekenen op basis van de Nulmeting administratieve lasten bedrijven, omdat deze geen informatie bevat over bijvoorbeeld de tijdsbesteding van het schrijven van een toelichting. Verschillen met meting Europese Commissie Ook de Europese Commissie heeft in haar impact assesment becijferd hoe groot de administratieve lasten zijn van het jaarrekeningenrecht voor micro-ondernemingen. Daarnaast heeft de Europese Commissie berekend wat een eventuele vrijstelling voor de Nederlandse micro-ondernemer aan administratievelastenbesparing kan betekenen. De cijfers verschillen van de uitkomsten zoals gepresenteerd in paragraaf 4.1.3. Hoe kan dat? Daarvoor is een aantal verklaringen: Startpunt Nederlandse micro-onderneming De Europese Commissie heeft berekend dat het geheel of gedeeltelijk vrijstellen van micro ondernemingen van de verplichting tot het opstellen en publiceren van een jaarrekening en een jaarverslag Europa breed een administratievelastenbesparing oplevert van € 6,3 miljard. Echter in 2007 zijn er in Nederland al aanzienlijke reducties doorgevoerd in het jaarrekeningenrecht; invoering van de Wet Samenval en het project XBRL. Het startpunt voor de Nederlandse ondernemer is dus een ander dan die waarvan de Europese Commissie in haar berekening uit is gegaan. Verschillende wijze van meten administratieve lasten jaarrekening In de Nederlandse nulmeting zijn de administratieve lasten van het opstellen van de jaarrekening in samenhang met de aangifte Vpb in kaart gebracht. Dit omdat in de praktijk het opstellen van jaarrekeningen en het doen van Vpbaangifte is verweven. In de nulmeting zijn de lasten voor beide onderdelen daarom integraal gemeten. In feite zijn de lasten voor de aangifte Vpb en de jaarrekening communicerende vaten. Zowel bij de jaarrekening als de aangifte Vpb wordt gebruik gemaakt van één en hetzelfde proces om informatie uit de boekhouding bij de ondernemer te verzamelen en te controleren. In de Europese Nulmeting zijn echter de lasten voor het opstellen van de jaarrekening als apart proces gemeten. Omvang van het aantal micro-ondernemingen De Europese Commissie heeft het aantal micro-ondernemingen in Nederland ingeschat op ruim 121.000. In werkelijkheid ligt dit aantal veel hoger. Uit de cijfers van de KvK kan worden afgeleid dat het aantal microondernemingen in februari 2009 in totaal ruim 475.000 bedroeg (zie paragraaf 4.1.1).
4.2 Overige effecten regeldruk vrijstelling micro-onderneming Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat naast de in paragraaf 4.1. geconstateerde effecten op de administratieve lasten, een vrijstelling nog twee belangrijke effecten ten aanzien van de regeldruk met zich mee kan brengen: vermindering van de accountantskosten voor de ondernemer; vermindering van de beleefde lasten van de regeldruk van de jaarrekeningen. 4.2.1 Vermindering accountantskosten voor de ondernemer De administratieve lasten zoals beschreven in paragraaf 4.1. zijn gekwantificeerd op basis van het Standaardkostenmodel. Het Standaardkostenmodel gaat uit van de lasten die voortvloeien uit
37
de wet- en regelgeving. Kleine ondernemingen zijn volgens de wet- en regelgeving niet verplicht om een accountant te betrekken bij het opstellen van de jaarrekening. In theorie is er dus een keuze om – zonder tussenkomst van een accountant - tegen lagere kosten door een derde de jaarrekening op te laten stellen of het zelf te doen. Toch blijkt in de praktijk dat de overgrote meerderheid van de micro-ondernemingen de jaarrekening laat opmaken door, of met behulp van, accountants- en administratiekantoren. Het Ministerie van Justitie schat dat 90% van de ondernemers gebruik maakt van een accountants- of administratiekantoor bij het opstellen van de jaarrekening.16 Kosten procedure opstellen en beoordelen jaarrekening door accountant Via beroepsregels worden aan accountants hoge eisen gesteld aan betrouwbaarheid en objectiviteit. In de praktijk blijkt dat deze eisen weinig toegerust zijn op de activiteiten van kleine ondernemers, omdat ook bij zeer kleine ondernemers een vast werkprogramma moet worden afgewerkt. Deze eisen zijn vastgelegd in “Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden” (NV COS). Deze beroepsregels leiden tot meerkosten ten opzichte van de situatie waarin een ondernemer zelf zijn jaarrekening zou opstellen of dit door een derde, niet-accountant zou laten doen. Deze meerkosten moeten worden beschouwd als een historisch gegroeide, maar in principe vrijwillige keuze van de ondernemer. Blijkens Leidraad 14 van de NOvAA17 moet de grondslag voor Assurance-opdrachten worden gevonden in de NV COS Standaard 4410. Voor niet-assurance-opdrachten als de fiscale aangifte geldt NV COS Standaard 5500N (Transactiegerelateerde adviesdiensten). Van belang daarbij is de volgende zinsnede in leidraad 14: “Het feit dat de bijlage bij een belastingaangifte niet als een financieel overzicht wordt aangemerkt betekent uiteraard niet dat een jaarrekening op fiscale grondslagen geen financieel overzicht zou zijn”. Dit betekent dat een jaarrekening op fiscale grondslag volgens de beroepsregels nog steeds beschouwd moet worden als een jaarrekening. De bijbehorende pocedure en de daarmee samenhangende kosten blijven dus bestaan, ondanks de „Wet Samenval‟ Bij vrijstelling blijft alleen de fiscale aangifte over. Dan treedt Standaard 5500N in werking. Deze stelt significant minder eisen aan het werkproces van de accountant dan 4410. Hierdoor kunnen bij vrijstelling bepaalde stappen in het werkprogramma komen te vervallen, zoals: het opstellen van een jaarrekening, er wordt alleen een winstbijlage vervaardigd; het achterwege blijven van een samenstellings- en/of beoordelingsverklaring, waardoor de (formele) werkzaamheden die hiermee samenhangen komen te vervallen; het voorleggen van de concept jaarrekening aan een 1ste en 2de lezer.
16 Kamerstukken II, 2005–2006, 29 515, nr. 130 17 NovAA, Leidraad 14, Opdrachten in de MKB praktijk, 8 december 2008
38
Al met al maakt dit een forse tijdwinst mogelijk in de uitvoering van het werkprogramma. In het onderzoek is aangegeven door twee accountantskantoren dat de geschetste besparing ligt tussen de € 500 en € 1000 per jaarrekening. Dit komt vooral doordat de verplichting tot het voorleggen aan een 1e en 2e lezer van de jaarrekening wegvalt. Dit zijn vaak „dure‟ uren. Gemiddeld scheelt dat per client gauw 2 uur x € 200. Verder zijn er minder rapportage vereisten en vervallen diverse toelichtingen wat gemiddeld al gauw 2 à 3 uur per cliënt x € 100. Zoals aangegeven in tabel 4.3 (p. 30) zijn er 475.002 micro-ondernemingen in Nederland. Het is niet bekend welk percentage van de micro-ondernemingen zijn jaarrekening laat opstellen door een accountant. In dit onderzoek is ingeschat dat dit percentage zal liggen tussen de 50 en 90%. In dat geval kan een vrijstelling € 119 miljoen tot 213 miljoen lastenreductie opleveren voor micro-ondernemingen die de jaarrekening laten opstellen door een accountant (gebaseerd op een besparing van € 500 per jaarrekening). Daarbij is er geen overlap tussen deze kostenbesparing en de berekende reductie als gevolg van toepassing van XBRL, omdat de bovengenoemde winstpunten samenhangen met de tijd die besteed moet worden door de 1e en 2e lezer en voor het opstellen van een toelichting. XBRL richt zich op de informatieverwerking in het proces van opstellen en deponeren van de jaarrekening. Met XBRL is het mogelijk om het proces sneller en efficiënter te laten verlopen, echter nog steeds zullen de stukken moeten worden bekeken door een 1ste en 2de lezer die het stuk formeel moeten goedkeuren. Zoals al is aangegeven zal de besparing niet in alle gevallen optreden bij vrijstelling. Ingeval de opdracht valt onder Standaard 5500N of een fiscalist of andere nietaccountant de winstbijlage opmaakt, dan leidt dit niet tot het afgeven van een verklaring en zal in de regel de rekening al veel goedkoper uitvallen. Kosten van de accountant: administratieve lasten of niet? Volgens de administratievelastendefinitie zoals gehanteerd in het Standaardkostenmodel kan een besparing als gevolg van het afschaffen van beroepsregels niet geclassificeerd worden als een administratievelastenbesparing aangezien de verplichtingen nooit waren voorgeschreven in wet- en regelgeving. Wel kan het zijn dat deze kosten deels zijn meegenomen in de nulmeting. Hiervoor zijn twee aanwijzingen: 1. In de nulmeting zijn de lasten vanaf het grootboek in beeld gebracht. Omdat in de methode Meten is Weten II uitgegaan wordt van gemiddelde bedrijven en veel bedrijven gewoonlijk gebruik zullen maken van diensten van accountantskantoren zou het kunnen dat deze kosten (ten onrechte) toch zijn opgenomen in de meetresultaten. 2. Verder kan op basis van de nulmeting beredeneerd worden wat de gemiddelde lasten van de aangifte Vpb en de jaarrekening zijn voor kleine ondernemers. Door de lasten van alle posten die meer dan 50.000 keer worden aangeleverd aan de Belastingdienst bij elkaar op te tellen ontstaat een beeld van de lasten van een gemiddelde aangifte. Als hierbij de exoten (posten die door maar weinig (<50.000) ondernemers worden opgevoerd bij de Vpb) worden weggelaten, dan blijft over een tijdsbesteding van 2764 minuten. Dit staat gelijk aan 46,06 uur. In de nulmeting wordt vervolgens gerekend met een extern uurtarief van €100,waardoor de geschatte prijs per aangifte en jaarrekening (met veel voorkomende posten) uitkomt op € 4606,- . De hoogte van dit bedrag doet volgens een aantal geïnterviewden vermoeden dat de genoemde kosten van de accountant hierin zijn verwerkt.
39
4.2.2 Vermindering van de beleefde lasten van de regeldruk van de jaarrekening De meerderheid van de geïnterviewde DGA‟s van micro-ondernemingen (9) heeft in de interviews aangegeven het opstellen en publiceren van de jaarrekening als een last te ervaren. Zij geven aan de jaarrekening alleen op te stellen en te publiceren, omdat dat verplicht is gesteld door de overheid. De maatregelen „Wet Samenval‟ en „XBRL‟ maken het (op den duur) eenvoudiger om aan de verplichtingen van de overheid te voldoen, maar nemen de verplichting tot het opstellen en deponeren van de jaarrekening en de daarmee samenhangende last niet weg. Een eventuele vrijstelling zou dan ook de lasten die samenhangen met het jaarrekeningenrecht zoals die door de ondernemers ervaren worden, kunnen verminderen. In de interviews met belanghebbenden is vooral gesproken over de gevolgen voor het maatschappelijk verkeer van een eventuele vrijstelling van de jaarrekeningplicht. Met betrekking tot de gevolgen voor de regeldruk kunnen vier belanghebbenden (ING, Rabobank, de curator en de NOvAA) het zich goed voorstellen dat een vrijstelling de regeldruk zoals die door de ondernemers ervaren wordt, zou verlichten. Dit geldt volgens hen het sterkst voor inactieve BV‟s waarbij de verplichting, nog meer dan bij de andere categorieën ondernemers, echt ervaren wordt als een last.
40
5. Gevolgen van het voorstel voor het maatschappelijk verkeer Zoals al is beschreven in paragraaf 3.2 vervult de jaarrekening een aantal belangrijke functies in het maatschappelijk verkeer. Om te kunnen beslissen of micro-ondernemingen kunnen worden vrijgesteld van de verplichting tot het opstellen en publiceren van een jaarrekening is het van belang inzicht te hebben in de gevolgen die dit eventueel heeft voor het maatschappelijk verkeer. In dit hoofdstuk wordt dan ook de volgende onderzoeksvraag beantwoord: Wat zijn, gelet op de functies van de jaarrekening in het maatschappelijk verkeer, de gevolgen van afschaffing van de jaarrekeningverplichting voor de groep bedrijven die vallen onder de definitie van de micro-ondernemingen? Daarbij moet gedacht worden aan de volgende vragen: o Hoe, door wie, met welk doel en in welke mate wordt op dit moment gebruik gemaakt van de gedeponeerde jaarrekening van rechtspersonen die onder de microcategorie vallen? o Blijven belanghebbenden (bijvoorbeeld aandeelhouders/crediteuren/overheid) van dergelijke rechtspersonen in staat om aan voldoende informatie te komen wanneer de wettelijke verplichting voor het opstellen van een jaarrekening vervalt?
In hoofdstuk 3 zijn vijf functies van de jaarrekening onderscheiden. Drie daarvan zijn in het kader van dit onderzoek van belang: afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beleid; informatieverschaffing ten behoeve van de kapitaalmarkt; informeren van crediteuren en andere derden die geïnteresseerd zijn in de financiële positie van de onderneming. De overige twee functies („Informatieverschaffing ten behoeve van aandeelhouders‟ en „Hulpmiddel ten behoeve van kapitaal en vermogensbescherming‟) hebben betrekking op de rol van de jaarrekening als instrument om informatie te verschaffen aan aandeelhouders niet zijnde de DGA en bescherming van hun geïnvesteerde kapitaal. In bijna alle interviews is aangegeven dat naar de mening van de desbetreffende DGA, belanghebbende of expert deze twee functies in het geval van micro-ondernemingen niet of nauwelijks relevant zijn, omdat het bijna niet voorkomt dat bij micro-ondernemingen sprake is van extra aandeelhouders naast de DGA. Dit standpunt wordt ondersteund door de Nederlandse Beurs voor Investeringen in Bedrijven en Ondernemingen (NeBIB). Het NeBIB bemiddelt tussen ondernemers met een innovatief concept en zogenaamde „informal investors‟. Investeerders maken daarbij onderscheid tussen startkapitaal en groeikapitaal. Bij startkapitaal gaat het om investeringen van minder dan € 200.000 en het groeikapitaal ligt boven die grens. Voor micro-ondernemingen komt eigenlijk 41
enkel startkapitaal in aanmerking. De NeBIB meldt dat een investering door informal investors in micro-ondernemingen naar schatting minder dan 1000 keer per jaar voorkomt. In aanvulling hierop geeft het NeBIB aan dat „informal investors‟ specifiek bij startkapitaal vooral oog hebben voor de ondernemer, zijn commitment en het innovatieve concept. Er is veel minder aandacht voor de cijfers. De jaarrekening is dan ook volgens de NeBIB nauwelijks van belang voor investeerders in micro-ondernemingen. Op basis van bovenstaande standpunten is in dit onderzoek geconstateerd dat de functie van de jaarrekening als informatieverschaffing naar aandeelhouders niet zijnde de DGA voor de categorie micro-ondernemingen niet of nauwelijks relevant is. Daarom wordt in dit hoofdstuk alleen voor de drie eerstgenoemde functies ingegaan op de gevolgen voor het maatschappelijk verkeer in geval van een eventuele vrijstelling voor micro-ondernemingen van de verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening. Per functie is weergegeven hoe de micro-ondernemers en de belanghebbenden aankijken tegen de gevolgen voor het maatschappelijk verkeer in geval van een vrijstelling. Daarbij wordt ook ingegaan op eventuele alternatieven die aan de orde zijn gekomen in de interviews.
5.1 Afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde beleid Door middel van de jaarrekening legt de onderneming verantwoording af over het gevoerde beleid van het afgelopen jaar. De jaarrekening fungeert in deze als een objectieve afsluiting waarbij de consequenties van het gevoerde beleid vertaald zijn in cijfers en toelichtingen. Micro-ondernemingen Slechts drie DGA‟s geven aan een jaarrekening op te stellen, omdat dit hun een overzicht geeft van de prestaties van het afgelopen jaar. De jaarrekening achten zij als een “stok achter de deur om zich goed in te zetten voor de onderneming”. De overige DGA‟s geven aan daarvoor geen jaarrekening nodig te hebben. Zij stellen goed op de hoogte te zijn van de stand van zaken en de onderneming te besturen op basis van de orderportefeuille, het rekeningoverzicht en zijn of haar administratie. De DGA‟s zien de jaarrekening wel als een soort “psychologische jaarafsluiting”. Als de jaarrekening weer is opgemaakt, geeft dat hen het gevoel dat het voorgaande jaar is afgesloten. Acht ondernemers geven daarbij wel aan dat de jaarrekening vervolgens direct in het archief verdwijnt. Daarnaast zijn drie ondernemers van mening dat de jaarrekening wel nuttig is wanneer langetermijnbeslissingen moeten worden genomen. Daarbij moet worden gedacht aan beslissingen ten aanzien van investeringen, financieringskwesties, of mogelijke veranderingen in rechtsvorm of ondernemingsconstructie. Deze onderwerpen nemen zij direct mee in de gesprekken die zij hebben met hun accountant naar aanleiding van het opstellen van de jaarrekening.
42
Wanneer een micro-onderneming bestaat uit meerdere werknemers (2-10) kan de jaarrekening ook gebruikt worden als verantwoordingsinstrument richting de werknemers. In totaal zijn zeven DGA‟s geïnterviewd die naast henzelf één of meer werknemers in dienst hebben. Alle zeven DGA‟s maken de jaarrekening openbaar voor hun medewerkers. Echter slechts één DGA vindt het ook echt een nuttig verantwoordingsinstrument voor zijn medewerkers. Geen van de geïnterviewden heeft ooit meegemaakt dat een werknemer zelf vroeg om de jaarrekening of dat er naar aanleiding van de jaarrekening vragen zijn gesteld door de werknemers. Kredietverstrekkers / adviseurs (ING Bank, Rabobank en Graydon) De Rabobank vindt het van belang dat een ondernemer ieder jaar voor zichzelf een overzicht opstelt van de financiёle prestaties over het afgelopen jaar. Dit is volgens de Rabobank onderdeel van goed ondernemerschap. Graydon sluit zich aan bij bovenstaande mening van de Rabobank. Volgens Graydon is het voor het managen van een onderneming essentieel om periodiek de balans op te maken. ING heeft niet direct een mening ten aanzien van de jaarrekening als verantwoordingsinstrument voor de ondernemer zelf en zijn werknemers. Belangenorganisaties (NOvAA en MKB-Nederland) De belangenorganisaties NOvAA en MKB-Nederland zijn van mening dat het goed is als de ondernemer verantwoording aflegt over het gevoerde beleid door middel van de jaarrekening. Volgens MKB-Nederland krijgt de ondernemer aan de hand van de jaarrekening inzicht in de financiële prestaties van de onderneming over het afgelopen jaar. Ook de NOvAA stelt dat de jaarrekening een intern belang dient aangezien de ondernemer moet weten hoe de onderneming er voor staat. Accountants- en administratiekantoren (Kieskamp accountants, GIBO Groep, Deloitte MKB) Kieskamp accountants geeft aan dat zij het idee heeft dat 50% van de ondernemers waarvoor zij een jaarrekening opstelt er niet eens naar kijkt. GIBO Groep is van mening dat de huidige jaarrekening voor micro-ondernemingen maar beperkte mogelijkheden biedt voor het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid. “Bij klanten gaat het boekwerkje meestal meteen de lade in”. GIBO Groep stelt verder dat de jaarrekening vanwege de beperkte actualiteit vaak ook ongeschikt is als sturingsinformatie. Sturing vindt eerder plaats op basis van een maandelijks beeld van de financiën van de eigen organisatie, dan op jaarbasis. Dit is helemaal het geval wanneer de jaarrekening is opgesteld op fiscale grondslag. De wijze waarop sommige posten in dat geval gewaardeerd en afgeschreven worden, staat dan volgens de GIBO Groep soms ver af van de economische realiteit. Dat de jaarrekening door de micro-ondernemer niet wordt gebruikt om een overzicht te verkrijgen van zijn of haar prestaties wordt tot slot ook aangegeven door de gevolmachtigd MKB-partner van Deloitte. Volgens hem is de micro-ondernemer vooral geïnteresseerd in het nu en niet geïnteresseerd in vorig jaar. Dat laatste weet de ondernemer al lang en is verleden tijd. Curator De curator vindt het van groot belang dat een onderneming rekening en verantwoording aflegt over het gevoerde beleid. Het gaat hierbij om transparantie en continuïteit in de cijfers,
43
aangevuld met vastgestelde jaarafsluitingen. Echter, volgens de curator is een jaarrekening hiervoor niet noodzakelijk. De transparantie en continuïteit in de cijfers blijkt al uit de administratie en voor de jaarafsluiting is de Vpb-aangifte ook afdoende. KvK De KvK staat neutraal ten opzichte van de jaarrekening als intern verantwoordingsinstrument. Slechts een klein deel van de jaarrekening, enkel een verkorte balans met toelichting, wordt door de ondernemers gedeponeerd bij het Handelsregister van de KvK, ter voldoening aan een wettelijke verplichting en om verantwoording af te leggen aan derden. Hierop wordt in paragraaf 5.3 verder ingegaan. Alternatieven Uit de interviews is gebleken dat er voor het afleggen van interne rekening en verantwoording voldoende alternatieven bestaan. Hierbij kan gedacht worden aan: maandelijks overzicht uit de administratie van facturen en orders; liquiditeitsoverzichten; de aangifte Vpb. Conclusie Alle geïnterviewden zijn van mening dat het van belang is dat een DGA en eventuele werknemers goed op de hoogte zijn van de financiële huishouding van de onderneming. Echter daarvoor is het niet noodzakelijk een jaarrekening op te stellen. De meerderheid van de DGA‟s geeft aan goed op de hoogte te zijn van de stand van zaken en de onderneming te besturen op basis van de orderportefeuille, het rekeningoverzicht en de administratie. Naast de jaarrekening zijn er voldoende alternatieve informatiebronnen die inzicht verschaffen in de financiële huishouding van de onderneming, bijvoorbeeld liquiditeitsoverzichten, maandelijkse overzichten van facturen en orders uit de administratie en de aangifte Vpb.
5.2 Informatieverschaffing ten behoeve van de kapitaalmarkt De jaarrekening wordt ook gebruikt om informatie over de financiële positie te verschaffen aan de kapitaalmarkt. Voor micro-ondernemingen gaat het daarbij vooral om de relatie met banken. Micro-ondernemingen Van de dertien geïnterviewde DGA‟s hebben er tien een kredietrelatie met een bank. De grote meerderheid daarvan geeft aan dat de bank jaarlijks aan hen vraagt de nieuwe jaarrekening op te sturen. Zij geven aan daarvoor begrip te hebben en te begrijpen dat de banken de jaarrekening gebruiken in het kader van het beheren van hun kredietportefeuille. De andere drie microondernemers, waaronder ook de DGA van de inactieve BV, hebben geen kredietrelatie met een kapitaalverstrekker. Zij worden dan ook door de bank nooit gevraagd om hun jaarrekening op te sturen.
44
Verder geven negen DGA‟s aan dat de jaarrekening ook regelmatig wordt opgevraagd door kredietanalysebedrijven zoals Graydon. De DGA‟s hebben niet het idee dat dit hen enig voordeel oplevert en dit wekt bij hen dan ook ergernis op. Kredietverstrekkers / adviseurs (ING Bank, Rabobank, Graydon) Uit de interviews met de ING en de Rabobank blijkt dat zij bij hun kredietverstrekking veelvuldig gebruik maken van de jaarrekening. Banken zien de jaarrekening als een officiële bevestiging over de financiële gezondheid van een bedrijf. De ING en de Rabobank maken echter op verschillende wijze gebruik van de financiёle gegevens uit de jaarrekening. Daarom zijn beide banken onderstaand apart beschreven. ING De ING vraagt bij een verzoek tot het verstrekken van een krediet altijd om een jaarrekening. Voor MKB-ondernemers is het kredietverstrekkingsproces bij ING zoveel mogelijk geautomatiseerd. Een aantal klantgegevens wordt ingevoerd in een Credit Risk Management (CRM)-systeem en dit systeem geeft vervolgens een advies of het „veilig‟ is om de klant een krediet te verschaffen en welke risico‟s dat met zich meebrengt. Dit systeem zorgt ervoor dat maar een klein percentage van de kleine kredietaanvragen (tot ongeveer € 50.000) handmatig hoeft te worden beoordeeld door een adviseur. Hierdoor kunnen de tarieven voor het krediet laag worden gehouden. Het CRM-systeem wordt gevuld met alle beschikbare financiële informatie en brancheinformatie. Er wordt financiёle informatie verzameld van ondernemers die klant zijn bij de ING, maar ook van ondernemers die geen klant zijn. De basis voor de financiële informatie is de jaarrekening zoals gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Deze wordt vervolgens verrijkt door kredietanalysebedrijven (bijv. Graydon) en door de bank zelf. De cijfers uit de jaarrekening vormen voor ING dus de basis voor het CRM-systeem. Indien er een vrijstelling voor micro-ondernemingen wordt ingevoerd, betekent dit voor de ING dat zij meer data rechtstreeks bij de ondernemer zelf moet gaan uitvragen. Dit brengt voor de bank extra kosten met zich mee die zullen worden doorberekend aan de klant. Ook zal de doorlooptijd van het kredietverleningsproces langer worden, aangezien de financiёle gegevens pas worden aangeleverd op het moment dat de kredietaanvraag wordt ingediend. Rabobank De Rabobank vraagt in het geval van een kredietaanvraag om de jaarrekeningen over de afgelopen drie jaar. Indien noodzakelijk, wordt daarbij ook nog gevraagd om tussentijdse cijfers over het lopende jaar. De Rabobank maakt bij de kredietbeoordeling net als de ING gebruik van een CRM-systeem. Ook in dit geval bevat dit systeem allerlei financiёle- en branchegegevens. Belangrijk verschil met de ING is dat ten aanzien van de financiёle gegevens voornamelijk gebruik gemaakt wordt van de gegevens van klanten van de Rabobank. Daartoe vraagt zij elk jaar van een groot aantal klanten om de jaarrekening. Enerzijds om het CRM-systeem te updaten, anderzijds om per individuele ondernemer te beoordelen of hij nog steeds in dezelfde
45
risicocategorie valt als eerder ingeschat door de bank. De Rabobank maakt dus geen gebruik van de jaarrekeningen zoals gedeponeerd bij de Kamers van Koophandel. Belangrijk is verder dat de Rabobank ook in het geval van kleine kredieten altijd een individueel gesprek heeft met de ondernemer. Dit gesprek vormt een belangrijk onderdeel in het financieringsproces. De Rabobank doet op dit moment ook niet aan automatische acceptatie. Beslissingen ten aanzien van een financieringsaanvraag worden te allen tijde genomen door een bedrijvenadviseur of andere bevoegde(n). Deze zijn vrij om, indien goed onderbouwd, af te wijken van het advies van het CRM-systeem. Alhoewel in mindere mate dan de ING, leunt ook de Rabobank thans nog sterk op de jaarrekening als informatiebron voor de kredietbeoordeling. In de toekomst is het wel de bedoeling van de Rabobank dat de benodigde financiёle gegevens met behulp van XBRL rechtstreeks vanuit de ondernemingsboekhouding door de ondernemer of zijn intermediair naar de Rabobank kunnen worden gestuurd (zie alternatieven). Tot die tijd is het voor het financieringsproces van de Rabobank niet wenselijk als micro-ondernemingen door de overheid zouden worden vrijgesteld van het opstellen van de jaarrekening. Graydon Volgens Graydon maakt een groot aantal kredietverstrekkers bij de afweging om wel of niet een krediet te verstrekken vaak gebruik van financiёle cijfers die afkomstig zijn van kredietanalysebedrijven. Er ligt een aantal bronnen ten grondslag aan de kredietadviezen zoals deze worden opgesteld door Graydon: jaarrekeningen zoals gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel; beschikbare informatie ten aanzien van eerdere faillisementen uit openbare databanken van rechtbanken; een volledigheidscontrole via telefonische of schriftelijke enquêtes met ondernemers o op willekeurige basis door een callcenter o bij grote afwijkingen in cijfers wordt om uitleg gevraagd aan de ondernemer; wanneer data ontbreken worden ondernemers aangeschreven met de aanmoediging om hun cijfers in te dienen. Bij micro-ondernemingen zijn de cijfers zoals gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel veruit de belangrijkste bron. Graydon geeft aan dat vooral banken, kredietverzekeraars en grote leveranciers op zoek zijn naar automatische acceptatie van kredieten. Hierbij is het van groot belang dat voor het kredietacceptatieproces kan worden beschikt over correcte en complete financiële informatie. Basis hiervoor zijn de cijfers uit de jaarrekeningen die bij de Kamer van Koophandel zijn gedeponeerd. Graydon is van mening dat indien micro-ondernemingen niet langer verplicht zijn om hun jaarrekening te publiceren banken, kredietverzekeraars en leveranciers of extra voorwaarden zullen gaan stellen waardoor de kredieten duurder worden of zelf meer informatie rechtstreeks
46
bij de ondernemer zullen gaan opvragen. De ondernemers zullen op beide punten niet zitten te wachten. Belangenorganisaties (NOvAA en MKB-Nederland) Beide belangenorganisaties erkennen het belang van de jaarrekening voor de kapitaalmarkt. Hierbij wordt vooral het verkrijgen van krediet genoemd als een moment waarop de jaarrekening voor een micro-onderneming zeer relevant is. Beide partijen vragen zich echter wel af of dit een legitieme reden is om een algehele verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening in stand te houden. Immers, als een vrijstelling zou worden doorgevoerd komen banken volgens hen toch wel aan de benodigde financiële gegevens. Aangezien het verkrijgen van een krediet vaak zeer belangrijk is voor de onderneming, zal de ondernemer er alles aan doen om te voldoen aan de informatievraag van de bank. Ook geven zij aan dat de banken nu ook al meer financiële informatie opvragen dan wettelijk in de jaarrekening is voorgeschreven. Ook vragen banken vaak om tussentijdse cijfers, omdat de bank inzicht wil in de huidige stand van zaken van de onderneming en niet die van vorig jaar. De ondernemer moet dus vaak toch al naar zijn intermediair om voor de bank cijfers op te laten stellen. Accountants- en administratiekantoren (Kieskamp accountants, GIBO Groep, MKB Deloitte) De accountantskantoren geven aan dat bij een financieringsaanvraag altijd door de bank gevraagd wordt om een actuele jaarrekening. Daarbij komt het vaak voor dat er ook nog tussentijdse cijfers moeten worden aangeleverd. Daarbij wordt opgemerkt dat wanneer het economisch goed gaat, de jaarrekening vooral wordt opgevraagd omdat dit is voorgeschreven in de procedure. De gevolmachtigd MKB-partner van Deloitte is van mening dat banken bij microondernemingen minder gebruik zouden moeten maken van de jaarrekening. Banken zouden hun financieringsbeslissing meer moeten baseren op het gesprek met de ondernemer. Bij de groep micro-ondernemingen geldt volgens de partner: de ondernemer = de onderneming. Banken zouden dan ook vooral moeten kijken naar wat voor type ondernemer ze voor zich hebben, hoe deze ondernemer om wil gaan (of: omgaat) met risico‟s en bijvoorbeeld welke visie de ondernemer heeft op productontwikkelingen en ontwikkelingen in de markt. Curator De curator kan zich het belang van deze functie van de jaarrekening voorstellen maar heeft hier in de praktijk niet mee te maken. In geval van faillissement zijn kredietverstrekkers uiteraard belangrijke schuldeisers. Echter, ten behoeve van grondige analyses, staan veel meer gegevens dan enkel de jaarrekening ter beschikking van de curator. KvK De KvK onderstreept het belang van de jaarrekening als informatieverschaffing naar de kapitaalmarkt. Volgens de KvK gebruiken financiële instellingen de gedeponeerde jaarrekening als basis van waaruit zij financiële informatie verzamelen over micro-ondernemingen.
47
Alternatieven In de interviews is slechts één echt alternatief naar voren gekomen; invoering van de „bankentaxonomie‟. De bankentaxonomie is een extensie op de Nederlandse taxonomie (NT) en kan worden aangewend voor het (elektronische) kredietverleningproces tussen ondernemers en in Nederland gevestigde bancaire instellingen. De bankentaxonomie is samengesteld uit de gegevenselementen die in het Fiscaal Jaarrapport (FJR) ten behoeve van de jaarrekening op fiscale grondslag voor kleine rechtspersonen zoals bedoeld in BW2 zijn opgenomen, aangevuld met elementen die specifiek voor de bancaire instellingen ten behoeve van het kredietverleningproces van belang zijn. De bankentaxonomie moet het voor ondernemers mogelijk maken om met behulp van XBRL in de toekomst met één druk op de knop de gevraagde financiёle gegevens rechtstreeks vanuit de boekhouding bij de bank aan te leveren. Belangrijk is hierbij het feit dat de ondernemer te allen tijde zelf, of via zijn intermediair, de financiёle gegevens doorstuurt naar de bank. In het geval van de Rabobank is dit voldoende, aangezien zij hun CRM-systeem voornamelijk voeden met financiёle gegevens van hun eigen klanten. De ING daarentegen gebruikt thans financiёle gegevens van alle ondernemers in Nederland. Voor hun CRM-systeem is het dus van belang dat de publicatieplicht niet wordt afgeschaft. Conclusie Zowel banken als kredietadviseurs maken in het geval van micro-ondernemingen veelvuldig gebruik van de jaarrekening als bron om de financiёle positie van de onderneming te bepalen. Alhoewel enkele andere belanghebbenden hebben aangegeven dat de banken misschien minder gebruik zouden moeten maken van de jaarrekening bij het verstrekken van kredieten, wordt dit door de banken zelf niet zo beschouwd. De processen bij de onderzochte banken zijn nu zo ingericht dat de jaarrekeninginformatie de basis is voor een goede klantacceptatie en inschatting van kredietpositie. Indien de vrijstelling doorgevoerd zou worden, zou dit negatieve gevolgen hebben voor het businessmodel van de banken. Een eventuele vrijstelling zou er dan ook toe kunnen leiden dat het verkrijgen van krediet voor een micro-ondernemer lastiger en duurder wordt. Een eventueel alternatief is de invoering van de bankentaxonomie. Het is echter nog niet duidelijk in hoeverre dit de jaarrekening als informatiebron richting kapitaalverstrekkers op korte termijn kan vervangen. Of het feit dat de jaarrekening een belangrijke informatiebron voor kapitaalverstrekkers is, een legitieme reden is om een algehele verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening in stand te houden is een vraag die de politiek zal moeten beantwoorden.
48
5.3 Informeren van crediteuren en andere derden Tot slot speelt de jaarrekening van micro-ondernemingen ook een belangrijke rol bij de informatieverschaffing aan crediteuren en overige derden. Doorgaans bestaat er voor economisch actieve ondernemingen een groep van afnemers en leveranciers die belang hebben bij de continuïteit van de onderneming. Die blijkt onder andere uit de financiёle positie zoals aangegeven in de jaarrekening. Micro-ondernemingen De overgrote meerderheid van de geïnterviewde DGA‟s van micro-ondernemingen (11 van de 13) geeft aan zelf niet of nauwelijks gebruik te maken van de jaarrekening om inzicht te verkrijgen in de financiёle positie van ondernemingen waar zij zaken mee doen. Zij geven aan dat zij zaken doen op basis van goed vertrouwen en bekendheid. Zij hebben bijna allemaal een vaste klanten- en leverancierskring. Twee DGA‟s geven aan dat zij wel in sommige gevallen de jaarrekening opvragen van ondernemingen waar zij zaken mee (willen) doen. De jaarrekening vragen ze in dat geval altijd rechtstreeks op bij de desbetreffende ondernemer. Dit gebeurt omdat deze DGA‟s veelvuldig werk op projectbasis verrichten. Daarbij komt het geregeld voor dat zij werken voor klanten waar zij geen historie mee hebben. In die gevallen vinden zij het soms prettig om achtergrondinformatie te hebben alvorens zij beslissen om zaken te doen. Slechts één DGA geeft aan dat zijn eigen jaarrekening wel eens wordt opgevraagd door derden. Het gaat in dit geval om een onderneming met een aantal grote leveranciers. Deze leveranciers vragen elk jaar de jaarrekening bij hem op. Kredietverstrekkers / adviseurs (ING Bank, Rabobank en Graydon) De ING Bank en de Rabobank zeggen weinig over de jaarrekening als informatiebron voor crediteuren en andere derden. Zij vinden het met name van belang dat de onderneming financiёle verantwoording aflegt naar hen toe. De gevolgen van een eventuele vrijstelling daarvoor zijn beschreven in paragraaf 5.2. Graydon heeft wel een duidelijke mening over het belang van de jaarrekening als informatiebron voor crediteuren en derden. Graydon geeft aan dat zij ongeveer 12.000 klanten heeft die bij hen kredietinformatie opvragen over ondernemingen. Dit betreft ook micro-ondernemingen. Hierbij vraagt bedrijf A een rapport op over bedrijf B waarin Graydon onder andere adviseert of men met bedrijf B „veilig‟ zaken kan doen. Er is dus onder ondernemers volgens Graydon zeker behoefte aan inzicht in de financiёle situatie van klanten en leveranciers. Verder wordt door Graydon aangegeven dat 20 – 30% van de faillissementen onder ondernemers wordt veroorzaakt door problemen in de debiteurenportefeuille (niet of laat betalende klanten). Inzicht in de financiёle situatie van klanten en leveranciers is voor de ondernemer volgens Graydon dan ook noodzakelijk. De jaarrekening is veruit het belangrijkste instrument om inzicht te verkrijgen in de financiёle situatie van een onderneming. Graydon is dan ook van mening dat de jaarrekening
49
van groot belang is voor het zakelijk verkeer. Wanneer de verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening verdwijnt, verwachten zij dat het aantal faillissementen als gevolg van problemen met de debiteurenportefeuille (nog verder) zal toenemen. Tevens zal dit de kredietverstrekking volgens Graydon verder bemoeilijken. Belangenorganisaties (NOvAA en MKB-Nederland) MKB-Nederland en de NOvAA geven beide aan dat de rol van de jaarrekening in het zakelijk verkeer in het geval van micro-ondernemingen (zwaar) overschat is. Daarvoor zijn de cijfers in de gepubliceerde jaarrekening veel te veel verouderd. De ondernemer is geïnteresseerd in het nu, en niet in het verleden. Verder merken zij daarbij op dat micro-ondernemingen vooral zaken doen op basis van vertrouwen. Micro-ondernemingen hebben vaak een vaste klanten- en leverancierskring waarmee zij geregeld contact hebben. De NOvAA geeft aan dat de jaarrekening wel van belang is wanneer het gaat om faillissementen en overnames. In die gevallen wordt er door curatoren, notarissen en advocaten gebruik gemaakt van de jaarrekening om inzicht te krijgen in de financiёle situatie van de onderneming. De curator nuanceert dit beeld echter als het gaat om faillissementen. Accountants- en administratiekantoren Kieskamp accountants geeft aan dat zij niet het idee heeft dat er in het zakelijk verkeer veel gebruik wordt gemaakt van de jaarrekening. Zij geeft aan dat de jaarrekening voor hun klanten vooral van belang is om financiёle verantwoording af te leggen aan hun bank. Ook de GIBO groep stelt dat de jaarrekening een zeer beperkte rol speelt in het zakelijk verkeer. Daarvoor is de informatie die gedeponeerd wordt te veel verouderd en biedt bovendien te weinig informatie. Daarbij merkt de GIBO groep op dat de „samenstelverklaring‟ ook geen enkele waarde heeft voor het zakelijk verkeer. De verklaring zou veel meer gericht moeten zijn op welke werkzaamheden verricht zijn bij het samenstellen van de jaarrekening. Deze verklaring is nu vooral een disclaimer om aansprakelijkheid van de accountant uit te sluiten. De partner MKB van Deloitte is van mening dat ondernemers zelf geen gebruik maken van de jaarrekening in het handelsverkeer. Vooral bij micro-ondernemers geldt dat zij zaken doen op basis van vertrouwen. Veel micro-ondernemers doen al jaren zaken met dezelfde mensen. Hij voegt daaraan toe dat wanneer inderdaad toch inzicht gewenst is in de financiёle situatie van een onderneming, dit niet per se hoeft in de vorm van een balans en verlies- en winstrekening. In sommige gevallen geeft bijvoorbeeld een liquiditeitsstaat meer inzicht. Curator De curator geeft aan dat hij zelf als eventuele „derde‟ de jaarrekening niet per definitie nodig heeft voor zijn werk. Belangrijk voor een curator is met name transparantie en continuïteit in de cijfers en dat er voor ieder jaar een vastgestelde jaarafsluiting beschikbaar is. De transparantie en continuïteit in de cijfers wordt gewaarborgd door de wettelijke verplichting tot het bijhouden van
50
een deugdelijke boekhouding. Voor wat betreft de vastgestelde jaarafsluiting kan ook prima worden volstaan met een aangifte Vpb. KvK De Kamer van Koophandel Nederland is van mening dat de informatie uit het handelsregister en daarmee ook de gedeponeerde jaarrekening veel gebruik wordt door derden. Daarbij moet vooral gedacht worden aan notarissen, advocaten en bedrijven. De informatie zoals opgenomen in het handelsregister is van groot belang voor de buitenwereld om een indruk te krijgen van de onderneming, onder andere inzicht van de concernstructuur en de financiёle situatie. Dit is volgens de KvK van groot belang wanneer ondernemers, maar ook burgers, zaken willen doen met micro-ondernemingen. De KvK geeft aan dat er per jaar ongeveer 2 miljoen jaarrekeningen worden afgenomen. Circa 70% daarvan betreft eindgebruikers. De overige 30% zijn bedrijven die de financiёle gegevens uit de jaarrekening verrijken en verder verkopen. Het is voor de Kamer van Koophandel niet mogelijk om aan te geven in hoeveel gevallen specifiek een jaarrekening van een microonderneming wordt opgevraagd. Belangrijk is hierbij op te merken dat voor het opvragen van een jaarrekening bij de Kamer van Koophandel betaald moet worden. Wanneer iemand een jaarrekening opvraagt zal deze dus zeer waarschijnlijk ook daadwerkelijk serieus geïnteresseerd zijn in de financiёle sitiuatie van een onderneming. Alternatieven Een aantal DGA‟s heeft aangegeven dat het opstellen van de jaarrekening in het kader van het informeren van crediteuren en andere derden prima kan worden overgelaten aan de ondernemer zelf. Voor deze functie is geen algehele verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening nodig. Argumenten om het wel te (blijven) doen zijn bijvoorbeeld voor het verkrijgen van krediet en/of behoefte bij leveranciers en afnemers aan jaarcijfers. In ieder geval hebben de ondernemers die er voor kiezen om een jaarrekening te laten opstellen hier dan een duidelijk doel mee. Ook de NOvAA, de accountantskantoren en de curator vinden dit een logische gedachtegang. De consequentie van dit alternatief is wel dat derden niet meer anoniem de financiële gegevens van een micro-ondernemer kunnen raadplegen. Een ander alternatief is het publiceren van de Vpb-aangifte. Echter de geïnterviewde DGA‟s hebben aangegeven dit absoluut geen goed idee te vinden. De Vpb-aangifte bevat (nog) meer (concurrentie)gevoelige informatie dan de jaarrekening. Conclusie Het is lastig om op basis van bovenstaande onderzoeksbevindingen een duidelijk beeld te krijgen van het gebruik van de jaarrekening als informatiebron richting crediteuren en derden. Enerzijds geeft het overgrote deel van de geïnterviewde DGA‟s van micro-ondernemingen aan zelf niet of nauwelijks gebruik te maken van de jaarrekening in het zakelijk verkeer. Zij doen voor het overgrote deel zaken op basis van vertrouwen. Dit wordt onderschreven door partijen als MKBNederland, NOvAA en de accountantskantoren.
51
Tegelijkertijd geeft Graydon aan dat zij 12.000 klanten heeft die per jaar circa 700.000 bedrijven checken op hun kredietwaardigheid. Een deel daarvan heeft betrekking op microondernemingen. Ook geeft de KvK aan dat de gegevens uit het Handelsregister (waaronder de gedeponeerde jaarrekening) veel gebruik worden door derden. Daarbij moet vooral gedacht worden aan notarissen, advocaten en bedrijven. Dit wordt ondersteund door het feit dat er per jaar 2 miljoen jaarrekeningen bij de Kamer van Koophandel worden opgevraagd. Echter, hiervan is het aandeel micro-ondernemingen onbekend. Een voorzichtige conclusie zou kunnen zijn dat de jaarrekening als instrument voor de verantwoording in het zakelijke verkeer nauwelijks gebruikt wordt door crediteuren, maar wel regelmatig door andere derden (bijvoorbeeld notarissen, advocaten, burgers, etc). De omvang van dit onderzoek is echter niet groot genoeg om deze conclusie ook daadwerkelijk als feit te kunnen presenteren. Aanvullend onderzoek naar het gebruik van de jaarrekening (specifiek voor micro-ondernemers) in het zakelijk verkeer zou hiervoor nodig zijn.
52
6. (Gedeeltelijke) Vrijstelling? In hoofdstuk 4 en 5 zijn de gevolgen van een eventuele vrijstelling voor de regeldruk en het maatschappelijk verkeer beschreven. Aan het eind van ieder interview is tevens aan iedere geïnterviewde gevraagd hoe zij aankijken tegen een eventuele vrijstelling. Daarbij is onderscheid gemaakt naar type verplichting (opstellen, publiceren) en type onderneming (actieve BV, holding-BV en inactieve BV). In onderstaande tabel zijn de meningen van de verschillende partijen weergegeven. actieve BV Microondernemingen
Vrijstelling opstellen?
ING Bank
Vrijstelling opstellen?
holding-BV
inactieve BV
Vrijstelling publiceren?
Vrijstelling publiceren?
Rabobank
Vrijstelling opstellen? Vrijstelling publiceren?
Graydon
Vrijstelling opstellen? Vrijstelling publiceren?
Kieskamp accountants
Vrijstelling opstellen?
GIBO groep
Vrijstelling opstellen?
Vrijstelling publiceren?
Vrijstelling publiceren?
Curator
Vrijstelling opstellen? Vrijstelling publiceren?
MKBNederland
Vrijstelling opstellen?
NOvAA
Vrijstelling opstellen?
Vrijstelling publiceren?
Vrijstelling publiceren?
MKB Deloitte
Vrijstelling opstellen? Vrijstelling publiceren?
KvK
Vrijstelling opstellen? Vrijstelling publiceren?
= Gewenst = Niet gewenst = Twijfel 53
Toelichting Micro-ondernemingen In eerste instantie antwoordden alle DGA‟s op de vraag of zij voorstander zijn van een vrijstelling van het opstellen en publiceren van de jaarrekening voor alle categorieën microondernemingen, „ja‟. Echter, wanneer wordt doorgevraagd geven veel van de ondernemers aan dat zij het voor de actieve BV‟s wel logisch vinden dat er een jaarrekening wordt opgesteld die beschikbaar is voor crediteuren, banken en overige derden. Wel wordt daarbij aangegeven dat de actieve BV‟s in hun ogen in ieder geval moeten worden vrijgesteld van de plicht tot het publiceren van de jaarrekening. ING Bank De cijfers uit de jaarrekening vormen voor ING de basisgegevens voor het risicomodel op basis waarvan zij beslissingen maken ten aanzien van het verstrekken van kredieten aan microondernemingen. Daarbij zijn zowel de cijfers van actieve BV‟s als holding-BV‟s van belang. Tevens verwerkt ING zoveel mogelijk cijfers van alle ondernemingen in haar risicomodel. Dus ook van ondernemingen die geen klant zijn bij de ING. Voor hen is het dus ook van belang dat de jaarrekening openbaar wordt gemaakt. Voor inactieve BV‟s lijkt het de ING wel zinvol deze groep vrij te stellen van het opstellen en publiceren van de jaarrekening. Deze groep neemt namelijk toch geen deel aan het maatschappelijk verkeer. Rabobank De Rabobank vindt het van belang dat ondernemers jaarlijks een financiёl overzicht opstellen. De Rabobank zal voor beslissingen ten aanzien van financieringen ook altijd gebruik blijven maken van financiёle gegevens van ondernemers. In de toekomst is het de bedoeling dat de benodigde gegevens rechtstreeks vanuit de boekhouding door de ondernemer en/of zijn intermediair met behulp van XBRL naar de bank kunnen worden gestuurd. Tot die tijd kan de verplichting tot het opstellen van de jaarrekening voor de groep actieve BV‟s en holding-BV‟s volgens de Rabobank nog niet worden afgeschaft. Ten aanzien van de publicatieplicht twijfelen zij of daarvoor vrijstelling gewenst is. Anders is dat voor de groep inactieve BV‟s. Voor deze groep is ook de Rabobank van mening dat zij geheel kunnen worden vrijgesteld van het opstellen en publiceren van de jaarrekening. Graydon Ten aanzien van rechtspersonen die actief deelnemen aan het maatschappelijk verkeer is Graydon geen voorstander van het vrijstellen van de verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening. Het standpunt van Graydon is dat de jaarrekening maatschappelijk zeer relevant is aangezien de data veelvuldig worden gebruikt. Indien micro-ondernemingen worden vrijgesteld ontstaat er volgens Graydon een gebrek aan inzicht. Hierdoor zullen in het zakelijk verkeer juist aanvullende voorwaarden worden gesteld, die leiden tot een hogere regeldruk voor de ondernemer. Tevens zal het verkrijgen van krediet bij de bank duurder worden, omdat banken meer tijd en geld kwijt zijn aan het verkrijgen en verwerken van de financiёle gegevens. Ook hier geldt weer dat de inactieve BV‟s wel kunnen worden vrijgesteld.
54
Kieskamp accountants Kieskamp accountants heeft niet direct een mening over het vrijstellen van microondernemingen. Zij geeft wel aan dat zij de indruk hebben dat de jaarrekening niet of nauwelijks wordt gebruikt in het zakelijk verkeer. Tevens geven zij aan dat wanneer een eventuele vrijstelling wordt doorgevoerd het voor hen geen probleem is om incidenteel een jaarrekening op te stellen wanneer bijvoorbeeld een bank of leverancier er om zou vragen. De inactieve BV‟s kunnen ook volgens Kieskamp direct worden vrijgesteld. GIBO-Groep De GIBO-Groep is voorstander van het vrijstellen van alle categorieën micro-ondernemingen. Allereerst zou dit volgens hen een besparing opleveren van minimaal € 500 voor microondernemingen die thans hun jaarrekening op laten stellen door een accountant. Daarnaast is de GIBO-Groep van mening dat de jaarrekening een zeer beperkte rol speelt in het zakelijk verkeer. Daarvoor is de informatie die gedeponeerd is te veel verouderd en te weinig zeggend. Ook biedt de huidige jaarrekening volgens de GIBO-Groep maar beperkte mogelijkheden voor het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid. Tot slot is vanwege de beperkte actualiteit de jaarrekening volgens de GIBO-Groep ook vaak ongeschikt als sturingsinstrument. Curator Het voorstel van de Europese Commissie wordt door de curator als positief ervaren. Vanuit het oogpunt van de curator voegt de jaarrekening namelijk niet veel toe. De curator ziet dan ook geen bezwaren om micro-ondernemingen vrij te stellen, mits de administratieplicht en de verplichting tot aangifte Vpb blijven bestaan. MKB-Nederland MKB-Nederland geeft aan dat zij niet verwacht dat het voorstel van de EC zal leiden tot een merkbare reductie van de regeldruk. Dit vanwege de fiscale verplichting die zal blijven bestaan, de informatievraag vanuit banken en de informatieverplichting richting derden. Echter, het feit dat dit voorstel mogelijk geen effect heeft op de regeldruk in Nederland is geen reden om in Europa tegen het voorstel te zijn. NOvAA De NOvAA staat ambivalent tegenover het voorstel om micro-ondernemingen vrij te stellen. Enerzijds geeft de jaarrekening zoals hij in de huidige vorm door de kleine ondernemer gedeponeerd moet worden erg weinig informatie. Ook banken kunnen wel aan hun informatie komen, daarvoor hebben ze de deponeringsplicht niet nodig. Tot slot deponeren veel ondernemers pas na 13 maanden hun jaarrekening, wat de publieke cijfers dus erg verouderd maakt. Anderzijds is het van groot belang dat ondernemers een deugdelijke boekhouding bijhouden. De jaarrekeningenplicht draagt daaraan bij. MKB Deloitte De gevolmachtigd MKB partner van Deloitte geeft aan dat hij het voorstel van de Europese Commissie begrijpt. In zijn ogen heeft de jaarrekening van de micro-onderneming haar langste
55
tijd gehad. Hij is van mening dat zowel door de ondernemer zelf als in het zakelijk verkeer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarrekening. Banken zouden in zijn ogen voor deze groep veel meer financieringen moeten baseren op basis van een gesprek met de ondernemer. Bij de groep micro-ondernemingen geldt vaak dat de ondernemer = de onderneming. Banken zouden dan ook vooral moeten kijken naar kwalitatieve aspecten zoals het type ondernemer, hoe de ondernemer omgaat met risico‟s en welke visie de ondernemer heeft op productontwikkelingen en ontwikkelingen in de markt. KvK De Kamer van Koophandel is van mening dat de jaarrekening van groot belang is voor het maatschappelijk verkeer. Banken, ondernemers en derden gebruiken het om inzicht te verkrijgen in de financiёle situatie van de onderneming. Daarnaast is de jaarrekening volgens de Kamer van Koophandel nog van belang in het kader van fraudebestrijding. De Kamer van Koophandel is dan ook geen voorstander van het vrijstellen van micro-ondernemingen. Een uitzondering hierop is de categorie inactieve BV‟s. Conclusie Alle geïnterviewde partijen zijn het er over eens dat inactieve BV‟s zouden kunnen (en moeten) worden vrijgesteld van het opstellen en publiceren van de jaarrekening. Voor de actieve BV‟s en holding-BV‟s is niet zo‟n eenduidige conclusie te trekken. Er wordt door de partijen verschillend aangekeken tegen de eventuele gevolgen van een vrijstelling voor deze categorie. De DGA‟s van de micro-ondernemingen zelf, maar ook partijen als de curator, accountantskantoren en MKB-Nederland, zijn van mening dat de groep micro-ondernemingen geheel zou kunnen worden vrijgesteld van de verplichting tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening. Deze partijen hebben in de interviews aangegeven dat het opstellen van de jaarrekening in dat geval naar behoefte kan plaatsvinden. De keuze voor het wel of niet opstellen en publiceren van de jaarrekening wordt bij de DGA gelegd. Argumenten die de DGA‟s hebben gegeven om, wanneer de micro-onderneming wordt vrijgesteld, toch een jaarrekening op te blijven stellen zijn: dit is een noodzaak bij het verkrijgen van krediet; er is bij leveranciers en afnemers behoefte aan jaarcijfers; dit geeft de ondernemer een overzicht van het behaalde resultaat van het afgelopen jaar en fungeert als een soort „psychologische afsluiting‟ van het jaar. Bij een algehele vrijstelling zullen ondernemers die ervoor kiezen om een jaarrekening te laten opstellen daarmee een duidelijk doel voor ogen hebben. De consequentie van een algehele vrijstelling is dat derden niet meer eenvoudig (en eventueel anoniem) de financiёle gegevens van een micro-onderneming kunnen raadplegen. Verder geeft de ING aan dat het alleen beschikbaar zijn van jaarcijfers wanneer er daadwerkelijk krediet wordt aangevraagd, het kredietverleningsproces vertraagt en dit ook duurder maakt. De banken,
56
Graydon en de Kamer van Koophandel zijn van mening dat een vrijstelling tot het opstellen en publiceren van de jaarrekening voor actieve BV‟s en holding-BV‟s geen goede zaak zou zijn.
57
Bronvermelding Gedurende het onderzoek zijn voor achtergronden en opinies de volgende bronnen geraadpleegd: Hugo v.d. Ende, Samenval: waar blijft het getrouwe beeld, in: Accountancynieuws 27 okt 2008 J.B. Huizink, De jaarrekening en de 'kleine onderneming', Tijdschrift voor jaarrekeningenrecht nr. 6, dec 2008, p. 128-133 Jan Kalisvaart, Fiscaal jaarrapport voor kleine rechtspersonen: 'twee in een', in: Accountant Adviseur april 2008, p. 16-19 Klaassen, Hoogendoorn en Bak; Externe verslaggeving; 2001 Henk Verhoek, Voorstellen Europese Commissie inzake vereenvoudiging jaarverslaggeving midden- en kleinbedrijf, in: MAB (Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie) 2008, p. 418-424 Verder zijn de volgende politieke documenten geraadpleegd: Impact Assessment, “Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Council Directive 78/660/EEC on the annual accounts of certain types of companies as regards micro-entities”, Brussels, 26.2.2009, SEC(2009) 207 Lastenverlichtingsbrief, DG wetgeving, internationale aangelegenheden en vreemdelingenzaken, 29 oktober 2008, kenmerk 5569624/08/6 Lastenverlichtingsbrief, TK II 2008/09, 31731, nr. 3, 29 oktober 2008 Kamerstukken II, 2005–2006, 29 515, nr. 130 Met betrekking tot overige documenten en websites is gebruik gemaakt van: Meten = Weten 2.0; handleiding voor het definieren en meten van administratieve lasten, Regiegroep Regeldruk, 2008 NovAA, Leidraad 14, Opdrachten in de MKB praktijk, 8 december 2008 www.kvk.nl www.wetten.nl www.accountancynieuws.nl
58
Bijlage 1: Leden begeleidingscommissie In de onderstaande tabel zijn de leden van de begeleidingscommissie opgenomen. Met hen zijn gedurende het project bevindingen besproken en zijn zaken afgestemd. Persoon
Organisatie
Mw. Drs. P.M. (Petra) van Baak
Regiegroep Regeldruk (Voorzitter)
Mw.mr.drs. J.(Jeannine) de la Bursi-Franssen
Ministerie van EZ
Mw.mr.drs. N.(Nicole) Hagemans
Ministerie van Justitie
Dhr.mr.drs. W.(Wim) Buis
Ministerie van Financiën
59