RIS179184a_25-FEB-2011
Integratienota: 2010-2014
Verschillend verleden, één toekomst
1
Inleiding In deze nota geeft het college zijn visie op migratie en integratie in Den Haag. We geven aan waar we naar toe willen. We spreken uit wat wij van onze burgers verwachten en wat de stad van ons mag verwachten. We schetsen waar we op dit moment staan. We benoemen de problemen en zeggen hoe we ze gaan aanpakken. Dat doen we samen. Integratie vraagt om een integrale aanpak. Heel het college zet zijn schouders daaronder. We hebben daar ook de stad bij nodig. Onder het verzamelbegrip migranten gaat een enorme diversiteit schuil. Sommigen zijn hierheen gekomen om te werken, anderen als politieke of economische vluchteling, weer anderen om een gezin te vormen met een partner in Nederland. Sommigen hebben een bewuste keuze gemaakt om Hagenaar te zijn. Anderen voelen zich (nog) in de eerste plaats Marokkaan, Turk of Afrikaan en zijn vooral op de eigen gemeenschap georiënteerd. Uit die diversiteit vloeit voort dat hun behoeften heel verschillend zijn. Afhankelijk van kennis, motivatie en houding ten opzichte van de samenleving hebben sommigen een beter en anderen een slechter perspectief op integratie. Die diversiteit maakt het nodig om stil te staan bij wat we met deze nota willen en op wie we ons richten. Migranten zijn een aanwinst voor Den Haag als ze economisch zelfstandig en maatschappelijk actief zijn. We zien daar elke dag gelukkig veel goede voorbeelden van. De migranten die succesvol geïntegreerd zijn hebben daar keihard voor gewerkt. Integratie gaat niet vanzelf. Maar er zijn ook anderen, die het nog niet gered hebben. Mensen die geen aansluiting hebben gekregen bij de arbeidsmarkt en evenmin bij de Nederlandse samenleving. Mensen die in een eigen wereld zijn blijven leven, die los staat van de stedelijke samenleving. Een klein deel, dat overigens wel een stevig stempel drukt op de beeldvorming en de maatschappelijke discussie over integratie, vertoont problematisch gedrag, zoals overlast en criminaliteit. Verder komen er steeds nieuwe mensen naar onze stad, soms met meer en soms met minder bagage. We hebben het in deze nota vooral over wat er nog niet goed gaat: over knelpunten en problemen. Het is belangrijk om in het oog te houden dat niet alle migranten (integratie)problemen hebben. De vele hardwerkende migranten die wezenlijk bijdragen aan de kwaliteit van onze samenleving en onze economie hoeven zich door deze nota niet aangesproken te voelen. Zij zijn niet het probleem, maar juist een belangrijk deel van de oplossing, door hun voorbeeldfunctie en door de inspanningen die velen van hen leveren om de positie en de kansen te verbeteren van de groep waaruit zij voortkomen. Slechte integratie is een probleem voor de betrokken migranten zelf. Zij kunnen daardoor hun eigen mogelijkheden niet inlossen en hun kinderen onvoldoende steun bieden om in deze samenleving verder te komen. Maar het is ook een probleem voor anderen. Voor de overheid, maar ook en vooral voor de medeburgers die met de hoge maatschappelijke kosten van tekortschietende integratie worden geconfronteerd. Niet in de laatste plaats ook voor de vele migranten die wel hun uiterste best doen om waardevolle leden van
2
deze maatschappij te zijn, maar aangekeken worden op de problemen die slecht geïntegreerde migranten veroorzaken, of daar zelfs het slachtoffer van zijn. Jarenlang heeft de overheid nauwelijks iets van migranten gevraagd of geëist. Velen hadden die aansporing ook niet nodig. Zij hebben op eigen kracht, al dan niet met gebruikmaking van het bestaande voorzieningenaanbod, een goede plek in onze samenleving veroverd. Anderen zouden juist wel baat bij stevige prikkels hebben gehad. Het ‘met rust laten’ van deze groep heeft hen een slechte dienst bewezen. Dat heeft hun maatschappelijk isolement soms zelfs versterkt. Duidelijk is geworden dat een te vrijblijvende aanpak ertoe leidt dat een deel van de groep migranten niet integreert of daar onnodig lang over doet. De overheid mag en moet nu mensen en organisaties aanspreken om zich, op een niet vrijblijvende manier, voor integratie in te zetten. Er is dan ook alle reden om een stevig, helder en consequent integratiebeleid te voeren. Een beleid dat mensen kansen op ontplooiing biedt, maar hen ook aanspreekt op hun verantwoordelijkheid. Het is belangrijk dat er draagvlak is in de stad voor zo’n beleid. Daarin zullen we moeten investeren. Veel burgers hebben de afgelopen decennia de ene grote maatschappelijke verandering na de andere op zich af zien komen. Zij voelen zich niet meer thuis in hun straat en hun stad. Zij ondervinden elke dag wat mislukte integratie betekent: buren met wie ze niet kunnen praten en die voor hen geen bondgenoten kunnen zijn in de strijd voor een leefbare, veilige en sociale buurt. Die terecht verontruste burgers willen we voor ons beleid terugwinnen. Dat gaan we doen door hun problemen, hun angsten en hun behoeften serieus te nemen. Door te laten zien dat dit college ook voor hun problemen oplossingen wil vinden. Door het tempo van de integratie te verhogen. Dit college spant zich in voor integratie binnen één generatie. Dat is een hoge ambitie, maar geen onmogelijke. Veel succesvolle migranten laten ons iedere dag zien dat het kan. Veel jongeren laten zien dat ze vooruit willen komen. Dat ze bij deze samenleving willen horen en daar ook veel voor over hebben. Zie bijvoorbeeld het grote aantal enthousiaste deelnemers aan de zomer- en zaterdagschool. Als we allemaal onze schouders eronder zetten moet het lukken om ook degenen die een extra duwtje in de rug nodig hebben over de streep te trekken. Wie zich inspant om Hagenaar met de Hagenaars te zijn, op eigen benen te staan en bij te dragen aan de kwaliteit van onze samenleving is hier van harte welkom en kan rekenen op alle steun die onze gemeente kan bieden. Succesvolle migranten kunnen een belangrijke steun in de rug geven, maar ook maatschappelijke organisaties, de vele vrijwilligers die onze stad rijk is en al die individuele burgers die als buren of collega’s het verschil kunnen maken. Als je anderen helpt te integreren help je ook jezelf. Je investeert in een medeburger die op zijn beurt jou kan helpen om jouw problemen op te lossen. Om het vertrouwen van de stad voor dit beleid te winnen en te houden is het nodig dat we voor een strakke en heldere koers kiezen. Bij de urgentie van de problemen die we het hoofd moeten bieden past geen vrijblijvendheid. We richten ons tot de hele stad. We moeten nu kiezen wat voor samenleving we willen. Een maatschappij met gelijke kansen, rechten en plichten voor
3
iedereen, waar mensen zich samen inzetten om de economische, sociale en culturele kansen van de komende decennia te verzilveren. Of een samenleving die de boot gaat missen omdat de verschillende groepen langs elkaar heen leven of zich zelfs tegen elkaar afzetten. 1. Migratie en integratie: noodzakelijk en moeilijk Overal ter wereld zijn mensen in beweging. Zij zoeken de plek op waar zij de beste toekomstkansen denken te vinden, voor zichzelf en voor hun kinderen. Migratie is noodzakelijk voor de instandhouding van de vitaliteit van samenleving en onze welvaart. Den Haag is een multiculturele stad. Meer dan de helft van de Hagenaars is van nietNederlandse herkomst. Dat aandeel blijft de komende jaren groeien. Gemiddeld komen er jaarlijks 1000 nieuwe migranten uit niet-westerse landen bij. Het aantal migranten uit de zgn. MOE-landen 1 is in twee jaar tijd verdubbeld. Chinatown, City Mondial, de Paul Krugerlaan en de vieringen van culturele feesten en festivals dragen bij aan onze sterke positie als toeristen-, winkel- en cultuurstad. Een op de drie ondernemers in Den Haag is een migrant. In sommige wijken zou er zonder de etnische detailhandel geen winkel meer in de wijk zijn. Overal in de stad zien we verzekeringsmaatschappijen, banken, advocatenkantoren, adviesbureaus, makelaars- en accountantskantoren, reisbureaus, restaurants en andere bedrijven die door migranten zijn opgezet. Den Haag is ook een internationale stad. In de hele wereld is Den Haag bekend als stad van vrede en recht, zetel van internationale gerechtshoven en kenniscentra op het gebied van internationaal recht. Als VN-stad, in het rijtje New York, Genève, Parijs en Wenen. Maar ook als hoofdzetel van multinationals als Shell. De internationale instellingen en bedrijven zijn een van de sterkste pijlers onder onze economie. Zij bieden velen werk, direct of indirect, en trekken investeringen aan. In een steeds fellere concurrentie met andere steden en regio’s in Europa moeten we aantrekkelijk zien te blijven als vestigingsplaats voor internationale instellingen en bedrijven. Dat betekent dat we continu moeten investeren in een uitnodigend verblijfsklimaat waarin iedereen, waar hij ook vandaan komt, zich welkom kan voelen. Daarbij horen gastvrijheid, tolerantie en openheid naar andere culturen en levensbeschouwingen. Door de vergrijzing van de Haags-Nederlandse bevolking is Den Haag steeds meer aangewezen op migranten om zijn welvaart en zijn verzorgingspeil in stand te houden. Daarbij gaat het niet alleen om eenvoudig werk, maar ook over banen op middelbaar en hoger niveau. Over IT-experts, bouwvakkers, onderwijzers, politieagenten, loodgieters en verpleegsters. Kortom, de toekomst van onze stad wordt in hoge mate bepaald door onze houding ten aanzien van migratie en migranten.
1
Polen, Bulgarije, Roemenië, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Estland, Letland en Litouwen
4
Migratie is noodzakelijk, maar brengt ook problemen met zich mee. Voor migranten zelf, die hun weg moeten vinden in een nieuwe samenleving met andere normen, waarden en codes. Maar ook voor de ontvangende samenleving, door alle fysieke, sociale en culturele veranderingen die migratie met zich mee brengt. Die problemen zijn niet nieuw. Nederland en Den Haag hebben al sinds de Gouden Eeuw met migratie te maken. Daarbij ging het niet alleen om hoog opgeleide kansrijke mensen, zoals de zakenmensen, vaklieden en kunstenaars die naar ons land kwamen om aan religieuze vervolging te ontkomen, maar ook om grote aantallen ongeschoolde economische vluchtelingen. Rond 1600 was een op de drie Amsterdammers afkomstig uit Duitsland. In de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw was Nederland een toevluchtsoord voor grote aantallen arbeidsmigranten en vluchtelingen uit landen als België, Duitsland, Italië en Polen. Al deze groepen zijn na kortere of langere tijd in de Nederlandse samenleving opgegaan. Wat wel nieuw is, zijn de grote aantallen migranten en het ingrijpende karakter en het hoge tempo van de veranderingen die zich in de maatschappij voltrekken. Dat zorgt voor veel extra druk. De geschiedenis leert ons dat de integratie van migranten nooit rimpelloos verloopt. De eerste, en vaak ook de tweede, generatie migranten heeft het altijd moeilijk om zijn weg te vinden. Dat hoort bij migratie. Alle immigratielanden (her)kennen dit. De problemen zijn groter, complexer en hardnekkiger naar mate de sociale en culturele verschillen tussen de autochtone bevolking en de nieuwkomers groter zijn. Minstens even belangrijk is of de migranten over de kennis, de vaardigheden en de instelling beschikken die nodig zijn om in hun nieuwe omgeving een toekomst op te bouwen. School en werk zijn de beste integratiekaders. Wie op die terreinen niet mee kan vindt vaak ook in andere segmenten van de samenleving zijn draai niet. Wie zich niet open stelt voor zijn nieuwe omgeving maar hetzelfde leven wil blijven leiden als in zijn herkomstland gaat het ook niet redden. Mensen kunnen niet thuis raken in een nieuwe omgeving als zij zich daar zelf niet voor tweehonderd procent voor inzetten. Integreren is keihard werken. Wie zijn eigen inzet afhankelijk stelt van die van anderen staat aan het eind van de rit met lege handen. De spanningen die migratie met zich mee brengt mogen niet worden onderschat. De verwachtingen die migranten hebben van een betere toekomst voor zichzelf en hun kinderen komen niet altijd uit. De teleurstelling en de frustratie daarover kan ertoe leiden dat zij zich steeds verder terugtrekken binnen de eigen kring. Een beperkte groep vertoont ongewenst gedrag. Deze groep domineert het nieuws en daardoor de beeldvorming over migranten in het algemeen. Migratie moet niet alleen vanuit het perspectief van de migrant worden bekeken, maar ook uit dat van de ontvangende samenleving. De directe omgeving van de migranten, de mensen die in dezelfde wijken wonen, hun kinderen naar dezelfde scholen sturen en dezelfde voorzieningen gebruiken, zien hun vertrouwde wereld in hoog tempo wezenlijk van karakter veranderen. Het is niet meer vanzelfsprekend dat Nederlands de voertaal is op straat. Mensen gaan anders met elkaar
5
om, zien er anders uit, vinden andere dingen belangrijk, hebben een ander verleden zodat je geen gedeelde herinneringen hebt. De afgelopen 40 jaar zijn er steeds nieuwe groepen migranten bijgekomen, met elk hun eigenheden, zodat het proces van verandering en gewenning nooit af is. Veel Hagenaars gaat het allemaal te snel. Zeker als zij bovendien worden geconfronteerd met gevolgen van slechte integratie, zoals inactiviteit, afstand houden tot de Nederlandse samenleving, overlast en in het ergste geval, criminaliteit. We slagen alleen in onze opzet om de integratie te versnellen en te versterken als we duidelijk kunnen maken dat we dat voor de hele stad doen, in het belang van iedereen. We kunnen immers niet zonder maatschappelijk draagvlak. Dat betekent dat we niet alleen aan migranten helder moeten maken wat het belang is van wat we doen, maar ook aan de rest van de stad. We moeten laten zien dat wat we doen nodig is en geen uitstel gedoogt Dat het vele geld dat we hiervoor inzetten goed wordt besteed. Dat we oog blijven hebben voor de Nederlandse Hagenaars die dezelfde of vergelijkbare problemen of achterstanden hebben als migranten. Dat we oog hebben voor het feit dat multicultureel samenleven niet altijd een feest is, dat er vaak reële problemen zijn en dat we daar ook wat aan doen. Dat we belangrijke verworvenheden waarop we als samenleving terecht trots zijn, zoals de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen en de vrijheid van meningsuiting, recht overeind houden. Dat we zonder aanzien des persoons optreden tegen oneigenlijk gebruik van voorzieningen, overlast en criminaliteit, maar ook tegen discriminatie. •
• •
De samenleving moet kunnen zien dat de investeringen in integratie resultaat hebben. We accepteren niet dat geboden kansen niet worden benut. Maar we eisen ook van de instrumenten en activiteiten die we aanbieden dat ze mensen echt verder helpen. Iedereen met dezelfde problemen heeft recht op dezelfde behandeling en dezelfde steun van de gemeente. Dat betekent dat geen enkele groep bevoordeeld wordt boven anderen. Niemand mag zich onveilig voelen in zijn buurt. Regels gelden voor iedereen. Iedereen wordt aangesproken op de bijdrage die hij levert aan de samenleving.
Wij hebben ook oog voor het belang van draagvlak voor ons beleid onder de migrantengroepen. Het is een voorwaarde voor het slagen van onze aanpak dat de groep hardwerkende en succesvolle migranten onze aanpak steunt en draagt. Dat vraagt om een zorgvuldige aanpak, waarin problemen helder worden benoemd zonder te generaliseren en zonder een hele groep verantwoordelijk te stellen voor misdragingen van individuele leden van die groep. We moeten onder ogen durven zien dat bepaalde problemen bij bepaalde groepen veel vaker voorkomen dan bij andere. Specifieke aanpakken voor Antilliaanse en Marokkaanse overlastgevende en criminele randgroepjongeren zijn er niet voor niets. We zetten die aanpakken met kracht voort. Wij rekenen erop dat de gemeenschappen ons daarin steunen en waar dat mogelijk is onze actieve bondgenoten willen zijn.
6
In de nota Burgerschap heeft het vorige college een inspirerend eindplaatje laten zien: een samenleving waarin alle burgers, ongeacht hun herkomst, mede-eigenaar zijn van hun straat, buurt en stad. Dat ideaal laten we niet los. Er zit veel kracht in de stad. Die kracht moeten we richten op hetzelfde doel: een ongedeelde, vitale stad waar het voor iedereen goed wonen, werken en samenleven is. Dat moet lukken en dat zal ook lukken. Om dat ideaal te realiseren zijn extra inspanningen nodig. De Commissie Sorgdrager heeft in haar advies over het burgerschapsbeleid aangegeven dat sterker moet worden ingezet op het toerusten van mensen om burger te kunnen zijn. Een burger die economisch zelfstandig is, maar ook bereid en in staat is verantwoordelijkheid te nemen voor zijn woon- en leefomgeving. Die aanbeveling is een van de pijlers onder de koers van dit college. 2. Een beleid dat rust op twee pijlers: meedoen bevorderen en draagvlak versterken Het integratiebeleid van dit college zal zich op twee pijlers richten. Integratie binnen één generatie In de eerste plaats willen we de aanpak van achterstanden op het gebied van onderwijs en werk versterken en versnellen. Parallel daaraan spannen we ons in voor vergroting van de deelname van migranten aan het maatschappelijk leven in onze stad. Niet iedereen heeft dat nodig. Veel migranten vinden op eigen kracht hun weg in onze samenleving. Over hen gaat deze nota niet. We hebben het hier over de groep die nog een extra duwtje in de rug nodig heeft. Uitdaging is ook hen naar school, aan het werk en de maatschappij in te krijgen. Dat is onze praktische invulling van het begrip integratie: meedoen, op alle terreinen van het economische en het maatschappelijk leven. Dit college spant zich in voor integratie binnen één generatie. De kinderen van migranten moeten dezelfde kansen hebben als kinderen van Nederlandse Hagenaars om een diploma te halen, werk te vinden en deel te nemen en bij te dragen aan de samenleving. Die ambitie is hoog. Zij vraagt om een uiterste krachtsinspanning van alle betrokkenen: overheden, scholen, instellingen, werkgevers en vooral migranten zelf. Maar er staat dan ook veel op het spel. Voor migranten gaat het om de toekomst van hun kinderen. Voor de stad gaat het om behoud van kracht en vitaliteit. Versnelling van het integratieproces is nodig omdat nu nog te veel mensen afhaken, maar ook omdat de tijd ons dreigt in te halen. De komst van nieuwe migranten, ditmaal uit Midden en Oost Europa, houdt ons een spiegel voor. Als we nu niet alles op alles zetten om het tempo van de integratie te versnellen zullen we ook de komende jaren achter de feiten blijven aanlopen. Dat kan niet en dat mag niet. De komende vier jaar investeren wij in: •
Kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving. Dit staat bovenaan de lijst. Zonder die kennis is het niet mogelijk een zelfstandig
7
•
• • •
• •
bestaan op te bouwen en je kinderen goed te begeleiden. Voor kinderen gaat dat via het onderwijs, voor volwassenen via de inburgering. Werk. Dat gaat onder andere via regulier beleid, in de sfeer van beroepsgerichte scholing, toeleiding naar de arbeidsmarkt en het stimuleren van ondernemerschap. Hier is extra inzet nodig. Wij dringen er bij het rijk op aan dat we daarvoor de middelen krijgen. Wederkerigheid. Wij verwachten van al onze burgers een actieve bijdrage aan de sociale en de economische kwaliteit van onze stad. Weerbaarheid en initiatief. We spreken mensen aan op hun kracht en hun passie en geven hen de mogelijkheden om hun ambities waar te maken. Dat gaat onder meer via het welzijnswerk en via vrijwilligersorganisaties. Doorpakken. We treden consequent, hard en effectief op tegen criminaliteit, overlast en oneigenlijk gebruik van voorzieningen. Wij grijpen in als ouders hun verantwoordelijkheid niet (kunnen) nemen of gezinnen hun problemen niet meer de baas kunnen. Diversiteit. Wij pakken ruimtelijke segregatie aan, geven onze eigen organisatie meer kleur, ontsluiten sociale netwerken voor migranten en bevorderen dat alle groepen Hagenaars hun culturele erfgoed met elkaar delen. Het bewaken van waarden en normen. Dit college zegt waar het op staat en handelt daar ook naar. Met basiswaarden van onze samenleving, zoals gelijke rechten voor mannen en vrouwen, het verbod op alle vormen van discriminatie, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, betrokkenheid (participatie), verantwoordelijkheid en tolerantie wordt niet geschipperd.
Het college gaat de komende jaren continu in gesprek over integratie met de verschillende gemeenschappen in onze stad. We nemen een goed gevulde gereedschapskist mee, vol met activiteiten, voorzieningen en maatregelen die daarbij kunnen helpen. Of het om taalcursussen gaat, om beroepsonderwijs, om opvoedingsondersteuning, om hulpverlening of om toeleiding naar de arbeidsmarkt: het hele aanbod staat ter beschikking. Oplossen van de stageproblematiek, vergroten van onderwijs- en arbeidskansen, outreachende hulpverlening, stimuleren van eigen initiatieven uit de groep en aanpak van discriminatie staan daarin centraal. Waar nodig wordt het bestaande aanbod aangepast en uitgebreid om nog beter in te spelen op de behoeften. We accepteren niet dat migranten geen eerlijke kans krijgen om hun vleugels uit te slaan. Maar evenmin dat mensen er zelf voor kiezen om aan de kant te blijven staan. Als dat gebeurt, verbinden wij daar consequenties aan. We maken daarbij optimaal gebruik van de mogelijkheden die de wetgever ons biedt. • Als dat nodig is, passen we de boetebepalingen van de wet Inburgering toe. • Van mensen met een bijstandsuitkering verwachten wij dat zij al het mogelijke doen om hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te vergroten. Bijvoorbeeld door Nederlands te leren of in te burgeren. Wie dat niet doet wordt gekort op zijn uitkering.
8
•
•
Binnen de bestaande wet- en regelgeving, internationale verdragen inbegrepen, spannen wij ons ervoor in dat vreemdelingen die geen werk, geen inkomen, geen huisvesting en geen toekomst in Den Haag hebben terugkeren naar hun herkomstland. Bijvoorbeeld migranten uit Midden- en Oost-Europa in zo’n situatie. Voorzieningen voor dag- en nachtopvang zijn bedoeld voor Haagse daklozen en niet voor tijdelijke huisvesting van migranten.
Slagzin voor de komende jaren is: de vrijblijvendheid voorbij. Dat is de boodschap die dit college de komende jaren indringend wil uitdragen. 4. Wat verwachten we van onze burgers? Dit college vindt het belangrijk om duidelijk aan te geven wat van burgers wordt verwacht. Van alle burgers: we vragen van migranten niet meer en niet minder dan van anderen. Wel moeten migranten soms andere dingen doen en op andere manieren geholpen worden om aan die verwachtingen te kunnen voldoen. We verwachten dat iedereen zich naar beste vermogen inspant voor economische zelfstandigheid. Met andere woorden, om werk te vinden en te houden. •
• • •
Nederlands leren is een basisvoorwaarde. Wie de taal niet beheerst verkleint zijn kansen op de arbeidsmarkt en kan zijn kinderen niet voorbereiden op de toekomst. Inburgering is voor migranten een eerste stap op weg naar zelfstandigheid. Volgende stap is het halen van een startkwalificatie: een diploma dat aansluiting geeft op de arbeidsmarkt. Het uiteindelijke doel is economische zelfstandigheid. Iedereen die betaald werk kan doen, moet dat ook doen. Belangrijke randvoorwaarde is: willen samenwerken. Werken doe je samen met anderen. Dat betekent dat je elkaar met respect behandelt en niet in houding en gedrag uitstraalt dat je eigenlijk niets met mensen van een andere cultuur of levensovertuiging te maken wilt hebben. Wie respect van anderen verwacht zal ook zelf bereid moeten zijn om respect te geven.
We verwachten dat ouders verantwoordelijkheid nemen voor hun kinderen. • • •
Concreet betekent dit dat ouders hun kinderen de bagage meegeven om zelfstandige en verantwoordelijke burgers te worden. De school draagt kennis over en ontwikkelt vaardigheden, maar de ouders voeden op. Daarbij hoort het bijbrengen van respect voor anderen en voor wetten en regels. Ouders zijn niet alleen binnenshuis, maar ook buitenshuis verantwoordelijk voor het gedrag van hun kinderen.
9
• •
Zij stimuleren hun kinderen om hun school af te maken. Het is belangrijk voor kinderen dat er thuis ook (en vaak) Nederlands wordt gesproken. Als kinderen hulp nodig hebben geven ouders daaraan hun volle medewerking.
Last but not least verwachten we dat mensen zich inzetten voor de kwaliteit van samenleven en voor het schoon, heel en veilig houden van hun buurt. De bottom line is dat burgers anderen geen overlast bezorgen. Maar als we echt verder willen komen moeten we de lat hoger leggen. • Een eerste voorwaarde om burger te kunnen worden is de wil om burger te zijn. Wie in zijn hoofd ergens anders is en hier alleen maar tijdelijk logeert kan zich onvoldoende concentreren op het bouwen van een toekomst in Den Haag. • We moeten ernaar streven goede buren te zijn, bij wie je terecht kunt als je hulp nodig hebt. • Nog een treetje hoger is vrijwilligerswerk doen. Een op de vier Nederlandse Hagenaars doet dat al. Bij niet westerse migranten is dat iets meer dan een op de vijf. Ongeveer evenveel mensen geven aan dat zij nu nog niet actief zijn, maar dat wel willen worden. Dat geldt ook voor migranten, uit de tweede, maar ook uit de eerste generatie. Daar ligt een belangrijke uitdaging voor de komende jaren. 5. Wat mogen onze burgers van ons verwachten? Burgers mogen ons aanspreken op: effectieve, vraaggerichte voorzieningen Instellingen en organisaties die werken met subsidie of faciliteiten van de gemeente worden de komende jaren meer dan tot nog toe aangesproken op de kwaliteit en het rendement van hun inspanningen voor de integratie. Dat geldt ook voor de gemeentelijke diensten. regels die stimuleren, niet afremmen Ondernemers uit migrantengroepen lopen vaak vast in de bureaucratie, ook als ze het ondernemen in het bloed hebben. Met de “Red Tape” aanpak heeft het vorige college al belangrijke stappen gezet om de regeldruk te verminderen. Die lijn wordt de komende jaren voortgezet. duidelijkheid over wat wel en niet kan Het stellen van duidelijke normen en het handhaven daarvan biedt structuur en zekerheid aan mensen die hun weg moeten vinden in een nieuwe samenleving. Juist de meest kwetsbaren in de samenleving zijn hiermee gebaat. Oneigenlijk voorzieningengebruik, overlast en criminaliteit worden krachtig bestreden. Eergerelateerd geweld en onderdrukking van vrouwen en homoseksuelen zijn niet acceptabel. De gemeente treedt zichtbaar en consequent op tegen iedere vorm van
10
discriminatie. Discriminatie doet immers alle inspanningen teniet om iedereen bij de samenleving te betrekken. dialoog en samenwerking Het college zal de komende maanden met de verschillende gemeenschappen in de stad over deze visie in gesprek gaan. In die gesprekken zullen wij de gemeenschappen prikkelen om zelf met initiatieven te komen om de integratie te bevorderen. Wij zullen daarvoor ook sleutelfiguren en rolmodellen benaderen. Het is essentieel voor een aanpak waarin activering en mobilisering centraal staan dat gezaghebbende leden van de gemeenschappen de boodschap actief ondersteunen en uitdragen. Vooral ook om te laten zien dat integratie geen corvee is, maar een investering in jezelf en in de toekomst van je kinderen. Geen plicht waaraan je moet voldoen omdat dat zo nodig moet van de overheid, maar een effectief middel om verder te komen in het leven. Behalve met organisaties gaan we ook in gesprek met individuele Hagenaars over integratie. We stappen zelf op mensen af, spreken hen aan als Hagenaar, in plaats van als lid van een bepaalde groep, en proberen met hen van gedachten te wisselen over hun eigen wensen en dromen en over wat zij voor de samenleving kunnen en willen betekenen. Initiatieven die daaruit voortkomen worden via de stadsdelen ondersteund en gefaciliteerd. 6. Waar staan we nu? De integratie van de grote groepen migranten die in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw uit Turkije, Marokko en Suriname naar Nederland en Den Haag zijn gekomen blijkt een stroef proces. Het CBS beschrijft in zijn Jaarrapporten Integratie 2009 en 2010 de integratietrends. Het beeld dat hieruit naar voren komt is gebaseerd op landelijke gegevens, maar is ook van toepassing op Den Haag. Conclusie is dat migranten uit Turkije, Marokko en in mindere mate Suriname (veel) vaker werkloos zijn, vaker en langer een uitkering hebben, slechter presteren in het onderwijs, meer psychische en gezondheidsproblemen hebben en een groter aandeel in de criminaliteit hebben dan geboren en getogen Nederlanders. Met de tweede generatie gaat het al aanzienlijk beter dan met de eerste. Zorgelijk is wel de oververtegenwoordiging van de tweede generatie in de criminaliteit. Door de jaren heen zijn er positieve ontwikkelingen te zien: •
Het opleidingsniveau neemt geleidelijk toe. Van de eerste generatie heeft 20 % alleen basisonderwijs gevolgd of in het geheel geen. Van de tweede generatie is dat nog maar 4 %. Steeds meer jongeren uit migrantengroepen stromen door naar het hoger onderwijs. Inmiddels volgt 39 % van de tweede generatie een opleiding op HBO niveau of hoger. Meer dan 3200 kinderen hebben sinds 2006 deelgenomen aan schakelklassen om hun taalachterstand in het basisonderwijs in te lopen. Het aantal schakelklassen is meer dan
11
• • •
• •
verdubbeld: het zijn er nu 70. Jaarlijks bezoeken meer dan 2500 kinderen met een taalachterstand een van de 83 voorscholen in Den Haag. Rond 80 procent van de nieuwkomers heeft positief gereageerd op een gemeentelijk inburgeringsaanbod. 72 procent van de inburgeraars slaagt voor het examen. Steeds meer migranten beheersen de Nederlandse taal en spreken die ook thuis met hun partner en hun kinderen. Maar velen doen dat ook (nog) niet. In de loop van de jaren zijn meer migranten gaan deelnemen aan het arbeidsproces. Daarbinnen springen de vrouwen eruit, met de Surinaamse vrouwen als koploper. De kredietcrisis remt die positieve ontwikkeling nu af. Het aantal werklozen is nu weer aan het groeien. Vooral jongeren zonder diploma komen moeilijk aan de bak. Het aantal succesvolle etnische ondernemers neemt toe, vooral in het middenen kleinbedrijf. Ze zitten ook in steeds meer verschillende branches. De stadsenquête laat een snelle groei zien van de cultuurparticipatie van nietwesterse migranten, vooral bij de tweede generatie.
Daartegenover zien we ook stagnatie of zelfs verslechtering: •
• • • • •
In sommige delen van de stad, zoals de Schilderswijk en Transvaal, wonen nauwelijks nog Nederlandse Hagenaars. Maar ook de meer succesvolle migranten trekken daar weg, om te gaan wonen in een Vinexwijk of in een randgemeente. Dat maakt het voor migranten extra moeilijk om aansluiting te krijgen bij de mainstream van de Nederlandse samenleving. Dat wordt vooral een probleem als zijzelf of hun kinderen hun vleugels verder willen uitslaan buiten de wijk. Van de Hagenaars van Turkse en Marokkaanse afkomst in de leeftijd van 1665 jaar heeft 58 respectievelijk 54 % betaald werk, tegen 70 % van de Surinaamse en 81 % van de Nederlandse Hagenaars. Ook in het onderwijs neemt de segregatie nauwelijks af. De vrijetijdscontacten tussen migranten en autochtonen nemen niet of nauwelijks toe. Tussen de verschillende bevolkingsgroepen bestaat veel onbegrip. Veel migranten zijn nog zo sterk gericht op het herkomstland dat dit ten koste gaat van het investeren in een toekomst hier in Den Haag.
Achter dit algemene beeld gaat een grote diversiteit schuil. Een beschrijving van de problemen en de kansen van de grotere bevolkingsgroepen in Den Haag vindt u in bijlage 1. Nog niet in de CBS-rapportage 2009 opgenomen is de groep Midden- en OostEuropeanen, in het overheidsjargon “MOE-landers” gedoopt. Dit zijn arbeidsmigranten uit de nieuwe EU-lidstaten. Vooralsnog gaat het in Den Haag voornamelijk om Polen en Bulgaren, en in mindere mate om Roemenen. Voor een beschrijving van deze groep en
12
het beleid dat voor hen wordt gevoerd wordt hier kortheidshalve verwezen naar de brief van het college aan de gemeenteraad van 19 oktober 2010.2 Kernpunten hierin zijn het realiseren van goede en betaalbare woonruimte voor tijdelijke arbeidsmigranten, het aanpakken van uitbuiting van arbeidsmigranten door malafide uitzendbureaus en koppelbazen, het aanpakken van overlast en het repatriëren van migranten zonder baan, inkomen, woning of toekomst in Den Haag. In een aantal delen van de stad zien we aanhoudende problemen als gevolg van onacceptabele woonsituaties en overlast, onder meer in de Schilderswijk, Transvaal, Laak en Rustenburg-Oostbroek. De Erasmus Universiteit Rotterdam brengt binnenkort een rapport uit over de groep overlastgevende MOE-landers dat uitmondt in beleidsaanbevelingen. Op dit moment vormen de MOE-landers de snelst groeiende migrantengroep, met een geschatte omvang van circa 30.000 personen. Daarmee heeft deze groep in slechts enkele jaren de groep Marokkaanse Hagenaars in omvang al ingehaald. Omdat de verwachting is dat een groot deel van deze groep hier zal blijven is het belangrijk tijdig te investeren in Nederlandse taal en inburgering. Knelpunt daarbij is dat MOE-landers, omdat het EU-onderdanen zijn, niet verplicht zijn om in te burgeren. Dat ondersteept het belang van instandhouding van een aanbod van vrijwillige inburgering zonder financiële drempels. Als we dit op zijn beloop laten scheppen we voor de komende jaren een groot probleem: een nieuwe grote groep migranten die onvoldoende is aangesloten op de Nederlandse samenleving en daardoor maatschappelijk én economisch kwetsbaar is. We gaan daarover indringend met het rijk in gesprek. 7. Wat gaan we doen? •
Er komen nieuwe beleidsimpulsen.
In bijlage 2 geven we aan op welke problemen we ons gaan richten en in welke richting wij de oplossingen gaan zoeken. Bijlage 3 is een eerste aanzet om dat te vertalen in 15 actiepunten die we de komende vier jaar gaan uitvoeren. Dat is geen uitputtende opsomming, maar een dynamisch overzicht. De maatregelen hebben betrekking op verschillende portefeuilles. Dat onderstreept dat integratiebeleid de zorg van ons hele college is. In de loop van de collegeperiode komen er nieuwe punten bij. Met onze maatschappelijke partners maken wij die actiepunten concreet. In jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s worden toetsbare ambities en resultaatverwachtingen benoemd. Via een jaarlijks voortgangsbericht wordt inzicht gegeven in de gemaakte vorderingen. In de volgende hoofdstukken geven wij voor de verschillende (clusters van) beleidsterreinen aan waarop wij ons de komende jaren gaan richten. •
2
Het college gaat gesubsidieerde instellingen en gemeentelijke diensten afrekenen op de kwaliteit en het rendement van hun inspanningen voor de integratie.
rm 2010.243, BOW/2010.555, RIS 176004.
13
Na ruim 30 jaar integratiebeleid mag het niet meer voorkomen dat professionals migranten niet adequaat kunnen bedienen, of zelfs niet eens kunnen bereiken. Inspanning alleen is niet meer genoeg. We willen dat instellingen en diensten verantwoordelijkheid nemen voor het bereiken van concrete, meetbare resultaten. •
Het college sluit bondgenootschappen, met het maatschappelijk middenveld en met het bedrijfsleven.
Sportverenigingen, het sociaal-cultureel vrijwilligerswerk, bewoners- en wijkorganisaties dragen substantieel bij aan de integratie van migranten en andere Hagenaars die nu nog aan de kant staan. Er gebeurt al veel. Daarvoor heeft het college veel waardering. Maar het schiet nog niet hard genoeg op. Daarom willen wij extra prikkels geven. Met deze organisaties willen we onder meer afspraken maken over maatschappelijke stageplaatsen voor deelnemers aan inburgeringtrajecten. Overheid, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven moeten samen investeren in de jeugd van nu. De kinderen van nu moeten de banen van morgen kunnen vervullen. Een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is daarbij essentieel. •
Het college stimuleert en ondersteunt initiatieven uit de migrantengemeenschappen die op integratie zijn gericht.
Welke signalen we ook ‘van buitenaf’ geven, echte verandering en verbetering moet ‘van binnenuit’ komen. Daarom zoeken we samenwerking met hoog opgeleide migrantenjongeren en met geslaagde migranten, van kunstenaars tot politici en van ondernemers tot topsporters, zoals de ADO voetballers. Deze ‘rolmodellen’ zijn beter dan professionals in staat om mensen te inspireren en te motiveren. Initiatieven uit de migrantengroepen om de leefwereld van vrouwen en mannen uit de eerste generatie te verruimen, zoals Moeders en Dochters, For you T(w)o(o) en de Vadercentra in Laak en Schilderswijk, kunnen rekenen op onze steun. Het is belangrijk om ook in de eerste generatie te blijven investeren, omdat die de sfeer bepaalt waarin de tweede generatie opgroeit. Steun of weerstand van de eerste generatie kan voor hun kinderen het verschil maken. Het college hecht ook veel waarde aan projecten en activiteiten die erop gericht zijn om migranten actief bij hun wijk te betrekken, zoals Jongeren4You(th) en het Jongerenpanel Veiligheid in de Schilderswijk. Het is belangrijk dat het kader van deze organisaties wordt verbreed en versterkt. Om overbelasting van de trekkers te voorkomen, maar ook om hen minder afhankelijk te maken van professionals. •
Het college gaat de dialoog met de stad aan.
Integratiebeleid kan niet zonder maatschappelijk draagvlak. De mensen in de stad moeten weten wat we doen en waarom we dat doen. Migratie en integratie zijn beladen onderwerpen, waarover verschillend wordt gedacht in de stad. Dit college maakt duidelijk waarvoor het staat.
14
We gaan confronterende discussies niet uit de weg. De juiste toon is daarbij van groot belang. Migranten zijn burgers van deze stad en moeten dus ook zo worden aangesproken. Wangedrag van sommigen mag niet worden aangerekend aan de hele groep. Het moet niet gaan om waar iemand vandaan komt of waarin hij/zij gelooft, maar om de mate waarin hij/zij zich inzet om een complete burger van deze stad te zijn, die economisch zelfstandig en maatschappelijk actief is, verantwoordelijkheid neemt voor zichzelf en voor zijn kinderen. Het recht van migranten om hier te zijn en te blijven staat niet ter discussie. In een multiculturele stad bestaan er geen eersteklas- en tweedeklasburgers, maar heeft iedereen gelijke rechten en plichten en evenveel recht van spreken. Reële problemen van zowel de oorspronkelijke bewoners als migranten op het gebied van multicultureel samenleven moeten besproken en opgelost worden, zonder te verzanden in rancune of beschuldiging van discriminatie en zonder problemen tussen individuen op te blazen tot een botsing tussen culturen. Integratie betekent kiezen voor Den Haag en de Haagse samenleving. Wie te veel met zijn aandacht bij het herkomstland zit kan zich niet voldoende concentreren op zijn toekomst hier. Daarover moeten we met de gemeenschappen praten. Maar ook over talentontwikkeling, de aanpak van discriminatie, de emancipatie van mannen en vrouwen en de kwaliteit van ons voorzieningenaanbod. •
Het college gaat in gesprek met het rijk over regels en geld
Om onze koers meer kracht te kunnen geven hebben we steun van het rijk nodig. Geld, maar ook regelgeving en bevoegdheden. Deze nota vat de agenda samen waarover we met het rijk in overleg willen. We zijn in onze opgave geslaagd als aan het eind van deze collegeperiode meer migranten zijn gaan meedoen. Als maatschappelijke organisaties in Den Haag daarvoor actief voorwaarden scheppen. Als we een omslag in het publieke debat over migratie en integratie hebben gerealiseerd. Zodat dit debat niet meer gaat over wij en zij, maar over ons. Niet meer over gemiste kansen uit het verleden, maar over hoe het nu en in de toekomst anders en beter wordt. 8. Wat gaan we doen? In bijlage 2 geven we een korte schets van de belangrijkste problemen in een aantal beleidsvelden, met een oplossingsrichting. We kiezen daarbij voor een clustering op vier punten: onderwijs, taal en inburgering, werk en participatie. Dit is geen limitatieve lijst: niet alles staat erop, als iets niet apart wordt vermeld betekent dat niet dat we het niet (meer) doen. Deze schets is een aanloop naar de beleidsagenda met “20 acties” die u in bijlage 3 aantreft. Over de operationalisering van deze beleidsagenda worden binnen het college afspraken gemaakt. Daarin komt te staan op welk moment welke concrete, meetbare resultaten gerealiseerd moeten zijn. Direct na de zomer 2011 zullen wij u daarover nader berichten.
15
9. Gemengde wijken Door de concentratie van goedkope woningen in bepaalde delen van de stad is daar sprake van een hoge concentratie van mensen met lage inkomens, waaronder veel migranten. Soms in die mate dat migranten nauwelijks nog mogelijkheden hebben om in contact te komen met Nederlandse Hagenaars. Dat komt de integratie niet ten goede. Mensen kennen daardoor vaak niemand die hen op weg kan helpen. Op school of op het werk worden zij onvermijdelijk geconfronteerd met normen, waarden en regels van de mainstream van de Nederlandse samenleving die zij nooit goed hebben leren kennen, laat staan dat zij zich die eigen hebben kunnen maken. Migranten geven zelf aan dat ze dat het gebrek aan contactmogelijkheden met Nederlandse Hagenaars een probleem vinden. Van de Nederlandse Hagenaars vindt 24 % dat er in hun buurt te veel migranten wonen. Van de Marokkaanse Hagenaars vindt 59 % dat en van de Turkse Hagenaars zelfs 65 %. Crisis of geen crisis, we gaan ons hard maken voor een ingrijpende herstructurering van de Schilderswijk, zodat er meer verscheidenheid in woningtypes komt en de bevolkingssamenstelling sociaal-economisch veelzijdiger kan worden. Herstructurering kost tijd. Daarom gaan we daarnaast in gesprek met de corporaties over andere mogelijkheden om tot een evenwichtiger verdeling van migranten over diverse wijken in Den Haag te komen. Daarbij willen we onder meer kijken naar de woonruimteverdeling. 10. Voorkomen en bestrijden van radicalisering Voor radicalisering is geen plek in Den Haag, ongeacht de achterliggende ideologie. Die stellingname geniet brede steun in de stad, ook onder migranten. Radicalisering is geen actueel probleem. Maar het kan dat wel worden. Het is daarom geboden om de ontwikkelingen scherp in het oog te houden, zodat snel en effectief kan worden ingegrepen als dat ooit nodig mocht worden. In aanvulling op de activiteiten van politie, justitie, AIVD en NCTb heeft de gemeente, onder regie van de burgemeester, een preventieve en curatieve aanpak ontwikkeld. Deze activiteiten richten zich op: • het vergroten van de weerbaarheid van mensen die gevoelig kunnen zijn voor radicaal gedachtegoed • het verkleinen van de voedingsbodem voor radicalisering • het binden aan de samenleving van mensen die dreigen te ontsporen. Inmiddels zijn netwerken opgebouwd van professionals die werken in verschillende sectoren. De leden van deze netwerken zijn en worden getraind in het opvangen van signalen van mogelijke radicalisering. Rond 250 professionals zijn bij deze netwerken betrokken. Bij het vermoeden van strafbare feiten wordt altijd de politie ingeschakeld. 11. Investeren in de kwaliteit van ons personeel en dat van maatschappelijke instellingen. Overheid en gesubsidieerde instellingen moeten effectief kunnen werken voor een diverse bevolking. We hebben het dan niet over een één-op-één relatie: het is niet zo dat Marokkaanse Hagenaars alleen goed kunnen worden geholpen door Marokkaanse
16
professionals. Wel is het belangrijk dat binnen organisaties voldoende kennis en kunde aanwezig is om een diverse doelgroep te kunnen bedienen. Kennis van de culturen van migrantengroepen is daarvoor soms een pré en soms zelfs een must. Het college gaat in overleg met de directeuren van gemeentelijke diensten en gesubsidieerde instellingen om in beeld te brengen op welke punten en voor welke functies zulke deskundigheid van belang is voor de kwaliteit van onze dienstverlening. Het gaat daarbij niet om ‘verdelende rechtvaardigheid’: dit college wil de beste man of vrouw vinden voor elke plek. 12. Communicatie Het is van belang om de voortgang van integratie voortdurend op de stedelijke agenda te houden, op alle plekken en in alle verbanden die ertoe doen. We gaan op zoek naar nieuwe, effectieve manieren om migranten te bereiken. We gaan daarbij vaker en structureler dan in het verleden gebruik maken van (oude en nieuwe) media die veel gelezen of bekeken worden door migranten. Het is belangrijk dat er niet over, maar door en met migranten wordt gesproken. Daarom steunen wij initiatieven uit de migrantengemeenschappen om discussies en debatten te organiseren. Het is extra belangrijk dat jongeren hieraan meedoen. Initiatieven als het jongerenpanel in de Schilderswijk dat met de politie en de gemeente over wijkveiligheid praat hebben dan ook onze volle steun. 13. Onze agenda voor overleg met het rijk De huidige regering geeft aan het immigratiebeleid prioriteit. Zij heeft een aantal beleidsvoornemens gepresenteerd die aansluiten op de problemen waarmee de grote steden te maken hebben. Het spreekt ons aan dat het vrije verkeer binnen het Koninkrijk en de EU ter discussie wordt gesteld. Ook de aanpak van illegaal verblijf heeft onze steun. Over een aantal punten willen wij graag met het rijk overleggen. Het college wil in een aantal delen van de stad, en vooral in de Schilderswijk, een herstructureringsproces starten om de eenzijdigheid van de woningvoorraad te doorbreken. Vrijwel alle woningen in de wijk zijn corporatie-eigendom. De operatie die ons voor ogen gaat de draagkracht van de corporaties te boven. Deze kans kan dus alleen worden verzilverd met een voortzetting van de rijksbetrokkenheid bij de stedelijke vernieuwing. Het is geen verstandige weg om juist nu geld weg te halen dat hard nodig is om achterstanden weg te werken. De bezuinigingen op re-integratie zullen ertoe leiden dat er minder voorzieningen beschikbaar zijn voor werkzoekenden met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Het college vindt het een groot probleem dat de weg naar vrijwillige inburgering vrijwel volledig dreigt te worden afgesneden.
17
Naar verwachting zal de rijksoverheid in 2013 het zogenaamde sociaal leenstelsel invoeren. Dat houdt in dat inburgeraars voortaan zelf hun inburgering betalen maar voor de kosten daarvan een lening kunnen afsluiten. Die lening moet in termijnen worden terugbetaald. Het college kan zich daarin vinden. Maar we voorzien wel grote problemen met de groep laag opgeleide migranten die niet verplicht is om in te burgeren, maar wel inburgering nodig heeft. Op dit moment zijn we beter dan ooit tevoren in staat 50 plussers, jonge moeders en werkenden te bereiken. De afgelopen jaren hebben we flinke stappen vooruit gezet. Dat dreigt weer teniet gedaan te worden als er financiële drempels worden opgeworpen. Er moeten niet minder, maar méér mensen gaan inburgeren. Dat geldt ook voor de nieuwe arbeidsmigranten uit Midden en Oost-Europa. Wij gaan over de volgende punten met het rijk in overleg: •
Het college is voorstander van een uitbreiding van de kring van inburgeringplichtingen, met genaturaliseerden die niet in de kosten van het eigen bestaan kunnen voorzien, Antilliaanse Nederlanders die niet aannemelijk kunnen maken dat zij geen inburgering nodig hebben en MOElanders. We beseffen dat daarvoor wetten moeten worden gewijzigd en internationale verdragen moeten worden aangepast. Maar het is in niemands belang om het hoofd in het zand te steken. In de discussie over aanpassing van verdragen zal helder moeten worden gemaakt wat het doel is: mensen verder helpen bij hun integratie in Nederland. Inburgering is geen straf, het is een investering in de toekomst.
Vooral de positie van de Antilliaanse Nederlanders baart ons zorgen. Veel jongeren die uit de Antillen naar Nederland komen blijken daarvoor onvoldoende bagage te hebben. De uitval van Antilliaanse studenten op de Haagse Hogeschool ligt rond de 50 %. Velen van hen belanden vervolgens aan de zelfkant van de samenleving. Jonge alleenstaande moeders zonder toekomst komen naar de stad. Dat heeft dramatische gevolgen, voor henzelf en voor de samenleving. In het regeerakkoord wordt een wet in het vooruitzicht gesteld die het mogelijk maakt dat de landen van het Koninkrijk wederzijds eisen kunnen stellen op het gebied van toelating, verblijf en terugkeer. Wat ons betreft stelt die wet de eis dat toelating tot Nederland pas mogelijk is na het behalen van het inburgeringsexamen in het rijksdeel van herkomst en dat het plegen van ernstige misdrijven reden kan zijn voor gedwongen terugkeer. •
•
Als het rijk niet kiest voor uitbreiding van de kring van inburgeringsplichtigen of verdragen niet aangepast krijgt, zal de drempel voor vrijwillige inburgering laag moeten blijven. Dat betekent dat de gemeente inburgeringtrajecten kosteloos moet kunnen blijven aanbieden. Den Haag maakt zich hiervoor hard, samen met de andere G-4 gemeenten. Inburgering is de start van een doorlopende leerlijn. Veel mensen zullen jaren nodig hebben om het niveau te bereiken dat aansluiting geeft op de arbeidsmarkt. De “30 plus maatregel” (schrappen van de overheidsbekostiging van onderwijs aan mensen ouder dan 30 jaar) dreigt daardoor vooral migranten te treffen.
18
De programma’s IMAR en Mi Ta Bon lopen binnenkort af. Voortzetting van deze programma’s en de bijbehorende rijksmiddelen is dringend noodzakelijk om gerichte aandacht te kunnen blijven geven aan problemen van en met Marokkaanse respectievelijk Antilliaanse Hagenaars waarvoor het reguliere beleid geen oplossing heeft. Het college vindt het zeer belangrijk dat kinderen de voorschool volgen. Wij bepleiten bij het rijk dat dit verplicht wordt gesteld. In afwachting daarvan spannen wij ons in om vrijwillige deelname te bevorderen.
14. Tenslotte Wij hechten veel waarde aan de actieve betrokkenheid van de raad bij het integratiebeleid. Een proces van lange adem als integratie heeft behoefte aan een heldere koers. Aan een breed gedragen visie, die zich niet laat afleiden door de waan van de dag. Wij vertrouwen op actieve steun van de raad voor de richting die wij nu willen inslaan. Steun voor die koers staat een onafhankelijke en kritische kijk op uitwerkingszaken, op het tempo en op resultaatbereiking niet in de weg. Wij vertrouwen erop dat we over vier jaar een flinke stap verder zijn gekomen. Met alle kracht en potentie in deze stad gaan wij die uitdaging graag aan.
19
Bijlage 1: Integratietrends
In het Jaarrapport Integratie 2009 schetst het CBS een aantal (landelijke) integratietrends per bevolkingsgroep. Dat landelijke beeld zien we in Den Haag goed terug. In deze bijlage geven wij een overzicht van de belangrijkste knelpunten en kansen per (grotere) migrantengroep. Het Jaarrapport Integratie 2010 gaat in op de verschillen tussen de eerste en de tweede generatie migranten. Knelpunten en kansen per groep De Surinaamse Hagenaars staan te boek als een goed geïntegreerde groep. Opvallend is de gunstige arbeidsmarktpositie van vrouwen. Surinaamse Nederlanders scoren hoog op taalbeheersing en contacten buiten de eigen groep. Maar zij hebben nog steeds aanzienlijke achterstanden op Nederlandse Hagenaars: de werkloosheid is hoger, meer mensen hebben een uitkering en het onderwijspeil is lager. Het aantal Surinaamse Hagenaars bedraagt rond 46.000 personen. Daarmee zijn ze de grootste migrantengroep in Den Haag. De omvang van de groep is stabiel en lijkt de laatste jaren licht te dalen. Bij de Antilliaans-Nederlandse groep is een opvallend verschil te zien tussen degenen die al lang in Nederland wonen en degenen die pas sinds kort hier gevestigd zijn. De eerste groep doet het (zeer) goed, in de tweede zien we een hoge werkloosheid, een zeer hoog aandeel alleenstaande (tiener)moeders en een oververtegenwoordiging in voortijdige schooluitval en in de criminaliteit. Door onvoldoende kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving bedraagt de uitval van Antillianen op de Haagse Hogeschool rond 50 %. Er wonen ruim 11.000 Antilliaanse Nederlanders in Den Haag. Het aantal Turkse Hagenaars dat in de vrije tijd contacten onderhoudt met autochtonen is tussen 1994 en 2006 afgenomen. Dat geldt ook voor de tweede generatie. Door de interne gerichtheid van de Turkse groep is de animo om Nederlands te leren relatief gering. In vergelijking met andere migrantengroepen zijn Turkse Hagenaars negatief over hun kansen en toekomstperspectieven in Nederland. De arbeidsdeelname is toegenomen, al vormt de kredietcrisis een rem op deze ontwikkeling. Een opvallende positieve ontwikkeling is de sterke groei van het aantal zelfstandige ondernemers. Turks-Haagse jongeren veroorzaken minder overlast dan (bv. ) hun Marokkaans-Haagse leeftijdgenoten. Dat betekent echter niet dat hun maatschappelijke positie beter is. TurksHaagse jongeren doen het slecht in het onderwijs. Dat heeft vooral te maken met taalachterstand. Er zijn ook signalen van een groeiende vervreemding van de Nederlandse samenleving en van toenemend isolement. Het aantal Turkse Hagenaars bedraagt ongeveer 35.000.
20
De groep Marokkaanse Hagenaars is sterk oververtegenwoordigd in de criminaliteit. Dat geldt vooral voor jongeren: vanaf 20 jaar zien we een snelle daling. Bij alle terechte aandacht hiervoor wordt wel eens vergeten dat er ook veel mensen van Marokkaanse afkomst zijn die juist heel goed geïntegreerd zijn en prominente posities bekleden in onder meer de kunst, de media, de politiek en de sport. Vergeleken met de groep Turkse Hagenaars spreken Hagenaars van Marokkaanse herkomst beter Nederlands, zijn zij sterker gericht op Nederlandse Hagenaars en doen zij het beter op school. Als zij die tenminste afmaken, want ze zijn ook flink oververtegenwoordigd in de groep voortijdige schoolverlaters. Marokkaanse Hagenaars zijn vaker werkloos en hebben vaker een uitkering dan de andere grote migrantengroepen, maar de verschillen zijn minder groot dan 10 jaar geleden. Het aantal Marokkaanse Hagenaars bedraagt circa 26.000 mensen. De eerste generatie en de tweede generatie zijn ongeveer even groot. Daarmee heeft deze groep de grootste tweede generatie van alle migrantengroepen in Den Haag. De groep Chinese Hagenaars kenmerkt zich door goede onderwijsprestaties, een hoog aandeel zelfstandige ondernemers en een zeer lage uitkeringsafhankelijkheid. Maar er zijn ook veel problemen achter de voordeur. De gemeenschap is sterk naar binnen gericht. Eerste en tweede generatie De omvang van de tweede generatie stijgt snel. Van de grootste migrantengroepen (Surinaamse, Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders) behoort rond de helft tot de tweede generatie. De groei van deze groepen komt inmiddels voornamelijk voor rekening van de tweede generatie. De derde generatie is nog maar klein van omvang en erg jong. Vanwege hun ongunstige uitgangssituatie hebben migranten uit de tweede generatie nog steeds achterstanden ten opzichte van leeftijdgenoten die geen migratieachtergrond hebben. Die achterstand wordt wel kleiner. In het onderwijs neemt het aandeel van niet-westerse leerlingen op hogere schooltypen toe. Meisjes uit migrantengroepen hebben inmiddels al vaker een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt dan geboren en getogen Nederlandse jongens. De voortijdige schooluitval neemt af. Op de arbeidsmarkt is de achterstand van de tweede generatie al veel kleiner dan die van de eerste. De tweede generatie is vaker economisch zelfstandig en heeft een hoger inkomen dan de eerste. De tweede generatie doet ook veel minder vaak een beroep op een bijstandsuitkering. De tweede generatie trouwt vaak nog binnen de eigen groep, maar laat de partner veel minder vaak dan de eerste generatie uit het herkomstland komen. Vrouwen uit de tweede generatie zijn gemiddeld bijna even oud als zij hun eerste kind krijgen als geboren en getogen Nederlandse vrouwen. De tweede generatie doet (iets) vaker vrijwilligerswerk dan de eerste. Migranten uit de tweede generatie beschouwen zich veel vaker als Nederlander dan de eerste generatie. Dat is vooral het geval bij migranten die afkomstig zijn uit Suriname en de Antillen. Ongeveer de helft van de tweede generatie migranten die afkomstig zijn uit
21
Turkije en Marokko beschouwt zichzelf als Nederlander. Dat is ongeveer drie keer zoveel als bij de eerste generatie. Tegenover deze positieve ontwikkelingen staan ook punten van zorg. De tweede generatie is minder gezond dan geboren en getogen Nederlandse leeftijdgenoten. Zij hebben vaker last van psychosociale problemen. Zij zijn ook sterk oververtegenwoordigd in de criminaliteit. In de periode 1999-2007 kwam van de geboren en getogen Nederlandse jongeren die in 1999 twaalf jaar waren een op de 10 in aanraking met de politie in verband met een misdrijf. Voor jongeren met een Turkse achtergrond was dat een op de vijf. Voor de Surinaamse, Antilliaanse en Marokkaanse jongeren een op de drie.
22
Bijlage 2 Problemen en antwoorden In deze bijlage wordt aangegeven wat de kernproblemen zijn op de terreinen onderwijs, inburgering, werk en participatie, en hoe wij die het hoofd gaan bieden. Onderwijs De problemen • Kinderen uit gezinnen waar geen Nederlands wordt gesproken komen naar school met een achterstand van anderhalf jaar. • Lezen, schrijven en rekenen zijn noodzakelijk, maar niet voldoende om van kinderen zelfstandige en verantwoordelijke volwassenen te maken. Daar komt nog meer bij kijken: kennis van de samenleving, inzicht in je eigen rol in de maatschappij en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden, rechten en plichten. Die kennis en dat inzicht krijgen veel kinderen niet vanzelfsprekend van huis uit mee. • Veel talenten blijven onontdekt en onbenut. • Jongeren die overlast veroorzaken en/of uit het onderwijs dreigen te vallen komen vaak uit multi-probleemgezinnen. De oplossingen •
•
•
Meer kinderen naar de voorschool. Het college wil dat alle kinderen met een taalachterstand de voorschool bezoeken. Daarom pleiten wij bij het rijk voor verplichtstelling. Eind 2013 willen we die hele groep bereikt hebben. Ouders worden actief benaderd om hun kinderen naar de voorschool te sturen. Met de consultatiebureaus is afgesproken dat zij kinderen indiceren die de voorschool nodig hebben en hen daarnaar doorverwijzen. In 2011 investeert de gemeente bijna € 1 miljoen extra in voorzieningen voor de voorschool. Dit college maakt zich hard voor de vorming van brede buurtscholen. Via de brede school wordt de leefwereld van kinderen vergroot. Zij komen in aanraking met sport en cultuur, en – in bredere zin- met de manier waarop we in Nederland met elkaar samenleven en problemen oplossen. Naast de samenwerking met partners in de buurt is invoering van het Leerkansenprofiel een belangrijk onderdeel van de brede buurtschool. Op scholen met een Leerkansenprofiel wordt de lestijd uitgebreid met zes uur per week. In die uren worden (taal)achterstanden weggewerkt en wordt geïnvesteerd in taalontwikkeling. Extra inzet op ouderbetrokkenheid. Voor de ontwikkeling van kinderen is het essentieel dat ouders (moeders én vaders) betrokken zijn bij de schoolloopbaan van hun kinderen. Op 60 basisscholen met veel achterstandsleerlingen wordt het project “Meer Kansen Met Ouders” uitgevoerd. Ook de voorschool-peuterspeelzalen zijn daarbij betrokken.
23
•
•
•
•
Taal- en opvoedingsondersteuning aan ouders worden versterkt. Ook in het voortgezet en het beroepsonderwijs investeren we in ouderbetrokkenheid. Betrokkenheid van ouders bij de schoolkeuze van hun kinderen is een belangrijke factor in het voorkomen van schooluitval. De kopklas draagt eraan bij dat meer kinderen met succes kunnen doorstromen naar een hogere vorm van voortgezet onderwijs. We vinden het belangrijk dat meer kinderen door de scholen voor de kopklas worden aangemeld. We gaan daarover afspraken maken met de schoolbesturen. Extra aandacht voor talentontwikkeling. In de Campus Teniersplantsoen is de ontwikkeling van een brede school in het primair én het voortgezet onderwijs gecombineerd met een programma voor talentontwikkeling gericht op de hele buurt. Die aanpak gaan we nog beter faciliteren en uitbreiden en toepassen in andere gebieden in de stad. Gemengde scholen bevorderen. In gemengd samengestelde wijken met witte en/of zwarte concentratiescholen ondersteunen wij initiatieven van ouders die zich willen inzetten voor een gemengde schoolpopulatie. Er zijn ook wijken waar een witte of zwarte school wel een afspiegeling van de wijkbevolking is. In die situatie stimuleren wj via ontmoetingsprojecten dat leerlingen met verschillende achtergronden met elkaar in contact komen. Voorkomen van schooluitval. Een opleiding en een baan bieden de beste kansen op integratie. Daarom blijven we investeren in het voorkomen van schooluitval.
Taal en inburgering De problemen • •
Te veel migranten beheersen de Nederlandse taal niet voldoende om een opleiding te kunnen volgen, werk te vinden of te houden en deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Niet iedereen die inburgering nodig heeft wordt ook bereikt.
De oplossingen •
Taal, taal en nog eens taal. Taal is de sleutel tot integratie. Wie geen Nederlands leert verkleint zijn kansen op de arbeidsmarkt, maar zondert zich ook af van de samenleving. Veel migranten3 hebben ernstige taalachterstanden, maar kunnen niet tot inburgering worden verplicht. Dat betekent dat we ons extra moeten inspannen om mensen ervan te
3
Onder meer migranten die het Nederlanderschap hebben verkregen, migranten uit de voormalige Nederlandse Antillen en onderdanen van EU-lidstaten
24
•
•
•
•
• •
overtuigen dat het verwerven van kennis van de Nederlandse taal en samenleving geen corvee is, maar de sleutel tot een rijker en voller bestaan. Wij verwachten van zelforganisaties dat zij hun achterbannen stimuleren om Nederlands te leren en in te burgeren. Meer mensen laten inburgeren. De afgelopen jaren hebben we ons ingezet om de inburgering aantrekkelijker te maken. In de periode van 2007 tot 2010 zijn er al zo’n 12.500 inburgeraars met een inburgeringscursus gestart. Daar gaan we mee door. In 2011 en 2012 is er nog geld voor 6.500 trajecten. We richten ons daarbij vooral op de groep bijstandsgerechtigden (WWB-ers). Taalachterstand mag geen belemmering zijn voor WWB-ers om te werken en om te participeren. Wij maken zo nodig gebruik van de mogelijkheden die de WWB biedt om uitkeringsgerechtigden te verplichten om een inburgeringstraject te volgen, op straffe van een korting op de uitkering of, bij aanhoudende weigering, stopzetting daarvan. Met het rijk gaan we in gesprek over de voortzetting van inburgering na 2012. De drempel verlagen. Veel mensen, vooral ouderen en laag opgeleiden, zien er tegen op om de maatschappij in te gaan en om lessen te gaan volgen. Laagdrempelige projecten als Taal in de Buurt zijn een goede tussenstap gebleken. De grote belangstelling voor Taal in de Buurt maakt duidelijk dat de meeste mensen graag willen participeren. Inzet van ‘maatjes’ uit vrijwilligersorganisaties of via maatschappelijke stages kan ook belangrijk zijn om mensen over de drempel te helpen. Kwaliteit en rendement van de inburgering verder vergroten. We spannen ons in voor het ontwikkelen van een herkenbare doorlopende leerlijn. Startpunt kan Taal in de Buurt zijn. Eindpunt is dat de inburgeraar werkt, vrijwilligerswerk doet of een beroepsopleiding volgt. De verschillende componenten van het inburgeringsprogramma staan vast, maar kunnen op allerlei plekken in de wijken worden aangeboden. De gemeente coördineert, werft en verbindt, zodat elke inburgeraar de route kan volgen in de volgorde en op de manier die het best bij hem/haar past. We koppelen inburgeringprogramma’s nog sterker dan nu aan maatschappelijke stages. Sportverenigingen, vrijwilligersorganisaties, welzijns- en zorginstellingen en scholen stellen inburgeraars in staat om bij hen vrijwilligerswerk te doen en helpen hen bij het zetten van vervolgstappen in hun integratietraject, zoals het volgen van een opleiding of het zoeken naar werk. Met werkgevers worden afspraken gemaakt over verruiming van de mogelijkheden voor taal op de werkvloer. De nazorg wordt verbeterd. Het behalen van het inburgeringdiploma is wel een mijlpaal op de integratieroute, maar in de meeste gevallen nog niet het eindpunt. Ik zet mij in om de mensen die meer kunnen en willen te begeleiden naar vervolgonderwijs.
25
Met deze aanpak verwachten wij vanaf 2013 1500 tot 2000 mensen per jaar te kunnen bereiken en bedienen, de verplichte inburgeraars niet meegerekend. Werk De problemen • •
Er nemen nog te weinig migranten deel aan het arbeidsproces. Te velen zijn nog afhankelijk van een uitkering. Werkgevers vervullen hun vacatures vaak niet met werkzoekenden uit de eigen regio. In diverse gevallen leidt dit tot een aanhoudende behoefte aan (nieuwe) arbeidsmigranten.
De oplossingen •
•
•
Doeltreffendheid van het bestaande beleid bewaken. Binnen het reguliere werkgelegenheids- en economische beleid wordt gevolgd of migranten in dezelfde mate profijt hebben van de maatregelen als Nederlandse Hagenaars. Waar nodig worden maatregelen aangepast of aangescherpt. We maken optimaal gebruik van de beschikbare instrumenten, zo nodig ook sanctiemogelijkheden, om mensen die kunnen werken ook daadwerkelijk aan het werk te krijgen. Gemeente en bedrijfsleven werken nauw samen. We zijn in gesprek over een middellange en lange termijn aanpak die erop gericht is dat bedrijven en sectoren uit Den Haag en de regio in de toekomst hun vacatures kunnen vervullen met onze werkzoekenden. Samen met mijn collega van Economische Zaken ga ik in gesprek met werkgevers over een gezamenlijke investering in de Haagse jeugd en in inburgeraars. We leiden scholieren en werkzoekenden op voor de beroepen waaraan het Haagse bedrijfsleven behoefte heeft. Resultaat moet zijn dat Haagse bedrijven hun vacatures kunnen vervullen uit de Haagse beroepsbevolking. Werklozen toeleiden naar vrijwilligerswerk. We helpen werklozen op allerlei manieren om een baan te vinden. Daarvoor mag de samenleving ook iets terug verwachten. Bijvoorbeeld dat werklozen vrijwilligerswerk gaan doen. Vrijwilligerswerk is een goede voorbereiding op een betaalde baan. De dienst SZW en het welzijnswerk gaan hiermee samen aan de slag.
Participatie De problemen •
De mogelijkheden van sportverenigingen als integratiekader worden nog te weinig benut.
26
• • • • •
Veel vrouwen krijgen nog niet de ruimte om hun talenten ten volle te benutten. De eerste generatie neemt nog te weinig deel aan de samenleving. Integratie wordt belemmerd door discriminatie, niet alleen voor vrouwen maar ook voor homo’s. Veel migrantenjongeren en inburgeraars kennen weinig mensen buiten hun eigen groep. Bij het vinden van een plek in de samenleving missen ze mensen die hen de weg kunnen wijzen of een duwtje in de rug geven. De culturen van de verschillende migrantengroepen zijn nog te weinig herkenbaar in de stad te zien en te weinig ontsloten voor het brede publiek.
De oplossingen •
Een hoofdrol voor de sport. Sport is een prima integratiekader. Sportverenigingen spelen een centrale rol in de civil society en zijn bij uitstek het voorbeeld van vrijwilligersorganisaties die participatie en onderlinge betrokkenheid bevorderen. Een aantal sportverenigingen is al succesvol bezig met integratie. Zo heeft de voetbalvereniging BMT met een laagdrempelig aanbod Turks-Haagse en Marokkaans-Haagse wijkbewoonsters aan het sporten gekregen. Wij gaan met de sportverenigingen in gesprek om te zien hoe we meer van dit soort initiatieven in de stad kunnen realiseren. Verder gaan we met hen de mogelijkheden verkennen om sportaccommodaties door te ontwikkelen tot buurthuizen ‘nieuwe stijl’ voor jong en oud: laagdrempelige ontmoetingsplekken zonder professionele staf.
Sport en inburgering (Kennismaking met) sport is nu al onderdeel van inburgeringsprogramma. Daarbij gaat het om drie dingen: o Trots op de stad vergroten door het bezoek van sportevenementen, waaronder wedstrijden van ADO Den Haag. o Bevorderen dat mensen zelf actief gaan sporten. o Mensen kennis laten maken met vrijwilligerswerk . Voorbeelden sport en integratie * Ontmoeting door sport De Junior Girlz Fustal League is een zaalvoetbalcompetitie voor meisjes van 12 tot 16 jaar. Aan de League doen 9 teams mee afkomstig van VO scholen en buurthuizen. Door de opzet ontmoeten meiden met verschillende achtergrond elkaar. Ze doen ook mee met de organisatie. * Opdoen van vaardigheden door sport Basketbalvereniging Star is in 2003 ontstaan als aanbieder van streetballactiviteiten en heeft zich ontwikkeld tot een vereniging met een breed scala aan activiteiten voor en door allochtone jongeren.
27
Erik Duin (voorzitter van Star) : “Negentig procent van de club is allochtoon. Ze hebben niks, ze voelen zich niks, ze krijgen niks. Wij geven ze een tenue en ze krijgen training van een ex-international, en ineens horen ze ergens bij. Bij ons vinden ze houvast. We zijn begripvol maar streng. We bieden uitdagingen. En we leren ze Nederlands, dat hoort er ook bij.” •
•
•
•
• •
•
Een actief emancipatiebeleid. Wij stimuleren initiatieven om de mondigheid en weerbaarheid van vrouwen en homoseksuelen uit migrantengroepen te vergroten. Voorwaarde daarvoor is dat de mannen in de gemeenschappen hen daarvoor de ruimte geven. Er zal dus ook moeten worden gewerkt aan ‘mannenemancipatie’. Wij werken samen met zelforganisaties en moskeeën om gevoelige zaken als eergerelateerd geweld, homoseksualiteit, jongerenoverlast, criminaliteit, vrouwenrechten en radicalisering bespreekbaar te maken. De maatschappij in. Initiatieven als de Moedercentra, de Vadercentra, Moeders en Dochters en vele andere helpen migranten uit de eerste generatie om hun eerste stappen in de richting van de Nederlandse samenleving te zetten. Vaak in samenwerking met beroepskrachten en vrijwilligers uit de tweede generatie. Deze initiatieven zijn belangrijk en moeten worden voortgezet. Meer dan voorheen zal het aanbod door vrijwilligers moeten worden opgezet en uitgevoerd. Een kwaliteitsimpuls voor de aanpak van discriminatie. De meldingsbereidheid moet verder omhoog. Voorwaarde daarvoor is dat we in het vooruitzicht kunnen stellen dat er ook iets met die meldingen gebeurt. Daarom gaan wij in gesprek met het Bureau Discriminatiezaken over de manier waarop de behandeling van klachten en de bekendmaking van de behaalde resultaten kan worden verbeterd. Ontsluiten van netwerken. Wij willen afspraken maken met maatschappelijke organisaties, serviceclubs enz. om migrantenjongeren en inburgeraars onder hun vleugels te nemen en in hun netwerken te introduceren. Daarvoor spreken wij ook de Haagse ambtenaren aan. Kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte met plek voor verschillende functies levert een belangrijke bijdrage aan ontmoeting. Zie bijvoorbeeld het Zuiderpark en de Boulevard . Een pluriform cultuurbeleid. De uitverkochte zalen bij optredens van kunstenaars en performers uit de herkomstlanden maken duidelijk dat er een culturele behoefte bestaat onder migranten waarin het huidige aanbod nog niet voldoende voorziet. In nauw overleg met de culturele voorzieningen in onze stad gaan wij een aantal nieuwe impulsen in het cultuuraanbod realiseren. Kleurrijke evenementen. Cultureel-religieuze feesten als Holi, Divali, het Suikerfeest en het Chinees Nieuwjaar hebben inmiddels een vaste plek in onze stad veroverd. De gemeente geeft een beperkte financiële steun aan stedelijke vieringen van deze feesten. Voorwaarde daarvoor is
28
•
dat de vieringen toegankelijk zijn voor alle Hagenaars. Dat betekent onder meer dat er (ook) Nederlands wordt gesproken. Delen van elkaars erfgoed. In een multiculturele stad als de onze moet iedere burger kunnen ontdekken waar hij zelf vandaan komt, maar ook wat de achtergronden van zijn medeburgers zijn. Het is mogelijk noch wenselijk om voor elke afzonderlijke groep een eigen museum of voorziening te realiseren. We gaan de mogelijkheden verkennen voor het realiseren van een netwerkorganisatie die het culturele erfgoed van alle bevolkingsgroepen in onze stad gaat presenteren, met gebruikmaking van de bestaande infrastructuur. Dat betekent dat op verschillende plekken in de stad, van het Haags Historisch Museum tot het Museon en van het Atrium tot Culturalis, exposities en activiteiten plaatsvinden met inhoudelijke input van initiatieven uit de verschillende bevolkingsgroepen.
29
Bijlage 3 15 acties om integratie te bevorderen Deze bijlage bevat een inventarisatie van de actiepunten die voortkomen uit de nota zelf en uit bijlage 2. Een vertaling in SMART doelstellingen vindt plaats in de jaarlijkse programma’s Integratie. Via de rapportages Integratie wordt verslag gedaan van de bereikte resultaten. Versterking van het maatschappelijk draagvlak is een noodzakelijke voorwaarde om dit beleid voldoende kracht te kunnen meegeven. Een andere noodzakelijke voorwaarde is een goede balans in ons instrumentarium tussen preventie en handhaving en tussen positieve prikkels en sancties. Gewenst gedrag wordt gestimuleerd en beloond, ongewenst gedrag wordt bestraft. Het inhoudelijke zwaartepunt ligt wat ons betreft bij taal, inburgering en werk. Taal is essentieel voor iedereen: voor de mensen die de arbeidsmarkt op gaan maar ook voor degenen voor wie dat nog niet of niet meer aan de orde is. Taal is de sleutel naar de Nederlandse samenleving. Wie de taal niet beheerst kan niet meedoen en zet zichzelf aan de kant. Inburgering moet meer zijn dan een verplicht nummer, het voldoen aan een verplichting die de wet oplegt. Inburgering moet een reëel perspectief bieden op een actief bestaan met beide benen in de samenleving. Doel van inburgering moet niet het bemachtigen van een papiertje zijn, maar het vinden van een baan. We gaan ervoor zorgen dat inburgering een follow-up krijgt en laten een inburgeraar pas los als hij een baan of een studie heeft gevonden.
1
2 3
We spannen ons in om het draagvlak voor het integratiebeleid te versterken. Aandachtspunten daarbij zijn gelijke behandeling van alle Hagenaars met dezelfde problemen, extra aandacht voor het rendement van onze maatregelen, onverkorte handhaving van basiswaarden van onze samenleving, zoals vrijheid van meningsuiting en gelijkberechtiging van mannen en vrouwen, en het aanpakken van reële problemen die verband houden met multicultureel samenleven. Essentieel is dat migranten die zich willen inzetten om economisch én maatschappelijk bij te dragen aan de samenleving zich welkom blijven voelen. Het is belangrijk dat er niet over, maar door en met migranten wordt gesproken. Daarom steunen we initiatieven uit de migrantengemeenschappen om discussies en debatten te organiseren. Wederkerigheid is een kernbegrip in ons beleid: wij zijn bereid (flink) in mensen te investeren, maar willen daar ook iets voor terugzien. We kiezen voor een aanpak die preventief en stimulerend is, maar ook handhaaft en zo nodig sancties toepast. Als mensen onvoldoende verantwoordelijkheidsbesef aan de dag leggen maken wij optimaal gebruik van de mogelijkheden die de bestaande wet- en regelgeving biedt om boetes op te leggen of kortingen toe te passen:
30
•
4
5 6
7
8
9
Als dat nodig is, passen we de boetebepalingen van de wet Inburgering toe. • Van mensen met een bijstandsuitkering verwachten wij dat zij al het mogelijke doen om hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te vergroten. Bijvoorbeeld door Nederlands te leren of in te burgeren. Wie dat niet doet wordt gekort op zijn uitkering. • Binnen de bestaande wet- en regelgeving, internationale verdragen inbegrepen, spannen wij ons ervoor in dat vreemdelingen die geen werk, geen inkomen, geen huisvesting en geen toekomst in Den Haag hebben terugkeren naar hun herkomstland. Bijvoorbeeld migranten uit Middenen Oost-Europa in zo’n situatie. • Voorzieningen voor dag- en nachtopvang zijn bedoeld voor Haagse daklozen en niet voor tijdelijke huisvesting van migranten. We stimuleren laagdrempelige taallessen, als opstap naar inburgering of maatschappelijke participatie. Het is belangrijk dat meer mensen een inburgeringprogramma kunnen volgen, ook als inburgering voor hen niet verplicht is. Met het rijk gaan we in gesprek over de voortzetting van inburgering na 2012. We zetten ons ervoor in dat er vooral voor degenen die niet tot inburgering kunnen worden verplicht geen financiële drempels zijn om mee te doen. We maken de inburgering aantrekkelijker en effectiever. Er komt een herkenbare doorlopende leerlijn. We koppelen inburgeringprogramma’s nog sterker dan nu aan maatschappelijke stages, onder meer bij sportverenigingen en andere vrijwilligersorganisaties. We zorgen voor een betere follow-up na het inburgeringexamen. Ingeburgerden worden actief begeleid naar een opleiding, naar betaald werk of naar vrijwilligerswerk, afhankelijk van wat mensen kunnen en willen. We pakken regels aan die etnische (en andere) ondernemers belemmeren om hun vleugels uit te slaan. We bepleiten bij het Rijk dat alle kinderen uit kwetsbare milieus verplicht worden om naar de voorschool te gaan. Parallel daaraan spannen we ons in om de vrijwillige deelname aan de voorschool te vergroten via een gerichte campagne. We spannen ons in om in de loop van deze collegeperiode een aantal brede scholen te realiseren. Wanneer, waar en hoeveel wordt nader afgesproken. We geven extra aandacht aan ouderbetrokkenheid en aan talentontwikkeling. We gaan ons hard maken voor een ingrijpende herstructurering van de Schilderswijk, zodat er meer verscheidenheid in woningtypes komt en de bevolkingssamenstelling sociaal-economisch veelzijdiger kan worden. We gaan daarnaast in gesprek met de corporaties over andere mogelijkheden om tot een evenwichtiger verdeling van migranten over diverse wijken in Den Haag te komen. Daarbij willen we onder meer kijken naar de woonruimteverdeling. We stellen heldere grenzen en handhaven die ook. Overlast en criminaliteit worden krachtig bestreden. Eergerelateerd geweld en onderdrukking van vrouwen en homoseksuelen zijn niet acceptabel. De gemeente treedt zichtbaar en consequent op tegen iedere vorm van discriminatie.
31
10
11 12
13
14 15
We spannen ons in voor het verbreden en versterken van het kader van vrijwilligersorganisaties en bevorderen via werving, inburgering en de sociale dienst dat meer migranten vrijwilligerswerk gaan doen. We voeren een actief emancipatiebeleid dat zich richt op vrouwen én mannen. We zetten belangrijke initiatieven om de eerste generatie de maatschappij in te helpen voort. Meer dan voorheen zal het aanbod door vrijwilligers moeten worden opgezet en uitgevoerd. We geven de sport een prominente plek in het integratiebeleid. We gaan bekijken of en hoe sportaccommodaties kunnen worden doorontwikkeld tot buurthuizen ‘nieuwe stijl’ voor jong en oud: laagdrempelige ontmoetingsplekken zonder professionele staf. We vergroten de pluriformiteit van het culturele aanbod in onze stad. Wij bevorderen diversiteit in de gemeentelijke organisatie en in maatschappelijke instellingen waar dat nodig is voor de kwaliteit van de dienstverlening. We gaan op zoek naar nieuwe, effectieve manieren om migranten te bereiken. We gaan daarbij vaker en structureler dan in het verleden gebruik maken van (oude en nieuwe) media die veel gelezen of bekeken worden door migranten.
32