Interviews bij de expositie Verdeeld verleden – Een reis langs de slavenhandel in Brazilië, Angola en Zeeland Zeeuws Archief, 26 mei – 15 september 2014 door Hans van Rhoon en Jeroen Junte
Daniel Breda, historicus en vicepresident van de synagoge Kahal Zur in Recife “Onder het bewind Maurits van Nassau was er vrijheid van godsdienst, iets wat de Portugezen niet kenden. Rond 1640 werd in Recife de eerste synagoge op het Amerikaanse dubbelcontinent gebouwd. Maar godsdienstvrijheid is niet de belangrijkste reden waarom een aanzienlijke Joodse gemeenschap naar Recife kwam. De Joden werden aangetrokken door de lucratieve suikerhandel. Joden waren in Nederland al machtig in de suikerhandel. Gaandeweg werden de Joden ook actief in de slavenhandel. De slavenmarkt in Recife was niet voor niets gevestigd in de voormalige Jodenstraat waarin ook de synagoge stond. Omdat de werkelijke handel aan de WIC was voorbehouden, fungeerden Joden veelal als tussenhandelaren. Na het verlies van de kolonie door de Nederlanders trokken alle Joden weer weg naar de nieuwe handelsgebieden Suriname en Nieuw-Amsterdam, het huidige New York waar ze nog steeds een invloedrijke bevolkingsgroep vormen. Ook trokken veel Joden naar Suriname waar een bestuurlijke kolonie werd gesticht naar het model van Recife, inclusief een uitgebreide slavernij.”
Kalina Vanderlei Paiva da Silva, historicus “Het Nederlandse Vanderlei in mijn achternaam stamt inderdaad uit de Nederlandse aanwezigheid in Recife. Mijn voorvader heeft in die tijd een plantage gesticht. Na hun vrijlating namen de slaven zijn naam aan. Door mijn aderen stroomt dus zowel bloed van slaven als slavenhouders. Het is typerend voor de complexe verhouding die Brazilië heeft met het slavernijverleden. Sommige invloedrijke banken in Brazilië zijn groot geworden met kapitaal uit de slavenhandel. Ook is een deel van de bestuurlijke elite nog steeds verweven met de koloniale geschiedenis. Racisme speelt nog steeds een rol in het dagelijks leven hier. Een straatveger zal vaker een donkere huiskleur hebben, terwijl een hoge ambtenaar er eerder Portugees uit zal zien. De naam Vanderlei is overigens afkomstig uit Duitsland. Recife was rond 1630 een multiculturele stad met een mengelmoes van Nederlanders, Duitsers, Polen en Scandinaviërs. Het koloniale leger bestond in die tijd immers hoofdzakelijk uit huurlingen. Er liepen zelfs lokale indianen in deze multiculturele stad avant-la-lettre. Daar is bijna vierhonderd jaar later bijna niets aan veranderd.”
Rômulo Xavier de Nascimento, historicus “Er bestaan veel misvattingen over het Nederlandse bestuur van Recife in de 17de eeuw. Zo zou Johan Maurits van Oranje een complete stad hebben gebouwd. In werkelijkheid was Mauritsstad niets meer dan een uit de klauwen gewassen handelspost. Ook was hij eerder een opportunist dan een verlicht man. Bestuurlijk was de kolonie een chaos. Het koste de Portugezen maar weinig moeite om de Nederlanders te verdrijven in 1654. Ook wordt de associatie van Johan Maurits van Nassau met slavenhandel zorgvuldig vermeden. Dat wordt vooral gezien als een Portugese activiteit. Terwijl onder het bestuur Johan Maurits de slavenhandel een efficiency boost kreeg. Maar de mythe van de ondernemende zeevaarder – Brazils first capitalist wordt hij wel genoemd – is lastig uit te roeien.”
Maria Arruda, directeur van het Museu da Abolição in Recife “Lange tijd was het de officiële staatsopvatting in Brazilië dat de vrijheid slaven was gegund. Wat een grote ontkenning is van de lange strijd waarmee de slaven hun vrijheid hebben moeten veroveren. Ook het slavernijmuseum was lange tijd de officiële spreekbuis van deze opvatting. Het is niet voor niets gehuisvest in een monumentaal plantagehuis. Pas de afgelopen jaren is het museum getransformeerd in een open platform voor burgerinitiatieven met een meer kritische houding ten aanzien van het eigen slavernijverleden. Vergeet niet dat wij het land zijn dat als laatste slavernij heeft afgeschaft in 1888. Brazilië was toen al ruim een halve onafhankelijk van Portugal. We kunnen dus niet alleen met de vinger naar een buitenlandse kolonisator wijzen. Brazilië is dader en slachtoffer.”
Pedro Antonio Tuango, student economie “Angola kampt al eeuwenlang met buitenlandse inmenging. Na een slepende onafhankelijkheidstrijd tegen de Portugezen van 1965 tot 1975 begon meteen een gruwelijke burgeroorlog strijd. De Unitarebellen werden gesteund door Zuid-Afrika en indirect het Westen. De communistische MPLA, dat werd gesteund door Cuba en indirect Rusland. Pas in 2002 kon de opbouw van ons land beginnen. Maar de economische groei en de ruim voorradige grondstoffen – olie met name – heeft een goldrush van buitenlandse bedrijven veroorzaakt. Eerst hebben de Portugezen ons al de vrijheid, de taal en zelfs onze namen ontnomen. Nu worden ons ook nog onze grondstoffen afgenomen. Naast het kwart miljoen Chinezen werken er bijvoorbeeld ook nog eens honderdduizenden Brazilianen en Portugezen in Angola. De meeste buitenlanders zijn hier alleen maar om onze rijkdommen op te halen, niet om ons land te helpen opbouwen. Als ons land straks leeg is, zijn ze weer weg. De enigen die dan hebben geprofiteerd is een kleine elite van corrupte politici en bevriende zakkenvullers.”
Vlademiro Fortuna, directeur van het Museu Nacional da Escravatura in Luanda “De Nederlandse aanwezigheid in Luanda mag dan kort zijn geweest, het was cruciaal voor beide landen. Pas met de komst van de Nederlanders nam de slavenhandel in Angola serieuze vormen aan. Met de forten werd ook de handelskunst in mensen overgenomen van de Portugezen; op de eerste Nederlandse slavenschepen van Angola naar Brazilië voeren Portugese stuurlui mee. Dankzij deze expertise kon Nederland in de tweede helft van de zeventiende eeuw uitgroeien tot de grootste slavenhandelaar in het Atlantisch gebied. Naar schatting is een op de drie slaven die door Nederlanders zijn verhandeld afkomstig uit Angola. De eerste slaven die in New York aankwamen waren door Nederlanders verscheept uit Angola. Onze landen delen dus een belangrijke geschiedenis. Het zou mooi zijn als ook Nederland meer interesse zou tonen in onze gemeenschappelijke geschiedenis. We moeten niet omzien in wrok maar bouwen aan een gezamenlijke toekomst waarin onze landen gelijkwaardig profiteren.”
Siegfried Steglich, bestuurslid Stichting Monument Middelburg “In 2005 is in het centrum van Middelburg een slavernijmonument onthuld. Nog steeds is er veel onwetendheid over dit verleden. Lang niet iedereen in Middelburg is zich ervan bewust dat de Zeeuwen naar schatting bijna de helft van 600 duizend door Nederlanders verhandelde slaven voor hun rekening hebben genomen. Daarom is het goed dat er nu een monument tussen de historische gebouwen van Middelburg staat. Gebouwen waarin de mensenhandel in achttiende en negentiende eeuw werd georganiseerd. We hebben bewust gekozen voor een monument zonder ketens of geknielde mensen. De nazaten van slaven moet los komen van de slachtofferrol. Dit monument is ook geen vorm van genoegdoening maar moet de bewustwording vergroten. Juist door met elkaar in gesprek te blijven, komen we tot elkaar. We moeten ons niet laten verdelen door het verleden.”
Tim Barents, capoeirista bij Abadá Capoeira Zeeland “Capoeira is een unieke mix van danskunst en vechtsport. Met de slaven is het uit Afrika meegereisd naar Brazilië. Daar vermomden slaven hun traditionele gevechtstechnieken als dans. Uiteraard was het de slaven door de slaveneigenaren verboden om te oefenen in vechten. Met sierlijke dansbewegingen probeerden de slaven elkaar te vloeren of uit te verrassen met een armbeweging. Capoeira is dus begonnen als een overlevingsstrategie. Naast de authentieke dansbewegingen zijn er ook vaste instrumenten en liedjes, waarvan de teksten soms letterlijk verhalen over de slaventijd. Op zeventig jaar oude films van capoeira zie je dat het omgeven was met rituelen. Vrouwen in Afrikaanse kleding die wuiven met wierook, het vechten in een kring. Na de afschaffing van de slavernij was capoeira lange tijd verboden. Het was een sport van de straat en werd geassocieerd met criminaliteit. Tegenwoordig is capoeira is een officiële sport met een strenge hiërarchie die zich over alle continenten heeft verspreid. Net als bijvoorbeeld judo en karate zijn er verschillende stadia die je moet doorlopen om uiteindelijk een mestre te worden. Elke beweging heeft een naam en er zijn zelfs wedstrijden. Maar capoeira groepen in Brazilië zetten zich ook in voor jongeren in de favela’s en anti-drugs programma’s. Het blijft meer dan een sport. Als capoerista maak je nog steeds deel uit van een eeuwenoude en positieve cultuur.”