Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Blokboek H3 BSK
Internationaal beleid en Interbestuurlijke verhoudingen
Avans Hogeschool Academie voor Veiligheid en Bestuur Opleiding: BSK Titel: Blokboek H3 BSK Samenstellers: Blokteam H3 onder redactie van Judith Hanssen Periode: H3 Versie: studiejaar 2014‐2015, januari 2015
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Voorwoord Dit blokboek is een gids voor het blok H3. Neem dit blokboek voor de start van het blok goed door. Daarna is het van belang om het blokboek als dagelijkse leidraad te gebruiken. In dit blokboek vind je terug wat er van je verwacht wordt in de verschillende onderdelen van het blok. De bij het blok betrokken docenten en tutoren wensen je een plezierig en leerzaam blok.
2
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Inleiding op het themablok ‘Internationaal beleid’ ................................................................ 5
1.1 Inleiding ...................................................................................................................................................... 5 1.2 Thema ......................................................................................................................................................... 5 1.3 Competenties ............................................................................................................................................. 6 1.4 Begeleiding ................................................................................................................................................. 7 1.5 Coördinatie van het blok ............................................................................................................................. 7 1.6 Communicatie en contact ........................................................................................................................... 7 1.7 Aanwezigheid ............................................................................................................................................. 7 1.8 Studiebelasting ........................................................................................................................................... 8 1.9 Toetsing, fraude en herkansing ................................................................................................................... 8 1.11 Schematisch overzicht blok ....................................................................................................................... 9 Hoofdstuk 2
De integrale leerlijn: het beroepsproduct ............................................................................ 10
2.1 Inleiding .................................................................................................................................................... 10 2.2 Het beroepsproduct .................................................................................................................................. 10 2.3 Begeleiding ............................................................................................................................................... 10 2.4 Onderzoeksplan ........................................................................................................................................ 11 2.5 De keuzeonderwerpen .............................................................................................................................. 11 2.6 Fasering opdracht beroepsproduct ........................................................................................................... 12 2.7 Inlevermomenten ..................................................................................................................................... 13 2.8 Gang van zaken rondom de beoordeling .................................................................................................. 13 2.9 Beoordelingscriteria .................................................................................................................................. 14 2.10 Herkansing .............................................................................................................................................. 15 2.11 Studiebelasting ....................................................................................................................................... 15 Hoofdstuk 3
Invulling van de kennisleerlijn .............................................................................................. 16
3.1 Inleiding .................................................................................................................................................... 16 3.2 Bestuurskundige invalshoek ..................................................................................................................... 16 3.3 Economische invalshoek ........................................................................................................................... 18 3.4 Juridische invalshoek ................................................................................................................................ 20 Hoofdstuk 4
Invulling van de vaardighedenleerlijn .................................................................................. 23
4.1 Engels ....................................................................................................................................................... 23 4.2 Training solliciteren .................................................................................................................................. 27 4.3 Training onderhandelen en simulatie Europese besluitvorming ............................................................... 28 4.4 Excursie naar Brussel en workshop Internationale databanken ................................................................ 29 Hoofdstuk 5
Invulling van de individuele leerlijn ...................................................................................... 30
Hoofdstuk 6
Kwaliteitszorg ...................................................................................................................... 31
6.1 Inleiding .................................................................................................................................................... 31 6.2 Vergadering blokteam .............................................................................................................................. 31 6.3 Evaluatie ................................................................................................................................................... 31
3
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015 Bijlage 1
Uitwerking opdrachten 1 t/m 4 keuzemenu Hoofdstuk 2 .............................................................. 32
Onderwerp 1: Is het lokale beleid Europa‐proof? ........................................................................................... 32 Onderwerp 2: Verschillen in beleid tussen een Nederlandse en buitenlandse stad ........................................ 36 Onderwerp 3: Dossieronderzoek naar Europees beleid .................................................................................. 40 Bijlage 2
Beoordelingsformulier onderzoeksplan ........................................................................................ 44
Bijlage 3
Beoordelingscriteria invalshoeken per opdracht ........................................................................... 45
Opdracht 1: Is het lokale beleid Europa‐proof? .............................................................................................. 45 Opdracht 2: Verschillen in beleid tussen een Nederlandse en buitenlandse stad ........................................... 46 Opdracht 3: Dossieronderzoek naar Europees beleid ..................................................................................... 48 Bijlage 4
Competenties Bestuurskunde Opleidingen Nederland .................................................................. 50
4
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Hoofdstuk 1
Inleiding op het themablok ‘Internationaal beleid’
1.1 Inleiding In het voorafgaande deel van je opleiding heb je in principe aangetoond je beroepscompetenties op een elementair niveau te beheersen. Je hebt kennisgemaakt met de werkzaamheden en de omgeving waarvoor je wordt opgeleid en binnenkort ben je via de stage in de gelegenheid om deze verworven competenties in deze omgeving te tonen en te toetsen. Je ervaring is waarschijnlijk dat je al het nodige hebt geleerd van wat later van je verwacht wordt, maar dat je ook nog het een en ander voor de boeg hebt, wil je zelfstandig als volwaardig beroepsbeoefenaar aan de slag kunnen. In dit H3‐blok staat de internationale dimensie van beleid centraal. Voor bestuurskunde studenten die later werkzaam zullen zijn in het (lokale) openbaar bestuur is kennis van Europees beleid en wetgeving van belang. Veel beleid van lokale en landelijke actoren wordt namelijk in belangrijke mate bepaald door de EU. Als toekomstig beleidsmedewerker op lokaal of landelijk niveau kun je in de toekomst met ‘Europa’ te maken krijgen. Als toekomstig beleidsmedewerker bij een gemeente in de grensregio kun je ook te maken krijgen met grensoverschrijdende samenwerking met buitenlandse gemeenten. Deze grensoverschrijdende of transnationale samenwerking wordt door de EU sterk gepromoot. Thomas Zandstra, oud‐student en als senior policy advisor ‘Governance and Europe’ verbonden geweest aan het ministerie van Binnenlandse zaken verwoordt het belang van aandacht voor de internationale omgeving als volgt: “Ik denk dat het een goed streven is om binnen de opleiding aandacht te besteden aan de internationale omgeving die in toenemende mate ook het binnenlands bestuur raakt. In eerste instantie denk ik dan natuurlijk aan de EU. Het is daarbij van belang om te weten hoe de EU werkt, maar voor studenten die grotendeels worden opgeleid voor een carrière in het lokaal en regionaal bestuur is het minstens zo belangrijk om te weten hoe je met de implementatie van EU regelgeving om moet gaan. Het gaat daarbij om de volgende vragen: hoe raakt EU regelgeving gemeenten en provincies, hoe kun je als gemeenten en provincies invloed op de totstandkoming van deze regels uitoefenen, kun je als gemeente/ provincie bij de implementatie rekening houden met lokale aspecten, aan wie moet je verantwoording afleggen, wat als de EU Commissie van mening is dat de regels niet goed worden nageleefd, etc. Dit zijn vragen waar medewerkers van gemeenten/ provincies regelmatig mee worden geconfronteerd. Daarnaast natuurlijk de relatie met andere landen. Het is altijd verleidelijk om naar Azië en Amerika te kijken als je over internationalisatie spreekt. Echter, onze grootste handelspartners zijn Duitsland en België. Gemeenten en provincies in de grensregio's ondervinden dit dagelijks en lopen met regelmaat tegen vragen hoe je met je buren over de grens beleid kan opzetten op het gebied van noodhulp, criminaliteit, arbeidsmobiliteit, natuur, waterbeheer etc. Dat vraagt om kennis van de diverse verdragen en juridische instrumenten die grensoverschrijdende samenwerking mogelijk maken. Het is volgens mij aannemelijk dat veel studenten bij een gemeente/ provincie gaan werken met grensregio's. Ik denk dat het van toegevoegde waarde is hen een en ander bij te brengen over de praktische mogelijkheden van grensoverschrijdende samenwerking.”
1.2 Thema De naam van het blok is: ‘Internationaal beleid en interbestuurlijke verhoudingen’. In dit blok wordt via het beroepsproduct een aantal onderwerpen met een internationale dimensie aan de orde gesteld. Bij het beroepsproduct dien je een keuze maken uit deze onderwerpen. Elk van deze onderwerpen laat je op een andere manier kennis maken met het beleid van de EU. Hieronder volgt
5
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
een korte opsomming van de drie onderwerpen waaruit een keuze kan worden gemaakt. Deze onderwerpen worden in hoofdstuk 2 nader uitgewerkt. 1) Regionaal en lokaal bestuur, waaronder gemeenten en publieke organisaties in het openbaar bestuur van Nederland, zijn gebonden aan kaders die worden vastgesteld de EU. Hoe zetten lokale beleidsmedewerkers deze kaders om in beleid? 2) Kaders die de EU oplegt aan het lokale bestuur worden in het ene EU‐land anders ingevuld dan in het andere. Afhankelijk van de bestaande beleidsruimte is die invulling in elk land anders. Door beleidsterreinen in verschillende landen van de EU te vergelijken worden verschillen duidelijk. Het is interessant om een bepaald beleid van een Nederlandse stad met een buitenlandse stad te vergelijken. 3) De Europese Unie heeft talrijke doelstellingen op vele beleidsterreinen. Veel van die doelstellingen probeert de EU via de lidstaten te realiseren. Door een zelfgekozen beleid te beschrijven (dossieronderzoek) vanuit het perspectief van de EU leer je veel over de achterliggende motieven, de totstandkoming en de uitvoeringsproblemen van dit beleid.
Bij een keuze van een van bovenstaande onderwerpen ben je vooral bezig met het beschrijven van beleid vanuit de invalshoeken bestuurskunde, economie en recht. Het verschil met de P3 (blok ’beschrijven van beleid’) is dat je nu met meerdere actoren te maken hebt en dat betekent een meer complexe omgeving die het lastiger maakt om het beleid goed in beeld te brengen. Bij een keuze voor een van bovenstaande onderwerpen dien je vooraf goed na te gaan of je voldoende goede bronnen hebt om bijvoorbeeld het beleid vanuit Europees perspectief te beschrijven. Bij een keuze voor een internationale vergelijking van beleid tussen een Nederlandse en een buitenlandse stad dien je uiteraard contacten te hebben met die buitenlandse stad. Er kan sprake zijn van taalbarrières. De invalshoeken Bestuurskunde, Economie en Recht zullen in de eerste vier weken aandacht besteden aan de noodzakelijke kennis op het terrein van EU‐beleid, internationale economische ontwikkelingen en bestuursrecht. Bij de vaardigheden werkt je aan je Engelse taalvaardigheid, en aan je sollicitatievaardigheden. Ook de IL staat in het teken van solliciteren, als voorbereiding op je stage. 1.3 Competenties Voor de opleiding Bestuurskunde worden competenties gebruikt zoals die recent door het Landelijk Overleg Bestuurskunde Opleidingen (LOBO) vastgesteld zijn. In totaal zijn er 7 competenties op 3 niveaus geformuleerd. Hieronder wordt aangegeven welke van de 7 competenties van toepassing zijn en tussen haakjes wordt het te behalen niveau van de competentie aangegeven. De bachelor: kan bij een complexe opdracht een analyse maken van de betrokken organisaties en het krachtenveld waarin deze zich bevinden (competentie 1, niveau 3) kan vanuit verschillende invalshoeken maatschappelijke vraagstukken analyseren (2, 2) kan complex beleid construeren, evalueren en implementeren (3, 3) kan bruikbare aanbevelingen doen op basis van zelfstandig opgezet en uitgevoerd toepassingsgericht onderzoek (5, 3) kan effectief communiceren met interne en externe doelgroepen (6, 3) Zie voor een compleet overzicht van alle competenties en niveaus bijlage 4. 6
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
1.4 Begeleiding Je wordt voor de verschillende onderdelen van het blok begeleid door docenten die in verschillende rollen zullen optreden. In de hoofdstukken 2 t/m 5 wordt dit per leerlijn verder toegelicht. De volgende docenten zijn in de rol van tutor, vakdocent, trainer of coach betrokken bij het blok: Kim Anrar tutor, inhoudsdeskundige, docent recht Jack Bergman tutor, inhoudsdeskundige, docent economie Marius‐Jan Breugem tutor, docent Judith Groen tutor, inhoudsdeskundige, docent bestuurskunde Judith Hanssen docent Engels, themacoördinator Cees Hornman coach Daphne Malschaert coach Marijke Rinkel trainer workshop internationale databanken Marjolein de Winter trainer sollicitatievaardigheden Zie voor emailadressen en telefoonnummers het Blackboard. 1.5 Coördinatie van het blok Ieder blok van de opleiding heeft een themacoördinator. De themacoördinator is verantwoordelijk voor de organisatorische gang van zaken en beslist in zaken en situaties waarin het blokboek niet voorziet. De coördinator van de H3 is Judith Hanssen, bereikbaar via
[email protected] of op telefoonnummer 088‐525 6234. Werkdagen: maandag, dinsdag en donderdag. 1.6 Communicatie en contact Informatie over het blok wordt verspreid via BlackBoard. De themacoördinator en betrokken docenten plaatsen daar mededelingen die van belang zijn en ook wordt daar (aanvullend) onderwijsmateriaal geplaatst. Je dient het BlackBoard dagelijks te raadplegen. Tutoren en inhoudsdeskundigen zijn buiten de ingeroosterde momenten bereikbaar via e‐mail. Je kunt langs die weg een afspraak maken. 1.7 Aanwezigheid Aanwezigheidsplicht In een aantal gevallen is actieve aanwezigheid verplicht. Aanwezigheid wordt op die momenten ook geregistreerd. Voor het beroepsproduct geldt deze plicht bij: Geroosterde tutoruren Mondelinge verdediging in week 9 Gastcolleges Daarnaast geldt aanwezigheidsplicht voor alle bijeenkomsten waarvoor als groep is afgesproken dat de groep bij elkaar komt. Indien niet aan deze eisen wordt voldaan zal het beroepsproduct worden beoordeeld met een onvoldoende. Ook voor de onderstaande onderdelen geldt aanwezigheidsplicht: De EU‐training onderhandelen / simulatie Europese besluitvorming De excursie naar Brussel Workshop internationale databanken De sollicitatietraining Engels
7
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Zie voor aanwezigheid bij de colleges van de kennisleerlijn hoofdstuk 3. Melden afwezigheid Als je als gevolg van persoonlijke omstandigheden niet aan de aanwezigheidsplicht kunt voldoen, meld je dit vooraf met opgave van reden per e‐mail bij je tutor/docent/themacoördinator. Zorg er ook voor dat je in relevante gevallen je mede groepsleden inlicht. Indien melding vooraf redelijkerwijs onmogelijk was, dien je dit zo spoedig mogelijk erna te melden. Overigens wordt onder persoonlijke omstandigheden verstaan omstandigheden zoals ziekte, begrafenisbezoek e.d. Je bijbaan kan nooit een reden zijn verplichte onderdelen te verzuimen! Indien je naar het oordeel van de tutor te weinig aanwezig bent, of in onvoldoende mate participeert in de groep kan de tutor je uit de groep zetten. Normaal zal hij dat doen op aangeven van de groep. 1.8 Studiebelasting Het programma is zodanig ontworpen dat de gemiddelde student onder normale omstandigheden ongeveer 40 uur per week nodig zal hebben om aan de gestelde eisen te voldoen. In de H3 zijn de studiepunten als volgt verdeeld: Integrale leerlijn 6,5 Beroepsproduct (incl. gastcollege) Kennisleerlijn 1,5 Bestuurskunde 1,5 Economie 1,5 Recht Vaardighedenleerlijn Engels 1,5 0,5 Excursie Brussel & Workshop Internationale Databanken 0,5 Sollicitatietraining Training onderhandelen / simulatie Europese besluitvorming 0,5 Individuele leerlijn 1 Totaal 15 ECTS 1.9 Toetsing, fraude en herkansing Regels rondom toetsing zijn te vinden in hoofdstuk 8 van de Onderwijs‐ en examenregeling (OER). Daar vind je meer informatie over zaken als inschrijving, inzage, gedragsregels en vrijstellingen. In de verschillende hoofdstukken van deze handleiding vind je meer informatie over de toetsing in dit blok. In OER vind je ook informatie over fraude en de gevolgen daarvan. Elk beroepsproduct moet verplicht ingeleverd worden via blackboard, digitaal inleveren. Het software programma Ephorus toetst het product op fraude. Bij verslagen e.d. wordt het gebruik van teksten die letterlijk afkomstig zijn uit andere bronnen (waaronder internet) gezien als fraude tenzij er sprake is van deugdelijke bronvermelding. De OER is te vinden op iAvans. Let op! Voor alle onderdelen in dit blok met een zelfstandige Osiriscode geldt dat je in dit collegejaar eenmaal het recht hebt op een herkansing. Heb je de herkansing niet gehaald, dan dien je het betreffende onderdeel in zijn geheel in het volgend studiejaar te herkansen, volgens de dan geldende eisen.
8
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
1.11 Schematisch overzicht blok Week Kennis‐ en vaardighedenleerlijn 1 Colleges bestuurskunde, economie recht en Engels Zelfstudie algemene literatuur Tentamenvoorbereiding
2
Colleges Zelfstudie Tentamenvoorbereiding
3
Colleges Zelfstudie Tentamenvoorbereiding
4
Colleges Zelfstudie Tentamenvoorbereiding
5
Tentamens Les Engels
6
8
9
10
Hertentamens Herkansing mondelinge toets Engels
1
Inzage tentamens
Integrale leerlijn: beroepsproduct Introductiecollege Aanmelden groep bij themacoördinator Toewijzing tutor Keuze onderwerp en contactpersoon Opstellen onderzoeksplan Inlezen beleidsterrein/aanvullende literatuur Tutoruur Opstellen onderzoeksplan Training onderhandelen Inlezen Voorjaarsvakantie Tutoruur Opstellen onderzoeksplan Inlezen
Opstellen beroepsproduct Spreekuur bestuurskunde, economie en recht Opstellen beroepsproduct Inleveren beroepsproduct donderdag voor 12.00u Voorbereiden verdediging Mondelinge presentatie en verdediging op donderdag/vrijdag Resultaten beroepsproduct bekend op donderdag Start blok 4 Eventueel aanpassen eindrapport/maken aanvullende opdracht. Inleveren herkansing beroepsproduct voor donderdag 12.00u
2
Tutoruur Inlezen Inleveren definitief onderzoeksplan voor donderdag 12.00u Opstellen beroepsproduct (bp) Goedkeuring onderzoeksplan Opstellen beroepsproduct Spreekuur bestuurskunde, economie en recht
Inzage tentamens Les Engels Mondelinge toets Engels
7
Overige activiteiten Stagevoorlichting 5 februari
Training onderhandelen tijdens les BSK 12 februari Workshop Internationale databanken 23 februari Simulatie 5 maart hele dag
Excursie Brussel 12 maart hele dag Sollicitatietraining Gastcollege door Sander Luijsterburg, dinsdag 17 maart Sollicitatietraining
9
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Hoofdstuk 2
De integrale leerlijn: het beroepsproduct
2.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft wat het beroepsproduct voor dit thema inhoudt, hoe de opdracht moet worden aangepakt en uitgevoerd, welk product precies moet worden afgeleverd en hoe dit wordt beoordeeld. 2.2 Het beroepsproduct Product In dit blok werk je met een groep van 4 personen aan het beroepsproduct. Het beroepsproduct is in dit blok een onderzoeksverslag, wat je presenteert en verdedigt in week 9. Het beroepsproduct van dit blok heeft als thema ‘Internationaal beleid en interbestuurlijke verhoudingen’. Iedere groep kiest zelf een van de drie onderwerpen, die hieronder worden aangegeven en in de bijlagen verder worden uitgewerkt. Rol De rol waarin je aan dit product werkt is die van een beginnend beroepsbeoefenaar, bijv. een beleidsmedewerker. Je doet het onderzoek en schrijft het stuk alsof het een opdracht van je directe leidinggevende is. Context Een beroepsproduct is een opdracht (of vraagstuk, of probleem) die je in je toekomstige functie, als afgestudeerde bestuurskundige, kunt tegenkomen. De opdracht wordt door de opleiding geformuleerd, waarbij zoveel mogelijk geprobeerd wordt een praktijksituatie na te bootsen. De opdracht wordt gekenmerkt door beleid waarbij het aantal betrokken actoren groot, en de mogelijke weerstanden aanzienlijk kunnen zijn (internationale context). Leerdoelen In dit blok wordt gewerkt aan een aantal landelijk vastgestelde competenties (zie par. 1.3). Deze competenties leiden tot de volgende doelstelling voor dit beroepsproduct: De student is in staat om (op basis van een zelfstandig gemaakt onderzoeksplan) een beleidsprobleem dat zich in de context van de Europese Unie afspeelt, te beschrijven en analyseren vanuit een bestuurskundige , financieel‐economische en juridische invalshoek. De student kan over de beleidsanalyse zowel mondeling als schriftelijk rapporteren. 2.3 Begeleiding Bij het maken van het beroepsproduct en onderzoeksrapport word je ondersteund door de: Tutor De tutor is aanwezig op van de ingeroosterde tutoruren. De aanwezigheid bij de tutoruren is verplicht. De tutor treedt het hele blok op als procesbegeleider, procesbewaker en als algemene vraagbaak. Tutorgroepen overleggen in de eerste weken met elkaar over ieders opzet, aanpak, voortgang en uitvoeringsproblemen. Bij ziekte van de tutor gaan de werkzaamheden gewoon door.
10
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Inhoudsdeskundige Naast tutoren zijn ook dit blok de vakdocenten beschikbaar als inhoudsdeskundige. De inhoudsdeskundigen (voor de invalshoeken bestuurskunde, economie en recht) zijn tijdens het hele blok beschikbaar als vraagbaak, maar uitsluitend op het eigen expertisegebied. In week 6 en 7 zijn er aparte spreekuren voor de inhoudsdeskundigen ingeroosterd, waarvoor je je via Blackboard kunt inschrijven. Deze spreekuren zijn niet verplicht, maar de ervaring leert dat het verstandig is gebruik te maken van deze mogelijkheid! 2.4 Onderzoeksplan Voor de uitvoering van het beroepsproduct dient gewerkt te worden volgens een in de eerste weken van het blok op te stellen onderzoeksplan. Het onderzoeksplan is een leesbare tekst die later (misschien in iets kortere versie) het eerste hoofdstuk van je onderzoeksrapport zal worden. Het bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen: 1. Aanleiding tot het onderzoek. 2. Doelstelling. 3. Afbakening onderzoeksterrein. 4. Centrale vraag. 5. Vooronderzoek (is in dit geval ook literatuuronderzoek / verantwoording methode). 6. Deelvragen (op basis van vooronderzoek). 7. Informatieverzamelingsmethode. 8. Tijdpad en uitvoeringsafspraken (inclusief samenwerkingsplan). 2.5 De keuzeonderwerpen Dit blok heeft als titel meegekregen ‘Internationaal beleid’. De ondertitel luidt: ‘Interbestuurlijke verhoudingen’. Het gaat in dit blok om onderwerpen als de totstandkoming van Europees beleid, de invloed van de EU op het beleid van lokale en regionale actoren en de transnationale samenwerking tussen gemeenten. Bij de opdracht heb je de keuze uit 3 onderwerpen. Er is dus sprake van een keuzemenu. Als groep kun je kiezen uit de onderstaande onderwerpen. Voor de nadere uitwerking van elk onderwerp wordt verwezen naar bijlage 1. Keuzemenu voor het beroepsproduct: Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 1 Vergelijk het beleid van een Dossieronderzoek: beschrijf Is een door jullie gekozen het ontstaan, de beleid van een organisatie in Nederlandse stad met het het lokale openbaar bestuur beleid van een buitenlandse implementatie en de inhoud van een zelfgekozen beleid ‘Europa‐proof’? stad. Wat kunnen ze van van de Europese Unie en Onderzoek de elkaar leren? geef daarover je randvoorwaarden die door bestuurskundig commentaar. Europa en het Rijk gesteld worden t.a.v. een zelfgekozen beleidsprobleem. Zie bijlage 1‐3 Zie bijlage 1‐1 Zie bijlage 1‐2
11
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
2.6 Fasering opdracht beroepsproduct Voorbereidingsfase (week 1 t/m 4) In week 1 t/m 4 ligt de nadruk op het inlezen in de materie en het volgen van de colleges. Dit gebeurt aan de hand van de voor de invalshoeken verplichte literatuur. Deze is voor iedereen hetzelfde. Ter ondersteuning zijn de themadocenten beschikbaar als inhoudsdeskundige. In week 5 zijn er tentamens. In de eerste weken dien je ook een start te maken met het beroepsproduct. Dat begint met de eigen keuze voor een van de vier onderwerpen. In de voorbereidingsfase start je met het opsporen, vaststellen en verzamelen van de aanvullende literatuur. Ook stel je een uitgewerkt onderzoeksplan op. In week 1 wordt tijdens het aftrapcollege het blok verduidelijkt, en vorm je een groep en mailt de samenstelling daarvan op dinsdag 3 februari vóór 12 uur naar de themacoördinator. Iedere groep krijgt dan een eigen tutor toegewezen. Voor vrijdag 12 uur plaats je het onderwerp en de (gemotiveerde) beleidskeuze van de groep op Blackboard. Ieder onderwerp mag maximaal twee keer gekozen worden. Bij meer dan twee groepen met hetzelfde onderwerp kiest de tutor op basis van kwaliteit van jullie voorstel. Jullie voorstel bevat in elk geval: - vooronderzoek - een gemotiveerde afbakening van je onderwerp - een overzicht van relevante contacten uit je netwerk - een toelichting op de haalbaarheid van het onderwerp voor jullie groep Tijdens de tutorbijeenkomst in week 2 krijg je van de tutor te horen of je keuze geschikt is en wat er eventueel verbeterd of veranderd moet worden. In deze week ben je ook al gestart met het verzamelen van schriftelijke informatie. Het is belangrijk dat je goed nagaat of er voldoende materiaal beschikbaar is om je beroepsproduct met succes af te kunnen ronden. Tijdens de verplichte tutoruren in week 2, 3, en 4 lever je feedback op de onderzoeksplannen van de andere groepen in je tutorgroep. Het onderzoeksplan lever je in bij je tutor in week 4. Het kan, in wat aangepaste vorm, tevens dienst doen als hoofdstuk 1 van het te produceren rapport. Uitvoeringsfase (week 5 t/m 8) In week 5 wordt voor de drie invalshoeken plus het vak Engels een schriftelijk tentamen afgenomen. Je ontvangt in deze week ook de beoordeling van en feedback op je onderzoeksplan. Hiermee eindigt de voorbereidende fase en start je met de daadwerkelijke uitvoering van de opdracht. Je hebt dan hopelijk al de aanvullende literatuur bestudeerd. De nadruk ligt echter op het uitvoeren van het onderzoek zoals in de voorbereidingsfase is gepland. Op tijdstippen die in de tijdsplanning staan aangegeven resulteert dit in paragrafen en hoofdstukken van het te maken werkstuk. In deze fase zijn alle themadocenten beschikbaar als inhoudsdeskundige tijdens vaste, geroosterde spreekuren. Kom voorbereid, anders kan de docent je niet goed helpen. Over proces, tussenproducten en eindproduct communiceer je als groep met je tutor.
12
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Afrondingsfase (week 9 en 10) In de afrondingsfase wordt je beroepsproduct beoordeeld. Het onderzoeksrapport wordt in week 8 bij elke inhoudsdeskundige ingeleverd. Daarnaast geef je een mondelinge toelichting op het uitgevoerde onderzoek tijdens een presentatie en verdediging op donderdag/vrijdag in week 9. De exacte tijd wordt nog bekend gemaakt. De docenten hebben jullie rapport dan nog niet beoordeeld en zijn vooral geïnteresseerd in jullie belangrijkste bevindingen en conclusies: kunnen jullie de resultaten van de drie invalshoeken aan elkaar koppelen? Op donderdag in week 10 worden de resultaten van de schriftelijke beoordeling bekend gemaakt. Mocht het rapport onvoldoende worden beoordeeld dan kunnen week 1 en 2 van blok 4 worden gebruikt voor ‘herstelwerkzaamheden’. De herkansing dient donderdag van week 2, blok 4, ingeleverd te worden. In week 10 is er gelegenheid tot herkansing van de tentamens van week 5. 2.7 Inlevermomenten Dinsdag week 1 Groepssamenstelling (4 personen) per email doorgeven aan de themacoördinator. Donderdag week 1 Uiterlijk om 12.00 uur je keuze voor het onderwerp en beleidsterrein gemotiveerd per email doorgeven aan de tutor. Donderdag week 4 Uiterlijk om 12.00 uur lever je het onderzoeksplan in bij de tutor. Dat doe je via Blackboard en ‐ indien de tutor dat wenst – met een papieren versie in zijn postvakje. Donderdag week 8 Uiterlijk om 12.00 uur lever je het onderzoeksrapport in bij de drie inhoudsdeskundigen. Dat doe je via Blackboard en ‐ indien de docent dat wenst ‐ met een papieren versie in zijn postvakje. Denk ook aan het inleveren van een digitale versie via Ephorus! 2.8 Gang van zaken rondom de beoordeling Bij de beoordeling van het beroepsproduct worden de in hoofdstuk 1 aangegeven competenties getoetst. Op welke manier dit gebeurt wordt hieronder aangegeven. Onderzoeksplan Het onderzoeksplan wordt door de tutoren beoordeeld met ‘voldaan’ of ‘niet voldaan’ in week 5. Zie bijlage 2 voor het beoordelingsformulier. De groep krijgt feedback op het onderzoeksplan in het tutoruur en dient het vervolgens aan te passen. Beroepsproduct De uitwerking van het beroepsproduct (in de vorm van een beperkt onderzoeksrapport) wordt beoordeeld door de inhoudsdeskundigen. Zij beoordelen alleen hun eigen invalshoek. Dit levert drie cijfers op. Het gemiddelde van deze beoordelingen, waarbij overigens geen enkel onderdeel onder de 5,5 mag scoren, is het cijfer voor het beroepsproduct. Daarnaast moet de beoordeling van het rapport als geheel, door de tutor, voldoende zijn.
13
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Presentatie en verdediging De presentatie en verdediging vinden plaats op donderdag of vrijdag in week 9 (zie rooster en Blackboard voor tijdstip en lokaal). In de presentatie schetst de groep in maximaal 10 minuten het onderhavige beleidsterrein en de belangrijkste conclusies en aanbevelingen. Tijdens de verdediging moet ieder groepslid in staat zijn een antwoord te geven op alle door de beoordelende docenten gestelde vragen. De focus van de vragen die de docenten stellen, ligt op de belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek. De student toont inzicht in de materie en kan boven het onderwerp uitstijgen (helikopterview). Bij de verdediging is het van belang dat er een dialoog gaat ontstaan. Ga dus niet je hakken in het zand zetten, maar probeer door middel van argumenten en meedenken tot een gesprek over het beleidsterrein en de onderzoeksresultaten te komen. Totstandkoming cijfer De beoordeling van het beroepsproduct bestaat uit drie onderdelen: A. het oordeel over inhoud van het onderzoeksrapport van de drie invalshoeken door de 3 inhoudsdeskundigen (cijfer A). Het A‐cijfer is een gemiddelde van de drie invalshoeken. B. het oordeel over de mondelinge presentatie en verdediging door de aanwezige inhoudsdeskundige docenten (cijfer B). C. het oordeel van de tutor over het beroepsproduct als geheel, d.w.z. logische opbouw, kwaliteit onderzoeksplan, taalgebruik, literatuurverwijzingen etc. (voldaan/niet voldaan). Het eindcijfer voor het beroepsproduct komt als volgt tot stand: 3 X A + 1 X B 4 De beoordeling is in principe een groepsbeoordeling. In individuele gevallen is het mogelijk hiervan af te wijken. Het eindcijfer wordt toegekend als aan de volgende voorwaarden is voldaan: - alle invalshoeken zijn beoordeeld met een 5,5 of hoger - presentatie/verdediging is beoordeeld met een 5,5 of hoger - onderdeel C is beoordeeld met ‘voldaan’ Indien aan één of meerdere voorwaarden niet is voldaan, dan is het beroepsproduct niet behaald en wordt het cijfer 4 in Osiris ingevoerd. De cijfers worden bekend gemaakt na afloop van alle mondelinge verdedigingen (cijfer B) en in week 1 van blok 4 (cijfer A en eindcijfer). 2.9 Beoordelingscriteria Hieronder staan de beoordelingscriteria die bij de bovengenoemde drie onderdelen worden toegepast. A‐cijfer Het cijfer van elke invalshoek wordt beoordeeld op basis van de beoordelingscriteria die door elke invalshoek zijn geformuleerd. Zijn alle gestelde vragen compleet, correct en zo goed mogelijk beantwoord? Zie: Bijlage 3 Beoordelingscriteria invalshoeken per opdracht.
14
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
B‐cijfer Presentatie (weging 1x): Opbouw en structuur Technische ondersteuning door PowerPoint en hand‐outs Individuele presentatievaardigheden Binnen de tijd Onderscheid hoofd‐ en bijzaken Onderbouwing Geeft een goede en duidelijke samenvatting van de antwoorden op de gestelde vragen Verdediging (weging 1x): De student heeft een open houding en zoekt de dialoog met de vragensteller Ieder groepslid weet alle gestelde vragen te beantwoorden De verdediger weet de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek gemotiveerd over te brengen. De student toont inzicht in de materie Onderdeel C Beoordeeld wordt: De kwaliteit van de managementsamenvatting; De kwaliteit van het onderzoeksplan (zie bijlage 2); De kwaliteit van het onderzoek en de onderbouwing (werkwijze); De volledigheid en de juistheid van de gestelde onderzoeksvragen ; De kwaliteit van de gehouden interviews; De omvang van de tekst: maximaal 15 pagina’s hoofdtekst (5 pagina’s per invalshoek, exclusief bijlagen en onderzoeksplan); De taalbeheersing en vormgeving ( leesbaarheid, spelling, structuur, verzorging en volledigheid en beknoptheid). 2.10 Herkansing Beoordeling lager dan 5,5 Bij een cijfer lager dan 5,5 zal de student de gelegenheid krijgen in week 2 van blok 4 de aangegeven verbeteringen door te voeren. Worden de aangewezen verbeteringen niet of onvoldoende doorgevoerd, dan geldt ook hier dat de student in de regel één jaar later opnieuw aan het themablok zal moeten deelnemen om zich alsnog voor dit studieonderdeel te kwalificeren. 2.11 Studiebelasting Voor het beroepsproduct ontvang je 6,5 ECTS bij een beoordeling van minimaal een 5,5.
15
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Hoofdstuk 3
Invulling van de kennisleerlijn
3.1 Inleiding Voor het succesvol kunnen maken van het beroepsproduct wordt in de eerste vier weken vanuit drie invalshoeken kennis in de vorm van colleges en te bestuderen literatuur aangeboden. Het gaat om de bestuurskundige, de financieel‐economische en de juridische invalshoek. In dit hoofdstuk zal voor ieder van de drie invalshoeken een programmabeschrijving worden weergegeven. Daarnaast is de regeling omtrent toetsing, herkansing en studiebelasting weergegeven.
3.2 Bestuurskundige invalshoek Inhoud Enige tijd geleden was Europese politiek voor velen een ver‐van‐mijn‐bedshow en bleef het debat beperkt tot de berichtgeving in de economiebijlage. Sinds de crisis in Griekenland losbarstte, is dat niet meer zo. De correspondent in Brussel komt vrijwel dagelijks in beeld tijdens het journaal. En niet alleen met economische onderwerpen, ook volop met politieke onderwerpen zoals de stroom migranten die bijna dagelijks Europa via de Middellandse Zee proberen te bereiken. Kortom, de Europese Unie staat in het middelpunt van de belangstelling. Op tal van beleidsterreinen heeft Nederland soevereiniteit afgestaan aan de EU en is het de EU die het beleid in Nederland en in de andere lidstaten bepaalt. De effecten van het Europese beleid komen we overal tegen in ons dagelijks bestaan. Eigenlijk voor iedereen, maar zeker voor beleidsmedewerkers‐in‐spé, is het belangrijk om te begrijpen hoe de Europese Unie functioneert, hoe Europees beleid tot stand komt en hoe het wordt uitgevoerd door de lidstaten. Beleidsmedewerkers anno 2015 moeten hun voelsprieten ook op Europa richten. Deze onderwerpen behandelen we in de colleges door middel van literatuur en de actualiteit: Europe today! Relatie met het beroepsproduct Voor elke variant van het beroepsproduct is het essentieel dat je weet hoe de EU functioneert.
16
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Leerdoelen Na afloop van de colleges kan de student: - de institutionele structuur van de EU beschrijven; - de verschillende besluitvormingsprocessen beschrijven en herkennen; - de Europese politiek met betrekking tot belangrijke beleidsterreinen zoals de interne markt, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, milieu, politiële en justitiële samenwerking beschrijven en begrijpen; - beschrijven op welke wijze EU‐beleid wordt uitgevoerd; - de mogelijkheden beschrijven voor actoren uit lokaal/regionaal bestuur om de EU‐ besluitvorming omtrent beleid en wetgeving te beïnvloeden; - de betekenis van de EU voor lokaal bestuur begrijpen. Verplichte literatuur De tentamenstof omvat nog wat meer dan in de colleges aan de orde zal komen: 1. Sheets en in de lessen uitgedeelde literatuur 2. Vleuten A. van der, De bestuurlijke kaart van de Europese Unie; instellingen, besluitvorming en beleid, Couthino 2012, 3e druk, ISBN 9789046903223, Hoofdstukken 1 t/m 5, 7‐8, 10‐11, 15. Lesstof - literatuur en sheets - Oefenmateriaal dat via Blackboard ter beschikking komt Lesplanning per week College 1. Werking EU: Introductie ‐ instellingen College 2. Werking EU: Instellingen – besluitvormingsprocedures & beleidsterreinen College 3. Werking EU: Instellingen – besluitvormingsprocedures & beleidsterreinen College 4. Training onderhandelen in de EU (verplicht – 12 februari) College 5. Werking EU: uitvoering van Europees beleid & beïnvloedingsmogelijkheden College 6. Relatie EU‐ lokaal bestuur Aanwezigheid Aanwezigheid is bij college 4 verplicht, bij de overige colleges is aanwezigheid niet verplicht, maar wordt wel ten zeerste aanbevolen. De training van college 4 is een verplicht onderdeel van de simulatie. Afwezigheid bij college 4 leidt tot een vervangende opdracht die gemaakt moet worden om de studiepunten voor de simulatie te verkrijgen. Toetsing De cursus wordt afgesloten met een schriftelijk tentamen met open vragen in week 5. Herkansing Hertentamens vinden plaats in week 10. Studiebelasting Voor dit onderdeel 1,5 studiepunten te behalen. Deze worden toegekend bij een minimale beoordeling van het tentamen van 5,5.
17
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
3.3 Economische invalshoek Inhoud Dit blok geeft een beeld van de internationale economische omgeving waarbinnen Nederlandse ondernemingen opereren. De Nederlandse economie is sterk op het buitenland gericht. Meer dan de helft van ons nationaal inkomen wordt in het buitenland verdiend. Daarbij is de Europese Unie van groot belang voor Nederland. Een zeer aanzienlijk deel van onze export gaat naar EU‐landen. Voor Nederland is het daarom van belang een goed inzicht te hebben in de internationale economische ontwikkelingen. Door deze ontwikkelingen goed te analyseren kunnen kansen en bedreigingen worden opgespoord en kan ons concurrentievermogen op peil worden gehouden door onze sterke punten te verbeteren. De taak van de overheid is hier gunstige voorwaarden te scheppen voor Nederlandse ondernemingen op buitenlandse markten en mee te helpen het concurrentievermogen van Nederland te vergroten. Een sterke economie betekent uiteindelijk een hoog niveau van collectieve voorzieningen. Leerdoelen - Het begrip internationalisering en de motieven voor internationalisering kunnen toelichten - De hoofdlijnen van mondiale demografische, ecologische en culturele ontwikkelingen kunnen noemen - Argumenten voor vrijhandel en vormen van protectionisme kunnen noemen - Kunnen aangeven wat het begrip globalisering inhoudt en kunnen aangeven wat de gevolgen daarvan zijn voor de Nederlandse economie - Kunnen aangeven hoe het zwaartepunt van de wereldeconomie in de toekomst gaat verschuiven en dit kunnen illustreren met voorbeelden - Elementaire kennis hebben over de werking van valutamarkten en het tot stand komen van een wisselkoers - Een aantal belangrijke internationale organisaties op het gebied van handels‐ en kapitaalverkeer kunnen noemen en weten wat hun taak is - Op de hoogte zijn van belangrijke regionale ontwikkelingen in de wereldeconomie (Triade, emerging markets) - Elementair begrip hebben van de betalingsbalans van een land - Een beeld kunnen schetsen van de belangrijkste macro‐economische ontwikkelingen op de West‐Europese thuismarkt - Een oordeel kunnen geven over het concurrentievermogen van Nederland aan de hand van de betalingsbalans van Nederland of met behulp van een concurrentietoets Relatie met het beroepsproduct Door het analyseren van recente internationale economische ontwikkelingen wordt het duidelijk hoe de EU en de Rijksoverheid kunnen werken aan het zorgen voor goede randvoorwaarden waarbinnen het bedrijfsleven zich kan ontplooien. Het voornemen van de EU is om van Europa een concurrerende economie te maken die de concurrentieslag met Zuidoost‐Aziatische landen en de VS in de toekomst aankan. Daarvoor worden op de Europese begroting steeds grotere bedragen uitgetrokken. In de vier opdrachten van het beroepsproduct speelt de verbetering van het concurrentievermogen voortdurend een rol.
18
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Verplichte literatuur W. Hulleman/A.J. Marijs: Internationale economische ontwikkelingen en bedrijfsomgeving 5e druk, uitgeverij Noordhoff, ISBN 978 9001 81695 7 Lesplanning per week les Onderwerp Huiswerk 1 De onderneming in de wereldeconomie Zie sheets 2 Mondiale, demografische, ecologische en Zie sheets culturele ontwikkelingen 3 Mondiale economische ontwikkelingen Zie sheets 4 De regio’s in de wereldeconomie Zie sheets 5 De West‐Europese thuismarkt Zie sheets 6 Het concurrentievermogen van Nederland Aanwezigheid De ervaring leert dat deze materie pittig is voor BSK‐studenten. Je aanwezigheid tijdens de colleges is daarom zeer raadzaam. In geval er sprake is van een gastcollege, is aanwezigheid verplicht. Ben je hierbij afwezig dan kan geen cijfer voor de invalshoek economie worden vastgesteld! Toetsing Het tentamen in week 5 zal bestaan uit meerkeuzevragen en opgaven. Getoetst worden de behandelde hoofdstukken uit het boek van Marijs en Hulleman en de verder in de colleges aangeboden leerstof. Hertentamen Het hertentamen is in week 10. Studiebelasting Voor dit onderdeel zijn 1,5 ECTS te behalen. Deze worden toegekend bij een minimale beoordeling van het tentamen van 5,5.
19
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
3.4 Juridische invalshoek Inhoud Nederland maakt als lidstaat deel uit van de Europese Unie. De Europese Unie is te kenmerken als een eigen autonome rechtsorde. Dat wil zeggen dat de instellingen van de Europese Unie bevoegdheden hebben die niet alleen van toepassing zijn in de lidstaten, maar die ook hiërarchisch hoger staan dan bevoegdheden binnen de lidstaat. 'Europa' maakt inmiddels een zeer wezenlijk deel uit van ons nationale rechtsstelsel. Iedere (lagere) overheid in Nederland krijgt dan ook te maken met de zogenaamde Europese dimensie. Overheden zijn gebonden aan grenzen die door de Europese Unie zijn opgelegd. Hoe vind je deze grenzen, zowel op Rijks ‐ als Europees niveau, en wat houden die grenzen in zijn algemeenheid in? Met andere woorden, waar loopt een lagere overheid op het juridische vlak tegenaan en welke ruimte is er nog voor het voeren van eigen beleid? De onderwerpen die centraal staan bij de lessen recht zijn de volgende: 1. De Europese Unie als autonome rechtsorde met eigen instellingen, juridische beleidsinstrumenten en gerechtelijke instanties; 2. De relatie tussen de Europese regelgever en de Nederlandse overheid, zowel vanuit centraal als vanuit decentraal perspectief; 3. Juridische procedures m.b.t. Europees recht; 4. De vier vrijheden; 5. Verbod op staatssteun; 6. Aanbestedingsrecht. Relatie met het beroepsproduct Voor het beroepsproduct mag je kiezen uit verschillende opdrachten. Bij ieder van die opdrachten staat Europees beleid, of de uitvoering daarvan, centraal. Belangrijk is daarbij welke organen bevoegd zijn en welke instrumenten (inclusief handhavingsinstrumenten) tot hun beschikking staan. Leerdoelen Na afloop van de colleges kan de student: - De instellingen van de Europese unie en hun juridische bevoegdheden benoemen - Beargumenteren welke Europese beleidsinstrumenten op een bepaald beleidsterrein zijn ingezet en waarom voor deze instrumenten is gekozen - Beargumenteren welke gevolgen de inzet van Europese beleidsinstrumenten heeft voor de nationale / lokale overheid - In een case aangeven welke rechtsbeschermingsmogelijkheden open staan tegen Europese besluitvorming - In een case de vier vrijheden herkennen en benoemen - De reikwijdte van het verbod op staatssteun omschrijven
20
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Verplichte literatuur Praktisch Europees Recht, Mr. I.M. Huzen, Mr. Drs. M. Wormsbecher, 1e Druk 2012, ISBN: 978‐90‐01‐80239‐4, Noordhoff Teksten gepubliceerd op BB Overige hulpmiddelen: Kluwer Collegebundels (bij voorkeur 2013‐2014), deel 1 en 2 Lesaantekeningen en overig beschikbaar gesteld materiaal Lesplanning Les Onderwerp Verplichte literatuur / voorbereiding Praktisch Europees Recht: 1 Europees recht: hoofdstuk 1 en 2 Beginselen van Europees recht Primair en secundair recht Europese instellingen Praktisch Europees recht: 2 Europese regelgeving: hoofdstuk 3 Richtlijnen Verordeningen Beschikkingen Europese besluitvorming Europese rechtspraak: Europees recht bij de Nederlandse rechter Het Europese Hof van Justitie 3 Europese rechtspraak Zie blackboard voor uitspraak en bijbehorend vragen Bespreken uitspraak inzake ingezetenecriterium coffeeshops Praktisch Europees Recht: hoofdstuk 1 t/m 3 4 Europees recht en lokale overheden: Praktisch Europees recht: hoofdstuk 4 Positie lokale overheden t.o.v. EU Gevolgen EU voor lokale overheden “Handreiking Europaproof”: De vier vrijheden voor lokale overheden tekst op Blackboard Praktisch Europees recht: 5 Het verbod op staatssteun hoofdstuk 8 Aanbesteding Teksten op BB 6 Bespreken oefententamen Zie blackboard voor oefententamen
21
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Aanwezigheid Gezien het feit dat met name de Europese dimensie een nieuw onderdeel voor je is, wordt aanwezigheid bij de colleges ten zeerste aanbevolen. Toetsing In week 5 wordt je kennis en inzicht getoetst van de in de colleges aangeboden stof en de doorgenomen literatuur. De toetsing gebeurt door middel van een schriftelijk tentamen met mc‐vragen en open vragen. Herkansing Hertentamens vinden plaats in week 10. Studiebelasting Voor dit onderdeel zijn 1,5 ECTS te behalen. Deze worden toegekend bij een minimale beoordeling van het tentamen van 5,5.
22
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Hoofdstuk 4
Invulling van de vaardighedenleerlijn
In de vaardighedenleerlijn zijn in dit blok het vak Engels, een training / simulatie EU‐ besluitvorming, een excursie naar Brussel, een workshop internationale databanken en een sollicitatietraining opgenomen. Dit zijn allen verplichte onderdelen, waaraan in het kader van de beroepsvaardigheden leerlijn ook studiepunten zijn gekoppeld. 4.1 Engels Contents In this English course, the following English skills will be dealt with: Speaking: socializing and telephoning Writing: emails in an international business context Reading & Listening The skills will be developed using a selection of exercises from various sources (see literature) and assignments provided by the lecturer. In addition to developing the skills mentioned above, you will also broaden your vocabulary knowledge in the area of telephoning and (international) governance. Your progress and level will be assessed in (1) the English Language Portfolio, (2) a speaking test and (3) a written test. At the end of this block you will be better able to communicate in a social and professional situation, both in speaking as well as in writing emails. Student participation: Students are requested to participate actively during the course. As we work with small groups (approximately 15 students per group) student participation is essential. Lessons will also consist of brief presentations (quizzes) given by students about the subject matter in hand. ALL communication (by both students and teacher) will be in English. Relation to the block theme The theme of the block is ‘International Policy & Intergovernmental Relations’. Assignments and topics relate to this theme. Learning objectives The following course objectives in English will be realized in this block. You can: 1. Read English instructions without too much effort; 2. Participate in a (telephone) conversation in a businesslike or personal context; 3. Communicate with reasonable accuracy in familiar contexts, though with noticeable influences from your mother tongue; 4. Express yourself relatively easily when talking freely and keep the conversation going effectively without help, despite occasional pauses to plan and correct what you are saying; 5. Write standard emails relating to your field without too much effort, using the proper tone of voice; 6. Use connecting words to link sentences into a coherent sequence, though there may be some ´jumps´.
23
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
You show: 7. Awareness of cultural differences in international communication; 8. Active and passive knowledge of grammatical topics at B1(+) level that has been dealt with in class or that is part of the self‐study. These learning objectives are based on the description of language scales according to the Common European Framework of Languages (CEFR). Skills in English Speaking
Writing
Reading Listening
Minimum entry level B1 with progress to B1+ I can start a conversation on topics that are familiar, of personal interest or related to my professional field and can help to keep it going by expressing and responding to suggestions, opinions, attitudes, advice, feelings, etc. I can make routine telephone calls, e.g. to make or cancel an order, booking or appointment, file a complaint. I can write emails describing my experience and feelings; I can write emails relating to my field of study, i.e. making/cancelling a booking or appointment. I can understand the main points in straightforward texts on subjects of personal or professional interest. I can understand straightforward information about every day, study‐ or work‐related topics, identifying both general messages and specific details, provided people speak in a familiar accent.
The main topics of English grammar will be: - Tenses: present simple, continuous, past simple, present perfect, past perfect and future - English word order - Adjectives and adverbs More grammar may be dealt with as the course progresses, depending on student input. Literature 1. Lotte Tavecchio en Aafke Moons. Basisboek Engels. Pearson Education, ISBN 978‐90‐430‐ 1618‐6 (self‐study book, see schedule below) 2. Assignments published on Blackboard 3. Handout Telephoning & Socializing (published on Blackboard) Weekly planning The schedules below (planning and self‐study) indicate your weekly preparation as well as the subjects dealt with each week. Please, come to class well‐prepared! Planning: Week 1
Subject Small talk / grammar / email
Preparation ‐ do self‐study week 1 (see table below!)
Class ‐ course intro ‐ small talk; cultural differences in business communication ‐ speaking exercise ‐ present simple and continuous
24
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
2
socializing / grammar / email
‐ do self‐study week 2 ‐ write 1st email ‐ work on portfolio
3
socializing / telephoning / grammar / email
‐ do self‐study week 3 ‐ write 2nd email ‐ work on portfolio
4
socializing / telephoning / grammar / email Written test
‐ do self‐study week 4 ‐ write 3rd email ‐ work on portfolio
5 6
Oral skills: telephoning and socializing
7
Oral skills: telephoning and socializing
8
SPEAKING EXAM
‐ grammar + idioms ‐ email ‐ do self‐study week 6 ‐ read and bring Handout Telephoning & Socializing ‐ work on portfolio ‐ do self‐study week 7 ‐ study Handout Telephoning & Socializing ‐ practice telephone call and social conversation ‐ work on portfolio *Register!*
‐ email intro ‐ info self‐study assignment and portfolio ‐ quiz about self‐study ‐ correct email 1 ‐ speaking exercise: socializing ‐ past simple and present perfect ‐ adverb and adjective ‐ quiz about self‐study ‐ correct email 2 ‐ intro telephoning ‐ speaking exercise: making arrangements ‐ word order ‐ past perfect ‐ quiz about self‐study ‐ correct email 3 ‐ future tense ‐ preparation for test ‐ 50 minutes ‐ Intro speaking exam ‐ speaking: practice telephone calls and social conversations ‐ details to be announced on Blackboard ‐ details to be announced on Blackboard
Oral test in pairs Hand in Portfolio digitally (Ephorus) Monday 1 p.m at the latest
SELF‐STUDY* Week Info and phrases 1 Ch. 4: pp. 57‐67
2
Ch. 4: pp. 68‐74
3
Ch. 7: pp. 131‐137
4
Ch. 7: pp. 138‐149 (until 7.8) Vocabulary in handout Telephoning
Grammar Ch. 17: pp. 249‐257, The verb Appendix C: p. 280 Irregular Verbs Ch. 16: pp. 244‐248 Adjectives & Adverbs + Irregular Verbs Ch. 21: pp. 268‐273 Word order + Irregular Verbs Ch. 18 pp. 258‐262 Auxiliaries p.125:structuuraanduiders + Irregular Verbs
Pronunciation
25
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
6
Ch. 7: pp. 149‐154 (incl. 7.8) Vocabulary in handout Telephoning
7
Vocabulary in handout Telephoning
1. pp. 136‐137: th‐sound 2. p. 139: ‘the’ 3. pp. 145‐146 Voiced/voiceless 4. pp. 161‐162: ‐s and ‐ed 5. p. 165 ‐ 167 + 169 Stress 6. p.180: silent letters 7. pp. 189/190 8. p. 192
* Based on: Lotte Tavecchio en Aafke Moons. Basisboek Engels, Pearson Education, ISBN 978‐ 90‐430‐1618‐6, answers can be found on the website www.pearsoneducation.nl/tavecchio Language Portfolio The Language portfolio is an optional part of the programme. However, participation is strongly recommended since sufficient and successful completion entitles you to one point for your written test; Information about the portfolio can be found on Blackboard; Please note that the portfolio is mainly an individual task, however there are some parts that you will work on with a fellow student. Attendance Attendance during weeks 1‐4 is mandatory. These tutorials form the basis for your test in week 5. You are allowed to miss 1 class for whatever reason. During the speaking tutorials (week 6 and 7) attendance is mandatory. In these sessions, you will work on your telephoning and socializing skills, and receive feedback; the speaking exam takes place in week 8. Assessment and criteria Week 8: telephone conversation and social talk (pair work, however, individual marks are given), 25% of final mark. Week 5: individual test (50 minutes; grammar, vocabulary and email) + Individual Language Portfolio (75% of final mark). A sufficient portfolio constitutes 1 point of your test, so the maximum number of points to be obtained for your test is 9. Repeats Written test and portfolio: week 10. If you have an insufficient mark for your test and you did not hand in your portfolio you will have to repeat the test and are strongly advised to hand in your portfolio in week 10 (Friday 1 p.m. at the latest). Oral test: end of block 3, to be announced Credits 1,5 ECTS. Credits will be awarded if the results of both the oral test and the written test are at least 5,5.
26
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
4.2 Training solliciteren In het derde jaar van je opleiding ga je stagelopen. Om een stageplaats te kunnen bemachtigen is solliciteren noodzakelijk. Wanneer je gaat solliciteren, wordt je vaak gevraagd een curriculum vitae (CV) en een motivatie te sturen (meestal per e‐mail). Vooral je curriculum vitae wordt vaak kritisch bekeken. Naast je CV vragen selecteurs vaak om een “schriftelijke motivatie“; in de regel wordt het op prijs gesteld als je dit verwoordt in een sollicitatiebrief, die je verstuurt (hard‐copy of per mail). De sollicitatiebrief biedt je de mogelijkheid om je motivatie en je kwaliteiten extra onder de aandacht te brengen. In deze training Solliciteren gaan we o.a. in op leren een goede sollicitatiebrief te schrijven, een goed curriculum vitae samen te stellen, jezelf overtuigend te presenteren in een sollicitatiegesprek en het omgaan met lastige vragen in een sollicitatiegesprek. Middels de training willen we je voorbereiden op en aanzetten tot het op een juiste manier solliciteren naar een stageplaats. Werkvorm De training is onderdeel van de stagevoorbereiding, en wordt gegeven in halve klassen in week 6 en 7; 2 uur per training. Voor de groepsindeling; zie BlackBoard. Verplichte voorbereiding Bijeenkomst 1: Met behulp van de voorgeschreven literatuur en met behulp van internet stel je ter voorbereiding op de Training Solliciteren een sollicitatiebrief op. Deze brief richt je aan het bedrijf waar je stage gaat of wilt gaan lopen. Ook je curriculum vitae stel je op. Raadpleeg internet1 Je brief en CV neem je HARD‐COPY mee naar de training. Let op: zonder brief en CV kun je niet deelnemen aan de training!! Bijeenkomst 2: Formuleer minimaal 3 vragen die je zelf wilt stellen tijdens het sollicitatiegesprek Formuleer minimaal 3 vragen die aan jou gesteld kunnen worden tijdens het sollicitatiegesprek. Kies bij voorkeur voor vragen die je lastig te beantwoorden vindt. Je brief, CV en je vragen neem je HARD‐COPY mee naar de training. Let op: zonder brief, CV en vragen kun je niet deelnemen aan de training!! Kleed je voor de training zoals je je gaat kleden voor een echt sollicitatiegesprek. Literatuur Severijnen, O., Bakker, M., en Pas, N. (2008). Basisboek Communiceren. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. ‐ Sollicitatiebrief en CV: paragraaf 7.1 en 7.5 en raadpleeg de checklists op pagina 99 en 100. 1
Bijvoorbeeld: www.leren.nl/cursus/solliciteren / www.carrieretijger.nl / www.vkbanen.nl/CV / www.intermediair.nl
27
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Aanwezigheid Aanwezigheid tijdens de training is verplicht. Er zijn meerdere trainingssessies; als je onverhoopt een training mist, neem dan contact op met de trainer om te kijken of je bij een andere groep mee kunt draaien. Studiebelasting Voor dit onderdeel zijn 0,5 ECTS te behalen. 4.3 Training onderhandelen en simulatie Europese besluitvorming Iedereen heeft de beelden wel eens gezien: Europese regeringsleiders die tot diep in de nacht vergaderen tijdens een Europese top. Pas in de vroege ochtend valt er een besluit en vaak is het besluit niet zo eenduidig. Wat is er nu eigenlijk besloten en waarom duurde de vergadering zo lang? Om jullie inzicht te geven in de complexiteit van het Europese besluitvormingsproces treden jullie tijdens de simulatie zelf als minister van een EU‐lidstaat op. Jullie krijgen vooraf een casus aangereikt en tijdens de simulatie op 5 maart gaan jullie hierover besluiten nemen. Onderhandelen is een essentieel onderdeel van Europese besluitvorming. Tijdens de vierde les bestuurskunde krijgen jullie een 3‐uur durende training onderhandelen, gegeven door een externe trainer. Aan het einde van deze training wordt de casus uitgereikt en krijgt iedereen zijn of haar land toegewezen. Om je goed voor te bereiden op de simulatie van 5 maart is het schrijven van een position paper verplicht. mIn deze position paper beschrijf je: 1. het standpunt van jouw land per agendapunt; 2. in hoeverre je bij elk agendapunt onderhandelingsruimte hebt; 3. eventuele extra onderwerpen die je op de agenda wilt plaatsen. Deze position paper stuur je uiterlijk woensdag 4 maart 2015 om 16.00 uur via de mail naar
[email protected] Bij afwezigheid training onderhandelen of simulatie krijg je een vervangende opdracht. Zonder position paper kun je niet goed voorbereid meedoen aan de simulatie en krijg je een vervangende opdracht. Studiebelasting Voor dit onderdeel zijn 0,5 ECTS te behalen. Deze worden toegekend bij aanwezigheid training onderhandelen en simulatie en als de position paper tijdig is ingeleverd bij de docent Judith Groen
28
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
4.4 Excursie naar Brussel en workshop Internationale databanken Deelname aan beide onderdelen is verplicht. De exacte data zijn: Workshop Internationale databanken 23 februari 2015 Excursie Brussel 12 maart 2015 (hele dag) Het programma in Brussel bestaat (onder voorbehoud) uit een bezoek aan het Europees Parlement, het Parlementarium en aan Neth‐ER. Zie voor nadere informatie het BlackBoard. Studiebelasting Excursie Brussel en Workshop Internationale databanken 0,5 ECTS
29
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Hoofdstuk 5
Invulling van de individuele leerlijn
Parallel aan de andere leerlijnen loopt de individuele leerlijn (IL). In de individuele leerlijn denkt de student na over de fit tussen zijn studie en het beroepenveld waarvoor hij gekozen heeft. De student dient zich af te vragen welke persoonlijke ontwikkeling hij dient door te maken om de beroepsbeoefenaar te worden die hij wil zijn. Het programma voor blok 3 van de individuele leerlijn bestaat uit een door de opleiding vastgesteld programma wat helemaal in het teken staat van de voorbereiding op de stage. Er vindt in ieder geval een individueel gesprek plaats met je coach. Ook de stagevoorlichting in week 1 (5 februari) en de sollicitatietrainingen in week 6 en 7 (zie rooster) bereiden je voor op je stage. Zie voor een uitgebreide programmabeschrijving van de IL per blok de Handleiding IL BSK H1 t/m H4 (beschikbaar via Blackboard).
30
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Hoofdstuk 6
Kwaliteitszorg
6.1 Inleiding De kwaliteit van het blok wordt op verschillende manieren bewaakt. 6.2 Vergadering blokteam Het themateam dat de invoering heeft voorbereid en waarvan de tutoren deel uitmaken vergadert regelmatig onder leiding van de themacoördinator. In die bijeenkomst worden ervaringen van tutoren uitgewisseld en manieren van werken en beoordelen van het proces op elkaar afgestemd. Klachten, op‐ en aanmerkingen van studenten over het thema kunnen rechtstreeks bij de themacoördinator worden gemeld en zullen in de eerstvolgende vergadering van het themateam worden besproken. Zo nodig worden studenten voor de vergadering van het themateam uitgenodigd. 6.3 Evaluatie Na afloop van het blok worden alle studieonderdelen geëvalueerd. Dat gebeurt via: een schriftelijke evaluatie met alle studenten een aanvullend gesprek met een deel van de studenten gesprekken met eventueel betrokken externe opdrachtgevers of begeleiders een evaluatiegesprek van de leden van het blokteam De evaluatie wordt door het blokteam gebruikt om het blok (waar nodig) voor het volgende jaar bij te stellen. De themacoördinator maakt een verslag van de resultaten van de evaluaties en van de verbeteracties. De evaluaties en verbeteracties worden door de onderwijscommissie besproken met de themacoördinator en in het volgende blok op blackboard gepubliceerd.
31
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Bijlage 1
Uitwerking opdrachten 1 t/m 4 keuzemenu Hoofdstuk 2
Onderwerp 1: Is het lokale beleid Europa‐proof? Introductie Nederlandse beleidsmedewerkers in het lokale openbaar bestuur hebben op vele beleidsterreinen te maken met kaders die door de EU worden opgelegd. Uiteraard op het ene beleidsterrein meer dan op het andere. Veel beleidsdoelen denkt de EU via de centrale overheid van een EU‐land te realiseren. Gemeenten en provincies e.a. zullen ervoor moeten zorgen dat hun beleid ‘Europa‐proof’ is. Opdracht Onderzoek en breng in kaart wat de randvoorwaarden (vanuit beleidsinhoudelijk, juridische en financieel‐economisch perspectief) zijn die door Europa en het Rijk worden gesteld ten aanzien van een door jullie gekozen beleidsterrein en een door jullie gekozen lokale of regionale overheidsorganisatie. Voorbeelden van mogelijke onderwerpen Hieronder volgt een overzicht van beleidsterreinen met bijbehorende onderwerpen die je kunt oppakken voor de opdracht van het beroepsproduct. Andere onderwerpen zijn in overleg en na goedkeuring wel mogelijk. Kies voor een duidelijk afgebakend beleidsterrein, dat ook weer niet te beperkt is en waarbij alle drie de invalshoeken voldoende uit de verf komen! - Klimaat, energie en duurzaamheid: denk aan onderwerpen als vermindering CO2‐ uitstoot, energiebesparing, voorzieningen voor waterkwaliteit, klimaatneutraliteit - Staatssteun: subsidiëren betaald voetbal door gemeente - Volkshuisvesting: toewijzing sociale huurwoningen aan huishoudens met inkomens tot €33.000,‐ - Werkgelegenheid en sociaal beleid: bijv. bestrijding armoede en sociale uitsluiting, integratie gehandicapten in de maatschappij, - Milieu: bijv. afvalbeheer (verpakkingsafval), verwerking afvalwater - Volksgezondheid: obesitas bestrijding, vaccinatieprogramma’s - Regionaal beleid: bijv. plattelandsontwikkeling - Asiel‐ en migratiebeleid Kijk voor nadere informatie over deze onderwerpen bij de verschillende dossiers op www.europadecentraal.nl en op www.vng.nl VNG‐IPO Prioritaire Europese onderwerpen 2011. Hieronder vind je op hoofdlijnen de onderzoeksvragen per invalshoek. Let wel: op grond van het gekozen beleid zullen deze vragen aangescherpt moeten worden.
32
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Onderzoeksvragen Invalshoek Bestuurskunde: 1. Het Europese beleid: - Welke Europese beleidsdoelstellingen sluiten aan op de eigen (lokale) beleidsdoelstellingen? - Welke maatregelen heeft de EU genomen om de beleidsdoelstellingen te realiseren, met andere woorden welke beleidsinhoud kan worden afgeleid uit de toepasselijke Europese beleidsinstrumenten? 2. Het Rijksbeleid: - Welke doelstellingen op Rijksniveau sluiten aan bij de eigen (lokale) beleidsdoelstellingen? - Welke inhoudelijke standpunten vermeldt de laatste Memorie van Toelichting over het gekozen beleidsterrein? - Welke maatregelen heeft het Rijk genomen om het beleid te realiseren? 3. Actualiteit: - Hoe ziet de maatschappelijke discussie van het afgelopen jaar rondom het gekozen beleidsterrein eruit? 4. Invloed op randvoorwaarden: - Ten aanzien van het gekozen beleid: op welke wijze kan de lokale actor invloed uitoefenen (over dit beleidsterrein en wetgeving) op de besluitvorming van de centrale overheid en de EU? - Van welke lobbyroutes kan gebruik gemaakt worden? - In welke mate en om welke reden heeft de lokale actor daadwerkelijk gebruik gemaakt van deze lobbyroutes? 5. Het volgen van Europese en Haagse ontwikkelingen: - Op welke wijze volgt de gekozen organisatie de ontwikkelingen in de EU en bij het Rijk met betrekking tot het gekozen beleidsterrein? - Hoe blijft de organisatie op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen die van belang zijn? 6. Nadat je alle vragen hebt beantwoord, geef je een eindoordeel over de mate van vrijheid van de gekozen actor/organisatie. Oordeel over de beleidsruimte die de gekozen organisatie krijgt van de EU; Oordeel over de beleidsruimte die de gekozen organisatie krijgt van het Rijk; Oordeel over de invloed op de randvoorwaarden door en door gekozen organisatie en beleidsterrein; Oordeel over hoe de organisatie de ontwikkelingen volgt. Invalshoek Recht: 1. Welke wet‐ en regelgeving (inclusief EU‐recht) is van toepassing op het door jullie gekozen beleidsterrein? 2. Welke andere juridische beleidsinstrumenten worden ingezet (op niveau van EU, Rijk en lokaal)?
33
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
3. Door wie worden deze instrumenten ingezet, hoe is de bevoegdheid verkregen en welke mate van beleids‐ dan wel beoordelingsvrijheid is er? Is er sprake van bestuurlijk toezicht? 4. Wat zijn de consequenties van de Europese beleidsinstrumenten voor de decentrale overheden? 5. Wat is de voor jouw onderwerp relevante jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie of een nationale rechter? 6. Handelt de lokale overheid binnen de door EU, het Rijk en in jurisprudentie gestelde grenzen? Invalshoek Economie: De financieel‐economische schets van Rijksbeleid: 1. Wat is in het verleden de aanleiding geweest voor het opzetten van dit beleid? - Welke economische motieven hebben beleidsmakers om de economische bedrijvigheid bij te sturen? (denk aan allocatiedoelen, de doelstelling van inkomensherverdeling en de stabilisatiedoelstelling). - Waarom laat het Rijk het aanbieden van de betreffende voorzieningen aan de lagere overheden/of aan derden (non‐profit organisaties) over? Beschrijf hoe dit gebeurt. 2. Welke ontwikkelingen tekenen zich de laatste jaren af op het beschreven beleidsterrein? - Is er sprake van decentralisatie van taken? - Zijn er veranderingen opgetreden in de financieringsstromen? - Is er sprake van een toenemende marktwerking op het beschreven beleidsterrein? - Is er sprake van vraagsturing? - Is er een ontwikkeling naar meer outputsturing en afrekenen op doelmatigheid en effectiviteit? - In hoeverre is er sprake van deregulering? 3. Welke economische instrumenten worden door het Rijk ingezet om de doelen van het beschreven beleidsterrein te bereiken? (Begroting/budget?, belastinginstrument?, subsidies?, retributies en prijzen?) 4. Ga via de begroting van het ministerie na wat de laatste 4 jaar de uitgaven op het beschreven beleidsterrein zijn geweest. - Welke tendens is hierin te onderkennen? - Welk deel heeft de lokale actor (gemeente, andere non‐profitorganisatie) van dit bedrag diezelfde periode ontvangen? 5. Welke andere mogelijkheden heeft de lokale actor om te zorgen voor aanvullende financiering van het beleid? Geef ook hiervan een financieel overzicht. 6. Wat is je afsluitende oordeel over de financieel‐economische ruimte die de lokale actor krijgt van het Rijk? De financieel‐economische schets van het Europees beleid:
34
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
7. Wat zijn de economische motieven van de EU om het gekozen beleidsterrein financieel te ondersteunen? 8. Hoe draagt de EU bij tot de financiering van het beleid? (subsidiemogelijkheden) Geef een beschrijving van de belangrijkste fondsen en subsidiemogelijkheden. Welk(e) structuurfonds(en) is/zijn relevant voor het beschreven beleid? 9. Welke pogingen onderneemt de lokale actor om Europese subsidiebronnen aan te boren? Is men hierin succesvol? Indien men geen gebruik maakt van subsidiemogelijkheden geef dan aan waarom niet. 10. Wat is je afsluitende oordeel over de extra financiële ruimte die de lokale actor krijgt van de EU op het beschreven beleidsterrein? Trek een afsluitende conclusie na de beantwoording van bovenstaande vragen per invalshoek! Waar moet je bij de uitvoering nog verder aan voldoen? Voor de uitvoering van de opdracht voor het beroepsproduct dient in ieder geval ook een interview te worden gehouden met een medewerker uit de organisatie die in zijn of haar werkzaamheden regelmatig met Europa te maken heeft. Dit kan een bij het beleidsterrein betrokken beleidsmedewerker zijn, maar ook bv. een medewerker van Juridische Zaken. Van dit interview moet een verslag worden opgenomen in de bijlage van het onderzoeksrapport. Het interview moet in ieder geval gaan over de wijze waarop deze (beleids‐)medewerker de ontwikkelingen binnen Europa volgt. Op welke wijze verzamelt hij/zij informatie m.b.t. wet‐ en regelgeving of beleidsvoornemens of subsidies, hoe wordt deze informatie toegankelijk gemaakt voor de rest van de organisatie, kan het effectiever volgens die persoon, etc. De nadruk ligt niet zozeer op “wat” (inhoud: welke dossiers worden gevolgd of welke subsidies zijn interessant) maar meer op “hoe” (proces: hoe volgt men de ontwikkelingen, welke informatiebronnen worden geraadpleegd etc.) er met Europa wordt omgegaan.
35
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Onderwerp 2: Verschillen in beleid tussen een Nederlandse en buitenlandse stad Introductie In het openbaar bestuur in Nederland komt men meer en meer tot de conclusie dat je als Nederlandse beleidsmaker afhankelijk bent wat er in de landen om ons heen gebeurt. De EU bepaalt op veel terreinen het in Nederland gevoerde beleid. Bij dit door de EU ingezette beleid is er vaak de nodige beleidsruimte voor decentrale overheden van landen om binnen de door de EU aangegeven kaders de gestelde doelen te bereiken. Het is interessant om te achterhalen hoe in het buitenland oplossingen voor bepaalde beleidsproblemen worden bedacht om die oplossingen dan vervolgens te vergelijken met de Nederlandse aanpak. Opdracht Hoe pakt een zelfgekozen buitenlandse stad in vergelijking met een Nederlandse stad een beleidsprobleem aan en wat kan de Nederlandse stad leren van die buitenlandse aanpak? Voorbeelden van mogelijke onderwerpen Kies voor een duidelijk afgebakend beleidsterrein, dat ook weer niet te beperkt is en waarbij alle drie de invalshoeken voldoende uit de verf komen! Om een idee te geven van mogelijke onderwerpen een paar voorbeelden ter illustratie: De centra van grote Nederlandse steden hebben veel last van fijnstof en co2‐uitstoot van (vracht)auto’s. In Nederland heeft men dit probleem o.a. aangepakt door het centrum van een stad beperkt toegankelijk te maken voor vrachtverkeer, het invoeren van grotere voetgangersgebieden, aanleg van transferia etc. Hebben buitenlandse steden een vergelijkbare aanpak? In Nederlandse steden bestaan lange wachtlijsten voor huurwoningen, vooral starters op de woningmarkt hebben problemen om de geschikte woning te vinden. Hoe staat het met de beschikbaarheid van woningen in buitenlandse steden? Hoe pakt men daar de woningnood aan? Kunnen wij iets leren van deze aanpak? Zo zijn er natuurlijk veel meer onderwerpen te bedenken maar uiteraard is het zo dat het gekozen onderwerp een voldoende internationale component moet bevatten, d.w.z. het beleid moet voor een belangrijk deel door de EU bepaald worden. Ook dienen alle invalshoeken (bestuurskundige, juridische en economische invalshoek) voldoende aan bod te komen.
36
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Onderzoeksvragen Invalshoek Bestuurskunde: 1. Welk maatschappelijk probleem ligt ten grondslag aan het EU‐beleid? Waarom heeft de EU beleid/wetgeving opgesteld voor dit beleidsterrein? 2. Hoe pakken de Nederlandse‐ en de buitenlandse stad de maatschappelijke problemen aan? Beschrijf het beleid van de beide steden; welke doelstellingen zijn geformuleerd, welke instrumenten worden ingezet, welke actoren zijn erbij betrokken? 3. Op welke wijze volgen beide steden de ontwikkelingen in Brussel t.a.v. het beleidsterrein? Welke informatiebronnen raadplegen zij? Maken ze deel uit van netwerken in Brussel of in eigen land? 4. In welke mate moeten beide steden bij het bepalen en uitvoeren van het beleid rekening houden met hun centrale overheid op bestuurskundig terrein? 5. Ten aanzien van het gekozen beleid: hoe kunnen de beide steden invloed uitoefenen (over dit beleidsterrein en wetgeving) op de besluitvorming van de centrale overheid en de EU? Van welke lobbykanalen kan gebruik gemaakt worden? 6. Hoe heeft men in beide steden ook daadwerkelijk invloed uitgeoefend (over dit beleidsterrein en wetgeving) op de besluitvorming van de centrale overheid en de EU? Van welke lobbykanalen heeft men daadwerkelijk gebruik gemaakt? Invalshoek Economie: 1. Wat is in het verleden de economische aanleiding geweest voor het opzetten van dit beleid? - Welke economische motieven hebben beleidsmakers om de economische bedrijvigheid bij te sturen? (denk aan allocatiedoelen, de doelstelling van inkomensherverdeling en de stabilisatiedoelstelling). - In welke mate zijn andere non‐profitorganisaties bij het beleid en de uitvoering betrokken? Beschrijf hoe dit gebeurt. 2. Welke ontwikkelingen tekenen zich de laatste jaren af op het beschreven beleidsterrein? Bijvoorbeeld: - Is er sprake van decentralisatie van taken? - Is er sprake van een toenemende marktwerking op het beschreven beleidsterrein? - Is er sprake van vraagsturing? - Is er een ontwikkeling naar meer outputsturing en afrekenen op doelmatigheid en effectiviteit? - In hoeverre is er sprake van deregulering? 3. Ga na hoe de uitgaven op het betreffende beleidsterrein zich de laatste vier jaar ontwikkeld hebben binnen de stad. Hoe wordt gezorgd voor voldoende dekking en hoe is de financiering van eventuele investeringen geregeld? 4. Welke economische instrumenten worden er door de lokale beleidsmakers ingezet op dit beleidsterrein?
37
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
5. Hoe draagt de centrale overheid bij aan de financiering van het beleid? Geef een cijfermatig overzicht. 6. Hoeveel draagt de EU bij tot de financiering van het beleid? (subsidies) Geef een beschrijving van de belangrijkste fondsen en subsidiemogelijkheden. Welk(e) structuurfonds(en) is/zijn relevant voor het beschreven beleid? 7. Welke pogingen onderneemt de lokale actor om Europese subsidiebronnen aan te boren? Is men hierin succesvol? Indien men geen gebruik maakt van subsidiemogelijkheden geef dan aan waarom niet. 8. Wat is je afsluitende oordeel over de extra financiële ruimte die de lokale actor krijgt van de Rijksoverheid en de EU op het beschreven beleidsterrein? 9. Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen op financieel‐economisch gebied tussen beide steden en wat kan de ene stad leren van de andere? Invalshoek Recht: Voor de invalshoek recht beschrijf je eerst het beleid zoals dat door de Nederlandse overheid wordt gevoerd. Daarbij hoort ook een beschrijving van het toepasselijke EU‐recht. 1. Welke wet‐ en regelgeving (inclusief EU‐recht) is van toepassing op het door jullie gekozen beleidsterrein? 2. Welke andere juridische beleidsinstrumenten worden lokaal ingezet (inclusief handhavingsinstrumenten)? 3. Door wie worden deze instrumenten ingezet, hoe is de bevoegdheid verkregen en welke mate van beleids‐ dan wel beoordelingsvrijheid is er? Is er sprake van bestuurlijk toezicht? 4. Handelt de lokale overheid binnen de door EU, het Rijk en in jurisprudentie gestelde grenzen? Vervolgens beantwoord je ten minste de onderstaande vragen voor de andere, buitenlandse stad. 1. Wie voert het beleid? a) Wat is de rechtsvorm van de organisatie die het beleid uitvoert? b) Welke organen zijn er binnen deze organisatie te onderscheiden? c) Hoe vindt binnen deze organisatie besluitvorming plaats? 2. Welke juridische beleidsinstrumenten worden lokaal ingezet (inclusief handhavingsinstrumenten)? 3. Door wie worden deze instrumenten ingezet, hoe is de bevoegdheid verkregen en welke mate van beleids‐ dan wel beoordelingsvrijheid is er? Is er sprake van bestuurlijk toezicht? 4. Indien er ruimte is voor lidstaten om op centraal niveau instrumenten in te zetten: is van deze ruimte gebruik gemaakt?
38
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Vergelijk de Nederlandse situatie met de situatie van de buitenlandse stad: wat zijn de overeenkomsten en verschillen? Trek een afsluitende conclusie na de beantwoording van bovenstaande vragen per invalshoek! Waar moet je bij de uitvoering nog verder aan voldoen? Voor de uitvoering van de opdracht van het beroepsproduct dient naast de schriftelijke bronnen die gebruikt worden in ieder geval ook een interview gehouden te worden met een medewerker van de Nederlandse en buitenlandse stad. Dit interview kan o.a. dienen als input voor bestuurskundig commentaar. Maak een schriftelijk verslag van deze interviews en neem dit verslag als bijlage op.
39
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Onderwerp 3: Dossieronderzoek naar Europees beleid Introductie De Europese unie heeft talrijke doelstellingen op vele beleidsterreinen. Veel van die doelstellingen probeert de EU via de lidstaten te realiseren: de EU legt regelgeving op, de lidstaten moeten daaraan voldoen. Andere doelstellingen probeert men op Europees niveau te realiseren. Dit kan door het oprichten van een agentschap, maar ook door het beschikbaar stellen van subsidies (met daarachter een uitvoerende instantie). Bij deze opdracht ga je beleid van de EU vanuit de invalshoeken bestuurskunde, economie en recht beschrijven. Je doet dit op basis van deskresearch en een (aantal) interview(s) over een zelfgekozen onderwerp. Er is dus geen opdrachtgever die je informatie ter beschikking kan stellen. Bij de keuze voor het onderwerp zal je al moeten kijken of er voldoende informatie beschikbaar is. Je beschrijft de totstandkoming en introductie van een Europees beleidsdossier. Opdracht Beschrijf vanuit Europees perspectief een zelfgekozen beleid van de Europese unie en geef daarover je bestuurkundig commentaar. Voorbeelden van mogelijke onderwerpen Kies voor een duidelijk afgebakend beleidsterrein, dat ook weer niet te beperkt is en waarbij alle drie de invalshoeken voldoende uit de verf komen! Voorbeeld 1: (een onderwerp uit) het onderwijsbeleid Wil je een beleidsterrein dat je als student direct raakt? Kijk dan eens naar het Erasmus+‐ programma. “The new Erasmus+ programme aims to support actions in the fields of Education, Training, Youth and Sport for the period 2014‐2020. Regulation of the European Parliament and of the Council establishing Erasmus+: the Union programme for education, training, youth and sport. What does it support? Erasmus + provides grants for a wide range of actions and activities in the fields of education, training, youth and sport. The programme gives opportunities to students, trainees, staff and volunteers to spend a period abroad to increase their skills and employability. It supports organisations to work in transnational partnership and to share innovative practices in the fields of education, training and youth. The new Sport action will support grassroots projects and cross‐border challenges such as combating match‐fixing, doping, violence and racism.”
Met een totale begroting van 14,7 miljard euro (waarvan 1,8 miljard voor 2014) is dit een ambitieus en omvangrijk beleid. Kies je hiervoor dan zal je moeten afbakenen naar een deelterrein. Meerdere groepen mogen zich bezig houden met een onderdeel uit het Erasmus+‐ programma zolang iedere groep maar een eigen deelbeleid/‐programma heeft.
40
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Voorbeeld 2: een onderwerp van (economisch) sociaal beleid In tijden van financiële crisis neemt vaak ook de werkloosheid toe. Binnen de EU bestaan grote verschillen tussen werkgelegenheid. Werkgelegenheidsbeleid is een van de beleidsterreinen van de EU. Een van de instrumenten die in dit beleid wordt ingezet is het Europees Sociaal Fonds (ESF). Dit fonds is opgericht om het vinden van werk en het overstappen naar een nieuwe baan makkelijker te maken. Het ESF stelt vooral geld ter beschikking om werklozen en gehandicapten aan betere of nieuwe banen te helpen. Het ESF draagt zo niet alleen bij aan het werkgelegenheidsbeleid, maar ook aan ‘gelijke kansen voor alle EU‐burgers’ en aan het regiobeleid. Het focusgebied ‘gelijke kansen’ gaat over veel meer dan werkgelegenheid. Los van wat het ESF doet, gaat het ook over gelijke kansen voor vrouwen op de arbeidsmarkt, gelijke kansen voor etnische minderheden en non‐discriminatie van homoseksuelen. Het economisch‐sociaal en sociaal beleid is zo breed dat je goed moet afbakenen. Je kunt bijvoorbeeld kiezen voor (een onderdeel van): - het beleid van het ESF - het werkgelegenheidsbeleid - het regionale beleid - beleid ter bevordering van gelijke kansen voor vrouwen of etnische minderheden of gehandicapten - beleid ter voorkoming /terugdringing van discriminatie van homoseksuelen. Voorbeeld 3: Weet wat je eet! Van de website van www.voedingscentrum.nl: “Wie in de supermarkt loopt, krijgt nogal wat gezondheidsclaims onder ogen. Op veel etiketten prijkt een mooie belofte: ‘eetlustremmend’, ‘zorgt voor de bloeddruk’ of ‘verlaagt je cholesterol’. De EFSA zoekt van al deze gezondheidsclaims uit of ze wetenschappelijk onderbouwd zijn en of de fabrikant deze uitspraken wel mag doen.” De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) is een agentschap met een ruime taakstelling. Het agentschap bewaakt alle stadia van de voedselproductie en ‐voorziening, van de primaire productie (inclusief dierwelzijn en diergezondheid) en de veiligheid van diervoeders tot en met de levering van voedingsmiddelen aan de consument. Belangrijke taak is wetenschappelijk advies uitbrengen, informatie uitwisselen en communiceren met het publiek. Veel informatie is beschikbaar via de eigen website van EFSA. Deze is in het Engels en in het Duits beschikbaar. En verder … … kun je denken aan onderwerpen als energiebeleid, cultuurbeleid, onderzoek‐ en innovatiebeleid, enzovoort. Wel even googelen om te zien of er voldoende informatie is en voorleggen aan het docententeam!
41
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Onderzoeksvragen Invalshoek Bestuurskunde: 1. Welk maatschappelijk probleem ligt ten grondslag aan het EU‐beleid? Waarom heeft de EU beleid/wetgeving opgesteld voor dit beleidsterrein? 2. Schets het besluitvormingsproces: - Van welke besluitvormingsprocedure is sprake geweest? - Welke Europese instellingen zijn bij de besluitvorming betrokken geweest? - Hoe lang heeft het totale besluitvormingsproces geduurd? Zijn er veel amendementen geweest? - Welke rol heeft de Raad van Ministers bij de besluitvorming gespeeld? - Welke rol hebben lobbyisten gespeeld bij de totstandkoming van het beleid? 3. Het beleid: - Hoe ziet de EU‐strategie eruit voor dit beleidsterrein? - Met andere woorden: welke doelstellingen wil de EU verwezenlijken? - Welke maatregelen worden hiervoor genomen? - Welke tijdskeuzes zijn er gemaakt? 4. De uitvoering: - Welke rol hebben de 27 lidstaten bij de uitvoering van het beleid? - Hoe heeft Nederland de uitvoering van dit beleid vormgegeven? - In een aantal gevallen zijn er agentschappen betrokken bij de uitvoering van EU‐beleid. Beschrijf de rol van het agentschap dat betrokken is bij de uitvoering van dit beleid (voor zover van toepassing). Hoeveel beleidsvrijheid heeft het agentschap gekregen bij de uitvoering? 5. Welke aanpassingen zijn er nodig geweest in Nederland om te kunnen voldoen aan de eisen/randvoorwaarden van het nieuwe beleid? 6. Volgens het subsidiariteitsbeginsel wordt beleid op een zo laag mogelijk niveau opgesteld. Vind je het terecht dat de EU voor dit beleidsterrein beleid heeft opgesteld? Onderbouw je mening. Invalshoek economie: 1. Wat zijn de economische motieven van de EU om geld ter beschikking te stellen voor het gekozen beleidsterrein? Leidt overheidsingrijpen tot meer welvaart voor Europese burgers? 2. Wat zijn de meest recente financieel‐economische ontwikkelingen op dit beleidsterrein? 3. Wat zijn de (operationele) doelen van het beleid? 4. Wat zijn de verwachte baten en lasten van het beleid? 5. Welke economische instrumenten worden ingezet om die doelen te bereiken en wat gaat men doen om die doelen te realiseren?
42
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
6. Hoe groot zijn de uitgaven op dit beleidsterrein? 7. Hoe groot zijn de financiële geldstromen van de EU naar de lidstaten? 8. Wat zijn de resultaten van het beleid? Is uit evaluatie gebleken dat het beleid effectief en efficiënt is? Invalshoek recht: Een beschrijving van de juridische aspecten van het gevoerde beleid gaat in op de onderdelen beleidsvoerder, de positie van het beleid, de bevoegdheden van de beleidsvoerder en de door de beleidsvoerder ingezette juridische beleidsinstrumenten. Onderstaande vragen geven aan wat voor een beschrijving van de juridische aspecten van het beleid moet worden uitgezocht. Voor een juridische beschrijving van het beleid dienen de volgende vragen te worden beantwoord: 1. Welke Europese wet‐ en regelgeving is van toepassing op het door jullie gekozen beleidsterrein? Is er daarnaast nog sprake van (ruimte voor) nationale wet‐ en regelgeving? 2. Wie voert het beleid? Wat is de rechtsvorm van de organisatie die het beleid uitvoert? Welke organen zijn er binnen deze organisatie te onderscheiden? Hoe vindt binnen deze organisatie besluitvorming plaats? 3. Wat is de juridische positie van de beleidsvoerder? Wat is de juridische positie t.o.v. (de organen van) de EU? Wat is de juridische positie t.o.v. de lidstaten van de EU? 4. Welke juridische beleidsinstrumenten (inclusief handhavingsinstrumenten) zet de beleidsvoerder in? 5. Welke mate van beleids‐ dan wel beoordelingsvrijheid is er? Is er sprake van toezicht op de beleidsvoerder? 6. Wat is de voor jouw onderwerp relevante jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie of een nationale rechter? Trek een afsluitende conclusie na de beantwoording van bovenstaande vragen per invalshoek! Waar moet je bij de uitvoering nog verder aan voldoen? Voor de uitvoering van de opdracht van het beroepsproduct dient naast de schriftelijke bronnen die gebruikt worden in ieder geval ook een interview gehouden te worden met een medewerker van de uitvoeringsorganisatie, een expert op het beleidsterrein of een belanghebbende (bijvoorbeeld een subsidieontvanger). Dit interview kan o.a. dienen als input voor bestuurskundig commentaar. Maak een schriftelijk verslag van deze interviews en neem dit verslag als bijlage op.
43
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Bijlage 2
Beoordelingsformulier onderzoeksplan
Beoordeling: Voldoende / onvoldoende 1. Aanleiding duidelijk? 2. Goede doelstelling? 3. Afbakening onderzoeksterrein ‐ indien van toepassing een juiste, relevante en onderbouwde afbakening? 4. Centrale vraag ‐ voldoet? ‐ volgt logisch uit aanleiding? ‐ verband met doelstelling? 5. Vooronderzoek ‐Gekozen voor bestuurskundige ontwerpmethode (op basis van literatuur)? ‐met onderbouwing? ‐en getoetst op haalbaarheid via bronnen? 6. Deelvragen ‐ leiden tot beantwoording centrale vraag? ‐ volgen uit gekozen ontwerpmethode? 7. Informatieverzamelingsmethode ‐ leidt tot beantwoording deelvraag. ‐ beargumenteerde keuze voor bronnen. ‐ bevat interview als bron? ‐ met voldoende detail beschreven en daarmee richtinggevend? ‐ leidt tot betrouwbare (herhaalde meting) en valide (meet wat je wil meten) resultaten? 8. Tijdpad en uitvoeringsafspraken ‐ haalbaar tijdpad? ‐ sturend uitvoeringsplan? ‐ werkbaar samenwerkingsplan 9. Overige opmerkingen (taal, vorm etc.):
44
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Bijlage 3
Beoordelingscriteria invalshoeken per opdracht
Opdracht 1: Is het lokale beleid Europa‐proof? Beoordelingscriteria Bestuurskundige invalshoek: Max Criteria 40 Het beleid De Europese doelstellingen en instrumenten zijn beschreven. De doelstellingen en instrumenten van het Rijksbeleid zijn beschreven De maatschappelijke discussie is beschreven. 15 Beïnvloedingsmogelijkheden Lobbymogelijkheden in theorie zijn beschreven. Lobbymogelijkheden in de praktijk zijn beschreven. 15 Volgen van ontwikkelingen De wijze waarop de organisatie (lok.overheid) de ontwikkelingen op zowel Rijksniveau als op Europees niveau volgt is beschreven. 30 Eindoordeel Er wordt een onderbouwd eindoordeel gegeven over de mate van beleidsvrijheid die de gekozen organisatie krijgt van zowel het Rijk als van de EU. Er wordt een onderbouwd oordeel gegeven over de mate waarin de gekozen organisatie invloed uit kan oefenen op de randvoorwaarden van het beleid. Beoordelingscriteria juridische invalshoek: Max Criteria 30 Het beleid Toepasselijke wet‐ en regelgeving (inclusief EU‐recht) is volledig en correct beschreven. Ingezette juridische beleidsinstrumenten (EU, Rijk en lokaal) zijn volledig en correct beschreven 30 De beleidsvoerder(s) De beleidsvoerders zijn benoemd en hun juridische positie is volledig en correct beschreven. (Juridische positie: mate van beleidsvrijheid, wijze van bevoegdheidstoekenning, wel/niet onderworpen aan toezicht) 10 Consequenties van Europese beleidsinstrumenten op lokale overheden Dit is volledig en juist beschreven 10 Relevante jurisprudentie Relevante jurisprudentie is gevonden, er is uitgelegd waarom deze relevant is en hoe de beleidsvoerders hier rekening mee dienen te houden.
45
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
20
Eindoordeel Er wordt een onderbouwd eindoordeel gegeven over de vraag of de lokale overheid handelt binnen de door EU, het Rijk en in jurisprudentie gestelde grenzen.
Beoordelingscriteria economische invalshoek: Veel beleidsmaatregelen van overheden zijn niet economische gedreven, ze dienen bij te dragen aan een samenleving zoals ‘we’ die voor ogen hebben. Daarin spelen waarden zoals democratische legitimering, inspraak, toegankelijkheid van rechtspraak, gelijkwaardigheid en emancipatie een belangrijke rol. De beleidsmaatregelen zijn daarom vaak niet economisch gedreven maar economische aspecten spelen wel een rol in de besluitvorming. Daarom hebben we de beoordelingscriteria voor alle drie de opdrachten in één kader geformuleerd. Afhankelijk van de gekozen opdracht zullen er dus accentverschillen optreden. Max Criteria 30 Het beleid Toepasselijke economische kaders zijn beschreven: wie betaalt, wie bepaalt en wie profiteert er van de beleidsmaatregel(en)? 20 Consequenties van economische kaders op het beleidsprobleem Dit is volledig en juist beschreven 50 Eindoordeel Er wordt een beargumenteerd oordeel gegeven over de vraag of en hoe de economische kaders bijdragen aan de uitvoering van de beleidsmaatregel(en). Opdracht 2: Verschillen in beleid tussen een Nederlandse en buitenlandse stad Beoordelingscriteria Bestuurskundige invalshoek: Max Criteria 40 Het beleid Er wordt inzichtelijk gemaakt waarom de EU beleid/wetgeving over dit onderwerp heeft opgesteld. Het beleid van beide steden wordt systematisch beschreven (doelen, instrumenten, betrokken actoren). 15 Volgen van ontwikkelingen De wijze waarop beide steden de ontwikkelingen op zowel Rijksniveau als op Europees niveau volgt is beschreven. 15 Beïnvloedingsmogelijkheden Lobbymogelijkheden in theorie zijn beschreven. Lobbymogelijkheden in de praktijk zijn beschreven.
46
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
30
Kaders overheid bij uitvoering van beleid In welke mate moeten beide steden bij het bepalen en uitvoeren van het beleid rekening houden met hun centrale overheid op bestuurskundig terrein?
Beoordelingscriteria juridische invalshoek: Max Criteria 40 Beleid en beleidsvoerders van de Nederlandse stad Toepasselijke wet‐ en regelgeving (inclusief EU‐recht) is volledig en correct beschreven. Ingezette juridische beleidsinstrumenten (EU, Rijk en lokaal) zijn volledig en correct beschreven De beleidsvoerders zijn benoemd en hun juridische positie is volledig en correct beschreven. (Juridische positie: mate van beleidsvrijheid, wijze van bevoegdheidstoekenning, wel/niet onderworpen aan toezicht) 40 Beleid en beleidsvoerders van de buitenlandse stad Ingezette juridische beleidsinstrumenten (lokaal en centraal) zijn volledig en correct beschreven. De beleidsvoerders zijn benoemd en hun juridische positie is volledig en correct beschreven. 20 Vergelijking en eindoordeel Het lokale beleid wordt vergeleken: overeenkomsten en verschillen worden benoemd en verklaard. Er wordt een onderbouwd eindoordeel gegeven over de vraag of de Nederlandse lokale overheid nog wat kan leren van het buitenlandse beleid. Beoordelingscriteria economische invalshoek: Veel beleidsmaatregelen van overheden zijn niet economische gedreven, ze dienen bij te dragen aan een samenleving zoals ‘we’ die voor ogen hebben. Daarin spelen waarden zoals democratische legitimering, inspraak, toegankelijkheid van rechtspraak, gelijkwaardigheid en emancipatie een belangrijke rol. De beleidsmaatregelen zijn daarom vaak niet economisch gedreven maar economische aspecten spelen wel een rol in de besluitvorming. Daarom hebben we de beoordelingscriteria voor alle drie de opdrachten in één kader geformuleerd. Afhankelijk van de gekozen opdracht zullen er dus accentverschillen optreden. Max Criteria 30 Het beleid Toepasselijke economische kaders zijn beschreven: wie betaalt, wie bepaalt en wie profiteert er van de beleidsmaatregel(en)? 20 Consequenties van economische kaders op het beleidsprobleem Dit is volledig en juist beschreven
47
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
50
Eindoordeel Er wordt een beargumenteerd oordeel gegeven over de vraag of en hoe de economische kaders bijdragen aan de uitvoering van de beleidsmaatregel(en).
Opdracht 3: Dossieronderzoek naar Europees beleid Beoordelingscriteria Bestuurskundige invalshoek: Max Criteria 40 Het beleid Er wordt inzichtelijk gemaakt waarom de EU beleid/wetgeving over dit onderwerp heeft opgesteld. De Europese doelstellingen en instrumenten zijn beschreven. 15 Besluitvormingsproces Het besluitvormingsproces wordt beschreven: instellingen, procedure, rol raad en lobbyisten. 30 Uitvoering van beleid De wijze waarop het beleid in de lidstaten en in het bijzonder Nederland wordt uitgevoerd is beschreven: rol lidstaten, agentschappen. De aanpassingen die nodig zijn geweest in Nederland om te kunnen voldoen aan de eisen/randvoorwaarden van het nieuwe beleid zijn beschreven. 15 Eindoordeel Er wordt een onderbouwd eindoordeel gegeven over het gekozen beleidsterrein en het subsidiariteitsbeginsel. Beoordelingscriteria juridische invalshoek: Max Criteria 20 Wettelijk kader Toepasselijke wet‐ en regelgeving (inclusief EU‐recht) is volledig en correct beschreven. De ruimte voor de lidstaten is correct beschreven. 30 De beleidsvoerder(s) De beleidsvoerders zijn beschreven en hun juridische positie is volledig en correct beschreven. (Beleidsvoerder: rechtsvorm, organen, besluitvormingsprocedures; juridische positie t.o.v. EU en lidstaten) 30 Beleidsinstrumenten Ingezette juridische beleidsinstrumenten zijn volledig en correct beschreven, inclusief mate van beleidsvrijheid bij uitvoering en eventueel toezichtskader
48
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
20
Relevante jurisprudentie Relevante jurisprudentie is gevonden, er is uitgelegd waarom deze relevant is en hoe de beleidsvoerders hier rekening mee dienen te houden.
Beoordelingscriteria economische invalshoek: Veel beleidsmaatregelen van overheden zijn niet economische gedreven, ze dienen bij te dragen aan een samenleving zoals ‘we’ die voor ogen hebben. Daarin spelen waarden zoals democratische legitimering, inspraak, toegankelijkheid van rechtspraak, gelijkwaardigheid en emancipatie een belangrijke rol. De beleidsmaatregelen zijn daarom vaak niet economisch gedreven maar economische aspecten spelen wel een rol in de besluitvorming. Daarom hebben we de beoordelingscriteria voor alle drie de opdrachten in één kader geformuleerd. Afhankelijk van de gekozen opdracht zullen er dus accentverschillen optreden. Max Criteria 30 Het beleid Toepasselijke economische kaders zijn beschreven: wie betaalt, wie bepaalt en wie profiteert er van de beleidsmaatregel(en)? 20 Consequenties van economische kaders op het beleidsprobleem Dit is volledig en juist beschreven 50 Eindoordeel Er wordt een beargumenteerd oordeel gegeven over de vraag of en hoe de economische kaders bijdragen aan de uitvoering van de beleidsmaatregel(en).
49
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
Bijlage 4
Competenties Bestuurskunde Opleidingen Nederland
1. De bachelor kan zijn weg vinden in het publieke domein. De bachelor kan zijn weg vinden in het publieke domein en heeft daarbij oog voor de internationale context. Niveau 1 heeft inzicht in de inrichting van het openbaar bestuur, kent de hoofdrolspelers en kan de relaties daartussen definiëren. 2 kan bij een concreet beleidsterrein de betrokken organisaties, gangbare procedures en kaders in kaart brengen. 3 kan bij een complexe opdracht een analyse maken van de betrokken organisaties en het krachtenveld waarin deze zich bevinden. 2. De bachelor kan politiek strategische keuzes overzien voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. De bachelor is in staat om maatschappelijke vraagstukken te analyseren met oog voor het politieke en maatschappelijke krachtenveld waarin die vraagstukken zich voordoen en kan politiek strategische keuzes overzien voor het oplossen van deze vraagstukken vanuit alle betrokken belangen. Niveau
1 kan van een situatie aangeven of en waarom het een maatschappelijk vraagstuk is 2 kan vanuit verschillende invalshoeken maatschappelijke vraagstukken analyseren. 3 kan een analyse van maatschappelijke vraagstukken geven vanuit alle betrokken belangen, kan politiek strategische keuzes en hun gevolgen overzien en draagvlak onder betrokkenen inzichtelijk maken.
3. De bachelor kan beleid ontwikkelen, implementeren en evalueren. De bachelor kan bestaand beleid analyseren, implementeren, kan na evaluatie voorstellen doen tot verbetering van het beleid of de uitvoering en kan nieuw beleid ontwerpen. Niveau 1 kan bestaand beleid beschrijven en analyseren. 2 kan eenvoudig beleid construeren, evalueren en implementeren. 3 kan complex beleid construeren, evalueren en implementeren. 4. De bachelor kan participeren in organisaties en samenwerkingsverbanden.
50
Blokboek BSK H3: Internationaal beleid 2014‐2015
De bachelor heeft een adequaat, correct en up‐to‐date beeld van de organisatieprocessen, beheersstructuren en al dan niet tijdelijke samenwerkingsverbanden waarin hij participeert en draagt bij aan het soepel functioneren daarvan. Niveau 1 kan binnen organisaties structuren, culturen en processen herkennen. 2 kan vanuit een goed beeld van organisatieprocessen en beheersstructuren participeren in de eigen organisatie en bijdragen aan het soepel functioneren daarvan. 3 kan vanuit de eigen organisatie participeren in samenwerkingsverbanden en netwerken en draagt bij aan het soepel functioneren daarvan. 5. De bachelor kan praktijkgericht onderzoek verrichten. De bachelor kan zelfstandig onderzoek verrichten en op basis hiervan adviseren en aanbevelingen doen. Niveau 1 kent onderzoeksmethoden en kan deze hanteren. 2 kan zelfstandig een onderzoeksplan maken en onder begeleiding toepassingsgericht onderzoek verrichten en hierover rapporteren. 3 kan bruikbare aanbevelingen doen op basis van zelfstandig opgezet en uitgevoerd toepassingsgericht onderzoek. 6. De bachelor is sociaal communicatief vaardig. De bachelor beschikt over de sociale vaardigheden om te kunnen functioneren in zijn beroepsomgeving en beschikt over mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden om zowel intern als extern met doelgroepen te kunnen communiceren. Niveau 1 beheerst gesprekstechnieken, kan informatie ordenen, presenteren en samenwerken. 2 kan effectief samenwerken en doelgericht rapporteren. 3 kan effectief communiceren met interne en externe doelgroepen. 7. De bachelor is zelfsturend. De bachelor is in staat zijn ontwikkeling te sturen en reguleren, te reflecteren en verantwoording te nemen voor zijn handelen, een (ethische) beroepshouding te ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan de professionalisering van de eigen beroepsuitoefening. Niveau 1 ontwikkelt een beeld van het beroep en studiehouding. 2 neemt op basis van een ethische beroepshouding standpunten in en reflecteert op eigen werk. 3 kan een kritisch oordeel geven en ontvangen en kan gemotiveerd zijn handelen al dan niet aanpassen.
51