Integrale versie
INTEGRATIE VAN STATISTISCHE TABELLEN DIE VOORHEEN DOOR DE COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIE- EN ASSURANTIEWEZEN WERDEN GEPUBLICEERD
INLEIDING Vanaf deze editie van het Statistisch Tijdschrift publiceert de Bank statistieken opgesteld door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA). Het gaat om de inlichtingen die de CBFA voordien op halfjaarlijkse basis 1 publiceerde in de vorm van een papieren document en op haar internetsite (http://www.cbfa.be). Ten gevolge van die inlassing werden de structuur alsook de inhoud van de hoofdstukken 14 en 17 van het Statistisch Tijdschrift, enerzijds, en de overeenkomstige gegevens uit de databank Belgostat On line (http:/www.nbb.be/belgostat) van de Bank, anderzijds, grondig herzien teneinde zo goed mogelijk rekening te houden met de behoeften van de gebruikers. Het toegepaste principe bestond erin in het Statistisch Tijdschrift enkel synthesetabellen betreffende de verschillende betrokken sectoren op te nemen, terwijl gedetailleerde tabellen verspreid worden via Belgostat On line. De inlichtingen uit de voormalige CBFA-tabellen die complementair zijn aan die welke al in bepaalde tabellen van het Statistisch Tijdschrift voorkwamen, werden rechtstreeks in de bestaande tabellen van het Tijdschrift geïntegreerd. Daarnaast worden een aantal tabellen betreffende de kredietverlening door en deposito's bij kredietinstellingen qua structuur aangepast. Samengevat ziet de nieuwe structuur van de betrokken hoofdstukken uit het Statistisch Tijdschrift er als volgt uit: Hoofdstuk 12: Nationale financiële rekeningen van België Hoofdstuk 13.1 13.2 13.3
13: Monetaire financiële instellingen Eurosysteem Monetaire financiële instellingen, gegevens op niet-geconsolideerde basis Kredietinstellingen, gegevens op geconsolideerde basis
Hoofdstuk 14: Andere financiële intermediairs en financiële hulpbedrijven 14.1 Instellingen voor collectieve belegging 14.2 Beleggingsondernemingen Hoofdstuk 17: Kapitaalmarkt 17.1 Vastrentende effecten 17.2 Aandelen en overige deelnemingen In de rest van dit artikel wordt, per hoofdstuk, een uitvoeriger beschrijving gegeven van de aangebrachte wijzigingen.
1
Commissie voor het Bank- en Financiewezen, reeks "Statistieken".
Nationale bank van België - Statistisch tijdschrift (2004-I) - pagina 15 - 21
1
HOOFDSTUK 12: NATIONALE FINANCIËLE REKENINGEN VAN BELGIË Dit hoofdstuk komt overeen met het vroegere hoofdstuk 13 van het Statistisch Tijdschrift. Geen enkele van de samenstellende tabellen werd gewijzigd, alleen de nummeringen zijn dienovereenkomstig aangepast.
HOOFDSTUK 13: MONETAIRE FINANCIËLE INSTELLINGEN Het vroegere aan de financiële instellingen gewijde hoofdstuk 14 is in tweeën gesplitst: hoofdstuk 13 bevat de statistieken betreffende de monetaire financiële instellingen, terwijl hoofdstuk 14 aandacht heeft voor de andere financiële intermediairs en de financiële hulpbedrijven. Ter herinnering, volgens het ESR 1995 omvatten de monetaire financiële instellingen (MFI's), waaraan hoofdstuk 13 2 gewijd is, de deelsectoren 'centrale bank' en 'de andere monetaire financiële instellingen', die op hun beurt bestaan uit de kredietinstellingen en de instellingen voor collectieve belegging met monetair karakter (ICB's). In dit hoofdstuk worden drie delen onderscheiden. Het eerste deel is gewijd aan het Eurosysteem, dat wil zeggen het geheel gevormd door de Europese Centrale Bank en de Nationale Centrale Banken van de landen van het eurogebied. Het tweede deel bevat statistieken betreffende de monetaire financiële instellingen, voorgesteld op niet-geconsolideerde basis: hetzij op territoriale basis, dat wil zeggen de verrichtingen en posities van de entiteiten van de op het Belgische grondgebied gevestigde MFI's, hetzij op sociale basis, dat wil zeggen de verrichtingen en posities voor het geheel van de vennootschap. En tot slot biedt het derde deel statistieken over de kredietinstellingen, voorgesteld op geconsolideerde basis. Dat wil zeggen de verrichtingen en posities van de ondernemingen die deel uitmaken van de perimeter van de consolidatie op het vlak van de kredietinstelling. In detail ziet dit hoofdstuk er voortaan als volgt uit: 13.1 Eurosysteem 13.1.1 Geconsolideerde financiële weekstaat van het Eurosysteem (vroegere tabel 14.2.1) 13.2 Monetaire financiële instellingen, gegevens op niet-geconsolideerde basis 13.2.1 Nationale Bank van België 13.2.1.1 Maandelijkse financiële staat van de Nationale Bank van België (vroegere tabel 14.2.2) 13.2.1.2 Balans van de Nationale Bank van België vóór winstverdeling (vanaf 1999) (vroegere tabel 14.2.4) 13.2.2 Kredietinstellingen 13.2.2.1 Structuur Het gaat om de tabel die vroeger door de CBFA werd gepubliceerd met referte 1.2. Deze tabel bevat het aantal kredietinstellingen, gerangschikt per nationaliteit. 13.2.2.2 13.2.2.3 13.2.2.4 13.2.2.5 13.2.2.5.1 13.2.2.5.2 13.2.2.5.3 13.2.2.5.4
2
Balansen van alle kredietinstellingen, gegevens op sociale basis (vroegere tabel 14.5.1) Posten buiten-balanstelling van alle kredietinstellingen, gegevens op sociale basis (vroegere tabel 14.6.1) Winst-en-verliesrekeningen van de kredietinstellingen, gegevens op sociale basis (vroegere tabel 14.7.1) Kredieten bij de oorsprong verleend door de kredietinstellingen, gegevens op territoriale basis (vroegere tabel 14.10) Kredieten bij de oorsprong verleend door de kredietinstellingen aan Belgische huishoudens Kredieten bij de oorsprong verleend door de kredietinstellingen aan Belgische niet-financiële vennootschappen Kredieten bij de oorsprong verleend door de kredietinstellingen aan Belgische andere financiële intermediairs en aan Belgische financiële hulpbedrijven Kredieten bij de oorsprong verleend door de kredietinstellingen aan de andere sectoren
Volgens het ESR 1995 bevat de deelsector van 'de andere monetaire financiële instellingen' alle financiële vennootschappen en quasi-vennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie en die deposito's en/of nauwe substituten voor deposito's opnemen van institutionele eenheden andere dan monetaire financiële instellingen en/of , voor eigen rekening, kredieten verstrekken en/of beleggen in waardepapieren.
Nationale bank van België - Statistisch tijdschrift (2004-I) - pagina 15 - 21
2
13.2.2.6 13.2.2.6.1 13.2.2.6.2 13.2.2.6.3 13.2.2.6.4
Deposito's en overige crediteuren bij de kredietinstellingen, gegevens op territoriale basis (vroegere tabel 14.11) Deposito's en overige crediteuren bij de kredietinstellingen door de Belgische huishoudens Deposito's en overige crediteuren bij de kredietinstellingen door de Belgische niet-financiële vennootschappen Deposito's en overige crediteuren bij de kredietinstellingen door de andere Belgische financiële intermediairs en de Belgische financiële hulpbedrijven Deposito's en overige crediteuren bij de kredietinstellingen door de andere sectoren De tabellen 13.2.2.5 (Kredieten bij de oorsprong verleend door de kredietinstellingen, gegevens op territoriale basis) en 13.2.2.6 (Deposito's en overige crediteuren bij de kredietinstellingen, gegevens op territoriale basis) vervangen de oude tabellen 14.10 en 14.11. Hun presentatie is evenwel sterk gewijzigd om ze te harmoniseren met de definitie en methodologie die worden toegepast bij de rapportering van de bancaire en monetaire statistieken aan de Europese Centrale Bank. Die harmonisering heeft betrekking, enerzijds, op de sectorale verdeling, waarbij de verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen voortaan als afzonderlijke sector worden gemeld en, anderzijds, een meer beknopte productenverdeling. De wijzigingen in de niveaus, zowel per sector als voor het geheel, tegenover de vroegere versie zijn verklaarbaar. Ten aanzien van de kredieten worden voortaan de niet-inbare en dubieuze vorderingen opgenomen in de kredietvorm waarop ze betrekking hebben. Bij de deposito's zijn de verschillen het gevolg van het feit dat een deel van de achtergestelde schulden nu opgenomen is in de termijndeposito's. De nieuwe tabellen over kredieten en deposito's presenteren voortaan ook de werkelijke bewegingen, d.w.z. de bruto-veranderingen gecorrigeerd voor wisselkoerseffecten, de herwaarderingen alsook de eventuele (sectorale) herklasseringen.
13.2.3 13.2.3.1
Monetaire instellingen voor collectieve belegging Aantal, netto-inventariswaarde en netto-inlagen Deze nieuwe tabel bevat de gegevens betreffende het aantal, de netto-inventariswaarde op het einde van de periode, de inschrijvingen, de terugbetalingen en de netto-inlagen van de periode, voor de monetaire ICB's naar Belgisch recht (door de CBFA ingezamelde informatie) en de nettoinventariswaarde voor alle monetaire ICB's (naar Belgisch en buitenlands recht) waarvan de rechten van deelneming openbaar uitgegeven zijn in België (door de Belgische Vereniging van Instellingen voor Collectieve Belegging - BVICB -ingezamelde gegevens). Doordat de methodologie aangewend door de BVICB niet volledig overeenstemt met die van de CBFA, zijn de resultaten niet perfect onderling vergelijkbaar.
13.2.4 13.2.4.1
Gezamenlijke monetaire financiële instellingen Voornaamste balansrubrieken van de monetaire financiële instellingen, gegevens op territoriale basis (vroegere tabel 14.9)
13.3 Kredietinstellingen, gegevens op geconsolideerde basis 13.3.1 Structuur Het gaat om de tabel die vroeger door de CBFA werd gepubliceerd met referte 1.4. Ze bevat de geografische indeling van de buitenlandse vestigingen van de kredietinstellingen naar Belgisch recht. 13.3.2 13.3.2.1
Balans Algemene staten van de kredietinstellingen : trimestrieel overzicht per bankgroep - alle kredietinstellingen Deze tabel werd vroeger door de CBFA gepubliceerd met referte 2.4.1. en bevat de voornaamste activa- en passivarubrieken voor alle kredietinstellingen.
13.3.3 13.3.3.1
Operaties buiten balans Structuur van de buiten-balansverrichtingen - alle kredietinstellingen De CBFA publiceerde deze tabel vroeger met referte 5.1.1. Ze presenteert de bijzonderheden van de posities die buiten balans worden geboekt.
Nationale bank van België - Statistisch tijdschrift (2004-I) - pagina 15 - 21
3
13.3.4 13.3.4.1
Resultatenrekening Basiscomponenten van de resultatenrekening - alle kredietinstellingen De CBFA publiceerde deze tabel vroeger met referte 6.1. Ze groepeert de bestanddelen van de winst- en verliesrekening volgens een analytische structuur van de inkomsten en de kosten.
13.3.5 13.3.5.1
Werkmiddelen Structuur van de cliëntentegoeden - alle kredietinstellingen Het betreft de tabel die vroeger door de CBFA werd gepubliceerd met referte 3.1.1. Ze bevat de verschillende tegoeden (deposito's en effecten) van de cliënteel en maakt een onderscheid tussen de tegoeden in euro's en die in deviezen.
13.3.5.2
Structuur van de interbankverrichtingen en beroep op bankierstegoeden - alle kredietinstellingen Deze tabel werd voorheen door de CBFA gepubliceerd met referte 3.4.1 . Ze onderscheidt, per grote categorieën van financiële instrumenten, de middelen en vorderingen in euro's en die in deviezen.
13.3.6 13.3.6.1
Bestedingen Structuur van de kredietverlening - alle kredietinstellingen Het gaat om de tabel die vroeger door de CBFA werd gepubliceerd met referte 4.1.1. Ze bevat de gegevens betreffende de verschillende types van uitbetalings- en verbinteniskredieten.
13.3.6.2
Structuur van de effectenportefeuille - alle kredietinstellingen Deze tabel werd vroeger door de CBFA gepubliceerd met referte 4.2.1 en groepeert de effectenportefeuille voor eigen rekening volgens de aard van de effecten.
13.3.7
Landenrisico's van de buitenlandse vorderingen van de kredietinstellingen naar Belgisch recht Het betreft een synthesetabel gecreëerd op grond van de tabel die vroeger door de CBFA werd gepubliceerd met referte 7.1. Ze bevat het risico per landencategorie.
HOOFDSTUK 14: ANDERE FINANCIËLE INTERMEDIAIRS EN FINANCIËLE HULPBEDRIJVEN Ter herinnering, volgens het ESR 1995 groepeert de sector van de andere financiële intermediairs alle vennootschappen en quasi-vennootschappen waarvan de hoofdfunctie bestaat in het verstrekken van diensten van financiële intermediatie, door het aangaan van verplichtingen in andere vormen dan cashgeld of deposito's en/of nauwe substituten voor deposito's vanwege institutionele eenheden andere dan monetaire financiële instellingen. Deze sector groepeert 3 4 verschillende types van financiële intermediairs (financiële holdings, niet-monetaire ICB's, enz. ) die in hoofdzaak activiteiten van langetermijnfinanciering uitoefenen. Het is het overwicht qua lange looptijden dat in het merendeel van de gevallen een onderscheid mogelijk maakt met de deelsector van de andere monetaire financiële instellingen. De definitie van financiële hulpbedrijven, eveneens opgenomen in het ESR 1995, wijst erop dat deze sector alle vennootschappen en financiële quasi-vennootschappen omvat waarvan de hoofdfunctie bestaat in de uitoefening van financiële hulpactiviteiten, dat wil zeggen activiteiten die nauw verbonden zijn met de financiële intermediatie, maar er 5. geen deel van uitmaken Er werd beslist aan deze andere financiële instellingen en financiële hulpbedrijven een volwaardig hoofdstuk te wijden, gelet op het steeds toenemende belang dat ze innemen en op de bijzondere aandacht waarmee ze door de Europese Centrale Bank worden gevolgd. Er werden in dit domein overigens reeds verscheidene methodologische verbeteringen
3 4 5
Holdings met als enig doel de controle en het leiden van een groep dochterondernemingen waarvan de voornaamste activiteit bestaat in het verstrekken van diensten van financiële intermediatie en/of het uitoefenen van financiële hulpactiviteiten, maar die zelf geen financiële vennootschappen zijn. Leasingvennootschappen, vennootschappen die activiteiten van huurkoop uitoefenen, die persoonlijke leningen aanbieden of commerciële financieringen voorstellen, factoringvennootschappen, enz. Men vindt er onder meer de verzekeringsmakelaars, de kredietmakelaars, de effectenmakelaars, de beleggingsadviseurs, de beheerders van pensioenfondsen en van instellingen voor collectieve belegging.
Nationale bank van België - Statistisch tijdschrift (2004-I) - pagina 15 - 21
4
6
aangebracht . Momenteel maken enkel de instellingen voor collectieve belegging en de beleggingsondernemingen het voorwerp uit van een afzonderlijke publicatie in dit hoofdstuk. 14.1
Instellingen voor collectieve belegging Om de kwaliteit, het belang en de relevantie van de gepubliceerde statistische informatie te verbeteren, worden drie nieuwe tabellen toegevoegd. Zij bevatten voor een deel de informatie die vroeger door de CBFA gepubliceerd werd (met de refertes 10.1 tot 10.3), maar in een voorstellingsvorm en een formaat die dichter aansluiten bij de traditioneel door de Bank gepubliceerde informatie. Deze wijzigingen leiden tot de afschaffing van de tabellen 17.10 "Openbare uitgiften in België van rechten van deelneming of aandelen van instellingen voor collectieve belegging" en 17.11 "Aantal en inventariswaarde van de instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht", waarvan de jaarlijkse informatie niet meer voldoende relevant was in het licht van de thans beschikbare statistieken over de sector. Er zij aan herinnerd dat de instellingen voor collectieve belegging tot doel hebben bij het publiek ingezamelde kapitalen collectief te beleggen. Hun voornaamste functie bestaat erin verplichtingen aan te gaan door rechten van deelneming uit te geven. Vervolgens zetten zij de zo ingezamelde kapitalen om door financiële activa en/of onroerende goederen te verwerven. Daarom maken zij deel uit van de sector van de financiële intermediairs. In dit deel zijn de niet-monetaire instellingen voor collectieve belegging opgenomen, in 7 tegenstelling tot de monetaire instellingen voor collectieve belegging, die behoren tot de sector van de monetaire financiële instellingen (deel 13.2 van hoofdstuk 13). De drie nieuwe gepubliceerde tabellen zijn:
14.1.1
Verloop van het geheel van de gecommercialiseerde ICB's in België Deze tabel bevat gegevens over alle voor collectieve belegging die in België optreden, waarbij een 8 onderscheid wordt gemaakt tussen de instellingen naar Belgisch en die naar buitenlands recht . Voor elk van die categorieën zijn het aantal ICB's (ingedeeld volgens de juridische aard), de inschrijvingen, de terugbetalingen en de netto-inlagen vermeld (bron CBFA). De netto-inventariswaarde voor de gezamenlijke in België gecommercialiseerde ICB's (bron BVICB) wordt in aanvullende orde verstrekt. De methodologie in beide bronnen is niet perfect vergelijkbaar.
14.1.2
Uitstaande bedragen van de financiële activa en verplichtingen van de niet-monetaire ICB's naar Belgisch recht Deze tabel bevat driemaandelijks de inventariswaarde van de niet-monetaire instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht, alsook het detail van de financiële instrumenten, uitgedrukt in marktwaarde, in het bezit van die instellingen. De volgende instrumenten worden onderscheiden: "Chartaal geld en deposito's", "Effecten met uitzondering van aandelen" (ingedeeld in effecten op korte en lange termijn en afgeleide financiële producten), "Aandelen en andere deelnemingen" (ingedeeld in beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen), "Participaties in instellingen voor collectieve belegging" en tenslotte "Overige instrumenten (netto)". Te noteren valt dat 9 de gegevens van deze tabel steunen op het begrip nettoactief en niet op het begrip totale activa. Dit betekent dat met uitzondering van de uitgegeven rechten van deelneming van instellingen voor collectieve belegging, de andere verplichtingen impliciet uit de rubriek "Overige instrumenten" van het actief afgeleid worden. Een dergelijke situatie leidt tot een onderschatting van het actief, die evenwel beperkt is, aangezien de leenmogelijkheid van de instellingen voor collectieve belegging wettelijk begrensd is. In de tabel komen de verplichtingen overeen met het uitstaande bedrag van de rechten van deelneming uitgegeven door de niet-monetaire instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch 10 recht. Dat passief is gedetailleerd volgens de categorie van fondsen die de rechten van deelneming hebben uitgegeven: obligatie-ICB's (die hoofdzakelijk in vastrentende effecten op lange termijn beleggen), ICB's in aandelen (die hoofdzakelijk in aandelen beleggen), indexgebonden ICB's met
6 7 8 9 10
Zie het artikel "Wijzigingen aan de tabellen van de financiële rekeningen (hoofdstuk 13) en aan de daarmee verband houdende statistieken (hoofdstukken 15,16 en 17)"; gepubliceerd in het Statistisch Tijdschrift 2003. Dit wil zeggen de instellingen voor collectieve belegging die overwegend beleggen in liquide middelen, termijndeposito's en waarden op korte termijn, zoals schatkistcertificaten, obligaties op korte termijn, handelspapier en depositocertificaten. Vooral de instellingen naar Luxemburgs recht. Referentiebasis in België voor de instellingen voor collectieve belegging. De classificatie van de verschillende soorten instellingen volgt de door de CBFA gehanteerde classificatie.
Nationale bank van België - Statistisch tijdschrift (2004-I) - pagina 15 - 21
5
kapitaalbescherming (waarvan de prestatie verband houdt met het verloop van een of meer beursindexen, van het verloop van deviezen of van een aandelenkorf, met een bescherming van de 11 oorspronkelijke inzet), vastgoed-ICB's (die voornamelijk beleggen in vastgoed of vastgoedcertificaten), gemengde ICB's (die tegelijk in aandelen en obligaties beleggen), dakfondsen (die beleggen in rechten van deelneming, uitgegeven door andere instellingen voor collectieve belegging) en pensioenspaarfondsen (fondsen met fiscale voordelen, aangelegd met het oog op het vormen van een pensioen). 14.1.3
Financiële transacties van de niet-monetaire ICB's naar Belgisch recht 12
Volgens dezelfde structuur als de vorige tabel geeft deze tabel details over de netto financiële verrichtingen verwezenlijkt door de niet-monetaire instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht. Wat de onder de verplichtingen voorkomende uitgegeven rechten van deelneming betreft, 13 stemmen de opgetekende schommelingen overeen met de netto inschrijvingen tijdens de periode, alsook met de (positieve of negatieve) resultaten geregistreerd tijdens dezelfde periode, die niet uitgekeerd maar in activa herbelegd werden. 14.2
Beleggingsondernemingen Volgens de wet van 6 april 1995 worden de beleggingsondernemingen gedefinieerd als ondernemingen waarvan de gebruikelijke activiteit erin bestaat, op professionele basis beleggingsdiensten aan derden te verstrekken. De voornoemde wet onderscheidt vier categorieën van beleggingsondernemingen: de 14, 15 beursvennootschappen de vennootschappen voor vermogensbeheer , de vennootschappen voor 16 makelarijin financiële instrumenten en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële 17 instrumenten . Vijf tabellen maken het mogelijk, de evolutie van deze beleggingsondernemingen beter op te volgen:
14.2.1 14.2.2 14.2.3 14.2.4 14.2.5
Indeling van de beleggingsondernemingen (tabel 8.1, vroeger gepubliceerd door de CBFA) Algemene staat van de beursvennootschappen (tabel 8.2, vroeger gepubliceerd door de CBFA) Resultatenrekeningen van de beursvennootschappen (tabel 8.2.2, vroeger gepubliceerd door de CBFA) Algemene staat van de andere beleggingsondernemingen Resultatenrekening van de andere beleggingsondernemingen Deze laatste twee tabellen zijn een synthese van de tabellen 8.3.1, 8.4.1 en 8.5.1 respectievelijk de tabellen 8.3.2, 8.4.2 en 8.5.2 die vroeger door de CBFA werden gepubliceerd. Zij groeperen de vennootschappen voor vermogensbeheer, de vennootschappen voor makelarij in financiële instrumenten en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten.
HOOFDSTUK 17: KAPITAALMARKT Zoals hiervoor werd uiteengezet, leidt de opname van drie nieuwe tabellen betreffende de instellingen voor collectieve belegging in hoofdstuk 14 de facto tot de afschaffing van de tabellen 17.10 "Openbare uitgiften in België van rechten van deelneming of aandelen van instellingen voor collectieve belegging" en 17.11 "Aantal en inventariswaarde van de instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht", waarvan de jaarlijkse informatie niet meer voldoende relevant was in het licht van de thans beschikbare statistieken over de sector. Deze wijziging, alsook de opname van sommige gegevens van de CBFA over de openbare uitgiften van effecten leidden tot een grondige herziening van de structuur van dit hoofdstuk. De basisidee bestond erin de verschillende tabellen te groeperen volgens de aard van het
11 12 13 14 15 16 17
Met uitzondering van de Bevaki's. Deze zijn wel opgenomen in de sector van de andere financiële intermediairs in de financiële rekeningen (hoofdstuk 12), maar worden niet beschouwd in hoofdstuk 14. Aankopen min verkopen, met uitsluiting van de prijsschommelingen en de andere volumeveranderingen. Dat wil zeggen de inschrijvingen min de terugkopen. De beursvennootschappen kunnen, in principe, alle beleggingsdiensten en hulpdiensten leveren. Alleen die beursvennootschappen kunnen financiële instrumenten en, onder bepaalde voorwaarden, gelddeposito's van hun klanten ontvangen. De vennootschappen voor vermogensbeheer kunnen, behalve het eigenlijke vermogensbeheer, orders van beleggers ontvangen, doorgeven en uitvoeren. De activiteit van de vennootschappen voor makelarij in financiële instrumenten - vroeger wissel- en depositomakelaars genoemd - bestaat erin twee of meer professionele beleggers met elkaar in contact te brengen om er zodoende voor te zorgen dat tussen die beleggers een transactie op een financieel instrument tot stand komt. Het statuut van de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten biedt de mogelijkheid om tot de plaatsing van effecten over te gaan onder een statuut dat minder log is dan dat van de beursvennootschappen.
Nationale bank van België - Statistisch tijdschrift (2004-I) - pagina 15 - 21
6
behandelde effect. Zo werden er twee deelhoofdstukken gecreëerd met enerzijds de vastrentende effecten (17.1) en anderzijds de aandelen en andere deelnemingen (17.2). Ter herinnering: het ESR 1995 definieert de 'effecten andere dan aandelen' als financiële activa aan toonder die doorgaans verhandelbaar zijn en werkelijk op secundaire markten verhandeld worden of die het voorwerp kunnen zijn van een verrekening, maar die hun houder geen eigendomsrecht op de emitterende instelling verlenen. De vastrentende effecten zijn effecten die hun houder het onvoorwaardelijke recht verlenen om monetaire inkomsten van een contractueel bepaald vast bedrag te ontvangen in de vorm van coupons (rente) en/of van een forfaitair bedrag, uitgekeerd op één of meer gegeven data of vanaf een bij de uitgifte vastgelegde datum. Anderzijds definieert het ESR 1995 de aandelen en andere deelnemingen als financiële activa die rechten op het vermogen van vennootschappen of van quasivennootschappen vertegenwoordigen en het normalerwijze voor hun houders mogelijk maken, deel te nemen aan de uitkering, niet alleen van de winsten, maar ook van het nettotegoed in geval van vereffening van de vennootschap of de quasi-vennootschap. In detail omvat hoofdstuk 17 de volgende tabellen: 17.1 Vastrentende effecten 17.1.1 Vastrentende effecten op meer dan één jaar per uitgevende sector (vroegere tabel 17.1) 17.1.2 Vastrentende effecten op meer dan één jaar: indeling per emissie- en per houdersectoren (vroegere tabel 17.3) 17.1.3 Vastrentende effecten op meer dan één jaar in het bezit van particulieren (vroegere tabel 17.2) 17.1.4 Openbaar beroep op de primaire markt van de vastrentende effecten Deze nieuwe tabel integreert de gegevens betreffende de vastrentende effecten die voorheen in tabel 9.1 van de CBFA gepubliceerd waren. 17.1.5 17.1.6 17.1.7
Openbare uitgiften, door de overheidssector, van in nationale munt luidende obligaties voor meer dan één jaar (vroegere tabel 17.4) Uitstaande bedragen van de lineaire obligaties (vroegere tabel 17.6) Houderschap van de lineaire obligaties (vroegere tabel 17.5)
17.2 Aandelen en overige deelnemingen 17.2.1 Uitgiften van aandelen (vroegere tabel 17.8) 17.2.2 Openbaar beroep op de primaire aandelenmarkt en overige deelnemingen Deze nieuwe tabel integreert de gegevens betreffende de aandelen en overige deelnemingen die vroeger in tabel 9.1 van de CBFA gepubliceerd waren. 17.2.3
Beursactiviteit (vroegere tabel 17.9) De inhoud van deze tabel is licht gewijzigd. Vooreerst wordt een nieuwe informatiebron (ING-België) aangewend voor de gegevens m.b.t. het rendement van de aandelen en de koers/winst-verhouding. Vervolgens is de kolom met de inlichtingen betreffende de termijnkoersen van de buitenlandse waarden geschrapt, daar die informatie sinds september 2003 niet meer beschikbaar is.
Nationale bank van België - Statistisch tijdschrift (2004-I) - pagina 15 - 21
7