Internetpesten Een oud probleem in een nieuw jasje
Master SEN (Special Educational Needs) Route Intern Begeleider (BIID2009) Meindert Tjerkstra S103156 (INCOND WS) Windesheim locatie Leeuwarden Februari 2011
Voorwoord Leren is fantastisch maar wat ben ik blij dat dit verslag klaar is. Er is geen verslag wat zo ontzettend veel tijd heeft gekost dat dit verslag. Ik heb uren achter de computer gezeten. Om dit allemaal te doorstaan heb ik mijzelf een heel ritme opgelegd. Het ritme van een half uur tot driekwartier werken met daarna als beloning een kwartier pauze. Met als hoofdactiviteit schoonmaken en de tuin onderhouden. De afgelopen weken is het huis nog nooit zo schoon geweest en de tuin ziet er uit alsof het allemaal net is aangeplant door Rob Verlinden van Eigen Huis en Tuin. Ondanks mijn opgelegde ritme heb ik ook gezeurd en gevloekt omdat niet alles in één keer wilde slagen. Mijn critical Friends hebben mij uitgelachen, toegesproken en mij gemotiveerd. Ik ben ze dan ook heel dankbaar. In het bijzonder heeft W. Bok veel moeten doorstaan, maar is rechtovereind gebleven en heeft mij door dik en dun gesteund. Ook M. Kuiper verdient het om genoemd te worden in mijn voorwoord. Al die keren dat ik heb gebeld met de meest onzinnige vragen heeft mij er doorheen gesleept. Ook wil ik mijn familie bedanken voor de getoonde interesse en de tips die ze gegeven hebben. Bedankt! Juni 2011 Meindert Tjerkstra
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
2
Samenvatting Kinderen maken veel gebruik van het internet. Het internet is een prachtig medium maar het heeft ook zijn duistere kanten. Internet kan op een hele geraffineerde manier gebruikt worden om te pesten. Kinderen moeten zich veilig voelen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Pesten is funest voor de sfeer in de groep en de veiligheid. Dit kan de leerprestaties negatief beïnvloeden. Deze leerprestaties zijn belangrijk omdat leerkrachten in het huidige onderwijssysteem afgerekend worden op leerprestaties. De praktijkvraag die centraal staat in het uitgevoerde onderzoek is: Wat is de aard en omvang van het digitaal pesten door kinderen van de basisschoolleeftijd van 8 tot 12 jaar? Deze vraag wordt beantwoord door middel van een literatuurstudie en doormiddel van een vragenlijst die is ingevuld door kinderen van de basisschoolleeftijd van 8 tot 12 jaar en door leerkrachten van het primair onderwijs. De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat 91% van de kinderen een computer thuis tot zijn of haar beschikking heeft. Gemiddeld gezien besteden kinderen 89 minuten per dag op het internet. Maar liefst 33% van de kinderen uit het onderzoek geeft aan dat ze het afgelopen schooljaar te maken hebben gehad met internetpesten, dat is 1 op de 3.Het platform waar het meest gepest wordt is de website Hyves. Van alle kinderen is 84% actief op Hyves. De meest voorkomende manier van pesten is Flaming. Dit is het sturen van agressieve, vernederende, beledigende, bedreigende of vijandige boodschappen via internet. Dit wordt door 57% van de kinderen beschreven als de meest voorkomende vorm van digitaal pesten. De andere vormen van direct pesten (fysiek digitaal pesten, verbaal digitaal pesten en non verbaal digitaal pesten) en indirect internet (outing, masquerade en identity fluidity) pesten wordt door 43% van de kinderen benoemd als de manier waarop ze gepest zijn. Leerkrachten noemen als de belangrijkste manier van pesten via internet het Flaming (81%). De andere mogelijke manieren die in de literatuur bekend zijn wordt door 19% van de leerkrachten genoemd.
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
3
Inhoudsopgave SAMENVATTING .................................................................................................................................... 3 1|
INLEIDING ....................................................................................................................................... 5 1.2|
2|
LEESWIJZER .............................................................................................................................. 5
THEORETISCH KADER ................................................................................................................. 7 2.1| DE DEFINITIE VAN DIGITAAL PESTEN ............................................................................................ 7 2.2| HET KLASSIEKE PESTEN TEN OPZICHTE VAN INTERNET PESTEN ..................................................... 7 2.3| VORMEN VAN INTERNETPESTEN .................................................................................................. 7 2.3.1| Direct pesten .................................................................................................................... 8 2.3.2| Indirect pesten ................................................................................................................. 8 2.4| DE CONSEQUENTIES VAN INTERNETPESTEN ................................................................................. 9 2.4.1| slachtoffer ........................................................................................................................ 9 2.4.2| dader ............................................................................................................................... 9 2.5| W IE ZIJN DE SLACHTOFFERS VAN INTERNETPESTEN? ................................................................... 9 2.6| W IE ZIJN DE DADERS VAN INTERNETPESTEN? .............................................................................. 9 2.6| JONGENS EN MEISJES OP HET INTERNET.................................................................................... 10 2.7| DE AANTREKKINGKRACHT VAN INTERNET OP KINDEREN .............................................................. 10 2.8| MOGELIJKE OPLOSSINGEN OM HET INTERNETPESTEN TE STOPPEN ............................................. 11 2.8.1| Wat kunnen ouders doen tegen internetpesten ............................................................ 11 2.8.2| Wat kan school doen tegen internetpesten ................................................................... 11
3|
OPZET VAN HET ONDERZOEK .................................................................................................. 13 3.1| 3.2| 3.3| 3.4|
4|
INLEIDING ................................................................................................................................ 13 ONDERZOEKSVRAGEN .............................................................................................................. 13 VERZAMELEN GEGEVENS .......................................................................................................... 13 VRAGENLIJSTEN....................................................................................................................... 13
DATARESULTATEN EN ANALYSE ............................................................................................ 15 4.1| VRAGENLIJST KINDEREN ........................................................................................................... 15 4.1.1| Het internetgebruik ........................................................................................................ 15 4.1.2| Pesten via internet ......................................................................................................... 17 4.1.3| Het pesten ..................................................................................................................... 21 4.2| VRAGENLIJST LEERKRACHTEN .................................................................................................. 23 4.2.1| Het internetgebruik ........................................................................................................ 24 4.2.2| Internetpesten en preventie ........................................................................................... 26 4.3| VERSCHILLEN TUSSEN KINDEREN EN LEERKRACHTEN ................................................................. 31
5|
CONCLUSIES ........................................................................................................................... 33 5.1| 5.2| 5.3| 5.4|
AANBEVELINGEN ...................................................................................................................... 34 SUGGESTIES VOOR VERDERE STUDIE ........................................................................................ 35 DISCUSSIE ............................................................................................................................... 35 REFLECTIE .............................................................................................................................. 35
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
4
1|
Inleiding
Wie is de stomste van de klas? Deze vraag is gesteld door een kind van groep acht op haar Hyves profiel. De bezoekers van haar profiel mochten kiezen tussen vier kinderen. De hele klas heeft gestemd inclusief een kind wat in de lijst stond, dit in de hoop de stemming te kunnen beïnvloeden. Zo volgden verschillende stemmingen met altijd dezelfde uitkomst. Er werden haat krabbels gestuurd en haat mailtjes. De leerkracht en de ouders wisten hier niks van totdat een Hyves account niet goed was afgesloten aan het einde van de dag. De leerkracht van groep acht was met stomheid geslagen door wat zij op het profiel aantrof. Dit is mijn collega die al vele jaren van lesgeven achter de rug heeft. Dit heeft ze echter nog nooit eerder meegemaakt. Toch is het niet ongewoon wat hier is gebeurd. De meeste kinderen zijn actief op het internet. Meer dan de helft heeft een eigen profiel op een platform van de sociale media. Ze spelen spelletjes, chatten met elkaar en ruilen games. Deze kinderen groeien op met de computer en al de mogelijke toepassingen. Ze zijn nauwelijks verbaasd over alles wat mogelijk is. Ze laten zich dagelijks onderdompelen en experimenteren lustig los op alles wat maar op het internet te vinden is. De kinderen weten niet beter dan dat je sociaal media hebt op het internet. Een leven zonder mail, chat en krabbels is ondenkbaar. Het leven op school en het internetleven vermengt met elkaar. Als leerkracht heb je heel weinig invloed op wat er zich op het Internet afspeelt. Maar de effecten zijn duidelijk merkbaar in de groep. De onderlinge sfeer verslechtert, dit uit zich in onderlinge spanningen en zelfs in hoogoplopende ruzies. Als leerkracht heb je invloed op je groep tot half vier. Na half vier gaat ieder kind zijn eigen weg. Maar als kinderen elkaar vinden op de platforms van de sociale media gaat het groepsproces door zonder toezicht. Pesten kan de kop opsteken zonder dat je als leerkracht hier weet van heb. Dit is funest voor de sfeer in de groep, bovendien beïnvloedt dit de leerprestaties negatief. Kinderen moeten zich veilig voelen om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. In dit onderzoek wordt onderzocht wat de aard, vorm en frequentie van het digitaal pesten is bij kinderen van 8 tot 12 jaar. Internetpesten is alleen te begrijpen als duidelijk is wat er allemaal mogelijk is op het internet. Het internet is een medium wat pesters faciliteert om op een hele slinkse manier slachtoffers tot op het bot te raken. De literatuur wordt aangesproken om de volgende vragen te beantwoorden: Wat is internetpesten en wat kan een basisschool er aan doen. Om de aard, vorm en frequentie van het digitaal pesten bij kinderen van 8 tot 12 jaar in kaart te brengen is er een vragenlijst uitgezet. 1.2| Leeswijzer In dit verslag wordt in hoofdstuk 2 de definitie van pesten (paragraaf 2.1) nader verkend aan de hand van literatuuronderzoek. Het klassiek pesten ten opzichte van digitaal pesten wordt beschreven in paragraaf 2.2. De verschillende vormen van internetpesten komen aan de orde in paragraaf 2.3. De consequenties van het digitaal pesten wordt beschreven in paragraaf 2.4. Vervolgens wordt in paragraaf 2.5 de kenmerken van slachtoffers beschreven en in paragraaf 2.6 de kenmerken van pesters. Wat maakt het dat internet zo’n aantrekkingkracht heeft op kinderen, dit wordt uitgelegd in paragraaf 2.7. Dit hoofdstuk eindigt met mogelijke oplossingen om digitaal pesten te stoppen. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens de methode beschreven hoe het praktijk onderzoek is uitgevoerd. In paragraaf 3.2 komen de onderzoeksvragen aan de orde en in paragraaf 3.3 de vragenlijsten. In
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
5
paragraaf 3.4 wordt beschreven hoe de gegevens zijn verzamelt. De onderzoeksresultaten komen vervolgens in hoofdstuk 4 aan de orde. Aan de hand van een beschrijvende analyse wordt in paragraaf 4.1 inzicht verschaft in het gebruik van internet door kinderen, de manier van pesten via internet en de frequentie daarvan. In paragraaf 4.2 wordt door middel van een beschrijvende analyse inzicht verschaft in het gebruik van internet door leerkrachten, de manier waarop leerkrachten denken dat er gepest wordt en eventuele preventieve maatregelen. Hoofdstuk 5 is het hoofdstuk van de conclusies. In paragraaf 5.1 worden de aanbevelingen voor basisscholen beschreven. In paragraaf 5.2 worden enkele aanbevelingen gemaakt voor eventueel vervolgonderzoek. Het hoofdstuk (paragraaf 5.3) eindigt met een kritische kanttekeningen over dit onderzoek met als slot een korte reflectie.
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
6
2|
Theoretisch kader
2.1| De definitie van digitaal pesten Pesten is iets dat altijd al heeft bestaan. Het komt tot uiting in verschillende vormen en bij alle leeftijdscategorieën. Het vindt plaats in scholen, op het werk, families, verenigingen etc. Het gebeurt al op hele jonge leeftijd en gaat door op hele oude leeftijd (Meer, 2000). Volgens (Delver en Hop, 2007) is het een feit dat er in de samenleving van vandaag op een andere manier wordt gepest dan hoe dat vroeger gebeurde. Er wordt meer en meer gebruik gemaakt van digitale mogelijkheden om te pesten. Het digitaal pesten kan als een verlengstuk worden beschouwd van het klassieke pesten. Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/ of fysieke mishandeling door 1 of meerder personen tegen een persoon die niet in staat is zichzelf te verdedigen. Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld. Pesten heeft negatieve effecten voor het slachtoffer. Deze mag niet voor zichzelf opkomen noch zich verweren. Doet hij dit wel, dan kan dat reden voor de pester zijn het slachoffer nog harder aan te pakken (Meer, 2000). Een aanvulling, digitaal pesten houdt in: alle manieren om een ander te pesten, maar dan via digitale wegen zoals internet en mobiele telefoon (Delver en Hop, 2007).
2.2| Het klassieke pesten ten opzichte van internet pesten Volgens VandeBosch ,Cleemput, Mortelmans & Walrave (2006) ligt de oorsrpong van het klassieke pesten in een ver verleden. Door het internet zijn er vele nieuwe manieren van pesten mogelijk. Tussen klassiek pesten en pesten via internet zijn overeenkomsten. Het opzettelijk kwetsen van andere individuen en de ongelijke machtsverhouding zijn daar een voorbeeld van. Een belangrijk verschil tussen klassiek pesten en internetpesten is dat computerkennis een belangrijke rol speelt bij internetpesten. Hoe meer kennis over hardware en software hoe machtiger de positie is van de pestkop. Het internet biedt de mogelijkheid om anoniem te pesten. Daardoor is de drempel om te gaan pesten lager dan bij het klassieke pesten. Het internet maakt het daarnaast mogelijk om heel snel heel veel mensen te bereiken. Het neemt maar een paar minuten in beslag om een foto te bewerken en deze rond te sturen. Deze foto’s kunnen jaren blijven staan op het internet. Bij klassiek pesten is de publieke vernedering vaak van korte duur (Meer, 2000). Het klassiek pesten vindt vooral plaats in de publieke omgeving. Bij internetpesten komt de pestkop binnen in de private sfeer. Het laatste verschil is dat de pester niet ziet welk effect zijn gedrag heeft op het slachtoffer. Bij het klassiek pesten is het makkelijker te beseffen hoe kwetsend de boodschap is door de reactie van de pester en de gepeste. Door via internet te pesten wordt de empathie minder op de proef gesteld (Olweus, 2006).
2.3| Vormen van internetpesten Bij Internetpesten kan onderscheid gemaakt worden tussen de directe en indirecte vorm van pesten. Het directe pesten houdt in dat het slachtoffer rechtstreeks betrokken is bij het voorval. Bij het indirecte pesten is dit niet noodzakelijk (Emmerechts, 2001). Vooral bij internet pesten biedt het indirecte pesten vele mogelijkheden.
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
7
2.3.1| Direct pesten Er zijn drie vormen van direct pesten. Fysiek digitaal pesten. Volgens Hinduja en Patchin (2009) is fysiek digitaal internetpesten het hacken en inbreken in een computersysteem van een slachtoffer om informatie te stelen, om wachtwoorden te wijzigen en wanorde te stichten in de computer. Ook wordt opzettelijk getracht de computer vast te laten lopen door enorme bestanden te sturen die de computer niet kan verwerken. Daarnaast worden virussen opzettelijk doorgestuurd naar een slachtoffer waardoor de software in de computer wordt beschadigd. Daarnaast is er volgens Hinduja en Patchin, (2009) het verbaal digitaal internetpesten. Bij deze vorm worden boodschappen verstuurd met seksueel suggestieve ladingen. Ook kunnen slachtoffers afgeperst worden. Dit wordt ook wel online ‘steaming’ genoemd. Een groepje jongeren of een individu bedreigt en vernedert het slachtoffer als hij zijn geld of ander goed niet afgeeft. Bij verbaal digitaal pesten is ook ‘flaming’ mogelijk. Flaming is het sturen van agressieve, vernederende, beledigende, bedreigende of vijandige boodschappen via internet, chat, email of sms. Het non verbaal digitaal internetpesten is een vorm van direct pesten. Volgens Hinduja en Patchin (2009) is dit het verspreiden en doorsturen van pornografische, bedreigende en choquerende beelden, foto’s of cartoons. Deze illustraties kunnen verminkingen, bloedige taferelen en geweld omvatten. Onder non verbaal digitaal pesten valt ook het bewerken en versturen van foto’s van het slachtoffer. Een extreme vorm van deze manier van pesten is volgens Gielen (2007) het plaatsen van foto’s op websites zoals uglypeople.nl. Deze foto’s kunnen jaren lang op het internet rondzwerven. 2.3.2| Indirect pesten De drie vormen van indirect pesten zijn Outing, Masquerade en Identity Fluidity. Outing is volgens Combee (2008) een vorm van pesten waarbij geheime of genante informatie van het slachtoffer wordt verspreidt. Dit kan doormiddel van vertrouwelijke mails, chatgesprekken en sms berichten. Een ander voorbeeld is het verspreiden van indiscrete foto’s op het internet zodat deze voor iedereen zichtbaar zijn. Masquerade is volgens Hinduja en Patchin (2009) een vorm van pesten waarbij de pestkop een andere identiteit aanneemt. Hij of zij gaat als het ware gemaskerd. Door het aannemen van iemand anders zijn online identiteit kan deze zich voordoen als het slachtoffer in chatboxen en op de sociale media. Zo is het mogelijk dat de pester het slachtoffer beledigende uitspraken laat doen. Andere voorbeelden zijn personen inschrijven voor producten of abonnementen zonder dat het slachtoffer hier van op de hoogte is of dit wil. Daarnaast is er nog het Identitiy Fluidity. Deze vorm wordt beschreven door Hinduja en Patchin (2009) als een vorm waarbij de pester zich voordoet als een ander persoon door het aannemen van een andere online identiteit met als doel het slachtoffer te misleiden. De pester komt zo aan vertrouwelijke informatie die gebruikt wordt om mee te pesten.
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
8
2.4| De consequenties van internetpesten Iedereen wordt geraakt als hij/ zij gepest wordt en niemand blijft buiten schot. Nu worden de gevolgen beschreven voor zowel het slachtoffer als de pester. 2.4.1| slachtoffer Het zelfvertrouwen van het slachtoffer wordt keer op keer bij elke pesterij geschaad. Het slachtoffer zal zich steeds minderwaardiger voelen (De Meyer, Heurckmans & Vanbilloen, 1994). Volgens Meer (2003) is het slachtoffer vaak onzeker en heeft weinig zelfvertrouwen. Er is vaak sprake van argwaan tegenover andere mensen. Grapjes en complimenten worden verkeerd opgevat. Vaak durven slachtoffers nauwelijks voor zichzelf op te komen. Angsten kunnen zich gaan ontwikkelen zoals pleinvrees, claustrofobie, angst voor nieuwe ontmoetingen, angst om te praten en of angst voor eenzaamheid. Initiatieven worden hoe langer hoe minder. Slachtoffers vertellen soms leugens om te ontkomen aan pesterijen. Zo worden ziekten geveinsd. Stress kan zich uiten in lichamelijke klachten zoals bedplassen, leerproblemen en buikpijn. De schoolprestaties kunnen er onder gaan leiden. Ook psychische klachten, zoals depressies kunnen de kop opsteken. 2.4.2| dader De dader mist net als het slachtoffer de sociale vaardigheden om goed om te gaan met andere personen. (De Meyer et al., 1994) stelt dan ook dat pesten een symptoom is van dieperliggende problemen. Volgens Livingstone (2002) heeft de dader de rol van pestkop gekregen en kan hier moeilijk van afkomen. Eens een pestkop, altijd een pestkop is de veronderstelling van betrokkenen. De gevolgen zijn dat een pestkop tegen wil en dank terecht blijft komen in conflictsituaties. Als pestkopen geen adequate hulp krijgen aangeboden, lopen zij een verhoogd risico om in hun latere leven in aanraking te komen met de autoriteiten en crimineel te worden.
2.5| Wie zijn de slachtoffers van internetpesten? Volgens VandeBosch et al. (2006) vertonen slachtoffers van digitaal pesten meer risicogedrag. Dit betekent dat ze sneller hun persoonlijke gegevens geven aan derden. De meeste slachtoffers worden ook in de ‘echte’ wereld gepest. Het risico op digitaal pesten wordt groter als een kind veel contacten heeft op internet die ze in het echt nog nooit ontmoet heeft. Veel slachtoffers vertellen weinig over de pesterijen. De redenen zijn dat slachtoffers bang zijn dat internet verboden terrein voor ze wordt. Ook willen slachtoffers ouders niet ongerust maken. Daarnaast is er angst om uitgelachten te worden, soms voelen ze schaamte en leggen ze de schuld bij zichzelf neer. Ook vertellen vele slachtoffers niets omdat ze denken dat ouders het probleem niet begrijpen. Veel slachtoffers denken dat ouders/ volwassenen een gebrek hebben aan ICT kennis. 2.6| Wie zijn de daders van internetpesten? Bij pesten op het internet is de fysieke kracht en sociale status minder belangrijk dan de kennis over computer en internettoepassingen. Daders van digitaal pesten hebben vaak een kennisvoorsprong ten opzichte van leeftijdsgenoten. Online pesters ervaren minder controle van hun ouders omdat deze vaak de kennis missen om te weten wat er gebeurd (Delver & Hop, 2007). De auteurs VandeBosch et al. (2006) stellen dat circa de helft van de
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
9
internetpesters slachtoffer zijn van pesterijen in het ‘echte leven’. Daarnaast laat de dader vaker crimineel en depressief gedrag zien in vergelijking met niet online pesters. Er zijn verschillende groepen pesters met elk hun eigen beweegredenen. Deze indeling is gegeven door Delver en Hop (2007). Vengeful Angels (vertaald wraakengelen): kinderen die via internet terugvechten omdat er overdag in het ‘echte leven’ iets in hun ogen onrechtvaardigs is gebeurd. Power-hungry kids, revenge of the nerds (machtshongerige): kinderen die op school een ‘nerd’ worden genoemd en buiten de boot vallen, maar online de macht grijpen. De wraak van de buitenbeentjes en kinderen die in de klas gepest worden. Mean Girls (gemene meiden): Kinderen die in een groepje een ander te pakken nemen. Dit is alleen voor de grap. Het hoeven niet altijd meisjes te zijn die dit ‘leuk’ vinden. In advertent Cyberbullys (per ongeluk-digitale pesters) Kinderen die een ander helemaal niet willen kwetsen of willen beschadigen, maar niet door hebben dat hun acties voor een ander overkomen als pesterijen. 2.6| Jongens en meisjes op het internet Er zijn verschillen in pestgedrag tussen jongens en meisjes. Volgens VandeBosch et al. (2006) zijn jongens meer het slachtoffer van pesterijen als meisjes. Jongens worden meer geconfronteerd met direct fysiek en verbaal pestgedrag. Meisjes komen meer in aanraking met sociale en relationele vormen van pesten. Er zijn verschillen tussen wat jongens en meisjes op het internet doen. We volgen hier de indeling geven door Hinduja en Patchin (2009). Jongens - Besteden meer tijd op het internet - Internetafhankelijkheid is groter - Grotere internetkennis - Ontspanning is belangrijk - Praten meer met mensen die ze alleen kennen van internet - Grotere voorkeur voor games
Meisjes - Internetgebruik om sociale reden - Ze zijn zich ervan bewust dat boodschappen via chat, mail, enz. soms fout geïnterpreteerd worden - Worden meer beperkt door de ouders in internetgebruik - Geven vaker hun wachtwoord door aan een ander
2.7| De aantrekkingkracht van internet op kinderen De nieuwe technologieën oefenen een sterke aantrekkingskracht uit op kinderen vanwege een aantal belangrijke functies. Leren is een belangrijke reden voor kinderen om op het internet te surfen. Het internet kan beschouwd worden als een grote maar slecht gestructureerde encyclopedie (Emmerechts, 2001). Alle mogelijke informatie is er te vinden. Het makkelijk en snel communiceren is volgens Pardoen en Pijpers (2005) een reden dat kinderen internet aantrekkelijk vinden. Het onderhouden van contacten is een belangrijk aspect in het leven van kinderen. Kinderen onderhouden, maar maken ook vriendschappen via internet. Het internet laat toe dat kinderen met heel veel personen snel in contact kan komen. Dit wordt vergemakkelijkt door het anonimiteitsgevoel. Kinderen kunnen op internet zijn ze willen zijn zijn en het hebben over zaken die kinderen in het ‘echte leven’ nooit zouden durven benoemen. Dit komt doordat op internet geen non-verbale lichaamstaal opgemerkt kan worden. Ook is het niet mogelijk om toonverschillen in de stem van de
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
10
tegenpartij te horen (VandeBosch et al., 2006). Vooral de sociale media zorgt er voor dat grenzen vervagen. Kinderen kunnen mensen ontmoeten die dezelfde interesses hebben, ook al wonen ze aan de andere kant van de wereld (Emmerechts, 2001). Te denken valt aan de groepen en pagina’s die Hyves en Facebook hebben over verschillende onderwerpen. Volgens Delver en Hop (2007) is het internet ook de plaats waar geexperimenteerd wordt met het zelfbeeld en de identiteit. Ieder kan zich anders voordoen dan dat hij of zij is. Je kan kruipen in de huid van iemand anders. Daarnaast is het volgens Pardoen en Pijpers (2005) een stukje ontspanning. Internet biedt muziek, het spelen van games, het opzoeken van informatie over idolen, enzovoorts. Online gamen is iets wat veel kinderen graag doen. Vaak is er een combinatie van gamen en chatten tegelijk mogelijk. Gamen wordt door kinderen als een sociaal gebeuren gezien.
2.8| Mogelijke oplossingen om het internetpesten te stoppen Bij het klassieke pesten zijn er altijd meerdere partijen die schuld hebben. Belangrijke partijen die er bij het internetpesten toe doen zijn de ouders en de school (Meer, 2003). 2.8.1| Wat kunnen ouders doen tegen internetpesten Bij basisschoolkinderen hoort de computer op een plaats te staan waar het gehele gezin bij kan (Delver & Hop, 2007). Ouders kunnen op die manier een oogje in het zeil houden. Ook weet het kind dat de ouder in de buurt is. Het kind kan betrapt worden als hij of zij gaat pesten via het internet. Maar het kind kan ook steun zoeken als het wordt gepest. Ouders kunnen computergebruik van kinderen monitoren. Dit moet altijd in overleg met het kind (Meer, 2003). Er zijn verschillende softwareprogramma’s die het mogelijk maken om chatsessies op te slaan. Overleg is hierbij belangrijk. Het zou de vertrouwensband kunnen schaden als er geen overleg is. Ouders moeten altijd hun best doen om contact te krijgen en om contact te onderhouden met hun kind (Meyer et al., 1994). Oprechte interesse en het stellen van vragen kan veel leed voorkomen. Volgens Delvos, (2004) beginnen kinderen niet altijd zelf een gesprek. Vaak is het zo, dat door een vraag een kind een belangrijk onderwerp aansnijdt, bijvoorbeeld pesten. Volwassenen hebben dat niet altijd in de gaten. Pas doormiddel van doorvragen wordt duidelijk wat het kind bedoeld. Het is cruciaal om het pesten bij het beginstadium te stoppen (Meer, 2003). Een goede band met een kind zorgt ervoor dat het eerste signaal snel wordt opgepikt. 2.8.2| Wat kan school doen tegen internetpesten De meeste scholen in Nederland hebben een pestprotocol. Het pestprotocol dient een hoofdstuk over internetpesten te bevatten (Delver & Hop, 2007). In het protocol moet niet alleen de preventie beschreven worden maar ook eventuele acties na aanleiding van een pesterij. De voorspelbaarheid van het ingrijpen na ongewenst gedrag kan de sleutel zijn om dit gedrag te voorkomen (Meer, 2000). Scholen moeten mobieltjes tijdens schoolactiviteiten verbieden. Ook bij schoolreisjes en schoolkampen (VandeBosch et al., 2006). Leerkrachten moeten voorkomen dat ouders het Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
11
groepsgevoel doorbreken door te bellen. En de mogelijkheid om leerkrachten en medeleerlingen te pesten via de mobiel wordt door deze maatregel een halt toegeroepen. Elke school moet een vertrouwenspersoon hebben. De beste vertrouwenspersoon is de meest laagdrempelige persoon van de school, dit is bijvoorbeeld de conciërge (Delver & Hop, 2007). Het is belangrijk dat vertrouwen georganiseerd wordt. Leerlingen moeten de mogelijkheid hebben om situaties te kunnen delen. Volgens Delver en Hop (2007) moet een vertrouwenspersoon een betrouwbare indruk maken. Naast een vertrouwenspersoon op school moet er volgens Hinduja en Patchin, (2009) de mogelijkheid zijn om anoniem pesten te melden. Het opzetten van een dergelijk systeem kan binnen een schoolvereniging en is relatief gezien niet duur. Leerkrachten moeten kennis hebben wat de mogelijkheden zijn van internet (Hinduja & Patchin, 2009). Kinderen zullen niet snel naar een volwassene stappen met het onderwerp internetpesten als deze weinig tot geen kennis heeft van software en de mogelijkheden van het internet. Bijscholing, workshops en een stukje interesse kunnen snel de kennisachterstand teniet doen (VandeBosch et al., 2006). Leerkrachten moeten niet proberen problemen alleen op te lossen (Delver & Hop, 2007). Zorg ervoor dat collega’s op de hoogte worden gebracht, samenwerken is de sleutel. Als het probleem complex lijkt probeer dan externe hulp in te schakelen. Volgens Meer (2000) moeten scholen ouderavonden organiseren over internetpesten. Tijdens een ouderavond komen de volgende onderwerpen aan de orde: definitie van internetpesten, verschillen tussen pesten en plagen, onderzoeksresultaten, partijen die te maken hebben met internetpesten en adviezen aan ouders. In elke klas moet een sociogram worden afgenomen. Een sociogram maakt de sociale relaties en verbindingen die in een groep spelen zichtbaar. Een sociogram bestaat uit een aantal gerichte vragen waarvan de antwoorden later in een grafiek kunnen worden omgezet. Hierin wordt de aantrekking en afstoting tussen groepsleden weergegeven. Als een leerling onder het gemiddelde scoort is dit een signaal voor de leerkracht. Een signaal dat een leerling eventueel gepest wordt (Meer, 2003).
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
12
3|
Opzet van het onderzoek
3.1| Inleiding Het algemene doel in het onderzoek is inzichtelijk krijgen van de aard en vorm van het digitaal pesten zijn bij kinderen van 8 tot 12 jaar. De informatie die naar voren komt kan dienen om leerkrachten in het primair onderwijs bewust te maken van het digitaal pesten. Daarnaast kan de informatie een aanzet geven om te kunnen komen tot handvatten voor leerkrachten om preventief te kunnen handelen ten opzichte van digitaal pesten. De praktijk vraag die gesteld is in dit onderzoek: Wat is de aard en omvang van het digitaal pesten door kinderen van de basisschoolleeftijd van 8 tot 12 jaar 3.2| Onderzoeksvragen De volgende vier onderzoeksvragen staan centraal om het doel van het onderzoek te verwezenlijken. 1. Wat is er in de literatuur bekend over digitaal pesten in de basisschoolleeftijd van 8 tot 12 jaar? 2. Wat staat er in de literatuur beschreven over hoe een basisschool om kan gaan met digitaal pesten? 3. Wat is de aard, vorm en frequentie van het digitaal pesten bij kinderen van 8 tot 12 jaar? 4. Hoe bekend zijn leerkrachten met de sociale platforms en digitaal pesten? De eerste twee onderzoeksvragen zijn beantwoord door middel van literatuuronderzoek. Om een antwoord te kunnen geven op de laatste twee onderzoeksvragen die centraal staan in dit werkstuk zijn twee vragenlijsten opgesteld. 3.3| Verzamelen gegevens Er is een online vragenlijst gemaakt via een serverbased programma met de naam LimeSurvey. Via dit programma is het redelijk eenvoudig om een vragenlijst te verspreiden door het plaatsen van een link, waardoor veel respondenten bereikt kunnen worden. Er is een korte instructie voorafgaand aan de vragen. In deze instructie wordt de nadruk gelegd op het anoniem blijven van de gegevens en dat de vragenlijst niet langer dan tien minuten zal duren. Elk onderdeel van de vragenlijst begint met een korte introductie. De vragenlijst is verspreid via Hyves op internet. Hyves is website waarop profielsites gemaakt en bezocht kunnen worden (www.hyves.nl). De vragenlijsten zijn verspreidt via verschillende groepshyves. Daarnaast is ook de profielenwebsite Linkedin ingezet op de vragenlijst te verspreiden (www.linkedin.com). Op deze manier is er geprobeerd een representatieve steekproef te krijgen. 3.4| Vragenlijsten De onderzoeksvraag: Wat is de aard, vorm en frequentie van het digitaal pesten bij kinderen van 8 tot 12 jaar wordt beantwoordt door een vragenlijst die via het internet is ingevuld. De kinderen zijn benaderd via verschillende groepshyves. Via deze groepshyves hebben kinderen een mail gekregen met daarin de vraag of ze een vragenlijst in willen vullen. Via een link in de mail zijn ze bij de vragenlijst terechtgekomen. Deze vragenlijst bestaat uit 23 vragen, waarvan 20 gesloten vragen en 3 open vragen. Deze vragenlijst is opgenomen in
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
13
Bijlage I. De vragenlijst bestaat uit 3 gedeelten. Het eerste gedeelte van de vragenlijst heeft 2 vragen om de juiste leeftijd te verifiëren. Het tweede gedeelte van de vragenlijst heeft betrekking op algemeen gebruik van internet, zoals wat voor internetsites er worden bezocht en hoe vaak, dit zijn de vragen 3 tot 7. In het laatste gedeelte, vraag 8 tot 17 komen vragen omtrent het gepest worden en het pesten zelf. Ook komen vragen aan bod over het preventief handelen die de school al dan niet als beleid hanteert. De onderzoeksvraag: Hoe bekend zijn leerkrachten met de sociale platforms en digitaal pesten wordt beantwoord door een vragenlijst die via internet ingevuld is. Deze vragenlijst bestaat uit 24 vragen, waarvan 17 gesloten vragen en 6 open vragen en is opgenomen in Bijlage II. De vragenlijst bestaat uit 4 gedeelten. Het eerste gedeelte van de vragenlijst heeft 2 vragen om te verifiëren of de respondent werkt in het onderwijs. Het tweede gedeelte van de vragenlijst heeft betrekking op algemeen gebruik van internet, zoals wat voor internetsites er worden bezocht en hoe vaak. Dit zijn vragen 3 tot 6. In het derde gedeelte, vraag 7 tot 12 komen vragen omtrent pesten en hoe er wordt gepest. Het laatste gedeelte van de vragenlijst, vraag 13 tot 24 komt het preventief handelen van de school en van de leerkracht aan de orde.
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
14
4|
Dataresultaten en analyse
4.1| Vragenlijst kinderen De vragenlijst voor kinderen is ingevuld door 173 respondenten. Van deze respondenten zijn 46 vragenlijsten afgevallen, omdat deze onvolledig ingevuld waren. De overgebleven vragenlijsten zijn ingevuld door kinderen met een leeftijd van acht tot en met twaalf jaar die in groep 5 tot 8 zitten van de basisschool. Het aantal leerlingen wat per groep de vragenlijst heeft ingevuld is opgenomen in Grafiek 1. Er zijn 14 kinderen uit groep 5 die de vragenlijst hebben ingevuld. Uit groep 6 zijn dat er 31 kinderen. Uit groep 7 zijn dat er 36 kinderen en uit groep 8 zijn dat er 47 kinderen. Vooral kinderen uit groep 5, twintig in totaal, hebben de vragenlijst onvolledig ingevuld. Deze vragenlijsten zijn daarom niet bruikbaar voor het onderzoek.
Grafiek 1 Aantal leerlingen wat de vragenlijst heeft ingevuld per groep
4.1.1| Het internetgebruik Het centraal bureau voor de statistiek stelt dat 91 procent van de huishoudens een computer thuis heeft (2009). Deze cijfers worden in dit onderzoek bevestigd. Op de vraag: ‘Heb jij een computer tot je beschikking?’ (tabel 2) Antwoordt 93% van de respondenten ‘ja’. Van alle kinderen geeft 7% aan geen computer tot zijn of haar beschikking te hebben. Van alle kinderen geeft 37% aan dat zij een computer hebben op hun eigen kamer. Iets meer dan 5% gebruikt de computer op school. Bijna de helft van alle kinderen geeft aan dat ze een computer thuis hebben, om precies te zijn 49%. Een kanttekening bij deze vraag is wel dat de veel mensen een laptop hebben. Deze computer kan meegenomen worden daar waar men wil. Tabel 2. Heb jij een computer tot je beschikking? N Nee 9 Thuis op mijn eigen kamer 48 Op school 7 Bij vrienden 0 Thuis 63
% 7 38 5 0 50
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
15
Hoeveel dagen per week wordt het internet gebruikt door kinderen (tabel 3)? Op deze vraag beantwoordt 5% van de kinderen dat ze minder dan 1 dag per week op internet vertoeven. Ook 5% van de kinderen zegt 1 dag per week aanwezig te zijn op het internet. Twee dagen per week geeft 10% van de kinderen aan. Drie dagen per week op het internet geeft 10% van de kinderen aan. Vier dagen per week geeft 5% van de kinderen aan. Vijf dagen per week geeft 17% van de kinderen aan. Van alle kinderen maakt 38% elke dag gebruik van het internet. Tabel 3. Hoeveel dagen per week gebruik je internet? N % Minder dan 1 dag per week 7 5% 1 dag per week 7 5% 2 dagen per week 11 8% 3 dagen per week 13 10% 4 dagen per week 6 5% 5 dagen per week 19 13% 6 dagen per week 8 9% 7 dagen per week 56 39%
Gemiddeld gezien besteden kinderen 89 minuten per dag op het internet. Dit is de uitkomst van de vraag: ‘hoeveel tijd besteed je per dag op het internet?’ (tabel 4). Naar boven schieten uit de 9% die meer dan 3 uren per dag op het internet zijn. Naar beneden schieten uit de 15% die minder dan 15 minuten per dag op het internet is. Een kanttekening bij dit resultaat is wel dat het voor kinderen van 8 tot 12 jaar lastig is om precies in te schatten hoelang ze ongeveer per dag met iets bezig zijn. Ook is het moeilijk te definiëren wat een kind verstaat onder het gebruik van internet.
Tabel 4. Hoeveel minuten ben je per dag ongeveer op het internet? N % 15 minuten 20 15% 30 minuten 33 25% 1 uur 29 22% 1 uur en 30 minuten 21 16% 2 uren 9 7% 2 uren en 30 minuten 4 3% 3 uren 2 1% 3 uren en 30 minuten 0 0% meer dan 4 uren 9 7%
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
16
Kinderen zijn op verschillende websites actief (tabel 5). Email wordt door 68% van de kinderen gebruikt. MSN wordt door 66% van de kinderen. Hyves wordt van alle websites nog het meest bezocht. Meer dan 86% heeft een profiel op Hyves en kijkt daar ook geregeld op. Facebook, de tegenhanger van Hyves wordt door 16% van de kinderen gebruikt. Het spel Habbo Hotel wordt door 34% van de kinderen gespeeld. Games met Chat wordt door 61% van de kinderen gespeeld. Tabel 5. Wat doe je allemaal op het internet en hoe vaak? Nooit 1 dag 2 dagen 3 dagen 4 dagen per per per per week week week week Email 42% 25% 9% 9% 3% MSN 44% 17% 8% 4% 2% Hyves 14% 14% 13% 12% 4% Facebook 84% 7% 3% 0% 3% Habbo Hotel 76% 12% 5% 2% 0% Games met chat 39% 23% 11% 5% 5%
5 dagen per week 3% 7% 9% 1% 0% 6%
6 dagen per week 2% 5% 9% 0% 0% 2%
7 dagen per week 7% 13% 27% 2% 6% 9%
Op de open vraag: ‘Op welke site ben je het allermeest te vinden?’ (tabel 6). Hebben 114 respondenten een antwoord neergeschreven. Hyves wordt door 49% van de kinderen genoemd als site waar ze het meest op zijn te vinden. Bij overig komen antwoorden als webshops, Twitter en Youtube als antwoorden naar voren. Tabel 6. Op welke site ben je het allermeest te vinden? Naam website N % Hyves 56 49% Spelletjes 22 20% MSN 5 4% Habbo 2 2% Overig 29 25%
4.1.2| Pesten via internet Op de vraag: ‘Word je weleens gepest via internet?’ (tabel 7) zegt 67% van alle kinderen dat dit nog nooit is voorgekomen. Bij 27% is het al eens voorgekomen. Bij 4% gebeurt het twee tot drie keer per maand. Bij 2% van de kinderen gebeurt het wekelijks. In totaal geeft 32% van de kinderen aan dit schooljaar gepest te zijn via internet. Tabel 7. Word je weleens gepest via internet? N Nooit 86 Dat is pas 1 of 2 keer voorgekomen 34 2 of 3 keer per maand 5 1 keer per week 0 Meerdere keren per week 2 Elke dag 0
% 67% 26% 4% 0% 2% 0%
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
17
Op de vraag: ‘Heb je weleens gepest via internet?’ (tabel 8) Zegt 80% van de kinderen dat dit niet zo is. Het antwoord dat dit 1 of 2 keer is voorgekomen is door 15% van de kinderen aangegeven. Tabel 8. Heb je weleens gepest via internet? N Nooit 102 Dat is pas 1 of 2 keer voorgekomen 20 2 of 3 keer per maand 2 1 keer per week 1 Meerdere keren per week 0 Elke dag 2
% 80% 15% 2% 1% 0% 2%
Op welke website wordt het meest gepest (tabel 9). Gepest worden via email en MSN is door 90% van de kinderen nooit meegemaakt. Bij Facebook en Habbo hotel zijn de percentages van kinderen die nog nooit zijn gepest via deze platforms meer dan 96%. Via Hyves zijn 26% van de kinderen gepest. Via Games met chat is18% van de kinderen weleens gepest. Tabel 9. Geef bij de volgende vragen aan hoe vaak dit is gebeurd? Nooit Dat is pas 1 2 of 3 1 keer per Meerdere of 2 keer keer per week keren per voorgekomen maand week Ben je weleens gepest 90% 7% 1% 1% 1% via de email Word je weleens gepest 90% 7% 2% 1% 0% op de MSN Word je weleens gepest 73% 21% 2% 1% 2% via Hyves Word je weleens gepest 97% 2% 1% 0% 0% via Facebook Word je weleens gepest 96% 4% 0% 0% 0% via Habbo Hotel Word je weleens gepest 82% 11% 4% 3% 0% bij Games met chat
Elke dag
0% 0% 1% 0% 0% 0%
‘Door hoeveel personen word jij op dit moment gepest’ (tabel 10)? Deze vraag is door 86% van de kinderen beantwoordt met ‘0’ personen. Door ‘1’ persoon geeft 11% van de kinderen aan. Tenslotte geeft 3% van de kinderen aan dat ze gepest worden door meer dan ‘1’ persoon. Tabel 10. Door Hoeveel personen word jij op dit moment gepest? N % Nooit 1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5 personen
105 12 4 0 0 0
86% 11% 3% 0% 0% 0%
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
18
Van alle kinderen geven 25 kinderen aan dat ze niet weten door wie ze gepest worden, dat is 16% van het totaal. De andere kinderen kunnen benoemen door wie ze gepest worden. Door een jongen wordt 15% gepest en door een meisje 9%. Van alle kinderen geeft 2% aan dat ze gepest worden door een ‘groep jongens’. Door een ‘groep meisjes’ geeft 3% van alle kinderen aan. Van alle kinderen geeft 3% aan gepest te worden door iemand uit een hogere klas. Door ’iemand van een andere school’ wordt 6% van de kinderen gepest. Tabel 11. Door wie word jij op dit moment gepest? Een jongen Een meisje Door een groep jongens Door een groep meisjes Door een groep jongens en meisjes Door iemand uit mijn klas Door iemand uit een hogere klas Door iemand van een andere school Door iemand die ik alleen van internet ken Door onbekenden Ik weet het niet Niemand
N 22 13 2 0 5 5 4 9 3 2 25 61
% 15% 9% 2% 0% 3% 3% 3% 6% 2% 2% 16% 40%
Op de vraag:’geef bij de volgende vragen aan hoe vaak dit is gebeurd’ (tabel 12) worden de volgende antwoorden gegeven. Het inbreken in de mailbox en het veranderen van een wachtwoord heeft 94% van de kinderen nooit meegemaakt. Daarentegen zegt 6% dat dit het afgelopen schooljaar is gebeurd. Het beledigen en bedreigen via internet komt vaker voor, 28% heeft er mee te maken, dat is iets meer dan 1 op de 4 kinderen. Van alle kinderen zegt 72% dat dit ze nog nooit is overkomen. Het uitsluiten uit een online groep gebeurt bij 10% van de kinderen. Bij 89% is dit nog nooit gebeurd. Een stemming houden over hoe leuk, knap, stom of mooi iemand al dan niet is, heeft 7% van de kinderen meegemaakt. Bij 93% is dit echter nog nooit gebeurd. Het vertellen van geheimen/ dingen die in vertrouwen zijn verteld en toen zijn doorgestuurd via de mail is bij 10% van de kinderen gebeurd. Bij 90% is dit nog nooit gebeurd. Het onderwerp van een roddel zijn is door 16% van de kinderen ingevuld met een bevestigend antwoordt. Bij 84% is dit nooit gebeurd. Tabel 12. Geef bij de volgende vragen aan hoe vaak dit is gebeurd? Nooit 1 of twee Elke maand Elke keer wel een keer week wel een keer Iemand heeft in mijn mailbox of 94% 6% 0% 0% messenger ingebroken en mijn wachtwoord veranderd Iemand heeft mij beledigt of bedreigd 72% 26% 2% 0% via internet Iemand heeft mij uitgesloten uit een 89% 9% 1% 0% online groep Iemand heeft op een website een 93% 7% 0% 0% stemming gehouden over hoe leuk,
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
Een aantal keren per week 0%
0% 0% 0%
19
knap, lelijk, stom of mooi ik al dan niet ben Iemand heeft dingen die ik hem/ haar in vertrouwen vertelde, op een website geplaatst of doorgestuurd via de mail Iemand heeft roddels verspreid over mij via het internet
90%
9%
1%
0%
0%
84%
14%
2%
0%
0%
‘Zijn er nog andere manieren van pesten via internet?’ (tabel 13), deze vraag is door 49 kinderen beantwoord. Het bewerken en dan doorsturen van foto’s wordt door 10 kinderen benoemd als een mogelijk optie om te pesten. Het gebruik van de mobiel wordt door 4 kinderen genoemd. Het blokkeren van iemand op bijvoorbeeld Hyves en daarmee iemand te isoleren wordt door 6 kinderen benoemd. Een nep account aanmaken en daarmee iemand te gaan pesten wordt door 5 kinderen benoemd als mogelijke optie om te pesten. Bij het antwoordt ‘overig’ hebben de meeste kinderen de al eerder genoemde opties genoemd (zie tabel 12) Tabel 13. Kan je nog andere manieren van pesten beschrijven via internet? N % Foto bewerken en dan doorsturen 10 8% Via de mobiel 4 3% Iemand blokkeren 6 5% Een nep account aanmaken 5 4% Overig 24 19% Ik weet het niet 78 61%
Het spreken over pesten op het internet (tabel 14) gebeurt bij 12% van de kinderen. Van alle kinderen vult 68% in dat ze er niet over praten en 20% van de kinderen heeft geen antwoordt gegeven. De kinderen praten het meest onderling over digitaal pesten. Bijna 60% geeft aan dat hij/ zij met een vriend/ vriendin er over praat. Tabel 14. Heb je weleens gesproken met iemand over pesten op het internet? N % Ja 15 12% Nee 86 68% Geen antwoord 26 20% Met wie heb je erover gesproken? Juf/ meester Vriend/ vriendin Mijn ouders Overig
4 9 1 1
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
26% 60% 7% 7%
20
Het pestprotocol is bij meer dan 62% van de kinderen niet bekend of er is gewoon geen pestprotocol. Op de vraag: ‘is er een pestprotocol op school’ wordt door 38% van de kinderen beantwoord met ‘ja. Een kanttekening bij deze vraag is echter wel dat kinderen misschien niet precies weten wat voor naam het pestprotocol heeft. Tabel 15. Is er bij jou op school een pestprotocol? N % Ja 49 38% Nee 18 15% Weet ik niet 60 47%
Meer dan de helft krijgt geen of soms les over internet en de mogelijke gevaren (tabel 16). Om precies te zijn 78%. Les over internet en de mogelijke gevaren krijgt 22% van de kinderen. Tabel 16. Krijg jij op school les over internet en de mogelijke gevaren? N % Ja 28 22% Nee 63 50% Soms 36 28%
4.1.3| Het pesten Op de vraag: ‘Heb je weleens gepest?’ Wordt door 69 kinderen iets ingevuld (tabel 17). Dit school jaar heeft 40% van de kinderen iemand gepest. De percentages zijn verdeeld over alle opties. Van alle kinderen geeft 12% aan dat er gepest wordt in de eigen klas. Tabel 17. Wie heb je weleens gepest? Een jongen Een meisje Een groep jongens Een groep meisjes Een groep jongens en meisjes Iemand uit mijn klas Iemand uit een hogere klas Iemand van een andere school Iemand die ik alleen van internet ken Een onbekenden Ik weet het niet Niemand
N 9 9 2 2 4 14 2 4 4 5 25 71
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
% 6% 6% 1% 1% 3% 12% 1% 3% 3% 4% 13% 47%
21
Het antwoordt ‘0’ is door 86% van de kinderen ingevuld als antwoordt op de vraag: ‘Hoeveel personen pest jij op dit moment? (tabel 18) Van alle kinderen geven 11% aan dat zij 1 persoon op dit moment pesten. Tenslotte zijn er 4 kinderen (3%) die aangeven dat ze 2 personen via het internet pesten. Tabel 18. Hoeveel personen pest jij op dit moment? N 0 personen 115 1 persoon 16 2 personen 4 3 personen 0 4 personen 0 5 personen 0
% 86% 11% 3% 0% 0% 0%
Op de vraag: ‘Hoe vaak is dit gebeurd?’ (tabel 19) geeft 7% van de kinderen aan dat ze via de mail een keer hebben gepest. Via MSN pesten heeft 6% van de kinderen dit schooljaar gepest. Het meeste wordt er gepest via Hyves, 16% van alle kinderen geeft aan dit weleens gedaan te hebben. Pesten via Facebook heeft 2% van de kinderen gedaan. Habbo Hotel is voor 5% van de kinderen een platform waarop ze ooit hebben gepest dit schooljaar. Games met Chat wordt door 12% gebruikt als platform om te pesten. Tabel 19. Geef bij de volgende vragen aan hoe vaak dit is gebeurd? Nooit Dat is pas 1 of 2 2 of 3 keer 1 keer keer per maand per voorgekomen week Heb je weleens een mail 93% 7% 0% 0% verstuurd om te pesten Heb je weleens gepest op de MSN 94% 6% 0% 0% Heb je weleens gepest via Hyves 74% 16% 0% 0% Heb je weleens gepest via 98% 2% 0% 0% Facebook Heb je weleens gepest via Habbo 94% 5% 1% 0% Hotel Heb je weleens gepest via Games 88% 12% 0% 0% met chat
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
Meerdere keren per week 0%
Elke dag
0% 0% 0%
0% 0% 0%
0%
0%
0%
0%
22
0%
Op de vraag: ‘Hoe pest je via internet?’ (tabel 20) geeft 8% van de kinderen aan dat uitschelden de meest gebruikte vorm is. Ook beledigen via de mail is een vorm die door 8% van de kinderen gebruikt wordt. Roddelen en foto’s bewerken en dan doorsturen wordt door 2% en 1% van de kinderen gedaan. De meeste kinderen geven geen antwoord omdat ze niet pesten via het internet.
Tabel 20. Kan je uitleggen hoe je pest via internet? N
%
Foto bewerken en dan doorsturen
1
1%
Roddelen
3
2%
Uitschelden
10
8%
Beledigende mail sturen
10
8%
Overig
3
2%
Geen antwoord
102
79%
4.2| Vragenlijst leerkrachten De vragenlijst voor leerkrachten is ingevuld door 183 respondenten. Van deze respondenten zijn 39 vragenlijsten afgevallen, omdat deze onvolledig ingevuld waren. De overgebleven vragenlijsten zijn ingevuld door leerkrachten uit verschillende groepen. Het aantal leerkrachten wat per groep de vragenlijst heeft ingevuld is opgenomen in Grafiek 19. Er zijn 12 leerkrachten uit groep 1 die de vragenlijst hebben ingevuld. Uit groep 2 zijn dat er 16. Uit groep 3 zijn dat er 15. Uit groep 4 zijn dat er 22. Uit groep 5 zijn dat er 20. Uit groep 6 zijn dat er 15. Uit groep 7 zijn dat er 21 en tenslotte hebben 23 leerkrachten uit groep 8 de vragenlijst ingevuld.
Grafiek 21 Aantal leerkrachten wat de vragenlijst heeft ingevuld per groep
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
23
4.2.1|
Het internetgebruik
Op de vraag: ‘Hoeveel dagen per week gebruikt u internet?’ (tabel 22) geeft 82% van de leerkrachten aan deze 7 dagen per week internet te gebruiken. Het internet wordt door 14% van de leerkrachten 4, 5 en 6 dagen per week gebruikt. Het internet wordt door 3% van de leerkrachten 3 dagen of minder gebruikt. Gemiddeld gezien maakt een leerkracht 6.6 dag per week gebruik van het het internet. Tabel 22 Hoeveel dagen per week gebruikt u internet? N % Minder dan 1 dag per week 0 0% 1 dag per week 1 1% 2 dagen per week 1 1% 3 dagen per week 1 1% 4 dagen per week 4 3% 5 dagen per week 7 5% 6 dagen per week 8 6% 7 dagen per week 120 82%
Het gemiddelde aantal minuten wat een leerkracht op het internet is te vinden is, is 115 minuten per dag (tabel 23). Uitschieters naar boven zijn de 7% van de leerkrachten die 240 minuten per dag besteden. Uitschieters naar beneden zijn de 2% van de leerkrachten die 15 minuten per dag op het internet zijn te vinden. Tabel 23 Tijd per dag op het internet Hoeveel minuten per dag bent u ongeveer op het internet? N % 15 minuten 4 2% 30 minuten 15 10% 1 uur 35 28% 1 uur en 30 minuten 23 16% 2 uren 31 21% 2 uren en 30 minuten 7 4% 3 uren 16 11% 3 uren en 30 minuten 2 1% meer dan 4 uren 11 7%
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
24
Email is de populairste bezigheid van leerkrachten op het internet (tabel 24) Elke dag de mail checken doet 87% van alle leerkrachten. MSN wordt door 65% van de leerkrachten niet gebruikt. De andere 35% gebruikt het minstens 1 keer per week. Hyves is het populairste profielennetwerk bij de leerkrachten. Hyves wordt gebruikt door 86% van de leerkrachten. Elke dag wordt er door 46% van de leerkrachten tijd aan Hyves besteed. Facabook wordt door 43% van de leerkrachten nooit gebruikt. Elke dag tijd doorbrengen op de site van Facebook wordt door 29% van de leerkrachten gedaan. Habbo Hotel wordt door geen enkele leerkracht gespeeld. Games met chat wordt door 8% van de leerkrachten gespeeld. Tabel 24. Wat doet u allemaal op het internet en hoe vaak? Nooit 1 dag 2 dagen 3 dagen 4 dagen per per per per week week week week Email 0% 1% 1% 0% 1% MSN 65% 11% 6% 2% 2% Hyves 14% 9% 5% 2% 11% Facebook 43% 8% 6% 3% 4% Habbo Hotel 100% 0% 0% 0% 0% Games met chat 92% 3% 2% 1% 1%
5 dagen per week 4% 2% 5% 4% 0% 0%
6 dagen per week 6% 0% 6% 2% 0% 2%
7 dagen per week 87% 12% 46% 29% 0% 0%
Het woord ‘sociale media’ roept bij meer dan de helft (51%) van de leerkrachten de meest populaire platforms op met de naam: Hyves, Facebook en Twitter (tabel 25). Het roept bij 4% van de leerkrachten ‘gevaar’ op. De snelle manier van communiceren komt bij 21% van de leerkrachten op bij het woord sociale media. De mail wordt door 10% van de leerkrachten genoemd. Tabel 25. Waar denkt u allemaal aan bij het woord sociale media? N Hyves, Facebook en Twitter 67 Gevaar 6 Snelle communicatie 28 Email 13 Anders 12 Geen antwoord 6
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
% 51% 4% 21% 10 % 9% 6%
25
Het antwoord op de vraag:´ In hoeverre denkt u dat kinderen in de basisschoolleeftijd van 8 tot 12 jaar actief zijn op de nu volgende sociale media?’(tabel 26) beantwoordt 3% van de leerkrachten dat kinderen niet actief zijn op de email. De rest van de leerkrachten geeft aan dat kinderen actief zijn op de email, de frequentie wisselt. Bijna de helft van de leerkrachten (45%) denkt dat kinderen 7 dagen per week op de MSN zitten, 2 % van de leerkrachten denkt echter nooit. Alle leerkrachten denken dat kinderen actief zijn op Hyves. Facebook is volgens de leerkrachten een stuk minder populair. Leerkrachten denken dat 31% van de leerlingen geen Facebook profiel heeft. Habbo Hotel scoort heel wisselend. Leerkrachten denken dat 81% van de kinderen actief speelt met spel Habbo Hotel. Games met Chat wordt volgens de leerkracht door 95% van de kinderen gebruikt. Elke dag worden er games gespeeld met Chat volgens 18% van de leerkrachten. Tabel 26. In hoeverre denkt u dat kinderen in de basisschoolleeftijd van 8 tot 12 jaar actief zijn op de nu volgende sociale media? Nooit 1 dag 2 dagen 3 dagen 4 dagen 5 dagen 6 dagen 7 dagen per per per per week per per per week week week week week week Email 3% 12% 13% 12% 11% 17% 4% 25% MSN 2% 0% 4% 6% 7% 22% 12% 45% Hyves 0% 1% 2% 4% 9% 21% 13% 45% Facebook 31% 11% 19% 8% 6% 6% 6% 9% Habbo Hotel 19% 8% 5% 16% 13% 14% 6% 15% Games met chat 5% 4% 4% 20% 21% 14% 9% 18%
4.2.2|
Internetpesten en preventie
Volgens de leerkrachten wordt er gepest via de sociale media (tabel 27). Maar liefst 96% is daar van overtuigd. ‘Nee’ denk 1% van de leerkrachten en 3% heeft geen mening. Tabel 27. Denkt u dat er digitaal gepest wordt via de sociale media? N % Ja 139 96% Nee 1 1% Weet ik niet 4 3%
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
26
Bij internetpesten denkt bijna driekwart (72%)van de leerkrachten aan schelden en beledigen (tabel 28). Leerkrachten denken ook aan bedreigen en roddelen, 7% en 9%. De pester blijft anoniem wordt door 5% van de leerkrachten genoemd. Je uitgeven voor een ander en dan kwaad doen wordt door 2% van de leerkrachten genoemd. Het stelen van wachtwoorden en deze dan misbruiken wordt door 3% van de leerkrachten opgeschreven. Foto’s bewerken en versturen wordt door 2% van de leerkrachten genoemd. Tabel 28. Waar denkt u aan bij digitaal pesten? (meerdere antwoorden mogelijk) N % Schelden/ beledigen 129 72% Bedreigen 13 7% Pester blijft anoniem 8 5% Foto’s bewerken 3 2% Roddelen 16 9% Je uitgeven voor een ander 4 2% Wachtwoorden stelen en misbruiken 5 3% Weet ik niet 4 2%
Volgens 70% van de leerkrachten wordt er niet digitaal gepest in de klas (tabel 29). De andere 30% denkt dat er wel gepest wordt in de klas. Hoe leerkrachten daar achter zijn gekomen wisselt. Meer dan de helft (53%) komt er achter door eigen onderzoek op Hyves te doen. Doormiddel van oudergesprekken komt 28% van de leerkrachten erachter dat er digitaal gepest wordt. Doordat kinderen in een klassendiscussie het pesten op hebben gebiecht zorgt ervoor dat 7% van de leerkrachten er achter komt dat er digitaal gepest wordt. Tenslotte komt 12% van de leerkrachten erachter door een gesprek met een leerling te voeren. De acties die er dan volgen zijn heel verschillend. Het monitoren van het pesten wordt door 23% van de leerkrachten gedaan. Een gesprek met de ouders is een actie geweest van 23% van de leerkrachten. Een slot op de sociale media is door 7% van de leerkrachten als oplossing naar voren gekomen. Tabel 29. Wordt er digitaal gepest in uw klas? N Ja 43 Nee 103
% 30% 70%
Op welke wijze kwam u daarachter? Door oudergesprekken Door leerling-gesprekken Door eigen onderzoek op Hyves Door een klassendiscussie
12 5 23 3
28% 12% 53% 7%
Wat heeft u vervolgens gedaan? Een klassengesprek Een les over pesten Hyves account aangemaakt om te
12 8 10
28% 19% 23%
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
27
monitoren Gesprek met ouders Computers op school beveiligen, slot op alle sociale media
10 3
23% 7%
Bij 86% van de scholen waarop de leerkrachten werken hebben een vertrouwenspersoon (tabel 30). Er is geen vertrouwenspersoon stelt 14% van de leerkrachten. Bij deze vraag moet een kanttekening. Wat is een vertrouwenspersoon? Ziet de leerkracht zichzelf als een vertrouwenspersoon voor de klas of is er een echt aangestelde vertrouwenspersoon op de school. Dit is niet duidelijk gevraagd in de vraagstelling.
Tabel 30. Beschikt de school waarop u werkt over een vertrouwenspersoon waar de kinderen terecht kunnen? N % Ja 125 86% Nee 19 14% Weet ik niet 0 0%
Gemiddeld gezien geven leerkrachten zichzelf een 6.5 qua kennis over wat er allemaal mogelijk is met betrekking tot internet pesten. Een 1 is niets en een 10 is veel. Van alle leerkrachten geven 3 leerkrachten zichzelf niet een hoger cijfer dan een 2. Van alle leerkrachten geven 4 leerkrachten zichzelf een 10, daarmee zeggen ze dat ze alles weten over pesten via internet.
Grafiek 31 In hoeverre bent u op de hoogte van alles wat mogelijk is met betrekking tot digitaal pesten via de sociale media. Geef u zelf een cijfer van 1 tot 10. 1 is niets en 10 is veel.
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
28
Op de vraag:’Geven u of uw collega leerkrachten les over internet/ sociale media en de mogelijk gevaren’ (tabel 32) geeft 56% van de leerkrachten aan dat ze dit doen. ‘Nee’ zegt 44% van de leerkrachten, er wordt geen les gegeven over internet/ sociale media en de mogelijke gevaren. Tabel 32. Geven u of u collega leerkrachten les over internet/ sociale media en de mogelijke gevaren? N % Ja 80 56% Nee 64 44% Weet ik niet 0 0%
Precies de helft (50%) van de leerkrachten geeft aan dat ze informatie over digitaal pesten geven aan ouders (tabel 33). De andere helft geeft aan dat er geen informatie wordt meegegeven aan ouders. Tabel 33. Verschaft de school waar u werkt informatie over digitaal pesten aan de ouders? N % Ja 67 50% Nee 77 50% Weet ik niet 0 0%
Iets meer dan de helft (51%) van de leerkrachten geeft aan dat ze weten hoe ze met digitaal pesten om moeten gaan (tabel 34). ‘Nee’ zegt 49% van de leerkrachten. Tabel 34. Weten u en uw collega’s hoe ze om moeten gaan met digitaal pesten? N % Ja 73 51% Nee 71 49% Weet ik niet 0 0%
Op de vraag: ‘Beschikt de school waar u werkt over een digitaal pestprotocol?’(tabel 35) beantwoordt 22% van de leerkrachten positief. Van alle leerkrachten geeft 77% aan dat er geen digitaal pestprotocol is. Tabel 35. Beschikt de school waar u werkt over een digitaal pestprotocol? N % Ja 32 22% Nee 111 77% Weet ik niet 1 1%
Minder dan de helft (46%) van de leerkrachten weet niet wat digitaal pestprotocol inhoudt (tabel 35). Van alle leerkrachten weet 54% wel wat een digitaal pestprotocol inhoudt. Tabel 36. Weet u wat een digitaal pestprotocol inhoudt? N Ja 67 Nee 77 Weet ik niet 0
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
% 46% 54% 0%
29
De meeste leerkrachten 41% zouden bijgeschoold willen worden/ geïnformeerd willen worden door middel van een cursusdag (tabel 37). Via een magazine of nieuwsbrief zou 20% van de leerkrachten bijgeschoold willen worden. Van alle leerkrachten wil 18% zichzelf bijscholen door zelfstudie. Een informatieavond is voor 11% van de leerkrachten een manier om bijgeschoold of geïnformeerd te worden. ‘Ik hoef geen bijscholing’ zegt 9% van de leerkrachten. Daarentegen wil 1% van de leerkrachten een opleiding volgen. Tabel 37. Op welke wijze zou u bijgeschoold willen worden/ geïnformeerd willen worden/ bij willen blijven? N % Zelfstudie 32 18% Cursusdag 71 41% Een opleiding 1 1% Magazine of nieuwsbrief 35 20% Informatieavond 20 11% Ik hoef geen bijscholing 16 9%
Bij het bedenken van preventieve maatregelen met betrekking tot pesten (tabel 38) weet 54% van de leerkrachten niets te benoemen. Ouders moeten meer betrokken worden zegt 23% van de leerkrachten. Een voorlichtingscampagne en meer lessen zegt 10% van de leerkrachten. Van alle leerkrachten vindt 4% dat een informatieavond preventief kan werken. Leerlingen moeten meer bewust worden gemaakt wat pesten voor schade kan aanrichten vindt 4% van de leerkrachten. Meer toezicht en monitoren kan preventief werken zegt 3% van de leerkrachten. Tabel 38. Hebt u ook ideeën met betrekking tot preventieve maatregelen tegen pesten via internet? N % Leerlingen bewust maken 5 4% Ouders moeten meer betrokken 26 23% worden Een voorlichtingscampagne/ lessen 11 10% Meer toezicht/ monitoring 3 3% Informatieavond 7 6% Ik weet niet 60 54%
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
30
4.3|
Verschillen tussen kinderen en leerkrachten
Gemiddeld gezien is een kind 4.5 dag per week op het internet. Een leerkracht is gemiddeld gezien 6.6 dag op het internet. Dit is een verschil van 2.1 dag (figuur 39)
Figuur 39. Het verschil van de hoeveelheid dagen dat een kind en een leerkracht op het internet zit.
Gemiddeld gezien besteden kinderen 89 minuten per dag op het internet. Het gemiddelde aantal minuten wat een leerkracht op het internet is te vinden is, is 115 minuten per dag. Dat verschil is 26 minuten per dag (figuur 40).
Figuur 40. Het aantal minuten dat een kind gemiddeld gezien op het internet te vinden is en het gemiddelde aantal minuten dat een leerkracht op het internet te vinden is.
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
31
Kinderen en leerkrachten zijn actief op internet. Er zitten grote verschillen in de activiteiten die gedaan worden op het internet (zie tabel 5 en 24). Wat denken de leerkrachten wat kinderen voor activiteiten doen. Figuur 41 laat zien dat er grote verschillen zichtbaar worden. Leerkrachten denken dat kinderen veel op MSN, Habbo Hotel en games met chat zitten. In de praktijk is dit veel minder dan dat de leerkrachten denken.
Figuur 40. Wat doen kinderen en leerkrachten voor activiteiten op het internet. Wat denken de leerkrachten wat de kinderen doen?
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
32
5|
Conclusies
Het doel van het onderzoek was om inzichtelijk te krijgen wat de aard en vorm van het digitaal pesten is bij kinderen van 8 tot 12 jaar. Gemiddeld gezien beschikt 91% van de kinderen over een computer thuis. Deze kinderen besteden gemiddeld 89 minuten per dag op het internet. Maar liefst 33% van de kinderen uit het onderzoek geeft aan dat ze het afgelopen schooljaar te maken hebben gehad met internetpesten, dat is 1 op de 3 kinderen. Er zijn vele vormen van digitaal pesten bij kinderen van 8 tot 12 jaar bekend. Het in de literatuur beschreven ‘direct pesten’ komt het meest voor. Vooral flaming, het sturen van agressieve, vernederende, beledigende, bedreigende of vijandige boodschappen via internet wordt door 57% van de kinderen in dit onderzoek beschreven als de meest voorkomende vorm van digitaal pesten. De andere vormen van direct pesten (fysiek digitaal pesten, verbaal digitaal pesten, non verbaal digitaal pesten en pesten via de sociale media) en indirect internetpesten (outing, masquerade en identity fluidity) wordt door 43% van de kinderen benoemd als de manier waarop ze gepest zijn dit schooljaar. Van alle leerkrachten noemt 81% het ‘flaming’ als de belangrijkste manier van pesten via internet. De andere mogelijke manieren die in de literatuur bekend zijn wordt door 19% van de leerkrachten genoemd. Hoe meer tijd kinderen besteden op het internet hoe groter hun kennis met de jaren zal worden, als deze kennis negatief wordt gebruikt kan dit schadelijk zijn voor het slachtoffer en de pester. Als er niet wordt ingegrepen kan het digitaal pesten een gewoonte worden met alle gevolgen van dien. Beginnende internet gebruikers, wat de kinderen uit groep 5 tot 8 zijn, hebben soms geen idee wat de consequenties zijn van hun internet activiteiten. Een lessenserie waarbij het slachtoffer en de pester centraal worden gesteld zou dit eventueel moeten kunnen voorkomen. Er is een groot verschil in wat kinderen op het internet daadwerkelijk doen en wat leerkrachten denken wat kinderen doen. Een voorbeeld daarvan is Habbo Hotel, leerkrachten denken dat 80% van de kinderen op dit platform actief is. In werkelijkheid is dit maar 23%. Gemiddeld gezien besteden kinderen 89 minuten per dag op het internet. Voor leerkrachten is dit 115 minuten. Het verschil is 26 minuten. Toch zijn kinderen en leerkrachten heel verschillend actief op het internet. Maar 8% van de leerkrachten is actief op internet om te gamen met chat, tegenover 60% van de kinderen. Geconcludeerd kan worden dat kinderen en leerkrachten op een andere manier actief zijn op het internet. In de literatuur wordt gesteld dat slachtoffers vaak niets vertellen over het internetpesten omdat ze denken dat ouders/ volwassenen het probleem niet begrijpen doordat ze een gebrek hebben aan ICT kennis. Een conclusie zou kunnen zijn dat leerkrachten zichzelf te hoog inschatten qua computerkennis. Als 1 op de 3 kinderen te maken heeft met pesten en het zou vertellen aan de leerkracht zou het percentage leerkrachten wat denkt dat er in zijn of haar klas niet gepest wordt lager moeten zijn. Kennelijk vertellen kinderen niet aan de leerkracht dat ze gepest worden. Een reden zou kunnen zijn dat kinderen denken dat de leerkracht het probleem niet begrijpt door het gebrek aan internet kennis. Kennis van internet en alle mogelijkheden is belangrijk om in kaart te kunnen brengen of en hoe er digitaal gepest wordt. Leerkrachten geven zich zelf gemiddeld een 6.5 qua kennis over wat er
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
33
allemaal mogelijk is met betrekking tot digitaal pesten via internet. Een 1 is niets en een 10 is veel. Is dit genoeg om adequaat op te kunnen treden tegen het internet pesten. Een andere vraag die naar voren zou kunnen komen, zijn leerkrachten in de ogen van kinderen deskundig genoeg zodat ze durven vertellen over wat er hun is overkomen met betrekking tot pesten. In het onderzoek komt naar voren dat 96% van de leerkrachten denkt dat er digitaal gepest wordt. Van alle leerkrachten denkt 30% dat het internetpesten in zijn of haar klas gebeurt. In het onderzoek komt naar voren dat 62% van de kinderen uit dit onderzoek geen weet hebben van een digitaal pestprotocol. Leerkrachten bevestigen dit beeld, 77% geeft aan dat er geen digitaal pestprotocol aanwezig is op school. Toch geeft maar 56% van de leerkrachten les over internet/ sociale media en de mogelijke gevaren. Al denkt 51% van de leerkrachten dat ze niet goed te weten hoe ze om moeten gaan met digitaal pesten. Geconcludeerd kan worden dat er te weinig actie wordt ondernomen om internetpesten preventief te voorkomen en of te stoppen.
5.1| Aanbevelingen Dit onderzoek heeft onomstotelijk vastgesteld dat er gepest wordt via internet door kinderen van 8 tot 12 jaar. Van alle kinderen is 33% dit school jaar in aanraking geweest met digitaal pesten. Scholen zullen hier tegen op moeten treden hetzij preventief, hetzij actief. Een digitaal pestprotocol dient wel aanwezig te zijn en moet actueel zijn. Er moet duidelijk beschreven zijn wat er wel en wat er niet mag op school. Als de regels niet zijn beschreven kan er ook geen toezicht gehouden worden. Daarnaast is een digitaal pestprotocol een manier om preventief het digitaal pesten tegen te gaan. Als duidelijk staat beschreven wat de eventuele sancties zijn, zullen pestkoppen beter nadenken voor ze actie ondernemen. Maar liefst 96% van de leerkrachten denkt dat er gepest wordt via het internet. Toch krijgt maar 22% van de leerlingen les over internet en de mogelijke gevaren. Leerkrachten zouden vanaf groep 5 lessen moeten geven met als onderwerp internet en de mogelijke gevaren (mediawijsheid). De lessen zouden aan kunnen sluiten bij de sociaal emotioneel lesmethodes zoals ’leefstijl en of Sumo’. Een voorlichtingscampagne door bijvoorbeeld een week lang lessen te besteden aan het pesten via internet, de sociale media en veilige internet kunnen duidelijk maken in een korte tijd wat de gevaren zijn van internet. En dat internetpesten niet ´hip´ of ´vet´ is, en dat het verregaande gevolgen heeft voor slachtoffers. Om de eigen vaardigheid en kennis te vergroten is het goed voor leerkrachten om een cursusdag bij te wonen. Daarnaast zou het goed zijn om een computerspecialist in het schoolteam te hebben die andere leerkrachten kan helpen om kennis bij te spijkeren. Deze computerspecialist zorgt ervoor dat hij of zij de laatste informatie heeft over alle nieuwe ontwikkelingen op het internet. Ook zou deze specialist het mogelijk moeten maken om anoniem pesten te kunnen melden. Dit doormiddel van een website of een anoniem email adres.
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
34
5.2| Suggesties voor verdere studie Na aanleiding van dit onderzoek komen een aantal vragen naar boven waarop in dit onderzoek geen antwoordt op is gegeven. In dit onderzoek is aangetoond dat er door kinderen tussen de 8 en 12 jaar gepest wordt. Een vraag is dan: Is er een doorgaande lijn in de daaropvolgende jaren? Is de basisschool het startpunt en wordt het pesten in de loop der jaren geraffineerder doordat de computerkennis toeneemt? In hoeverre heeft het zin om preventief te handelen zoals bijvoorbeeld les geven over internet de mogelijk gevaren, om eventueel deze doorgaande lijn te doen stoppen. In de literatuur komt naar voren dat ouders een verantwoordelijkheid hebben ten opzichte digitaal pesten maar ook scholen. Wat voelen en denken de leerkrachten daarbij? Het is een extra taak die leerkrachten eventueel op zich moeten nemen. Als ouders thuis niets doen aan internetpesten dan heeft de school een probleem. Het pesten beïnvloedt de schoolresultaten en de leerkrachten worden afgerekend op deze resultaten. In hoeverre zijn de leerkrachten capabel om les te geven over internet en de mogelijke gevaren?
5.3| Discussie Het verspreiden van vragenlijsten via de sociale media brengt enkele moeilijkheden met zich mee. Het is niet of nauwelijks mogelijk zeker te weten dat de ingevulde vragenlijsten daadwerkelijk zijn ingevuld door respondenten uit de onderzoekspopulatie. Een bedreiging voor de validiteit van het onderzoek is de mogelijkheid dat een leerkracht alle kinderen uit één groep de vragenlijst heeft voorgelegd. Als in deze groep een gebeurtenis met betrekking tot internetpesten heeft voorgedaan kan dit de resultaten beïnvloeden. Een andere bedreiging voor de validiteit van het onderzoek is dat het bevragen naar een gevoelig onderwerp zoals internetpesten kan leiden tot sociaal wenselijke antwoorden. Een ander punt van reflectie zijn de vragenlijsten. Er zijn 46 vragenlijsten door kinderen onvolledig ingevuld en daardoor niet geschikt voor het onderzoek. Dat is 26% van het totaal. Precies de reden van het niet afmaken van de vragenlijst is niet goed te achterhalen. Een mogelijk conclusie zou kunnen zijn dat de vragenlijst te moeilijk is geweest. Dit had voorkomen kunnen worden door eerst een testvragenlijst te maken en deze uit te zetten. Dit had ook bij de leerkrachten gemoeten. Van deze vragenlijsten is 21% onvolledig ingevuld. 5.4| Reflectie Dit praktijkonderzoek heeft voor een kettingreactie gezorgd. Alle competenties die nodig zijn om een goed verhaal op papier te kunnen krijgen worden aangesproken. Tijdens het hele proces van begin tot eind is er een enorme ontwikkeling geweest. Het is evident dat door de literatuurstudie en de vragenlijsten de kennis hierdoor zal groeien tot het bijna specialistisch genoemd mag worden. Toch kan gesteld worden dat dit onderzoek maar een puntje is van de ijsberg. Er zijn nog zoveel onderzoeken nodig in onze stichting, er zijn nog zoveel vragen die wel gesteld worden maar nooit beantwoord. Dit praktijkonderzoek laat zien dat de kennis om een onderzoek te schrijven aanwezig is. Nu is het zaak om dit te gebruiken. Het is niet zo
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
35
dat mijn kennis al helemaal is fijn geslepen. Er is nog zeer veel te leren. Maar de aanzet is er en de grootste uitdaging is om met deze aanzet verder te gaan, mijzelf naar voren te schuiven met een vragende houding en deze vragende houding uitte dragen. Niets mag gebaseerd zijn op aannames of tradities. Er moet een bewijs zijn of een bron, dit zal het onderwijs in mijn stichting sterk verbeteren.
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
36
Literatuurlijst Combee, K. (2008). Cyberpesten of Cyberstalking . Amsterdam: Vrije universiteit. De Meyer, H. V., Heurckmans, N., & Vanbilloen, E. (1994). Pesten. Een preventiepakket voor het onderwijs. Amersfoort: Acco. Delver, B., & Hop, L. (2007). Pesten is laf! Cyberpesten is laffer! Haarlem: Vives Media B.V. Delfos, M., (2004. Luister je wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen, 95-130 Emmerechts, S. (2001). Pesten op school. Antwerpen: Manteau uitgeverij Gielen, G. (2009). Informatieve site over cyberpesten. Geraadpleegd 15 mei 2011, via http://www.cyberpesten.be/inleiding.htm Hinduja, P., & Patchin, J. W. (2009). Bullying beyond the schoolyard. California: Corwinn Press. Livingstone, S. (2002). Young people and new media, childhood and the changing media environment. Londen: Sage Publications Meer, B. van der,. (2000). School en geweld. Assen: Van Gorcum Meer, B. van der,. (2003). Kinderen en pesten. Utrecht: Kosmos uitgeverij Olweus, D. (2006). Bullying at school. Malden: Blackwell Pardoen, J., & Pijpers, R. (2005). Mijn kind online. Amsterdam: Uitgeverij SWP VandeBosch, H., Cleemput, K., Mortelmans, D., & Walrave, M. (2006). Cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen. Brussel: Robby Berloznik
Praktijkonderzoek: Internetpesten. Een oud probleem in een nieuw jasje Meindert Tjerkstra
37