FRISSE WIND DOOR WEST-VLAANDEREN. Instrumenten voor gemeenten om te werken aan meer draagvlak voor windprojecten Voorwoord Geachte lezer, Iedereen wil graag onze huidige levensstandaard behouden en toch in een leefbare en aangename omgeving wonen. Dit kan alleen als we efficiënter met energie omgaan en daarnaast ook meer energie uit duurzame energiebronnen halen. Fossiele brandstoffen tasten bij verbranding immers onze atmosfeer aan en veroorzaken klimaatveranderingen. Klimaatverandering bedreigt de veiligheid en zelfs het voortbestaan van mens, dier en ecosystemen. Ze beperken is daarom één van de grootste uitdagingen waar de mensheid momenteel voor staat. Daar bovenop komt nog dat de voorraad fossiele brandstoffen eindig is, ze daarom ook steeds duurder wordt en we ervoor afhankelijk zijn van landen met een vaak onstabiele politiek. Kernenergie is eveneens uitputbaar en veroorzaakt gevaarlijk nucleair afval. Bij gebrek aan eigen energievoorraden zou Vlaanderen dus meer dan vele andere landen aan de top moeten staan voor wat betreft het gebruik van natuurlijke energiebronnen. Voor het benutten van waterkracht is ons vlakke land minder goed geplaatst en zonnetechnologie en biomassa zijn nog in volle ontwikkeling. Het uitsluiten van een schone en volop beschikbare “brandstof” als windenergie is dus geen optie meer. De meeste mensen zijn zich hier bewust van en zijn voorstander van windenergie. Toch zien omwonenden de komst van een windturbine meestal maar argwanend tegemoet. De meeste gemeenten en burgers staan niet te popelen om een windproject in de achtertuin te krijgen. Uit onderzoek is gebleken dat vooral een gebrek aan actuele kennis over o.a. de effecten op het landschap, de veiligheidsaspecten en mogelijke geluidshinder aan de basis hiervan ligt. Zowel voor burgers, als voor het bestuurlijk en ambtelijk niveau is er nog te weinig objectieve en laagdrempelige informatie hierover beschikbaar. Een tweede belangrijke reden dat windprojecten vaak niet aan de uitvoeringsfase toe komen, is het gebrek aan een weldoordacht communicatie- en participatieproces naar omwonenden toe. Gemeenten zijn het meest aangewezen bestuurlijke niveau om draagvlak voor een op hun grondgebied gepland windproject te creëren. Momenteel zijn er in Provincie West-Vlaanderen verschillende aanvragen voor windprojecten op land in aanvraag of planfase. Met dit in het achterhoofd groeide het idee om een aantal documenten uit te werken, die kunnen bijdragen aan meer geslaagde windprojecten in West-Vlaanderen. Dit resulteerde in 3 nota’s onder de titel “ frisse wind door West-Vlaanderen”. Deze nota’s behandelen verschillende deelaspecten van het creëren van meer draagvlak voor wind, nl. : 1.
“15 faq’s over windenergie”. Dit document heeft de bedoeling actuele en objectieve kennis over windenergie te verschaffen aan het lokale /gemeentelijke bestuurlijke en ambtelijke niveau. Het kan als een op zichzelf staand document worden aangewend bij bijvoorbeeld de gemeentelijke standpuntvorming m.b.t. een toekomstig of voorgesteld windproject, het weerleggen van tegenargumenten van omwonenden, enz…
2.
“ Instrumenten voor gemeenten om te werken aan meer draagvlak voor windprojecten”. Deze nota wil gemeenten aansporen om via een betere communicatie meer werk te maken van maatschappelijk draagvlak voor windprojecten. Bij deze nota hoort ook een schematisch voorbeeld van communicatieplan voor gemeenten.
3.
“Investeren in communicatie loont” voor projectontwikkelaars. Deze nota wil projectontwikkelaars van windprojecten aansporen om via een betere communicatie meer werk te maken van maatschappelijk draagvlak voor windprojecten. Bij deze nota hoort ook een schematisch voorbeeld van communicatieplan voor projectontwikkelaars.
De West-Vlaamse Milieufederatie vzw schreef de teksten in opdracht van Provincie West-Vlaanderen. Wij hopen van harte dat dit document ertoe zal bijdragen dat er met meer positieve energie kan gewerkt worden aan meer windenergie in onze provincie en aan gezonde leefomstandigheden voor de huidige en toekomstige bewoners ervan.
Inleiding Vlaanderen heeft zich als doel gesteld tegen 2010 6% van zijn elektriciteitsverbruik uit duurzame energie te laten bestaan. Dit zal deels moeten worden ingevuld door een opgesteld vermogen aan windenergie op land. Heel wat West-Vlaamse gemeenten kregen de laatste jaren dan ook een voorstel voor een windproject in hun gemeente. Dikwijls komt het echter niet tot realisatie. Onderzoek heeft aangetoond dat het NIMBY-syndroom bij windprojecten fel overschat wordt. Mensen staan wel degelijk open voor het algemeen belang van ingrepen zoals het inplanten van een windmolen. Een gebrek aan actuele kennis over windenergie om een gefundeerd standpunt in te kunnen nemen en een gebrekkig communicatie- en participatieproces door projectontwikkelaars en betrokken overheden zijn de voornaamste oorzaak van weerstand bij omwonenden. Wanneer mensen onvoldoende geïnformeerd en betrokken worden, groeit tegenstand doordat mensen het gevoel hebben dat er boven hun hoofden wordt beslist. Een goede communicatiestrategie kan dus veel problemen voorkomen. Momenteel wordt hier nog te weinig op ingezet. Gemeenten hebben, doordat zij het bestuurlijke niveau zijn dat het dichtst bij de burger staat, hierin een belangrijke rol te vervullen. Voor windprojecten tot 5 MW is het ook de gemeente die de milieuvergunning verleent. Ze hebben er ook, meer dan wat vaak gedacht wordt, bij te winnen (zie voordelen voor gemeente). De West-Vlaamse Milieufederatie maakte daarom, in opdracht van Provincie West-Vlaanderen, deze nota. Wij willen gemeenten hiermee bijstaan bij het creëren van meer maatschappelijk draagvlak voor windprojecten door een betere communicatie. We halen ook enkele voorbeeldprojecten aan, waar men er door goede communicatie in geslaagd is, de omwonenden positief t.o.v. een project te laten staan. Als bijlagen bij deze nota vindt u ook een schematisch communicatieplan voor gemeenten en een informerende nota, die als basis kan dienen om de meest voorkomende en hardnekkige tegenargumenten t.o.v. windprojecten te weerleggen 1. Windenergie op land : een noodzaak? Op 16 februari 2005 trad het Kyotoprotocol in werking. België moet zijn broeikasgasemissies verminderen met 7,5% t.o.v. 1990 tegen 2008-2012. Het engagement van Vlaanderen bedraagt een reductie van 5,2 %, eveneens t.o.v. 1990. Daarom had men zich als doel gesteld om tegen 2005 het niveau van broeikasgasemissies van 1990 te bereiken. Dit werd echter niet behaald. Men zat op dat ogenblik nog 1,9% boven de uitstoot van 1990. (bron : Voortgang Vlaams Klimaatplan 2006-2012. Maart 2007). De toepassing van hernieuwbare energiebronnen is om deze doelstellingen te behalen een must. Vlaanderen heeft zich daarnaast als doel gesteld om tegen 2010 6% van zijn elektriciteitsverbruik uit hernieuwbare energiebronnen te halen. Op korte termijn zal een aanzienlijk gedeelte daarvan uit windenergie gehaald dienen te worden. Naast het aandeel groene stroom, afkomstig van windturbines op zee, zal er om hieraan te voldoen ook een opstelling van een bijkomend vermogen van 450 MW aan windturbines op land in de periode 2005-2010 nodig zijn. Daarmee zal Vlaanderen ongeveer 900GWh groene stroom kunnen produceren. (Bron : Omzendbrief EME/2006/01-RO/2006/0: Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines). 900 GWh windenergie op land zal een besparing van 0,7 miljoen ton CO2 per jaar opleveren. Daarnaast ook 175 ton SO2en 350 ton NOx per jaar. De vermindering van externe kosten, d.w.z. kosten door broeikaseffect, grondstoffenverbruik, schade aan de volksgezondheid, aantasting gebouwen, enz… door het vermijden van 1000 GWh energieopwekking d.m.v. fossiele brandstoffen wordt geraamd op 32 miljoen euro per jaar. Als we daarnaast ook voldoende inspanningen doen om efficiënter met energie om te gaan, kunnen we onze lucht heel wat zuiverder krijgen en klimaatveranderingen een halt toe roepen. Ook worden we door het investeren in windenergie minder afhankelijk van landen, waaruit de fossiele brandstoffen dienen aangevoerd te worden en van prijsschommelingen. Momenteel zijn er in Vlaanderen naar schatting 1227 voltijdse equivalenten werkzaam in de hernieuwbare energiesector. Windenergie neemt hier een belangrijke plaats in. (bron : omzendbrief EME/2006/01-RO/2006/02 : afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines). In Europa zijn dat er naar schatting zo’n 70.000 voltijdse equivalenten in de windenergiesector aan het werk (bron : ODE Vlaanderen ) 2. Stand van zaken Momenteel bengelt België met minder dan 1% windenergie aan de staart van het Europees peloton. Een inhaalbeweging is dus nodig. In mei 2007 stonden in Vlaanderen 117 windturbines opgesteld met een totaal vermogen van 150 MW (bron : ODE Vlaanderen). In West-Vlaanderen stond er op dat moment 47,8 MW aan windvermogen, ongeveer 1/3 van het Vlaamse vermogen, opgesteld. Daar West-Vlaanderen de windrijkste provincie van ons land is, zal hier zeker nog een gedeelte van het streefvermogen gepland worden.
3. Het belang van windenergie voor gemeenten Milieuwinst Elke KWh windenergie bespaart 0,33 m³ aardgas en daarmee 680 g CO2 (bron : Wind Service Holland). Tegenwoordig plaatst men windturbines van 2 MW, die gemiddeld 4,2 miljoen kWh per jaar produceren (bron : ODE). Een gemeente, die 1 windmolen van 2 MW plaatst, bespaart dus jaarlijks 1.386.000 m³ aardgas ofwel 2856 ton CO2. 1 windmolen van 2 MW voorziet 1200 huishoudens van stroom. Een praktijkvoorbeeld : In Ieper wil Aspiravi i.s.m. Electrawinds, Colruyt en SPE power bij een industrieterrein 9 windturbines van 2 MW plaatsen. Stad Ieper kan hiermee dus 10800 huishoudens , m.a.w. ongeveer 2/3 van zijn huishoudens voorzien van stroom. Ieper zal daarmee zo’n 12,5 miljoen m³ aardgas en 25.704 ton CO2 besparen. Een aanzienlijke bijdrage dus voor de luchtkwaliteit en de klimaatverandering Ter info : Ieper heeft zo’n 35000 inwoners = ca. 14580 huishoudens (een gemiddeld Vlaams huishouden bestond, volgens het milieurapport 2005, in 2004 uit 2,4 personen). Economische versterking Windenergie creëert plaatselijk werkgelegenheid en een innovatieve en economische impuls. Ook voor landbouwers kan het een nevenbron zijn van inkomsten. In de vorige omzendbrief was dit laatste nog een probleem, daar de landbouwer zelf de helft van de geproduceerde energie moest gebruiken. Bij de nieuwe omzendbrief van voorjaar 2006 is dit echter aangepast en nu kunnen windprojecten in principe in alle landbouwgebiedendie voldoen aan de afwegingsprincipes van de omzendbrief en die ruimtelijk in aanmerking komen voor de inplanting van windturbines. Gemeenten kunnen de initiatiefnemers/projectontwikkelaars ook wijzen op de mogelijkheid van financiële participatie door omwonenden (zoals in Eeklo bij het project van Ecopower is gebeurd – zie voorbeelden & www.ecopower.be ). Extra gemeentelijke inkomsten Voor windenergieprojecten is de belangrijkste steunmaatregel de vergoeding via groenestroom-certificaten. Dit is een officieel bewijsstuk, uitgereikt door de VREG, dat aantoont dat een producent 1000 kWh groene stroom heeft opgewekt en aan het net geleverd. De eigenaar van de windturbine ontvangt deze groene stroomcertificaten, die aan een elektriciteitsleverancier kunnen verkocht worden. Elektriciteitsleveranciers moeten ook bewijzen dat ze aan de minimumverplichting aandeel in groene stroom in hun elektriciteitsleveringen voldoen. Vandaar dat deze certificaten opbrengen op de vrije markt. Wanneer gemeenten mede-eigenaar worden van een windturbine kunnen ze ook een deel van de winst van opstrijken. Geschikte inplantingplaatsen voor windturbines zijn gegeerd door de projectontwikkelaars. Wanneer een projectontwikkelaar zich aanbiedt, heeft de gemeente er alle belang bij met de projectontwikkelaar aan tafel te gaan zitten om ook de voordelen voor de gemeente te bespreken. Wanneer de gemeente een pro-actief beleid voert t.o.v. windenergie en dus zelf een geschikte locatie zoekt, waar een windproject in hun gemeente kan ingeplant worden, kan men zelf verschillende mogelijke projectontwikkelaars aanspreken. In dit geval zijn er nog meer win-win situaties mogelijk. Positief milieu-imago De realisatie van goede windprojecten heeft een gunstig effect op het milieu-imago van de gemeente. Versterking van het landschap. In sommige gevallen worden windprojecten erkend als een versterking van het landschap. In Zeebrugge bijvoorbeeld zijn de windturbines op de strekdam ondertussen vergroeid met het landschap. Ook in Eeklo worden de windturbines niet meer als storend ervaren, maar als een deel van de identiteit van deze stad. 5. Het belang van draagvlak voor windprojecten 5.1. Wat is draagvlak Men dient wel onderscheid te maken tussen bestuurlijk draagvlak en het maatschappelijk draagvlak : -
Het bestuurlijke draagvlak, dat nog kan onderverdeeld worden in het politieke en ambtelijke draagvlak, is de positieve of neutrale houding ten opzichte van een bepaald item binnen het beleid.
-
Het maatschappelijk draagvlak is de positieve of neutrale houding van betrokken maatschappelijke actoren t.o.v. van een bepaald item. Binnen het maatschappelijk draagvlak kan men ook nog onderscheid maken tussen draagvlak bij de bevolking (burgers individueel en publieke opinie) en bij het maatschappelijke middenveld (sociale bewegingen en actiegroepen).
Men maakt ook onderscheid in activiteitsgraad van draagvlak (bron : viWTA). : -
Passief draagvlak : bv. de publieke opinie. Dit is een bestaande, maar niet geuite publieke voorkeur t.a.v. een bepaald thema. 2 zaken zijn hierbij heel belangrijk : kennis van het publiek en houding van het publiek : hoe belangrijk vindt men het ? Hoe staat men er gunstig of ongunstig tegenover? Wat vinden verschillende actoren, doelgroepen? Wil men er in investeren? Wanneer men meer over deze 2 aspecten (kennis en houding) weet kan men er op inspelen, door bv. meer kennis aan te reiken of investeringsmogelijkheden.
-
Geactiveerd draagvlak : een voorkeur wordt geuit door een individuele daad of collectieve actie, bv. door een petitie of een protestactie,.. Op het vlak van windenergie kan dit zijn : kiezen voor groene stroom, actiegroep oprichten tegen plaatsing turbines,…
-
Institutioneel draagvlak : wanneer individueel of collectief engagement een meer permanent en georganiseerd karakter krijgt , bv. de oprichting van een NGO met een vzw-structuur, die ijvert voor meer windenergie in Vlaanderen
Inherent aan een democratie is dat het maatschappelijk draagvlak kan evolueren tot politiek draagvlak. Dit kan bottom-up zijn. Bv. coöperatieve van private investeerders willen met participatiemogelijkheid voor omwonenden een windproject opstarten in een bepaalde gemeente. Er is maatschappelijk draagvlak voor in de gemeente. De gemeente wordt hierdoor naar een positief standpunt t.o.v. het windproject in haar gemeente gestuwd. Dit gebeurde bv. bij het windproject De Put van Beauvent in Diksmuide. 5.2. Het belang van sensibilisatie, communicatie & participatie voor het creëren van maatschappelijk draagvlak voor windprojecten. Maatschappelijk draagvlak is belangrijke succesfactor voor het beleid. Het betrekken van verschillende betrokken partijen leidt tot breder gedragen beslissingen en gemakkelijker uitvoerbaar beleid. Als de bevolking en het middenveld het niet ziet zitten, stuit men immers op veel weerstand, wat het bereiken van de doelstelling zal bemoeilijken. Investeren in draagvlakontwikkeling is daarom van groot belang voor het beleid. Participatie kan hiertoe bijdragen. Participatie impliceert een interactief beleidsproces. Politici zijn hier niet altijd even enthousiast over, want dit is omslachtiger en de uitkomst geeft misschien een ander resultaat dan gewenst. Soms kan participatie ook tot polarisatie leiden, waardoor het draagvlak eerder afneemt. Uit onderzoek is gebleken dat burgers negatiever regeren wanneer ze een gevoel van vervreemding hebben t.o.v. genomen beslissing. Ze willen weten door wie, waarom en hoe een beslissing genomen is en welke argumenten doorslaggevend waren. Burgers blijken vooral een probleem te hebben met het verdoezelen van onzekerheden en met het feit dat er te weinig rekening met hen wordt gehouden bij het nemen van een beslissing. Ook wat betreft windenergie worden onzekerheden zelden aangegeven en ook worden er zelden keuzemogelijkheden aan betrokkenen gegeven. In de praktijk is gebleken dat burgers de discussie vaak aangaan vanuit een breder perspectief : welk publiek belang en gedeelde waarden dienen de plannen? Argumenten i.v.m. goed leven en een duurzame toekomst slaan wel degelijk aan. Er moet ook vertrouwen zijn in het participatieproces. Je hebt dan ook heel wat verschillende vormen van participatie. Uit onderzoek is gebleken dat informeren van de burgers enkel goede resultaten geeft wanneer er vanaf het begin participatie is met reële invloed op vorm, inrichting en locatie. De slaagkans van een windproject is sterk gerelateerd met het maatschappelijke draagvlak of positieve houding van betrokken maatschappelijke actoren ervoor. Ervaringen in binnen- en buitenland hebben bewezen dat ook voor een geslaagde realisatie van hernieuwbare energieprojecten diverse vormen van participatie essentieel zijn. Dit zowel voor grootschalige projecten van projectontwikkelaars als voor kleine projecten van coöperatieve vennootschappen. (bron : Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technisch Aspectenonderzoek (viWTA). Bij de ANRE- enquête van 2003 over energiezuinig gedrag in huishoudens stond 50% van de respondenten positief t.o.v. het plaatsen van windmolens, 19% weet het niet en 33% is tegen het plaatsen van windmolens, waarvan een kleine minderheid 5,3 % vindt dat windprojecten nergens kunnen. 32 % is echter tegen windmolens in de eigen buurt. Er is dus duidelijk sprake van het NIMBY (“not in my backyard”)-effect. Maar zoals reeds gezegd, kan een goede communicatie en informatie over een gepland project, gecombineerd met participatiemogelijkheden voor de betrokken maatschappelijke actoren bij een windproject meer draagvlak scheppen en dit NIMBY-effect minimaliseren. Draagvlak ontstaat echter niet vanzelf. Betrokken partijen bij het project kunnen het project negatief waarderen. Bij windprojecten, met toch een aanzienlijke impact op de directe omgeving, is dat niet ongewoon. Mensen hebben onvoldoende kennis om te weten wat de verandering juist zal inhouden en vrezen het ergste. Uit
onderzoek is ook gebleken dat één van de belangrijkste niet-technologische belemmeringen voor het succesvol realiseren van geplande windprojecten het gebrek aan doelgerichte informatie is. Vooroordelen i.v.m. mogelijke hinder kunnen weggenomen worden door : ♦
Juiste en objectieve informatieverstrekking in een zo vroeg mogelijk stadium.
♦
Het aanbieden van participatiemogelijkheden aan de bevolking. Participatie kan gaan van een symbolische deelname (vragen naar de mening van betrokkenen op een uitgewerkt plan en hier dan al dan niet rekening mee houden) tot werkelijke controle van de betrokken actoren over de besluitvorming en besteding van de middelen en dit van in een vroeg stadium van het project. Specifiek voor windprojecten zijn er 5 participatieniveau’s : (bron viWTA) : - Informatieverstrekking : info-avond, deur-aan-deur-folder, bezoek aan een bestaand project,.. - invitatie, consultatie, deliberatie : bv. d.m.v. een enquête consulteren over de keuze van locatie, zitdagen organiseren om evt. bezwaren te behandelen,… - financiële participatie : bv. een individueel geïnteresseerde kan een directe financiële bijdrage leveren aan een investering in hernieuwbare energieprojecten ; energieleveranciers die via groenfondsen particulieren mogelijkheden bieden om te investeren in wind : bij coöperatieve verenigingen met beperkte aansprakelijkheid kunnen deelnemers aandeelhouders worden. - partnerschap : omwonenden of grondeigenaren stichten samen met een bank of energiebedrijf een rechtspersoon, die het project opricht. gemeenschappelijke exploitatie : een gemeente kan bv. samen met een projecteigenaar in een windturbine-project oprichten en exploiteren.
♦
Een goed communicatieplan, met aandacht voor : . - Systematisch betrekken van àlle doelgroepen. Wanneer men doelgroepen slechts fragmentair betrekt, kan dit eerder argwaan opleveren. Men krijgt het gevoel voor de kar gespannen, gemanipuleerd te worden. - Transparantie van het proces en integratie in de technische procedure - Betrouwbare en volledige informatieverstrekking - Professionele begeleiding en evaluatie d.m.v. indicatoren.
5.3. Het belang van politiek en ambtelijk draagvlak op gemeentelijke niveau. De houding van gemeentelijke administratie en gemeenteraad t.o.v. van hernieuwbare energie in het algemeen en t.o.v. windprojecten in hun gemeente in het bijzonder, is bepalend voor de investering die een gemeente wil doen om er meer maatschappelijke draagvlak voor te krijgen. De gemeente speelt dan ook verschillende rollen m.b.t. de realisatie van een windproject. Politiek draagvlak voor hernieuwbare energie en meer specifiek voor windenergie is er in de meeste politieke partijen wel. Op gemeentelijk niveau is dit draagvlak echter meestal passief en niet geactiveerd. Het blijft meestal beperkt tot het uitdelen van brochures. 5.3.1. Rollen van de gemeente Het lokaal beleidsniveau staat dichtst bij de burger en is het ideaal niveau voor informatiedoorstroming en het stimuleren van draagvlak voor windprojecten. Een gemeentebestuur speelt zeker niet alleen een cruciale rol in het welslagen van een windproject. Onder andere ook adviesgevende Vlaamse instanties zoals het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed, de beslissing van de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar en verenigbaarheid met wettelijk kader, bestemmingsplannen en zoekzones spelen hier een belangrijke rol.. Maar toch vervullen gemeenten nu vaak nog enkel een passieve rol. Dit is belemmering voor de vooruitgang van hernieuwbare energie. Lokaal draagvlak voor windturbines is daarom essentieel. Communicatie en participatie zijn de 2 sleutelbegrippen die dit vergroten. Beleidsmaker : De gemeente treedt op als overheid en neemt in die positie een houding aan t.o.v. windmolens in haar gemeente. Bij een concrete aanvraag is de gemeente verplicht deze rol te vervullen en een standpunt in te nemen t.o.v. van de aanvraag. Een gemeente kan er ook voor kiezen een pro-actief locatiebeleid te voeren voor windprojecten. Ze neemt dan windprojecten op in haar milieubeleidsplannen, gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen enz… Dit zoeken van een geschikte locatie kan best ook samen met buurgemeenten gebeuren, gezien de impact van windmolens en om versnippering tegen te gaan. Bovendien dienen zoekzones ook afgetoetst met hogere overheden. De ambitie om windenergie te creëren wordt bovendien best ook, per regio, vastgelegd in het streekpact. Deze aanpak is te verkiezen boven een ad hoc aanpak, wanneer het probleem zich stelt. De gemeente kan dan door een pro-actief beleid t.o.v. windprojecten immers zelf de voorwaarden, waaraan potentiële projecten moeten voldoen, aangeven. De gemeente heeft dan ook zelf een toetsingkader voor mogelijke
toekomstige aanvragen van projectontwikkelaars uitgewerkt. Dit zal ook de kwaliteit en het imago van eventueel gerealiseerde projecten vooruithelpen. Ter info : Veurne bv. heeft reeds gewerkt met een “Openbare kandidatuurstelling windenergie”: kandidaatuitbouwers van windturbines moesten zelf een plan indienen. Een geschikt locatie zoeken doet men, bij voorkeur, in samenspraak met de burgers, bv. d.m.v. een enquête. Ook met de grondeigenaren en andere betrokken partijen kan men reeds pro-actief bekijken hoe zij tegenover mogelijke windproject-plannen staan. Wanneer er éénmaal een locatie is met een brede consensus, wordt daar best over teruggekoppeld naar de bevolking. Dit schept duidelijkheid voor alle betrokken van projectontwikkelaars tot omwonenden. Ook zijn er op die manier minder bezwaarschriften te verwachten. Kostbare tijd kan hierdoor wordt gespaard. Vergunningverlenende instantie. Bij een concrete aanvraag voor een windproject tot 5 MW is de gemeente verplicht al dan niet een milieuvergunning te verlenen. Men is dan verplicht een standpunt in te nemen t.o.v. een voorgesteld project. Wanneer een gemeente een vergunning weigert, kan de aanvrager hiertegen in beroep gaan bij de Bestendige Deputatie. Het ook de taak van o.a. de gemeente om een projectontwikkelaar te wijzen op wettelijke aspecten, zoekzones, haalbaarheid van locaties. Stimulator : De gemeente kan optreden als een stimulator van windenergie door zich positief op te stellen t.o.v. voorstellen voor windprojecten in haar gemeente. Men wil dan meedenken over een geschikte locatie, reageert positief op de voorstellen van de projectontwikkelaar of tracht door sensibilisatie, communicatie en participatie het nodige draagvlak voor het project te creëren bij de betrokken partijen. Initiatiefnemer : De gemeente kan ook zelf initiatiefnemer zijn en er voor zorgen dat er ruimte voorzien is voor mogelijke windprojecten. Ze kan dan projectontwikkelaars aanspreken om voorstellen een project te ontwikkelen voor de voorgestelde locatie. (zie ook bij beleidsmaker –pro-actief ) Bovenstaande rollen kan men onderverdelen in verplichte en wenselijke rollen van de gemeente ten opzichte van windenergie. Minimaal dient de gemeente, wanneer er door een projectontwikkelaar een voorstel wordt gedaan, voorbereid en geïnformeerd te zijn over voor- en nadelen van windprojecten. Ook dient zij te weten wat hogere overheden op dit vlak van gemeenten verwachten en ook hoe ze deze rol optimaal kan vervullen. Om in een vaak geladen discussie over concrete projecten zijn mannetje te kunnen staan, ontbreekt het veel gemeenten wel aan de benodigde kennis. Dat blijkt dan vaak een belangrijke belemmering voor de implementatie van windprojecten. Daarnaast zijn er ook weinig voorbeeldprojecten, waar de gemeente, op het vlak van manieren om draagvlak te verhogen, inspiratie kan bij opdoen. Ook vorming of professionele begeleiding, specifiek op dit vlak, zijn moeilijk te vinden. De nota in bijlage geeft actuele achtergrondinformatie over windenergie, waarmee u de meest voorkomende tegenargumenten kunt weerleggen. Deze nota wil een eerste stap te zijn naar meer actuele kennis over de impact van windturbines. In Nederland hebben het Rijk, de Provincies en de gemeenten in 2001 reeds gezamenlijk de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) ondertekend. De bedoeling van BLOW is dat al deze overheden zich verbinden om voorwaarden te scheppen en marktpartijen te prikkelen, zodat er finaal meer windenergie gerealiseerd wordt. Concreet moest ook tegen 2005 1500MW opgenomen zijn in Nederlandse bestemmingsplannen. Eind 2005 stond in Nederland 1224 MW windvermogen d.m.v. 1709 windturbines opgesteld. In Vlaanderen bestaat een dergelijke overeenkomst niet. Daarom is men hier dikwijls niet geneigd om meer draagvlak voor windprojecten te stimuleren. 5.4. Mogelijke rollen van een gemeente in diverse scenario’s Indien er nog geen concrete aanvraag door een projectontwikkelaar is gebeurd, kan de gemeente : Proactief locatiebeleid voeren door een (ruimtelijke) visie t.a.v. windenergie /hernieuwbare energie te ontwikkelen. (zie rollen van de gemeente – beleidsmaker). Dan moet ze niet ineens halsoverkop beginnen communiceren n.a.v. de aanvraag van een projectontwikkelaar voor een windproject in de gemeente. Bij crisiscommunicatie zit men immers altijd in het verweer. Als men zelf de eerste is om te communiceren, kan men alles veel meer in eigen hand houden. Hogere overheden zouden ook dit participatieproces kunnen stimuleren, door bv. subsidiemogelijkheid voor gemeenten, die professionele begeleiding, communicatieplan of
communicatiemiddelen willen inzetten om draagvlak te creëren. Men zou een communicatieplan ook kunnen opleggen via het hernieuwbaar energiebeleid (zie ook over BLOW – bij rollen van de gemeente). Indien er wel een voorstel van een projectontwikkelaar voor een bepaalde gemeente is : Momenteel wachten projectontwikkelaars, omwille van de concurrentie, vaak tot ze opstalrecht hebben voor een bepaalde locatie, alvorens ze plannen aan de betreffende gemeente bekend maken. Maar zelfs als de bekendmaking van windplannen pas aan de gemeente gebeurt, wanneer er al een concreet plan is, kunnen gemeenten zich toch nog coöperatief opstellen ten opzichte van de initiatiefnemers. Gemeenten hebben deze veel te bieden. Wanneer zij als beleidsmaker en vergunningverlenende overheid immers positief staan ten opzichte van de aanvraag heeft een project veel meer slaagkans. Ze hebben bovendien een niet te onderschatten impact als stimulator van meer draagkracht bij de betrokken partijen. 6.
Aanbevelingen m.b.t. communicatiestrategie.
Of de gemeente nu in een pro-actieve fase, d.w.z. als er nog een houding t.o.v. windprojecten in de gemeente of een mogelijke locatie ervan gezocht wordt, of in de fase dat er een concrete aanvraag is in beide gevallen is communiceren met mogelijke betrokken actoren de boodschap. Dit verloopt het best en het effectiefst als er een communicatieplan wordt opgesteld. Eerste stappen hierbij zijn uiteraard : 1. -
2. -
3.
Onderzoeken wie betrokken partijen zijn. Betrokken maatschappelijke actoren bij windprojecten zijn meestal : Overheden : Gemeente, buurgemeenten, provincie Investeerders : projectontwikkelaars, energiedistributiebedrijven, grondeigenaars, individuele investeerders (al dan niet georganiseerd in een vereniging of coöperatieve) Lokale betrokken : omwonenden, grondgebruikers, stroomafnemers (industrie) Belangengroepen : n&m-verenigingen, landbouwverenigingen, actiegroepen, enz… Onderzoeken wat de mogelijke belangen zijn voor de betrokken partijen bij het windproject en dit communiceren. Deze belangen kunnen zijn : Voor omwonenden Voor het nabijgelegen industriegebied Voor de landbouwer, die zijn grond ter beschikking stelt Voor de burgers van de gemeente in het algemeen Onderzoeken over welke kennis de betrokken partijen beschikken en welke kennis ontbreekt.
Op basis van deze kennis kan men dan inschatten welke mogelijkheden er zijn om bij deze betrokkenen een draagvlak te verkrijgen voor het project en een communicatieplan opmaken om deze partijen te benaderen. Brede betrokkenheid van in een vroeg stadium geeft meer slaagkans voor een project en het versnelt het hele proces tussen ontwerp en uitvoering. Het communicatieplan kan best ook volgende stappen bevatten : o o o
Onderzoeken hoe men deze kennis kan aanvullen Informeren met objectieve info over voor- en nadelen windprojecten.- eventueel gediversifieerd per doelgroep. Lijstje van diverse communicatiemogelijkheden : brochures, info-avonden, excursies,…
o
bepalen wie voor het ontwikkelen van draagvlak gaat zorgen. Dit kan de projectontwikkelaar, gemeente of een andere instelling, bv. een communicatiebureau of een gespecialiseerde organisatie als ODE zijn.
o
bepalen op welke wijze en wie wanneer welke actor gaat beïnvloeden. Bepalen Welke middelen men zal inzetten en wie welke actoren met elkaar in contact brengt en op welke wijze. Deze zaken worden samengevat in een communicatieplan. In bijlage zitten enkele schematische voorbeelden: een die ervan uitgaat dat de projectontwikkelaar de communicatie coördineert en een ander dat er van uitgaat dat de gemeente dit doet.
o
Onderzoeken hoe de verhoudingen tussen de verschillende betrokken partijen zijn : hebben ze een gemeenschappelijk belang of nadeel, hebben ze tegenstrijdige belangen en dan hier een oplossing proberen voor te vinden.
o
Organiseren van Inspraak- en overlegmomenten. Bv. gemeente heeft een aantal mogelijke locaties voor een windproject geselecteerd en ondervraagt haar burgers d.m.v. een enquête
over hun voorkeur. Of de gemeente houdt enkele zitdagen, waarop omwonenden van een voorgesteld project met vragen, twijfels of tegenargumenten kunnen langs komen. Men kan een referendum organiseren, enz… o
Inplannen van Terugkoppelingsmomenten. Wanneer resultaten van een inspraak- of overlegmoment bekend zijn, is het aan te bevelen om deze terug te koppelen aan betrokkenen bv. door middel van gemeentelijk infoblad.
Belangrijke elementen om in het oog te houden bij de communicatiestrategie zijn : - In het communicatieplan legt men de verschillende communicatiestappen best ook vast in tijd. Het is ook van belang dat deze stappen dan ingebouwd worden in de planning van de mensen en diensten, die er zich mee dienen bezig te houden. Een tussentijdse evaluatie en, indien nodig, bijstelling van de communicatiestrategie, kan men best ook inplannen. - Een vereiste is alleszins dat er op het bestuurlijke niveau en bij de omwonenden aan een zekere basiskennis gewerkt wordt. Voor windenergie is dit niet evident. Hernieuwbare energie in het algemeen en windenergie in het bijzonder evolueren snel en zijn een complexe materie. Er moet dan ook voldoende aandacht gaan naar het laagdrempeligheid van de informatie. Opeenvolgende enquêtes kunnen de impact van de informatiseringcampagne in kaart brengen. - Waardeer elke betrokken partij : wat is hun belang bij het project, welke positieve of negatieve invloed kunnen zij er op uitoefenen, welke positieve of negatieve invloed kunnen zij ervan ondervinden, is het een sterke of een zwakke kracht, welke ontwikkelingsmogelijkheden zijn er. De belangen van een bepaalde groep kunnen sterker doorwegen dan die van een andere groep. Erkenning van het belang van netwerken en sociale scheidingslijnen is een noodzakelijke voorwaarde. - Bepaal duidelijk welke doelstellingen je met de diverse doelgroepen wil bereiken en het gewenste niveau van participatie. Wees transparant ten opzichte van de betrokkenen over het gekozen traject. Geef betrouwbare, toegankelijke en volledige informatie - Een standaardprocedure maken voor de afhandeling van bezwaren. Bezwaren serieus behandelen en samen met de betreffende personen proberen komen tot voorstellen tot verbetering. Toegang tot volledige en verstaanbare informatie. Ook informatie op maat en antwoorden geven op specifieke vragen. - Koppel resultaten van inspraakmomenten, enquêtes terug naar de relevante actoren. Argumenteer waarom men keuzes maakt. Betrokkenen voelen zich op die manier gehoord en gerespecteerd. Wanneer men bv. d.m.v. een enquête te weten komt dat 80 % achter een bepaalde locatie staat en men koppelt dit terug naar betrokkenen, zullen zij die er niet achterstaan, zich hier beter bij kunnen neerleggen. Toegankelijkheid en openbaarheid van documenten is hierbij ook aan te bevelen. Het toepassen van communicatieplannen in enkele voorbeeldprojecten, zou er toe kunnen bijdragen dat er een soort code van de goede praktijk zou kunnen ontwikkeld worden voor het scheppen van draagvlak en participatie bij windprojecten. Deze voorbeelden zouden dan een belangrijke hulp kunnen aan gemeenten, waar toegepaste voorbeelden momenteel nog niet voor handen zijn. 6.1. Schematisch voorbeelden van communicatieplannen– zie bijlages. 7. Rol van de Provincie De Provincie heeft milieuvergunningverlenende bevoegdheid voor projecten van meer dan 5 MW. Provincies dienen ook advies te geven over gemeentelijke projecten. Er werd een ‘Inpasbaarheidskaart Landschap WestVlaanderen’, opgemaakt door studiebureau Aeolus in opdracht van het toenmalige ANRE (Vlaamse gemeenschap, 2002). Daarnaast is er een ambtelijke discussienota met voorstel tot beleidskader voor windturbines in West-Vlaanderen (Provinciale dienst Drum, 2004). Het provinciaal niveau is het ideale bestuursniveau om een aangepast vormings- en informatie-aanbod te voorzien voor gemeentelijke beleidsvoerders en ambtenaren. Ook deze leidraad om gemeenten aan te zetten tot het creëren van meer draagvlak voor windprojecten en de informerende nota, die een actuele stand van zaken geeft over windenergie wil, zijn gemaakt in opdracht van Provincie West-Vlaanderen en passen in dit kader. Ze hebben de bedoeling een stimulans te zijn voor meer opgesteld vermogen aan windenergie in West-Vlaanderen. 8. Hoe doet men het elders? Voorbeelden van instrumenten, die kunnen ingezet worden voor het verhogen van lokaal draagvlak. - In Nederland heeft het IVAM (= milieukundig advies- en onderzoeksbureau van de werkgroep milieukunde van de Universiteit van Amsterdam) een draagvlaktest ontwikkelt om te onderzoeken hoe burgers over een windenergie en een potentiële windturbine –locatie beoordelen. Deze doet door middel
van een schriftelijke enquête een schriftelijke steekproef. De resultaten vormen een solide basis voor besluitvorming en opzetten van communicatie met de burgers (www.ivam.nl). -
In Nederland heeft het VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) reeds in 2003 een eerste leidraad geschreven over hoe gemeenten kunnen werken aan meer het stimuleren van windenergie. Dit document is verschenen onder de titel : “ Gemeenten aan de wind” (www.sgbo.nl – bij dienstverlening , ga dan naar gebiedsontwikkeling).
- Consulting communities : a renewable energy toolkit, (geschreven in opdracht van het Department Trade en Industry –UK government) heeft de ervaring bij de implementatie van een windenergieproject in Wales uitgewerkt tot een algemene leidraad, die ook kan toegepast worden op andere duurzame energieprojecten - Nationaal Park Hoge Kempen. Hierbij werd een gebied van 5700 ha als natuurgebied afgebakend . Dit had heel wat consequenties voor o.a. de bewoners, bedrijven en landbouwers van dit gebied landbouwers, die zich dit gebied bevonden. Deze procedure is goed verlopen door een doorgedreven en goed voorbereide communicatie met alle betrokkenen. Meer info : Johan Vandenbosch, projectleider Nationaal Park Hoge Kempen. www.nationaalhogekempen.be . - De Limburgse minigemeente Herstappe (80 inwoners) wil door middel van een windmolen volledig CO2neutraal worden. 9. Bronnen - Omzendbrief EME/2006/01-RO/2006/02 : afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines - “Is er plaats voor hernieuwbare energie in Vlaanderen? Samenvatting van het rapport van de viWTA (Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek) – 2004 - “Energiezuinig gedrag van de Vlaamse huishoudens” enquête in opdracht van de afdeling Natuurlijke rijkdommenen en energie van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap-2003. - “ Voortgang Vlaams Klimaatplan 2006-2012. Maart 2007”. - “Windenergie in het Meetjesland”. Streekvisie voorstel – december 2003 - “Gemeenten aan de Wind. Belang en mogelijkheden voor gemeenten om windenergie te stimuleren.”- VNG (Vereniging van Nederlandse gemeenten), Den haag 2003. - “Alles in de wind-vragen en antwoorden over windenergie” –ECN, Petten 2004 - “Zin tegen onzin over windenergie” - Nieuwsbrief ODE- juli 2006²