Schoolkosten binnen het MBO De Stand van Zaken
Een studie naar de extra schoolkosten die binnen het mbo worden doorberekend aan de student. De afgelopen tien jaar is er weinig verbeterd. Een evaluatie van het gevoerde beleid en een advies om de regelingen te verbeteren. JOB april 2011 Sander Nelissen
1
Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding 1. Klachten van studenten 2. Beheersing van schoolkosten 2.1 knelpunten 2.2 maatregelen 3. Huidige schoolkosten 3.1 kosten 3.2 conclusie 4. Evaluatie knelpunten 4.1 transparantie 4.2 kloof tussen betaler en beslisser 4.3 inspraakrecht 4.4 conclusie 5. Evaluatie maatregelen 5.1 servicedocument mbo-raad en JOB 5.1.1 tegenstrijdigheden filosofie en uitwerking 5.1.2 gevolgen tegenstrijdigheid 5.1.3 de aanbevelingen van het servicedocument 5.2 Onderwijsinspectie 5.3 conclusie 6. Conclusie en advies 7. Literatuurlijst
Bijlage 1. Servicedocument
2
Inleiding Tien jaar geleden is er ophef geweest over de stijgende extra schoolkosten (SP, 2001). Zowel in de media als in verschillende rapportages is hierover gesproken. Naar aanleiding van de ophef is er besloten om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de kosten te beheersen (SEO,2002). Een van de maatregelen was het maken van een servicedocument. Indertijd is aangegeven dat het effect van de maatregelen geëvalueerd moet worden. Nu, zeven jaar later, krijgt JOB nog steeds veel klachten over extra schoolkosten. Ook is er onlangs een onderzoek gepubliceerd dat aangeeft dat studenten moeilijk rond kunnen komen en schulden maken (Nibud, 2011). Aanleiding genoeg om nu eens kritisch te kijken of de situatie aangaande schoolkosten wel is verbeterd en of de maatregelen hebben geholpen. In dit onderzoek probeert JOB hier antwoord op te geven. We hopen dat dit onderzoek de politiek zal motiveren om tot een oplossing te komen voor de problemen rondom de ‘extra schoolkosten’. In hoofdstuk 1 geven we een schets van de klachten die we binnenkrijgen. In hoofdstuk 2 bekijken we welke knelpunten tien jaar geleden zijn vastgesteld en welke oplossingen toen zijn aangedragen. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de huidige schoolkosten in vergelijking met tien jaar geleden. Het daaropvolgende hoofdstuk bekijkt of de knelpunten inmiddels zijn opgelost. In hoofdstuk 5 worden de maatregelen die indertijd zijn genomen geëvalueerd. Vervolgens sluiten we af met een korte conclusie en advies.
1. Aanleiding: klachten van studenten Bij JOB kregen we in 2010 1314 klachten binnen waarvan 7% ging over onjuiste extra kosten die worden doorberekend door de school. In 2009 was dat 4%. Gezien de grote verscheidenheid aan mogelijke klachten is 7% vrij veel. Wat ons opviel is dat er toch veel scholen geen specificatie sturen, kosten verplicht maken en onjuiste kosten doorberekenen. Tevens blijkt dat sommige scholen er niet voor terugdeinzen om incassobureaus of deurwaarders in te schakelen. Een verschuiving van klachten vindt plaats wat betreft de type kosten. ICT wordt binnen de school steeds belangrijker en we zien dit terug in klachten over opleidingen die de ICT-kosten doorberekenen naar de student. Zo krijgen we signalen dat er steeds meer studenten moeten bijdragen aan de licenties van de computers op school. Een ernstigere klacht is dat er steeds meer opleidingen zijn die studenten verplichten laptops mee te nemen of aan te schaffen via school. Naar aanleiding van de ‘laptop-klacht’ hebben we via onze website 353 studenten gevraagd of school hun verplicht heeft een laptop aan te schaffen. 60% gaf aan van niet terwijl 40% wel verplicht werd een laptop aan te schaffen. Van die 40% zei een kwart een media/ICT-opleiding te volgen. Tevens merken we op dat er relatief veel rekeningen niet gespecificeerd zijn. Tot slot “vergeten” scholen ook nog eens om de vrijwillige kosten ook echt als vrijwillig te benoemen (Sardes, 2010). Hieronder hebben we twee klachten om te illustreren wat voor kosten studenten op hun bord 3
kunnen krijgen: Koksopleiding Rob doet de tweejarige BBL koksopleiding. Dit is 1 dag naar school en 4 dagen werken. Voor deze opleiding moet hij boeken, kleding en gereedschappen kopen. Nu krijgt hij van school een rekening van 2121 euro. Hieronder: diverse materiaalkosten van 1600euro . Hij vertelt ons dat hij de rekening niet wil betalen. Het betreft namelijk ingrediënten van de kooklessen. De school heeft op dit moment een incassobureau ingeschakeld. Bloembinden Koen doet een opleiding bloembinden. Naast 1031 lesgeld, kosten voor zijn gereedschappen, boeken, een rekening van 262 euro moet koen ook elke week verse bloemen meenemen ( 35euro/week). Onder de rekening van 262 euro valt: abonnementen, software, gebruik mediatheek, klein materiaalexcursie, diplomering, ouderavonden, kosten introductiedagen, praktijkleren en praktijkschool. De ouder van deze jongen heeft JOB gebeld om hulp want de school verplichtte deze kosten. JOB heeft de vader bijgestaan met behulp van advies en brieven. De vader heeft gesprekken gevoerd tot en met het CvB en kreeg na 7 maanden eindelijk gelijk. De school koopt nu de bloemen voor de zoon. Ook heeft de vader een groot deel van de “vrijwillige” bijdrage niet hoeven betalen. Maar de school heeft zijn beleid helaas niet veranderd. Koen is nu de enige in de klas die bloemen krijgt.
4
2. Beheersing van Schoolkosten 2.1 Knelpunten Zo´n tien jaar geleden is er veel bezorgdheid geuit dat de studiekosten niet nog meer mogen stijgen. Daarom is er een onderzoek gedaan naar de extra schoolkosten “Kennis over kosten” (SEO, 2002 ). Uit dit onderzoek kwamen drie knelpunten naar voren die maken dat studiekosten onbeheersbaar zijn. In het onderzoek werden tevens mogelijke oplossingen beschreven. De knelpunten en oplossingen staan hieronder beschreven. 1e knelpunt Transparantie Schoolkosten Schoolkosten zijn slecht opvraagbaar. Schoolleidingen weten zelf vaak niet eens wat de extra kosten zijn. Tevens zijn studenten en ouders niet goed op de hoogte wat de extra kosten zijn wanneer ze aan de opleiding beginnen.
Oplossing “Indien zou blijken dat de scholen niet op grote schaal overgaan tot het geven van informatie over de schoolkosten in de schoolgids of -site, is het ook mogelijk om voor schoolkosten een systeem à la de kwaliteitskaart op te zetten. De Onderwijsinspectie kan dan de vereiste informatie bij de schoolleidingen (dwingend) opvragen en in een ‘schoolkostenkaart’ zetten.”
2e knelpunt Kloof tussen beslisser en betaler te groot. De personen die bepalen welke boeken gekocht worden zijn niet degene die moeten betalen. Dit zou maken dat de beslisser het kostenplaatje niet goed in het oog houdt. Oplossing Een vast boekenbedrag. Komt school eroverheen dan is het eigen verantwoordelijkheid.
3e knelpunt Onderbenutting inspraakmogelijkheden Scholen maken minimaal gebruik van de inspraakmogelijkheden van de medezeggenschapsraad.
Oplossing De centrale studentenraden krijgen instemmingsrecht met betrekking tot de vrijwillige bijdrage.
2.2 Maatregelen In 2001 is onderzoek gedaan naar de schoolkosten. Deze bleken fors gestegen te zijn in vergelijking met de monitor uit 1999. Deze kennis in combinatie met de resultaten uit het onderzoek “Kennis over kosten” (SEO, 2002) heeft ertoe geleid dat de minister in een brief aan de Tweede Kamer (Van der Hoeven, 2004) belooft dat er maatregelen genomen worden. Allereerst moet de Onderwijsinspectie de schoolkosten gaan inspecteren: “Het onderwerp schoolkosten zal binnenkort ook met de Inspectie BVE worden besproken. De insteek daarbij zal zijn dat de Inspectie scherp toeziet op de naleving van de regelgeving inzake de vrijwillige bijdrage. Daarnaast
5
zou het goed zijn als de Inspectie zoveel mogelijk informatie verzamelt over de totale schoolkosten op een instelling en daarover inzicht verschaft op haar website met de daar recent gestarte kwaliteitskaart BVE.”
Ten tweede werd er actie ondernomen vanuit de MBO-raad en JOB. Er is daarom in 2004 een servicedocument gemaakt waarin richtlijnen voor scholen staan wat betreft de kosten die scholen wel en niet mogen doorberekenen aan studenten. “Voor het BVE-veld geldt dat JOB en de Bve Raad in mei een service- document vrijwillige bijdrage hebben vastgesteld en aan de instellingen hebben aangeboden. Hoewel de status van een service-document een minder dwingende is dan een branchecode, is er vertrouwen van mijn kant dat dit document, juist doordat het ook door de deelnemersorganisatie is opgesteld, zijn werking zal hebben. (…) Ik zal de effecten van het service-document monitoren, mogelijk door het inschakelen van de Inspectie van het onderwijs.”
6
3.Schoolkosten vergeleken Laten we nu eens kijken of de maatregelen de kosten hebben teruggedrongen. De cijfers in dit hoofdstuk komen uit de “Schoolkostenonderzoek” (Nibud, 2001) en de “Schoolkostenmonitor 20092010” (Sardes) 1. Het is geen volledig overzicht kijk daarvoor in de schoolkostenmonitor, maar we bekijken alleen de meest relevante kostenposten. 3.1 Kosten Als we naar de totale extra schoolkosten kijken zien we dat de ‘extra schoolkosten’ in 2001-2002 weinig verschillen met de gemiddelde ‘extra schoolkosten’ die de studenten nu moeten betalen. De totale schoolkosten liggen in de bol, afhankelijk van sector en niveau, tussen € 700euro en ruim € 1.100euro per jaar2.
Boekenkosten De boekenkosten waren in 2001 gemiddeld 305 euro per persoon. Nu tien jaar later zijn de gemiddelde boekenkosten zo goed als gelijk, namelijk 290euro . Echter is het goed mogelijk dat de werkelijke kosten voor ‘boeken’ hoger zijn geworden als de kosten voor software applicaties, welke moeten worden aangeschaft als vervanging voor boeken, ook onder boekenkosten worden gerekend3. ICT-kosten 20% van de BOL-studenten en 16% van de BBL-studenten betalen mee aan de ICT-kosten van school. Zij betalen respectievelijk 135 euro en 119 euro per jaar. Waaraan dit precies gespendeerd wordt is niet geheel duidelijk. Naast deze kosten geven ouders/studenten zelf ook nog eens gemiddeld 200euro per jaar uit aan ‘ICT’. JOB vindt dit opmerkelijk hoge kosten. De scholen dienen zelf een studieruimte in te richten en hun les van digitaal lesmateriaal te voorzien. Helaas krijgen we steeds meer signalen dat er opleidingen zijn die hun studenten verplicht laptops laten aanschaffen of meenemen naar school. Daarbij moeten studenten steeds vaker meebetalen aan de licenties van de computers in de studieruimtes. JOB vindt dit een zorgwekkende ontwikkeling. Scholen dienen zelf studieruimtes in te richten met computers. Als er in de les een computer nodig is dient school deze zelf te verschaffen. Het verplicht stellen van het meenemen van een laptop is naar onze mening in strijd met de regels over de schoolkosten. Leermiddelen en gereedschappen Gemiddeld betalen ouders/studenten 50 euro aan zelfaangeschafte materialen/gereedschappen en 75 euro aan de school voor materialen/gereedschappen. We kunnen niet vergelijken of de kosten van deze post minder of meer zijn geworden in vergelijking met tien jaar geleden. Wij hebben signalen dat er met regelmaat kosten binnen deze categorie worden doorberekend die de school zelf zou moeten betalen. 1 De scholen die ondervraagd zijn in de schoolkostenmonitor hebben vrijwillig meegewerkt. De onderzoekers geven verder aan dat niet alle scholen bereidwillig waren om mee te werken. In hoeverre dit de mate van representativiteit beïnvloed is onduidelijk. 2 Een minderjarige mbo-student is daarbij ook nog eens gemiddeld 900,- aan reiskosten per jaar kwijt (Sardes, 2010). 3 Het zou belangrijk zijn om kritisch te kijken naar dergelijke applicaties. Nadelen zijn dat er een computer nodig is om de applicatie te draaien. Maar belangrijker nog, de licenties van de applicaties gaan per jaar. Je kunt na dat jaar dus niet iets opzoeken. Daarbij kunnen ze prijzig zijn.
7
3.2 Conclusie Kosten zijn gemiddeld gezien gelijk gebleven. Helaas worden er nog steeds kosten doorberekend die school zelf zou moeten betalen.
4. Evaluatie knelpunten In het vorige hoofdstuk hebben we vastgesteld dat de schoolkosten nog even hoog zijn. We gaan nu bekijken in hoeverre de knelpunten met betrekking tot de beheersing van de schoolkosten zijn opgelost.
4.1 Transparantie Schoolleiding Schoolleidingen zeggen vaak zelf niet precies op de hoogte te zijn van de kosten. Veel is er op dit gebied dus niet veranderd. Geen specificatie Uit de schoolkostenmonitor (Sardes, 2010) blijkt dat 69% van de scholen géén specificatie stuurt maar een rekening met één kostenpost. Verkeerde kostenposten Verder blijkt dat veel scholen kosten die onder de vrijwillige bijdrage plaatsen niet in deze categorie plaatsen. Dus deze brengen ze apart in rekening. Wat in veel gevallen de schijn geeft dat het verplichte kosten zijn. Zo is bijvoorbeeld de gemiddelde vrijwillige bijdrage bij BOL techniek 26euro, maar daarnaast brengt school ook nog 215euro ICT, 92euro leermiddelen, 134euro extra schoolactiviteiten in rekening. Dus de eigenlijk vrijwillige bijdrage is gemiddeld 467euro en niet 26euro (Sardes, 2010). Dit was in het verleden ook al geconstateerd (Regioplan, 2004) Studiegids Volgens de onderwijsinstellingen geeft 94% inzicht in de te verwachten kosten (Sardes, 2010). Onbekend is of dit in de studiegids staat. Maar gezien het feit dat maar 31% gespecificeerde rekeningen stuurt lijkt ons dat een gedetailleerd overzicht in de studiegids bij de meeste opleidingen niet voorkomt.
4.2 Kloof tussen betaler en beslisser In het onderzoek “kennis van kosten” is vastgesteld dat de kosten voordeliger uitpakken wanneer degene die betaalt ook degene is die beslist wat er gekocht wordt. Deze kloof tussen beslisser en betaler is niet kleiner geworden. Het resultaat is dat veel scholen niet gemotiveerd zijn om de kosten te drukken. De onderzoeksresultaten onderbouwen dit. Zo blijkt dat 38% van de studenten meemaakt dat ze boeken/materiaal moeten aanschaffen die ze vervolgens niet gebruiken (JOB-Monitor 2010). Dat 36% van de scholen weinig gebruikte boeken niet schrappen van de boekenlijst en te veel betaald geld wordt maar door 58% van de scholen teruggestort (Sardes, 2010). 8
De toentertijd voorgestelde oplossingen zijn mondjesmaat toegepast. We hebben geen signalen dat er studentenraden betrokken zijn bij de vaststelling van de boekenlijst. Ook het beter organiseren van het inkopen van boeken wordt slechts door 6% van de scholen gedaan (Sardes, 2010).
4.3 Inspraakrecht Vanaf afgelopen maart 2011 is elke school verplicht om een centrale studentenraad geïnstalleerd te hebben. Deze raden hebben een instemmingsrecht met betrekking tot het wijzigen van de vrijwillige bijdrage. Aangezien per opleiding en misschien wel per klas er verschillende kosten worden doorberekend is het voor een centrale studentenraad een behoorlijke taak dit allemaal te controleren. De verantwoordelijkheid voor juiste rekeningen ligt wat JOB betreft bij het bestuur van de school en uiteindelijk bij de minister. 4.4 Conclusie Het inspraakrecht is gerealiseerd. Het is overigens niet zonder meer aangenomen dat dit inspraakrecht direct leidt tot de beheersing van de schoolkosten. Zeker gezien het feit dat de transparantie minimaal is. Tot slot is de kloof tussen beslisser en betaler nog niet verholpen welke leidt tot hogere kosten dan nodig is.
9
5. Evaluatie maatregelen De minister schrijft in een brief van juni 2004 aan de voorzitter van de Tweede Kamer: Nu we hebben vastgesteld dat de schoolkosten niet minder zijn geworden en de knelpunten niet zijn opgelost is het verstandig eens te kijken naar de maatregelen die genomen zijn.
5.1 Servicedocument mbo-raad en JOB In mei 2004 heeft JOB in samenwerking met de MBO-raad een servicedocument opgesteld. In dit document zijn aanbevelingen gedaan aan de scholen. We zullen eerst eens kijken naar de uitgangsfilosofie van het document en vervolgens naar de aanbevelingen en in hoeverre daar iets van terecht is gekomen (zie bijlage 1 voor het servicedocument). 5.1.1 Tegenstrijdigheden uitgangspunt onderwijs en uitwerking Het Nederlandse onderwijs moet toegankelijk zijn voor iedereen. Dit standpunt is nog eens in 2001 door Minister Ritzen (brief uit 2001) kenbaar gemaakt. Het vormt vervolgens de uitgangsfilosofie voor het servicedocument: “ De wetgever gaat uit van een sobere doch doelmatige bekostiging van het gesubsidieerde onderwijs. Dit betekent onder meer, dat onderwijsdeelnemers binnen het gesubsidieerde onderwijs in staat gesteld moeten worden de eindtermen van de gekozen opleiding te behalen zonder dat een eigen bijdrage in de kosten van het te volgen onderwijs noodzakelijk is. Vanzelfsprekend kunnen extra programmaonderdelen worden aangeboden, die naar keuze kunnen worden gevolgd. Het deelnemen daaraan en dus financiële verplichtingen, die deze activiteiten met zich meebrengen berust altijd op vrijwilligheid. Primair blijft gelden, dat het gehele programma voor de afronding van de opleiding moet kunnen worden gevolgd en afgesloten zonder een extra bijdrage vanuit de onderwijsdeelnemer (…).” Als we kijken naar de praktische uitvoering van het beleid met betrekking tot schoolkosten moeten we vaststellen dat dit niet overeenkomt met het bovenstaande statement. Achterin hetzelfde servicedocument (zie bijlage x) staat dat de volgende kosten wel verplicht in rekening gebracht kunnen worden bij de student : ‘kopieerkosten/auteursrechten’ en ‘aanvullend lesmateriaal’. In de praktijk zie je dus ook dat studenten gereedschappen kopen en boeken aanschaffen. Ondanks dat dit in strijd is met het uitgangspunt van Nederlands onderwijs, worden deze kosten over het algemeen geaccepteerd. 5.1.2 Gevolgen tegenstrijdigheid Het gevolg van de hierboven beschreven tegenstrijdigheid is dat er onduidelijkheid bestaat over wat wel en wat niet door de scholen mag worden doorberekend. Zo kan men een laptop beschouwen als een gereedschap om je opleiding te volgen. Tegelijkertijd dient de opleiding er zorg voor te dragen dat zij alle essentiële benodigdheden beschikbaar stellen om je opleiding te volgen. Goede definities van kosten en regels wat wel en niet in rekening gebracht mag worden zijn hierbij essentieel. 5.1.3 De aanbevelingen van het servicedocument Hieronder behandelen we welke aanbevelingen in het servicedocument zijn gedaan en wat daar nu zeven jaar volgens JOB van terecht is gekomen.
10
1.communicatie en informatie Geef de deelnemer via brochure en de internetsite informatie over de vrijwilligheid van de bijdrage en een specificatie van de kosten. Maak duidelijk dat de deelnemer vrijwillig kan besluiten om mee te doen aan de gezamenlijke inkoop van (verplichte) leermiddelen. Deze informatie kan zowel in de brochure van de opleiding staan als op internet. Zoals eerder in dit document besproken is versrekken maar 31% van de scholen gespecificeerde rekeningen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de informatievoorziening veel te wensen overlaat.
2.inspraak De deelnemer krijgt via de deelnemersraad invloed op de hoogte en besteding van de vrijwillige bijdrage. Het definitieve wetsontwerp moet nog door de Kamer worden aangenomen. Het is aan de Bve instelling om de vrijwillige deelnemersbijdrage vast te stellen. In deze vaststelling worden de deelnemers betrokken via de deelnemersraden. Nu acht jaar later is de centrale studentenraad eindelijk verplicht. De vraag is in hoeverre de scholen de rekeningen voor gaan leggen. Ook voorzien wij problemen met de hoeveelheid aan rekeningen die de studentenraad moet gaan beoordelen
3. apart regelen van de onderwijsovereenkomst Het betalen van de vrijwillige bijdrage dient geregeld te worden buiten de onderwijsovereenkomst in een aparte overeenkomst. De vrijwillige bijdrage is een afspraak voor de periode van een jaar. Dit verhoudt zich niet met de onderwijsovereenkomst die een langere termijn bestrijkt. We hebben signalen van de Onderwijsinspectie dat er nog steeds opleidingen zijn waarbij de vrijwillige bijdrage gekoppeld is aan de OOK.
4.wat te doen bij niet betalen Niet betalen leidt tot uitsluiting van de extra kwalitatieve voorzieningen. Helaas krijgt JOB nog steeds signalen dat scholen incasso’s en soms zelfs deurwaarders op de studenten afsturen.
5.vrijwillige bijdrage zo laag mogelijk houden De Bve instellingen doen al het mogelijke om de vrijwillige bijdrage zo laag mogelijk te houden. Het verdient aanbeveling om als instelling actief beleid te ontwikkelen om de kosten voor de deelnemer zoveel mogelijk te beperken. Dit geldt niet alleen voor de vrijwillige deelnemersbijdrage maar ook voor de boeken en de overige leermiddelen. Dit beleid kan jaarlijks na het installeren van de deelnemersraad met de laatste besproken worden. Helaas zien we hier bij te veel opleidingen niks van terug. De gemiddelde kosten per student in Nederland zijn hetzelfde gebleven. Daarbij worden nu steeds meer kosten niet als vrijwillige bijdrage doorberekend maar als verplichte kosten. Daarbij worden er nog veel te vaak 11
rekeningen doorberekend aan de student die de school behoort te betalen. Tevens wordt er veel te weinig gedaan aan het terugdringen van de boekenkosten.
6. individueel betaalsysteem ICT maakt het mogelijk om via een studentchipkaart de vrijwillige bijdrage veel meer uit te splitsen op behoefte van de deelnemer. Dit soort systemen zijn nu nog volop in ontwikkeling. Principieel is het afstemmen van de vrijwillige bijdrage op de behoefte van de deelnemer een goede zaak, zonder goede (ICT) mogelijkheden om dit in goede banen te leiden, geeft dit echter nu (te) veel (controle) administratieve beheerslast. De Bve Raad is daarom op dit moment voorstander van een vrijwillige bijdrage die voor de gehele opleiding voor elke deelnemer hetzelfde is. Op het moment dat ICT systemen een gedifferentieerde keuze mogelijk maken en de Bve instelling een dergelijk systeem heeft aangeschaft is een differentiatie mogelijk. JOB heeft van een dergelijk systeem in de praktijk nog niets gezien.
7. beperk de administratieve last Aangezien het pakket voor de vrijwillige bijdrage (inclusief de gezamenlijke inkoop) bepaald wordt op opleidingsniveau is het voor de instellingen raadzaam om de administratie van baten en lasten rond de vrijwillige bijdrage ook op dat opleidingsniveau vorm te geven. De administratie van de opleidingsunit staat veel dichter bij de deelnemer en kan dan ook beter overzien wat het probleem is bij het eventueel niet betalen daarvan door de deelnemer en de mogelijke consequenties hiervan. Bij het niet leveren van een dienst waarover wel afspraken zijn gemaakt en waarvoor wel betaald is, betekent dit voor de instellingen dat zij op privaatrechtelijke gronden gehouden kunnen worden tot terugbetaling. Uit de schoolkostenmonitor 2009-2010 blijkt dat maar 58% overgaat toch teruggave van te veel betaald geld. Tevens hebben wij de ervaring uit ons contact met studenten dat het soms hard tegen hard gaat. Dat terugbetaling nog regelmatig wordt afgedwongen met behulp van incassobureaus.
8. toegankelijkheid De toegankelijkheid van de opleiding moet te allen tijde gewaarborgd zijn. Een niet betalende deelnemer kan echter uitgesloten worden van de extra voorzieningen welke uit de vrijwillige deelnemersbijdragen betaald worden. Deze toegankelijkheid lijkt gewaarborgd.
5.2 Onderwijsinspectie De Onderwijsinspectie controleert nu ook het beleid van scholen wat betreft extra kosten. Dit is opgenomen in het toezichtskader. Als leidraad wordt het servicedocument gebruikt. Als er kosten niet kloppen dan wordt dit duidelijk gemaakt aan de school. Zetten ze hun beleid door dan kan de Onderwijsinspectie sancties opleggen. 12
5.3 Conclusie We kunnen concluderen dat het servicedocument enige revisie behoeft met betrekking tot onder andere de digitale middelen. Daarnaast krijgt JOB relatief veel klachten binnen over de vrijwillige bijdrage. Te veel opleidingen rekenen kosten door die ze niet mogen doorberekenen. Tot slot kunnen we ook concluderen dat op te veel scholen de aanbevelingen te mager worden uitgevoerd.
6. Conclusie en advies Er zijn tien jaar geleden verschillende onderzoeken gedaan die aantonen dat de extra schoolkosten te hoog waren en dat er kosten werden doorberekend die niet doorberekend mochten worden. Er zijn toen drie knelpunten vastgesteld: ‘transparantie’, ‘kloof tussen beslisser en betaler’ en ‘inspraakrecht’. Om deze knelpunten op te lossen is er een servicedocument opgesteld en is de Onderwijsinspectie ingeschakeld. Helaas is geen van de knelpunten echt verholpen. De transparantie laat veel te wensen over en de kloof tussen de betaler en beslisser is nog even groot. Met betrekking tot het inspraakrecht heeft JOB hoge verwachtingen van de studentenraden. Maar de controlepotentie van de studentenraden zijn beperkt. Daarom is het belangrijk dat de andere twee knelpunten op een andere manier worden opgelost. De maatregelen die indertijd zijn genomen blijken niet effectief. De Onderwijsinspectie doet goed werk met controleren en het servicedocument geeft een leidraad, maar helaas moeten we toch vaststellen dat de maatregelen niet voldoende zijn geweest om de problemen op te lossen. JOB wil daarom dat er actie wordt ondernomen. Te veel studenten betalen kosten die ze niet horen te betalen. We vragen daarom aan de minister om structurele veranderingen teneinde deze problemen op te lossen. Twee punten waar JOB aan denkt binnen dit kader zijn: Meer transparantie Transparantie van de schoolkosten die in rekening worden gebracht is stap één. Wij willen dat scholen verplicht zijn hun rekeningen te specificeren én openbaar te maken op hun website en studiegids. Dit moet vervolgens strenger gecontroleerd worden. Meer kosten besparen Scholen lijken niet genoeg gemotiveerd te zijn om de kosten (o.a. boeken) voor studenten laag te houden. Het zou goed zijn om eens te kijken naar een constructie om scholen te motiveren de kosten laag te houden. JOB hoopt met dit onderzoek aanleiding te geven om nu eens een structurele en constructieve oplossing te creëren voor de problemen rondom `extra schoolkosten`.
13
7. Literatuurlijst Onderzoek Schoolkostenonderzoek NIBUD (1999). Schoolkostenonderzoek Schoolkosten in het voortgezet onderwijs en de BOL 2000-2001 (NIBUD, 2001). Kennis over kosten. De beheersing van schoolkosten in het voortgezet onderwijs en de BOL (SEO, 2002). Schoolkostenonderzoek. Schoolkosten in het voortgezet onderwijs en MBO/BOL 2003-2004 (Research voor Beleid, 2004). Kennis over kosten. De beheersing van schoolkosten in het voortgezet onderwijs en de BOL (SEO, 2002). Stijging van de schoolkosten. Verklarend onderzoek (Regioplan, 2004). Schoolkostenmonitor 2006-2007. Schoolkosten in het voortgezet onderwijs en de mbo-bol. (Radboud Universiteit Nijmegen, 2007) Schoolkostenmonitor 2009-2010. (Sardes, 2010). JOB-Monitor 2010. Studententevredenheid in het mbo. (Researchned, 2010) Mbo’ ers in geldzaken. Een onderzoek naat het financieel gedrag van mbo-studenten. (Nibud, 2011) Richtlijnen Heffingen naast cursus- en lesgeld (BVE/ABA/BO-9398968) (Minister Ritze, 2001) Servicedocument vrijwillige bijdragen. (mbo-raad/JOB, 2004) Schoolkosten: wat zijn de regels over extra kosten op het mbo? (JOB, 2010) Brieven aan de Tweede Kamer Aanvullend onderzoek schoolkosten SFB/2004/30097. (Minister van der Hoeven, 2004) vragen van het Kamerlid Leijten over de hoge studiekosten. HO/CBV/2008/4785 (Minister Plasterk, 2008) Sardes Schoolkostenmnoitor 2009-2010. 222207. (Minister Van Bijsterveldt, 2010)
Kamervragen Van Bommel (SP, 2001) Jasper Van Dijk-tk-20092010-1063 (SP, 2010)
14
Bijlage 1. Inhoudsopgave
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Inhoudsopgave………………………………………………………………1 Wat zijn vrijwillige deelnemersbijdragen?……………………………....….2 Inleiding: politieke ontwikkelingen rond de vrijwillige bijdragen…….…....2 De deelnemersraad…………………………………………..……….……..3 Conclusies………………………………………………………………..…5 Onderzoek SEO………………………………………………………….….5 Onderzoek Research voor Beleid………………………………….…….…..5 Aanbevelingen aan de leden……………………………………….…….…..6 Monitoren…………………………………………………………..…….…..7 Bijlage 1: wat kan onder de vrijwillige bijdrage vallen?………………….…8 Bijlage 2: wat valt niet onder de vrijwillige bijdrage……………………….10 Bijlage 3: modelreglement deelnemersraad: instemming en adviesrecht…...12
15
Servicedocument vrijwillige deelnemersbijdragen
Wat zijn vrijwillige deelnemersbijdragen? Dit zijn kosten voor extra voorzieningen die niet wettelijk zijn vastgelegd en die tot stand komen doordat de Bve instelling op een specifieke manier invulling geeft aan het onderwijs. Het gaat daarbij om zaken waartoe de Bve instelling niet verplicht is, maar die wel in sterke mate een kwaliteitsimpuls geven aan de beroepsopleiding van de deelnemer. Naast de vrijwillige deelnemersbijdrage zijn er ook andere schoolkosten zoals les en cursusgeld en kosten voor leermiddelen4. De leermiddelen worden vaak via gezamenlijke inkoop aangeschaft. Dit drukt immers de kosten voor de deelnemer. In de praktijk wordt de vrijwillige bijdrage voor de extra voorzieningen en het vrijwillige besluit om mee te doen aan de gezamenlijke inkoop niet van elkaar gescheiden.
Inleiding: Politieke ontwikkelingen rond de vrijwillige bijdrage Dit onderwerp duikt met enige regelmaat in het nieuws op. Dit heeft er in het verleden toe geleid dat de minister en later de staatssecretaris aandrong op een branchecode over dit onderwerp. Minister Hermans heeft indertijd aan de Kamer beloofd om bij de Bve Raad aan te dringen op een dergelijke branchecode. Op 28 februari 2002 heeft de Bve Raad het volgende standpunt ingenomen en aan de leden kenbaar gemaakt. Dit standpunt is het vertrekpunt:
´De wetgever gaat uit van een sobere doch doelmatige bekostiging van het gesubsidieerde onderwijs. Dit betekent onder meer, dat onderwijsdeelnemers binnen het gesubsidieerde onderwijs in staat gesteld moeten worden de eindtermen van de gekozen opleiding te behalen zonder dat een eigen bijdrage in de kosten van het te volgen onderwijs noodzakelijk is. Vanzelfsprekend kunnen extra programmaonderdelen worden aangeboden, die naar keuze kunnen worden gevolgd. Het deelnemen daaraan en dus financiële verplichtingen, die deze activiteiten met zich meebrengen berust altijd op vrijwilligheid. Primair blijft gelden, dat het gehele programma voor de afronding van de opleiding moet kunnen worden gevolgd en afgesloten zonder een extra bijdrage vanuit de onderwijsdeelnemer.
4 Deze leermiddelen (denk aan boeken, gereedschap en werkkleding) zijn verplicht. Het is aan de Bve instelling om deze kosten zo laag mogelijk te houden. Dit kan door gezamenlijke inkoop van (verplichte) leermiddelen ten einde dit goedkoper voor de deelnemer te maken. De deelnemer kan zelf vrijwillig voor deze gezamenlijke inkoop kiezen, hij/zij kan zelf ook individueel de (verplichte) leermiddelen aanschaffen.
16
Het voorgaande houdt in, dat de verplichting tot betaling van een extra bijdrage nooit kan worden gekoppeld aan de af te sluiten onderwijsovereenkomst. In de onderwijsovereenkomst wordt immers geregeld op welke wijze de betreffende deelnemer de opleiding kan volgen om de eindtermen daarvan te kunnen behalen. Naast de mogelijkheid extra programmaonderdelen te kunnen volgen is er vaak sprake van het in rekening brengen van specifieke kosten voor bijvoorbeeld kopieën, verzekeringen, breekgeld en dergelijke. Voor deze kosten geldt, dat de aantoonbare werkelijke kosten in rekening kunnen worden gebracht. Deze aantoonbaarheid zal al snel leiden tot het afrekenen per individu, bijvoorbeeld via een chipkaart.
In een aantal gevallen is er sprake van centrale inkoop, waarvan de onderwijsdeelnemers kunnen profiteren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij softwareaanschaf en gereedschapsets. Om onjuiste beeldvorming te voorkomen is het noodzakelijk duidelijk de vrijwilligheid tot deelname aan deze centrale inkoop met de onderwijsdeelnemers te communiceren. Indien een deelnemer heeft ingestemd met de centrale inkoop en zich tot afname heeft verplicht zal de instelling kosten maken om deze inkoop te realiseren. Indien de deelnemer zijn (schriftelijke overeengekomen) afnameverplichting niet na komt kan de instelling uiteraard tot invordering van het bedrag overgaan waardoor ook de leveringsverplichting van de betreffende goederen moet worden nagekomen.
Indien de onderwijsdeelnemer zich tot afname van centraal in te kopen zaken heeft verplicht kan nakoming van de betalingsverplichting worden afgedwongen, zelfs door in uiterste instantie de deurwaarder in te schakelen. Het is aan te bevelen dit zoveel als mogelijk te voorkomen. In de eerste plaats levert dit extra kosten op, in de tweede plaats zal het moeilijk zijn voldoende nuancering aan te brengen in de beoordeling van de onderwijsdeelnemers in welke gevallen dit wel en niet kan gebeuren. Aflevering tegen contante betaling of betaling vooraf via bank of giro, kan vaak al een groot deel van de problemen oplossen.
Tot zover het standpunt van 28 februari 2002.
De Bve Raad heeft aan de JOB en het ministerie duidelijk gemaakt eind 2003 dat een branche-code zich slecht verdraagt met de Bve Raad als branche-organisatie. Het is immers niet aan de Bve Raad om nieuwe regelgeving te maken waaraan de leden van de vereniging zich dienen te houden.
De deelnemersraad
17
De Bve Raad wil dit onderwerp nu onderbrengen bij de deelnemersraden op de instelling zelf. De JOB ziet de waarde van een branchecode maar is er zeker niet op tegen om de vrijwillige schoolkosten onder te brengen bij de deelnemersraden. Bij de invoering van de Wet op de Ondernemingsraden in de Bve sector zullen de regels over de MR vervallen. In feite wordt de MR opgesplitst in een OR voor de medewerkers en een deelnemersraad voor de leerlingen in het Bve onderwijs. Het is aan de leden om het deelnemersstatuut en het reglement deelnemersraad vast te stellen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de modellen die de Bve Raad in overleg met de JOB hiervoor heeft ontwikkeld. Deze beide modellen zijn aangenomen door de Algemene Ledenvergadering van de Bve Raad op 20 en 21 april 2004. Op dit moment (mei 2004) is echter de wet die het ontstaan van deelnemersraden mogelijk moet maken nog niet door het Parlement vastgesteld. Hieronder volgen de passages uit de beide modellen aangaande de vrijwillige deelnemersbijdrage:
Uit het model deelnemersstatuut: Hoofdstuk 13 Vrijwillige deelnemersbijdrage 1. De deelnemers hebben recht op goede en tijdige informatie over de vrijwillige deelnemersbijdrage 2. De deelnemersraad heeft instemmingsrecht over de hoogte en de besteding van de vrijwillige deelnemersbijdrage 3. Het betalen van de vrijwillige deelnemersbijdrage mag niet gekoppeld zijn aan de onderwijsovereenkomst. 4. De vrijwillige deelnemersbijdrage moet worden besteed aan extra activiteiten buiten het normale onderwijsprogramma, waarvoor de lesgelden en cursusgelden bestemd zijn. 5. De instelling heeft het recht om deelnemers, die de vrijwillige deelnemersbijdrage niet betalen, uit te sluiten van de extra activiteiten waarvoor de bijdrage bestemd is. Uit het model deelnemersraden: artikel 11 instemmingsrecht Het bevoegd gezag heeft vooraf de schriftelijke instemming van de deelnemersraad nodig voor het vaststellen of wijzigen van de hoogte en bestemming van de vrijwillige deelnemersbijdrage in de schoolkosten. (voor een volledig overzicht van het instemmingsrecht en het adviesrecht van de deelnemersraad in het modelreglement zie bijlage 3)
In februari 2004 is Research voor Beleid met een nieuw onderzoek over de vrijwillige bijdrage naar buiten gekomen. De politieke aandacht lag hier met name op de dure schoolboeken en het voortgezet onderwijs. Hernieuwde druk vanuit de Kamer kan leiden tot de wens van de staatssecretaris om alsnog aan te dringen op een branchecode over dit
18
onderwerp voor de Bve sector. Gezien de geringe omvang van de steekproef in het bve onderwijs heeft de Bve Raad grote vraagtekens gezet bij de kwaliteit van dit onderzoek.
Naast de inspraak rond de vrijwillige bijdrage wil de Bve Raad met dit servicedocument de leden van dienst zijn met meer informatie over dit onderwerp. Er zijn nogal wat instellingen die contact hierover met de Bve Raad opnemen en dus behoefte hebben aan informatie. Het staat elke instelling vrij om het servicedocument te gebruiken en aan te passen aan de eigen instelling. Het servicedocument doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de instelling zelf.
19
Conclusies: 1. De opleiding moet kunnen worden gevolgd zonder extra financiële verplichtingen. Koppeling van extra betalingen aan de onderwijsovereenkomst is dan ook niet toegestaan. 2. Extra kosten kunnen worden afgerekend op basis van daadwerkelijke uitgaven. Ontwikkeling van een individueel betalingssysteem is daarvoor aan te bevelen. 3. Afwikkeling van betalingen in verband met centrale bestellingen vindt bij voorkeur plaats door contante betaling bij levering of betaling vooraf via bank of giro. Deelname hieraan is altijd vrijwillig. 4. De deelnemersraad krijgt instemmingsrecht over dit onderwerp en dit servicedocument kan leden behulpzaam zijn in het vormgeven van de vrijwillige bijdrage.
Onderzoek SEO De stichting voor economisch onderzoek van de Universiteit van Amsterdam heeft in maart 2002 een onderzoek afgerond naar schoolkosten in het VO en de BOL van de Bve sector. Afgezien van de totale onvergelijkbaarheid van beide schooltypen levert het onderzoek het volgende op: De onderzoekers constateren drie grote knelpunten:
Het gebrek aan transparantie over de hoogte van de schoolkosten Degene die de kosten bepalen zijn andere dan die de kosten betalen (geen prikkel tot matiging) Onderbenutting van de inspraakmogelijkheden door ouders en deelnemers Daarnaast zijn er nog een tweetal subknelpunten: De steeds korter geworden afschrijvingstermijn van boeken Het wordt moeilijker om als instelling een boekenfonds te organiseren De problemen in het VO zijn op het vlak van vrijwillige bijdrage groter te noemen. Een aantal VO scholen vragen meer dan € 500 per jaar voor algemene kosten. Deze geluiden zijn in de Bve sector onbekend, daarnaast speelt de invoering van het studiehuis, de leerwegen ook een prijsopdrijvende rol. Het onderzoek levert door het ontbreken van informatie over de BBL dan geen goed beeld van de bve sector op.
Onderzoek Research voor Beleid
20
Uit het onderzoek blijkt dat de totale schoolkosten voor zowel het voortgezet onderwijs als het middelbaar beroepsonderwijs, vergeleken met de vorige meting en gecorrigeerd voor inflatie, fors zijn gestegen. In het voortgezet onderwijs zijn de totale kosten het hoogst voor havo en vwo; in het middelbaar beroepsonderwijs is de stijging het sterkst voor de sectoren Economie en Handel en Gezondheid en Verzorging. Bovendien liggen de totale schoolkosten voor zowel het voortgezet als middelbaar beroepsonderwijs ruim boven de eerdergenoemde WTOS-vergoeding. Deze toename van de schoolkosten wordt met name veroorzaakt door een stijging van de kosten voor schoolboeken: Deze bedraagt voor beide onderwijstypen meer dan 50% (na correctie voor inflatie). De brancheorganisatie van educatieve uitgeverijen (GEU) gaat nader onderzoek doen naar de achtergronden van deze kostenstijging. De Bve Raad heeft gezien het zeer beperkt aantal respondenten (slechts enkele tientallen) grote vraagtekens bij dit onderzoek.
Aanbevelingen aan de leden 1. communicatie en informatie Geef de deelnemer via brochure en de internetsite informatie over de vrijwilligheid van de bijdrage en een specificatie van de kosten. Maak duidelijk dat de deelnemer vrijwillig kan besluiten om mee te doen aan de gezamenlijke inkoop van (verplichte) leermiddelen. Maak bij de consumenteninformatie over de opleiding en het inschrijvingsproces het volgende duidelijk:
De deelnemersbijdrage is een vrijwillige bijdrage voor zaken die volgens de instelling in sterke mate een kwaliteitsimpuls geven aan de beroepsopleiding van de deelnemer. Daarnaast kan de deelnemer ook vrijwillig kiezen voor gezamenlijke inkoop van (verplichte) leermiddelen. Welke kosten worden betaald uit de deelnemersbijdrage. Deze kosten moeten zoveel mogelijk per opleiding worden gespecificeerd. Aangegeven moet worden waar meer informatie over de vrijwillige bijdrage ingewonnen kan worden. Hoe de regeling loopt over de inning van deze kosten (in één keer of in termijnen) Deze informatie kan zowel in de brochure van de opleiding staan als op internet.
2. inspraak De deelnemer krijgt via de deelnemersraad invloed op de hoogte en besteding van de vrijwillige bijdrage. Het definitieve wetsontwerp moet nog door de Kamer worden aangenomen. Het is aan de Bve instelling om de vrijwillige deelnemersbijdrage vast te stellen. In deze vaststelling worden de deelnemers betrokken via de deelnemersraden.
3. apart regelen van de onderwijsovereenkomst Het betalen van de vrijwillige bijdrage dient geregeld te worden buiten de onderwijsovereenkomst in een aparte overeenkomst. De vrijwillige bijdrage is een afspraak 21
voor de periode van een jaar. Dit verhoudt zich niet met de onderwijsovereenkomst die een langere termijn bestrijkt.
4. wat te doen bij niet betalen Niet betalen leidt tot uitsluiting van de extra kwalitatieve voorzieningen.
5. vrijwillige bijdrage zo laag mogelijk houden De Bve instellingen doen al het mogelijke om de vrijwillige bijdrage zo laag mogelijk te houden. Het verdient aanbeveling om als instelling actief beleid te ontwikkelen om de kosten voor de deelnemer zoveel mogelijk te beperken. Dit geldt niet alleen voor de vrijwillige deelnemersbijdrage maar ook voor de boeken en de overige leermiddelen. Dit beleid kan jaarlijks na het installeren van de deelnemersraad met de laatste besproken worden.
6. individueel betaalsysteem ICT maakt het mogelijk om via een studentchipkaart de vrijwillige bijdrage veel meer uit te splitsen op behoefte van de deelnemer. Dit soort systemen zijn nu nog volop in ontwikkeling. Principieel is het afstemmen van de vrijwillige bijdrage op de behoefte van de deelnemer een goede zaak, zonder goede (ICT) mogelijkheden om dit in goede banen te leiden, geeft dit echter nu (te) veel (controle) administratieve beheerslast. De Bve Raad is daarom op dit moment voorstander van een vrijwillige bijdrage die voor de gehele opleiding voor elke deelnemer hetzelfde is. Op het moment dat ICT systemen een gedifferentieerde keuze mogelijk maken en de Bve instelling een dergelijk systeem heeft aangeschaft is een differentiatie mogelijk.
7. beperk de administratieve last Aangezien het pakket voor de vrijwillige bijdrage (inclusief de gezamenlijke inkoop) bepaald wordt op opleidingenniveau is het voor de instellingen raadzaam om de administratie van baten en lasten rond de vrijwillige bijdrage ook op dat opleidingsniveau vorm te geven. De administratie van de opleidingsunit staat veel dichter bij de deelnemer en kan dan ook beter overzien wat het probleem is bij het eventueel niet betalen daarvan door de deelnemer en de mogelijke consequenties hiervan.
22
Bij het niet leveren van een dienst waarover wel afspraken zijn gemaakt en waarvoor wel betaald is, betekent dit voor de instellingen dat zij op privaatrechtelijke gronden gehouden kunnen worden tot terugbetaling.
8. toegankelijkheid De toegankelijkheid van de opleiding moet ten allen tijde gewaarborgd zijn. Een niet betalende deelnemer kan echter uitgesloten worden van de extra voorzieningen welke uit de vrijwillige deelnemersbijdragen betaald worden.
Monitoren Om de twee jaar zullen de JOB en de Bve Raad de gang van zaken rond de deelnemersbijdragen evalueren en toetsen of de gezamenlijke afspraken worden nagekomen. Hierbij zal onder meer de informatie uit ODIN en het inspectietoezicht worden gebruikt.
23
Bijlage 1. Wat kan onder de vrijwillige bijdrage vallen? Hieronder is een lijst van onderwerpen gemaakt die kunnen vallen onder de vrijwillige bijdrage. Let wel, het gaat hier altijd om zaken die een belangrijke extra kwaliteitsimpuls geven aan de beroepsopleiding van de deelnemer maar zonder deze zaken moet een deelnemer ook in staat zijn om het onderwijs te doorlopen (de toegankelijkheid moet gewaarborgd zijn). De lijst is zeker niet uitputtend maar geeft een eerste indicatie.
Wat kan onder de vrijwillige Op welke manier? bijdrage vallen? Chip/pas
Wanneer de deelnemer het alleen kan gebruiken voor mediatheek, kopiëren, repro, kantine, telefoon en kortingen bij openbare instellingen, kortom wanneer de pas gebruikt wordt om de kosten te differentiëren.
Excursies, buitenschoolse activiteiten en feesten, introductiedagen
Wanneer deze activiteiten geen voorwaarden zijn om de opleiding met goed gevolg af te leggen.
Diploma uitreiking
Wanneer er een feest bij georganiseerd wordt waarbij de deelnemer de keuze heeft om te komen of niet
Gebruik mediatheek
Wanneer de deelnemer er boeken, video´s en vaktijdschriften kan lenen (die je ook bij een openbare bibliotheek kan lenen) en er mag studeren.
Gebruik openleercentrum
Wanneer de deelnemer er buiten het programma om gebruik maakt van de computers.
Internet
Wanneer de deelnemer er buiten het programma gebruik van kan maken.
Vergoeding licenties van software en auteursrechten
Wanneer de deelnemer buiten het programma om gebruik maakt van bepaalde programma´s op de computer of thuis, of wanneer in plaats van boeken (verplichte leermiddelen) de school gebruik maakt van specifieke software en deze gezamenlijk inkoopt. De Deelnemer kan zelf bepalen of hij van deze inkoop gebruik wil maken.
Gebruik speciale apparatuur en ander aanvullend lesmateriaal
Bv. gereedschap op school: hier kan de school een vergoeding voor vragen. Als de deelnemer het zelf moet aanschaffen is hij/zij waarschijnlijk duurder uit.
24
Schoolkrant
Wanneer het niet specifiek met de instelling te maken heeft (er staan bv. geen roosters in).
Gezamenlijke inkoop boeken
Boeken (leermiddelen) zijn wel verplicht. De deelnemer dient deze zelf aan te schaffen. De instelling kan ze echter (goedkoop) gezamenlijk inkopen. De deelnemer kan zelf voor deze optie kiezen.
Extra materialen
Bv. computer diskettes, multomappen etc. Deze kan de instelling goedkoper inkopen.
Test/uitgebreid gesprek bij intake
Extra service naar de deelnemer die zich moet vertalen in zeer beperkt aantal wisselingen in opleiding en van niveau.
Verzekeringen
Aansprakelijkheidsverzekering Ongevallenverzekering Ziektekostenverzekering
Lesmateriaal behoort in principe niet betaald te worden via de vrijwillige bijdrage (is immers verplicht). Soms kan het echter wel onder de vrijwillige bijdrage vallen met de volgende criteria: Kopieerkosten/auteurs (repro) kosten
Wanneer kopieën worden gemaakt en dit een aanvulling is op het verplichte lesmateriaal. Het verplichte lesmateriaal behoort altijd op de boekenlijst te staan.
Aanvullend lesmateriaal
Benodigdheden die de deelnemer nodig heeft om het beroep later uit te kunnen oefenen maar niet verplicht zijn om het onderwijs te kunnen volgen.
Leermiddelen die de Indien de school een gezamenlijke inkoop heeft geregeld is deelnemer al in het bezit heeft de deelnemer niet verplicht om hier gebruik van te maken. De deelnemer moet dit zelf beslissen.
25
Bijlage 2 Wat valt onder het regulier onderwijsaanbod en kan dus niet onder de vrijwillige bijdrage vallen? Hieronder is een lijst van onderwerpen gemaakt die niet kunnen vallen onder de vrijwillige bijdrage. Deze lijst is al snel bijzonder lang te maken. De deelnemer moet immers het gehele programma kunnen afronden en afsluiten zonder een extra bijdrage van de deelnemer. Hieronder zijn dan ook een aantal onderwerpen genoemd die in het grijze vlak liggen maar toch primair onder het bekostigde regime horen te vallen.
Wat valt onder het Reguliere Wanneer onderwijsaanbod en moet bekostigd worden uit de Rijksbijdrage Collegepas
Indien deze pas hoofdzakelijk gebruikt wordt om de deelnemer te identificeren of registreren.
Excursies/introductiedagen
Wanneer deze activiteiten direct verbonden zijn aan het onderwijsprogramma. Is dat het geval dan is de school verplicht een vervangende opdracht aan te bieden, behalve als de activiteit gezien kan worden als verrijkingsstof.
Gebruikt mediatheek
Wanneer er bepaalde boeken, video´s en vaktijdschriften (die alleen daar zijn) gebruikt moeten worden om een opdracht voor het onderwijsprogramma te kunnen vervullen.
Gebruik openleercentrum
Wanneer de deelnemer alleen onderwijs krijgt in het openleercentrum of dit centrum een wezenlijke rol speelt in het leerproces.
Internet
Wanneer de deelnemer in het onderwijs internet nodig heeft om opdrachten te maken
Vergoeding licenties van software en auteursrechten
Wanneer er bepaalde programma´s op de computer alleen in de les nodig zijn.
Diploma uitreiking
Wanneer het puur om de uitreiking gaat (geen feest ed.)
26
Schoolkrant
Wanneer er gerelateerd nieuws in staat dat betrekking heeft op de lessen (bv. roosters)
Onderhoud en vervanging inventaris (bv. de benodigde computers, stoelen, tafels, etc.) Personeel/gastdocenten Toetspapier Onderhoud en huur van gebouwen en terreinen Administratie beheer en bestuur Schoonmaken Energie Inkoop van diensten (bv. beveiliging) Inschrijfkosten Examenkosten
27
Bijlage 3: Modelreglement deelnemersraden JOB/Bve Raad Advies en instemmingsrecht
Artikel 11: Instemmingsrecht 1. Het bevoegd gezag heeft vooraf de schriftelijke instemming van de deelnemersraad nodig voor het vaststellen of wijzigen van in ieder geval: het reglement van de deelnemersraad het deelnemersstatuut, inclusief klachtenregeling; het model voor de onderwijsovereenkomst; het model voor de praktijkovereenkomst; de onderwijs- en examenregeling; het privacyreglement m.b.t. de deelnemers; de vaststelling of wijziging van de hoogte en de bestemming van de vrijwillige deelnemersbijdrage in de schoolkosten.
2. Het bevoegd gezag heeft vóór het vaststellen of wijzigen van beleid voor in ieder geval de volgende onderwerpen de schriftelijke instemming nodig van de deelnemersraad: voorkoming en bestrijding van racisme, seksuele intimidatie en ander geweld; veiligheid.
3. Het bevoegd gezag heeft in ieder geval vooraf de schriftelijke instemming nodig van de deelnemersraad bij het nemen van een besluit over: het beleid voor het niet toelaten van deelnemers; de procedure bij klachten over ongewenste intimiteiten; huisregels voor gebruik van ruimten en andere voorzieningen; het systeem waarmee studievorderingen worden vastgelegd; de instelling van een deelraad . 4. Als de deelnemersraad van plan is om niet in te stemmen met een besluit dat is genoemd onder 1, 2 of 3, dan moet hij dat binnen vier weken aan het bevoegd gezag kenbaar maken en schriftelijk voldoende motiveren.
Artikel 12: Adviesrecht
1. Het bevoegd gezag heeft voorafgaand in ieder geval advies nodig van de deelnemersraad bij het nemen van een besluit over de gevolgen voor de deelnemers van (wijzigingen in): de organisatie van de opleidingen; de organisatie van de school; het onderwijsaanbod, waaronder in elk geval het beëindigen van opleidingen; de huisvesting, waaronder in ieder geval het aantrekken van nieuwe of het afstoten van bestaande gebouwen; het personeelsbeleid binnen de school.
28
2. Het bevoegd gezag heeft in ieder geval voorafgaand schriftelijk advies nodig over een besluit over regelingen met betrekking tot openheid en openbaarheid in de school ; regelingen en besluiten die van invloed zijn op de werkomstandigheden van de deelnemers; regelingen ter bevordering van gelijke behandeling en het tegengaan van discriminatie .
29