Interview 66
nr.11 – 2006
D e t wijfel van Ca m bodja-tribunaalr ec hter Katin k a L ahuis
Niets is vanzelfsprekend
Mr. Katinka Lahuis (47) is raadsheer bij het gerechtshof in Leeuwarden en sinds juli rechter in het Cambodja-tribunaal. Dat tribunaal is opgericht om de kopstukken van het gewelddadige Rode-Khmerbewind te berechten. In de periode dat het op maoïstische leest geschoeide bewind aan de macht was, tussen 1975 en 1979, vonden tenminste 1,7 miljoen Cambodjanen de dood, door executie, marteling, uitputting of ondervoeding. Berechting van de verantwoordelijken heeft tot op heden nauwelijks plaatsgevonden. door Miek Smilde foto’s Chantal Ariëns
nr.11 – 2006
67
interview
“H
et is ook je attitude”, zegt Katinka Lahuis (47) halverwege het gesprek. “Het gaat om de vraag wat je als rechter voor jezelf ter discussie stelt. Wanneer stel je een vraag, wanneer laat je een nader onderzoek doen? Wat je niet vraagt, is er niet. Wat je niet weet, kun je niet hebben gemist. En juist dát is zo essentieel. De Schiedammer parkmoord (de zaak waarin een man vier jaar lang onterecht vastzat, red.) heeft dat pijnlijk duidelijk gemaakt. Wij rechters moeten als individu en als collectief de grootst mogelijke twijfel aan de dag leggen. We moeten wikken, wegen, vragen, spelen met de informatie die we hebben. We lezen een dossier dat vooral bestaat uit de verhalen van anderen – de politie, de officier van justitie, getuigen, deskundigen… Het risico bestaat dat we ons laten meeslepen door het verhaal dat anderen vertellen. Wij wegen alle informatie en construeren langzaam ons eigen verhaal. En dat verhaal, dat we ook toetsen aan elkaar, leidt tot een beslissing. Op het moment dat wij die beslissing naar buiten brengen, mag van de oorspronkelijke twijfel geen spoor meer bestaan. Anders moeten we de verdachte vrijspreken.” Lahuis noemt zichzelf een twijfelaar. “Een echte, in alle opzichten.” Maar nee, aan geen van de beslissingen die zij op haar naam heeft staan, heeft ze achteraf getwijfeld. Ze legde als rechter van de rechtbank Groningen twee keer levenslang op, en staat achter die beslissingen. Ook na de uitkomsten van het onderzoek naar de vraag wat er mis ging in de Schiedammer parkmoord. Twijfelen, en daarna staan voor een beslissing, dat is de kern van haar werk, vindt ze. “Maar nooit iets zomaar aannemen. Dóórvragen. Niets is vanzelfsprekend.” Ze herinnert zich haar eerste internationale ervaring. Ze was als rechter op bezoek in Zweden, ergens begin jaren negentig. De Zweden, vertelt ze, vonden het heel raar dat procedurele fouten van de zijde van de politie of het OM,
de zogenoemde vormfouten, in Nederland konden leiden tot vrijlating van de verdachte. Inmiddels heeft Nederland de wetgeving op dit punt aangepast, maar destijds werd een brandstichter nog vrijgelaten omdat er een fout in de tenlastelegging stond. Een disciplinaire maatregel tegen de betrokken politieman of officier, oké, maar een potentiële dader zomaar laten gaan? De keurige Zweden begrepen daar helemaal niets van. Het is een simpel voorbeeld, geeft Lahuis aan, maar het opende haar ogen. Daaruit verklaart ze ook haar internationale belangstelling. “Ik wil meer dan een eenmalige bijdrage leveren in de beoordeling van één zaak. Overal mag de globalisering oprukken, in het recht wordt nog heel nationaal gedacht. Terwijl geen enkel rechtssysteem vanzelfsprekend is, ook het onze niet. Het is heel boeiend om met andere systemen in aanraking te komen en te realiseren ‘zo kan het ook’. Ik koester die open blik en wil op mijn manier een bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van de internationale rechtsorde.”
Koptelefoon De afgelopen jaren leverde Lahuis al vaker een bijdrage aan die ontwikkeling. Ze was onder meer betrokken bij de invoering van het hoger beroep in Turkije, en werkte in de Oekraïne en Letland mee aan projecten om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te versterken. Toch was ze hoogst verbaasd toen de Raad voor de rechtspraak haar benaderde om te solliciteren naar de functie van rechter in het Cambodja-tribunaal. Twijfel ervoer ze niet. “Ik had meteen het idee ‘dat past bij mij’. Dat zei iedereen ook.” Natuurlijk, ze heeft internationale én bestuurlijke ervaring als sectorvoorzitter van de strafsector van de rechtbank Groningen. Maar toch. “Nadat de ministeries van buitenlandse zaken en justitie groen licht hadden gegeven, kreeg ik een brief of ik mij op 8 december 2005 om 10 uur ’s ochtends wilde vervoegen bij de Verenigde Naties in
nr.2 – 2006
69
interview
“Overal mag de globalisering oprukken, in het recht wordt nog heel nationaal gedacht”
van staatshervorming, en om het verleden een plaats te geven. Cambodja is bezig een nieuw Wetboek van Strafvordering in te voeren, en het hele proces rond de opzet van dit tribunaal, de regelgeving, de strafbaarstelling, de termijnen, de inrichting van de organisatie zou van invloed kunnen zijn op dat wetgevingsproces.”
Cambodjaans recht New York. Dat was toch wel beyond my dreams.” De internationale sollicitatiecommissie die Lahuis in New York trof, bestond uit vier mannen, waaronder een rechter van het internationaal strafhof, een rechter van het Joegoslavië-tribunaal en een hoge VN-ambtenaar. Lahuis kreeg een koptelefoon op, omdat twee van de vier Frans spraken, en zij misschien liever een Engelse vertaling wilde. “Dat was een eerste oefening hoe ik met meerdere talen moet omgaan”, zegt Lahuis nu laconiek. Trots was ze vooral op het antwoord dat ze gaf op de vraag naar haar motivatie. “Ik vond zelf dat ik in het Engels een prachtig antwoord gaf, ik was zó geconcentreerd dat ik mijzelf als het ware antwoord zag geven. Tja, iets in de trant van de opdracht om als rechter een bijdrage te leveren aan de rechtsontwikkeling, ik weet het niet meer precies. Maar ik meen het natuurlijk nog wel; dit tribunaal heeft een functie in een groter geheel. Het gaat niet alleen om de berechting van verdachten van zeer ernstige feiten, het gaat ook om een proces
Cambodja-Tribunaal
Lahuis heeft dus een meerzijdige taak. Niet alleen moet zij als een van de rechters van de zogeheten pre-trial chamber (zie kader) de knoop doorhakken in het geval dat de officieren van justitie en de onderzoeksrechters met elkaar van mening verschillen, ze is ook betrokken bij de vormgeving van het tribunaal zelf. Sinds haar officiële aanstelling op 3 juli deze zomer, is ze druk doende samen met haar Cambodjaanse en internationale collega’s de regels op te stellen die zij als rechters zelf zullen hanteren. “We maken eigenlijk onze eigen wetgeving op basis van het Cambodjaanse recht. Dit tribunaal is een Cambodjaans gerecht. Tegelijk moeten we kijken of dat recht en dat gerecht voldoen aan de internationaal gestelde maatstaven. En we moeten de administratie optuigen, mensen aannemen, procedures vaststellen.” Dat proces van wetgeving en administratieve vormgeving is nu in volle gang. Lahuis is terughoudend in het geven van details, maar geeft wel aan dat het “niet zo’n heel eenvoudige klus” is. Alleen al het feit dat de Cambodjaanse collega’s beschikken over computerapparatuur die uitsluitend Khmer-tekens herkent (in
tribunaal voorzien in een beslissende instantie. Die instantie is de pre-trial chamber. Lahuis en haar collega’s zullen met
Het Cambodja-tribunaal is tot stand gekomen na jarenlange
andere woorden knopen doorhakken als de officieren van jus-
onderhandeling tussen de Cambodjaanse regering – die de
titie onderling verschillen van mening over wie moet worden
berechting graag in eigen hand wilde houden – en de
vervolgd en waarvoor, of als de officieren en de onderzoeks-
Verenigde Naties, die wilden dat het tribunaal voldeed aan de
rechters er onderling niet uitkomen. Vooralsnog zal Lahuis in
internationale normen. Het bereikte compromis behelst onder
de gekozen opzet van de pre-trial chamber niet betrokken zijn
meer dat niet één, maar twee officieren van justitie zijn
bij het horen van getuigen, of het berechten van verdachten.
benoemd, de Cambodjaanse Chea Leang en de Canadees
Daar zijn weer andere rechters voor.
Robert Petit. Ook zijn er twee onderzoeksrechters aangewezen
Naar verwachting zal binnenkort begonnen worden personeel
(die enigszins zijn te vergelijken met onze rechters-commissa-
te werven dat de rechters moet gaan ondersteunen. Voor meer
rissen, zij het dat hun specifieke bevoegdheden afwijken).
informatie over het tribunaal zij verwezen naar de website van
Omdat twee mensen van mening kunnen verschillen, wilde het
het tribunaal www.cambodia.gov.kh/krt/english/
nr.11 – 2006
71
interview
Cambodja wordt Khmer gesproken, red.), levert praktische problemen op. “Ik zit samen met drie Cambodjanen en een Australiër in de pre-trial chamber. Rowan Downing uit Australië en ik hebben min of meer dezelfde computers, maar de Cambodjanen dus niet. Dat is heel ingewikkeld.” Lahuis moet daarnaast het Cambodjaanse recht bestuderen. “Dat recht is gebaseerd op het oude Franse recht, met een sterke inquisitoire rol voor de rechter-commissaris, maar wijkt op cruciale punten ook weer af”, weet zij inmiddels. “Het Wetboek van Strafrecht bijvoorbeeld bevat veel minder bepalingen dan het onze. Het zou kunnen dat dat te maken heeft met het boeddhisme. Op overtredingen van regels hoe je met elkaar moet omgaan, wordt in het boeddhisme wellicht anders gereageerd dan wij zijn gewend.” En dan is er ook nog zoiets als geld. “Ik krijg mijn reis en
aanwezigheid in Cambodja vergoed, maar al die uren voorbereiding doe ik vanuit Nederland”, zegt Lahuis. “Het gerechtshof in Leeuwarden heeft mij daarvoor gedeeltelijk vrijgesteld, waarvoor ik dankbaar ben. Het is wel een voorwaarde om dit werk te kunnen doen.”
Filosofische vragen
De culturele lading van het recht zelf en haar positie als rechter in dit tribunaal kan Lahuis nog lang niet overzien. “Alles is nieuw, ik ben de enige Nederlander, ik kan met niemand overleggen, het tribunaal is uniek, alles moet worden opgebouwd. Stap voor stap. Het is in de letterlijke betekenis daarvan een proces.” Ook de emotionele lading van de misdaden waarmee zij als rechter in het Cambodjatribunaal te maken krijgt, laat zij slechts druppelsgewijs op zich inwerken. Maar de daden schrijnen, natuurlijk. “Ik woon in de buurt van kamp Westerbork”, “Vragen naar wat de mens zegt Lahuis aan het eind van het gesprek. “Dat is een beladen drijft, zijn mij niet vreemd” omgeving. Ik heb nooit een bijzondere belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog gehad, helemaal niet. Maar vragen naar wat de mens drijft, zijn mij niet vreemd. Hoe gedraag je je als individu in een groep? Durf je je uit te spreken, je twijfels kenbaar te maken, en kun je dan toch diplomatiek blijven, en respectvol? Waar trek jij zelf de grens? Er zijn talloze voorbeelden uit talloze oorlogen van mensen die martelingen hebben uitgevoerd, omdat hun baas hen dat opdroeg en die dat ook nog keurig hebben geregistreerd, omdat hun baas hen dat opdroeg. Ook binnen de juridische kaders gaat het om begrenzing van individueel gedrag ten opzichte van het gedrag van anderen, om de vraag wat het verhaal van anderen is, en wat jouw eigen verhaal is. Daarnaast is de vraag actueel of bepaalde handelingen intrinsiek fout zijn, of dat ze alleen maar fout zijn, omdat een bepaald systeem dat zegt. Dat zijn eigenlijk filosofische vragen.” Het zijn die vragen die alle rechters moeten proberen te beantwoorden, denkt Lahuis. Of ze nu in Leeuwarden dienen, of in Phnom Penh. n
nr.11 – 2006
73