Intelligence led policing als basis voor beeldvorming bij de Directie Internationale Politiesamenwerking van de Belgische federale politie
Jeffrey Vincent, Arne Dormaels en Marleen Easton1
1
Jeffrey Vincent is onderzoeker bij de onderzoeksgroep Governing and Policing Security (GaPS) aan de Hogeschool Gent, geassocieerde faculteit Handelswetenschappen en Bestuurskunde en is lid van de associatieonderzoeksgroep Governance of Security (GofS) – Associatie Universiteit Gent. Arne Dormaels is assistent verbonden aan de geassocieerde faculteit handelswetenschappen en bestuurskunde van de Hogeschool Gent, is lid van de onderzoeksgroep Governing and Policing Security (GaPS) en maakt deel uit van de associatieonderzoeksgroep Governance of Security (GofS) – Associatie Universiteit Gent. Prof.dr. Marleen Easton is docent aan de Hogeschool Gent, geassocieerde faculteit Handelswetenschappen en Bestuurskunde en directeur van de onderzoeksgroep Governing and Policing Security (GaPS). Ze is tevens co-directeur van de associatieonderzoeksgroep Governance of Security(GofS) – Associatie Universiteit Gent (www.gofs.be) 1
Inhoudsopgave Inleiding 1. Informatiegestuurde politiezorg 1.1 De oorsprong van informatiegestuurde politiezorg 1.2 Wat is informatiegestuurde politiezorg 1.3 Het waarom van informatiegestuurde politiezorg 2. Casestudie bij de directie Internationale Politiesamenwerking van de Belgische federale politie 2.1 Methodologie 2.2 Organisatie van de directie Internationale Politiesamenwerking 2.3 Wetgevende initiatieven inzake informatiegestuurde politiezorg in het kader strategische besluitvorming 2.4 De intelligenceketen toegepast op de directie Internationale Politiesamenwerking 3. Conclusies en aanbevelingen 4. Bibliografie
2
Lijst met afkortingen CALOG: LOGistiek en Administratief Kader (burgerpersoneel) CCM: Civilian Crisis Management CIS: Cooperation Internationale Samenwerking; Dienst binnen CGI CGI: Directie van de Internationale Politiesamenwerking CGO: Directie van de Operationele Politionele Informatie CGO-PA: Directie voor de operationele informatie, Dienst politiebeleidsondersteuning strategische analyse DGA: Algemene directie van de bestuurlijke politie DGJ: Algemene directie gerechtelijke politie FOD: Federale OverheidsDienst IEID: International and European Institutions Department; Dienst binnen CGI ILP: Intelligence led policing INTERPOL: International Criminal Police Organization (ICPO) IPS: Internationale Politiesamenwerking NIM: National Intelligence Model NPM: New Public Management NPVB: Nationaal Politioneel VeiligheidsBeeld NVP: Nationaal VeiligheidsPlan ROI: Return On Investment OCTA: Organised Crime Threat Assessement SOCTA: Serious Organised Crime Threat Assessment
3
Inleiding Bedrijven met een goede werking zijn continu in beweging. Veranderende omgevingen, afzetmarkten, etc. dwingen hen hun beleid steeds aan te passen om zo een winstmaximalisatie te bekomen. Dit gegeven kunnen we ook binnen de publieke sector terugvinden. De finaliteit van de publieke overheid verschilt echter doordat zij geen winstmaximalisatie maar wel een maximale dienstverlening nastreeft (Goeminne, S., 2011). De vertaalslag hiervan werd geprobeerd met de introductie van New Public Management (NPM). Met dit New Public Management-denken begin jaren tachtig kwamen begrippen als efficiëntie en effectiviteit ook binnen de publieke dienstverlening centraal te staan (Pollitt, C. & Bouckaert, G., 2000). Binnen de Belgische geïntegreerde politie, die binnen onze samenleving een toch niet te verwaarlozen dienstverlener is, drong dit denken inmiddels ook door. Met haar strategie van excellente politiezorg probeert ze haar taken zo goed en zo efficient mogelijk uit te voeren. Denken we maar aan het concept van de optimale bedrijfsvoering die in deze beleidsnota vervat ligt (Bruggeman, W., Van Branteghem, J.M & Van Nuffel, D., 2007). Om de aspecten vervat in het New Public Management-denken te realiseren is goed beleid een onontbeerlijke schakel. Beleid is echter geen plots gegeven. Het is een gradueel proces waarover grondig moet worden nagedacht. Het doorlopen van de verschillende fasen in de beleidscyclus (de beleidsvoorbereiding, de beleidsformulering, de beleidsuitvoering en de beleidsevaluatie) is essentieel om tot een goed resultaat te komen. In dit artikel proberen we dieper in te gaan op de tweede fase van de beleidscyclus met name de besluitvorming. Het spreekt voor zich dat een ad-hoc beleid vermeden moet worden (Vervaenen, M., 2010). Beslissingen moeten weloverwogen en onderbouwd genomen worden. Essentieel hierbij is de informatie die men aanwendt tijdens het proces van de beeldvorming (Goossens F. (ed.), 2007). Binnen het bedrijfsleven nam dit denken enige tijd terug de vorm aan van ‘business intelligence’. Maar recent wordt ook binnen de overheid hiervoor een toegenomen aandacht vastgesteld (Van Beek, D., 2007). Het is in die lijn dat de politie de ‘intelligence-led-policing’ strategie ontwikkelde. (Smilda, F., 2010). Inmiddels vond het ‘intelligence-led-policing’-concept wereldwijd navolging. Hetzij soms onder andere benamingen en eigen uitwerkingen. Binnen de Belgische geintegreerde politie werd dit begrip geintroduceerd onder de benaming informatiegestuurde politiezorg als onderdeel van haar excellente politiezorg (Bruggeman, W., Van Branteghem, J.M & Van Nuffel, D., 2007). Deze bijdrage bestaat uit twee luiken. Vooreerst zullen we de oorsprong, het begrip en het waarom van informatiegestuurde politiezorg uiteenzetten. In het tweede luik bouwen we daarop verder en proberen we na te gaan in welke mate de beeldvorming voor de materies inzake Internationale Politiesamenwerking gebaseerd zijn op ‘intelligence’. Onze keuze om deze materie te onderzoeken binnen het gebied van de Internationale Politiesamenwerking kan zich verklaren omwille van het feit dat deze verschilt van de gebruikelijke politionele informatie. De gebruikelijke politionele besluitvorming is veelal gebaseerd op dreigings-, fenomeen- en methodenanalyses (Nationaal Politioneel veiligheidsbeeld, 2003). Vanwege de tijds-ruimtelijke dimensie heeft men binnen het kader van de Internationale Politiesamenwerking uiteraard ook nood aan dergelijke analyses. Maar de Internationale Politiesamenwerking is niet werkzaam binnen een vacuüm. Zij heeft nood aan bredere informatie. Zo moet de directie Internationale Politiesamenwerking ook rekening houden met informatie inzake het gevoerde Belgische beleid ten aanzien van de internationale gemeenschap of derde staten, alsook het beleid van andere internationale instellingen zoals de Verenigde Naties, Europa, etc. Het is vanuit deze optiek, een niet alledaagse politieomgeving, dat we de denkoefening van ‘intelligence led policing’, willen maken.
4
1. Informatiegestuurde Politiezorg 1.1 De oorsprong van informatiegestuurde politiezorg 1.1.1 Intelligence led policing ‘Intelligence-led-policing’ ligt aan de basis van het informatiegestuurde politiezorgmodel. Binnen ‘intelligence-led-policing’ staat het gebruik van zogenaamde ‘intelligence’ centraal. Deze ‘intelligence’ werd aanvankelijk voornamelijk gebruikt binnen een militaire context. Hieronder werd alle inlichtingen-verwervende activiteiten verstaan (Ogilvie, R., 2001). Na verloop van tijd werd ook binnen het politiewezen het gebruik van ‘intelligence’ geïmplementeerd. Het was het politiekorps van Kent (VK) die de basis legde voor het concept ‘intelligence-ledpolicing’. Om een oplossing te vinden voor het terugdringen van de hoge criminaliteitscijfers destijds, werd er geopteerd om ter bestrijding van de lokale criminaliteit over te stappen van een veeleer reactieve werkwijze naar een meer proactieve houding (Ratcliffe, J., 2008). Ter ondersteuning hiervan werd een businessmodel ontwikkeld dat het mogelijk zou maken criminaliteitsanalyses goed te managen. Dit leidde tot het ontstaan van ‘the National Intelligence Model’ (NIM). Dit model staat echter niet geheel synoniem voor ‘intelligence-led-policing’. “Het is een business model om zo het conceptuele raamwerk van intelligence-led-policing te kunnen implementeren” (Davies, M., Croall, H. & Tyrer, J., 2010). Na de implementatie in Groot-Brittannië volgden voornamelijk andere Angelsaksische landen met een adaptatie van dit conceptuele denken. Denken we maar aan ‘the strategic intelligence’ in Australië of het SARA (Scanning, Analyzing, Responding and Assessing) in Canada (Peterson, M., 2005).
1.1.2 Informatiegestuurde politiezorg Omdat de eerste adaptatie voornamelijk Angelsaksische landen betrof, is het dus interessant te kijken hoe zich dit binnen een continentale context, zoals bijvoorbeeld België, vertaalt. Met ‘intelligence-ledpolicing’ werd de basis gelegd voor een bredere strategie in de Belgische context. Reeds midden jaren ‘90 groeide in België uit de praktijk het principe dat informatie en een goede analyse essentieel waren om succes te kunnen boeken (Van Den Broeck, T. (ed.), 2005). Door een steeds toenemende internationalisering en complexiteit van criminaliteit moeten weldoordachte beslissingen worden genomen (Corstens G. & Pradel, P., 2003). Om een passend antwoord op deze tendensen te bieden, werden destijds verschillende projecten zoals Rebel opgestart (Van Den Broek, T. (ed.), 2005). Project Rebel was een proactief opsporingsprogramma waarbij er in de jaren ’90 een screening van de Belgisch-Turkse bevolking werd uitgevoerd door de toenmalige Rijkswacht, in nauwe samenwerking met de Turkse veiligheidsdiensten (X, 1996). Deze projecten hadden echter slechts een beperkt resultaat. “Het instrumentele antwoord op een veranderend criminaliteitsbeeld kreeg ongeveer in die tijd zijn eerste verschijningsvormen onder de vorm van een ‘intelligence’-matige aanpak binnen het Belgische politiebestel. Het was in die tijd dat instrumenten zoals de operationele analyse, de strategische analyse en de verbindingsofficieren in het buitenland volop werden in plaats gesteld onder de vorm zoals we ze nu nog steeds kennen” (Van Den Broek, T. (ed.), 2005). Het geboorteverhaal van de Belgische informatiegestuurde politiezorg vindt dan ook voornamelijk zijn basis vanuit de opsporing of recherche (Van Den Broeck, T., (ed.) 2005). Hoewel de naam doet vermoeden dat het niet om dezelfde strategie gaat-‘intelligence’ is immers niet hetzelfde als informatie- gaat het om een verbreding van het oorspronkelijke concept. Waar het aanvankelijk enkel 5
werd gebruikt bij de opsporing, is het nu in alle geledingen en processen binnen de Belgische geintegreerde politie doorgedrongen (Kop, N. & Klerks, P., 2010). Het is deze informatiegestuurde politiezorg die een essentieel onderdeel vormt van de excellente politiezorgstrategie van de Belgische politie. Dit begrip werd in 2007, 6 jaar na de meeste ingrijpende hervorming van de Belgische politie, geïmplementeerd. Informatiegestuurde politiezorg moet samen met de gemeenschapsgerichte politiezorg en de optimale bedrijfsvoering (met EFQM als managementmodel) de basis voor een excellente politiezorg vormen. Binnen dit gegeven is de informatiegestuurde politiezorg “de voortdurende zorg van de geïntegreerde politiedienst om op basis van informatie over onveiligheid, leefbaarheid, criminaliteit en over de politiewerking (ervaringen en vaardigheden), de organisatie strategisch, tactisch en operationeel aansturen” (Bruggeman, W., Van Branteghem, J.M. & Van Nuffel, D., 2007). We moeten echter opmerken dat het concept van de excellente politiezorg niet geheel nieuw is. De verdienste van deze nota bestaat er in dat het reeds bestaande concepten (community oriented policing, optimale bedrijfsvoering en informatiegestuurde politiezorg) onderling met elkaar verbindt (Easton, M., 2008; Allaerts, beleidscoordinator DGJ, 31 mei) In wat volgt gaan we dieper in op de definities van intelligence led policing. Daarnaast bekijken we de informatiegestuurde politiezorg in het licht van de community oriented en problem oriented policing strategieën. Vervolgens bekijken we hoe het proces van de informatiegestuurde politiezorg is opgebouwd door te kijken naar de verschillende deelaspecten van informatiegestuurde politiezorg. Tot slot gaan we kort in op de verschillende soorten ‘intelligence’-producten.
1.2 Politie en gebruik van informatie De politie is een informatieverwerkende organisatie. Informatie vormt als het ware de brandstof waar de politie op draait. Een goede informatiehuishouding en –uitwisseling zijn van groot belang. (Van der Schans, W. & Van Buuren, J., 2003). Het doorgeven van informatie is meer dan een klein aspect van het politiewezen geworden. Het vormt intussen de corebusiness van het politiewerk (De Hert, P., 2004). De laatste jaren kan hierdoor een toegenomen aandacht worden geconstateerd voor het thema van de informatiegestuurde politiezorg maar meestal blijft dit wel beperkt tot het bespreken van de voor- en nadelen (Vynckier, G., Easton, M., De Kimpe, S., 2009). Volgens Wardlaw en Boughton (2006) is het concept informatiegestuurde politiezorg wijd verspreid en vormt het actueel een onderdeel van de bedrijfsvoering binnen de politiediensten. Desondanks is er geen eenduidige definitie terug te vinden. Ratcliffe (2008) stelt “there appears to be an unwritten assumption that police officers and crime analysts may not be able to define intelligence led policing, but they know it when they see it”. Over een mogelijke definitie is inmiddels al veel gedebatteerd, maar men is er nog niet in geslaagd om tot een consensus te komen.
1.2.1 Informatiegestuurde politiezorg als aanvulling op COP & POP Het nieuwe conceptuele denken van informatiegestuurde politiezorg is geen zelfstandig model (Vynckier, G., De Kimpe, S. & Easton, M., 2009) maar vormt een aanvulling op het zogenaamde ‘community oriented policing’ (COP) en het ‘problem oriented policing’ (POP) (Newburn, T., 2003). Het grootste verschil tussen COP en POP enerzijds en informatiegestuurde politiezorg anderzijds ligt in het feit dat informatiegestuurde politiezorg meer een techniek/ werkwijze is in vergelijking met POP en COP die echte zelfstandige politiemodellen zijn (Easton, M., 2007). Wat deze drie hervormingsbewegingen wel gemeenschappelijk hebben, is dat zij ontstaan zijn door het falen van het klassieke ‘crime fighting’ model (Rattcliffe, J., 2008). Hierbij verschuift de nadruk van het vroegere 6
reactieve, incidentele politiewerk naar een meer proactieve houding. Informatie neemt hierbij een centrale rol in (Van Den Broeck, T. (ed.), 2005). Daarnaast zijn er ook enkele verschillen tussen informatiegestuurde politiezorg en ‘COP’ en tussen informatiegestuurde politiezorg en ‘POP’ anderzijds. Verschillen tussen informatiegestuurde politiezorg en COP De grootste verschillen tussen ‘COP’ en informatiegestuurde politiezorg situeren zich voornamelijk rond het feit dat bij ‘community oriented policing’ het politiewerk zo nauw mogelijk aansluiting probeert te vinden met de lokale noden en behoeften. Informatiegestuurde politiezorg daarentegen is een proces waarbij de strategie en de bijhorende strategische doelstellingen worden geformuleerd op grond van een objectieve analyse van de criminele omgeving. Hierdoor kan het dus gebeuren dat er een dispariteit ontstaat tussen de lokale behoeften en de prioriteiten om criminaliteit te reduceren (Ratcliffe, J., 2008). Verschillen tussen IGPZ en POP De grootste verschillen tussen ‘POP en informatiegestuurde politiezorg situeren zich op het vlak van de oorsprong, de problemen, opvattingen omtrent de rol, het doel, de reden en de verantwoordingsplicht (Tilly, N., s.d).
1.2.2 Informatiegestuurde politiezorg als gradueel proces ‘Intelligence’ komt niet zomaar tot stand. Het is het eindproduct van een specifieke keten. Om informatiegestuurde politiezorg ten volle te kunnen begrijpen, is het nodig een onderscheid tussen gegevens, informatie, kennis en ‘intelligence’ te maken. (Boisot, M.H & Canals A., 2007). Gegevens De gegevens vormen de basis voor informatie, kennis en ‘intelligence’. Deze gegevens zijn objectief en volledig waardenvrij. Zonder verdere interpretatie zijn deze volstrekt nutteloos (Vynckier, G., De Kimpe, S. & Easton, M., 2009). Deze gegevens kunnen zowel door waarnemingen als door sensoren verzameld worden (Den Hengst, M., 2010). Bij het verzamelen van gegevens kunnen verschillende problemen opduiken. Zo is de hoeveelheid potentieel relevante gegevens gigantisch. Vaak zijn deze ook nog eens “verstopt” in zowel interne als externe bronnen die niet altijd vrij toegankelijk zijn (Philips, E. & De Vriens, D., 1999). Informatie Informatie is in principe data die in een context wordt geplaatst (Bakker, J., 2006). Door gegevens te interpreteren kan er een betekenis aan worden toegekend (Vynckier, G., De Kimpe, S. & Easton, M., 2009). Maar deze interpretaties zijn iets persoonlijks. Informatie krijgt hierdoor dus een subjectief kantje (Bakker, J., 2006). “Wanneer deze gegevens als relevant bestempeld worden, vloeien deze als informatie (geïnterpreteerde gegevens) verder doorheen het politieveld” (Vynckier, G., De Kimpe, S. & Easton, M., 2009). Kennis Kennis is een conclusie uit informatie en gegevens, de toepassing en degelijk gebruik van informatie (Vynckier, G., De Kimpe, S. & Easton, M., 2009). Bij kennis speelt de menselijke factor een grote rol. In het dagelijkse leven gaan we er vanuit dat informatie steeds in een context wordt geplaatst door er bewust mee om te gaan. Maar ook onbewust plaatsen wij informatie al in een bepaalde context. Dat maakt dat het onderscheid tussen kennis en informatie flinterdun wordt (Bakker, J., 2006). 7
‘Intelligence’ ‘Intelligence’ verschilt van kennis doordat er gericht naar informatie wordt gezocht om deze op een gerichte wijze beleidsmatig of operationeel in te zetten (Vynckier, G., Easton, M., De Kimpe, S., 2009). De finaliteit van ‘intelligence’ is tot een totaalbeeld te komen op basis van alle beschikbare informatie (De Ruyver, B., 2000). Gegevens, informatie en kennis zijn algemene termen. ‘Intelligence’ daarentegen is iets dat uit de praktijk voortvloeit (Vynckier, G., De Kimpe, S. & Easton, M., 2009). “Daar waar gegevens de grondstof zijn, informatie betekenis creëert, en kennis begrip creëert, creëert ‘intelligence’ actie: het daadwerkelijk koppelen van actie aan de kennis” (Den Hengst, M., 2010). Het proces om tot een intelligence-product te komen, kunnen we op een lineaire wijze bekijken. Cope (2004) maakt hierbij een onderscheid in 5 stadia. Het eerste stadium is het verwerven van informatie. Ten tweede is er de analyse. Hierbij wordt ruwe informatie omgezet in ‘intelligence’ door patronen te zoeken, etc. Het derde stadium heeft tot doel het creëren van een overzicht en het bekijken welke criminele feiten het eerst moeten worden aangepakt. Deze cyclus wordt afgesloten door het geheel te evalueren. Het is echter ook mogelijk om het ‘intelligence’ proces cyclisch te organiseren. Denken we maar aan het 3 i-model (interpret, influence & impact) van Ratcliffe (2008). “Evaluatie komt dan niet meer expliciet terug, maar is integraal onderdeel van het intelligenceproces” (Den Hengst, M., 2010).
1.2.3 Types ‘intelligence’ Onderzoek en analyse sturen bij informatiegestuurde politiezorg in belangrijke mate de beleidsvorming en uitvoering. Het is zo dat informatiegestuurde politiezorg niet enkel voor strategische maar ook voor operationele doeleinden wordt gebruikt (Van Den Broeck, T.(ed.), 2005). Zo moeten we een onderscheid maken tussen strategische en operationele ‘intelligence’. Operationele ‘intelligence’ heeft tot doel om de gerechtelijke- en politie overheden te ondersteunen. Ze draagt rechtstreeks bij tot het succes van een onderzoek. Het vereist een directe actie. Strategische ‘intelligence’ daarentegen is iets dat evolueert over de tijd en dat brede lange-termijn oplossingen beoogt. De strategische ‘intelligence’ heeft tot doel het beleid te ondersteunen. Met deze ‘intelligence’ beoogt men de realisatie van “a bigger picture”. Het moet de bevoegde overheden in staat te stellen de strategische prioriteiten te bepalen en keuzes te maken (Peterson, M., 2005).
1.3 Het waarom van informatiegestuurde politiezorg Informatiegestuurde politiezorg speelt in op de noodzaak van de politie-instanties om zich continu aan zowel interne als externe druk aan te passen. Zo moeten we begrijpen dat er een zekere complexiteit in policing aanwezig is, dat politieambtenaren zich zelf blootstellen aan interne managementrisico’s, dat er een vraagkloof is en dat de reeds bestaande standaardmodellen beperkingen kennen. Daarnaast zijn er ook belangrijke technologische veranderingen, alsook een toename van georganiseerde en transnationale criminaliteit waar het politieapparaat rekening mee dient te houden (Ratcliffe, J., 2008). Complexiteit van de politietaken Een rechtstreekse aanleiding om de kennis binnen het politiebestel te verbeteren is de complexiteit van de hedendaagse politionele taken. We kunnen dit vaststellen door een toename van de te verrichten administratie als gevolg van een stijgende criminaliteit (Ratcliffe, J., 2008). Deze administratie is onder andere het opstellen van kwaliteitsvolle processen-verbaal, het invoeren van gegevens in databanken, etc. Deze toename kunnen we vaststellen door een stagnatie van de te verrichten administratie doorheen de jaren, ondanks 8
een toegenomen aantal logistiek en administratief (CALOG) personeel (Hendrickx, E., Verwee, I., & Vlek, F., 2009). Beheersen van de interne risico’s De hedendaagse politiemedewerkers moeten meer dan vroeger verantwoording afleggen. Burgers zijn in der loop der jaren mondiger en beter geïnformeerd geworden (Wauters, B., 2010). Dit impliceert dat beslissingen weloverwogen en goed onderbouwd dienen te worden (Ratcliffe, J., 2008). Denken we maar aan de verantwoording die commissaris-generaal Fernand Koekelberg moest afleggen naar aanleiding van een omstreden reis naar Qatar (Bové, L., 2011). De hedendaagse politiemedewerker moet dus ook altijd een stukje aan risicomanagement doen bij het uitvoeren van zijn taken (Ratcliffe, J., 2008). De vraagkloof Vanaf de jaren ’60 en zeker ’70 en ’80 was er een explosieve groei van de geregistreerde criminaliteit te constateren (Brems et al, 2002). Daar waar vroeger het aantal agenten evenredig was met het aantal criminele feiten, is dit door deze explosie niet meer bij te houden. Dit heeft uiteraard directe gevolgen voor de operationele politiezorg. “Any time for preventative patrol had been eroded by public demands for service” (Ratcliffe, J., 2008). Om een antwoord te kunnen bieden aan deze tendens moet men dus de beschikbare middelen zo goed mogelijk proberen inzetten. Door behulp van het gebruik van de juiste informatie kan dit doel mede bewerkstelligd worden. Internationalisering van de criminaliteit Ook door een toename van georganiseerde en transnationale criminaliteit, die het gevolg zijn van een glo(b)(c)aliserende wereld, is er meer behoefte aan informatiegestuurde politiezorg (Ratcliffe, J., 2008). Criminaliteit beperkt zich al lang niet meer tot de landsgrenzen. Informatiegestuurde politiezorg binnen het kader van de Internationale Politiesamenwerking kan een belangrijke meerwaarde bieden (Goossens F. (ed.), 2008). Ook binnen het kader van de aanbevelingen 10 jaar politiehervorming zijn een aantal specifieke elementen terug te vinden om de directie Internationale Politiesamenwerking van de federale politie meer informatiegestuurd te laten functioneren. Zo wordt er expliciet vermeld dat een snellere en betere informatiedoorstroming, voor wat de Internationale Politiesamenwerking betreft, naar alle medewerkers vereist is (Bruggeman, W., 2010). Technologisering Door nieuwe ontwikkelingen op het gebied van technologisering zijn er nieuwe opportuniteiten gecreëerd. Door de digitalisering zijn er niet enkel toegenomen verwachtingen, maar het biedt de politie ook de kans om haar dienstverlening te verbeteren. De nieuwe technologieën maken het mogelijk om informatie op een betere en efficiëntere wijze te organiseren (Pol, H., 2010). Denken we onder andere aan de ontwikkeling van de AIK2, het shengensysteem, etc..
2
Arrondissementeel informatiekruispunt waar alle informatie afkomstig van de verschillende politiediensten wordt verwerkt, geanalyseerd en verspreid (Bron: www.fedpol.be)
9
1. Casestudie bij de directie Internationale Politiesamenwerking van de Belgische federale politie We hebben ervoor gekozen om de directie Internationale Politiesamenwerking van naderbij te bekijken. We opteerden voor een case bij de directie Internationale Politiesamenwerking omdat de besluitvorming binnen deze directie verschilt van de gebruikelijke politionele besluitvorming. De beeldvorming binnen de Belgische geïntegreerde politie wordt voornamelijk op dreigingsfenonomeen- en methoden-analyses gebaseerd (Nationaal Politioneel Veiligheidsbeeld, 2003). De directie Internationale Politiesamenwerking heeft natuurlijk vanwege de tijdsruimtelijke dimensie ook nood aan deze analyses. Maar daarenboven bestaat bij hen ook de nood aan informatie over het Belgische internationale beleid en het beleid van andere staten en instellingen (Pire, vertegenwoordiger CGI, 13 april 2011). Het is dus interessant te kijken hoe zich dit in de praktijk heeft vertaald.
2.1 Methodologie In wat volgt proberen we een antwoord te formuleren op de vraag wat de huidige situatie is inzake informatiegestuurde politiezorg met betrekking tot de Internationale Politiesamenwerking. Dit proberen we te doen aan de hand van enkele parameters die de mate van de integratie van informatiegestuurde politiezorg binnen de directie Internationale Politiesamenwerking meten. Deze parameters zullen peilen naar de eerste twee stappen binnen het lineaire ‘intelligence’ proces zoals hierboven door Cope (2004) geschetst. 1) In eerste instantie zullen we nagaan over welke informatie de directie Internationale Politiesamenwerking (niet) beschikt. Hierbij zal er specifiek worden gekeken naar de aard van de informatie en de belemmerende factoren. 2) Tevens zal ook de oorsprong van deze informatie bekeken worden. 3) In een tweede fase wordt het analyseproces binnen de directie geanalyseerd. Hoe wordt deze informatie concreet vertaald, is hierbij de vraag, alsook welke problemen we voornamelijk in dit proces kunnen identificeren. Voor dit empirische luik hebben we geopteerd voor een kwalitatief onderzoek gebaseerd op interviews met sleutelpersonen. De keuze voor de respondenten zijn gemaakt op basis van de omgeving waarin zij tewerkgesteld zijn. Zo zijn er voornamelijk respondenten vanuit de directe politiewereld en de politiek/ambtelijke wereld bevraagd om zo tot een genuanceerder beeld te komen. Voor een volledig overzicht van de respondenten verwijzen we u graag door naar de bijlagen.
2.2 Organisatie van de Directie Internationale Politiesamenwerking De directie Internationale Politiesamenwerking (CGI) is een afzonderlijke directie binnen de federale politie. De directie ressorteert rechtstreeks onder de bevoegdheid van de commissaris-generaal. CGI draagt als onderdeel van de federale politie bij tot de veiligheid en de levenskwaliteit in de samenleving. Zo ontwikkelt, beheert en coördineert CGI in het bijzonder de Internationale Politiesamenwerking binnen de geïntegreerde politie. Vanuit haar expertise probeert zij als motor te fungeren voor de implementatie van de internationalisering in alle delen van de Belgische geïntegreerde politie. Zij doet dit in samenwerking met haar partners zowel binnen als buiten de politie (actieplan CGI, 2010). Sinds 2009 maakte de directie enkele hervormingen door. Zo bestaat de directie 10
Internationale Politiesamenwerking uit een directiecomité en de diensten internationale samenwerking (CIS), beheer en ondersteuning en het international and European institution department (IEID) (interne powerpoint CGI).
Horizontale “projecten”
Figuur 1: organogram organisatie CGI
2.3 Wetgevende besluitvorming
initiatieven
inzake
informatiegestuurde
politiezorg
en
strategische
Zowel nationaal als internationaal werden er een aantal initiatieven genomen om de strategie van informatiegestuurde politiezorg in goede banen te leiden. In wat volgt zetten we de belangrijkste nationale en Europese initiatieven op het vlak van uitwisseling van strategische informatie op een rijtje met als doel de casestudie te contextualiseren.
2.3.1 Nationaal wetgevende initiatieven De nationale initiatieven gaan voornamelijk over informatiebeheer en uitwisseling tussen de verschillende diensten van de Belgische geïntegreerde politie. Speciale aandacht gaat uit naar de coördinatie van de operationele informatie (Bruggeman, W., Van Branteghem, J.M. & Van Nuffel, D., 2007). De belangrijkste wetgeving in dit verband is de wet op het politieambt en de MFO 3 en 6 die het belang van informatie-uitwisseling onderstreept3. Voor wat het strategische niveau betreft, is er geen echte nationale wetgeving omtrent informatie-uitwisseling en beheer op het strategische niveau. De vraag rijst of daar wel degelijk nood aan is (De Weireld, vertegenwoordiger FOD Binnenlandse Zaken, 16 juni 2011). 2.3.2 Europese initiatieven Net zoals dit op het nationale niveau het geval is, beperkt de Europese wetgeving zich ook voornamelijk tot de tactische of operationele aspecten (De Boer, W., s.d). Toch zijn er de laatste jaren wel een aantal initiatieven tot stand gekomen. Wat opvalt bij het nader bekijken van deze initiatieven, is dat het voornamelijk soft law betreft (De Weireld, vertegenwoordiger FOD Binnenlandse Zaken, 16 3
Gemeenschappelijke richtlijn MFO-3 van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken 14 juni 2002 betreffende het informatiebeheer inzake gerechtelijke en bestuurlijke politie, B.S 18 juni 2002 en Gemeenschappelijke en dwingende richtlijn MFO 6 van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken 9 januari 2003 betreffende de werking en organisatie van de arrondissementele informatiekruispunten (AIK), B.S 19 februari 2003.
11
juni 2011). Onder soft law begrijpen we dat de ontwikkelde initiatieven rond strategische informatieuitwisseling niet zozeer onder de vorm van afdwingbare regels zoals richtlijnen en dergelijke wordt geformuleerd (Vande Walle G., 2011). De ideeën vinden hun uitwerking voornamelijk in programma’s en strategieën. Denken we maar aan het harmonyproject4 (Frans, B. (ed.), 2009) of het programma van Stockholm5. Door deze soft law-initiatieven, kunnen de geesten ‘rijpen’ en kan er een soort van commitment ontstaan (De Weireld, vertegenwoordiger FOD Binnenlandse Zaken, 16 juni 2011). Dat deze initiatieven nodig waren, wordt onder andere door een gebrekkige informatietoevoer van bepaalde partnerlanden aan bijvoorbeeld de Serious Organised Crime Threat Assessment (SOCTA) duidelijk. Doordat niet elk Europees land hieraan een evenredige bijdrage leverde, kwam men tot een vertekend beeld. Zo bleek uit de SOCTA dat landen zoals ondermeer Roemenië en Albanië gekenmerkt worden door een lage criminaliteitsgraad. Dit in tegenstelling tot landen zoals Frankrijk en België die een zeer hoge criminaliteitsgraad kennen. Deze criminaliteitscijfers moeten we echter nuanceren. Zo is het dat er een vertekend beeld ontstaat door het feit dat landen zoals bijvoorbeeld Frankrijk en België hun criminaliteitsgegevens goed en systematisch bijhouden en delen. Dit in groot contrast met landen zoals bijvoorbeeld Roemenië en Albanië (Pattyn, Diensthoofd CGOPA, 13 april 2011). 2.4 De intelligenceketen toegepast op de directie Internationale Politiesamenwerking
2.4.1 Informatie De politietaken van de directie Internationale Politiesamenwerking staan in nauw verband met andere diensten en overheden (De Hert, p. & Vanderborght, J., 1996). Interpol, Europol, Europese werkgroepen zijn voorbeelden van de meest voor de hand liggende internationale (politiële) instellingen waar de directie mee samenwerkt. Ook nationaal zijn er tal van partners zoals de FOD Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken en diverse andere directies binnen de Belgische geïntegreerde politie. Dit vertaalt zich door meerdere informatiestromen die tot stand komen. Echter, informatie wordt niet altijd gekenmerkt door een need-to-know karakter en is daardoor niet altijd even bruikbaar voor strategische analyse. Uit de interviews en analyse van interne documenten kunnen we drie grote categorieën informatie onderscheiden die binnen CGI gebruikt worden voor het uitvoeren van strategische analyses. Het betreft hier politionele/criminogene informatie, beleidspolitieke informatie en geografische informatie. Criminogene informatie De politionele criminogene informatie betreft informatie die linken tussen de Belgische staat en een derde land inzake criminaliteit identificeert. In concreto betreft het hier fenomeen-, dreigings-, of methodenanalyses waar een internationaal aspect aan verbonden is (Vanden Borre, diensthoofd CIS CGI, 9 mei 2011). Deze criminogene informatie is voornamelijk afkomstig uit een destillatie van de strategische analyses van de Federale Gerechtelijke Politie (DGJ), de directie van de operationele informatie dienst politiebeleidsondersteuning strategische analyse (CGO-PA) (Vanden Borre, 4
Project Harmony werd in 2009 ontwikkeld naar aanleiding van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie. Het project beoogde de ontwikkeling van een model voor de ministers van Binnenlandse Zaken en justitie om hen bij hun besluitvorming op Europees niveau met betrekking tot de aan te pakken criminaliteitsvormen beter te informeren aan de hand van een methodologisch ondersteunde prioriteitenkeuze 5 Raadsbesluit Raad van de Europese Unie 11 december 2009 betreffende het Stockholm programme, an open and secure europe serving and protecting citizens. Met dit nieuw programma wil de Europese Raad naar een Europa van de burger in een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Om dit te kunnen realiseren wil het programma van Stockholm werk maken om de huidige versnippering die momenteel binnen de Europese justitiële ruimte heerst, ongedaan te maken. Het programma stelt tevens de ontwikkeling van een strategie voor de interne veiligheid voor
12
diensthoofd CIS CGI, 9 mei 2011. & Pire, Pojectverantwoordelijke CGI, 13 april 2011) en enkele andere bronnen zoals OCTA (Organised Crime Threat Assessment) (Allaerts, beleidscoördinator DGJ, 31 mei 2011). Deze informatie is op een eenvoudige wijze te raadplegen door het openbare karakter dat het geniet. Daarnaast krijgt CGI automatisch informatie van DGJ doordat ze deel uitmaakt van een mailinglist die werd opgemaakt op basis van het nut dat politionele diensten bij deze analyses kunnen hebben (Allaerts, beleidscoördinator DGJ, 31 mei 2011). Wat echter wel dient opgemerkt te worden, is dat de informatie afkomstig van DGJ niet gefocust is op het identificeren van internationale dimensies (Allaerts, beleidscoördinator DGJ, 31 mei 2011; Vanden Borre, diensthoofd CIS CGI, 9 mei 2011 & Pire, O, 2011). Deze identificatie is immers een tijdsrovende bezigheid waarbij CGI, door afwezigheid van een eigen analysedienst, beroep moet doen op de eigen dossierbeheerders (Vanden Borre, diensthoofd CIS CGI, 9 mei 2011 & Pire, Projectverantwoordelijke CGI, 13 april 2011). Bijkomend wordt binnen DGJ enkel aan analyses rond de fenomenen uit het huidige Nationaal VeiligheidsPlan (NVP) gewerkt (Allaerts, beleidscoördinator DGJ, 31 mei 2011). Het kan dus gebeuren dat een (internationaal) fenomeen vier jaar moet wachten vooraleer er fenomeenanalyses door DGJ kunnen worden op uitgevoerd die vervolgens ook met de verschillende partners wordt gedeeld. Echter vier jaar is een lange periode in een wereld die steeds verder glo(c)(b)aliseert en de snelle veranderingen die hiermee gepaard gaan. Daarnaast worden ook meer impliciete linken vastgesteld. Laat ons hierbij denken aan het aantal hits in het Schengen-informatiesysteem (SIS) 6. Dit kan een indicatie vormen dat er een eventuele link inzake criminaliteit is (Pire, Projectverantwoordelijke CGI, 13 april 2011). Geografische informatie Naast de criminogene informatie wordt er ook geografische informatie gebruikt. Hierbij gaat het onder meer over de staatkundige kenmerken en de criminaliteitstoestand van een land. Het komt er op neer een beeld te kunnen vormen over regio’s. Dit type informatie is voornamelijk afkomstig van bronnen van de Verenigde Naties en andere internationale organisaties (Vanden Borre, diensthoofd CIS CGI, 9 mei 2011). Dit wordt aangevuld met informatie over de geografische ligging en de mogelijke verbindingen met België. Hierbij wordt er bijvoorbeeld gedacht aan vliegtuigmaatschappijen die een rechtstreekse verbinding hebben tussen België en het onderzochte land (Pire, Projectverantwoordelijke CGI, 13 april 2011). Zo zal een bepaald fenomeen met een link naar Luxemburg veel makkelijker kunnen uitdeinen naar België in vergelijking met een fenomeen met een link naar Groenland. Dit omwille van de verschillende vervoersmiddelen die mogelijk zijn. Denken we bijvoorbeeld aan het gedeeld treinnetwerk tussen België en Luxemburg. Net zoals bij de politionele/criminogene informatie is deze informatie ook vrij beschikbaar. Beleidspolitieke informatie Ten slotte wordt er ook gebruik gemaakt van beleidspolitieke informatie. Deze beleidspolitieke informatie bestaat onder andere uit de interne politieprioriteiten. Hierbij denken we voornamelijk aan het Nationaal Veiligheidsplan waarin de prioriteiten voor de komende vier jaar in vervat liggen (Lupcin, LOBE FOD Buitenlandse Zaken, 13 april2011). Daarnaast worden ook andere prioriteiten in verband met de buitenlandse politiek bekeken. Er wordt bijvoorbeeld gekeken welke politiek de FOD Buitenlandse Zaken voert (Furst, vertegenwoordiger FOD Buitenlandse Zaken, 23 juni 2011).
6
Het Schengen-InformatieSysteem is een databank die gevoed wordt door nationale databanken. Door middel van het SIS beschikken de betrokken autoriteiten bij hun controles aan de buitengrenzen en binnen de nationale grenzen over de signaleringen van bepaalde personen, voertuigen en voorwerpen van alle Schengen-Staten.
13
Daarenboven wordt er ook gebruik gemaakt van Europese en internationale prioriteiten. Zo is de directie vertegenwoordigd in de verschillende werkgroepen in de schoot van de Raad van de Europese Unie (Vanden Borre, diensthoofd CIS CGI, 9 mei 2011). De vertegenwoordiging in de belangrijkste werkgroepen gebeurt vaak in een co-voorzitterschap met de overheden zoals Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Vreemdelingenzaken en Justitie (De Weireld, vertegenwoordiger FOD Binnenlandse Zaken, 16 juni 2011, 2011). Door deelname aan deze werkgroepen kan de federale politie7 rechtstreeks over een groot deel van de informatie beschikken die de Europese politiek inzake Internationale Politiesamenwerking determineert (Vanden Borre, diensthoofd CIS CGI, 9 mei 2011). Daarnaast liggen de prioriteiten ook vervat in Europese Raadsbesluiten en dergelijke, die een veruitwendiging zijn van de Europese politiek. De directie kan hier vrij over beschikken door het openbare karakter dat deze documenten genieten (Pire, Projectverantwoordelijke CGI, 13 april 2011). Dat de Europese politiek belangrijk is binnen het kader van de Internationale Politiesamenwerking, bewijst het feit dat dit één van de drie parameters is die in acht worden genomen om deel te nemen aan de missies inzake Civilian Crisis Management (Furst, vertegenwoordiger FOD Buitenlandse Zaken, 23 juni 2011). De reden waarom de verschillende nationale en internationale standpunten worden bekeken, is omwille van het feit dat er een coherent beleid aan de dag gelegd moet worden (Lupcin, LOBE FOD Buitenlandse Zaken, 13 april2011). Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat de Belgische federale politie ergens optreedt indien er geen nationaal noch internationaal belang is. Globaal kunnen we vaststellen dat er een moeilijkheid is bij het verzamelen en identificeren van al deze verschillende informatiebronnen. CGI bevindt zich nu namelijk in een groot netwerk met veel partners, elk met hun specifieke informatie en politiek. Op het niveau van CGI bestaat er geen exhaustieve lijst met prioriteiten of beschikbare informatie van deze partners. Iedereen moet dit momenteel voor zichzelf bepalen. (Vanden Borre, diensthoofd CIS CGI, 9 mei 2011). 2.4.2 Het analyseproces Binnen de politie kunnen we twee soorten analyses onderscheiden. Ten eerste zijn er de operationele misdrijfanalyses. Deze zijn gericht op het in kaart brengen van verbanden met betrekking tot een bepaald misdrijf of een reeks van misdrijven en de daders ervan. Hierbij is het de bedoeling om inzichten te krijgen en het onderzoek te ondersteunen. Naast deze operationele analyses worden er binnen de politie ook strategische analyses uitgevoerd De finaliteit van deze is gericht op het ondersteunen van een beleid om zo de problemen op een onderbouwde, uitgedachte wijze aan te pakken (Powerpoint DGJ). Binnen een strategische analyse wordt doorgaans een onderscheid gemaakt tussen methoden, dreigings-, kwetsbaarheids- en fenomeenanalyses (Powerpoint DGJ). In deze uiteenzetting zullen we enkel de strategische analyse uitgevoerd door CGI bespreken. De strategische analyses van CGI verschillen van de traditionele analyses omwille van de eerder geopolitieke invalshoek die ze hanteren, daar waar de andere politiediensten in hoofdzaak een louter fenomeengerichte aanpak hanteren. Het belang van de analyses door CGI situeert zich in het onderbouwen van haar beleid en het reduceren van eventuele risico’s. Onder deze risico’s verstaan we bijvoorbeeld het sturen van Belgische politiemensen naar een onstabiel derde land. De strategische analyses door CGI bestaan er uit om de politiek/beleidsmatige, de politioneel/criminogene en de geografische informatie met elkaar te verbinden en een zekere coherentie te verzekeren (Pire, Projectverantwoordelijke CGI, 13 april 2011).
7
En vice versa
14
Bij het uitvoeren van een analyse maakt men gebruik van enkele parameters. Eén van deze parameters binnen de strategische analyses is de return on investment (ROI). Met deze return on investment wordt een positief maatschappelijk effect beoogd. Binnen de context van de Internationale Politiesamenwerking wordt immers een positief verband met de Belgische binnenlandse veiligheid beoogd (actieplan CGI 2010-2011) Deze return on investment kunnen we op drie dimensies identificeren. De eerste dimensie stelt de verbetering van de actuele politiële samenwerking voorop. Dit op niveau van de informatie-uitwisseling en van een betere coördinatie en samenwerking op het operationele niveau. De tweede dimensie betreft de reverse capacity building (Pire, Projectverantwoordelijke CGI, 13 april 2011). Hierbij wordt er beoogd om informatie, kennis opgedaan bij het versterken van de politiestaat in het buitenland 8 , te gebruiken binnen de interne politiewerking (Goldsmith, A. & Harris, V., 2009). De derde dimensie betreft het versterken en bijdragen tot de politie in een bepaald land. Om de lokale criminaliteit ter plaatse en zijn internationalisering te vermijden, moeten de voorwaarden voor de politiële samenwerking aanwezig zijn (respect van de mensenrechten, respect van de privacy, bescherming van persoonlijke gegevens, …) en structuren voor de politiële samenwerking in plaats worden gesteld (Interpol office, verdragen, …) (Pire, Projectverantwoordelijke CGI, 13 april 2011). De huidige return on investment gaat momenteel echter voornamelijk terug op het vaststellen van de impact van een samenwerking tussen België en een potentieel partnerland (Furst, vertegenwoordiger FOD Buitenlandse Zaken, 23 juni 2011). Zoals hiervoor aangegeven, komt de informatie voor het bepalen van deze return on investment voornamelijk van de diensten DGJ en CGO-PA (Allaerts, beleidscoördinator DGJ, 31 mei 2011; Pattyn, diensthoofd CGO-PA, 13 april 2011). Naast de return on investment moet men ook rekening houden met belemmerende factoren. Denken we maar aan de indicatieve planning die samen met Buitenlandse Zaken wordt opgesteld. In deze planning komen de verschillende partijen (FOD Binnenlandse Zaken, FOD Buitenlandse Zaken, FOD justitie en de federale politie) overeen hoeveel politieambtenaren of magistraten ze het komende jaar kunnen inzetten in functie van de civilian crisis management missies. (Furst, vertegenwoordiger FOD Buitenlandse Zaken, 23 juni 2011).
2. Conclusie en aanbevelingen Het antwoord op de centrale vraag of de directie Internationale Politiesamenwerking informatiegestuurd werkt, is niet eenduidig. Vooreerst kunnen we opmerken dat de directie Internationale Politiesamenwerking gebruik maakt van informatie om haar beleid te ondersteunen. Zij beperkt zich hierbij niet enkel tot haar eigen (politionele) bronnen. Ze verbindt deze informatie met beleidspolitieke en geografische informatie. Dit op zich vormt echter geen voldoende basis om over informatiegestuurde politiezorg te spreken. Zoals geschetst in het theoretisch kader is informatie één van de eerste stappen om tot ‘intelligence’ te komen. Het louter gebruik van informatie is dus onvoldoende om te spreken over informatiegestuurde politiezorg. Belangrijker is de wijze waarop de directie Internationale Politiesamenwerking deze informatie verwerft. Enerzijds ontvangt zij passief informatie zoals bijvoorbeeld de analyses van DGJ en CGOPA. Anderzijds gaat de directie Internationale Politiesamenwerking (de dossierbeheerders) actief op zoek naar relevante informatie. Voorbeelden hiervan zijn het consulteren van Europese Raadsbesluiten voor wat de beleidspolitieke informatie betreft of het identificeren van de staatkundige elementen voor 8
Bijvoorbeeld door het afsluiten van bi- of multilaterale verdragen of deelname aan de civilian crisis management missies.
15
wat de geografische informatie betreft. Het feit dat er op een actieve wijze naar informatie wordt gezocht, is een eerste indicatie van informatiegestuurde politiezorg. Met de ontvangen en verworven informatie gaat zij dan aan de slag om strategische analyses uit te voeren. Het feit dat er gericht naar informatie gezocht wordt en dat deze ook daadwerkelijk wordt gebruikt, kunnen wij concluderen dat er een zekere mate van informatiegestuurde politiezorg is binnen de directie Internationale Politiesamenwerking van de federale politie. Echter zijn er nog verschillende verbeterpunten. Zo gebruikt de directie niet alle informatie, maar diegene die ze kan vergaren binnen de vooropgestelde tijdspanne. Bovendien doen er zich problemen voor op het domein van de vergaring en analyse van informatie. Laten we dit nader toelichten. Hoewel veel informatie publiek raadpleegbaar is, zorgt de fragmentatie van de aard van de informatie er voor dat het inzamelen van alle relevante informatie een waar huzarenstukje wordt. Dit kan tot gevolg hebben dat beslissingen over gelijkaardige thema’s op grond van verschillende soorten informatie kan worden genomen, met verschillende uitkomsten tot gevolg (Pire, Projectverantwoordelijke CGI, 13 april 2011). Het huidig beleid is bovendien gefragmenteerd. De onbeschikbaarheid van een algemeen beeld dat zowel de criminogene als geopolitieke factoren in beeld brengt, heeft een ernstig deficit tot gevolg. Het gebrek aan een algemeen beeld belemmert immers de ontwikkeling van een beleid op zowel middellange als lange termijn. Door het ad-hoc karakter en de inconsistenties van de huidige analyses wordt het moeilijk om een echt gefundeerd middellang en lange termijn beleid te voeren. Laat dit lange termijn denken nu net de finaliteit van de strategische ‘intelligence’ zijn (Peterson, M., 2005). De fragmentatie heeft ook negatieve effecten op het voeren van risicomanagement (Ratcliffe, J., 2003). Door het ontbreken van dergelijk beeld wordt het ook moeilijker de risico’s goed in te schatten en stelt men zichzelf maar ook anderen bloot aan in se onnodige risico’s, Zo moet de directeur in geval er iets misloopt rekenschap afleggen bij de commissaris-generaal en deze bij de minister van Binnenlandse Zaken. Deze is dan weer op zijn of haar beurt verantwoording verschuldigd aan het parlement en dus ook aan de burger. Door het maken van goede analyses en dus ook een inschatting van de risico’s kan men zich wapenen in het geval er iets misgaat. Om de hierboven opgesomde problemen, te verhelpen kan er eventueel geopteerd worden om een transversale dienst/ beleidscel op het niveau van het directiecomité te installeren. Deze dienst kan aan de verschillende diensten, alsook aan het directiecomité van CGI ondersteuning bieden. Dit kan ze realiseren door een coherent, onderbouwd beeld te ontwikkelen met betrekking tot de verschillende strategische en beleidsmatige facetten van de Internationale Politiesamenwerking. Deze analysecel zou het in de toekomst mogelijk moeten maken om op basis van het door deze cel ontwikkelde beeld een middellange en lange termijn beleid te ontwikkelen. Ten slotte valt het ook op dat er gebruik wordt gemaakt van informatie van voornamelijk openbare instellingen. Dit kan eventueel uitgebreid worden naar informatie door private ondernemingen. Laat ons maar denken aan bedrijven zoals mapplecroft9 die ook over doorgedreven geografische risicoanalyses beschikken. Een uitbouw van een privaat-publieke samenwerking kan op termijn bepaalde voordelen opleveren.
9
www.mapplecroft.com
16
Bibliografie ALLEN, D., AUMAN, M., BAX, S., CRAGO, M., DONALD, B., FRANS, B. (ED.),GONELLA, R., HAMALAINEN, M., JACKSON, L., LANDMAN, R., LAMMENS, L.,MANKE, MOOIJ, A., S., PATERNOTTE, M., VAN DE SOMPEL, R., VAN OOST, F. & WAITES, B. (2009). Internal document on ‘Harmony: A generic European criminal intelligence model, brining together the existing instruments and strenghtening Europol’s central role’. BAKKER, J. G.M. (2006). Betrouwbaarheid van informatie. Amsterdam: Pearson education Benelux BERKMOES H., DE BOLLE C., DE PAUW E., DE RAEDT E., GOOSSENS F. (ED.), GUILLEMIN M., HUTSEBAUT F., PEPERSTRAETE T., PONSAERS P., VANDE WALLE G., VAN LAETHEM W. (2007). Zakboekje politiefunctie 2007-2008. Mechelen: wolters kluwer BOISOT, M.H & CANALS A. (2007). Data, Information and Knowledge: Have We Got It Right?. Verenigd koninkrijk: Oxford University Press BREMS, E., DE HERT, P., HEBBERECHT, P., KOEKKOEK, A.K., PIRET, J.M., RIMANQUE, K., STESSENS, G., VANDEBROECK, T. (2002). Het recht op veiligheid. Antwerpen-Appeldoorn: Maklu BRUGGEMAN, W. (2010). Tien jaar politiehervorming BRUGGEMAN, W., VAN BRANTEGHEM, J.M & VAN NUFFEL, D., (2007). Naar een excellente politiezorg. Brussel: Politiea BOUCKAERT, G. & POLLITT, C. (2000). Public management reform, a comparative analysis. Verenigd Koninkrijk: Oxford University Press BOVÉ, L. (2011). “Koekelberg, de onkostenkoning”, De tijd 6 maart 2011 COMMISSARIS, D. & DEN HENGST, M. (2007). Informatiegestuurde politie in Het Tijdschrift voor de Politie. Den Haag: Reed Business information COPE, N. (2004). Intelligence led policing or policing led intelligence? [www.] http://www.jmu.edu/icle/pdf_files/Applied%20Research/Towards%20an%20Information%20Driven% 20Organization/Intelligence%20Led%20Policing%20or%20Policing%20Led%20Intelligence.pdf, geraadpleegd op 19 februari 2011. CORSTENS, G. & PRADEL, J. (2003). Het Europese strafrecht. [www.] http://books.google.be/books?id=fJMcxt7YDqYC&pg=PA5&dq=internationalisering+van+de+crimin aliteit&hl=nl&ei=DiYHTojZPM6fOqyXxK0N&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=3&ved=0 CDoQ6AEwAg#v=onepage&q=internationalisering%20van%20de%20criminaliteit&f=false, geraadpleegd op 14 april 2011. 17
DAVIES, M., CROALL, H. & TYRER, J. (2010). Criminal justice. Essex: Pearson education DE BOER, W. (s.d). Strategische visie op kennis en informative noodzakelijk. [www.] http://spl.politieacademie.nl/strategische-visie-op-informatie-en-kennisnoodzakelijk/tabid/617/Default.aspx, geraadpleegd op 29 april 2011. DE HERT, P. (2004). Trends in de Europese politiële en justiele informatiesamenwerking in Panopticon. Antwerpen: Maklu DE HERT, P. & VANDERBORGHT, J. ( 1996), Informatieve politiesamenwerking over de grenzen heen, Brussel: Politeia DEITMERS, B., DE DOOD, M., HARDJONO, T., MUSTERS, A., POL, H.[RED.], OOST, J., PHILIPS, F., VAN DEN BERG, I., VAN WIJK, P., VOERMAN, L. (2010). Service leadership; dienen door verbinden, leiden door excelleren. Amsterdam: Kluwer DE KEULENAER, S., DEVROE, E., MATTHIJS, S. & THOMAS, S. (2006). De procureur des Konings aan het woord: evaluatie onderzoek zonale veiligheidsplannen. Antwerpen-Appeldoorn: Maklu DE KIMPE, S., EASTON, M. & VYNCKIER, G. (2009). Politionele bestuurlijke informatiestromen. Antwerpen: Maklu DEN HENGST, M. (2010) lectorale rede, informatierijk maar toch kennisarm. Appeldoorn: Politieacademie De Morgen (1996) “Operatie Rebel: rijkswacht ging eigen gang”. De morgen 4 juli 1996 EASTON, M. Excellente politiezorg: gewikt en gewogen. In: Politie en Cultuur, COLLIER, A, DEVROE, E. & E. HENDRICKX, (Eds.), 2008, Politeia, Centrum voor Politiestudies, Cahier Politiestudies, n9, p. 111-125. GOLDSMITH, A. & HARRIS, V. (2009). International Police Missions as Reverse Capacity Building: Experiences of Australian Police Personnel. [www.] http://policing.oxfordjournals.org/content/3/1/50, geraadpleegd op 22 mei 2011 HENDRICKX, E., VERWEE, I. & VLEK, F. [eds]., (2009). Wat doet de politie? Antwerpen: Maklu KLERKS, P., & KOP, N. (2010). Intelligence gestuurd politiewerk. Apeldoorn: politieacademie NEWBURN, T. (2003). Handbook of policing. Devon: Willan publishing OGILVIE, R.G. (2001). Strategische beleidsinformatie; strategic business intelligence. Amsterdam: Financial Times Prentice Hall PETERSON, M. (2005) Intelligence-Led; Policing: The New Intelligence Architecture [www.] http://www.ncjrs.gov/pdffiles1/bja/210681.pdf, geraadpleegd op 26 maart 2011 PHILIPS, E. & DE VRIENS, D. (1999) Business Intelligence. Deventer: Kluwer bedrijfsinformatie RATCLIFFE, J. (2008). Intelligence led policing. Devon: Willan publishing
18
SMILDA, F. (2010. [www.] http://www.franksmilda.nl/?p=606, geraadpleegd op 6 maart 2011 TILLY, N.(S.D). Problem oriented policing, intelligence led policing and the national intelligence model. [www.] http://www.dgai.mai.gov.pt/cms/files/biblioteca/ID117.pdf, geraadpleegd op 2 april 2011 VAN BUUREN, J. & VAN DER SCHANS, W. (2003). Keizer in lompen; Politiesamenwerking in Europa. Breda: Papieren tijger VAN DEN BROECK, T. (ed.) (2005). Intelligence led policing. Brussel: Politeia WARDLAW, G. AND BOUGHTON, J. (2006). Intelligence‐led policing: The AFP approach, in J. Fleming and J. Wood (Eds) Fighting Crime Together: The Challenges of Policing and Security Networks. Sydney: University of New South Wales Press Cursussen binnen de opleiding Bestuurskunde en Publiek Management Cursus financieel management, GOEMINNE S., 2011 Cursus bestuurlijke ethiek, VANDEWALLE, G., 2011 Cursus burger en bestuur, WAUTERS, B., 2011
Interne documenten Activiteitenverslag federale politie 2009 Actieplan CGI Interne PPT CGI met betrekking tot een reorganisatie van de interne diensten Nationaal veiligheidsplan 2001 Nationaal veiligheidsplan 2008-2011 Nationaal Politieel Veiligheidsbeeld, 2003 Nationaal politieel Veiligheidsbeeld 2006 Vervaenen, M. inzake het vormen van een ongoing beeld Wetgeving Koninklijk besluit 14 november 2006 betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie, B.S 23 november 2006 (ed. 1) Gemeenschappelijke richtlijn MFO-3 van de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken 14 juni 2002 betreffende het informatiebeheer inzake gerechtelijke en bestuurlijke politie, B.S 18 juni 2002 Gemeenschappelijke en dwingende richtlijn MFO 6 van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken 9 januari 2003 betreffende de werking en organisatie van de arrondissementele informatiekruispunten (AIK), B.S 19 februari 2003.
19
Raadsbesluit Raad van de Europese Unie 11 december 2009 betreffende het Stockholm programme, an open and secure europe serving and proctecting citizens. Mondelinge bronnen Allaerts Dirk, 31 mei 2011, Hoofdcommissaris federale politie, beleidscoördinator DGJ De Weireld Patrick, 16 juni, medewerker internationale cel bij FOD Binnenlandse Zaken Furst Paul, 23 juni 2011, Medewerker FOD Buitenlandse Zaken directie M1 Lupcin Pascal, 13 april 2011: Verbindingsofficier federale politie bij FOD Buitenlandse Zaken Pattyn Martine, 13 april 2011: Diensthoofd CGO-PA Pire Olivier, 13 April 2011: Commissaris federale politie, directie international politiesamenwerking dienst CIS Vanden Borre Carine, 9 mei 2011, Commissaris federale politie, directie Internationale Politiesamenwerking, diensthoofd CIS
20