H200625 Institutionele voorwaarden voor zelfstandig ondernemerschap Literatuuroverzicht over de rol van ondernemerschapsbeleid
drs. K. Suddle dr. A.R.M. Wennekers
Zoetermeer, December, 2006
Onze dank gaat uit naar dr. Ingrid Verheul voor haar waardevolle suggesties.
Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
Het theoretische raamwerk
7
2.1
Inleiding
7
2.2
Determinanten van zelfstandig ondernemerschap
7
2.3
Overheidsbeleid
9
3
Overzicht empirie startersbeleid
13
3.1
Inleiding
13
3.2
Empirisch onderzoek ondernemerschapsbeleid
13
3.3
Mogelijkheden voor toekomstig onderzoek
19
Literatuurlijst
21
Bijlagen I
Empirische studies
28
II
Overige studies
37
3
1
Inleiding
Sinds verscheidene jaren verricht EIM, in samenwerking met de Erasmus Universiteit Rotterdam en andere universiteiten in binnen- en buitenland, onderzoek naar de determinanten van het niveau van (nieuw) ondernemerschap in een land of regio. Het gaat daarbij om economische, technologische, demografische, culturele en institutionele factoren. In de wetenschappelijke literatuur is er al veel verschenen op het gebied van de determinanten van ondernemerschap. Naast theoretische artikelen is er ook empirisch onderzoek gedaan naar het effect van deze determinanten op (nieuw) ondernemerschap. Met name op het gebied van economische, demografische en perceptuele variabelen is het een en ander verschenen. Dit rapport gaat vooral in op de institutionele determinanten van de mate waarin de bevolking van een land kiest voor een eigen bedrijf in plaats van een baan in loondienst. Vanwege het grote maatschappelijk belang van ondernemerschap en met name van de (potentiële) toestroom naar ondernemerschap1 (zie Wennekers et al., 2005) bestaat er vooral behoefte om meer inzicht te krijgen in de effecten van overheidsbeleid op het aantal ‘nascent entrepreneurs’ 2 en starters. Deze oriënterende studie tracht hieraan tegemoet te komen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een theoretisch raamwerk dat de rode draad zal vormen in dit rapport. Dit rapport beoogt een oriënterend overzicht te verschaffen van de tot nu toe verschenen empirische literatuur op het gebied van overheidsbeleid met betrekking tot nieuw ondernemerschap. Aan de hand van deze studie kan dan vastgesteld worden in hoeverre er kennis beschikbaar is over de effecten van het voor bedrijfsoprichtingen relevante beleid. Tevens geeft dit aanwijzingen naar welke beleidsonderwerpen onderzoek gedaan dient te worden in de toekomst.
1
Dit omvat zowel prestarters als nieuwe bedrijfsoprichtingen, en we zouden hier ook het latente ondernemerschap (prevalentie van wensen of intenties om ondernemer te worden) toe willen rekenen (voor het belang daarvan, zie column Roy Thurik in FD 26 juli 2005).
2
Met ‘nascent entrepreneurs’ wordt gedoeld op de individuen die actief bezig zijn met het opstarten van een nieuwe onderneming. ‘Nascent’ ondernemerschap is een onderdeel van ‘nieuw’ ondernemerschap, dat ook de daadwerkelijke bedrijfsoprichtingen omvat.
5
2
Het theoretische raamwerk
2.1
Inleiding In dit hoofdstuk zal het theoretische raamwerk besproken worden dat de leidraad vormt voor de overzichtsstudie. Dit raamwerk verschaft een kader voor het verklaren van ondernemerschap. De aandacht zal met name uitgaan naar de institutionele determinanten van ondernemerschap. In het raamwerk zijn deze determinanten onderverdeeld naar vijf typen beleidsinstrumenten. Deze komen in het vervolg aan bod.
2.2
Determinanten van zelfstandig ondernemerschap In Wennekers (2006) wordt een theoretisch raamwerk gepresenteerd waarmee het niveau van het zelfstandig ondernemerschap verklaard kan worden1. Dit multidisciplinaire raamwerk gaat in op de verbanden tussen verschillende geaggregeerde determinanten en het niveau van ondernemerschap. Tevens worden verbanden gelegd met de prestaties van ondernemers en worden feedbackmechanismen geschetst. In figuur 1 is dit raamwerk weergegeven. Het multidisciplinaire raamwerk maakt een onderscheid tussen drie analyseniveaus, te weten (a) het individuele niveau van ‘nascent’ ondernemers en zelfstandig ondernemers, (b) het bedrijfsniveau van nieuwe ondernemingen en bestaande ondernemingen en tenslotte (c) het geaggregeerde niveau van ‘nascent’ ondernemerschap en zelfstandig ondernemerschap ten opzichte van de volwassen (beroeps-)bevolking. Verder wordt een onderscheid gemaakt in twee dimensies van ondernemerschap: een statische en een dynamische dimensie. Indicatoren vanuit dynamisch perspectief zijn ‘nascent entrepreneurial activity’ en het bruto aantal bedrijfsoprichtingen. Vanuit statisch perspectief is het aantal ondernemers een dimensie van de industriële structuur van de economie. Hierbij is het aantal ondernemers de belangrijkste indicator van ondernemerschap, waarbij een nader onderscheid gemaakt kan worden tussen ondernemers bij rechtspersonen en persoonlijke ondernemingen.
1
Een voorloper van dit raamwerk is gepresenteerd in Verheul et al. (2002).
7
Figuur 1 Raamwerk voor het verklaren van de ratio van zelfstandig ondernemerschap (Bron: Wennekers, 2006)
Het raamwerk bestaat uit twee modulen, waarbij de eerste module opgedeeld is in twee delen. Het eerste deel van Module I gaat in op de intermediërende invloed van maatschappelijke determinanten op de relatie tussen individuele overwegingen voor beroepskeuze en het geaggregeerde niveau van ‘nascent’ ondernemerschap. Hierbij wordt uitgegaan van de veronderstelling dat individuen op bepaalde momenten de afweging maken tussen een baan in loondienst en een eigen bedrijf. Bij het besluitvormingsproces worden de gepercipieerde risico’s afgewogen tegen de verwachte materiële en immateriële opbrengsten van beide opties. Deze afwegingen zijn mede gebaseerd op de relevante kansen voor ondernemerschap en de persoonlijke mogelijkheden. Het gewicht dat aan de diverse percepties gegeven wordt bij het beslissen, is afhankelijk van persoonlijke attitudes en voorkeuren. De relatie tussen individuele beroepsoverwegingen en de mate van ‘nascent’ ondernemerschap wordt beïnvloed door technologische, economische, demografische, culturele en institutionele voorwaarden. Het tweede deel van Module I geeft een overzicht van de relatie tussen het niveau van geaggregeerd ‘nascent’ ondernemerschap en het werkelijke niveau van ondernemerschap op landenniveau. Als werkhypothese wordt gehanteerd dat er een onderliggend evenwichtsniveau bestaat, dat ook wel het ‘natuurlijke’ niveau van ondernemerschap kan worden genoemd. Dit natuurlijke, ofwel optimale niveau van ondernemerschap wordt bereikt wanneer de bijdrage van ondernemerschap aan de economische groei maximaal is. Op basis van historische cijfers leek dit evenwichtsniveau sinds jaar en dag omgekeerd evenredig te zijn aan het peil van de economische ontwikkeling van een land. Recent onderzoek heeft echter uitgewezen dat er in veel landen sprake blijkt te zijn van een U-vormige relatie tussen ondernemerschap en economische ontwikkeling (zie bijvoorbeeld Wennekers et al., 2005). Tevens wordt aandacht besteed aan het correctiemechanisme (‘error correction’) in het geval het werkelijke niveau afwijkt van het veronderstelde evenwichtsniveau van ondernemerschap. De overheid kan bijsturen door vorm te geven aan effectief beleid op het gebied van startende ondernemingen.
8
Module II verdiept zich in de effecten van ondernemerschap op de prestaties van ondernemers en het tempo van economische groei. Hierbij komt de intermediërende rol van variabelen als innovatie, diversiteit, mededinging en herstructurering aan de orde. Verder wordt aandacht besteed aan feedback. Feedback speelt namelijk een essentiële rol in het verklaren van het niveau van nieuw ondernemerschap. Enerzijds is feedback toepasbaar op de voorwaarden voor ondernemerschap en anderzijds op het ondernemersproces, al dan niet naar aanleiding van de resulterende prestaties van ondernemerschap. Op individueel niveau betreft feedback vaak het leereffect en het creëren van rolmodellen. Op geaggregeerd niveau gaat het veelal om een herstructurering, leidend tot nieuwe ondernemende activiteiten. In hoofdlijnen zijn er vijf soorten determinanten1 van ondernemerschap te onderscheiden op macroniveau, te weten: o
economische determinanten (inclusief ontwikkelingsfase van een land, veranderingen in industriële structuur en werkloosheid)
o
technologische ontwikkelingen;
o
demografische factoren (zoals de leeftijdsverdeling, etnische samenstelling en aandeel van vrouwen in de beroepsbevolking);
o
sociale, culturele en psychologische factoren;
o
overheidsbeleid en overige instituties, zoals kennisinstellingen en kamers van koophandel.
In het vervolg van dit rapport zal vooral ingegaan worden op overheidsbeleid met een focus op macroniveau.
2.3
Overheidsbeleid Zoals reeds naar voren is gekomen, is overheidsbeleid één van de determinanten van ondernemerschap. Het ondernemerschapsbeleid maakt deel uit van het bredere institutionele kader2 en heeft invloed op de kansen voor ondernemerschap, op het (potentiële) aanbod van ondernemers en op diverse voorwaarden voor het uitoefenen van ondernemerschap. Het institutionele kader in een land bepaalt mede in hoeverre individuen ondernemerschap aantrekkelijk vinden als beroepsoptie, alsmede er daadwerkelijk voor kiezen. Er is daarbij sprake van formele en informele richtlijnen. De formele kaders vloeien voort uit wet- en regelgeving, terwijl aan de informele vorm gegeven wordt door de geldende normen en waarden3 in een bepaalde maatschappij. Formele en informele richtlijnen beïnvloeden elkaar over en weer. Er zijn in hoofdlijnen vijf typen beleidsmaatregelen, die voor ondernemerschap relevant zijn, te onderscheiden (zie figuur 1): o
G1, beleid gericht op het beïnvloeden van het aantal en de toegankelijkheid van ondernemerskansen;
1
Dit berust op een nadere samenvoeging van een indeling door Bais et al. (1995).
2
Het institutionele kader bestaat daarnaast uit alle andere relevante wetgeving. Ook worden organisaties zoals onderwijsinstellingen en werkgeversorganisaties tot het institutionele kader gerekend.
3
Dit wordt ook wel aangeduid als de cultuur.
9
o
G2, beleid gericht op het vergroten van de groep potentiële ondernemers door het beïnvloeden van de demografische samenstelling van deze groep;
o
G3, beleid dat gericht is op het beïnvloeden van de beschikbaarheid van middelen en vaardigheden in het kader van ondernemen onder de bevolking (‘cognitive environment’);
o
G4, beleid dat gericht is op het beïnvloeden van relevante normen en waarden van individuen en hun beroepsmatige preferenties (‘normative environment’);
o
G5, beleid dat gericht is op het besluitvormingsproces van individuen, met name de risicoperceptie ten aanzien van ondernemen (‘regulatory environment’).
G1
DEMAND
Opportunities Capabilities - resources - skills
SUPPLY
G2
Risk-reward profile
Preferences
G3
G4
entry / exit
E* E-E*
E
G5
Figuur 2 De rol van overheidsbeleid (Bron: Wennekers, 2006; Verheul et al., 2002)
In figuur 2 zijn de verschillende typen beleidsmaatregelen (G1 t/m G5) weergegeven in het kader van het theoretische raamwerk. De hoofdletter E staat voor het feitelijke niveau van ondernemerschap, terwijl E* het (gepercipieerde) natuurlijke niveau weergeeft. Ook is aangegeven op welke gebieden de beleidsmaatregelen zich richten. ‘Error correction’ houdt in dat het beleid (G) zich richt op het dichten van het gat tussen het (gepercipieerde) ‘natuurlijke’ niveau van ondernemerschap en het werkelijke niveau1. Sinds medio jaren tachtig is de dominante perceptie in veel landen (waaronder Nederland), dat er een tekort is aan ondernemerschap, terwijl bovendien wordt aangenomen dat het ‘natuurlijke’ niveau langzaam stijgt. Het eerste type maatregelen, G1, is gericht op de vraagzijde van ondernemerschap: beleid dat (in-)direct gericht is op de soort, het aantal en de toegankelijkheid van ondernemerskansen. Dit type beleid kan dus enerzijds gericht zijn op het creëren van mogelijkheden voor ondernemerschap. Dit omvat bijvoorbeeld technologiebeleid en privatiseringsbeleid. Anderzijds kan
1
10
Het natuurlijke niveau wordt bereikt wanneer de bijdrage van het zelfstandig ondernemerschap aan de economische groei maximaal is. Een afwijking van dit natuurlijke niveau doet zich voor wanneer er bijvoorbeeld sprake is van teveel marginale kleine ondernemingen of zich te veel kansen voordoen, maar er te weinig individuen beschikbaar zijn om deze kansen te grijpen. ‘Error correction’ kan dan plaatsvinden door ofwel overheidsbeleid, ofwel de markt. In dit rapport richten wij ons verder op overheidsbeleid.
G
dit type overheidsbeleid het voor starters beter mogelijk maken om op de kansen in te spelen. Concurrentiebeleid en vestigingswetgeving zijn een voorbeeld hiervan. Tenslotte kan beleid voor het verminderen van administratieve lasten en andere uit regelgeving voortvloeiende verplichtingen voor starters deels tot G1 en deels tot G5 worden gerekend. Om praktische redenen bespreken wij dit beleid onder G5. Beleidsmaatregelen die onder type G2 vallen, trachten de demografische samenstelling van de groep potentiële ondernemers te beïnvloeden. Deze maatregelen zijn derhalve gericht op de aanbodzijde van ondernemerschap. Regionaal ontwikkelingsbeleid is hier een voorbeeld van. Hierbij gaat het met name om (sub-) urbanisatieprocessen en de spreiding van de populatie over de regio. Ook immigratiebeleid heeft invloed op de samenstelling van de groep potentiële ondernemers. Type G3 maatregelen zijn gericht op de beschikbaarheid van ‘resources’ in brede zin, dat wil zeggen financiële middelen, vaardigheden en kennis onder potentiële ondernemers. Financiële middelen spelen een belangrijke rol bij het opstarten van een onderneming. Subsidies en borgstelling bij bankleningen zijn een directe vorm van overheidssteun op financieel gebied. Indirect kan de overheid invloed hebben via wetgeving of andere initiatieven met betrekking tot de markt voor risicodragend kapitaal (informal investors en venture capital). Evenzeer belangrijk voor ondernemerschap zijn vaardigheden en kennis. Dit omvat human capital en social capital. De overheid kan dit bevorderen via het onderwijs, via ‘technology transfer’, via het subsidiëren van advies aan ondernemers en via het faciliteren van ondernemersnetwerken. Beleid dat gericht is op het beïnvloeden van relevante attitudes van individuen en hun beroepsmatige preferenties valt onder type G4 maatregelen. Dit type beleid probeert de attitudes en preferenties ten opzichte van ondernemerschap in de samenleving in gunstige zin te beïnvloeden. Alhoewel attitudes en preferenties sterk onder invloed staan van de vaak diepgewortelde culturele waarden in een maatschappij, kan de overheid niettemin via voorlichtingscampagnes en ondernemersprijzen (zoals de ‘ondernemer van het jaar’) het ondernemerschap op een positieve manier onder de aandacht brengen van de bevolking. Op langere termijn is vooral aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs van belang. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen ondernemerschapskwaliteiten (bijvoorbeeld risicobereidheid) en managementvaardigheden (bijvoorbeeld administratieve werkzaamheden. Het eerste type vaardigheden is geschikter voor in het primair en secundair onderwijs, terwijl het tweede type vaardigheden in een latere fase in het onderwijs aan bod kan komen. Tenslotte zijn er type G5 maatregelen te onderscheiden. Dit type maatregelen is gericht op het besluitvormingsproces van potentiële ondernemers. Met name het gepercipieerde risicoprofiel van ondernemen wordt hierdoor beïnvloed. Maatregelen in dit kader betreffen het sociale zekerheidsstelsel, het pensioenstelsel, het belastingstelsel en de arbeidsmarkt. Deze maatregelen zijn vaak generiek van aard en gelden voor alle economische actoren. Ze beïnvloeden daarbij de ‘opportunity costs’ van het zelfstandig ondernemerschap. Daarnaast kan door specifieke maatregelen op te stellen die van
11
belang zijn voor (startende) ondernemers, ondernemerschap gestimuleerd worden. Dit betreft bijvoorbeeld modernisering van de faillissementswetgeving en het beleid om de informatie- en inhoudelijke verplichtingen voortvloeiend uit regelgeving voor ondernemers te verminderen. Het theoretische raamwerk verschaft dus een uitgebreid beeld inzake de rol van de overheid als onderdeel van de voorwaarden voor ondernemerschap1. Tegen deze achtergrond kan onderzocht worden in hoeverre beleidsmaatregelen effectief zijn in het beïnvloeden van ondernemerschap. De effecten zullen in het volgende hoofdstuk aan bod komen.
1
12
Gabr & Hoffman (2006) hebben eveneens een raamwerk ontwikkeld voor het evalueren en internationaal vergelijken van overheidsbeleid op het gebied van zelfstandig ondernemerschap.
3
Overzicht empirie startersbeleid
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt een beknopt overzicht gepresenteerd over de empirische literatuur omtrent ondernemerschapsbeleid. Hierbij worden vooral empirische onderzoeken gebruikt voor het bepalen van de effecten van overheidsbeleid op het gebied van startende ondernemers op macroniveau.
3.2
Empirisch onderzoek ondernemerschapsbeleid De resultaten van een literatuurstudie naar empirische onderzoeken op het gebied van overheidsbeleid met betrekking tot ondernemerschap zijn te vinden in tabel 1 op de volgende bladzijden. In deze tabel zijn overheidsmaatregelen op het gebied van ondernemerschap opgenomen, gegroepeerd naar type maatregel, overeenkomstig de indeling die gehanteerd is in paragraaf 2.3 (zie kolom 1 en 2). In kolom 3 is vervolgens gerapporteerd welke empirische studies gevonden zijn in de geraadpleegde literatuur inzake de invloed van overheidsbeleid op ondernemersgebied. Enkel de empirisch ondersteunde bronnen zijn dus vermeld. Deze zijn terug te vinden in de literatuurlijst. In bijlage I is tevens voor de belangrijkste bronnen een korte abstract opgesteld. Naast empirisch ondersteunde literatuur, is er tevens veel literatuur verschenen die zich niet primair richt op empirisch onderzoek naar de relatie tussen overheidsbeleid en aantal starters, maar wel goede inzichten verschaft in de verbanden tussen overheidsbeleid en startend ondernemerschap. Een groot deel van deze niet-empirische bronnen is daarom eveneens opgenomen in de literatuurlijst1. Daardoor verschaft de literatuurlijst een uitgebreid overzicht van studies naar de link tussen ondernemerschapsbeleid en ondernemerschap, al dan niet empirisch ondersteund. In bijlage II is voor de belangrijkste algemene studies een korte abstract per artikel opgesteld. In de vierde kolom van tabel 1 is een indicatie gegeven van de bij EIM bekende empirische kennis over beleid met betrekking tot startend ondernemerschap. Deze indicatie kent een vierpuntschaal, variërend van 0 tot en met 3. Een 0 staat voor geen kennis en een 3 voor veel kennis. De tussenliggende schaaleenheden staan voor weinig kennis respectievelijk redelijk veel kennis. De invulling van deze kolom is naar aanleiding van de vorige kolom geschied.
1
Een kanttekening bij deze literatuurlijst is dat deze niet volledig is voor wat betreft de algemene studies. Dit is ook niet de doelstelling van dit onderzoek.
13
Tabel 1 Overzicht van de bij EIM bekende empirische literatuur over het effect van beleid met betrekking tot zelfstandig ondernemerschap op het aantal startende ondernemers
Type
Beleidsmaatregel
Bron
Beschikbare
G1
Inkomensbeleid (income policy)
Folkeringa & Vroonhof (2002)
kennis Privatiseringsbeleid
1 0
Concurrentiebeleid (competition policy)
0
Vestigingswet (business licensing / establishment legislation)
Bosma et al. (1999); Carree & Nijkamp (2001); Djankov
2
Omvang en samenstelling werkgelegenheid publieke sector
Davis & Henrekson (1999)
1
Stimulering technologische ontwikkelingen door bijvoorbeeld
Guellec & Pottelsberge de la Potterie (1997); Geroski et
3
subsidiëring R&D activiteiten
al. (1998); Favre et al. (1999); Donselaar & Knoester
et al. (2002); Van Stel et al. (2007)
(1999); Lerner (1999); Wallsten (2000); Kwaak et al. (2001) Stimulering technostarters (meer innovatieve bedrijven) G2
Regionaal ontwikkelingsbeleid
0 Reynolds et al. (1994); Van Stel & Storey (2004); Wagner
2
& Sternberg (2004) Immigratiebeleid
Van Delft et al. (2000); Collins (2003)
2
Beleid ten aanzien van dekking zwangerschapsverlof
Verheul (2005)
1
Stimulering special interest groups: jonge starters
OECD (1997); Maggioni et al. (1999); Del Monte & Scalera
3
(2001) Fiscale behandeling van gezinnen met kinderen G3
Kapitaalmarktreguleringen
0 Davis & Henrekson (1999)
1
Aantrekken van risicokapitaal (venture capital)
Keuschnigg & Nielsen (2001); Kreft & Sobel (2003)
1
Subsidies / giften
Pfeiffer & Reize (2000); Prantl (2005); Bosma et al.
2
(2005); Grilo & Thurik (2005b)
15
Tabel 1 Vervolg
Gesubsidieerde leningen
Hart & Scott (1994); Keuschnigg & Nielsen (2001); Li
2
(2002) Borgstellingregeling Kredietgaranties
0 Bosworth et al. (1987); Cowling & Mitchell (1997); OECD
3
(1997); KPMG (1999); Riding & Haines (2001); Gross et al. (2006) Exportgaranties Aanbieden professioneel advies
0 Reynolds et al. (1994); Chrisman & McMullan (1996);
3
Keuschnigg & Nielsen (2001); Wren & Storey (2002); De Faoite et al. (2004) Promotie van bedrijfsnetwerken
De Faoite et al. (2004)
1
Ondersteuning van business angel networks
Collewaert (2006)
1
Verzorgen van trainingen, congressen, etc.
Keuschnigg & Nielsen (2001); De Faoite et al. (2004);
2
Gross et al. (2006) Steun kennisoverdracht
Spencer & Gómez (2004)
1
Ondernemerschap in het onderwijs
Kourilsky & Carlson (1996); Lundström & Stevenson
3
(2001); Peterman & Kennedy (2003); Carayannis et al. (2003); De Faoite et al. (2004); Pittaway (2005) G4
1
16
Ondernemerschap promoten in het onderwijs
Bosma et al. (2005)
1
Stimulering opportunity recognition 1
De Koning & Deeds (2002)
1
Promoten van ondernemende rolmodellen in de media
Spencer & Gómez (2004); Wennekers et al. (2005)
2
Deze beleidsmaatregel zou tevens bij G4 ingedeeld kunnen worden.
Tabel 1 Vervolg
G5
Belastingstelsel: algemeen 1
Gentry & Hubbard (2000); Bruce (2000); Holtz-Eakin
3
(2000); Georgellis & Wall (2002); Chen et al. (2002); Kreft & Sobel (2003); Bruce & Mohsin (2003); Parker & Robson (2004); Schuetze & Bruce (2004); Wennekers et al. (2005) Belastingstelsel: zelfstandigenaftrek
Folkeringa & Vroonhof (2002)
2
Belastingstelsel: startersaftrek
Folkeringa & Vroonhof (2002)
2
Belastingstelsel: fiscale oudedagsreserve (FOR)
Folkeringa & Vroonhof (2002)
2
Belastingstelsel: investeringsaftrek
Folkeringa & Vroonhof (2002)
2
Sociale zekerheid
Davis & Henrekson (1999); Ilmakunnas et al. (1999);
3
Parker & Robson (2004); Wennekers et al. (2005); Hessels et al. (2006) Replacement rate (= verhouding van uitkeringsniveau ten op-
Ilmakunnas et al. (1999); Parker & Robson (2004); Hes-
zichte van loonniveau)
sels et al. (2006)
Flexibilisering arbeidsmarkt
Krueger & Pischke (1997); Davis & Henrekson (1999);
3 3
Bosma et al. (2005); Van Stel et al. (2007) Zekerheid werkgelegenheid (employment protection)
Davis & Henrekson (1999); Bosma et al. (2005)
2
Faillissementswetgeving
Georgellis & Wall (2002); Armour & Cumming (2005)
2
Administratieve lasten
Grilo & Thurik (2005a); Grilo & Thurik (2005b); Van Stel
3
& Stunnenberg (2006)
1
Loonmatiging
Carree et al. (2002)
1
Pensioenregelingen
Davis & Henrekson (1999)
1
Deze beleidsmaatregel zou tevens bij G3 ingedeeld kunnen worden.
17
3.3
Mogelijkheden voor toekomstig onderzoek B e p e r k in g e n h u i d i g ove r z i c ht Zoals reeds aangegeven, bevat tabel 1 enkel studies die empirisch de invloed van overheidsbeleid op het gebied van zelfstandig ondernemerschap op het aantal starters aantonen. De complexiteit en verscheidenheid van het onderwerp zorgen er tevens voor dat deze tabel niet volledig is. De studies die opgenomen zijn in de tabel zijn vooral verricht op macroniveau en betrekken in hun onderzoek vaak één of meerdere ontwikkelde landen. Naast deze empirische studies is er een breed scala aan theoretische papers, artikelen en boeken geschreven waarin de werking en evaluatie van overheidsbeleid aan bod komt. In “Six Steps to Heaven: evaluating the impact of public policies to support small businesses in developed countries” bijvoorbeeld stelt David Storey (2000) een raamwerk op waarmee overheidsbeleid op het gebied van ondernemerschap en kleine bedrijven effectief geëvalueerd kan worden. Met een focus op regionaal beleid heeft Storey in verscheidene vervolgstudies de invloed van overheidsbeleid op ondernemerschap bediscussieerd. Op het gebied van ondernemerschapsonderwijs heeft Marilyn Kourilsky een belangrijke bijdrage geleverd aan de beschrijving, ontwikkeling en evaluatie van de incorporatie van ondernemerschap in het onderwijs. Ook Gibb, Vesper en Gartner hebben hier veel kwalitatief onderzoek naar gedaan. Niettemin biedt de tabel een eerste overzicht van de kwantitatief onderbouwde studies naar de effecten van ondernemerschapsbeleid op het aantal startende ondernemers. Er is relatief veel onderzoek gedaan naar het effect van subsidiëring en het aanbieden van professioneel advies van startende ondernemers. Ook de effecten van het belastingsysteem en het sociale zekerheidsstelsel op het aantal startende ondernemers zijn de afgelopen jaren onder de aandacht van onderzoekers geweest. Administratieve lasten die komen kijken bij het starten van een eigen onderneming en de reguleringen op de arbeidsmarkt op het gebied van het in dienst nemen en ontslaan van werknemers zijn eveneens onderzocht. Tenslotte is enige aandacht besteed aan ondernemerschap in het onderwijs en de effecten daarvan op de percepties en intenties van studenten om later een eigen bedrijf te starten.
W i t te v le k ke n Tabel 1 laat ook zien welke gebieden tot nu toe minder in de aandacht hebben gestaan. Zo is er relatief weinig empirisch onderzoek gedaan naar beleidsmaatregelen die gericht zijn op het beïnvloeden en het toegankelijk maken van het aantal ondernemerskansen (G1). Aangezien deze maatregelen naar verwachting een relatief groot effect hebben op het aantal starters, is het van belang dat er onderzoek gedaan wordt naar het effect van deze maatregelen. Zij zijn namelijk gericht op het aanreiken van kansen aan potentiële ondernemers. Met name de maatregelen die innovatiever ondernemerschap stimuleren en toetredingsbarrières wegnemen, zouden ervoor moeten zorgen dat meer individuen uit de groep potentiële ondernemers gaan ondernemen. In dit vroege stadium, eerder reeds aangeduid als nieuw ondernemerschap, is het van groot belang dat de ondernemende activiteiten
19
daadwerkelijk worden doorgezet en resulteren in een onderneming. In dit kader is het dan ook uiterst interessant om te weten welk effect overheidsbeleid, dat dit stimuleert, heeft. Ook is weinig bekend over de kwantitatieve effecten van privatiseringsbeleid en concurrentiebeleid op ondernemerschap. Het raamwerk dat Audretsch et al. (2001) presenteren over de link tussen dynamiek en concurrentiebeleid, zou als kader kunnen dienen in empirische studies op dit gebied. Uit de tabel blijkt tevens dat er een aantal studies verschenen is op het gebied van maatregelen die de demografische groep potentiële ondernemers trachten te beïnvloeden (G2). Er is in de literatuur op dit gebied weliswaar onderzoek gepleegd naar verschillen in ondernemerschap tussen regio’s, maar deze werden verklaard aan de hand van specifieke regionale kenmerken. Regionaal ontwikkelingsbeleid werd sporadisch meegenomen. De onderzoeken die dit wel in beschouwing namen, lijken te leiden tot de conclusie dat regionaal ontwikkelingsbeleid zijn doel soms voorbijschiet. Empirische studies aangaande de effecten van beleid dat gericht is op het beïnvloeden van de beschikbaarheid van middelen en vaardigheden onder de populatie (G3) zijn er in redelijk grote mate. Met name op het gebied van subsidies, professioneel advies en onderwijs is veelvuldig onderzoek uitgevoerd. Echter, onderzoek naar de effecten van borgstellingregelingen en exportgaranties op nieuw ondernemerschap verdient de nodige aandacht. Dit is namelijk van belang voor startende ondernemers, omdat deze vaker te kampen hebben met weigering door kredietleveranciers dan reeds bestaande ondernemers. Beleid dat gericht is op het beïnvloeden van relevante waarden van individuen en hun beroepsmatige preferenties (G4) kent slechts twee maatregelen. Hier is nog slechts weinig onderzoek naar gedaan. De resultaten van deze onderzoeken komen overeen met het verwachte effect op het aantal starters. De maatregelen die gericht zijn op het beslisproces van individuen en dan met name op de risicoperceptie van beroepskeuzeopties (G5), hebben mogelijk een relatief groot effect op nieuw ondernemerschap. Er is al veel kennis aanwezig omtrent de effectiviteit van het belastingstelsel, het sociale zekerheidsstelsel en de arbeidsmarkt met betrekking tot starters. Ook zijn er een aantal onderzoeken verschenen op het gebied van de replacement rate en de employment protection, die alle eenzelfde beeld schetsen omtrent het effect. Belangrijke aandachtsvelden zijn de effecten van de faillissementswetgeving en – met de toenemende vergrijzing – de effecten van pensioenregelingen op het aantal starters. Er zijn weinig studies die hier empirisch aandacht aan besteden. Mogelijk zullen deze elementen echter een relatief zwaar gewicht toegekend krijgen bij het beslisproces van potentiële ondernemers.
20
Literatuurlijst
Armour, J. & D.J. Cumming (2005), Bankruptcy Law & Entrepreneurship, University of Cambridge Centre for Business Research Working Paper No. 300 Audretsch, D.B., W.J. Baumol & A.E. Burke (2001), Competition Policy in Dynamc Markets, International Journal of Industrial Organization, 19 (5), pp. 613-634 Audretsch, D.B. (2003), Entrepreneurship policy and the strategic management of places, in: Hart, D.M. (Ed.), The Emergence of Entrepreneurship Policy: Governance, Start-Ups, and Growth in the U.S. Knowledge Economy, Cambridge, UK: Cambridge University Press Ayotte, K.M. (2002), Bankruptcy and Entrepreneurship: The Value of a Fresh Start, Working Paper Series, Columbia Business School Bais, J., W.H.M. van den Hoeven & W.H.J. Verhoeven (1995), Determinanten van zelfstandig ondernemerschap; een internationale vergelijking, EIM, Zoetermeer Baptista, R. (2004), Culture, Institutions and Government Attitudes towards New Firm Entry, Discussion Paper No. 3904 on Entrepreneurship, Growth and Public Policy, Max Planck Institute for Research into Economic Systems, Jena, Germany Bosma, N.S., W.S. Zwinkels & M.A. Carree (1999), Determinanten voor toeen uittreding van ondernemers: een analyse van de ontwikkelingen in Nederland over de periode 1987-1997, EIM, Zoetermeer Bosma, N.S., S. Hunt, A.R.M. Wennekers & J. Hessels (2005), Early-stage entrepreneurial activity in the European Union: some issues and challenges, SCALES-paper N200502, EIM, Zoetermeer Bosworth, B.P., A.S. Carron & E. Rhyne (1987), The Economics of Government Credit, Washington, DC, Brookings Institution Botero, J., S. Djankov, R. La Porta, F. Lopez-de-Silanes & A. Shleifer (2004) The Regulation of Labor, Quarterly Journal of Economics, 119, pp. 13391382 Bruce, D. (2000), Effects of the United States Tax System on Transitions into Self-Employment, Labour Economics, 7 (5), pp. 545-574 Bruce, D. & M. Mohsin (2003), Tax Policy and Entrepreneurship: New Time Series Evidence, Manuscript, University of Tennessee Bruce, D. (2002), Taxes and Entrepreneurial Endurance: Evidence from the Self-Employed, National Tax Journal, Vol. LV (1), pp. 5-24
21
Busenitz, L.W., C. Gómez & J.W. Spencer (2000), Country Institutional profiles: Unlocking Entrepreneurial Phenomena, Academy of Management Journal, 43 (5), pp. 994-1003 Carayannis, E., D. Evans & M. Hanson (2003), A cross-cultural learning strategy for entrepreneurship education: outline of key concepts and lessons learned from a comparative study of entrepreneurship students in France and the US, Technovation, 23 (9), 757 Carree, M.A. & J. Nijkamp (2001), Deregulation in retailing: the Dutch experience, Journal of Economics and Business, 53, pp. 225-235 Carree, M.A., A. van Stel, R. Thurik & A.R.M. Wennekers (2002), Economic Development and Business Ownership: An Analysis Using Data of 23 OECD Countries in the Period 1976-1996, Small Business Economics, 19 (3), pp. 271-290 Chen, D., F.C. Lee & J. Mintz (2002), Taxation, SMEs and Entrepreneurship, OECD Science, Technology and Industry Working Papers, 2002/9, OECD Publishing Chrisman, J.J. & W.E. McMullan (1996), Static economic theory, empirical evidence and the evaluation of small business assistance programs: A reply to Wood, Journal of Small Business Management, 23 (3), pp. 1-11 Collewaert, V. (2006), An assessment of government funding of Business Angel Networks: A regional study, Paper presented at RENT XX Conference 2006, Brussels, Belgium Collins, J. (2003), Cultural diversity and entrepreneurship: policy responses to immigrant entrepreneurs in Australia, Entrepreneurship & Regional Development, 15 (2), pp. 137-149 Cowling, M. & P. Mitchell (1997), The evolution of UK self-employment: a study of government policy and the role of the macroeconomy, Manchester School, 65, pp. 427-442 Davis, S.J. & M. Henrekson (1999), Explaining National Differences in the Size Distribution of Employment, Small Business Economics, 12, 59-83 De Faoite, D., C. Henry, K. Johnston & P. van der Sijde (2004), Entrepreneurs’ attitudes to training and support initiatives: evidence from Ireland and the Netherlands, Journal of Small Business and Enterprise Development, 11 (4) De Koning, A. & D.L. Deeds (2002), The influence of Context on Opportunity Recognition, Working Paper Babson Frontiers of Entrepreneurship Research, Babson College, Massachusetts Del Monte, A. & D. Scalera (2001), The Life Duration of Small Firms Born Within a Start-up Programme: Evidence from Italy, Regional Studies, 35 (1), pp. 11-21
22
Djankov, S., R. La Porta, F. Lopez-de-Silanes & A. Shleifer (2002), The Regulation of Entry, Quarterly Journal of Economics, 117(1), pp. 1-37 Donselaar, P. & A. Knoester (1999), R&D-uitgaven van bedrijven: feiten en verklaringen (R&D expenditures by firms: facts and explanations), Report BTE 34, Dutch Ministry of Economic Affairs EIM (2004), Monitor Etnisch Ondernemerschap, EIM, Zoetermeer Evans, D.S. & L.S. Leighton (1990), Small Business Formation by Unemployed and Employed Workers, Small Business Economics, 2, pp. 319-330 Favre, F., S. Negassi & E. Pfister (1999), Spillovers of and government support for R&D: the effects on R&D, international R&D cooperation and firm performance, in: TSER Workshop (1999), Innovation and Economic Change: exploring CIS micro data, Delft Fayolle, A. (2000), Setting up a Favourable Environmental Framework to Promote and Develop Entrepreneurship Education, Paper presented at the ICSB World Conference 2000, Brisbane, Queensland, Australia Folkeringa, M. & P.J.M. Vroonhof, (2002), Vrijheid, ongelijkheid en ondernemerschap, Strategische Verkenning B200201, EIM, Zoetermeer Gabr, H.M. & A. Hoffmann (2006), A General Policy Framework for Entrepreneurship, Working Paper Fora Gartner, W.B. & K.H. Vesper (1994), Experiments in entrepreneurship education: Successes and failures, Journal of Business Venturing, 9 (3), pp. 179-187 Gentry W.M. & R.G. Hubbard (2000), Tax Policy and Entrepreneurial Entry, American Economic Review, 90 (2), pp. 283-333 Georgellis, Y. & H.J. Wall (2002), Entrepreneurship and the Policy Environment, Working Paper Series 2002-019B, Federal Reserve Bank of St. Louis Geroski, P., J. van Reenen & C. Walters (1998), Innovations, Patents and cash-flow, in: TSER Workshop (1999), Innovation and Economic Change: exploring CIS micro data, Delft Gordon (1998), Can Personal Tax Rates Encourage Entrepreneurial Activity?, International Monetary Fund Staff Papers, 45 (1) Grilo, I. & A.R. Thurik (2005a), Latent and Actual Entrepreneurship in Europe, International Entrepreneurship and Management Journal, 1(4), pp. 441459 Grilo, I. & A.R. Thurik (2005b), Entrepreneurial engagement levels in the European Union, International Journal of Entrepreneurship Education, 3(2), pp. 143-168
23
Gross, V., M. Rothgang & F. Welter (2006), Public Policy and Success of Business Start-ups in Germany, Paper presented at RENT XX Conference 2006, Brussels, Belgium Guellec, D. & B. van Pottelsberge de la Potterie (1997), Does government support stimulate private R&D?, OECD Economic Studies no.29, pp. 95-122 Hart, M. & R. Scott (1994), Measuring the Effectiveness of Small Firm Policy: Some Lessons from Northern Ireland, Regional Studies, Vol. 28 (8), pp. 849-858 Hessels, S.J.A., A. van Stel, P. Brouwer en A.R.M. Wennekers (2006), Social security arrangements and early-stage entrepreneurial activity; an empirical analysis, SCALES-paper N200518, EIM, Zoetermeer Holtz-Eakin, D. (2000), Public Policy Toward Entrepreneurship, Small Business Economics, 15, pp. 283-291 Ilmakunnas, P., V. Kanniainen & U. Lammi (1999), Entrepreneurship, Economic Risks, and Risk-Insurance in the Welfare State, Discussion Paper No. 453, Department of Economics, University of Helsinki, Helsinki Joskow, P.L., R. Schmalensee, N. Tsukanova & A. Shleifer (1994), Competition Policy in Russia during and after Privatization, Brookings Papers on Economic Activity. Microeconomics, 1994, pp. 301-381 Keuschnigg, C. and S.B. Nielsen (2001), Public Policy for Venture Capital, International Tax and Public Finance, 8, pp. 557-572 Kourilsky, M.L. & S.R. Carlson (1996), Mini-Society and YESS! Learning Theory in Action, Children’s Social and Economics Education, Vol. 1 (2) KPMG (1999), An Evaluation of the Small Firms Loan Guarantee Scheme, London: Department of Trade and Industry Kreft, S.F. & R.S. Sobel (2003), Public Policy, Entrepreneurship, and Economic Growth, West Virginia University Economics Working Paper 02-2003, Morgantown, West Virginia Krueger, A.B. & J.S. Pischke (1997), Observations and Conjectures on the U.S. Employment Miracle, NBER Working Paper No. 6146, Massachusetts Kwaak, A., H.R. Nieuwenhuijzen & G. de Wit (2001), Measuring economic effects of stimulating business R&D, Research Report No. H200101, EIM Zoetermeer Le, A.T. (1999), Empirical Studies on Self-Employment, Journal of Economic Surveys, 13 (4), pp. 381-416 Lerner, J. (1999), The government as venture capitalist: The long-run impact of the SBIR program, Journal of Business, 72 (3), pp. 285-318
24
Li, W. (2002), Entrepreneurship and government subsidies: A general equilibrium analysis, Journal of Economic Dynamics and Control, 26, pp. 18151844 Lundström, A. & L. Stevenson (2001), Entrepreneurship Policy for the Future, Stockholm: Elanders Gotab Lundström, A. & L. Stevenson (2005), Entrepreneurship Policy: Theory and Practice, Boston, MA: Kluwer Academic Publishers Lynskey, M.J. (2004), Knowledge, Finance and Human Capital: The Role of Social Institutional Variables on Entrepreneurship in Japan, Industry and Innovation, Vol. 11 (4), pp. 373-403 Maggioni, V., M. Sorrentino & M. Williams (1999), Mixed consequences of government aid in the new venture process: Evidence from Italy, Journal of Management and Governance Nijsen, A.F.M., P.A. van der Hauw, G. Regter & W.V.M. van Rijt-Veltman (2005), Kosten van inhoudelijke verplichtingen voor het bedrijfsleven; definitie en ontwikkeling meetmethode, Research Report No. H200501, EIM Zoetermeer OECD (1997), Best Practice Policies for Small and Medium Sized Enterprises, Paris Parker, S.C. (2004), The Economics of Self-Employment and Entrepreneurship, Cambridge: University Press Parker, S.C. & M.T. Robson (2004), Explaining International Variations in Entrepreneur-ship: Evidence from a panel of OECD countries, Entrepreneurship Research Series, No. 004, Durham Business School, Durham Peterman, N., & J. Kennedy (2003), Enterprise education: influencing students' perceptions of entrepreneurship, Entrepreneurship Theory and Practice, 28(2), 129 Pfeiffer, F. & F. Reize (2000), Business start-ups by the unemployed – an econometric analysis based on firm data, Labour Economics, Vol.7, 688-701 Pittaway, L. (2005), Entrepreneurship Education – A Systematic Review of the Evidence, Discussion Paper Series, Paper No. 2005.19, University of Sheffield Praag, M.C. van (1996), Determinants of Successful Entrepreneurship, Tinbergen Institute Research Series no. 107, Thela Publishers, Amsterdam Prantl, S. (2005), The Role of Policies Supporting New Firms: An Evaluation for Germany after Reunification, International Workshop on Innovation, Competition, and Productivity: Evidence from firm-level datasets, SophiaAntipolis (Nice-Côte-d'Azur), 19-20 December 2005
25
Reynolds, P., D.J. Storey & P. Westhead (1994), Cross-national Comparisons of the Variation in New Firm Formation Rates, Regional Studies, 28 (4), pp. 443-456 Riding, A.L. & G. Haines Jr. (2001), Loan Guarantees: Costs of default and benefits to small firms, Journal of Business Venturing, 16 (6), pp. 595-612 Rogoff, E.G. & M.S. Lee (1996), Putting Government’s Role in Perspective: The Impact of Government Programs on Entrepreneurs and Small Business Owners, Journal of Developmental Entrepreneurship, Vol. 1 (1), pp. 57-73 Santarelli, E. & R. Piergiovanni (1993), New Firm Formation in the Business Services: The Case of Italy, Paper presented at the 20th Annual E.A.R.I.E. Conference, Tel Aviv (Israel) Schuetze, H.J. & D. Bruce (2004), Tax Policy and Entrepreneurship, Swedish Economic Policy Review, 24 (2) Sobel, R.S., J.R. Clark & D.R. Lee (2005), Freedom, Barriers to Entry, Entrepreneurship, and Economic Progress, Entrepreneurship Centre Paper, West Virginia University Spencer, J.W. & C. Gómez (2002), Can Government Policies Promote Entrepreneurship? Evidence from Costa Rica, Uruguay and Chile, Working Paper presented at the Academy of Management Annual Meetings, Denver CO Spencer, J.W. & C. Gómez (2004), The Relationship among National Institutional Structures, Economic Factors, and Domestic Entrepreneurial Activity: A Multicountry Study, Journal of Business Research, 57 (10), pp. 1098-1107 Storey, D.J. (1991), The Birth of New Firms – Does Unemployment Matter? A Review of the Evidence, Small Business Economics, 3, pp. 167-178 Storey, D.J. (2000), Six Steps to Heaven: Evaluating the Impact of Public Policies to Support Small Businesses in Development Economies, in: Sexton, D.L. & H. Landiköm (eds.), Handbook of Entrepreneurship, Oxford Storey, D.J. (2003), Entrepreneurship, Small and Medium Sized Enterprises and Public Policies, in: Acs, Z.J. & D.B. Audretsch (eds.), Handbook of Entrepreneurship Reserach, pp. 473-511 Stough, R.R. (2003), Strategic management of places and policy, The Annals of Regional Science, 37 (2), pp. 179-201 Van Delft, H., C. Gorter & P. Nijkamp (2000), In search of ethnic entrepreneurship opportunities in the city; a comparative policy study, Environment & Planning C, vol. 18 (4), pp. 429-451 Van Stel, A.J. & D.J. Storey (2004), The Link between Firm Births and Job Creation: Is there a Upas Tree Effect?, Regional Studies, 38, pp. 893-909
26
Van Stel, A.J., D. Storey & A.R. Thurik (2007), The effect of business regulations on nascent and young business entrepreneurship, Small Business Economics, forthcoming Van Stel, A.J. & V. Stunnenberg (2006), Linking business ownership and perceived administrative complexity, Journal of Small Business and Enterprise Development, 13 (1), pp. 7-22 Verheul, I., A.R.M. Wennekers, D.B. Audretsch & A.R. Thurik (2002), An eclectic theory of entrepreneurship, in: Audretsch, D.B., A.R. Thurik, I. Verheul & A.R.M. Wennekers (eds.), Entrepreneurship: Determinants and Policy in a European-US Comparison, Boston / Dordrecht: Kluwer Academic Publishing Verheul, I. (2005), Is there a (fe)male approach? Understanding gender differences in entrepreneurship, ERIM Ph.D. Series Research in Management, Erasmus University Rotterdam Vesper, K.H. & W.B. Gartner (1997), Measuring progress in entrepreneurship education, Journal of Business Venturing, 12 (5), pp. 403-421 Wagner, J. & R. Sternberg (2004), Start-up activities, individual characteristics, and the regional milieu: Lessons for entrepreneurship support policies from German micro-data, The Annals of Regional Science, Vol. 28, pp. 219240 Wallsten, S.J. (2000), The effects of government-industry R&D programs on private R&D: The case of the Small Business Innovation Program, RAND Journal of Economics, 31 (1), pp. 82-100 Wennekers, A.R.M., L.M. Uhlaner & R. Thurik (2002), Entrepreneurship and its Conditions: a Macro Perspective, International Journal of Entrepreneurship Education, 1, pp. 25-64 Wennekers, A.R.M., A. van Stel, R. Thurik & P. Reynolds (2005), Nascent Entrepreneurship and the Level of Economic Development, Small Business Economics, 24, pp. 293-309 Wennekers, A.R.M., J. Meijaard, P.J.M. Vroonhof & N.S. Bosma (2005), Maatschappelijke urgentie van ondernemerschap, Stichting Maatschappij en Onderneming, Den Haag Wennekers, A.R.M. (2006), Entrepreneurship at the Country Level: Economic and Non-economic Determinants, ERIM Ph.D. Series Research in Management, Erasmus University Rotterdam World Bank (2005), Doing Business in 2005: removing obstacles to growth, Washington DC: World Bank Wren C. & D.P. Storey (2002), Evaluating the effect of soft business support upon small firm performance, Oxford Economic Papers, Vol. 54, 334-365
27
BIJLAGE 1 Empirische studies
In deze bijlage wordt van de belangrijkste empirische bronnen uit tabel 1 een korte abstract gegeven. - Armour & Cumming (2005) Recentelijk zijn er in het Verenigd Koninkrijk en op Europees niveau initiatieven ondernomen die de consequenties van faillissement verzachten. Deze empirische studie gaat in op de link tussen faillissementswetgeving en het niveau van ondernemerschap in 15 landen. De faillissementswetgeving blijkt zowel statistisch als economisch een sterker effect te hebben op ondernemerschap dan andere variabelen zoals groei in het nationale inkomen. - Bosma et al. (1999) In dit onderzoek is nagegaan welke verklaringen gegeven kunnen worden voor de ontwikkeling van toe- en uittreding van ondernemers. Daarbij is een empirisch model op sectorniveau gebruikt waarmee de determinanten van toe- en uittreding bepaald zijn. Vervolgens is onderzocht in welke mate veranderingen in deze determinanten hebben geleid tot meer of minder toe- en uittredende ondernemingen. Op het gebied van overheidsbeleid is gekeken naar de invloed van de vestigingswet. De afschaffing van een deel van de verplichtingen die voortvloeien uit de vestigingswet heeft geleid tot meer starters vanaf die tijd. - Bosma et al. (2005) In deze paper worden internationale verschillen in het niveau van de TEA, oftewel de Total early-stage Entrepreneurial Activity1, onder de loep genomen. Wat betreft institutionele variabelen, blijkt werkgelegenheidsbescherming (employment protection) een negatieve invloed uit te oefenen op ondernemerschap: er is minder prikkel om te ondernemen als er een sterke ontslagbescherming is. Hierdoor zijn de opportunity kosten van ondernemen relatief hoog. Ook een lage mate van flexibiliteit op de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld tijdelijke contracten) draagt hieraan bij. - Bruce (2000) Dit artikel gaat in op de invloed van het belastingsysteem in de VS op de beslissing van werknemers om ondernemer te worden. Aangetoond wordt dat wanneer ondernemers fiscaal anders behandeld worden dan werknemers dit een significant effect heeft op de beslissing om ondernemer te worden. Grote verschillen in niveaus van inkomstenbelasting doen de entry dalen.
1
28
De Total early-stage Entrepreneurial Activity index is ontwikkeld in het kader van de Global Entrepreneurship Monitor om de mate van nieuw ondernemerschap te meten. Zowel ‘nascent’ ondernemers (individuen die momenteel actief bezig zijn met het opzetten van een eigen onderneming) als ondernemers van jonge bedrijven (individuen die momenteel een eigen onderneming hebben die minder dan 42 maanden oud is) maken deel uit van de TEA.
- Carayannis et al. (2003) Onderwijs in ondernemerschap blijkt cultureel gevoelig. Uit een onderzoek naar het onderwijs in Frankrijk en de VS blijkt dat Franse ondernemerschapsstudenten een negatiever beeld hebben van ondernemerschap en de institutionele belemmeringen die hierbij komen kijken ten opzichte van Amerikaanse studenten ondernemerschap. - Carree & Nijkamp (2001) Onderzocht wordt in hoeverre het verminderen van institutionele barrières in de detailhandelssector invloed heeft gehad op de bedrijvendynamiek. Hierbij gaat het met name om de vestigingswet. Het onderzoek toont aan dat het aantal oprichtingen sindsdien is gestegen en dat dit veroorzaakt is door de lagere toetredingsbarrières. De vestigingswet had dus een negatief effect op nieuw ondernemerschap. - Carree et al. (2002) Uit dit onderzoek onder 23 OECD landen blijkt dat de relatie tussen het evenwichtsniveau van ondernemerschap en het niveau van economische ontwikkeling gekenmerkt wordt door een U-vorm. Een relevante beleidsimplicatie is dat lage toe- en uittredingsbarrières noodzakelijk zijn voor het bereiken van het evenwichtsniveau. Dit is namelijk van belang voor de economische ontwikkeling in een land. Het onderzoek toont aan dat het aandeel van het arbeidsinkomen een negatieve invloed heeft op het niveau van ondernemerschap. - Collins (2003) Australië kent van oudsher een groot aandeel van allochtone ondernemers, die ertoe hebben geleid dat de institutionele omgeving in de loop der jaren aangepast is. Op macroniveau blijkt het aangepaste beleid indirect effect te hebben op het aantal starters cq. overlevende bedrijven. Op microniveau is dit iets lastiger vast te stellen, temeer omdat er weinig beleidsmaatregelen zijn die etnisch ondernemerschap direct promoten. - Davis & Henrekson (1999) Er zijn een aantal beleidsafhankelijke aspecten in de economische omgeving die invloed uitoefenen op ondernemerschap. Naast het belastingsysteem bijvoorbeeld ook de aard van wetten inzake zekerheid van werkgelegenheid. In Zweden leidt de huidige regulering tot minder kleine bedrijven. Ook de kredietmarktregulaties en nationale pensioeninstituten zijn in het voordeel van reeds bestaande en kapitaalintensieve bedrijven. Verder zijn vakbonden gecentraliseerd. Dit is nadelig voor kleine bedrijven, omdat relatieve lonen naar beneden worden bijgesteld. Tenslotte is de omvang en samenstelling van de werkgelegenheid in de publieke sector nadelig voor het ondernemerschap in Zweden, omdat er sprake is van snelle uitbreiding van deze sector in gebieden waar normaal gesproken startende ondernemers en het MKB actief zouden zijn. - De Faoite et al. (2004) Deze paper onderzoekt de effectiviteit van training en ondersteuningsmaatregelen voor ondernemers in Ierland en Nederland, met een nadruk op de dienstensector, de industrie en de high-technology sectoren. De resultaten wijzen op het belang en de effectiviteit van ondersteuning door mentoren en
29
netwerken. Traditionele systemen als onderwijs en training blijken minder effectief. - De Koning & Deeds (2002) Volgens de auteurs zou overheidsbeleid zich direct moeten richten op gepercipieerde ‘controllability’, aangezien dit leidt tot een hoge mate van opportunity recognition. Met andere woorden: bij het herkennen van kansen op de markt zijn met name de percepties van potentiële ondernemers bepalend. Overheidsbeleid zou zich derhalve daarop moeten richten. - Del Monte & Scalera (2001) In deze studie wordt Law 44 geëvalueerd. Law 44 is een duur programma in Italië dat startende jonge ondernemers subsidieert en dat is opgezet om het aantal bedrijfsoprichtingen te stimuleren. Het programma blijkt te werken en gesubsidieerde bedrijven blijken ook vaker te overleven in vergelijking met niet-gesubsidieerde bedrijven. - Djankov et al. (2002) In deze studie worden nieuwe data op het gebied van overheidsregulatie met betrekking tot bedrijfsoprichtingen in 85 landen gepresenteerd. In de meeste landen kost het extreem veel om een bedrijf op te richten qua geld en tijd. Hoe zwaarder de procedures, des te vaker is er sprake van corruptie en is de kwaliteit van nieuwe ondernemingen slechter. - Folkeringa & Vroonhof (2002) De auteurs brengen in beeld hoe de inkomens van zelfstandigen en werknemers zich hebben ontwikkeld in Nederland in de periode 1977-1998, gebruikmakend van het door het CBS samengestelde Inkomens Panel Onderzoek. Bij de inkomensvergelijking tussen zelfstandigen en werknemers spelen verschillen in regelgeving en fiscale faciliteiten een belangrijke rol. Zelfstandigen beschikken over een aantal aftrekposten, te weten de zelfstandigenaftrek, de fiscale oudedagsreserve en de sociale zekerheid. Voor starters bestaat nog een belastingvoordeel: de starteraftrek. De som van de drie ondernemersfaciliteiten is gemiddeld in omvang toegenomen in de onderzochte periode, wat heeft geleid tot meer ondernemerschap. - Gentry & Hubbard (2000) De auteurs vinden weinig steun voor de stelling dat het belastingniveau per se de toetreding van nieuwe ondernemers in sterke mate beïnvloedt. Wel tonen ze aan dat een progressief belastingstelsel ondernemerschap ontmoedigt, met name voor een aantal groepen huishoudens met karakteristieke eigenschappen. - Georgellis & Wall (2002) Het effect van het belastingniveau en de faillissementswetgeving op het niveau van ondernemerschap wordt met behulp van een ruimtelijk panel dataset wordt onderzocht. De auteurs vinden een positief verband tussen beide beleidsmaatregelen en het niveau van ondernemerschap, maar dit verband is niet lineair. Voor de relatie tussen het belastingniveau en ondernemerschap wordt een U-vormige relatie gevonden en voor de relatie tussen de faillissementswetgeving wordt een S-vormige relatie gevonden.
30
- Gordon (1998) Als het hoogste inkomstenbelastingniveau hoger is dan het winstbelastingniveau, is het ondernemen relatief aantrekkelijk, omdat er relatief minder belasting dient te worden afgedragen in vergelijking met een inkomen uit loondienst. Als de niveaus in het belastingsysteem relatief veel van elkaar verschillen, zullen individuen in de hoogste schalen meer geneigd zijn om ondernemer te worden. - Guellec, D. & B. van Pottelsberge de la Potterie (1997) Deze studie, gebaseerd op 17 OECD landen, toont de invloed aan van overheidsbeleid op R&D. Deze relatie blijkt niet lineair, maar weergegeven te worden door een omgekeerde U-vorm. De opbrengsten uit R&D blijken bovendien aft e hangen van het type beleid. Directe subsidies blijken namelijk effectiever dan fiscale voordelen, omdat directe subsidies tot nieuwe projecten leiden, terwijl fiscale voordelen bestaande projecten accelereert. Tenslotte vinden de auteurs dat beide typen beleidsmaatregelen substituten zijn voor elkaar. - Grilo & Thurik (2005a) In dit artikel wordt getracht de verschillen in het niveau en dynamiek van ondernemerschap tussen landen te verklaren. In tegenstelling tot eerder onderzoek is de afhankelijke variabele niet binair van aard (wel of niet bezig met ondernemerschap), maar worden er zeven uitkomsten meegenomen. De variabele geeft dus meer inzicht in het niveau van betrokkenheid in ondernemerschap. Deze variabele wordt gekoppeld aan percepties omtrent administratieve lasten en gebrek aan financiële steun. De perceptie dat administratieve lasten complex zijn, beïnvloedt actief ondernemerschap significant negatief. Opvallend genoeg blijken percepties omtrent een gebrek aan financiële steun geen invloed te hebben op ondernemerschap. - Grilo & Thurik (2005b) Op basis van data uit de Entrepreneurship Flash Eurobarometer wordt gekeken naar de mate van betrokkenheid in het ondernemerschapsproces in de 25 EU-landen. Er worden zeven niveaus van betrokkenheid onderscheiden, van “nooit gedacht aan het starten van een eigen onderneming” tot aan “niet meer eigenaar van een eigen onderneming”. De auteurs vinden dat percepties over administratieve lasten een negatieve invloed hebben op de hoogste niveaus van betrokkenheid. Percepties over gebrek aan financiële middelen blijken geen invloed te hebben op de mate van betrokkenheid in het ondernemerschapsproces. - Hart & Scott (1994) De bijdrage van financiële ondersteuning aan ondernemers in Noord-Ierland in de periode 1986-1990 wordt onderzocht. Het LEDU-programma, een vorm van financiële steun voor ondernemers in Noord-Ierland, blijkt relatief goed te werken. Het programma heeft tot een hogere werkgelegenheidsgroei geleid. Ondernemers die gebruik maken van het programma zijn sneller geneigd tot het aannemen van meer personeel. Deze ondernemers hebben ook een grotere kans op overleven en groeien sneller. Echter, op regionaal niveau is het programma minder goed in staat gebleken om de werkeloosheid te verlagen. Het programma leidt tot slechts een kleine verbetering in de groeivoet van nieuwe ondernemingen.
31
- Hessels et al. (2006) De relatie tussen het sociale zekerheidsstelsel en het niveau van ondernemerschapsactiviteit (gemeten middels de TEA) wordt op macroniveau onderzocht. De resultaten wijzen op een significant negatief effect van sociale zekerheid op nieuw ondernemerschap. Echter, het relatieve niveau van de sociale zekerheid van ondernemers ten opzichte van het niveau van werknemers blijkt geen additioneel effect te hebben op het niveau van ondernemerschapsactiviteit. - Holtz-Eakin (2000) Er wordt in deze paper gekeken naar evaluatiecriteria en de efficiëntie van belastingvoordelen voor nieuwe en kleine bedrijven. Belastingvoordelen blijken niet de gewenste werking te hebben. - Ilmakunnas et al. (1999) In dit artikel wordt onderzoek gedaan naar de relatie tussen de sociale zekerheid en ondernemerschap. Er kan hierbij sprake zijn van een direct effect en een indirect effect. Het directe effect houdt in dat, gegeven het risiconiveau, een stijging in de sociale zekerheid het niveau van ondernemerschap doet dalen. Het indirecte effect via het economisch risico is niet significant. - Keuschnigg and Nielsen (2001) Overheidsbeleid op het gebied van venture capital kan zowel ondernemerschap als de welvaart stimuleren. Een nadere analyse toont aan dat alleen kosteneffectieve overheidsdiensten de welvaart weten te stimuleren. Ondernemerschap wordt gestimuleerd door verschillende vormen van overheidsbeleid, te weten gesubsidieerde leningen, het verzorgen van trainingen en het aanbieden van informatie en advies. - Kreft & Sobel (2003) In deze paper wordt gekeken naar de relatie tussen het niveau van nationale ondernemerschapsactiviteit en investeringen in durfkapitaal (venture capital). De auteurs vinden dat de aanwezigheid van ondernemerschapsactiviteit tot een instroom van venture capital leidt, en niet omgekeerd. Daarom is het relevanter voor de overheid om ondernemers een gunstig ondernemersklimaat te bieden in plaats van zich uitsluitend te richten op het stimuleren van investeringen in durfkapitaal. Een gunstig ondernemersklimaat ontstaat bij lage belastingen, weinig beperkende regel- en wetgeving en secure privé-eigendomsrechten. - Krueger & Pischke (1997) Dit artikel gaat met name over werkgelegenheid. De auteurs tonen aan dat een flexibele arbeidsmarkt, gekenmerkt door flexibele lonen en werkgelegenheid, meer werkzame personen en een grotere kans op nieuw ondernemerschap oplevert. - Lerner et al. (1999) De Small Business Innovation Research programma (SBIR) in de VS wordt geëvalueerd. Dit programma, waaraan de Amerikaanse overheid jaarlijks rond de 1 biljoen dollar aan besteed, geeft via een wedstrijd toelagen aan kleine high-tech bedrijven om meer geld en tijd aan R&D te besteden. Uit
32
de evaluatie blijkt dat het programma leidt tot betere prestaties van kleine bedrijven die er gebruik van maken. - Li (2002) In dit artikel wordt het effect van door de overheid gesubsidieerde leningen op zelfstandig ondernemerschap in de VS kwantitatief onderzocht. De huidige regelingen hebben weliswaar positieve effecten op de ondernemers in de doelgroep van de gesubsidieerde leningen, maar ten koste van de ondernemers die niet tot de doelgroep behoren. In zijn totaliteit worden ondernemende activiteiten door de leningen zelfs gereduceerd, wat resulteert in een relatief groot verlies in output. - Parker & Robson (2004) De auteurs gebruiken geavanceerde econometrische technieken om internationale variaties in het niveau van ondernemerschap te verklaren. Het geaggregeerde niveau van ondernemerschap blijkt significant positief gerelateerd te zijn aan de het niveau van de inkomstenbelasting. Verder wordt het niveau van ondernemerschap significant negatief beïnvloed door de werkgeversbijdrage aan sociale zekerheid en de replacement rate van werkeloosheid. - Peterman & Kennedy (2003) Dit artikel onderzoekt de invloed van participatie in een onderwijsprogramma in ondernemerschap op de percepties omtrent het starten van een eigen onderneming onder Australische studenten, gebruik makend van voor- en vervolgonderzoeken. Het blijkt dat studenten die hebben deelgenomen aan het programma significant positievere en sterkere percepties hebben op het gebied van het starten van een eigen onderneming. - Prantl (2005) Er wordt in deze paper onderzocht wat de invloed van Duitse gesubsidieerde leningen aan nieuwe kleine ondernemingen is op de overlevingskans en de jaarlijkse werkgelegenheidsgroei van deze ondernemingen. Deze invloed blijkt significant positief te zijn. Op korte termijn blijkt er vooral een invloed op de omzet, terwijl er op de lange termijn vooral een effect op de werkgelegenheid waarneembaar is. - Reynolds et al. (1994) Een aantal landen worden op regionaal niveau bestudeerd met als hoofdvraag: wat zijn de determinanten van ondernemerschap? Hiertoe worden er twee modellen opgesteld: een voor de hele economie en een voor de sector industrie. Het eerste model geeft geen effect van regionaal overheidsbeleid weer op ondernemerschap, het tweede een zwak positief effect. De auteurs geven tot slot een aantal beleidsimplicaties: de overheid zou moeten zorgen voor gelijkheid in nieuw ondernemerschap tussen regio’s en zou assistentie moeten verlenen aan business setups. - Schuetze & Bruce (2004) Een uitgebreid literatuuroverzicht over de invloed van het belastingstelsel op ondernemerschap. De meeste auteurs vinden dat het marginale belastingpercentage ondernemerschap positief beïnvloedt.
33
- Spencer & Gómez (2004) De auteurs hanteren een driedeling binnen de institutionele context: er is sprake van een regulerende, een cognitieve en een normatieve dimensie. Deze komen overeen met respectievelijk G5, G3 en G4. Uit analyses blijkt dat alledrie de dimensies hebben een invloed op ondernemerschap, zij het in een andere mate. - Van Delft et al. (2000) Etnisch ondernemerschap is een goede manier om immigranten met beperkte steun van de overheid een alternatief voor een arbeidsinkomen te bieden. In deze paper worden verscheidene programma’s in verschillende Europese steden geëvalueerd. Sociale netwerken blijken het effectiefst in het stimuleren van ondernemerschap onder etnische minderheden. - Van Stel & Storey (2004) Deze paper gaat in op de relatie tussen de creatie van nieuwe bedrijven en werkgelegenheidscreatie in Groot-Brittannië. Er is sprake van een positieve invloed in geheel Groot-Brittannië, maar een negatieve invloed in Schotland, waar overheidsbeleid specifiek gericht was op startende ondernemers. - Van Stel & Stunnenberg (2006) In deze paper wordt onderzocht wat de invloed van percepties over administratieve lasten is op het niveau van ondernemerschap in 18 OECD landen. Er blijkt een significant negatieve invloed van percepties over administratieve lasten op het niveau van ondernemerschap. - Van Stel et al. (2007) Er wordt in deze paper gekeken naar de relatie tussen reguleringen en ondernemerschap in 39 landen. Wetgeving op het gebied van het starten van een onderneming blijkt ondernemerschap negatief te beïnvloeden. Administratieve lasten daarentegen blijken echter niet significant van invloed te zijn op het starten van een nieuwe onderneming. - Wennekers et al. (2005) De auteurs vinden een U-vormige relatie tussen het nationale niveau van nieuw ondernemerschap en het niveau van economische ontwikkeling. Deze relatie is tot stand gekomen door drie verschillende benaderingen te gebruiken bij het verklaren van nieuw ondernemerschap. Allereerst is gekeken naar het inkomen per bevolkingshoofd als indicator voor economische ontwikkeling. Ten tweede is een innovatiecapaciteitsindex gebruikt. Tenslotte is de U-vormige relatie getoetst door verschillende controlevariabelen toe te voegen aan de analyses. Alledrie de benaderingen tonen de U-vormige relatie tussen nieuw ondernemerschap en het niveau van economische ontwikkeling aan. - Wennekers (2006) Dit promotieonderzoek gaat in op de oorzaken van de variatie in niveaus van ondernemerschap over landen en de tijd bezien. Het gaat dan met name om beroepsmatig ondernemerschap. Het doel van dit proefschrift is een multidisciplinair raamwerk te ontwikkelen waarmee op macroniveau de variaties in niveaus van ondernemerschap verklaard kunnen worden. Dit raamwerk wordt vervolgens gevalideerd aan de hand van empirische onderzoe-
34
ken. Aangezien dit raamwerk uitgebreid aan de orde is gekomen in hoofdstuk 2, zal hier verder niet op ingegaan worden.
35
BIJLAGE 2 Overige studies
Deze bijlage geeft een beknopt overzicht van de studies die weliswaar niet primair de effecten van overheidsbeleid op het aantal startende ondernemingen onderzoeken, maar die wel relevante inzichten verschaffen. Dit overzicht is niet compleet, maar biedt een aantal interessante studies. Voor meer studies wordt verwezen naar de titels die voorkomen in de literatuurlijst. KORTE ABSTRACT OVERIGE STUDIES: - Bais, Van den Hoeven & Verhoeven (1995) De determinanten van zelfstandig ondernemerschap in acht landen worden kwalitatief bestudeerd. Overheidsbeleid richt zich met name op faciliteiten op het gebied van informatie, advies en consultatie. Daarna volgen directe subsidies, gesubsidieerde leningen en borgstelling door de overheid. Nederland heeft ten tijde van dit onderzoek een zeer beperkt starterbeleid. - Baptista (2004) Dit artikel gaat in op de relatie tussen attitudes ten opzichte van culturele dimensies en overheidsbeleid inzake bedrijfsoprichtingen. Uit een onderzoek onder 53 landen blijkt dat de intensiteit van toetredingsregulaties verband houdt met zowel de algemene attitudes in de maatschappij over risico en onzekerheid als de mate van machtsongelijkheid van instituties. Hoe uitgebreider de regelgeving inzake bedrijfsoprichting, des te groter de tendens in de maatschappij richting risicoaversie of onzekerheidsvermijding. Verder lijkt te gelden dat hoe minder uitgebreid de regelgeving inzake bedrijfsoprichting, des te positiever de percepties omtrent de effectiviteit en kwaliteit van overheidsbeleid. - Bruce (2002) Dit artikel gaat in op de invloed van het belastingsysteem in de VS op de beslissing van ondernemers om hun onderneming al dan niet voort te zetten. De auteur toont aan dat hogere relatieve marginale belastingtarieven voor ondernemers niet noodzakelijkerwijs de kans op exit doet stijgen. - Busenitz et al. (2000) Dit artikel poogt een instrument te ontwikkelen waarmee het nationale institutionele profiel ten behoeve van ondernemerschap adequaat gemeten kan worden. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een regulerende, een cognitieve en een normatieve dimensie. - EIM (2004) Het huidige beleid van gemeenten is om etnisch ondernemerschap niet apart te benaderen. Deze beleidswijziging is deels doorgevoerd omdat beter geïntegreerde tweede generatie allochtonen geen specifiek beleid behoeven en deels omdat gebleken is dat het gevoerde specifieke beleid ineffectief was. Verder bestaat er niet één doelgroep etnische ondernemers en doet specifiek beleid voor etnische ondernemers tekort aan andere groepen met eenzelfde afstand tot de arbeidsmarkt en de ondernemerscultuur.
37
- Evans & Leighton (1990) De relatie tussen werkeloosheid en de creatie van nieuwe ondernemingen staat centraal in deze paper. Werklozen hebben twee maal zoveel kans om een nieuw bedrijf op te starten dan werkzame personen. Echter, zij zijn ook vaker minder succesvol. Overheidsbeleid zou zich moeten richten op gebieden waar startende ondernemers benadeeld worden, zoals de kapitaalmarkt en administratieve lasten. Verder zouden directe subsidies effectief zijn. - Fayolle (2000) De auteur is van mening dat onderwijs en trainingen in ondernemerschap een zeer relevante rol spelen bij het verklaren van het niveau van ondernemende activiteiten in een land. Er worden verschillende aanbevelingen gedaan teneinde ondernemerschap in Frankrijk te ontwikkelen en promoten. - Joskow et al. (1994) De moeizame privatisering die in Rusland had plaatsgevonden ten tijde van dit onderzoek wordt uitgebreid geanalyseerd. Op korte termijn heeft de privatisering geleid tot een daling in BBP. Toch wordt de verwachting geuit dat de recessie volgend op de privatisering van relatief korte aard is en dat op de lange termijn een positiever beeld zal ontstaan door de invoering van competitieve markten. Goed overheidsbeleid is hierbij cruciaal. - Lynskey (2004) Een onderzoek naar Japanse ondernemers leert dat zij ten opzichte van Europa en de VS op twee gebieden achterlopen. Ten eerste is er nauwelijks sprake van venture capital funding; Japanse ondernemers zijn afhankelijk van bankleningen, overheidsleningen en eigen vermogen. Verder hebben Japanse ondernemers te kampen met een tekort aan ervaren personeel, waardoor groei belemmerd wordt. - Nijsen et al. (2005) Dit zeer recent verschenen rapport gaat in op de inhoudelijke nalevingskosten van wet- en regelgeving. Deze zijn gelieerd aan de administratieve lasten, die voortvloeien uit de kosten die gemoeid zijn met de naleving van informatieverplichtingen. Informatieverplichtingen zijn altijd gekoppeld aan inhoudelijke verplichtingen, maar het omgekeerde hoeft niet altijd te gelden. De kosten die voortvloeien uit inhoudelijke verplichtingen voor bedrijven worden de nalevingskosten genoemd. De studie concludeert dat er nog geen specifiek meetsysteem voor de nalevingskosten is ontwikkeld. - Praag (1996) Een uitgebreid promotieonderzoek naar de determinanten van succesvol ondernemerschap. Het laatste hoofdstuk gaat in beleidsaanbevelingen naar aanleiding van de bevindingen omtrent de determinanten van startende ondernemers en succesvolle ondernemers. Aangezien er geen specifiek empirisch onderzoek gedaan is naar de effecten van overheidsbeleid, blijven de aanbevelingen relatief abstract. - Rogoff & Lee (1996) In dit onderzoek wordt gekeken naar de effectiviteit van overheidsbeleid op het gebied van ondernemerschap vanuit het perspectief van ondernemers.
38
Alhoewel ondernemers van mening zijn dat de overheid nieuw ondernemerschap financieel en niet-financieel dient te ondersteunen, zien zij de overheid meer als een obstakel in plaats van een steun. Opvallend genoeg zijn de meest ambitieuze en succesvolle ondernemers negatiever over de overheid dan de rest. Ook degenen die geprofiteerd hebben van overheidssteun zijn zeer negatief. - Santarelli & Piergiovanni (1993) De auteurs tonen aan dat het aanreiken van financiële en niet-financiële tegemoetkomingen aan personen die een bedrijf oprichten in dezelfde sector als waar ze tot voorheen werkzaam in waren, ondernemerschap stimuleert. Overall gezien wordt ondernemerschap gestimuleerd door gericht innovatiebeleid. - Sobel et al. (2005) Markteconomieën, vaak gepaard gaand met goed voorzienende economische instituties en beperkt overheidsingrijpen, kennen een hoge graad van tolerantie ten opzichte van ondernemerschapsvrijheid. Met andere woorden: deze economieën zijn vaak competitiever. Echter, bij door de politiek gedomineerde economieën gaat het er anders aan toe. Doordat gevestigde bedrijven veel politieke invloed hebben, bemoeilijken zij de toetreding van nieuwe ondernemers. Dit leidt uiteindelijk tot minder ondernemerschap, meer opheffingen en minder economische groei. De auteurs pleiten derhalve voor een beperkt overheidsingrijpen. - Spencer & Gómez (2002) Het overheidsbeleid in Costa Rica, Uruguay en Chili op het gebied van ondernemerschap wordt onder de loep genomen. Een diepgrondige analyse, hoewel niet empirisch, toont aan dat overheidsbeleid het meest effectief is wanneer deze zich simultaan richt op de regelgeving, kennisoverdracht en de attitude van de maatschappij ten opzichte van ondernemerschap. - Storey (1991) Overzichtsartikel van de tot dan uitgevoerde empirische onderzoeken naar de invloed van werkeloosheid op nieuw ondernemerschap. Het blijkt dat deze onderzoeken vrijwel nooit control variabelen meenemen. Control variabelen op het gebied van overheidsbeleid zijn in de analyses overwegend zwak significant positief. Het betreft de variabelen Selective Employment Tax, een belasting die alleen geldt voor ondernemers, de Enterprise Allowance Scheme, een financiële tegemoetkoming voor starters en de inkomstenbelasting. - Storey (2000) In dit artikel wordt een model ontwikkeld ten behoeve van de evaluatie van publiek beleid en de effecten hiervan op ondernemerschap. In zes stappen kan adequaat nagegaan worden in hoeverre overheidsbeleid leidt tot de beoogde effecten inzake ondernemerschap. - Verheul et al. (2002) Een raamwerk waarin de determinanten van ondernemerschap uitgebreid aan bod komen. Dit raamwerk is een voorloper van het raamwerk dat Wennekers (2005) presenteert. Er wordt ingegaan op zowel de vraag- als de aanbodzijde. Determinanten van ondernemerschap aan de vraagzijde zijn:
39
technologische ontwikkelingen, globalisatie, economische ontwikkelingen en de industriële structuur. Aan de aanbodzijde gaat het om bevolkingskengetallen, de urbanisatiegraad, werkeloosheid en inkomensongelijkheid. - Wennekers et al. (2002) Overzichtsartikel over de determinanten van variatie in ondernemerschap op macroniveau. Ten behoeve van het verklaren van deze verschillen is een zogenoemd eclectic framework ontwikkeld. Dit is de voorloper van het raamwerk dat eveneens in Wennekers (2006) gepresenteerd wordt. Verschillen in geaggregeerde voorwaarden zoals technologie, niveau van economische ontwikkeling, instituten, cultuur en demografie veroorzaken verschillen in kansen, middelen, vaardigheden en preferenties op het gebied van ondernemerschap. - Wennekers et al. (2005) In dit boek staat de betekenis van ondernemerschap centraal. De startmotieven van aankomende ondernemers worden in kaart gebracht, evenals de achtergrondkenmerken van ondernemers. Verder wordt ingegaan op toekomstige trends. Tenslotte worden beleidsaanbevelingen gedaan. Gepleit wordt voor meer aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs, de bevordering van netwerken en samenwerking en de creatie van moderne faciliteiten ter bevordering van de kwaliteit van ondernemerschap. Hiernaast wordt geadviseerd de regelgeving en administratieve rompslomp te verminderen, de kapitaalvoorziening te verbeteren en een langetermijnbeleid te voeren.
40
The results of EIM's Research Programme on SMEs and Entrepreneurship are published in the following series: Research Reports and Publieksrapportages. The most recent publications of both series may be downloaded at: www.eim.net.
Recent Research Reports and Scales Papers H200624
13-12-2006
H200623
6-12-2006
Creative Destruction and Regional Competitiveness Entrepreneurship, Dynamic Capabilities and New Firm Growth
H200622
1-12-2006
Determinants of self-employment preference and realization of women and men in Europe and the United States
H200621
1-12-2006
Is human resource management profitable for small firms?
H200620
23-11-2006
H200619
20-11-2006
The entrepreneurial ladder and its determinants Knowledge Spillovers and Entrepreneurs’ Export Orientation
H200618
20-11-2006
The effects of new firm formation on regional development over time: The case of Great Britain
H200617
11-10-2006
On the relationship between firm age and productivity growth
H200616
11-10-2006
Entrepreneurship and its determinants in a crosscountry setting
H200615
2-10-2006
The Geography of New Firm Formation: Evidence from Independent Start-ups and New Subsidiaries in the Netherlands
H200614
25-9-2006
H200613
25-9-2006
PRISMA-K: een bedrijfstakkenmodel voor de korte termijn PRISMA-M: een bedrijfstakkenmodel voor de middellange termijn
H200612
25-9-2006
H200611
25-9-2006
PRISMA-MKB: modelmatige desaggregatie van bedrijfstakprognose naar grootteklasse PRISMA-R: modelmatige desaggregatie van bedrijfstakprognoses naar provincie
H200610
25-9-2006
H200609
25-9-2006
Explaining engagement levels of opportunity and necessity entrepreneurs The effect of business regulations on nascent and Young business entrepreneurship
H200608
24-8-2006
H200607
18-8-2006
H200606
6-7-2006
High growth entrepreneurs, public policies and economic growth The decision to innovate Innovation and international involvement of Dutch SMEs
H200605
27-6-2006
Uncertainty avoidance and the rate of business ownership across 21 OECD countries, 1976-2004
H200604
22-6-2006
The Impact of New Firm Formation on Regional Development in the Netherlands
H200603
21-6-2006
An Ambition to Grow
H200602
21-6-2006
Exploring the informal capital market in the Netherlands: characteristics, mismatches and causes
41
H200601
22-5-2006
N200520
7-3-2006
SMEs as job engine of the Dutch private economy High Performance Work Systems, Performance and Innovativeness in Small Firms
N200519
1-2-2006
Entrepreneurial Culture as Determinant of Nascent Entrepreneurship
N200518
26-1-2006
Social security arrangements and early-stage entrepreneurial activity; an empirical analysis
N200517
23-1-2006
Determinants of Growth of Start-ups in the Netherlands
N200516
23-1-2006
N200515
23-1-2006
Entrepreneurship in the old en new Europe Entrepreneurial engagement levels in the European Union
N200514
23-1-2006
N200513
20-1-2006
Latent and actual entrepreneurship in Europe and the US: some recent developments Determinants of self-employment preference and realisation of women and men in Europe and the United States
N200512
20-1-2006
PRISMA-K: een bedrijfstakkenmodel voor de korte termijn
N200511
19-1-2006
Strategic Decision-Making in Small Firms: Towards a Taxonomy of Entrepreneurial Decision-Makers
N200510
11-1-2006
Explaining female and male entrepreneurship at the country level
N200509
11-1-2006
The link between family orientation, strategy and innovation in Dutch SMEs: a longitudinal study
N200508
11-1-2006
From nascent to actual entrepreneurship: the effect of entry barriers
N200507
11-1-2006
Do entry barriers, perceived by SMEs, affect real entry? Some evidence from the Netherlands
H200503
6-12-2005
The Impact of New Firm Formation on Regional Development in the Netherlands
N200506
5-9-2005
Entrepreneurial intentions subsequent to firm exit
N200505
5-9-2005
The relationship between successor and planning characteristics and the success of business transfer in Dutch SMEs
H200502
31-8-2005
Product introduction by SMEs
H200501
12-5-2005
Kosten van inhoudelijke verplichtingen voor het be-
N200504
21-4-2005
N200503
7-4-2005
N200502
31-3-2005
N200501
31-3-2005
H200408
23-12-2004
Aantallen ondernemers en ondernemingen
H200409
22-12-2004
Armoede onder zelfstandige ondernemers
H200407
9-12-2004
H200406
9-11-2004
drijfsleven Does Self-Employment Reduce Unemployment? Zipf's Law in Economics Early-stage entrepreneurial activity in the European Union: some issues and challenges Scale effects in HRM Research
How do firms innovate? Perception of competition : A measurement of competition from the perspective of the firm
H200405
27-10-2004
H200402
4-10-2004
Arbeidsproductiviteit in de Nederlandse dienstensector Verklaren en voorspellen van naleving: uitwerking van een ex ante schattingsmethode
42
H200401
4-10-2004
H200404
3-9-2004
Explaining variation in nascent entrepreneurship Academic entrepreneurship : a source of competitive advantage
H200403
14-6-2004
How can leaders trigger bottom-up innovation?
H200311
29-4-2004
Transforming an idea into a strategic decision in
H200310
16-3-2004
SMEs Business dynamics and employment growth: A cross-country analysis H200309
3-3-2004
H200308
3-3-2004
The National Systems of Innovation Approach and Innovation by SMEs Understanding the Role of Willingness to Cannibalize in New Service Development
H200307
3-3-2004
Factors influencing export development of Dutch manufactured products
43