Introductie Joop Daalmeijer op symposium Museum Minutes
“Een dagdroom van vier uur” kopte de NRC onlangs boven een artikel over Einstein on the beach, een opera van Philip Glass uit 1976. Vier uur - dat is nogal een scherp contrast met de luttele 9 seconden die mensen gemiddeld blijken te kijken naar hedendaagse kunstobjecten. In Einstein on the beach werken beeld, geluid en beweging samen en ondergaat het publiek een totale, zintuigelijke beleving. Tussendoor mag je trouwens gerust even de zaal verlaten. In Museum Minutes wordt onderzocht hoe de hedendaagse kunst op andere manieren dan de traditionele, kunsthistorische manier kan worden gepresenteerd. Even iets persoonlijks. Mijn vrouw is een fan van de audiotour in musea. We waren een paar weken terug even in Parijs om naar Hopper te kijken. Zij met zo’n apparaat tegen haar oor en ik niet. We begonnen om twee uur. Tegen vieren had ik in het café van het Grand Palais al 12 espresso’s op toen ze eindelijk binnen kwam. “Doe mij maar een macchiato,” zei ze. “En wat neem jij?” Ik heb overigens veel langer dan 9 seconden gekeken naar de schilderijen, dat wil zeggen, het duurde soms wel een minuut om tot de eerste rij kijkers door te dringen. Het was namelijk nogal druk daar in Parijs. Is het eigenlijk nodig om andere presentatievormen te kiezen? Ja, hard nodig, want volgens opgave van SCP en CBS zijn de bezoekerscijfers nu weer gelijk aan die van begin jaren negentig, na een flinke terugval in tussenliggende jaren. De conclusie is dat er dus een groot potentieel aan bezoekers én inkomsten is, dat nog niet is bereikt. Vorig jaar werd duidelijk dat het draagvlak van cultuur 1
tenminste in delen van de politiek tanende is. Er zijn flinke bezuinigingen doorgevoerd en dat is een zorgelijke ontwikkeling. En wat misschien net zo erg is, na de mars van de beschaving, het protest tegen de bezuinigingen, is het in de samenleving heel erg stil geworden. Wat gebrom misschien, maar geen continu massaal protest. Maar er is, los van economische motieven en het terugwinnen van het publiek, natuurlijk gewoon veel voor te zeggen om het aanbod van kunst en cultuur in ons land op een uitdagender manier te presenteren. De impact van cultuur moet omhoog en dat zal ook andere typen bezoekers trekken! Kunstenaars en kunst verdienen professionele betrokkenheid; in Museum Minutes wordt heel duidelijk dat kunstwerken, door andere invalshoeken te kiezen en vormgeving van tentoonstellingen aan te passen, dat kunstwerken dan verrassender overkomen. Ik vind dat er veel meer vanuit het publiek moet worden gedacht, maar educatie-medewerkers krijgen in de praktijk vaak bitter weinig ruimte van conservatoren. Ik wil schrijver/columnist Nico Dijkshoorn niet direct als de nieuwe maatstaf naar voren schuiven, maar hij doorbreekt natuurlijk wél de status quo met zijn laagdrempelige audiotour die hij voor het Kröller-Müller Museum heeft samengesteld. Zo zegt hij bijvoorbeeld over het schilderij ‘Het ontbijt’ van Paul Signac :
‘Je kunt veel denken bij dit schilderij, Ach ja, een dienstmeid, 2
Ach ja, een doosje op tafel, Ach ja, bordjes op de muur, Maar, om eerlijk te zijn Dit is wat ik dacht: Wachten tot hij slaapt, Heel zachtjes naar hem toesluipen, De tondeuse aan en in één haal die bakkebaard eraf.’ Fantastisch vond ik dat. Nog een voorbeeld? Over de installatie ‘Geploegde velden en irrigatiekanalen’ van Pino Pascali merkt Dijkshoorn op: ‘Ja, ho,ho,ho,ho, waar dachten wij met onze 29 pannensponzen aan elkaar, helemaal naar toe te gaan?’ Zo kijkt Dijkshoorn dus naar kunst, en met hem - denk ik - heel veel anderen. Prima, toch? Je zag ook mensen in het museum met een grijs op het gezicht van schilderij naar schilderij gaan. Ik had voor die mensen meer sympathie dan voor die mensen met uitgestreken gezichten, handen onder de kin, schuin kijkend en dan begrijpend verder gaan. Om je publiek vast te houden en te zorgen dat bezoekers steeds weer terugkomen, moet je natuurlijk regelmatig het aanbod in je museum veranderen. En dat is van belang, want veel terugkerende bezoekers vergroten het draagvlak voor musea. Om die potentie van hogere bezoekersaantallen te benutten, zou er veel meer dan nu gebruik kunnen worden gemaakt van 3
collectiemobiliteit. De collectie Nederland moet in de visie van de Raad voor Cultuur niet in een paar vaste musea of in depots worden opgeslagen, maar de collecties moeten naar buiten! Bruiklenen geven aan musea de mogelijkheid de collectie vanuit een andere invalshoek te belichten en te presenteren in een andere context, in een andere streek. Dit zal dan ook een sterke aanbeveling zijn in het advies over het museumbestel dat de raad op donderdag 31 januari a.s. uitbrengt. Nu is het soms erg moeilijk of erg kostbaar voor bijvoorbeeld een regionaal museum om in het kader van een tentoonstelling over een bepaalde periode een werk uit een Rijksmuseum te leen te krijgen. Dat moet echt veranderen. De collecties moeten lucht krijgen een ook de musea zelf. En musea moeten samenwerken op specifieke verzamelgebieden. Niet vrijblijvend, maar verplicht, onder leiding van kernmusea met een satelliet. Zo proberen we de grote steden, de grote musea te koppelen aan musea buiten de randstad. Het is voor sommigen misschien moeilijk te begrijpen, maar de wereld houdt echt niet op als we de grens van Amsterdam hebben gepasseerd. De omroep is misschien een interessantere proeftuin voor kunstpresentaties dan de musea zelf. Denk aan Art Channel en TVprogramma’s als Het Uur van de Wolf, De Wereld Draait Door en de Nieuwe Rembrandt, waarin het publiek inzicht kreeg in het creatieproces van de kunstenaar. En vergeet de radio niet. Kunststof bijvoorbeeld, iedere dag op Radio 1. En Cultura 24, het cultuurthemakanaal van de Publieke Omroep, waar ze in Hilversum minder reclame voor maken dan voor het commerciële Mezzo, dat gewoon zendtijd kan kopen bij de STER. Nou ja, hoe dom kan je zijn.
4
Ook schrijvers als Joost Zwagerman en Gijsbert van der Wal laten zich niet onbetuigd en geven – voor een breed publiek – kunstwerken gelaagdheid en een ander perspectief. Maar wat doen de musea eigenlijk zelf? Bij de moderne en hedendaagse kunst ligt onbegrijpelijkheid – en dus het onvermijdelijke afhaken van de beschouwer als je hen niet een beetje helpt – altijd op de loer…. Een eigen ervaring. Ik was bij de open dagen van de Rijksacademie in Amsterdam. In een spierwitte expositiezaal staat een printer. Geen pc. Uit de printer komen steeds opnieuw witte A-4 tjes. Een meisje haalt ze er uit en plakt ze op de muur. Steeds weer opnieuw. De uitleg bestond uit een klein kaartje. Wit. En dan was er een video. Gemaakt in Amerika. Hele lang shots van lege wegen, lege steden en langzaam rijdende auto’s. En gelukkig ook nog opnamen van twee dames die elkaar erg leuk vonden. Naast mij verzuchtte een bezoeker: het had nog wel even gemonteerd moeten worden, al die opnamen. Het was wat lang, inderdaad en ik had de makers nooit naar Amerika laten gaan, maar ze eerst naar Oost-Groningen gestuurd om daar die mooie leegte met lage luchten vast te leggen. En ook in het Noorden zijn er genoeg vrouwen die vrouwen leuk vinden. Er is veel kritiek op het hermetische karakter van moderne kunst en op de presentatie in de white cube. Ook de kunstkritiek oogst niet altijd lof van het grote publiek. Met de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek voor de categorieën essays, recensies en internetkritiek wordt aantrekkelijk schrijven over kunst overigens wel gestimuleerd. Denk aan De Prijs voor de Jonge Kunstkritiek, een initiatief van de Appel arts centre, Mondriaan Fonds en Witte de With, Center for Contemporary Art in samenwerking met Vlaams-Nederlands Huis
5
deBuren. En daar zit ik in het bestuur, dus ik heb ook mijn steentje kunnen bjdragen. Digitaal zijn de mogelijkheden groot. Het publiek kan op vele manieren kennisnemen van collecties, er betekenissen aan toevoegen en er eigen uitsnedes van maken. Het kabinet zegt - naast een economische agenda - te hechten aan de maatschappelijke betekenis van kunst en cultuur. Het gebruikt begrippen als cultureel ondernemerschap, publieksbereik, talentontwikkeling en cultuureducatie om cultuurmakers en instellingen aan te sporen zich aan te sluiten bij een divers publiek. De fondsen vinden het belangrijk dat de burger zich weer aangesproken voelt door het aanbod van kunst en cultuur en inzicht kan krijgen in de opbrengsten van wat met publiek geld is bekostigd. In veel instellingen wordt letterlijk ruimte voor gemaakt voor publiek. Het Rijksmuseum gaat de oude Teekenschool inrichten als educatief centrum, Naturalis opent een nieuwe bezoekersruimte in de binnenstad van Leiden. Musea zoeken de samenwerking met presentatie-instellingen, waar vernieuwende manieren van presenteren tot de core-business behoren. Initiatieven zijn er wel, crossovers worden gemaakt, de inbreng van het publiek krijgt een plek, maar van een structurele aanpak is (nog) geen sprake. Het moet en kan veel beter. Aan Museum Minutes hebben mensen van buiten het museum meegewerkt. Dat levert andere benaderingen op. Huidige museale presentaties – vooral de zogenoemde vaste collecties - zijn soms nogal statisch en tonen te vaak de geijkte manieren van presenteren. Andere invalshoeken en vernieuwing vormen de grote uitdaging.
6
Sinds de Wunderkammers is de wereld veranderd. Prikkelend waren die zeker wel, met hun hybride combinaties van verschillende disciplines en kennisgebieden. Musea hebben zich gespecialiseerd, verbanden zijn uit het zicht geraakt. Pas door verhalen te vertellen met eigentijdse betekenissen en door nieuwe horizons te suggereren, kan kunst meer tot de verbeelding gaan spreken en worden ook nieuwe groepen aangesproken. Materieel en immaterieel erfgoed vallen samen: objecten kunnen niet zonder verhalen en tradities en vice versa. Ontegenzeggelijk is het mogelijk om andere uitdagingen te verbinden aan het presenteren van kunst en cultuur. De vernieuwing moet worden gezocht door los te breken uit de bestaande kaders, waarin nog te vaak louter traditionele, kunsthistorische invalshoeken worden gekozen. Voor een jonger publiek met een andere culturele bagage is dat zeker noodzakelijk. Museum Minutes is een onderzoek om publiek langer en anders naar hedendaagse kunst te laten kijken. Hopelijk inspireert het project de huidige instellingen om meer te experimenteren en mee te gaan met de tijd. Want dat is, meer dan ooit, nu hard nodig. Ik dank u voor uw aandacht en wens u een inspirerende bijeenkomst.
7