Inspraakverslag Beleidsplan “Transformatie AWBZ naar Wmo” deel II Nr. 1.
Hoofdstuk Algemene reactie
Organisatie/ instelling Samenwerkende organisaties Aanzet, MEE, Rigom, Vivaan, Radius en RMC
Reactie De samenwerkende organisaties Aanzet, MEE Noordoost Brabant, RIGOM en Vivaan evenals Radius en RMC hebben besloten gezamenlijk te reageren op het concept Beleidsplan Transformatie van AWBZ naar WMO deel 2. In het vervolg van deze reactie wordt met “welzijn” deze 6 organisaties bedoeld. Als eerste complimenteren wij de gemeenten met de prettige leesbaarheid van het Beleidsplan. Omdat de rijksoverheid en gemeenten nog een aantal keuzes moeten maken, vinden wij de term ontwikkelnotitie beter passen. Welzijn streeft naar een samenleving met als kernwaarden zelfredzaamheid, samenredzaamheid, participatie en inclusiviteit. Wij bevorderen dat kwetsbare burgers en hun sociaal netwerk deelnemen in de samenleving. De omgeving van de burger moet de burger in staat stellen zelf verantwoordelijkheid te nemen en mee te kunnen doen. Dit is ook de doelstelling van de gemeenten uit de regio Brabant Noordoost. In het Beleidsplan vinden we veel van deze kernwaarden terug en dat is positief. Uitgaan van wat er al is (het goede behouden), mixen van groepen, professional als achtervang, etc. In de notitie dient sterker neergezet te worden: De positie van welzijn tussen de gespecialiseerde 2de lijnszorg en de lichte 0de lijn. Kerntaken van welzijn zijn signalering, preventie, vraagverheldering, oplossing en regievoering en coördinatie. Welzijn draagt bij aan het versterken van het individu en van de samenleving en daarmee aan het oplossen van individuele en maatschappelijke problemen, beheersing van kosten door tijdig op- en afschalen. De verbinding tussen de transitie van AWBZ naar WMO met de transitie Jeugd en de Participatiewet. We missen in de notitie de communicatie met de inwoners. Bij veel burgers heerst angst voor de toekomst van de zorg, waarin een groot beroep wordt gedaan op de inzet van vrijwilligers. In het Beleidsplan ontbreken duidelijke financiële kaders: welzijn kan zich alleen stevig positioneren op de 0 de en 1ste lijn als daar ook de financiële middelen tegenover staan. Subsidie van de desbetreffende organisaties is nodig om kwetsbare burgers te versterken en om dicht bij huis vrijwilligerswerk en begeleiding te stimuleren.
1.1
Ambtelijke reactie
BNO
Met de regionale visie op welzijn hebben we als regio de opdracht en positie van welzijn beschreven. Dat is de basis voor de inzet en positionering van welzijn. We hebben zullen in het beleidsplan hierover iets toevoegen. Voor de communicatie met inwoners is een regionale communicatie aanpak opgesteld. Gemeenten vullen dit verder lokaal in. Dat maakt geen onderdeel uit van het regionale beleidsplan. We zullen de uitgangspunten voor de communicatie nader beschrijven. De financiële kaders worden later dit jaar opgesteld, we hebben nu inzicht in het macrobudget voor de transitie. Zodra we meer inzicht hebben in de landelijke financiële kaders en de kosten van de nieuwe taken, zullen we een begroting opstellen.
2.
Algemene reactie
Wmo-Adviesraad Boekel
De Wmo adviesraad vindt de opzet van het Beleidsplan overzichtelijk en het is een leesbaar stuk. Het is goed dat er door de gemeente voortvarend verder gewerkt wordt aan de invoering van de transitie AWBZ, ook al blijft besluitvorming van de landelijke overheid tot op heden achter. Reactie op het beleidsplan verder per hoofdstuk. De Wmo adviesraad is van mening dat tot nu toe de communicatie van de gemeente naar de burger ernstig tekort schiet. De gemeente kan zich niet langer permitteren om te wachten op definitieve besluitvorming van de landelijke overheid. Om draagvlak te creëren is het belangrijk dat burgers tijdig meegenomen worden in het veranderingsproces wat gaande is. Zorgvuldige informatieverstrekking aan de inwoners van onze gemeente is de basis hiervan.
1
De Wmo adviesraad heeft hier bij een eerder advies1 reeds op aangedrongen en verwacht nu dat dit met urgentie opgepakt gaat worden. De Wmo adviesraad adviseert positief met betrekking tot het Regionaal beleidsplan ‘Transformatie van AWBZ naar Wmo’ deel 2 met de genoemde aandachtspunten. 2.1
Ambtelijke reactie
BNO
Voor de communicatie met inwoners is een regionale communicatie aanpak opgesteld. Gemeenten vullen dit verder lokaal in. Uw reactie wordt gedeeld met de gemeente Boekel.
3.
Algemene reactie
BPR Boxmeer
Goed geschreven stuk in hoofdlijnen de praktijk zal de toetsing zijn.De omschrijvingen in het beleidsplan zijn breed te interpreteren. Er moeten nog veel zaken worden uitgewerkt en vastgelegd. Worden de actiepunten van de colleges nog verder uitgewerkt? Op welke manier gaat de gemeente de vele wijzigingen invoeren? Hoe en wanneer worden cliënten op de hoogte gesteld over de wijzigingen? Wordt hierbij rekening gehouden met de diverse leeftijdsgroeperingen en de verschillende indicaties van dit moment?
3.1
Ambtelijke reactie
BNO
Gemeenten in onze regio zijn al druk bezig met de verdere voorbereidingen. Zo wordt er gewerkt aan de communicatie met cliënten (zodat deze kan worden opgestart zodra wij gegevens van de huidige cliënten krijgen), het opstellen van een nieuwe Wmo-verordening, een implementatieplan voor de uitvoering en is de inkoop voor 2015 gestart. Huidige cliënten hebben een overgangsrecht van 1 jaar, daar moeten we als gemeenten rekening mee houden.
4.
Algemene reactie
Adviesraad Wmo Bernheze
Inhoudelijk De Adviesraad Wmo Bernheze stemt in met de wijze waarop de Transitie AWBZ door deze 12 gemeenten tot dusver is opgepakt. Wij waarderen het, dat ondanks veel onzekerheid doorgewerkt wordt aan het ontwikkelen van beleid. En vervolgens merken wij het volgende op: Bij alle goede voornemens missen we een inschatting van de risico’s voor cliënten en toekomstige cliënten op onvoldoende zorg. Het valt op dat in het gehele stuk veel wordt gerefereerd aan vrijwilligersorganisaties. Wat als het niet werkt? Wie signaleert dat? Kortom: is er een vangnet? Maak transparant welke voorzieningen er zijn en wat de mogelijkheden zijn zodat burgers zelf de regie kunnen behouden en keuzes kunnen maken. Voor de burgers komen er veel en forse veranderingen aan. Op het gebied van de Wmo maar ook op andere vlakken (denk aan de zorgverzekeringswet, de participatiewet etc.) Veel hangt af van de wijze hoe de hele transitie naar de gemeenschap gecommuniceerd gaat worden. De mensen moeten door de gemeenten geïnformeerd worden over deze transitie. Het ministerie is ermee bezig om handreikingen daarvoor op te stellen maar wordt daar door de 12 gemeenten ook al proactief op ingespeeld ? Bijvoorbeeld door het maken van een communicatieplan? Het gaat na elk hoofdstuk over WAT de uitgangspunten zijn. Helaas missen we een concrete uitwerking daarvan in de vorm van HOE dit dan aangepakt gaat worden. Elk hoofdstuk wordt ook afgesloten met Actiepunten college van burgemeesters en wethouders. De meeste van deze actiepunten zijn niet dusdanig geformuleerd dat duidelijk is wat B&W concreet gaan doen. Het lijken meer statements en aandachtspunten dan concreet te ondernemen acties. Daarbij missen we ook een tijdsplanning (wanneer dient iets te beginnen en afgerond te zijn). Tekstueel Op pagina 4, regel 7 wordt verwezen naar de bijlage waarin het budget toegelicht wordt. Deze bijlage zit er niet bij.
2
4.1
Ambtelijke reactie
BNO
Het beleidsplan geeft de kaders aan voor verdere invulling. Deze invulling vindt deels lokaal plaats en maakt onderdeel uit van de lokale uitvoeringsplannen. In het beleidsplan geven we aan dat we realistisch moeten zijn, niet alles kan met vrijwilligers worden opgevangen. In de opdracht aan welzijnsorganisaties en zorgaanbieders, maken we nadere afspraken over de inzet en ondersteuning van vrijwilligers. Voor de communicatie met inwoners is een regionale communicatie aanpak opgesteld. Gemeenten vullen dit verder lokaal in. Dank voor de tekstuele reactie mbt pag.4, we passen dit aan.
5.
Algemene reactie
BPR Grave
De transformatie van AWBZ naar Wmo is helder verwoord. Toegespitst op de komende bezuinigingsronde is de vraag of de omschreven uitgangspunten in de praktijk goed uitvoerbaar zijn. Belangrijk wordt de komende gemeentelijke verordening over de uitvoering van de transitie. In deze verordening zal dieper ingegaan moeten worden op: Het bereiken van de eenzame burger. Het inzichtelijk maken hoe en waar de bezuinigingen worden doorgevoerd. Het evalueren van de gemeentelijke dienstverlening. Hoe buurt en familie gesteund worden bij de taken die de gemeente bij hen wil leggen. Eensluidende verordening voor de drie ISD gemeenten.
5.1
Ambtelijke reactie
BNO
De opmerkingen over de verordening zullen op verschillende manieren worden opgepakt: Het bereiken van de eenzame burger: via sociale (wijk)teams Inzichtelijk maken van de bezuinigingen: in de gemeentebegroting Evalueren van de dienstverlening: in de aanpak voor monitoring, sturing en verantwoording Ondersteuning van buurt en familie: door de inzet van welzijn en het versterken van netwerken Eensluidende verordening ISD-gemeenten: dit is aan de ISD-gemeenten
6.
Algemene reactie
BPR Mill
In zijn algemeenheid zijn de onderdelen goed in beeld gebracht en omschreven. Helder taalgebruik. De gemeente zijn aan zet als het gaat om de uitvoering. Hoe het actieplan en de uitvoering van de regelgeving er uit moet gaan zien is nog onduidelijk. Hoe gaat de gemeente dit communiceren met haar burgers??
6.1
Ambtelijke reactie
BNO
Gemeenten in onze regio zijn al druk bezig met de verdere voorbereidingen. Zo wordt er gewerkt aan de communicatie met cliënten (zodat deze kan worden opgestart zodra wij gegevens van de huidige cliënten krijgen), het opstellen van een nieuwe Wmo-verordening, een implementatieplan voor de uitvoering en is de inkoop voor 2015 gestart. Voor de communicatie met inwoners is een regionale communicatie aanpak opgesteld. Gemeenten vullen dit verder lokaal in. De uitgangspunten voor de communicatie voegen we toe in het beleidsplan.
7.
Algemene reactie
Bureau Maks, Jan de Laat
In het algemeen zie ik dat er meer verbinding gemaakt moeten worden en dat er beter gecommuniceerd en gestructureerd moet worden tussen de 0de 1e en 2de lijn. Dit is kostbare tijd en tijd is geld ( overhead) dat niet direct aan de client besteed wordt. Mijn grootste zorg is om dit in de hand te houden. We leven nog steeds in een overleg structuur. Als ik optel wat de huidige transities op macro en micro nivo al voor overhead zorgen en voorlopig blijven zorgen, dan zijn we verplicht goed naar elkaar te luisteren en de juiste keuze te maken om dit alles tot en goed resultaat te brengen. Zoniet dan zal dit nederlandse geschiedenis in gaan als het meest besproken fiasco mbt zorg en welzijn.
7.1
Ambtelijke reactie
BNO
We voeren als gemeenten onze regierol zo goed mogelijk uit.
3
8.
Algemene reactie
GGD Hart van Brabant
Complimenten voor dit zeer prettig leesbare en inhoudelijk duidelijke concept. Wij missen nog wel de focus op gezondheid aangezien wij van mening zijn dat gezondheid de kern van een participatiemaatschappij is waardoor burgers mee kunnen doen en ook daadwerkelijk meedoen aan het maatschappelijk leven, in werk en onderwijs, breed in de samenleving. Bij de gezondheid gaat het niet per definitie om de afwezigheid van ziekte maar om de capaciteiten van mensen om zelf de regie te voeren. Misschien wel de oudste wijsheid over gezondheid is dat voorkomen beter is dan genezen. Talloze onderzoeken wijzen uit dat preventie loont zowel in termen van gezondheidswinst als sociaaleconomische rendement. We hebben in de samenleving meer en meer mensen nodig die het vermogen hebben zich aan te passen, eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Of het nu mantelzorgers, vrijwilligers zijn, of mensen met een individuele zorgvraag. De samenleving helpt zichzelf als we er met z’n allen voor zorgen dat dat vermogen bij zoveel mogelijk mensen op zijn minst op peil blijft, zo lang mogelijk, dan wel hersteld wordt als het even minder is. Dat betekent dat je als gemeenten ook moet willen inzetten op het op peil houden en ondersteunen van dat vermogen. Dus bewust inzetten op bevorderding en bescherming van gezondheid van mensen mn van kwetsbare groepen, zodat ze langer gezond blijven. Maar ook bij mantelzorgers en vrijwilligers zodat zij hun potentieel langer en prettiger/zingevend kunnen blijven inzetten. Ook moet je als gemeente structureel willen weten hoe het gesteld is in je gemeente met dat vermogen/de gezondheid, om daarop te kunnen anticiperen (en problemen voor te zijn). In de nota Transformatie van AWBZ naar WMO ligt de nadruk op de enorme opdracht aan gemeenten om de juiste zorg bij de juiste burger te krijgen, voor veel minder geld. Het accent ligt op zaken als ‘voorkomen van overbelasting’. Je kunt ook kiezen voor een positieve benadering: zo lang mogelijk mensen in hun kracht houden opdat ze zelf eigen regie kunnen voeren, en anderen kunnen en willen helpen. Zet ook in op die cultuurverandering: zingeving ervaren, kwaliteit van leven, plezier ervaren, levenskracht, door je in te zetten voor een ander als vrijwilliger en mantelzorger en te werken aan ‘Nederland doet..’.: * Meedoen is gezond en daarbij is gezondheid van groot belang. * Gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Naast gezondheid zouden wij ook graag nog wat meer opgenomen zien over de vangnetfunctie die gemeenten hebben. De nieuwe participatiesamenleving vraagt eigen kracht en zelfregie die helaas niet door elke burger op elk gewenst moment in te zetten is. De kans dat burgers om die reden buiten de boot gaan vallen en niet de juiste aandacht en zorg krijgen die op dat moment nodig is, is aannemelijk. De aandacht en zorg voor deze groep die vereenzaamt en verloedert en zich onttrekt aan zorg vraagt een specifieke aanpak, ook wel bemoeizorg genoemd. Het in verbinding komen met deze burgers vraagt specifieke en aanhoudende aandacht om te voorkomen dat situaties escaleren en de sociale veiligheid in het geding komt.
Tot slot missen we nog de relatie met de Transitie Jeugd. Deze wordt niet gelegd, niet naar inhoud en niet naar proces dan wel tijdspad. Heel vaak betreft het dezelfde (gezins)systemen. Het maken van die verbinding zal toegevoegde waarde hebben. Afstemming, streven naar vergelijkbare doelen en in elkaar schuiven zal (op termijn) aannemelijk en efficiënt zijn.
4
8.1
Ambtelijke reactie
BNO
We gaan uit van de mogelijkheden van mensen, in plaats van beperkingen. En we richten de ondersteuning op alle leefgebieden van kwetsbare burgers, dus ook gezondheid. Met de versterking van de nulde lijn hopen we zo vroeg mogelijk te kunnen signaleren, juist ook vanuit het belang dat we zien voor preventie. De relatie met de transitie jeugd wordt in het beleidsplan benoemd. Er vindt ambtelijk en bestuurlijk nadere afstemming en samenwerking plaats.
9.
Algemene reactie
Dhr. J. Hendriks
Beschikbaarheid vrijwilligers en mantelzorgers In het eerste hoofdstuk wordt uitgebreid stilgestaan bij de mogelijkheden die vrijwilligers en mantelzorgers kunnen bieden in de ‘opvang’ van de hulpbehoevende. Kijkend naar diverse economische kerncijfers van deze regio dan is het potentiaal beroep dat gedaan wordt op deze vrijwilligers en mantelzorgers vele male groter dan het potentiaal beschikbare vrijwilligers en mantelzorgers. In de regio is er sprake van een aanstaande enorme vergrijzingsgolf, terwijl er ondertussen sprake is van een zeer fors vertrekoverschot (= er vertrekken er meer dan er terug komen) van jongeren in de leeftijd van 15 – 34 jaar. Er is slechts een vestigingsoverschot in de vanaf mensen met de leeftijd in de 45-49 jaar en ouder. Kortom: er kan niet anders geconcludeerd worden dan dat de vergrijzing twee keer zijn weerslag zal vinden in de regio. Dan is er ook nog de historische hoge arbeidsparticipatie in deze regio ten opzichte van allerlei landelijke maar ook bovenregionale cijfers (NRW, Duitsland). Zoals ook al bijna lezend te verwachten is uit voorgenoemde cijfers blijkt dan ook dat tot 2040 er rekening gehouden moet worden met een bevolkingskrimp in de regio. De conclusie die hieruit getrokken moet worden dat vrijwilligers en mantelzorgers met name uit de vergrijsde populatie moet voortkomen. Hier ontstaat een behoorlijk spanningsveld. Allereerst zou ik het sentiment willen noemen: ‘ouderen worden aan hun lot over gelaten’. En geheel cijfermatig hebben de ouderen hier geen ongelijk in, immers het zijn slechts de ouderen die potentieel genoeg tijd hebben voor de genoemde ondersteunende functies ten behoeve van de hulpbehoevende. Historisch is het ook zo dat juist de vergrijzende groep meer aanspraak wil maken / maakt op de genoemde ondersteunende functies. Toenemende gezondheidsklachten, ouderdomskwaaltjes, behoefte om tijd met kleinkinderen etc. door te brengen reduceert tegelijkertijd de beschikbaarheid. U rept hierover met geen woord. Ik vind dit uiterst onverstandig. U zult hier echt meer aandacht aan moeten besteden hoe u hier mee om denkt te gaan. Een heel groot deel van de verder genoemde plannen in het document gaan uit van een vele male grotere beschikbaarheid van vrijwilligers en mantelzorgers dan er daadwerkelijk zullen zijn. De gewenste terugdringing van het aantal professionals zal daardoor uiterst gering zijn. Ook hier gaat u mijns inziens veel te rooskleurig mee om. U dient dit echt beter te onderbouwen. Activering vrijwilligers en mantelzorgers Veel voorzieningen die nodig zijn voor mantelzorgers en vrijwilligers zijn regionaal geconcentreerd geregeld. Denk bijvoorbeeld aan de uitgiftepunten voor hulpmiddelen in de thuiszorg. Deze zijn (grofweg geschetst) alleen verkrijgbaar bij de ziekenhuizen in de regio. Dit geldt ook voor tal van andere voorzieningen. Ondertussen schrijft u: “In de ideale situatie hebben bestaande voorzieningen een bredere functie, voor een bredere doelgroep én voor de wijk.” Er is een veelheid van kernen waarin men woont waar deze voorzieningen niet aanwezig zijn, of slechts op professioneel niveau na het verkrijgen van een bepaalde indicatie. U zult dus ook hier een nadere onderbouwing moeten geven hoe u activering mogelijk denkt te maken, ondanks dit hiaat. Aangezien de rest van uw stuk te sterk bouwt op de door mij genoemde punten heeft het geen zin om de rest te voorzien van zinvol commentaar.
9.1
Ambtelijke reactie
BNO
In het beleidsplan geven we aan dat we realistisch moeten zijn, niet alles kan met vrijwilligers worden opgevangen. In de opdracht aan welzijnsorganisaties en zorgaanbieders, maken we nadere afspraken over de inzet en ondersteuning van vrijwilligers
5
en mantelzorgers. De wijze waarop dit gebeurt zal aansluiten op de lokale situatie en mogelijkheden. We zullen de komende jaren met elkaar moeten ervaren en leren hoever de mogelijkheden reiken en waar beperkingen zijn. We hebben er vertrouwen in dat we dit met elkaar kunnen oppakken. 10.
Algemene reactie
Wmo-adviesraad Landerd
Standpunt is erg idealistisch. De nieuwe werkwijze ‘de Kanteling’ wordt consequent gehanteerd. Dit veranderingsproces, zowel in denkwijze als werkwijze, zal voor alle betrokkenen, burgers, ambtenaren en zorgaanbieders veel aandacht vragen. Daarom adviseren we: 1. Meer aandacht voor procesbegeleiding en -bijstelling; frequent en duidelijk voor alle genoemde partijen. 2. De voorwaarden die gesteld worden aan het starten met de implementatie, vragen op onderdelen veel tijd. In deze regelgeving en uitvoering is zeker niet alles op te nemen, daarom moet duidelijk zijn dat lopende het veranderingsproces, bijstelling noodzakelijk zal zijn. 3. Implementatie per 1 januari 2015 lijkt niet realistisch. Een stappenplan dient hierin duidelijkheid te geven. Communiceer de voortgang regelmatig met alle betrokkenen en geef voor de burger duidelijke informatie in begrijpbare taal. 4. Aansluitend aan de gegeven opmerkingen hebben we ook onze opmerkingen geplaatst m.b.t. de Basisovereenkomst.
10.1
Ambtelijke reactie
BNO
We hebben de kaders voor de verdere ontwikkeling opgesteld, nu gaan we aan de slag met de voorbereiding van de uitvoering. Daarbij is ook veel aandacht voorde communicatie naar cliënten. We hebben een regionale communicatie aanpak opgesteld (op basis van klare taal) waar gemeenten en instellingen gebruik van maken.
11.
Algemene reactie
KBO Kluster plus Boxmeer
De gemeente krijgt met de voorgenomen overheveling van taken van de AWBZ naar de Wmo de verantwoordelijkheid voor ondersteuning, begeleiding en verzorging van kwetsbare burgers in de eigen woonomgeving. Het beleid dient gericht te zijn op activeren in plaats van afhankelijk maken, met oog voor mogelijkheden èn beperkingen, en met een grotere rol voor eigen kracht en sociaal netwerk. Gelijktijdig zijn er financiële zorgen omdat de overheveling van taken tevens met een korting op het budget gepaard gaat. De gemeente: zet zich ervoor in dat de toegang tot de zorg zoveel mogelijk vanuit de buurt wordt georganiseerd, waarbij het van belang is dat de eerste- en tweedelijnszorg ketenafspraken maken; geeft ruimte aan experimenten en pilots die gericht zijn op vernieuwing van de zorg, zodanig dat maatwerk geleverd wordt, vrijwilligers en professionele zorgverleners elkaars mogelijkheden weten te benutten en er efficiënter gewerkt wordt. Een aantal aspecten baart ons zorgen: - Het beroep op mantelzorgers zal steeds groter worden, terwijl er steeds minder mantelzorgers effectief beschikbaar zullen zijn. - Hoe het aansturen van vrijwilligers zal gaan in de toekomst; er is wel animo voor het verrichten van vrijwilligerswerk maar de vrijwilligers moeten persoonlijk gevraagd worden voor duidelijke klussen. Bovendien is het de vraag of het niveau van de vrijwilligers aan kan aansluiten bij de respectievelijke concrete vragen en situaties. - Hoe het hele systeem rond “respijtzorg” georganiseerd kan/zal gaan worden. - Dat er verwaarlozing van huishoudens en persoonlijke verzorging dreigt, doordat zal blijken dat steeds meer oudere senioren geen beroep (kunnen) doen op adequate professionele hulp. - Dat een meerderheid van de huisartsen zelf aangeven dat zij vrezen dat het allemaal niet gaat werken. - Dat zal blijken dat er teveel van de nieuwe rol van de wijkverpleegkundige wordt verwacht op het gebied van preventie, het verbinden van wonen, zorg en welzijn, het zelf indiceren, het signaleren en inventariseren van diverse problemen, en haar netwerkfunctie. Wel is het ook belangrijk dat de gemeente ervoor zorgt dat belangenbehartigers mee kunnen praten over gemeentelijk beleid en hiervoor ondersteuning biedt, zodat ze dat op een goede manier kunnen doen. Dit ook in het licht van de aanzienlijke mate van maatschappelijk rendement van de senioren-organisaties in Noord-Brabant, waarbij iedere Euro subsidie die in werk van seniorenorganisaties wordt geïnvesteerd een rendement van meer dan 14 Euro oplevert (St. Oikos, 2013).
6
Vrijwilligersorganisaties zoals de KBO’s zouden de beschikking moeten krijgen over voldoende en adequate professionele ondersteuning. We hebben echter momenteel de indruk dat deze ondersteuning alleen maar minder wordt door al in gang gezette bezuinigingen. Een slagvaardig “Steunpunt vrijwillig(st)er” is van cruciaal belang. Ook nieuw aan te stellen buurt- of wijkondersteuners in de wijken zullen cruciaal zijn als daar iets bereikt moet worden. Het thema “van AWBZ naar WMO” is een thema waar senioren direct belang bij hebben. Tijdens het 2 e landelijke congres ‘van awbz naar wmo’ – 5 oktober 2012 in Amersfoort werden toen al cruciale aandachtspunten en ideeën daaromtrent naar voren gebracht. De hieronder opgesomde aandachtspunten en ideeën zijn nog steeds actueel en spreken voor zichzelf. Veel van het materiaal, in deze sectie, is genomen uit lezingen die werden gehouden op het 2 e landelijk congres ‘van awbz naar wmo’ – 5 oktober 2012 in Amersfoort De kaderwetgeving van de transitie AWBZ -> Wmo ligt nog in Den Haag en het zal tot in het najaar worden tot dat evt. weer wat meer bekend wordt. Sommige gemeentes lopen al vooruit op mogelijke effecten. De vraag is of de gemeentes nu al iets moeten gaan doen. De wetskaders en financiële implicaties zijn niet bekend. AWBZ - zorg WMO - Welzijn Collectieve medezeggenschap Wmcz Kaderwetgeving nader in te vullen Verplichting Cliëntenraad Kwaliteitsborging en Kwaliteitswet Kaderwetgeving nader in te vullen - toetsing Verplichting kwaliteitsbeleid Individuele Klachtwet Kaderwetgeving nader in te vullen Klachtafhandeling Verplichting klachtenregeling Individuele Wcz (Wet cliëntenrechten zorg) Kaderwetgeving nader in te vullen Vertrouwenspersoon Verplichting Cvp (cliënt vertr. Persoon) (Bron: Jasper Boele – WMO en gemeenten) Wmo en gemeenten (Jasper Boele – Landelijk Steunpunt Medezeggenschap): Gemeenten moeten waarborgen en toetsen Bij contractering eisen stellen op gebied van medezeggenschap, kwaliteit en klachten Stadia WMO o WMO-beleid en spelregels ontwikkelen o Keukentafelgesprek o Contracteren o Arrangementen worden geleverd Waarborgen o Advies vanuit BPR o In WMO-verordening medezeggenschap, kwaliteit en klachtrecht opnemen als indicatoren bij de contractering o Goed getrainde gespreksleiders o WMO-vertrouwenspersoon o Toetsen of contracteringsafspraken worden nageleefd o Gesprekken met gebruikers o Leer de doelgroepen kennen Onderzoek wat specifieke burgergroepen belangrijk vinden Arrangeer ontmoetingen Voorbeelden ontmoetingen o Gesprekken met platforms o Gesprekken met cliëntenraden (van zorgaanbieders)
7
o Burgerborrels o Werkbezoeken o Digitale panels o Groepsgesprekken o Themabijeenkomsten Wmo en aanbieders (Jasper Boele – Landelijk Steunpunt Medezeggenschap): Betrek cliënten bij verkenning van aanbod nieuwe Wmo-diensten Zorgaanbieders moeten in gesprek gaan met cliëntenraden Medezeggenschap is bij uitstek een middel tot vergroten v.d. eigen regie en participatie Laagdrempelige en onafhankelijke klacht/onvrede opvang Investeren in individuele en collectieve zeggenschap Creëer samenwerkingsverbanden Tijdens de fase dat er alleen nog een conceptwetsvoorstel is: de Wmcz en Wkcz verplichting bij maatschappelijke zorg kan pas ingaan als de gemeente regels heeft ingesteld rondom medezeggenschap/klachtrecht Jan Coolen – Congres van AWBZ naar Wmo – 5 oktober 2012 Drie invalshoeken: De vraag van mensen met beperkingen o Welke ondersteuningsbehoeften? Het nieuwe aanbod o Van producten naar programma’s o Uitwerkingen voor enkele doelgroepen Regie & inkoop door gemeenten o Inkoop, indicatie, integratie o Meer doen met minder geld Opmerking: het is een fout om te denken dat heel veel kan via “community” (onderlinge steun). Een blik vrijwilligers opentrekken kan niet zo maar. De weinige geschikte vrijwilligers moeten goed begeleid worden. De transitie AWBZ -> Wmo moet voor de verschillende doelgroepen uitgewerkt worden. Voor elk van die doelgroepen moeten specifieke programma’s ontwikkeld worden. De programma’s moeten gestuurd worden op inhoud, kwaliteit, budget. Ook zijn de rollen en mogelijkheden van formele en informele hulpverlening steeds wisselend. Zo zijn er: Gezinnen met een gehandicapt of blijvend ziek kind o De weg weten in veelheid van (veranderende en steeds anders geïnterpreteerde) regelingen – een speciaal loket nodig o Respijthulp, praktische hulp thuis, logeerhuis o “EMG” – hulpmiddelen, mobiliteit, ambulante verpleging o “Multiprobleemgezinnen” – speciale begeleiding, trainingshuis, ……. o Voor elk gezin individueel maatwerk o Meer informele zorg heel beperkt haalbaar Volwassenen met verstandelijke beperking of met langdurig psychische problemen o Hulp bij weg vinden naar wonen, werk, vrijetijd o Versterken sociaal netwerk o Enigerlei begeleiding bij Zelfstandig wonen ondanks beperkingen Regelzaken met instanties Opbouw van sociale contacten en participatie
8
Ouderen met beperkingen in redzaamheid. Hier zijn de meest genoemde achtergronden van ondersteuningsvragen: o “ik kan mezelf zonder hulp niet redden in het dagelijks leven” o “ik wil overbelasting van mantelzorgers tegengaan” o “ik kan zonder begeleiding niet thuis wonen” o “zonder begeleiding ga ik vereenzamen” o “zonder dagvoorziening heb ik een leeg leven” o Dagprogramma ontlast mantelzorger (bij cliënt met dementie) Een uitgebreidere lijst van doelgroepen: 1. gezinnen met een thuiswonend gehandicapt kind / kind met psychische problematiek 2. volwassenen / ouderen met verstandelijke en/of lichamelijke handicap 3. volwassenen / ouderen met een psychische stoornis die samengaat met beperkingen in redzaamheid 4. volwassenen met een chronische aandoening die samengaat met beperkingen / participatieproblemen 5. ouderen (> 65 jr.) met aanzienlijke beperkingen in zelfredzaamheid en / of participatieproblemen. Er moeten afzonderlijke programma’s komen die zijn afgestemd op deze doelgroepen. Jordy van Slooten van de gemeente Huizen: Persoonsvolgend werken in de gemeente. De klant staat centraal in de Wmo Uitgangspunten: iedereen moet volwaardig kunnen deelnemen in de samenleving; eigen kracht en verantwoordelijkheid zijn uitgangspunt. De overheid biedt ondersteuning als mensen het zelf niet meer kunnen regelen en geen beroep kunnen doen op hun eigen sociale netwerk; en de vraag en niet het aanbod staat centraal. Compenseren op basis van te bereiken resultaten in plaats van vooraf gedefinieerde voorzieningen. Daarom inzetten op: o Versterken en ondersteunen van het zelfoplossend vermogen o Streven naar eenvoud en transparantie in de organisatie van de uitvoering o Integrale benadering van vragen, vraagvolgende financiering o Gemeenten eindverantwoordelijk o Door individueel maatwerk hogere kwaliteit van dienstverlening o Beter bereik van ‘kwetsbare’ groepen In de driehoek overheid – aanbieder – cliënt moet de cliënt een centralere rol innemen. Dilemma’s: bepaalde ondersteuning is alleen collectief kwalitatief goed en goedkoop te organiseren en daardoor in strijd met het PGB Het PGB is een instrument dat eigen regie vraagt en begeleiding wordt toegekend op basis van beperkingen bij het voeren van regie Hoe waarborg je de kwaliteit met minimale regeldruk? Het afschaffen van het PGB is in strijd met ‘de klant staat centraal’ Literatuurlijst Boele, J., 2013. WMO en gemeenten.- 2e landelijk congres ‘van awbz naar wmo’ – 5 oktober 2012 in Amersfoort. Coolen, J., 2013. Samenhang in ondersteuning via een programmatisch aanbod.- 2e landelijk congres ‘van awbz naar wmo’ – 5 oktober 2012 in Amersfoort. Slooten, J. van, 2013. Persoonsvolgend werken in de gemeente (Werkzame principes persoonsvolgend werken vanuit de gemeentelijke regierol).- 2e landelijk congres ‘van awbz naar wmo’ – 5 oktober 2012 in Amersfoort. Stichting Oikos, Augustus 2013. Van toegevoegde waarde – Onderzoek naar het maatschappelijk rendement en de Wmobesparing van seniorenorganisaties in Noord-Brabant. -
9
11.1
Ambtelijke reactie
BNO
In het beleidsplan geven we aan dat we realistisch moeten zijn, niet alles kan met vrijwilligers worden opgevangen. In de opdracht aan welzijnsorganisaties en zorgaanbieders, maken we nadere afspraken over de inzet en ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers. De wijze waarop dit gebeurt zal aansluiten op de lokale situatie en mogelijkheden. In de wijk/kern willen we zoveel mogelijk combineren. We brengen welzijn en zorg bij elkaar, zodat zij samen met de cliënt een goede vraagverheldering doen en zoeken naar de juiste oplossingen. We zullen de komende jaren met elkaar moeten ervaren en leren hoever de mogelijkheden reiken en waar beperkingen zijn. We hebben er vertrouwen in dat we dit met elkaar kunnen oppakken. Bij deze ontwikkelingen zullen we belangenorganisaties en Wmo-Raden blijven betrekken en informeren.
12.
Algemene reactie
KBO Kluster plus Boxmeer Programma aandacht voor iedereen
Checklist beoordeling beleidskader Wmo - 20 beoordelingsvragen vanuit cliëntenperspectief Inhoudelijk 1. Worden cliënten vroegtijdig, herhaaldelijk en op diverse manieren geïnformeerd over de decentralisatie AWBZ en wat de decentralisatie voor hen betekent? 2. Hoe wordt de toegang geregeld (Wmo-loket, sociale wijkteams, huisarts)? 3. Wat is de keuzevrijheid van cliënten (persoonsgebonden budget, meerdere aanbieders)? 4. Hoe wordt onafhankelijke cliëntondersteuning aangeboden bij het keukentafelgesprek? 5. Wordt er gesproken over ruimte voor initiatieven van burgers? 6. Hoe wordt de ondersteuning aan mantelzorgers geboden? 7. Is er sprake van een combinatie van verschillende vormen van ondersteuning op de verschillende leefgebieden? Procesmatig 8. Wordt er wat betreft informatieverschaffing goed afgestemd met het zorgkantoor (overdracht van informatie, benutten kennis van verzekeraar)? 9. Hoe worden burgers geïnformeerd over het beleidskader? 10. Wat wordt er gezegd over het betrekken van cliënten en burgers? 11. Wordt er aan integrale medezeggenschap (Wmo, Participatiewet, jeugdzorg) gedacht? 12. Worden minder mondige burgers actief benaderd om mee te denken? Uitgangspunten voor inkoopbeleid 13. Hoe wil de gemeente het zelfstandig functioneren van burgers stimuleren? 14. Welke uitgangspunten voor het inkoopbeleid worden geformuleerd? 15. Wordt er ruimte geboden voor projecten van burgers (maatschappelijk aanbesteden)? 16. Hoe wil de gemeente innovatie van ondersteuningsvormen stimuleren? 17. Wordt er gesproken over ruimte voor nieuwe toetreders? 18. Wat wordt geschreven over het bewaken van de kwaliteit en het betrekken van cliënten daarbij? Route 19. Is er een werkagenda en schema opgesteld voor het opstellen van het beleidsplan en de verordening en de aanpak van diverse thema’s (zoals aanpassen interne organisatie van de gemeente enz.)? 20. Is duidelijk wanneer de Wmo-raad advies kan geven over de verordening en het beleidsplan?
12.1
Ambtelijke reactie
BNO
Deze checklist is bij ons bekend, op de benoemde onderdelen worden verschillende acties uitgezet. In de formele besluitvorming worden de Wmo-Raden betrokken en tijdig om advies gevraagd.
13.
Algemene reactie
Monique van den Hark- van Leuven Grave
Mijn grootste bezorgdheid is dat er toch vooral hulp afgewezen wordt, omdat de beperking niet ernstig genoeg lijkt of omdat de begeleiding toch bij iemand anders thuishoort. "Hulp op maat" moet ik eerst nog zien. Het blijft een bezuiniging. Ik ben bang dat er mensen tussen wal en schip vallen. En dat mensen met een psychische ziekte minder goede hulp krijgen dan met een lichamelijke ziekte. En minder dan nodig is.
10
13.1
Ambtelijke reactie
BNO
We hebben een verantwoordelijkheid voor hulp op maat en zullen met cliënten in gesprek gaan over de mogelijkheden in zijn/haar eigen netwerk en de mate waarin professionele ondersteuning nodig is. Daarin is iedere cliënt gelijk.
14.
Algemene reactie
Clientenplatform Wmo Maasdonk
Allereerst de complimenten voor het feit dat deze nota goed leesbaar is. Positief vindt het WMO platform Maasdonk dat de gemeente aandacht heeft voor het toerusten van algemene voorzieningen op het werken met deze nieuwe doelgroepen. En de dagbesteding in relatie met de participatiewet te ontwikkelen. Positief is dat de gemeente ook de lokale ondersteuningsstructuur van de Wmo en de jeugdzorg op elkaar wil aansluiten. Wij onderschrijven dat bij een grotere rol van burgers en een terugtrekkende overheid een andere dynamiek ontstaat tussen de partijen met meer ruimte en inbreng van burgers. Onderzoek naar haalbaarheid van visie Is er onderzocht of het potentieel aan vrijwilligers overeenkomt met de behoefte aan vrijwilligers in het kader van dit nieuwe gemeentelijke beleid? En is onderzocht hoeveel mensen qua ondersteuning in staat zijn om door te schuiven naar een lichtere vorm van ondersteuning: van de 2e naar de 1e lijn en van de 1e lijn naar vrijwilligers, mede met het oog op hun kwetsbaarheid en behoefte aan structuur? En in hoeverre deze voorzieningen fysiek en mentaal toegankelijk zijn voor de doelgroep? Overige punten Idealiter is het inderdaad zo dat het sociale wijkteam de buurten kent en wordt gekend. Dit is echter zeer arbeidsintensief en lang niet altijd de realiteit. Wij adviseren om niet de klanttevredenheid te meten, maar daadwerkelijk te evalueren of de gestelde doelen per klant zijn behaald. Communicatie Onder klanten van de Wmo is veel onrust over de veranderingen. Communicatie met hen is een vak apart: in taalgebruik, in hoeveelheid en in duidelijkheid. We vragen hiervoor nadrukkelijk de aandacht om hiervoor mensen in te schakelen, die hierin gespecialiseerd zijn. Vervolg advies Het WMO platform Maasdonk brengt graag ook advies uit op de nog komende documenten over opdrachtgeverschap, deelovereenkomsten, de inrichting van de lokale toegang en de bestuurlijke samenwerkingsvorm.
14.1
Ambtelijke reactie
BNO
In de opdracht aan welzijnsorganisaties en zorgaanbieders, maken we nadere afspraken over de inzet in de wijk en de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers. De wijze waarop dit gebeurt zal aansluiten op de lokale situatie en mogelijkheden. In de wijk/kern willen we zoveel mogelijk combineren. We brengen welzijn en zorg bij elkaar, zodat zij samen met de cliënt een goede vraagverheldering doen en zoeken naar de juiste oplossingen. De effecten van deze ondersteuning worden bijgehouden. Er is een regionale communicatie aanpak opgesteld door een regionale werkgroep die bestaat uit communicatiedeskundigen en beleidsmedewerkers. We zullen de komende jaren met elkaar moeten ervaren en leren hoever de mogelijkheden reiken en waar beperkingen zijn. We hebben er vertrouwen in dat we dit met elkaar kunnen oppakken. Belangenorganisaties en Wmo-Raden blijven we betrekken en informeren.
11
15.
Algemene reactie
Mevr. T. Mijland-Kroon Mare Bijzondere Zorg
Algemene reactie; Mare Bijzondere Zorg is een relatief kleine organisatie, die opvang, zorg en begeleiding biedt aan jongeren en volwassenen met een Autisme Spectrum Stoornis, met een PGB indicatie, De klienten zijn woonachtig in 15 of meer gemeenten. Het is zeer tijdrovend en arbeidsintensief om de beleidsnota’s te lezen en alle bijeenkomsten bij te wonen. Uiteraard willen wij geïnformeerd blijven en gaan er van uit dat bij uw besluitvorming ook “kleine” aanbieders worden betrokken.
15.1
Ambtelijke reactie
BNO
Gemeenten vinden het belangrijk dat er een goede mix is tussen “klein” en “groot” in het aanbod van dienstverleners voor de taken in de Wmo. Wij zullen hier rekening mee houden bij de uiteindelijke contractering van dienstverleners.
16.
Algemene reactie
Mooiland Maasland Petra Spanjers
N.v.t.
16.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
17.
Algemene reactie
Participatieraad Welzijnsbeleid Cuijk
1.
17.1
Ambtelijke reactie
BNO
Ad 1:Voor kennisgeving aangenomen. Ad 2:Gemeenten verwachten met de nieuwe aanpak een beter inzicht en kennis over wijken en buurten Dit kan bijvoorbeeld door de opzet van sociale wijkteams. Ook andere maatwerkopties die passen bij de buurt of wijk zijn hierbij mogelijk. Door een goede kennis over de samenstelling en behoeften in de wijk wordt voorkomen dat burgers “buiten de boot” vallen. Ad 3: Voor gemeenten is het helder dat uitvoering binnen de beschikbare middelen alleen kan als we beter maatwerk kunnen leveren aan diegenen die ondersteuning nodig hebben. Dit vergt een andere aanpak waarbij de eigen kracht, mogelijkheden biedt om kosten te besparen zonder dat dit per definitie leidt tot “minder” zorg of ondersteuning. Gemeenten zien hiervoor voldoende mogelijkheden. Dit kost echter tijd. Dit is niet op 1 januari 2015 geregeld. Ad 4: Samenwerking in de regio op dit terrein is reeds een feit. Ad 5: In de loop van 2014 wordt nog ten behoeve van de doelgroep, zowel in algemene zin als specifiek en individueel
De Transformatie van AWBZ naar WMO is op hoofdlijnen een helder geschreven stuk waar de nodige op- en aanmerkingen dienen te worden geplaats t.b.v. o.a. hoe te toetsen de uitvoering qua beleid in de praktijk. 2. Welk beleid wordt er gemaakt om de niet bekende zijnde burger te bereiken, zodat zij niet buiten de boot gaan vallen als gevolg van deze transformatie en het wegvallen van rechten op zorg? 3. Zorgen worden uitgesproken als het gaat om de haalbaarheid van de uitvoering in relatie tot de beschikbare middelen. 4. Benadrukt wordt het belang van de samenwerking, tenminste op het niveau van het Land van Cuijk. 5. Over de gevolgen van deze veranderingen, die mensen direct raken, moet duidelijker worden gecommuniceerd door, grotere openheid en meer publiciteit. Waar kan men waarvoor terecht? 6. Hoe gaat de gemeente gedurende het jaar 2015 de uitvoering van de transformatie monitoren, daarbij dient de Participatieraad te worden betrokken c.q. geïnformeerd en naar hun mening worden gevraagd? 7. Hoe controleert de gemeente of mensen, die ondersteuning nodig hebben, er in slagen zelf die ondersteuning te realiseren? 8. Niet de financiën doch de menselijke maat dienen centraal te staan in de aanvraagprocedure en de uitvoering van deze transformatie. 9. Zoals de transformatie nu is opgemaakt is niet uit te sluiten dat de regelgeving, de ambtelijke uitvoering, te veel ruimte geeft dit dient veel nadrukkelijker te worden afgebakend en zichtbaar gemaakt te worden. Hiermee voorkomen we willekeur en te veel keuzevrijheid. 10. Iedere aanvraag dient procedureel te worden opgepakt en afgehandeld waarbij het afgeven van een beschikking een must is. 11. Van belang is dat op het niveau van de 12 samenwerkende gemeenten er een verordening wordt geproduceerd. 12. Ook voor deze inbrengronde is het van belang een verzameloverzicht op te stellen en aan te reiken, aan de diverse partijen die adviezen hebben uitgebracht, aan de betreffende partijen.
12
gecommuniceerd vanuit gemeenten. De frequentie wordt hiervoor richting 1 januari 2015 opgevoerd. Ad 6: Het jaar 2015 is een overgangsjaar. Het spreekt voor zich dat gemeenten dit willen monitoren. Hierbij past ook dat adviesraden hier bij worden betrokken en over worden geïnformeerd. Ad 7: Gemeenten houden een verantwoordelijkheid ten aanzien van het plan van aanpak of arrangement dat wordt opgesteld voor ondersteuning. De afspraken die worden gemaakt, worden getoetst op haalbaarheid en realiseerbaarheid. Er vindt een check plaats op het resultaat. M.a.w. “is het gelukt wat we samen hebben afgesproken”. Ad 8: Precies, anders is niet altijd slechter. Op basis van deze menselijke maat kunnen andere en of alternatieve vormen van ondersteuning net zo goed of misschien nog wel beter zijn dan in het huidige aanbod. Bijvoorbeeld omdat ze laagdrempeliger worden aangeboden. Ad 9: Dit standpunt wordt niet gedeeld. De beleidsvrijheid van gemeenten zorgt er juist voor dat beter maatwerk mogelijk is. Ad 10:De afspraken over de wijze van ondersteuning worden in een besluit vastgelegd. Ad 11:De concept Wmo-verordening wordt ambtelijk in gezamenlijkheid voorbereid en afgestemd met de 12 deelnemende gemeenten. Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijke behoefte aan lokale keuzes en/of accenten. Ad 12: U bedoelt dit document. 18.
Algemene reactie
Dichterbij Regio Uden/Veghel e.o
Notitie in lijn met de eerdere visie. Ik mis in het geheel de sturing op kwaliteit en maatschappelijk rendement. Advies: Benut kennis effectanalyse (ontwikkelwerkplaats effectencalculator HAN) sociaal wijkteam Gebruik deze kennis om het transformatieproces te ondersteunen en te sturen op maatschappelijk rendement (deelovereenkomsten) Versterk kennisnetwerken in regio’s die met vergelijkbare visie werken (o.a. gemeenten Noord Limburg/ VGZ)
18.1
Ambtelijke reactie
BNO
Natuurlijk is het van belang dat er een nadrukkelijke sturing van gemeenten is op de kwaliteit van dienstverlening en de beoogde resultaten. Niet alles kan tot in detail worden uitgewerkt in het beleidsplan. De werkwijze van gemeenten met de vastgestelde overlegtafelstructuur moet zorgen voor een deze kwaliteit en een goede dienstverlening aan onze burgers. De kennis aan deze overlegtafel wordt op deze wijze ook optimaal benut.
19.
Algemene reactie
Steunpunt Mantelzorg Cuijk
N.v.t.
19.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
20.
Algemene reactie
Stichting Compass Uden
Helder stuk waarin alle ambities goed verwoord zijn en waar afhankelijk van de nog te nemen besluitvorming een voorbehoud is gemaakt. Voor ons geldt dat wij een instelling zijn met een gecombineerde taak: zowel een vrijwilligersorganisatie (met 140 jonge vrijwilligers die zich intensief inzetten), begeleid door professionals, daarnaast ook een welzijnsinstelling met de focus op jeugd (10-25 jaar). Naast professioneel jeugd- en jongerenwerk zijn wij ook een culturele instelling (waar veel vrijwilligers werken!). Onze locaties: jongerencentrum MC en cultuurpodium De Pul (professioneel poppodium, kernpodium B – professioneel Filmhuis en jongerencafé) zijn aangemerkt als stedelijke voorzieningen. Uiteraard kijken wij graag naar de mogelijkheden om deze breder toegankelijk te maken. Zo bieden wij ook (al 25 jaar) een gehandicaptensoos en diverse activiteiten voor ouderen (zowel op cultureel gebied als maatschappelijk) en zij wij de thuisbasis voor het Gezond Scheiden voor Kids Café. De rol en functie van professioneel jeugd- en jongerenwerk zie ik nauwelijks terug in alle stukken. Wellicht is dit ook niet nodig, maar met name op het preventieve gebied en lichte hulpverlening is er een ‘grijs’ gebied, het is zowel nuldelijns als eerstelijns inzet, allemaal gericht op het versterken van de eigen kracht en het voorkomen van gespecialiseerde inzet.
13
20.1
Ambtelijke reactie
BNO
In het Wmo-beleidsplan is bewust de transitie Jeugd buiten beeld gebleven. De transitie Jeugd kent haar immers haar eigen spoor van voorbereiding in de regio. Er is wel gekozen voor een integrale benadering van het beleid waarbij specifiek aandacht is voor een goede overgang voor jeugdigen naar de Wmo als hun leeftijd hier aanleiding voor geeft.
21.
Algemene reactie
Wmo-raad Uden
De WMO-raad Uden heeft met belangstelling kennis genomen van het beleidsplan “transformatie van AWBZ naar WMO deel 2. Verbazing wekte de opmerking dat uitwerking heeft plaatsgevonden met (o.a.) WMO-raden. Uw WMO-raad is hiertoe niet uitgenodigd. Het plan is (meer dan bij deel 1) congruent in opzet en taalgebruik en geeft een goed inzicht in complexiteit en ingrijpendheid van het transitieproces. De begeleidende notitie bij het stuk (collegeadvies) leidt tot onderstaande opmerkingen: 1. Het beleidsplan is, zoals in het collegeadvies ook door uw ambtenaar is verwoord, aan de abstracte kant en dat zeker niet alleen “voor de gemiddelde lezer”, zoals wordt opgemerkt. De WMO-raad leest in de notitie een veelheid aan beleidsvoornemens, en mist een meer concrete uitwerking en beschrijving van de effecten van de voorgenomen veranderingen. 2. De formulering onder ‘beoogd effect’ (“voldoen aan de wet en een basis kunnen leggen om te starten met een traject van bestuurlijke aanbesteding”) vinden we van weinig inspiratie getuigen. De WMO-raad hoopte juist hier een meer visierijke formulering te vinden (bijv.: “dit stuk moet de basis leggen om de transitie van AWBZ naar WMO voor de Udense burgers zonder (met zo min mogelijk) nadelige consequenties in onze gemeenschap vorm te geven, alsmede de inspiratiebron voor de burgers te zijn om aan de beoogde kanteling enthousiast mee te werken”). Ook de formulering onder punt 2.1 (“inspraak is gebruikelijk”) is zeker geen uitnodigende handreiking. De formulering (“hoewel ….. is inspraak lokaal een gebruikelijke stap”) suggereert dat u inspraak feitelijk niet noodzakelijk of wenselijk vindt (er is immers al interactie geweest), maar laat plaatsvinden omdat nu eenmaal zo hoort! 3. Onze raad begrijpt dat de decentralisatie in groter regionaal verband wordt/is voorbereid en uitgewerkt. Het komt nu aan op vertaling van de beleidsvoornemens naar de lokale Udense situatie. Bepalend is daarbij naar ons oordeel de wijze waarop de gemeente Uden de toegang (tot voorzieningen) op lokaal niveau wil organiseren alsmede welke samenwerkingsvormen in de regio worden aangegaan. Uw voorstellen en plannen daartoe zien we graag z.s.m. tegemoet. 4. In het college-advies wordt gesteld dat sprake zal zijn van een “budgetneutrale uitvoering waarbij de beschikbare middelen vanuit het rijk leidend zijn”. De WMO-raad begrijpt dat financiën een beperkende factor (kunnen) zijn, maar vindt het merkwaardig dat op voorhand zo hard wordt gesteld dat de beschikbaar gestelde middelen leidend zijn. Immers, er bestaat nu nog nauwelijks zicht op de effecten van de overheveling van de AWBZ naar de WMO voor de inwoners van de Uden, en is er niet voor niets sprake van ‘ontschotting’ van de budgetten voor de verschillende decentralisaties (ook Jeugdzorg en Participatiewet). Deze ontschotting vindt juist plaats om tussen genoemde domeinen te kunnen substitueren. 5. Onbegrijpelijk vindt de raad dat verdere communicatie over het plan niet nodig wordt geacht (dat komt wel als er concrete veranderingen zijn). Dit impliceert dat wordt voorgesteld alleen over voldongen feiten met de burgers in gesprek te gaan, dus als het besluitvormingstraject geheel is afgerond. Een erg afstandelijke wijze van besturen, en niet bepaald de ideale weg om de burger te stimuleren om de participatiemaatschappij zelf mee vorm te geven. Het lijkt ook in strijd met het gestelde op pagina 22 van het beleidsplan (“voor actief burgerschap is ruimte nodig, minder kaders en meer loslaten, we staan open voor een andere aanpak en invulling dan wij zelf voor ogen hebben”). 6. Bij het collegeadvies heeft de WMO-raad de bijlagen 2 t/m 6 gemist.
14
Monitoring en verantwoording zijn belangrijke onderwerpen om de effecten van de grootschalige veranderingen die de burgers in onze gemeente te wachten staan, goed te kunnen volgen en waar nodig het beleid en de beleidsuitvoering te kunnen bijstellen. Dat nog geen enkel inzicht gegeven wordt/kan worden, in de financiële consequenties voor gemeente noch voor de burger, is jammer en maakt het lastig om de haalbaarheid en de effecten van de beoogde veranderingen te kunnen beoordelen. Nu (nog) geen inzicht gegeven kan worden in de kosten en baten van de plannen, van de beschikbare budgetten om e.e.a. te realiseren en de te contracteren dienstverlening, blijft het beleidsplan louter een conceptueel kader. De vaststelling dat het binnen de beschikbare middelen moet gebeuren, maakt het ook niet helderder. Immers het is van groot belang te weten wat binnen de beschikbare middelen wel, en wat niet meer kan worden gerealiseerd. De WMO-raad wacht nadere informatie af. 21.1
Ambtelijke reactie
BNO
Ad 1: We hebben de kaders voor de verdere ontwikkeling opgesteld, nu gaan we aan de slag met de voorbereiding van de uitvoering. Hiermee wordt het beoogde beleid ook concreter. Ad 2: Gemeenten hebben juist met deze wijze van voorbereiding gekozen voor een optimale inbreng vanuit de regionale Wmoadviesraden. Uw opmerking hieromtrent herkennen we niet. Ad 3: De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Ad 4: Het is ook nadrukkelijk de bedoeling om optimaal gebruik te maken van de geboden financiële mogelijkheden bij gemeenten binnen de gestelde kaders. Ad 5: De betrokken gemeenten vinden communicatie juist heel erg belangrijk. De vertaling van het beleidsplan naar de concrete uitvoering gaat nu plaatsvinden. Daarbij is ok veel aandacht voor de communicatie naar cliënten. Ad 6: De ontbrekende bijlagen 2 t/m 6 zullen worden toegevoegd bij de definitieve besluitvorming. Ten aanzien van de beschikbare middelen hadden we graag meer informatie willen delen. Op dit moment is deze echter (nog) niet beschikbaar. De meicirculaire 2014 zal hierin meer duidelijkheid brengen.
22.
Algemene reactie
Stichting Platform Minima Veghel
Het beleidsplan heeft een positieve insteek: “Samen zorgen voor elkaar, zodat iedereen mee kan doen”. Uitgangspunten en actiepunten kunnen we in grote lijnen onderschrijven. Het zijn wel dikwijls open einden, waarbij men afhankelijk is van afspraken met derden. Het is moeilijk te duiden wat dit beleidsplan betekent voor de zorgverleners en de zorgvragers. Uitgangspunt moet wel zijn dat iedereen die hulp moet krijgen, die hij/ zij nodig heeft. Financiën mogen daarbij niet leidend zijn. De hulp en de zorg kan mogelijk wel efficiënter. In het beleidsplan wordt ook verwezen naar bijlagen. Dezen missen wij.
22.1
Ambtelijke reactie
BNO
We zijn het met uw uitgangspunt eens. Naar onze mening zitten hiervoor voldoende waarborgen in het beleidsplan voor de vertaling naar de concrete uitvoering. De ontbrekende bijlagen zullen worden toegevoegd.
23.
Algemene reactie
Wmo-adviesraad Sint Anthonis
We constateren dat er veel nadruk ligt op de inbreng van vrijwilligers. We benadrukken dat kwaliteit leidend moet zijn bij de transformatie. Met dit uitgangspunt kan een gedegen basis gelegd worden voor de uitvoering en invulling van de transformatie. Een goede basis zorgt voor de mogelijkheid om middelen doelmatig in te zetten. Gooi oude schoenen niet weg voordat je nieuwe hebt. We constateren dat op dit moment er al een ontslaggolf plaats vindt bij zorginstellingen die vooruit loopt op de nieuwe rol en taak die qua uitvoering bij de gemeente komt te liggen. Omdat de transformatie op dit moment niet praktisch ingevuld is kan dit leiden tot een valse start van de transformatie. We pleiten er voor om eerst de dingen goed te doen en dan de vraag te stellen hoe doe je dit goed blijft doen maar dan met minder middelen. De leden van de WMO Adviesraad Sint Anthonis zouden het op prijs stellen als we een terugkoppeling krijgen van de inspraak van alle WMO-, en BPR-raden uit het gehele Land van Cuijk.
23.1
Ambtelijke reactie
BNO
Veranderingen gaan gepaard met onzekerheden. We zien hier diverse ontwikkelingen in de regio. De nieuwe aanpak biedt echter ook weer kansen. Hier zijn we als gemeenten op gefocust. Dit kunnen we niet alleen. Hiervoor zijn alle betrokkenen belangrijk. Door het samen te doen borgen we ook de kwaliteit. Dit document biedt de door u gewenste terugkoppeling van de ingebrachte reacties.
15
24.
Algemene reactie
Thuiszorg Mimosa
Het document is helder geschreven en overzichtelijk ingedeeld.
24.1
Ambtelijke reactie
BNO
De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
25.
Algemene reactie
De Groene Spil, Enrico en Petra Toonen
Zorg dichtbij is geen automatisme mensen moeten ook mogen kiezen, dat zou een recht moeten zijn. Wel zou dan gekeken kunnen worden of na een training vervoer mogelijk is via een ov. In plaats van een taxie. Kleine zorgboeren zouden ook vervoer kunnen aanbieden in een training zouden zorgvragers waar mogelijk kunnen oefenen om zelfstandig te komen dit geeft ook voldoening en vertrouwen. En levert op den duur een aanzienlijke besparing op. Ik maak me zorgen over de nu bestaande kleine zorgaanbieders die misschien wel het onderspit delven. Ten opzichtte van de grote aanbieders maar die juist belangrijk zijn om op individueel niveau de niches te vullen en daarom juist gekoesterd dienen te worden zodat ze niet zomaar verloren gaan. Wat we kwijt zijn krijgen we niet zomaar terug.
25.1
Ambtelijke reactie
BNO
Keuze is belangrijk, maar binnen gestelde kaders. We zien als gemeenten ook mogelijkheden om het anders te doen zonder dat de ondersteuning voor cliënten verslechterd. We zien hierbij voldoende mogelijkheden voor kleine aanbieders van ondersteuning.
26.
Algemene reactie
Angela van Lanen
Er wordt gesproken over “Dagbesteding nieuwe stijl” en dat er afspraken over levering van dagbesteding nieuwe stijl aan burgers die (nog) niet kunnen deelnemen aan activiteiten in de eerste of nulde lijn worden gemaakt. Pantein levert nu dagbesteding, maar per 1-1-2015 vervalt de functie welzijnsbegeleider binnen Pantein helemaal. Er zijn nu ongeveer 150 collega’s die ontslag aangezegd hebben gekregen. Wie gaat dit straks “op maat” aanbieden? Uit de notities van Pantein begrijp ik dat dit in 2015 helemaal vervalt en dat dit niet terugkomt binnen Pantein. Gaan jullie binnen de gemeente zelf passende dagbesteding opzetten? Kunnen wij daar misschien invulling aan geven? Ik zou hier dan graag iets in betekenen.
26.1
Ambtelijke reactie
BNO
Op basis van de uitgangspunten in het beleidsplan willen de de dagbesteding zo veel als mogelijk in de nulde lijn organiseren. Hiermee willen optimaal aansluiten bij de vraag. Dit betekent niet dat de huidige aanbieders van dagbesteding helemaal geen taak meer hebben in de nieuwe aanpak. Op dit moment is echter nog onzeker wie wat gaat doen. De overeenkomsten voor 2015 moeten immers nog gesloten worden. Zorgaanbieders anticiperen op de ontwikkelingen en maken hierbij hun eigen keuzes.
27.
Algemene reactie
Stichting Driestroom
Wij hebben uw conceptbeleidsplan "Transformatie AWBZ naar WMO" deel II met interesse gelezen en willen graag van de gelegenheid gebruik maken om hierop te reageren. Het plan is uitgebreid en prettig om te lezen. Als we kijken naar trefwoorden in uw plan, dan zien we aspecten als uitgaan van de mogelijkheden, talenten en wensen van de burger en het centraal stellen van de vraag van de burger. Dit zijn trefwoorden die ook zeker terugkomen in de visie van Driestroom. Wij ondersteunen cliënten daar waar zij dit zelf niet of nauwelijks kunnen. Wij bevorderen al meer dan tien jaar succesvol de zelfredzaamheid van cliënten en hun participatie in de samenleving. Wij zijn daarom ook verheugd om in uw conceptbeleidsplan terug te lezen dat er een integrale aanpak vanuit WMO en Participatiewet wordt voorgesteld.
27.1
Ambtelijke reactie
BNO
De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
28.
Algemene reactie
Driestroomhuis Yoko
Er is weinig aandacht voor de jeugdzorg in het algemeen in het beleidsplan. Er is in het document geen beleid tav de jongeren met complexe problematiek, als Lichte Verstandelijke Beperking (LVB) of GGZ, geformuleerd. Juist deze groepen hebben veelal intensieve behandeling en begeleiding nodig in gespecialiseerde locaties. Investering nu in gestructureerde behandeling en
16
verzorging in de lokale gemeenschap (bij voorkeur gezinsbehandelhuizen) zal op termijn veel kosten besparen doordat deze jongeren minder probleemgedrag zullen vertonen. Vanuit de lokale behandel en verblijfssetting (gezinsstructuur) kan namelijk stap voor stap gewerkt worden aan een positieve participatie in de lokale gemeenschap. Hierdoor wordt de zelfredzaamheid versterkt en heeft de jongere een goede kans in zijn volwassen leven met minimale begeleiding een bevredigend zelfstandig leven te leiden Een tweede aandachtspunt is dat de focus sterk licht op ambulante zorg. Er blijft echter een groep die begeleiding in 24 uurs setting nodig heeft. Het beleidsplan is nog weinig concreet over de invulling van deze zorg. 28.1
Ambtelijke reactie
BNO
In het Wmo-beleidsplan is bewust de transitie Jeugd buiten beeld gebleven. De transitie Jeugd kent haar immers haar eigen spoor van voorbereiding in de regio. Er is wel gekozen voor een integrale benadering van het beleid waarbij specifiek aandacht is voor een goede overgang voor jeugdigen naar de Wmo als hun leeftijd hier aanleiding voor geeft. Het 24 uurs-begeleidingsaspect zullen we alsnog in het Wmo beleidsplan benoemen.
29.
Algemene reactie
Ilse van Sonsbeek, huisarts
29.1
Ambtelijke reactie
BNO
Gemeenten in onze regio zijn zich verder aan het voorbereiden voor de uitvoering per 1 januari 2015. Dit doen we samen met onze partners. De communicatie naar inwoners en ondersteuners zal de komende maanden geïntensiveerd worden.
30.
Algemene reactie
Wmo Raad Veghel
In den Haag is de politieke geloofwaardigheid op het spel gezet doordat men plotseling 500 miljoen uit de broekzak haalt voor een arbeidskorting voor inkomens tussen de 40.000 en 100.000 euro, terwijl door de transities er juist bij de gemeenten ernstige tekorten gaan ontstaan en groepen in de knel komen. Steeds is gesteld dat er geen geld was en dat er bezuinigd moest worden. Zo wordt armoede opnieuw een onrecht wat mensen wordt aangedaan en met ons allen moeten afvragen of we dit wel willen !!! Onder druk heeft Den Haag al bewogen waarbij afgevraagd moet worden of het glas nu vol of halfvol is. Het is belangrijk om de positie en functie van de WMO raad(en) zowel gemeentelijk als regionaal nog eens goed te bekijken, zodat zij voldoende van waarde kunnen zijn. Facilitering middels een ambtelijk secretaris is noodzakelijk. Ook zal gekeken moeten worden naar samenstelling, transparantie, communicatie. Ook hiervoor zal enige facilitering nodig zijn. De WMO-raad is van mening dat cliëntenparticipatie, onafhankelijke klachtafhandeling en cliëntondersteuning onvoldoende zijn geregeld in het beleidsplan. Lastig als in het hele verhaal steeds over wijk gesproken wordt en er in feite meestal dorp of stad bedoeld wordt. Neem bijvoorbeeld de toekomstige Diensten Ondersteuning Centra die uit gaat van 40.000 wijkbewoners. Je kunt dan niet meer spreken van een wijk. Met de nieuwe insteek o.a. ‘het keukentafelgesprek’ staat of valt veel met het vermogen dat je hebt om je behoeften, mogelijkheden en onmogelijkheden voldoende te kunnen verwoorden. Dat is niet iedereen gegeven. Daarom moet gegarandeerd blijvend ervoor gezorgd, dat mensen die dit nodig hebben, kunnen terugvallen op een goede deskundige ondersteuning. Deze ondersteuning, indien nodig bij keukentafelgesprek, dient onafhankelijk te zijn van de gemeente. Uitgangspunt moet wel zijn dat iedereen die hulp moet krijgen, die hij/zij nodig heeft.
30.1
Ambtelijke reactie
BNO
Over de ondersteuning van Wmo-raden worden per gemeente afspraken gemaakt. Voor cliëntenparticipatie, klachtafhandeling en cliëntondersteuning hebben we kaders vastgelegd in het beleidsplan. De uitwerking volgt hieruit, we zijn dit nu verder aan het vormgeven. De ondersteuning van de burger willen we dichtbij mogelijk organiseren. We gaan vooralsnog uit van de schaal van een wijk, de schaalgrootte kan per gemeenten verschillen. Uitgangspunt is dat elke burger met een vraag, de ondersteuning krijgt die hij nodig heeft. Die ondersteuning kan ook gericht zijn op het versterken van de eigen regie.
-
Uitgebreid en goed uitgewerkt stuk Duidelijk geschreven Wel wordt duidelijk dat er nog veel gedaan/uitgevoerd moet worden. Ik vraag me af of dit haalbaar is. Ik mis de goede communicatie met name richting degene die veel moet uitvoeren (mantelzorg, vrijwilligers, thuiszorg etc.). Ik hoop dat dit nog volgt, en hoop niet op chaos.
17
31.
Algemene reactie
Wmo Raad Oss
De Wmo-raad geeft hierbij zijn advies betreffende het concept rapport Transitie van Awbz naar Wmo. De reactie die de Wmo-raad op de eerste concept nota heeft gegeven blijft echter onverminderd van kracht. De Wmo-raad verzoekt die hiermee als ingeweven te beschouwen. In deze 2de transitie zitten, naar de mening van de Wmo-raad, tal van praktische onmogelijkheden. Dat roept de vraag op of de gemeente Oss en de regio gemeentes wel goed zicht hebben op de taken die op hen afkomen? De Wmo-raad heeft de indruk dat in de voorliggende nota wel erg makkelijk wordt aangegeven dat de gemeente dit transitie proces op een adequate wijze vorm en inhoud kan geven. Dit roept de volgende vragen op zoals: Is er al een terugval in de aantallen mantelzorgers ingebouwd? Op welke wijze gaat u monitoren? Op welke wijze wordt er een nieuwe indicatiestelling gesteld? Gesproken wordt over “Het Gesprek”. De Wmo-raad maakt uit de nota op dat de medewerker van de instelling de indicatie gaat aangeven. Wordt de indicatie afhankelijk gesteld van de omvang van het beschikbare budget en de bezuinigingen bij de Gemeente? Ondanks dat de gemeente “Klare Taal” bepleit maakt het taalgebruik van de notitie het lezen en de toegankelijkheid er niet eenvoudiger op. Het is erg populair (“ We doen dit of dat, buurtcloud?”). Met instemming heeft de Wmo-raad gelezen dat de nota uitgaat van het principe “zorg is maatwerk”. Dit vooral wanneer mensen er niet uitkomen. Generaliseren is niet de goede weg. De cliënt, de vraag en de mogelijkheden van de cliënt zijn uitgangspunt en staan centraal bij het vinden van oplossingen. Dit is het enige juiste uitgangspunt omdat in de nieuwe Wmo het recht op ondersteuning en zorg vervalt en de gemeente verplicht is om maatwerk te leveren. Op dit onderdeel onderschrijft de Wmo-raad de nota. Dit is een heel belangrijk uitgangspunt. De Wmo-raad mist in de nota echter duidelijke aanzetten hiertoe. Wel veel goede bedoelingen maar de realiteit is weerbarstiger. En dit is geen beleid. De visie, strategie en het beleid dat wordt voorgestaan en derhalve ook een plan van aanpak dat hieruit voort moet komen ontbreken. Het stuk is volledig gericht op protocollen en procedures en is uitsluitend aanbod gericht, terwijl de Wmo toch duidelijk wil uitgaan van de vraag van de cliënt. Voortdurend wordt geschreven: We gaan dit doen en andere soortgelijke intenties. Volkomen onduidelijk is wie “WE” zijn. Kritisch is de Wmo-raad dat reeds in het begin van de nota gesproken wordt over bezuinigingen. De Wmo-raad is van mening dat geld uiteraard van belang is maar geen hoofdrol mag spelen in de invulling van de hulpvraag. Nadrukkelijk wordt een financiële paragraaf gemist hoewel u deze als bijlage aankondigt. Betekent één en ander dat de zorg op maat ondergeschikt wordt gemaakt aan de financiële middelen? En wat dan als de financiële middelen niet meer toereikend zijn? Graag had de Wmo-raad een duidelijk plan gezien onderbouwd met harde financiële gegevens. Gemist worden ook de gegevens over aantallen inwoners die momenteel Awbz zorg ontvangen met een prognose naar de aantallen in de toekomst, inclusief de gevolgen van de komende gemeentelijke herindeling. Dit vindt de Wmo-raad een duidelijke omissie in de nota. De vraag is wel of deze cijfers bij de gemeente bekend zijn? Gemist wordt eveneens wat momenteel de kosten zijn van de Awbz in de gemeente Oss zijn en hoe die zich zullen gaan verhouden in de komende jaren. Zonder een duidelijke transparante financiële onderbouwing is naar de mening van de Wmo-raad geen reëel beleid te maken. De Wmo-raad heeft door een stagiaire gegevens laten verzamelen. Daaruit blijkt dat toename van ouderen in Oss meer dan gemiddeld is. Ook wordt duidelijk dat in bepaalde wijken en dorpen meer zorg en voorzieningen nodig zullen zijn dan in andere. In de bijlage treft u de hier aangehaalde rapportage aan (OPM: deze rapportage is niet bij het inspraakverslag bijgevoegd, hij is wel op te vragen). Zorgvuldige overgang, zoals beschreven op blz. 15, dient ook maatwerk te zijn. Vragen daarbij zijn: Zijn de huidige ZZP indicaties bekend? Hoe gaan de nieuwe indicaties en de herindicaties beoordeeld en vastgesteld worden? Is het bekend wat de kosten zijn van deze nieuwe vorm van indiceren? Om welke aantallen in welke buurten en/of dorpen gaat het? Is de gemeente voorbereid op het beheren van cliëntgegevens? Zonder deze dossiers is het immers niet mogelijk de benodigde voorzieningen te leveren Bijna iedere bladzijde maakt melding van de inzet door vrijwilligers, mantelzorgers en mensen uit de naaste omgeving. De Wmoraad is ervan overtuigd dat dit een opvatting is die in de praktijk van alle dag niet is te realiseren. In de huidige participatiemaatschappij participeren al velen terwijl in de meeste huishoudens beide partners ook nog werken. Hierbij komt nog
18
dat door de werkgelegenheidssituatie velen genoodzaakt zijn buiten de gemeente Oss te werken en zullen/moeten afzien van mantelzorg omdat zij primair zullen kiezen voor hun eigen woon- werk- en leefsituatie. Nadrukkelijk wil de Wmo-raad wijzen op de overbelasting van vrijwilligers en mantelzorgers. En zeker voor vrijwilligers geldt dat belasting en duur van het werk hen zal afhouden van het verrichten van vrijwilligerswerk. Dit is thans reeds nadrukkelijk aan de orde bij algemene voorzieningen als sportclubs, bonden etc. En ook geldt nu al dat het steeds moeilijker is om vrijwilligers te vinden. Hoge contributies leiden ertoe dat velen moeten afhaken. U schrijft op blz. 16 dat alle kosten van algemene voorzieningen zullen worden doorberekend. Onvoorstelbaar is dat dit aangevuld wordt met de zin: ”Het inzetten van bijzondere bijstand wordt beperkt vanwege de administratieve lasten.” Wie is de vrijwilliger en waar haal je die vandaan? De verhoudingen van vrijwilliger en beroepskracht verschuiven. De Wmo-raad mist in de nota een duidelijke definitie van vrijwilligers en mantelzorgers en een duidelijke beleidsaanzet voor mantelzorgers en vrijwilligers. Tevens ontbreekt de facilitering van dit beleid. Het komt over alsof alles aan mantelzorgers wordt overgelaten. Er ontbreekt evenwel iedere aanzet om dit ook voor mantelzorgers mogelijk te maken. Er is behoefte aan een definiëring van de begrippen: professioneel, mantelzorger, vrijwilliger, buren en de goede burger. Uit een onderzoek van de Seniorenraad in 2013 blijkt dat 80% van de ouderen in Oss een laag pensioeninkomen heeft. Om deel te kunnen nemen aan de samenleving zijn mogelijk bijzondere voorzieningen nodig. De Wmo-raad merkt hierbij op dat senioren meestal hun sociale kaders vinden in dezelfde leeftijdsgroepen. Echter vrijwilligers waar op wordt ingezet mogen geen vervanging worden van de beroepskrachten en zijn hiertoe ook niet in staat. De Wmo-raad heeft er vooralsnog geen vertrouwen in dat deze vorm van opvang als een betrouwbare en adequate voorziening aangemerkt kan worden. Een bijkomend verschijnsel is dat indirect maar al te gemakkelijk voorbij wordt gegaan aan de professionaliteit van de zorgverleners. De indruk wordt gewekt dat de werkzaamheden zo maar door vrijwilligers en mantelzorgers kunnen worden overgenomen. Dit is een declassering van de beroepskrachten veelal met een hoge opleiding in de zorg. De Wmo-raad vreest dat een vrijwilliger het werk moet gaan doen waarvoor hij anders betaald zou worden. Deze verdringing ligt voor de hand en is onaanvaardbaar. In de nota wordt ook melding gemaakt dat de begeleiding van de vrijwilligers moet geschieden door de beroepskrachten. De Wmo-raad zet hier grote vraagtekens bij omdat in deze sectoren al vele medewerkers zijn wegbezuinigd. Hierdoor komt coaching, opleiden, werven, aansturen, begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers nadrukkelijk in gevaar. Voor de Wmo-raad is het belangrijk dat de gemeente een screening maakt wat en welke instellingen zekerheid kunnen bieden voor de vrijwilligers die ondersteuning en scholing nodig hebben. De bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap, Evelien Tonkens, heeft samen met anderen voor de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar vrijwilligerswerk gedaan. Daaruit blijkt dat het helemaal aan vrijwilligers overlaten van activiteiten of voorzieningen maar zeer beperkt mogelijk is. Dat lukt alleen maar met mensen die zich voor lange tijd volledig willen inzetten. Volgens Tonkens doen de gemeentes in den lande veel te positief over de vrijwillige betrokkenheid. Bovendien wordt in de sociale sector geëxperimenteerd met vrijwillige inzet op een manier zoals dat in andere sectoren nooit zou gebeuren. “Een belediging aan het adres van sociale professionals”, vindt de hoogleraar. Alsof hun werk iets is dat je "wel even doet". Aan de resultaten van dit onderzoek kan ook de Gemeente Oss niet voorbijgaan. De Wmo-raad heeft grote zorgen over de haalbaarheid van dit voorgenomen beleid. Het “reservoir” aan vrijwilligers en mantelzorgers is uitgeput terwijl deze groepen nu al overbelast worden. Aangegeven wordt dat de vraag leidend is. Er zijn evenwel groepen die geen vraag hebben of de vraag niet zelf kunnen formuleren. Hoe wordt daar mee omgegaan? En op basis van welke aannames en veronderstellingen wordt uitgegaan dat mensen wel kunnen aangeven wat de cliënt wil? Een ander kritisch punt voor de Wmo-raad is de voorgenomen landelijk beleidsoptie om mensen langer zelfstandig te laten wonen. Vanaf ZZP 4 is duidelijk dat beroepsmatige zorg noodzakelijk is. Maar zelfredzaamheid is niet voor iedereen vanzelfsprekend en stigmatiseren met het etiket: “Die zijn niet zelfredzaam” moet voorkomen worden. Mensen “moeten” meedoen, maar velen zijn niet (meer) in staat om mee te doen. Nu alleen nog de hoogste indicaties intramurale zorg krijgen is er voor de groep met het zorg- zwaartepakket tot ZZP 4 extra begeleiding en zorg nodig. Waar en wie gaat deze extramurale leveren en om welke aantallen, welke indicaties in welke dorpen en buurten gaat het?
19
De Wmo-raad ziet in de nota een verschraling van de mogelijkheden van dagbesteding, dagopvang, en begeleiding en zet hier vraagtekens bij. Specifieke dagopvang komt te vervallen en de dagopvang moet een meer algemeen karakter gaan dragen en ook hier weer met inzet van vrijwilligers. Als voorbeeld: Dagopvang voor autistische mensen is volkomen anders dan dagopvang voor mensen met een verstandelijke beperking en/of mensen die dementerend zijn. Geïntegreerde dagopvang van deze groepen is onwerkbaar en ongewenst. Op PGB’s wordt gekort, maar is dat wettelijk toegestaan en op grond van welke wet kunnen de hieruit voortkomende contracten verbroken worden? Steeds wordt maatwerk als uitgangspunt genoemd. Maar de Wmo-raad heeft de indruk dat dit vanwege de financiële kaders niet geleverd wordt. Het financiële kader zou tijdens “Het Gesprek” een te belangrijke input zijn. Nu al ontvangt de Wmo-raad signalen dat wordt afgeweken van maatwerk en het budget uitgangspunt is. Tot op heden is over de beschikbare budgetten nauwelijks informatie gegeven. De huidige veranderingen zijn echter meer dan reguliere bezuinigingen. Beschikt de gemeente over inzicht in de beschikbare budgetten? In “klanttevredenheidsonderzoeken”, die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd wordt nooit melding gemaakt van aantallen afgewezen aanvragen. Ook is er geen informatie waarom van verder contact werd afgezien. Zijn die cijfers er wel en/of worden die gegevens in de toekomst geregistreerd? De grootste zorg van de Wmo-raad is dat er door het afbreken van vele voorzieningen mensen in moeilijke en misschien soms uitzichtloze posities terecht komen. Dat is een kwaliteit van leven die niet in onze samenleving past. Het is jammer, dat door deze ontwikkelingen, de grote onzekerheid, en het tekort aan informatie het vertrouwen van de burger in de overheid geschaad wordt. Betrof het hier in eerste instantie de landelijke overheid, helaas is deze transitie er de oorzaak van dat het nu ook de lokale overheid treft. In Oss doet zich de specifieke situatie voor dat het nieuwe beleid door een nieuw college en een nieuwe gemeenteraad vorm moet worden gegeven. Zijn er al plannen ontwikkeld om de nieuwe gemeenteraad daarin te scholen? De Wmo-raad ontkomt niet aan de indruk dat de nota een dwingend karakter heeft. Nadrukkelijk staat de Wmo-raad nog stil bij de klachtenprocedure in 2.7.5. Het is onbegrijpelijk dat een cliënt eventueel vier niveaus van klachtenbehandeling moet doorlopen om zijn recht te kunnen krijgen. Zijn er voorzieningen getroffen om de te verwachten stortvloed aan bezwaarprocedures te kunnen behandelen en zijn er binnen de gemeente voldoende financiële middelen om het overgangsrecht dat de cliënten bezitten te kunnen garanderen? Al eerder heeft de Wmo-raad gevraagd hoe het proces van veranderingen in de pilot Huishoudelijke Hulp gemonitord gaat worden. Dezelfde vraag stelt de Wmo-raad opnieuw namelijk: hoe en op welke manier, welke onderwerpen, welke risico-meting wordt er gemonitord? Immers een goede monitoring is essentieel om het veranderingsproces te kunnen volgen én waar mogelijk en nodig bij te sturen. Op bladzijde 25 van de nota staat dat als er voorzieningen verdwijnen, burgers c.q. inwoners van een wijk, samen met de gemeente en/of andere betrokkenen, naar redelijke alternatieven zullen zoeken. De burger heeft een belangrijke rol in het vinden van oplossingen en de gemeente in het faciliteren van dat proces. De Wmo-raad vraagt zich af welk proces hier bedoeld wordt en wat is de rol van de gemeente in het realiseren van de gevonden oplossing of is het een loze kreet en wie wordt bedoeld met “we”. Het hele stuk lijkt vele goede bedoelingen uit te ademen maar het zal blijken dat de praktijk heel erg weerbarstig kan zijn. Tot slot nog een opmerking over de bereikbaarheid. De Wmo-raad is van mening dat het zorgloket, naast alle digitale mogelijkheden, ook telefonisch continu bereikbaar dient te zijn. Alleen digitaal is geen optie. De Wmo-raad kan dan ook, gelet op het bovenstaande en de inhoud van zowel de eerste als de tweede transitie, niet positief zijn over de nota’s. In grote lijn richt de kritiek zich op: Het geheel is teveel gericht op procedures en protocollen en lijkt weinig op een beleidsplan. Gaat teveel uit van een “voorraad” aan mantelzorgers en vrijwilligers en overschat de mogelijkheden daarvan. Onduidelijkheid over vrijwilligers en mantelzorgers. Er worden geen aantallen genoemd van mensen die Awbz zorg ontvangen, noch prognoses over de te verwachten aantallen cliënten. Er worden onvoldoende oplossingen gegeven en wel vraagtekens gezet bij de haalbaarheid. Een financiële paragraaf ontbreekt.
20
Bezuinigingen lijken leidend en ondergeschikt gemaakt te worden aan het budget. Er blijft veel onduidelijk over begeleiding en dagopvang, terwijl voorzieningen, zoals bijvoorbeeld d’n Iemhof worden gesloten. De beroepsprocedure is lang en ingewikkeld. Bij algemene voorzieningen wordt nu al de maximale kostprijs genoemd en het recht op bijzondere bijstand hiervoor vervalt. Overaccentuering van ervaringsdeskundigen, zelfhulp groepen en lotgenoten 1.2. Welzijnsorganisaties zijn zeer beperkt in de mogelijkheden om begeleiding te geven aan vrijwilligers, mantelzorgers en goedwillende burgers. Er wordt niet ingegaan op de wijze waarop de Gemeente de verschillende welzijnsinstellingen in staat stelt om de nulde lijn te ondersteunen. De genoemde actiepunten in de verschillende hoofdstukken zijn te algemeen, te opportunistisch en daardoor niet realistisch. Gelet op de omvang en ingewikkeldheid van de nota’s heeft de Wmo-raad zich moeten beperken tot een algemene reactie. Verder ingaan op de geconstateerde knelpunten die de raad constateert vraagt om een meer uitgebreide reactie. We zijn ons ervan bewust dat ons advies weinig positief is. Zo nodig zijn we dan ook bereid het advies, waar nodig, nader toe te lichten en/of te bespreken. Alles met als doel de uitvoering van de nieuwe wetgeving en de verplichtingen, die door de Wet maatschappelijke ondersteuning door het Rijk aan de gemeente Oss worden opgelegd, voor de burgers zo goed mogelijk te realiseren. We zien uw reactie met belangstelling tegemoet. -
31.1
Ambtelijke reactie
BNO
De gemeenten in de regio hebben in het beleidsplan de inhoudelijke uitgangspunten voor verdere uitwerking vastgelegd. We (de gemeenten) zijn inmiddels de uitvoering van de nieuwe Wmo-taken per 1 januari 2015 aan het voorbereiden. Dat doen we op alle terreinen zoals financiële analyse, het ontwikkelen van sturingsinstrumenten (monitoring en verantwoording), het stroomlijnen van de informatievoorziening/ICT-ondersteuning, de communicatie naar cliënten en burgers, het opstellen van een implementatieplan voor de uitvoering en afspraken maken met welzijn- en zorgorganisaties over de inzet in 2015. Feit is dat we nog geen financiële duidelijkheid hebben van het rijk over de Wmo-budgetten. We proberen zoveel mogelijk betrouwbaar inzicht te krijgen in de cliënten, de zorgvormen, budgetten en de financiële risico’s. Cliëntinformatie van huidige AWBZ-cliënten krijgen gemeenten als de Wmo Wet is vastgesteld door de Eerste Kamer. De Eerste Kamer zal de Wmo Wet waarschijnlijk in juli bespreken. We geven hierbij een algemene reactie op uw brief. De gemeente Oss zal verder ingaan op uw advies en met u contact opnemen.
32.
Algemene reactie
GGZ Oost-Brabant
We zijn er blij mee dat u GGZ Oost Brabant alsnog de gelegenheid biedt te reageren op het concept van het regionaal beleidsplan “Transformatie van AWBZ naar WMO, deel 2”. In onze reactie gaan we eerst in op enkele algemene zaken, daarna op de visie op herstel en behoefte van mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA) en tot slot komen we met specifieke opmerkingen en aanvullingen. Indien gewenst zijn we graag bereid een en ander nog mondeling toe te lichten. Algemeen Graag beginnen we met enkele algemene opmerkingen. Wat ons opvalt is de heldere en leesbare stijl en de fraaie vormgeving van het plan, daarvoor graag onze complimenten. Mede daardoor komt de inhoud goed naar voren. Een tweede algemeen punt is het streven naar regionale samenwerking, zeker als het gaat om de benodigde specialistische zorg. Ook dat spreekt ons zeer aan, omdat er anders het risico van versnippering en verlies van expertise bestaat. Tot slot onderschrijven we het uitgangspunt dat ook mensen met (ernstige) psychiatrische aandoeningen zoveel mogelijk mee moeten kunnen doen in de samenleving. Tegelijkertijd benadrukken we dat – afhankelijk van de situatie of fase waarin iemand verkeert, (specialistisch) maatwerk nodig is en blijft. Veel mensen met EPA hebben complexe problematiek op meerdere levensgebieden, die nauw samenhangt met de psychiatrische aandoening.
21
Visie op behoeften en herstel van mensen met EPA We hebben er behoefte aan het begrip ‘kwetsbare burger’ te specificeren als het gaat om mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. (Inter)nationaal bestaat er de nodige consensus over waarmee deze mensen te maken hebben en wat hun behoeften zijn. Kenmerkend voor mensen met EPA is dat: - er sprake is van een psychiatrische stoornis, die zorg/behandeling noodzakelijk maakt (niet in symptomatische remissie); - en die met ernstige beperkingen in het sociaal en/of maatschappelijk functioneren gepaard gaat (niet in functionele remissie); - en waarbij de beperking oorzaak en gevolg is van de psychiatrische stoornis; - en niet van voorbijgaande aard is (structureel c.q. langdurig, ten minste enkele jaren); - en waarbij gecoördineerde zorg van professionele hulpverleners in zorgnetwerken geïndiceerd is om het behandelplan te realiseren c.q. herstel te bevorderen. Kenmerkend is verder dat de zorgbehoefte van mensen met EPA sterk fluctueert, afhankelijk van de fase waarin iemand verkeert: - overweldigd worden door de stoornis - worstelen met de stoornis - leven met de stoornis - leven voorbij de stoornis. Er is dus geen sprake van een ‘statische’ doelgroep en het is van belang op maat te kunnen werken (op- en afschalen). Dat sluit overigens zeer goed aan bij uw beschrijving van (individueel) maatwerk en maatwerkvoorzieningen. Gebaseerd op onderzoek kan ook gesteld worden dat mensen met EPA tot de meest gemarginaliseerde groepen van onze samenleving behoren: ze hebben een 15-20 jaar kortere levensverwachting, lage inkomen, zelden betaald werk (10-15%), vaak slechte huisvesting en worden het meest gestigmatiseerd. ‘Consensus over de definitie van mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) en hun aantal in Nederland’, PH. Delespaul e.a., 2013, in: Tijdschrift voor psychiatrie nr. 55 (juni 2013).
Herstel Wereldwijd is er ook steeds meer consensus over het belang van herstel als uniek en individueel proces. Daarbij gaat het niet of minder om ‘genezen van’ een aandoening, maar om ‘herstellen met’ een aandoening. Herstel betreft vier aspecten: (1) herstel van gezondheid, (2) herstel van rolfunctioneren (participatie), (3) herstel van identiteit en (4) herstel van dagelijks functioneren. Centraal bij de zorg hoort niet te staan wat een zorgaanbieder of gemeente als aanbod ‘in huis heeft’, maar wat de uitkomsten (resultaten) voor het herstel van de persoon in kwestie zijn. De essentiële behoeften van mensen met EPA zijn samengevat in het zogenaamde ‘Services Outcome Schema’ dat steeds meer als standaard gehanteerd wordt. In dat schema wordt éérst genoemd wat het resultaat moet zijn, vervolgens met welke dienst of service dat resultaat behaald kan worden. Het schema zegt niets over wie de diverse services (moeten) leveren. Outcome (behoefte)
Te leveren service (hulpvorm)
Voorbeelden
1 Minder symptomen en lijden
Behandeling
Medicatie, cognitieve gedragstherapie,
2 Veiligheid, zich veilig voelen
Crisisinterventie, bescherming
3 Toegang tot diensten
Casemanagement
4 Functioneren in gewenste rollen
Rehabilitatie, ondersteuning,
Trajectbegeleiding, scholing, werk,
begeleiding
studeren/leren
Welke resultaat is van belang voor de persoon? traumabehandeling
22
Crisisdienst, Beschermd Wonen, wijkagent Begeleiding naar instanties, coördineren van zorg
5 Zelfontplooiing
Levensverrijking
Sport, cultuur, wijkactiviteiten, verenigingen
6 Gelijke kansen
Rechtsbescherming
Hulp bij uitkering, belastingservice
7 In leven blijven
Basiszorg (Bed, brood, bad)
Maaltijdservice, woningtoewijzing
8 Empowerment, eigen regie
Zelfhulp, ervaringsdeskundigheid
Cursus ‘Herstellen doe je zelf’, WRAP, crisiskaart
9 Lichamelijke gezondheid
Preventie
Lifestyle-activiteiten, fitness, periodiek somatisch onderzoek (bijv. huisarts)
Een deel van de bovenstaande services valt vanaf 2015 onder de WMO, een deel onder de ZVW en weer een ander deel is gewone maatschappelijke diensterlening (mits ontsloten en toegankelijk). De FACT-teams van de GGZ spelen een belangrijke rol bij behandeling(ZVW), Veiligheid (ZVW/WLZ), casemanagement (ZVW) en rehabilitatie (deels ZVW, deels WMO). Graag willen we met de gemeente(n) in gesprek over hoe we een en ander het beste vorm kunnen geven. Vanuit het perspectief van mensen met EPA is het belangrijk dat er sprake is/blijft van samenhang en een integrale aanpak. Specifieke opmerkingen Maatwerk en eigen mogelijkheden Op pagina 5 zegt u kritisch te zullen kijken naar ‘haalbaarheid van het inzetten van eigen mogelijkheden’. Wij onderschrijven dat en benadrukken nogmaals dat eigen mogelijkheden afhankelijk zijn van de situatie of fase waarin mensen verkeren en daarmee dynamisch zijn. Herstelprocessen vergen vaak (vele) jaren en kunnen per levensgebied variëren. Ook wijzen we op het risico van overschatting van de mogelijkheden. Ervaringsdeskundigheid We zijn erg blij dat er in het plan een paragraaf is opgenomen over ervaringsdeskundigen. GGZ Oost Brabant werkt sinds 2007 met ervaringsdeskundigen; zo is er in elke FACT –team een ervaringsdeskundige medewerker die zowel groepen als individuen ondersteunt bij hun herstelproces. We merken op dat het van belang is (opleidings)eisen te stellen aan ervaringsdeskundigen, omdat niet iedereen met ervaring ook in staat is zijn of haar ervaring ten behoeve van anderen in te zetten. Samen met ROC De Leijgraaf en De Reinier van Arkelgroep verzorgen wij een opleiding voor ervaringsdeskundigen. Wij zien ervaringsdeskundigheid als een belangrijke nieuwe discipline of vak en nemen hen in loondienst of betalen anderszins een vergoeding (freelance). Voor FACT is het in dienst hebben van ervaringsdeskundigen zelfs een certificeringseis. ‘Het Gesprek’ Graag gaan we met de gemeenten in nader overleg over of en hoe GGZ-expertise onderdeel uitmaakt van ‘Het Gesprek’. Veel mensen met EPA hebben hun verhaal al meerdere malen aan diverse hulpverleners en/of instanties moeten vertellen; een deel daarvan ziet daar enorm tegen op. We hopen dat de medewerkers die ‘Het Gesprek’ uitvoeren indien nodig gebruik weten te maken van de voorhanden zijnde kennis en expertise. Omdat mensen met EPA problemen kennen op meerdere levensgebieden, komt het voor dat ze zich soms aan het ‘verkeerde’ loket melden, waardoor de samenhang en integrale aanpak gemist worden.
23
GGZ-Inloop en dagbesteding Het valt ons op dat de AWBZ-functie ‘GGZ-inloop’ (ontmoeting) nergens vermeld wordt in het plan. Indicatievrije en veilige inloop blijft enorm van belang voor mensen met EPA, zeker als er net een periode van intensieve behandeling/crisis achter de rug is. De inloop voor is velen een veilige start om het leven weer op te pakken. In onze visie op dagbesteding hanteren we de zogenaamde ‘drietrapsraket’: (1) mensen maken gebruik van bestaande maatschappelijke voorzieningen, (2) als dat (nog) niet lukt maken mensen gebruik van samenwerkingsvoorzieningen (bijvoorbeeld met VG-sector of met welzijnsorganisaties) en (3) als dat niet lukt is een categorale dagbestedingsvoorziening (tijdelijk) nodig. Deze drietrapsraket zijn we volop aan het vormgeven en we werken al met diverse organisaties samen. Het is in onze ogen ook aan te bevelen dat welzijnsorganisatie mee gaan doen in de derde (categorale) trap. Voor de uitvoering van het plan willen we graag onze bijdrage leveren. Ook wijzen we op het bestaan van gespecialiseerde trajectbegeleiders die op het snijvlak van psychiatrie en arbeid mensen ondersteunen bij het vinden en behouden van betaald werk. GGZ Oost Brabant heeft een team gespecialiseerde trajectbegeleiders (WerkSaam) dat zich de afgelopen jaren bewezen heeft door in de regio tientallen mensen te begeleiden naar betaald werk. Wij zouden het betreuren als deze kennis en specifieke expertise verloren gaan. Tot slot missen we in het plan de functie ‘Begeleid leren’. Veel jonge mensen met EPA hebben een afgebroken opleiding en willen na enkele jaren hun studie weer oppakken of aan een andere opleiding beginnen. Zo werken we nu al samen met o.a. Helicon en het ROC. Mantelzorg en maatschappelijke steunsystemen We onderschrijven volledig het belang van mantelzorg; dat is ook de reden dat we de laatste jaren steeds nadrukkelijker familie betrekken bij onder andere het maken van behandel- en begeleidingsplannen en bij beleid. GGZ Oost Brabant heeft een actieve Familieraad. Toch moeten we ook vaststellen dat voor een deel van de mensen met EPA de familieverbanden verloren zijn gegaan na en in verband met een periode van psychiatrische ziekte. Soms willen mensen ook niets meer met familie te maken hebben en is het nodig een nieuw (vervangend) sociaal en maatschappelijk steunsysteem te ontwikkelen. Inloop en ontmoeting zijn daarbij belangrijk, evenals bijvoorbeeld activiteiten van ervaringsdeskundigen. Een bijzondere en zeer kwetsbare groep mantelzorgers wordt gevormd door kinderen van ouders met psychiatrische problemen (KOPP). We missen daarvoor aandacht in het plan. Beschermd Wonen en logeermogelijkheden De opmerking (pag. 24) dat bij Beschermd Wonen behandeling niet op de voorgrond staat is in onze ogen te ongenuanceerd. Het doel van behandeling is mogelijk niet langer genezing, maar behandeling blijft essentieel om lijden en symptomen (zoals stemmen horen of angst) te verminderen. De bewoners van Beschermd Wonen in Brabant Noordoost krijgen dan ook allemaal behandeling (door de FACT-teams). GGZ Oost Brabant werkt momenteel aan een grondige innovatie van Beschermd Wonen, ook in samenhang. De kern daarvan is dat de woonvormen extern gericht worden en niet alleen dienstbaar zijn aan de eigen bewoners, maar ook aan zelfstandig wonende cliënten met EPA én aan de wijk (kwetsbare burgers en organisaties). Te denken valt aan een maaltijd- en wasservice, kleinschalige ontmoeting, avond en weekend-FACT en logeermogelijkheden. Dat laatste sluit naadloos aan bij de opmerkingen in het plan over respijtzorg op pagina 13. Zo kent een van de woonvoorzieningen in Oss al een logeerplek, waar ambulante cliënten kort gebruik van kunnen maken om tot rust te komen en/of zich even veilig te weten. In veel gevallen is het niet nodig gebruik te maken van dure en soms bedreigende klinische opnamebedden. Graag werken we dit met de gemeenten verder uit. We wijzen er ook op dat – in samenhang met bijvoorbeeld beddenreductie/ambulantisering, personele bezetting en de spreiding van opvangmogelijkheden – Beschermd Wonen minimaal op de schaal van Brabant Noordoost georganiseerd moet (blijven) worden. We missen overigens de termijn van vijf jaar die gepaard gaat met de overheveling van Beschermd Wonen. Eigen bijdragen We wijzen erop dat (hoge) eigen bijdrage voor mensen met GGZ-problemen contraproductief zijn gebleken (zorgmijding met als resultaat duurdere zorg op termijn). Niet voor niets is daar de laatste jaren veel verzet tegen geweest van cliënten en familie en
24
vaak met succes (landelijke regelingen werden weer ingetrokken). Nogmaals: veel mensen met EPA leven op of onder het bestaansminimum en zij hebben als geen ander last van de ‘stapeling’ (cumulatie van inkomensmaatregelen). We wijzen ook op het project ‘Stimulab’ in Oss waarin dit aspect een belangrijke rol heeft gespeeld. Preventie, consultatie en sociale wijkteams Er is in onze ogen te weinig aandacht voor (terugval)preventie in het plan. Goede dagbesteding, behandeling, huisvesting, inkomenszekerheid en individuele en groepsbegeleiding hebben nadrukkelijk een preventief effect. Goede consultatie door de tweede lijn aan de eerste en nulde lijn heeft eveneens een sterk preventief effect. Veel mensen met EPA kunnen goed gebruik maken van de eerste en nulde lijn, mits medewerkers daar snel en makkelijk terug kunnen vallen op tweedelijns expertise; we missen in het plan hoe de GGZ daartoe de gelegenheid krijgt. Om lijnen kort en makkelijk te maken en te houden adviseren we dat de tweedelijns GGZ nadrukkelijk deel uitmaakt van de sociale wijkteams. In Oss zijn daar al de nodige positieve ervaringen mee opgedaan. Stigmabestrijding De begrippen ‘stigma’ en ‘stigmabestrijding’ komen niet voor in het plan, terwijl juist stigmatisering vaak in de weg staat om goed mee te kunnen doen in de samenleving. We onderscheiden zelfstigma en externe stigmatisering en beide verdienen een goede aanpak. Graag denken we hierover mee. Externe stigmatisering hangt ook nauw samen met veiligheid. Veiligheid In het plan is de nodige aandacht voor de strafrechtelijke aspecten van veiligheid. Wat echter ontbreekt is de veiligheidservaring van mensen met EPA. Gevoel van veiligheid speelt een zeer belangrijke rol bij het weer oppakken van het leven. Soms is dan korter of langer een beschutte omgeving (wonen, werken of dagbesteding) nodig om een nieuwe start te maken. En nogmaals: het gevoel van veiligheid hangt nauw samen met de fase/situatie waarin iemand verkeert. Tot slot We beseffen dat dit een behoorlijk lijvige reactie is én dat die anderhalve week te laat binnenkomt (waarvoor nogmaals excuus). Niettemin hopen we dat u onze opmerkingen bij de verder uitwerking zult betrekken. 32.1
Ambtelijke Reactie
BNO
Nr. 1.
Hoofdstuk Zorgen voor elkaar
Organisatie/ instelling Samenwerkende organisaties Aanzet, MEE, Rigom, Vivaan, Radius en RMC
Veel van de opmerkingen zijn te specifiek om in het beleidsplan op te nemen. We onderschrijven het belang van een goede signalering van de mensen met EPA. De expertise die de GGZ heeft wordt in de praktijk, ook in de sociale (wijk)teams gebruikt. We gaan graag verder in gesprek over een goede borging hiervan. De GGZ-inloop is niet specifiek benoemd maar zien we als onderdeel van ontmoeting en dagbesteding nieuwe stijl. Het belang van preventie wordt toegevoegd in het beleidsplan. Deze ambtelijke reactie is op hoofdlijnen. In de contacten die we met de GGZ hebben, zullen we op de specifieke onderdelen nader met elkaar in gesprek gaan en afspraken maken. Hoofdstuk: Zorgen voor elkaar Reactie Vrijwilligers Welzijn ziet voor vrijwilligers een belangrijke rol weggelegd in het bijdragen aan een inclusieve samenleving. Het activeren van burgers en talentontwikkeling in brede zin is een kernopdracht. Welzijn biedt informele welzijnszorg uitgevoerd door vrijwilligers in georganiseerd verband aan kwetsbare mensen die vanwege die kwetsbaarheid in een afhankelijke positie verkeren. We dragen tevens bij aan de kwaliteit en deskundigheidsbevordering van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. Daarnaast initieert welzijn innovatieve projecten, zoals de digitale burenhulpservice SamSam. Overigens zou er ruimte moeten zijn om in gebieden waar al met tevredenheid wordt gewerkt aan andere systemen zoals www.mijnbuurtje.nl deze voort te zetten. De samenhang tussen de verschillende initiatieven wordt in het Beleidsplan niet geborgd. Gemeenten hebben hierin een regierol.
25
Verder doet het Beleidsplan geen appèl op draagkrachtigen (‘sterke’ burgers) op wie een beroep gedaan kan worden in hun bijdrage aan een inclusieve samenleving. Ervaringsdeskundigen en lotgenoten Welzijn is het met de gemeenten eens dat in het sociale domein meer ervaringsdeskundigen en lotgenoten ingezet kunnen worden. Welzijn begeleidt groepen lotgenoten bij beleving, herkenning en erkenning, waarna mensen vaak weer op eigen kracht verder kunnen. Welzijn is van mening dat meer individuele vragen collectief opgepakt kunnen worden door middel van informatiebijeenkomsten, cursussen, trainingen, lotgenotencontact, zelfhulpgroepen en talentontwikkeling. Mantelzorgers Welzijn onderschrijft het belang dat de dienstverlening niet alleen gericht moet zijn op de kwetsbare burger, maar ook op de familie en mantelzorgers rondom de burger ofwel het systeem. Dit is geborgd in onze visie en werkwijze Netwerk Versterkend Werken. Hierin heeft welzijn nadrukkelijk een rol. In het beleidsplan wordt gesproken over Inzetten op preventie om te voorkomen dat het systeem rondom de burgers overbelast raakt. Wij zien hier een belangrijke taak voor welzijn in signalering: vaak zien zorgvrager en mantelzorger beide de mantelzorgsituatie als vanzelfsprekend. Om overbelasting te voorkomen is actief bespreekbaar maken van de situatie op basis van signalering van groot belang. Welzijn acht preventie ook van belang om te voorkomen of uit te stellen dat burgers kwetsbaar en afhankelijk worden en om bestaande kwetsbaarheid af te remmen. Het Gesprek In paragraaf 1.5 van het Beleidsplan is niet duidelijk wie Het Gesprek met de burger voert en (dit is essentieel) hoe het wordt gevoerd. Integrale vraagverheldering is een van de vijf kerntaken van welzijn. De vraagverheldering is van belang om duidelijkheid te krijgen over het werkelijke probleem of de ervaren belemmering. Dit vereist expertise zoals goed kunnen luisteren, doorvragen, herkennen van en omgaan met mensen met een niet zichtbare beperking. Wij doen dat vanuit een integrale benadering, omdat een probleem op het ene levensterrein vaak gevolgen heeft voor een probleem op een ander levensterrein. Niet iedereen komt vanzelf met zijn vraag. Juist bij specifiek kwetsbare groepen als zorgmijders gaat welzijn eropaf bij signalen. Door in wijken en kernen te werken maakt welzijn brede verbinding met andere organisaties en andere domeinen. Welzijn onderscheidt zich van zorgaanbieders door onze onafhankelijke positie in het sociale domein: In het Gesprek zijn wij onafhankelijk, wij hebben geen belang bij verwijzing naar zorgaanbod. Dit maakt dat wij anders denken, kijken en luisteren. 1.1
Ambtelijke reactie
BNO
We voegen het volgende toe aan het beleidsplan: een appèl op draagkrachtigen (‘sterke’ burgers). Het Gesprek wordt op dit moment op verschillende plekken gevoerd, verdere uitwerking van deze aanpak hangt af van de lokale situatie in elke gemeente. Uitwerking hiervan vindt dan ook plaats op lokaal niveau.
2.
Zorgen voor elkaar
Wmo-Adviesraad Boekel
De Wmo adviesraad vindt het een logische keuze om het beleidsplan te beginnen met mantelzorgers en vrijwilligers. Op hen zal immers in de toekomst een steeds groter beroep gedaan worden. Het is dan ook van het grootste belang dat mantelzorgers en vrijwilligers maximale ondersteuning krijgen van onze gemeente bij hun veelal zware taak. De behoeften van mantelzorgers zijn goed uitgewerkt volgens de basisfuncties mantelzorg van Mezzo. Enkele opmerkingen: kritisch kijken naar de haalbaarheid van het inzetten van eigen mogelijkheden is noodzakelijk om uitputting te voorkomen goed dat het Gesprek plaats vindt met zorgvrager én mantelzorger het inzetten van ervaringsdeskundigen vraagt om expertise en beleid ten aanzien de privacy
26
2.1
Ambtelijke reactie
BNO
We zullen de komende jaren met elkaar moeten ervaren en leren hoever de mogelijkheden reiken en waar beperkingen zijn. In de opdracht aan welzijnsorganisaties en zorgaanbieders, maken we nadere afspraken over de inzet en ondersteuning van vrijwilligers, mantelzorgers en ervaringsdeskundigen. Hierbij is aandacht voor de privacy. We hebben er vertrouwen in dat we dit met elkaar kunnen oppakken.
3.
Zorgen voor elkaar
BPR Boxmeer
Vrijwilligers die tegen hun grenzen aanlopen, kunnen terugvallen op welzijnsorganisaties. Deze moeten wel direct inzetbaar zijn, zodat er geen gat ontstaat. Het gesprek , is dit in 100 % van de gevallen bekend bij de zorgvrager ? De vraag van de burger is het uitgangspunt, prima uitgangspunt, hoop ook dat dit gebeurt en niet dat de budgetten leidend zijn en het aanbod van de gemeentes. Bij het inkoopbeleid mis ik de uitgangspunten; verder mis ik ook hier de uitgangspunten over kwaliteitsbewaking.
3.1
Ambtelijke reactie
BNO
In de opdracht aan welzijnsorganisaties en zorgaanbieders, maken we nadere afspraken over de inzet. De vraag van de burger is uitgangspunt, dat maakt onderdeel uit van de opdracht. Het Gesprek is een andere manier van ondersteuning bieden aan zorgvragers, dit gebeurt zorgvuldig. Het inkoopbeleid en kwaliteitsbewaking zijn onderdelen die nu verder worden uitgewerkt. We zijn net gestart met de voorbereidingen voor de inkoop 2015.
4.
Zorgen voor elkaar
Adviesraad Wmo Bernheze
Vrijwilligers en Mantelzorger Deskundigheid is belangrijk als er vrijwilligers en mantelzorgers worden ingezet bij de ondersteuning van burgers. Onderaan pagina 5 wordt geschreven dat het de verantwoordelijkheid is van de instellingen om deze te ondersteunen. Hoe gaat de gemeente toezien op het feit dat de juiste deskundigheid aanwezig is en de kwaliteit van deze dienstverlening ook op termijn gewaarborgd blijft? Wordt een zorgvrager verplicht om mantelzorg of zorg door een vrijwilliger te accepteren als deze voorhanden is? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met de keuzevrijheid van de zorgvragende burger ? "Zoeken naar een balans in zorgsituatie" , te vaak wordt automatisch ervan uitgegaan dat de belangen van de mantelzorger en de zorgvrager overeen komen. Dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Soms is een mantelzorger geholpen met de opname van de zorgvrager terwijl de zorgvrager daar (nog) niet aan toe is. Het vergt een apart gesprek met de mantelzorger om dit boven de (keuken)tafel te krijgen. Dit zal niet tijdens Het Gesprek aan de orde komen. Uitgangspunten Het eerste uitgangspunt "de vraag is het uitgangspunt, niet het aanbod" kunnen wij onderschrijven. Echter; hoe zit het met de cliënten met een complexe problematiek? Over het gehele document worden de doelgroepen; mensen met psychische problemen en mensen met een (licht) verstandelijke beperking gemist. Die hebben meestal geen vraag, maar hebben wél ondersteuning nodig (denk aan; mensen uit de genoemde doelgroepen die volledig zelfstandig wonen maar dreigen te vereenzamen en/of zichzelf verwaarlozen). Wie zal dan ingrijpen? En wat zijn de criteria daar dan bij? Welke specialistische (gedrags- en/of arbeidsdeskundige) kennis is aanwezig of kan worden geraadpleegd? En kan er eventueel over de 'gemeente grenzen' gekeken worden als het om passende oplossingen gaat? Is eventueel dan een PGB mogelijk? Kortom: het vangnet wordt hier wederom gemist, de veiligheidshuizen en het AMHK zijn als vangnet onvoldoende toereikend.
4.1
Ambtelijke reactie
BNO
De ondersteuning van vrijwilligers, mantelzorgers en ervaringsdeskundigen maakt onderdeel uit van de opdracht die we als gemeenten verstrekken aan organisaties. We zullen als opdrachtgever toezien op een goede uitvoering. In Het Gesprek met de zorgvrager wordt gezamenlijk gekeken wat de beste oplossing is, hierbij zullen alle mogelijkheden worden besproken. Doel is een plan waar de zorgvrager goed mee geholpen wordt. Als tijdens Het Gesprek blijkt dat er verschillen zijn tussen zorgvrager en mantelzorger, zal de professional daar adequaat mee omgaan. Het vangnet voor de verschillende groepen zijn de professionals die contact hebben met de cliënten. Maar ook familie, buren, mensen die contact hebben met cliënten. Zij kunnen voor ondersteuning een beroep doen op welzijn (bijvoorbeeld het sociaal wijkteam). Daarnaast zijn we, samen met Jeugdzorg, een expertpool aan het ontwikkelen waarmee expertise kan worden ingezet.
27
5.
Zorgen voor elkaar
BPR Grave
De wijk- en dorpsraden kunnen hun ondersteunende functie alleen waarmaken als zij voldoende inzicht hebben in de kanteling en de uitgangspunten onderschrijven. Het overdragen van de invulling van taken naar een vrijwilliger betekent het nemen van verantwoordelijkheid door deze vrijwilliger. Vrijwilligers moeten dan ook terug kunnen vallen op hun begeleiders. De verantwoordelijkheid voor en de ondersteuning door professionals van de vrijwilliger, in welke tak dan ook, dient duidelijk vastgelegd te worden in de taakomschrijving van de begeleidende instelling. Het steeds groter wordende beroep op vrijwilligers betekent dat bezuinigingen die de vrijwilligers direct of indirect raken kritisch bekeken dienen te worden. Dit geldt ook m.b.t. de ondersteuners van de vrijwilligers. De ervaringsdeskundige. Vaak is dit ook al de mantelzorger of vrijwilliger. Het bepalen van de draagkracht en het bewaken voor overbelasting dien een duidelijk omschreven taak te zijn in het pakket van begeleiders. De mantelzorger. Mantelzorgbeleid dient in het Land van Cuijk breed hetzelfde te behelzen. De mantelzorger is altijd aanwezig bij het keukentafelgesprek en moet, indien de mantelzorger dit wenst, apart te worden gehoord. De rol van de mantelzorger tijdens de gesprekken kan duidelijker worden omschreven. Dagbesteding. De dagbesteding zo veel mogelijk lokaal organiseren, zodat de vervoerskosten in de hand kunnen worden gehouden.
5.1
Ambtelijke reactie
BNO
In de opdracht aan welzijnsorganisaties en zorgaanbieders, maken we nadere afspraken over de inzet en ondersteuning van vrijwilligers, mantelzorgers en ervaringsdeskundigen. In het beleidsplan geven we aan dat vervoer onderdeel uit maakt van de inkoop van dagbesteding dus onderdeel is van het arrangement.
6.
Zorgen voor elkaar
BPR Mill
Teveel wordt verwezen naar de vrijwilliger die breed in beeld komt en betrokken wordt in de zorg voor elkaar zonder deze te faciliteren. Ondersteuning door welzijnsorganisaties is in veel gevallen het credo, echter we zien tegelijkertijd een afbouw van welzijnsorganisaties door vermindering van financiering door gemeente. Hoe gaat de gemeente de ondersteuning van de vrijwilliger vorm geven? De wijken en dorpen moeten er klaar voor zijn. Hoe gaat men de Sociale wijkteams ondersteunen? De druk op de mantelzorgers wordt door deze transitie onevenredig verdeeld. Het keukentafel gesprek zal moeten zorgen voor een juiste balans. Maak goede afspraken, wat is voor formele zorg en wat is voor de informele zorg. De eerste lijnzorg speelt hierin een belangrijke rol.
6.1
Ambtelijke reactie
BNO
In de opdracht aan welzijnsorganisaties en zorgaanbieders, maken we nadere afspraken over de inzet en ondersteuning van vrijwilligers, mantelzorgers en ervaringsdeskundigen. We zijn in gesprek met welzijn over de andere manier van werken volgens Welzijn Nieuwe Stijl. Er worden in de regio verschillende pilotprojecten uitgevoerd, onder andere met Sociale Wijkteams.
7.
Zorgen voor elkaar
Bureau Maks, Jan de Laat
Wat zijn de huidige knelpunten mbt het ondersteunen en begeleiden van de vrijwilligers, ervaringsdeskundigen en mantelzorgers, wat zeggen bestaande rapporten daarover. Er gaat meer geïnvesteerd gaat worden in deze begeleiding en ondersteuning, hoe gaan we de effecten meten, hoe monitoren we de extra kosten. Dit zijn apart gereserveerde gelden waarvoor professionals ingezet kunnen kunnen worden, worden hier aparte afspraken over gemaakt.
7.1
Ambtelijke reactie
BNO
In het beleidsplan onderschrijven we dat we moeten investeren in de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers. Samen met hen, welzijnsorganisaties en andere betrokken bespreken we de komende tijd wat nodig is en hoe dat het beste georganiseerd kan worden.
28
8.
Zorgen voor elkaar
GGD Hart van Brabant
1) Persoonlijke verzorging komt vanuit een andere financiering ( zorgverzekeraars), maar hoe wordt dit gekoppeld aan de begeleiding die burgers soms toch nodig hebben? Hoe wordt er gezorgd voor één gezin één plan? 2): 1.3: Hoe vinden burgers en lotgenoten elkaar? 3): 1.4: “Het Gesprek”. Graag hier meer informatie over. 4): 1.5: De eerste en een na laatste bullet zijn wellicht op een slimme manier te verbinden.
8.1
Ambtelijke reactie
BNO
1) over de Persoonlijke Verzorging, maar ook over andere taken, maken we afspraken met de zorgverzekeraars. 2) via eigen contacten, via het welzijnswerk of andere professionals (zoals huisarts) 3) Het Gesprek wordt op dit moment op verschillende plekken gevoerd, verdere uitwerking van deze aanpak hangt af van de lokale situatie in elke gemeente. De aanpak hebben we regionaal bepaald. In Het Gesprek met de zorgvrager wordt gezamenlijk gekeken wat de beste oplossing is, hierbij zullen alle mogelijkheden worden besproken. Doel is een plan waar de zorgvrager goed mee geholpen wordt. 4) we laten de punten zoals ze zijn, we willen ze graag apart benoemen.
9.
Zorgen voor elkaar
Dhr. J. Hendriks
N.v.t.
9.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
10.
Zorgen voor elkaar
Wmo-adviesraad Landerd
1. 2.
3. 4. 5.
10.1
Ambtelijke reactie
BNO
1. 2. 3. 4. 5.
Professionele instellingen gaan steeds meer werken met vrijwilligers. Juist de samenwerking met vrijwilligers[organisaties] dient benadrukt te worden. Voor vrijwilligersorganisaties [ook binnen instellingen] dient de gemeente een vraagbaak te zijn en een vangnet te bieden wanneer zich problemen voordoen. Bij het hanteren van de werkwijze ‘Welzijn op waarde’ werkt ook de ambtenaar op een andere wijze. Dit vereist niet alleen scholing maar ook begeleiding in de praktijk door ervaringsdeskundigen, zodat bij het voeren van Het keukentafelgesprek geleerd wordt om onderliggende problematiek te onderkennen [b.v. begeleiden van jonge mantelzorgers, gezinsproblematiek, zwaardere zorgvraag]. De benodigde kennis is bij de welzijnsinstellingen aanwezig; de welzijnsinstellingen kunnen ook coaches en begeleiders leveren om de ambtenaren te trainen wanneer externe deskundigheid vereist is. Onder ‘Uitgangspunten’ 2de V ‘Welzijn’ wat wordt hier bedoeld; afdeling welzijn of welzijnswerk of anders? Is niet duidelijk. 1.5 Actiepunten college…. Dit concreter maken door het te effectueren in tijd. Bij 4de en 7de aandachtspunt; o.a. zorgverzekeraars, huisartsen, wijkverpleegkundigen; is dit haalbaar in de beoogde termijn, het gaat immers over meerdere verzekeraars, huisartsen en momenteel nog niet aanwezige wijkverpleegkundigen? Samen met vrijwilligers(organisaties), welzijnsorganisaties en andere betrokken bespreken we de komende tijd wat nodig is en hoe dat het beste georganiseerd kan worden. Er zijn al veel goede voorbeelden in de regio. Gemeenten zijn aan het investeren in scholing van medewerkers. Uitwisseling tussen organisaties (incl. gemeente) wordt erg belangrijk de komende tijd. Het welzijnswerk, we zullen dit verduidelijken. Concretisering vindt plaats in (lokale) uitvoeringsplannen. De afstemming met deze partijen vindt deels al plaats, op verschillende niveaus en manieren (op beleidsniveau, maar ook in de praktijk).
29
11.
Zorgen voor elkaar
KBO Kluster plus Boxmeer
N.v.t.
11.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
12.
Zorgen voor elkaar
KBO Kluster plus Boxmeer Programma aandacht voor iedereen
N.v.t.
12.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
13.
Zorgen voor elkaar
Monique van den Hark- van Leuven Grave
Vrijwilligers en lotgenoten kunnen nooit professionele begeleiding vervangen, hooguit aanvullen. Vooral lotgenoten zijn zelf beperkt, zij kunnen elkaar moreel steunen, maar niet echt helpen met dagelijkse problemen. Vrijwilligers zijn meestal niet specifiek opgeleid. Zo wel, dan nemen ze betaald werk van anderen in. Buren, vrienden, kennissen kunnen en willen best een keer iets doen (zoals boodschappen), maar niet jarenlang voor iemand zorgen of iemand begeleiden. Dan wordt de vriendenkring snel kleiner en ook broers en zussen zullen afhaken. Bij chronische beperkingen zal vaak ook professionele hulp noodzakelijk zijn.
13.1
Ambtelijke reactie
BNO
We gaan uit van mogelijkheden maar zijn ook realistisch dat niet alle ondersteuning door vrijwilligers/mantelzorgers/ervaringsdeskundigen kan worden gegeven.
14.
Zorgen voor elkaar
Clientenplatform Wmo Maasdonk
De vraag van de burger en mantelzorger centraal lijkt in deze nota op gespannen voet te staan met de noodzakelijke bezuinigingen die de gemeenten door moeten voeren. Belangrijk is om hier als gemeente een eerlijk verhaal te vertellen, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn. Ervaringsdeskundigen en lotgenoten We onderschrijven het belang van ervaringsdeskundigen en lotgenoten. We wijzen u op het Zelfregiecentrum in Nijmegen, waar ervaringsdeskundigen en lotgenoten – gefinancierd door gemeente en zorgverzekeraar – elkaar ondersteunen. Daarnaast zouden ervaringsdeskundige professionals aangenomen dienen te worden in de organisaties om de transitie van binnenuit vorm te geven. Mantelzorg Van belang is dat ook in het gemeentelijke beleid op het gebied van de participatiewet en Wwb aandacht is voor de positie van mantelzorgers en hun (beperkte) beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Het is positief dat de gemeente in het gesprek ook aandacht heeft voor de positie van mantelzorgers. Het belang van goede ondersteuning van mantelzorgers en respijtzorg zal alleen maar toenemen door het verminderen van professionele zorg, ondersteuning en vervoer . Waarom er daarom in de nota gesproken wordt over incidentele inzet van kortdurend verblijf vragen wij ons af. Het WMO platform Maasdonk pleit voor een zo ruim mogelijke inzet van het PGB om maatwerk te kunnen leveren aan hulpvragers. (Digitale) inzet van buren en vrijwilligers Bij de inzet van buren en vrijwilligers dient naar ons idee ook goed meegewogen worden door wie degene die hulp nodig heeft, geholpen wil worden. Soms wil je bijvoorbeeld met je buren juist een gewoon burencontact en wil je niet dat je buren in je huis komen en veel meer van je te weten komen dan je zelf zou willen. Met name oudere en analfabete hulpvragers beschikken niet over de mogelijkheid om digitaal hulp te vragen. Ook continuïteit in personen is vaak belangrijk voor een hulpvrager. Het is niet fijn om steeds opnieuw aan iemand te moeten wennen, dingen uit te leggen.
30
14.1
Ambtelijke reactie
BNO
We zullen vaker een beroep doen op burgers om elkaar te helpen. We gaan uit van mogelijkheden maar zijn ook realistisch dat niet alle ondersteuning door vrijwilligers/mantelzorgers/ervaringsdeskundigen kan worden gegeven. De vorm waarin men elkaar helpt moet bij alle partijen passen, daar zal juist veel aandacht voor zijn.
15.
Zorgen voor elkaar
Mevr. T. Mijland-Kroon Mare Bijzondere Zorg
N.v.t.
15.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
16.
Zorgen voor elkaar
Mooiland-Maas-land Petra Spanjers
N.v.t.
16.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
17.
Zorgen voor elkaar
Participatieraad Welzijnsbeleid Cuijk
Er dient een Zorg-Ombudsfunctionaris te worden aangesteld. Omwille van de kwaliteitsbewaking is een jaarlijkse uitvoerings- en voortgangsrapportage vereist welke ook aan de Burgerparticipatie-raden, ter advisering, dienen te worden voorgelegd. Het Mantelzorgcompliment dient in zijn huidige vorm in stand te blijven en in de begroting dient hiervoor een bedrag, liefst geoormerkt, te worden opgenomen. In het belang van de vrijwilligers c.q. mantelzorgers is een duidelijke taakomschrijving vereist. Deze dient in samenwerking met de vrijwilliger c.q. mantelzorger te worden gerealiseerd door de verantwoordelijke instellingen van deze vrijwilligers/mantelzorgers. De toegankelijkheid en bereikbaarheid voor deelname aan de dagbesteding moet in beginsel voor een ieder, met een indicatie, lokaal mogelijk worden gemaakt. Waarbij vooral aandacht moet zijn om lange wachtlijsten te voorkomen en de vervoerskosten binnen de perken te houden. In vele gevallen is de mantelzorger c.q. vrijwilliger de ervaringsdeskundige. Zijn of haar kennis dient mede centraal te staan in het “Keukentafelgesprek”, waarbij de inzet qua belastbaarheid en draagkracht van deze mantelzorger c.q. vrijwilliger niet mag worden overvraagd, ten voordele van het beschikbare WMO-Budget. Ieder “Keukentafelgesprek” dient plaats te vinden in een omgeving waar alle betrokken partijen zich gelijkwaardig voelen en waar de kern van de aanvraag centraal staat. Iedere aanvrager dient van te voren schriftelijk te worden geïnformeerd over, de procedure van de aanvraag, het verloop van het “Keukentafelgesprek” en te kennen worden gegeven dat hij/zij ten alle tijden een familielid of vertrouwenspersoon mag vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn. In de briefing dient ook een rubriek te worden opgenomen, betreft het bestaansrecht van en de kennis die zij hebben betreft de plaatselijke Burgerparticipatieraad en hoe deze is te bereiken.
17.1
Ambtelijke reactie
BNO
We nemen uw aandachtspunten mee bij de verdere uitwerking en uitvoering van het beleidsplan.
18.
Zorgen voor elkaar
Dichterbij Regio Uden/Veghel e.o
Zie digitale netwerken als aanvulling op persoonlijk contact tussen mensen met oog voor ‘zorg voor elkaar’. Beschikbaarheid en bekendheid van professional met mensen in de wijk maakt het makkelijker voor vrijwilligers en helpende buren om hun vraag te stellen; versterkt doen wat nodig is en vermindert de kans op vraagverlegenheid. Biedt ervaringsdeskundigen / lotgenoten maatwerk ondersteuning om hun rol te vervullen. Stuur tevens op ‘terugtrekken’ van professionele inzet tot de toegevoegde
31
waarde van de professional aanvullend op de meerwaarde die de ervaringsdeskundige / lotgenoot biedt. Aanvulling op uitgangspunt 1 blz. …vermindert professionele zorg en versterkt eigen kracht. 18.1
Zorgen voor elkaar
BNO
19.
Zorgen voor elkaar
Steunpunt Mantelzorg Cuijk
We nemen uw aandachtspunt mee bij de verdere uitwerking van de toegankelijkheid van het Wmo-loket bijvoorbeeld door aanspreekpunten in de wijk of buurt (vorming sociale wijkteams). -
-
-
-
Ervaringsdeskundigen en lotgenoten: Wij hebben ervaring met het organiseren van lotgenotencontacten. We onderkennen het belang van lotgenotencontacten. Maar vinden het ook belangrijk dat dit gefaciliteerd wordt door welzijns- organisaties. Belangrijk is om patientenorganisaties hierbij te betrekken. Mantelzorgers: het sociaal netwerk in beeld brengen wordt heel belangrijk en niet alleen binnen sociale wijkteams en welzijnsorganisaties, maar ook binnen zorgorganisaties. In plaats van zoeken naar balans in zorgsituatie zou ik ook het samenspel noemen van professionals,zorgvrager en mantelzorger. Bij sociaal netwerk is breder dan de spilmantelzorger. Dit is belangrijk, want hoe hou je de buurvrouw die wekelijks komt kaarten betrokken. Jullie noemen 2 methoden om sociaal netwerk in beeld te brengen. Maar er zijn meerdere methoden. Laat organisaties kiezen wat voor hun organisatie haalbaar. Spreek organisaties wel aan op hun verantwoordelijkheid hierin. DE taken zoals die benoemd zijn door ministerie en VWS, de VNG en Mezzo zullen verder uitgewerkt moeten worden en aandacht moeten krijgen. Zoals het er nu staat is te vrijblijvend. Wij als Steunpunt Mantelzorg roepen al jaren dat er meer aandacht moet zijn voor mantelzorgers bij de eerste lijn, maar nog vaak zien we dat aandacht naar de zorgvrager gaat. Wat doe je als er verschillende belangen zijn van zorgvrager en de mantelzorger? Dit is dagelijkse praktijk!
19.1
Ambtelijke reactie
BNO
Uw aandachtspunten zijn herkenbaar. We maken graag gebruik van uw expertise om ervoor te zorgen dat we in de dagelijkse praktijk straks (samen) tot de goede oplossingen komen in cliëntsituaties.
20.
Zorgen voor elkaar
Stichting Compass Uden
Uiteraard is de ontwikkeling van digitale burenhulpservice een positieve ontwikkeling, maar dit mag niet leidend zijn. Het versterken van sociale cohesie vereist persoonlijk contact. Hoe voorkom je dat er juist meer afstand ontstaat in plaats van minder? Het durven vragen om hulp, er voor uitkomen dat je iets niet alleen kunt vraagt al een mentaliteitsomslag bij de hulpvrager. Dit is niet vanzelfsprekend en schaamte speelt wellicht een rol, niet iedereen vindt het prettig als anderen zien dat zij hulpbehoevend zijn. Wie voert hier de regie? En wie zorgt ervoor dat het participatienetwerk volledig is en op de juiste wijze afstemming en inzet plaats zal vinden? Wat betreft mantelzorgers, met name jonge mantelzorgers is lang niet altijd in beeld dat er mantelzorg geboden wordt. Jongeren lopen hier over het algemeen niet mee te koop (juist vanwege de omstandigheden thuis). Nauw contact met professioneel jongerenwerk kan hier meer inzicht en toeleiding bieden.
20.1
Ambtelijke reactie
BNO
Gemeenten onderkennen dat de geboden voorzieningen voldoen laagdrempeling moeten zijn. Dit voorkomt dat bepaalde groepen mogelijk buiten beeld blijven. Hiervoor is een goed “samenspel in het veld” belangrijk. Het is aan de gemeenten om dit goed te faciliteren en hiervoor mogelijk (lokaal) maatwerk te bieden.
21.
Zorgen voor elkaar
Wmo-raad Uden
1.
De WMO-raad onderschrijft het belang van de inzet van vrijwilligers, de noodzaak zoveel mogelijk gebruik te maken van ervaringsdeskundigen (zowel van cliënten zelf als van de familie van cliënten) en lotgenoten en ook dat er zorg en aandacht moet zijn voor hen die de rol van mantelzorger invullen. Een meer concrete beschrijving van de wijze waarop bovenstaande gefaciliteerd en geëffectueerd gaat worden, wordt evenwel node gemist. Dit is nodig omdat u ook zelf, in de Inleiding op het beleidsplan (terecht) opmerkt dat “er grenzen zijn aan wat mensen zelf kunnen doen, en wat mensen voor elkaar willen en kunnen betekenen”. In dit verband dringt de WMO-raad erop aan om het mantelzorgcompliment (financiële waardering voor hen die zich als
32
2. 3.
mantelzorger hebben ingezet) dat per 1.1.2014 door de landelijke overheid is afgeschaft op lokaal niveau in een nader te bepalen vorm voort te zetten. In elk geval zal het budget dat door de afschaffing van de landelijke regeling naar de gemeente wordt overgeheveld moeten worden aangewend om het mantelzorgcompliment op lokaal niveau te kunnen continueren. Het is de WMO-raad niet duidelijk of de regionale aanpak van de ondersteuning (educatie, advies, informatie, respijtzorg) alleen geldt voor de mantelzorg, of ook voor de ondersteuning van vrijwilligers. Bij de actiepunten voor het college wordt gesproken in termen van: “we gaan in gesprek” , “er moet aandacht zijn voor” etc. Intenties zijn goed, maar meer bepalend is welke harde eisen, met consequenties, er aan deze instanties en instellingen worden gesteld. We stellen voor dat er harde, toetsbare afspraken met de instellingen worden gemaakt en zien ook graag beschreven dat de gemeente hier zelf een voorbeeldfunctie in wil vervullen.
21.1
Ambtelijke reactie
BNO
Ad 1: Gemeenten gaan (lokaal) in de Wmo-verordening opnemen hoe zij de waardering voor mantelzorgers gaan uitvoeren. Ad 2: In dit geval is de opmerking gemaakt ten behoeve van de mantelzorgers. Laat echter helder zijn dat ook vrijwilligers ondersteuning nodig hebben. Het is aan gemeenten om dit (op maat) te faciliteren. Ad 3: Dit punt krijgt aandacht in de verdere uitwerking van afspraken en overeenkomsten met organisaties en dienstverleners. Dit om te komen tot goede resultaat-afspraken. Om er achter te komen wat goede resultaat-afspraken zijn gebruiken we de expertise aan de regionale overlegtafels.
22.
Zorgen voor elkaar
Stichting Platform Minima Veghel
Onder 1.2 wordt aangegeven dat het wat minder van zelfsprekend is geworden om je buren te helpen en hen om hulp te vragen. Aanvullend kan gezegd worden dat ook de samenleving is veranderd. De gezinnen zijn kleiner. Iedereen wordt geacht te werken. De mobiliteit is toegenomen , waardoor moeilijker is geworden een netwerk op te bouwen. De familie woont verspreid, kinderen wonen dikwijls op afstand. Enerzijds positief SamSam, maar het geeft toch te denken dat we digitale netwerken nodig hebben om elkaar te helpen. Waar zijn de persoonlijke ontmoetingen en de persoonlijke contacten gebleven? “Het ondersteunen en faciliteren van vrijwilligers is erg belangrijk. Dat is de verantwoordelijkheid van instellingen zelf”. Wij zouden willen toevoegen dat dit ook een verantwoordelijkheid is van de gemeente. Drang en dwang werkt niet bij vrijwilligers. Verplicht vrijwilligerswerk werkt dat? Mensen stimuleren, motiveren en faciliteren om vrijwilligerswerk te doen, werkt wel. Kijk bij mensen met een “tegenprestatie” naar vrijwilligerswerk, naar de persoonlijke situatie en de mogelijkheden en de interesses van mensen. Biedt bij een gevraagde “tegenprestatie” keuzemogelijkheden. Risico is stigmatisering en motivering van de verschillende soorten vrijwilligers: wie is echt vrijwilliger en wie komt van de participatiewet? Voorkomen moet worden: verdringing van reguliere banen. Wat eerder betaald werk was. wordt nu met vrijwilligers opgevangen die geen betaald werk kunnen vinden. Waar ligt de grens tussen betaald werk en vrijwilligerswerk? Dikwijls is het van belang dat de vrijwilliger een Verklaring Omtrent Gedrag heeft. Bij het algemeen ondersteuningsaanbod zou dit de gemeente moeten faciliteren.. Bij “het gesprek” vinden wij een goede onafhankelijke cliëntondersteuning belangrijk, zodanig dat de cliënt een krachtige gesprekspartner is voor de gemeente. Zorg voor een zorgvuldige verslaglegging, door zowel gespreksvoerder als cliënt ondertekent.
22.1
Ambtelijke reactie
BNO
De rol van de gemeente bij ondersteuning en begeleiding is meer faciliterend dan organiserend. Diverse betrokkenen geven gemeenten adviezen hoe deze rol het beste ingevuld kan worden. We zullen uw opmerkingen eveneens betrekken bij een goede invulling.
33
23.
Zorgen voor elkaar
Wmo-adviesraad Sint Anthonis
We missen een risicoparagraaf. De kwaliteit van zorg dient geborgd te zijn. De Wmo Adviesraad Sint Anthonis heeft niet op voorhand het vertrouwen, en het is nog niet bewezen, dat deze kwaliteit geborgd is met een groter wordende inzet van vrijwilligers.
23.1
Ambtelijke reactie
BNO
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een goed ondersteuningsaanbod voor mensen met (ervaren) beperkingen. Hierbij zijn zij ook (mede) verantwoordelijk voor een goede kwaliteit. Hiervoor worden contractafspraken gemaakt met diverse organisaties. Indien de kwaliteit van vrijwilligersaanbod onvoldoende geborgd is, zijn aanvullende maatregelen vanuit de gemeente noodzakelijk.
24.
Zorgen voor elkaar
Thuiszorg Mimosa
We kunnen ons afvragen of de cliënt nog vrije keuze heeft en wat is zijn positie is. Zorg dat cliënt goed geïnformeerd wordt, wees zorgvuldig in het proces en in de manier waarop informatie wordt gedeeld. Dit wordt wel beloofd, maar de praktijk is vaak anders. Communiceren met cliënten moeten we samen doen. Goed verwachtingenmanagement. De gemeente kan dat faciliteren door korte lijnen te houden, bijvoorbeeld door een contactpersoon aan te wijzen. De cliënt gaat meer als consument optreden, als het gaat om kiezen van een algemene voorziening in de wijk. We moeten een omslag maken: Projecten voor en door cliënten. Cliënten zijn mensen met capaciteiten. Deze omslag is een proces.
24.1
Ambtelijke reactie
BNO
We nemen uw opmerking voor kennisgeving aan.
25.
Zorgen voor elkaar
De Groene Spil, Enrico en Petra Toonen
N.v.t.
25.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
26.
Zorgen voor elkaar
Angela van Lanen
N.v.t.
26.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
27.
Zorgen voor elkaar
Stichting Driestroom
Wij vinden het positief dat er specifieke aandacht wordt besteed aan vrijwilligers, ervaringsdeskundigen, lotgenoten en mantelzorgers in dit conceptbeleidsplan. Uiteraard gaan zij een cruciale rol vervullen in de decentralisaties. Door de gemeenten wordt de verhouding draagkracht - draaglast bij deze personen goed in de gaten gehouden en daar waar noodzakelijk, worden zij al dan niet (financieel) gecompenseerd. Dit is een voorbeeld van het dragen van de gezamenlijke verantwoordelijkheid. Op het gebied van vrijwilligers is het goed om terug te lezen dat het internet steeds vaker wordt gebruikt om vraag en aanbod van burgers bij elkaar te brengen op het gebied van zorg en welzijn. Het project 'De Kansenfabriek' van Driestroom sluit hierbij aan en is momenteel volop in ontwikkeling. Het uiteindelijke doel van 'De Kansenfabriek' is het bevorderen van de burgerparticipatie in de wijk Arnhemse Broek. Aansluitend hierop wordt er in het plan vermeld dat er soms vragen of problemen zijn bij een buurtbewoner die niet alleen of samen met andere buurtbewoners zijn op te lossen. Er wordt uitgelegd dat gemeenten deze signalen willen ontvangen en daarom is de opdracht aan welzijnsorganisaties gegeven om met deze signalen aan de slag te gaan. Onze concrete vraag hierbij is hoe deze signalen in kaart worden gebracht en hoe deze kenbaar worden gemaakt bij de gemeenten?
34
27.1
Ambtelijke reactie
BNO
In een aantal gemeenten lopen pilots om te komen tot sociale wijkteams. In andere gemeenten worden deze mogelijkheden nog verkend. Vaak is het wel al zo dat er in wijken en buurten (laagdrempelig) contactpersonen zijn vanuit welzijn die signalen kunnen “oppikken” en eventueel verder brengen indien noodzakelijk. Op deze wijze wordt reeds in en vroeg stadium aandacht beesteed aan de vraag van de burger of de cliëntsituatie.
28.
Zorgen voor elkaar
Driestroomhuis Yoko
N.v.t.
28.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
29.
Zorgen voor elkaar
Ilse van Sonsbeek, huisarts
Er staat regelmatig samenwerken met huisartsen. Deze erbij betrekken. Ik vraag me af hoe dit concreet voor te stellen en in de praktijk te voeren. Tip: duidelijke, praktische, korte informatie.
29.1
Ambtelijke Reactie
BNO
We hebben overleg met de huisartsen in de regio, bijvoorbeeld met Zorggroep Synchroon. Samen kijken we hoe we het beste de samenwerking met de huisartsen kunnen versterken. Uw tips zijn herkenbaar en nemen we zeker ter harte.
30.
Zorgen voor elkaar
Wmo Raad Veghel
Creëer een meldpunt zorg en een meldpunt overlast waar burgers kunnen melden als er zaken met mensen of zaken in de buurt/ wijk/ dorp/ stad niet goed gaan. Vanuit een dergelijk meldpunt kunnen zaken integraal en gecoördineerd worden aangepakt. Let op met eigen bijdragen. Het zijn verkapte belastingen, die vaak ook nog eens cumulatief werken. Daardoor ontstaan zware lasten bij burgers, terwijl er onvoldoende mogelijkheden voor compensatie zijn. De bijzondere bijstand is zeker niet in alle gevallen hiervoor de oplossing. Mensen met een letselschade en een smartengelduitkering kunnen hierdoor snel kaal geplukt worden, terwijl de handicap vaak levenslang is. Bijzondere bijstand is in ieder geval geen passende regeling voor mensen met hoge lasten en een redelijk niet al te hoog vermogen. Voor alle vrijwilligers in zorg en de jeugdzorg is het wenselijk dat zij een verklaring hebben van goed gedrag. Om ervoor te waken dat de vrijwilliger af zal haken, wanneer hij alleen tegen betaling een verklaring van goed gedrag kan krijgen, pleiten we ervoor dat de gemeente dit dient te regelen en te betalen. Aangegeven wordt dat er aandacht geschonken wordt aan de jeugdige mantelzorger. Dit is wel erg vaag omschreven en het verdient aandacht om deze aandacht nader te beschrijven. De WMO-raad vraagt zich af in hoeverre jongerenraad Veghel, leerlingen en leerkrachten van scholen hier gestalte aan kan geven. De gemeente wordt primair verantwoordelijk voor de mantelzorg ondersteuning. Zij zal deze ondersteuning moeten uitvoeren samen met haar samenwerkingspartners. Een mantelzorger die samen met de primaire hulpvrager zich meldt bij het WMO-loket dient altijd geregistreerd te worden. Een mantelzorger moet ook zelf een beroep kunnen doen op het WMO-loket en moet geregistreerd worden. Het is van groot belang dat de mantelzorger een individueel ondersteuningsplan gaat krijgen welk steeds geactualiseerd wordt. Dit moet ervoor zorgen dat overbelasting voorkomen wordt. Dit willen we als WMO-raad dringend adviseren. Het is van groot belang dat er voldoende scholing komt voor vrijwilligers voor het uitvoeren van de diverse werkzaamheden omdat ze steeds vaker een professional vervangen. Het volgen van een cursus of training is erg belangrijk. De gemeente heeft hierin een regiefunctie en een gedeelde verantwoordelijkheid met de organisaties. De gemeente moet samen met haar organisatiepartners voor een plan/aanbod zorgen. Dit aanbod moet zeer toegankelijk zijn via een site of een ander meer passend communicatiekanaal en met regelmaat worden geëvalueerd. Vooral of het nog voldoet aan de behoeften voor de vrijwilligers.
30.1
Ambtelijke Reactie
BNO
Er zijn verschillende manieren om problemen te melden. Door in te zetten op de ontwikkeling van sociale (wijk)teams en aanwezig te zijn in de wijk, proberen we problemen snel in beeld te krijgen en direct contact te leggen met burgers. In de verdere uitwerking zullen we rekening houden met het opstapelen van kosten voor burgers.
35
Voor vrijwilligersinzet in de zorg maken zorgaanbieders afspraken met vrijwilligers. De ondersteuning van (jeugdige) mantelzorgers moet aansluiten op wat zij nodig hebben. Bij de invulling van de ondersteuning kunnen anderen, bijvoorbeeld uit het eigen netwerk (via school, sportclub) een rol spelen. De mantelzorger kan ook een burger met een hulpvraag zijn, we bieden hen dezelfde ondersteuning. 31.
Zorgen voor elkaar
Wmo Raad Oss
N.v.t.
31.1
Ambtelijke Reactie
BNO
N.v.t.
32.
Zorgen voor elkaar
GGZ Oost-Brabant
N.v.t.
32.1
Ambtelijke Reactie
BNO
N.v.t.
Nr. 1.
Hoofdstuk Meedoen en mee kunnen doen
Organisatie/ instelling Samenwerkende organisaties Aanzet, MEE, Rigom, Vivaan, Radius en RMC
Hoofdstuk: Meedoen en mee kunnen doen Reactie Zorgen dat burgers mee kunnen doen is hetgeen waar welzijn voor staat. Ontmoeting en dagbesteding nieuwe stijl Naar onze mening wordt de term participatienetwerk hier te veel neergezet in de betekenis van ondersteuningsnetwerk (als voorportaal naar de toegang). Het gaat om de inrichting van de lokale ondersteuningsstructuur en om het opbouwen van een passend en gevarieerd participatienetwerk met (kwetsbare en sterke) burgers samen. Dit kan bereikt worden door verbetering van toegankelijkheid van bestaande verbanden en voorzieningen en door het doorontwikkelen van nieuwe initiatieven uitgaande van talenten en mogelijkheden. Naar onze mening maken met name vrijwilligersorganisaties, (sport)verenigingen en zelforganisaties deel uit van het participatienetwerk. Versterken bestaande voorzieningen Welzijn heeft een belangrijke rol in het toegankelijk maken van algemene voorzieningen voor kwetsbare burgers. Hierbij gaat het niet alleen om fysieke toegankelijkheid maar bijvoorbeeld ook om goede begeleiding van en communicatie met burgers met een beperking. Groeimogelijkheden Welzijn ondersteunt kwetsbare burgers die soms ver van de arbeidsmarkt af staan bij sociale activering en het vinden van een vorm van werk (waaronder ook vrijwilligerswerk). Onze interventies zijn zowel gericht op de werknemer als de werkgever. Hierdoor maken burgers een of meerdere stappen op de ladder van zelfredzaamheid en participatie. Daarnaast is er de realiteit dat er kwetsbare burgers zijn voor wie participeren om te groeien te hoog gegrepen is. Voor deze mensen is het zo lang mogelijk behouden van competenties het hoogst haalbare. Vervoer In het vervoer willen we een omslag bereiken in het automatisch denken in speciaal vervoer voor mensen met een beperking naar denken in kansen en mogelijkheden. Wij wijzen hier op het innovatieve project Samen op Weg in het Land van Cuijk. Binnen dit project leren mensen met een beperking zelfstandig reizen op een afgesproken traject met behulp van een maatje. Doel van Samen op Weg is participatie. Opdracht welzijn / Ondersteuning bij zelfredzaamheid en in de eerste lijn
36
In het Beleidsplan staat bij de opdracht aan welzijn dat voor individuele ondersteuning aan kwetsbare burgers sociale (wijk)teams worden opgezet en participatienetwerken. Daarnaast is individuele ondersteuning van burgers noodzakelijk: met burgers bouwen aan arrangementen als alternatieve oplossingen voor zwaardere zorg. Deze interventies zijn kortdurend, tijdelijk en gericht op zelfredzaamheid en participatie. Bij complexe vragen en situaties kunnen langer durende trajecten nodig zijn. Hiervoor is meer specialistische expertise en inzet nodig vanuit de welzijnsorganisaties. Daarnaast horen tot de ondersteuning in de eerste lijn ook coördinatie van regionale netwerken rondom kwetsbare burgers. 1.1
Ambtelijke reactie
BNO
We vinden de beschrijving van ontmoeting en dagbesteding en groeimogelijkheden voldoende de lading dekken. Bij de invulling van vervoer zal gebruik worden gemaakt van de ervaringen in de regio, ook bij vervoer ligt de focus op de mogelijkheden in plaats van beperkingen.
2.
Meedoen en mee kunnen doen
Wmo-Adviesraad Boekel
De Wmo adviesraad vindt het belangrijk dat bij ontmoetings- en dagbestedingsmogelijkheden de verbinding gezocht wordt met de andere transities (Jeugdzorg en Participatiewet). In dit beleidsplan is hiertoe een eerste aanzet gemaakt. Het is in ieders belang dat voorzieningen zo dicht mogelijk bij huis zijn. Bij specialistische zorg zal dit niet altijd mogelijk zijn. In het beleidsplan zien wij de toezegging dat deze voorzieningen beschikbaar blijven. Daar gaan wij de gemeente zeker op controleren. Wij vragen de gemeente om bij inkoop op regionaal niveau te letten op de kleine zorgaanbieders in onze gemeente. Het moet niet zo zijn dat de grote regionale aanbieders meer kansen hebben waardoor de inwoners van onze gemeente verder moeten reizen dan nodig is en dat arbeidsplaatsen in onze gemeente verloren gaan. Een zorgvuldige overgang naar de nieuwe situatie is van groot belang. Wij vragen de gemeente om het overgangsrecht van bestaande AWBZ gebruikers te benutten om hen tijdig voor te bereiden. We gaan hierbij uit van maatwerk waarbij de situatie van de burger leidend is. De Wmo adviesraad brengt opnieuw de rechtspositie van de burger onder de aandacht. In het beleidsplan wordt de afhandeling van klachten over aanbieders besproken maar dat is een te eenzijdige belichting. In de triade burger-mantelzorgergemeente/zorgaanbieder moet de burger bij een klacht terug kunnen vallen op een onafhankelijke bemiddelaar met beslissingsbevoegdheid. De Wmo adviesraad verwacht dat de afhandeling van klachten in de uitvoering van dit beleidsplan verder uitgewerkt zal worden.
2.1
Ambtelijke reactie
BNO
Bij de inkoop 2015 worden aan de overlegtafels afspraken gemaakt wat er ingekocht wordt. Aan de overlegtafel zijn grote en kleine zorgaanbieders vertegenwoordigd. Daarna kunnen alle partijen die de basisovereenkomst tekenen, een offerte indienen voor de inkoop. Gemeenten bepalen vervolgens bij wie wordt ingekocht. Gemeenten zijn verplicht om maatwerkvoorzieningen te bieden. We zullen de huidige AWBZ-cliënten op een zorgvuldige manier de overgang laten maken naar de Wmo. De klachtenafhandeling wordt verder uitgewerkt in het implementatieplan.
3.
Meedoen en mee kunnen doen
BPR Boxmeer
De uitgangspunten zijn prima 2.4 Vervoer door vrijwilligers, zijn deze vrijwilligers verzekerd in elke situatie? 2.7.3 opstapeling van eigen bijdrage moet goed gemonitord worden . Hoop dat het PGB wel bespreekbaar en haalbaar is binnen de gemeentes, zodat de keuzevrijheid optimaal wordt benut Wel of geen PGB mogen niet afhankelijk zijn van inkoopbeleid. De klachtenafhandeling gaat over 4 schijven. Is het duidelijk over welke termijnen we praten? Er dient een transparante klachtenregeling te komen. Graag zouden we een vertrouwenspersoon toegevoegd zien worden.
37
Op welke manier worden klachten naar de gemeente doorgespeeld i.v.m. kwaliteitsbewaking? Er wordt niet gesproken over het mantelzorgcompliment. Waar liggen de verantwoordelijkheden bij al het werk dat door vrijwilligers dient te worden overgenomen? Wie let op geschiktheid van vrijwilligers en de gevolgen daarvan? 3.1
Ambtelijke reactie
BNO
Vrijwilligers kunnen zich via de gemeente verzekeren via een vrijwilligersverzekering. De regelingen rondom de pgb’s en waardering voor mantelzorgers worden lokaal uitgewerkt. De klachtenafhandeling wordt verder uitgewerkt in het implementatieplan. Het welzijnswerk heeft een belangrijke rol om professionele ondersteuning en begeleiding te bieden aan vrijwilligers en hulpvragers.
4.
Meedoen en mee kunnen doen
Adviesraad Wmo Bernheze
Het versterken van de bestaande voorzieningen om andere mensen aan te sporen om mee te gaan doen is een nobel streven. Door de diverse bezuinigingsronden zal men hiervoor niet altijd meer de mogelijkheden hebben. Denk hierbij aan de functie van de bibliotheken en culturele instellingen. Minder geld betekent hier vaak minder personeel en dus minder gelegenheid om persoonlijke ondersteuning te geven. Ook sportclubs hebben het financieel steeds moeilijker en zullen dus minder geneigd zijn om geld en moeite te stoppen in 'niet kern' activiteiten van de club. Hoe denkt men dit te kunnen overkomen dusdanig dat het ook echt gaat werken? Zo eenvoudig en dichtbij als mogelijk. Is er nog wel een vrije keuze van de hulpvrager mogelijk? Het kan zijn dat hij/zij een voorkeur voor activiteit in een andere plaats heeft waardoor vervoer noodzakelijk is. Wordt dit dan verstrekt of wordt de hulpvrager min of meer verplicht gebruik te maken van de faciliteiten in zijn woonplaats waarbij geen of beperkt vervoer noodzakelijk is? Geldt hierbij een maximale kilometergrens? In gesprek met vrijwilligersorganisaties en (sport verenigingen) Om deze in te zetten komen daarvoor dan ook extra budgeten beschikbaar en professionele ondersteuning? Opdracht aan zorgaanbieders en professionals Bestaat de opdracht definiëring al (zo ja dan graag daarvan een kopie) of wanneer is die te verwachten? Welke keuze criteria gaat men toepassen? Laatste regel: 'Bij de deskundigheid op het terrein van GGZ....maatschappelijke opvang. Die afspraken maken we dan ook op het niveau van de regio Brabant Noordoost-oost.' Hier wordt nogal wat genoemd in 2 zinnen; wat zijn die afspraken van de centrumgemeente Oss en in de regio Noordoost Brabant dan? Graag zouden we inzicht krijgen daarin. Afspraken met werkgevers Wat zijn op dit moment de ervaringen die opgedaan zijn? Welke mogelijkheden zijn er m.b.t begeleiding naar werk voor burgers die geen uitkering hebben van de gemeente Bernheze? Denk daarbij aan jongeren die nog thuis wonen en waarschijnlijk in het kader van de participatiewet minder of geen uitkering ontvangen omdat hun ouders inkomsten hebben. Vooral jongeren met een beperking en afstand tot de arbeidsmarkt hebben deze ondersteuning nodig (Wajong is voor hen straks niet meer mogelijk). Daarnaast gaat het niet alleen om begeleiding NAAR werk maar ook is het noodzakelijk dat er begeleiding OP de werkvloer kan worden geboden door een job coach bijvoorbeeld. Wat zijn hierin de mogelijkheden? Respijtzorg Door de toenemende druk op mantelzorgers zullen ook extra en verschillende soorten respijtvoorzieningen nodig zijn. Wordt met de te verwachtte toename rekening gehouden? Ondersteuning in de nulde en eerste lijn Door een verruiming van de doelgroepen die door vrijwilligersorganisaties ondersteund/opengesteld worden zal de toevloed van hulpvragers bij de vrijwilligersorganisaties vermoedelijk aanzienlijk toenemen. Nu is het vaak al moeilijk om genoeg vrijwilligers aan te trekken. Hoe wordt er over gedacht dit probleem op te lossen? PGB In de wet staat dat PGB alleen kan als aangetoond kan worden dat andere oplossingen niet toepasbaar zijn. Hoe kan er dan een
38
overkoepelende PGB regeling komen voor de regio?. Is de zin “Het inzetten van PGB is in beginsel een lokale keuze” niet in tegenspraak met de wet? Wat is de visie van de gemeente Bernheze m.b.t PGB? Eigen bijdrage Uitgangspunt is de maximale bijdrage te betalen door de hulpvrager. Kan de gemeente bij mensen in de schuldsanering of die andere financiële problemen hiervan afwijken? Doorberekenen kosten algemene voorzieningen Welke norm wordt gebruikt bij het bepalen of een voorziening voor een gebruiker haalbaar betaalbaar is? Blijk waardering Mantelzorg Hoe gaan de gemeenten en specifiek de gemeente Bernheze dit invullen ? Afhandeling van klacht over aanbieder Het lijkt ons beter dat na de eerste klacht er een onafhankelijke (korte) klachtenprocedure start voor cliënten. Bijvoorbeeld met het inzetten van een cliëntenvertrouwenspersoon. Het is onprettig voor mensen om klachten neer te moeten leggen bij de aanbieders en plekken waar ze ook voor hulp en zorgvragen moeten aankloppen. 4.1
Ambtelijke reactie
BNO
Voor de vragen over het standpunt van de gemeente Bernheze (afspraken werkgevers, pgb’s, eigen bijdrage, waardering mantelzorgers) kunt u terecht bij het college van B&W van de gemeente Bernheze. In het beleidsplan geven we aan dat we realistisch moeten zijn, niet alles kan met vrijwilligers worden opgevangen. In de opdracht aan welzijnsorganisaties en zorgaanbieders, maken we nadere afspraken over de inzet en ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers. De wijze waarop dit gebeurt zal aansluiten op de lokale situatie en mogelijkheden. In de wijk/kern willen we zoveel mogelijk combineren. We brengen welzijn en zorg bij elkaar, zodat zij samen met de cliënt een goede vraagverheldering doen en zoeken naar de juiste oplossingen. We zullen de komende jaren met elkaar moeten ervaren en leren hoever de mogelijkheden reiken en waar beperkingen zijn. We hebben er vertrouwen in dat we dit met elkaar kunnen oppakken. Voor 2015 en verder worden de komende maanden afspraken gemaakt en contracten afgesloten met zorg- en welzijnsorganisaties. De klachtenafhandeling wordt verder uitgewerkt in het implementatieplan.
5.
Meedoen en mee kunnen doen
BPR Grave
Instellingen en verenigingen zijn in Grave nog nooit in kaart gebracht m.b.t. hun vraag en aanbod met betrekking tot het integreren van de kwetsbare burger binnen het kader van de Wmo. Het is niet duidelijk wat de draagkracht en bereidheid van de vrijwilligers bij verenigingen is. Er zijn in het verleden inventarisaties geweest maar deze hebben geen vervolg gekregen. Wel is toen gebleken dat het al een hele toer is voor verenigingen om bestuurders te vinden en dat het vinden van vrijwilligers voor taken in het algemeen een steeds groter probleem wordt. Helder moet worden wat betaalde en onbetaalde ondersteuning is. Voor een betaalde zorginstelling moet de verantwoordelijkheid voor de uitvoering, ook al gebeurt het in samenwerking met vrijwilligers, altijd bij de instelling liggen. Het mantelzorgcompliment moet voor Cuijk, Grave en Mill en het liefst voor het Land van Cuijk eensluidend uitgevoerd worden.
5.1
Ambtelijke reactie
BNO
Het welzijnswerk heeft een belangrijke rol om professionele ondersteuning en begeleiding te bieden aan vrijwilligers en hulpvragers. In het beleidsplan geven we aan dat we van zorginstellingen verwachten dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning van vrijwilligers die zich via de instelling inzetten. De waardering voor mantelzorgers wordt lokaal uitgewerkt.
6.
Meedoen en mee kunnen doen
BPR Mill
Vrijwilligers en buurtwerkers worden genoemd en benoemd voor vele taken. De uitrusting en begeleiding van deze vrijwilligers is nauwelijks beschreven en ook de aansprakelijkheid is niet duidelijk.Bestaande voorzieningen krijgen een bredere functie. Wijkgebouwen, sportverenigingen en scouting.Hoe worden die hierin ondersteunt zowel materieel als financieel? Dagbesteding moet dicht bij de huis worden geregeld. Leidend moet zijn de ondersteunings vraag. Hoe verhoudt zich dat met stoppen van professionele hulp in de dagbesteding? Het mantelzorg compliment is niet mee genomen hetgeen onontbeerlijk is wil men erkenning en herkenning rekenen.
39
6.1
Ambtelijke reactie
BNO
Het welzijnswerk heeft een belangrijke rol om professionele ondersteuning en begeleiding te bieden aan vrijwilligers en hulpvragers. Er zijn al verschillende voorbeelden in de regio waarbij voorzieningen (zoals een zorgcentrum) een bredere wijkfunctie krijgt. Dit vraagt een bijdrage van meerdere partijen, zoals woningcorporaties, zorgaanbieders en beheersstichtingen. Dat hoeven niet altijd financiële middelen te zijn. Dat kan ook het beschikbaar stellen van ruimtes zijn, het openstellen op andere tijden, het combineren van groepen in plaats van ieder apart. Bij het zoeken van andere vormen van dagbesteding blijft de ondersteuningsvraag leidend. Er wordt gekeken of hij anders, bijvoorbeeld semiprofessioneel of volledig met vrijwilligers, ingevuld kan worden. De waardering voor mantelzorgers wordt lokaal uitgewerkt.
7.
Meedoen en mee kunnen doen
Bureau Maks, Jan de Laat
Al 10 tallen jaren is het de bedoeling om kwetsbare burgers “mee te laten doen” Blijkbaar kunnen zij niet voldoende mee doen. Wat zeggen deze burgers zelf wat ze nodig hebben om mee te doen, zijn daar al rapporten van verschenen?
7.1
Ambtelijke reactie
BNO
We zullen met burgers en onze professionele partners aan de slag gaan en open staan voor goede ideeën.
8.
Meedoen en mee kunnen doen
GGD Hart van Brabant
1) 2) 3) 4) 5)
8.1
Ambtelijke reactie
BNO
1) 2) 3) 4) 5)
9.
Meedoen en mee kunnen doen
Dhr. J. Hendriks
N.v.t.
9.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
10.
Meedoen en mee kunnen doen
Wmo-adviesraad Landerd
1.
Beter om terminologie van 0e, 1e en 2e lijn te vervangen door ook voor burgers beter begrijpelijke taal. Onderdeel ‘mixen van groepen’: aandacht voor gevolgen voondersteuners/begeleiders. Onderdeel ‘opdracht aan zorgaanbieders en –professionals’: link leggen met bestuurlijk aanbesteden. 2.1:Wie zorgt er voor de budget bewaking? 2.2: ‘Zo eenvoudig zo dichtbij'. Hier staat dat er voorzieningen blijven voor mensen die het nodig hebben. Aan welke voorzieningen wordt dan gedacht? 6) 2.7.3. wanneer is de eigen bijdrage te duur? wie en hoe wordt dit bepaald? 7) 2.8 We missen bij de zesde bullet naast gesubsidieerde instellingen ook het bedrijfsleven/werkgeversor In de communicatie met burgers wordt hier rekening mee gehouden. Dat maakt onderdeel uit van werkbegeleiding vanuit de eigen organisatie. De link wordt later gelegd, bij regionale samenwerking en inkoop. Gemeenten maken hierover afspraken in de contracten. Uitgangspunt is wat er nodig is, de vraag van de cliënt is leidend. Welke voorzieningen dit zijn hangt af van de vraag. We willen hiermee aangeven dat we niet geheel zonder voorzieningen de juiste ondersteuning kunnen bieden. 6) De eigen bijdrage is onderdeel van de lokale uitwerking en kan per gemeente verschillen. 7) We vragen hier aandacht voor maar hebben met deze partners geen subsidie/contractrelatie.
Mixen van groepen; Waaruit blijkt dat er mooie verbindingen en onverwachte matches mogelijk zijn bij het mixen van groepen als de ervaring nog ontbreekt? Punt van aandacht is dat bij het mixen van groepen bij mensen met en zonder beperking gebleken is , dat problemen kunnen ontstaan bij de mensen met een beperking. Deze actie verdient meer voorbereiding.
40
2. 3. 4. 5. 6.
10.1
Ambtelijke reactie
BNO
1.
2. 3. 4. 5. 6.
De 0de, 1ste. en 2de lijn dienen zo met elkaar georganiseerd te zijn, dat gesignaleerde problemen bij één van de partijen, snel bijgesteld kunnen en moeten worden. Regiotaxi; hier is afstemming met de diverse vrijwilligerstaxi-activiteiten gewenst om kwaliteit te kunnen leveren en duidelijkheid aan de gebruikers te bieden. Opdracht welzijnsinstellingen; hierbij is prioriteitstelling nodig bij het opzetten van wijkteams. Vervolgens is de ondersteuningsstructuur voor de lokale Wijkteams [WMO] en Jeugdzorg [transitie AWBZ] en aanpassingen in de GGZ punt van aandacht. Hoe gaat de ondersteuningsstructuur er uit zien? Een zorgvuldige overgang. Voor bestaande AWBZ gebruikers vindt in 2015 een herindicatie plaats, aangevuld met indicatie van nieuwe aanvragers. Hoe wordt gehandeld wanneer dit niet in zijn totaliteit gerealiseerd kan woorden in 2015? PGB.; vanuit de visie ‘eigen regie daar waar mogelijk’ past het toekennen van meer PGB. Het is wenselijk dat voor mensen die de eigen regie kunnen en willen nemen, de mogelijkheid voor een PGB wordt gestimuleerd. Een goede voorbereiding is bij veel onderdelen essentieel. Alle partijen worden vooraf betrokken. We gaan dit zorgvuldig doen maar wel denkend vanuit de mogelijkheden en niet de beperkingen. Er zijn al goede voorbeelden beschikbaar, waarbij ouderen en jongeren bij elkaar worden gebracht, of dementerende ouderen actief zijn bij onderhoud van openbaar groen, samen met anderen. We zullen daar als gemeente de regie over voeren. Deze aanbeveling zal worden gedeeld met de Regiotaxi. de ontwikkelingen vanuit jeugd (basisteams jeugd) en AWBZ/Wmo (sociale wijkteams) worden zoveel mogelijk gekoppeld, over de samenwerking worden afspraken gemaakt. De verdere inrichting van de ondersteuningsstructuur is een lokale opgave. Bestaande AWBZ-cliënten behouden hun indicatie in 2015 op basis van het overgangsrecht. We kunnen de financiële gevolgen hiervan nu nog niet overzien. Dat komt mede omdat we nog geen definitieve budgetten weten en geen inzicht hebben in het aantal AWBZ-cliënten dat overgaat naar de Wmo. De uitwerking van de pgb’s vindt lokaal plaats.
11.
Meedoen en mee kunnen doen
KBO Kluster plus Boxmeer
N.v.t.
11.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
12.
Meedoen en mee kunnen doen
KBO Kluster plus Boxmeer Programma aandacht voor iedereen
N.v.t.
12.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
13.
Meedoen en mee kunnen doen
Monique van den Hark- van Leuven Grave
Vooral in het hoofdstuk meedoen of begeleiding wordt 1 groep vergeten. Namelijk de mensen die (vooral) een psychische ziekte of beperking hebben en tegelijk kinderen op moeten voeden. Zoals mensen met autisme en een normale intelligentie. Soms hebben hun kinderen dezelfde aandoening, maar soms ook niet. Dan is het als een dove die een horend kind moet opvoeden. Het verzorgen en opvoeden van de kinderen is een hoofdtaak/hoofddagbesteding. Tegelijk kom je nergens anders aan toe, zodat je contacten niet verder gaan dan de
41
winkelmedewerker, een kort praatje op het schoolplein of contact via internet. Vaak gaat het bij autisme om vaders, maar steeds vaker ook om moeders. Zij hebben een heel andere, veel ingewikkelder rol, die zij door hun beperking vaak niet aankunnen. Zij kunnen niet “multi-taksen” zoals andere moeders. Hulpverlening aan een moeder met autisme bleek voor reguliere organisaties een lastige combinatie. Een pgb bleek hiervoor de uitkomst. Alleen zo kon het maatwerk verkregen worden dat ik zocht. Hulp bij opvoeding moet ook voortduren, zolang de kinderen hun ouders/moeder nodig hebben. Want vooral autistische moeders hebben moeite met het "meegroeien" met de kinderen. Het wordt voor een autistische moeder beslist niet gemakkelijker als de kinderen naar school gaan. Juist dan wordt voortdurend hun structuur "overhoop gehaald". Vrije dagen, feestdagen op school, schoolreisjes, zwemles zijn voor moeders met autisme een veel grotere belasting dan voor andere moeders. Zij kunnen zich hier vaak geen voorstelling van maken. Omdat dit voor andere moeders vanzelfsprekend is, kunnen zij het ook niet uitleggen. Op het voortgezet onderwijs hebben leerlingen vaak een wisselend rooster, uitval en tussenuren, waardoor ze onregelmatig naar school gaan en weer thuis komen. De puberteit vraagt weer een andere aanpak dan voorheen, wat voor een autistische moeder nog lastiger is dat voor een niet-autistische moeder. Voor een autistische moeder is het leven topsport. Dit vraagt een specialistische begeleiding. Vrijwilligers of naasten kunnen dit niet vervangen. Je partner, moeder, zus of buurvrouw proberen je te helpen op de niet-autistische manier. Maar een doof persoon kan ook niet communiceren of functioneren op de horende manier. Als je als autist “moet” functioneren op de niet-autistische manier, word je alleen maar meer onzeker, depressief en daardoor nog eenzamer. Een deskundig, goed opgeleid persoon kan je helpen te functioneren zoals je dat met je handicap wèl kan. Wij hebben hier echt baat bij. Als je bij moeders met een beperking als autisme kijkt volgens de participatieladder, dan hebben ze werk zeker volgens niveau 4 (onbetaald, maar niet vrijblijvend en met een grote, permanente verantwoordelijkheid), maar sociaal volgens niveau 1 (door hun gebondenheid aan huis/de kinderen). In hun "agenda" is er geen ruimte voor meer sociaal contact. Een psychiatrische of onzichtbare handicap kan bovendien een grotere belemmering zijn dan bijvoorbeeld een rolstoel. Een moeder met autisme heeft thuis zoiets nodig als een "jobcoach" voor haar baan als opvoeder (en huisvrouw), om zowel deze taken goed uit te voeren als om sociaal contact buitenshuis te krijgen. Als zowel een ouder als kind begeleiding nodig hebben, zit je tussen volwassenenzorg en jeugdzorg in en is 1 centraal persoon noodzakelijk. Die er ook is voor de "gezonde" partner en/of kinderen. Vooral hier zal vaak een PGB noodzakelijk zijn om maatwerk te kunnen leveren. Hopelijk wordt begeleiding aan ouders met een beperking apart opgenomen in het beleidsplan, zodat daar goede aandacht voor is. 13.1
Ambtelijke reactie
BNO
Er zijn veel verschillende doelgroepen die we allemaal niet tekort willen doen. Juist daarom nemen we geen specifiekere beschrijvingen op in het beleidsplan. Iedereen die ondersteuning of begeleiding nodig heeft zal merken dat er voor de eigen, specifieke situatie aandacht is. De ondersteuningsvraag is leidend en samen wordt bekeken welke manier van ondersteuning het beste werkt.
14.
Meedoen en mee kunnen doen
Cliëntenplatform Wmo Maasdonk
Stapeling van kosten Het WMO platform Maasdonk vraagt aandacht voor de stapeling van kosten als mensen voorzieningen, die eerst onder de Wmo vielen nu als algemene voorziening zelf moeten betalen en eveneens de maximale eigen bijdrage voor de Wmo-voorziening. Over het algemeen is het besteedbare inkomen van deze doelgroep laag.
14.1
Ambtelijke reactie
BNO
Hier zal in de uitwerking rekening mee worden gehouden. De verdere invulling van de regels over de eigen bijdrage is onderdeel van de lokale uitwerking.
15.
Meedoen en mee kunnen doen
Mevr. T. Mijland-Kroon Mare Bijzondere Zorg
N.v.t.
42
15.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
16.
Meedoen en mee kunnen doen
Mooiland Maasland Petra Spanjers
N.v.t.
16.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
17.
Meedoen en mee kunnen doen
Participatieraad Welzijnsbeleid Cuijk
Het is van essentieel belang dat de stapeling van eigen bijdrage goed in beeld wordt gebracht. Omwille van een goed geregelde medezeggenschap dient de VNG-Modelverordening, voor de samenwerkende gemeenten, te worden gehanteerd. Blz. 15 – “Ondersteuning in de tweede lijn” adviseren wij de tekst aan te passen en om te zetten naar: Om te komen tot een adequate samenwerking, op het terrein van zelfredzaamheid, in de tweede lijn moet in regionaal verband gezorgd worden voor duidelijke doelstellingen. Op grond van die doelstellingen moet dan gericht worden ingekocht en worden vastgesteld welke samenwerkingsvorm daarbij het meeste rendement oplevert. Voor een betaalde zorginstelling moet de verantwoordelijkheid, voor de uitvoering, ook al gebeurt het in samenwerking met vrijwilligers, altijd bij de instelling liggen.
17.1
Ambtelijke reactie
BNO
Stapeling van eigen bijdragen wordt landelijk (verplicht) bewaakt door het CAK. De samenwerkende gemeenten zijn voornemens om de VNG-modelverordening te gebruiken als basis voor een op te stellen regionale Wmo-verordening waarbij mogelijk ook zo gewenst een coleur locale plaats kan vinden. We nemen uw tekst-suggestie mee in onze afwegingen voor aanpassing. We zijn het eens met uw laatste opmerking.
18.
Meedoen en mee kunnen doen
Dichterbij Regio Uden/Veghel e.o
Aanvulling: tweede lijn blz. 10…..al dan niet ondersteund door vrijwilliger/ ervaringsdeskundige Aanvulling: blz. 13 voeg naast terrein van GGZ, verslavingszorg en maatschappelijke opvang ook het terrein VG toe (zoals blz. 14 laatste alinea) met name als het gaat over inwoners in een kwetsbare positie met een (lichte) verstandelijke beperking in combinatie met psychiatrische / gedragsproblematiek. Denk met name aan mensen die na een langdurend verblijf binnen een instelling weer terug komen naar de wijk / stad / dorp van oorsprong. (conform afspraken instellingen en zorgkantoor VGZ) Voeg bij afspraken met werkgevers (blz. 13) ‘ervaringsdeskundigen’ toe. Ondersteuning tweede lijn (blz. 15) denk hierbij ook aan ‘verbinding’ van financieringsstromen gemeente en financiering op basis van de wet langdurig intensieve zorg.(Lza)
18.1
Ambtelijke reactie
BNO
We zullen uw tekst-suggesties meenemen in onze afwegingen voor aanpassing.
19.
Meedoen en mee kunnen doen
Steunpunt Mantelzorg Cuijk
Respijtzorg en kortdurend verblijf verdient meer aandacht en is erg belangrijk bij het voorkomen van overbelasting van mantelzorgers. Jullie noemen activiteitenaanbod van vrijwilligers- en welzijnsorganisaties, maar ook zorgorganisaties hebben een activiteitenaanbod. Kortdurend verblijf kan incidenteel cyclisch worden ingezet. Bij het woord incidenteel maak ik mij zorgen, want juist voor een specifieke doelgroep, zie ik dit als oplossing, waardoor overbelasting wordt voorkomen.(Denk aan gezinnen met kinderen met beperking of gedragsproblematiek). Het PGB is voor veel situaties een goede vorm om de zorg te regelen. Mensen kunnen zelf de regie houden, wat zeker past bij de kanteling gedachte. Jammer dat de mogelijkheden beperkt worden.
43
19.1
Ambtelijke reactie
BNO
We voegen zorgorganisaties toe in de tekst. De inzet van kortdurend verblijf is maatwerk, ook als dit incidenteel betreft. Het PGB blijft onder voorwaarden, binnen gestelde kaders een mogelijkheid binnen de Wmo.
20.
Meedoen en mee kunnen doen
Stichting Compass Uden
Wat betreft dagbesteding nieuwe stijl zou het goed zijn om lokaal de mogelijkheden met elkaar te bespreken. Niet iedereen is bekend met de mogelijkheden en hier zouden mooie kruisverbanden kunnen ontstaan, zowel vanuit nuldelijns en eerstelijns inzet. Wij werken hier uiteraard graag aan mee. Zo kun je daadwerkelijk bestaande voorzieningen voor een bredere groep toegankelijk maken en versterken. Ook als het gaat om het ondersteunen van vrijwilligersorganisaties zouden wij een rol kunnen spelen. Wij hebben enorm veel ervaring en expertise in huis, het zou jammer zijn als anderen daar niet van kunnen profiteren: werven, binden, boeien, opleiden, coachen en begeleiding bij sociale activering. Ook hier geldt dat we actief zijn in zowel de nuldelijns als eerstelijnsomgeving.
20.1
Ambtelijke reactie
BNO
We maken graag op dit punt gebruik van expertise in het veld. Hierbij willen we vanuit de vraag en behoefte bij cliënten afspraken maken met geschikte aanbieders en dienstverleners.
21.
Meedoen en mee kunnen doen
Wmo-raad Uden
1.
2.
3.
4.
5. 6. 7.
2.2 dagbesteding nieuwe stijl. Mee (kunnen) doen in de samenleving is voor iedereen, maar zeker ook voor mensen met een beperking, van groot belang. Het is goed om zinvolle activiteiten en opvang te bieden in een omgeving die uitnodigt tot participatie. Het is de WMO-raad niet duidelijk geworden hoe de gemeente dit denkt te realiseren en aan welke kaders en richtlijnen deze dagbesteding moet voldoen. Wij onderstrepen de keuze om deze activiteiten zo eenvoudig en dichtbij mogelijk te organiseren. Het is ons niet duidelijk hoe in deze het begrip “dichtbij” moet worden gezien, dit mede in relatie tot de noodzaak dure vervoersstromen te beperken. Naar het oordeel van de raad hoort de passendheid van de (al dan niet geïndiceerde) voorziening bepalend te zijn. Als daar vervoer voor nodig is, moet dit worden gefaciliteerd. Het kan niet zo zijn dat een minder passende voorziening moet worden gekozen omdat vervoer naar de passende voorziening, niet meer wordt geregeld en/of vergoed. Mixen van groepen. Dit zal niet voor elke cliëntenpopulatie een passend antwoord (kunnen) zijn op een dagbestedingsvraag. De WMO-raad dringt erop aan dit niet tot een absoluut dogma te maken. Wij hebben op voorhand bedenkingen tegen het bij elkaar plaatsen van verschillende doelgroepen (psychiatrie, psycho-geriatrie, verstandelijk gehandicapten, lichamelijk minder validen) voor ontmoeting en dagactiviteiten. Het is een goed streven om zonder schotten door te groeien van sociale activering naar arbeidsmatige dagbesteding en zo mogelijk (gedeeltelijk) betaald werk. Ook dit zal voor een deel van de populatie altijd een utopie zijn. We pleiten ook hier voor nuancering van dit uitgangspunt. Ook in een door u geschetste ideale situatie zal doorgroei niet voor iedereen mogelijk zijn. Beperkende factoren kunnen liggen bij het individu, maar ook bij de maatschappelijke constellatie (denk in deze aan rol en de opstelling van de UWV’s, de grote structurele werkloosheid). De reikwijdte en het effect van de gebruikte termen m.b.t. de financieringsvormen (waakvlam, lumpsum, kantelen) is voor de WMO-raad niet te beoordelen en zouden graag meer geconcretiseerd willen zien. U geeft de welzijnsinstellingen op voorhand een bepalende rol. Is dit niet merkwaardig nu in het nieuwe stelsel juist de vraag van de burger leidend moet zijn en niet het aanbod van (bestaande) instellingen? Voor de ondersteuning van kwetsbare burgers worden sociale (wijkteams opgezet. De WMO-raad is erg benieuwd naar de ideeën en plannen die bestaan voor de inrichting van dergelijk teams (samenstelling, aantal teams, gebied dat een team gaat bestrijken etc.). De WMO-raad is ook benieuwd naar de plannen van de gemeente t.a.v de wijze waarop cliëntenondersteuning wordt vormgegeven. Deze ondersteuning is kosteloos, richt zich op alle levensgebieden en moet onafhankelijk zijn.
44
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14. 15.
De MEE-organisaties hebben in het kader van deze ondersteuningsplicht een tiental eisen geformuleerd waaraan de cliëntenondersteuning op basis van de WMO 2015 moet voldoen. We vernemen graag uw opvatting m.b.t. de organisatie en inrichting van deze ondersteuningstaak. 2.4 vervoer Over dit aspect hebben we hiervoor (zie punt 2) al een opmerking gemaakt. Dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van mogelijkheden van de burger wordt onderschreven. Goed dat aanvullende op die mogelijkheden naar maatwerkoplossingen zal worden gezocht. We zien de uitwerking van uw plannen m.b.t. de regiotaxi met belangstelling tegemoet. 2.5 ondersteuning zelfredzaamheid U spreekt over een verschuiving van aanbod op indicatie naar een vrij toegankelijk algemeen aanbod. In het Gesprek wordt nagegaan of dit vrij toegankelijke aanbod een passende en betaalbare oplossing kan zijn. Van belang is aan te geven wat wordt bedoeld: betaalbaar voor de gemeente of voor de burger? Dit mede in relatie met punt 2.7.3. 2.7.1 PGB Het is de WMO-raad niet duidelijk wat de reden is van de opmerking “dat in onze regio de PGB behouden blijft als (flexibele) invulling van een individuele voorziening”. Dat is immers toch al in de WMO-wetgeving vastgelegd? 2.7.2 eigen bijdrage Er is in regionaal verband voor gekozen de toegekende beleidsvrijheid m.b.t. het heffen van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorzieningen maximaal te benutten. Dat naar draagkracht moet worden betaald, is te begrijpen. Dat over deze keuze geen lokale discussie wordt gevoerd en dat de hoogte van de te betalen eigen bijdrage niet ook afhankelijk is van de financiële draagkracht van de betreffende burger, wordt niet begrepen. 2.7.3 doorberekening kosten algemene voorziening De gemeente Uden zal de werkelijke kosten van een algemene voorziening in rekening gaan brengen. Per voorziening wordt de afweging gemaakt of de kostprijs omlaag gebracht kan worden door deze voorziening te subsidiëren. Eventueel wordt daarbij een financiële compensatie voor de burger overwogen. We zouden graag meer in concreto geïnformeerd willen worden over de bedragen die hiermee voor de burger zijn gemoeid. Resultaat van dit alles mag niet zijn dat geen gebruik van de algemene voorzieningen worden gemaakt omdat de burger de kosten daarvoor te hoog vindt, resp. niet kan betalen. Het is op voorhand wenselijk toe te zeggen dat een burger die op een dergelijke algemene voorziening aanspraak wenst te maken, daarvoor een extra tegemoetkoming van de gemeente krijgt als betrokkene een inkomen heeft dat op of onder het bijstandsniveau ligt. In dit kader wil de WMO-raad ook aandacht vragen voor het wegvallen van de landelijke tegemoetkoming in de kosten voor chronisch zieken. Het budget van deze tegemoetkoming wordt overgeheveld naar de gemeente. Gemeentes bepalen hoe en waaraan ze deze middelen gaan besteden. Is bekend hoe hoog dit bedrag is? Is het een optie om de hiermee gepaard gaande middelen in te zetten om de eigen bijdrage voor het gebruik van de algemene voorzieningen te voorkomen? Als dit niet mogelijk, ontoereikend dan wel niet wenselijk mocht zijn, dan ziet de WMO-raad graag de voorstellen tegemoet over de wijze waarop de gemeente Uden deze middelen denkt te besteden. 2.7.4 Bestaan er bij de gemeente ideeën over een blijk van waardering van de mantelzorgers? Zie ook ons advies in deze (verwoord bij hoofdstuk 1 Zorgen voor elkaar). 2.7.5 klachtenafhandeling De voorgestelde procedure in vier stappen is te lang.
45
Voorgestelde stappen 1 en 2 zijn te combineren en o.i. is het aan de aanbieder te bepalen op welke wijze deze dit bemiddelende gesprek denkt te voeren. Dat er vervolgens eerst een bemiddeling wordt uitgevoerd alvorens een officiële klachtenprocedure op te starten, is voorstelbaar. Of dit een consulent of professional (in dienst) van de gemeente moet zijn, is evenwel zeer de vraag. Juist de gemeente is vaak als partij gecommitteerd (heeft immers de aanbieder geselecteerd). Is het niet mogelijk om op regionaal niveau hiervoor een aparte klachtenbemiddelaar aan te stellen en in het verlengde daarvan ook met een regionale klachtencommissie te gaan werken (zoals ook het schema onder 4.3. spreekt over een regionale commissie voor bezwaar en beroep) Daarnaast merken we op dat aanbieders van diensten ook zelf een eigen klachtenregeling kennen. Hoe zich dit verhoudt tot de voorgestelde klachtenprocedure van de gemeente wordt niet beschreven. We zien een meer uitgewerkt plan hieromtrent met belangstelling tegemoet. Daarbij kan ook ingegaan worden op de vraag wat bepalend is voor een te kiezen weg: bij de financier (gemeente),óf bij de aanbieder van een dienst. Ook wordt niet begrepen hoe zich klachtenprocedure bij de gemeente zelf zich verhoudt tot de regionale commissie voor bezwaar en beroep zoals in het schema onder 4.3 is vermeld. 16. 2.7.6 medezeggenschap Aangegeven wordt dat in een lokale verordening de werkwijze en subsidiëring van de WMO(advies)raad wordt vastgelegd. Het valt op dat in deze geen verbinding wordt gelegd met de andere decentralisatieprojecten (Jeugdzorg en Participatiewet). Ligt het niet in de rede om te komen tot één adviesraad (mogelijk met onderdeelcommissies per specifiek domein)? Daarbij wordt landelijk ook gesproken over twee verschillende adviesraden, één m.b.t. de beleidsmatige kant, en één die zich richt op de feitelijke uitvoering (vanuit cliëntenperspectief). Ook worden de consequenties voor de inspraak van de komst (en naar het zich laat aanzien) steeds verder uitbreidende intergemeentelijke samenwerkingsvormen niet benoemd. We zijn benieuwd naar uw ideeën in deze.
21.1
Ambtelijke reactie
BNO
Ad 1: Dagbestedingsactiviteiten moeten voldoen aan de uitgangspunten die hiervoor vanuit cliëntperspectief (behoefte, noodzaak) worden opgesteld. Het aanbod en de kwaliteit hiervan dient afgestemd te zijn op de vraag van de opdrachtgever. Ad 2: Maatwerk betekent ook dat een passende voorziening (met vervoer) geleverd gaat worden indien andere alternatieven niet of onvoldoende zijn ingeschat. Ad 3: We zijn ons bewust van het feit dat mixen van doelgroepen grenzen kent. Ad 4: Een maatwerkbenadering bepaalt welke mogelijkheden voor mensen nog nader worden onderzocht. Soms zijn inderdaad meer mogelijkheden niet meer voorhanden. Ad 5: Het zijn slechts voorbeelden van (alternatieve) vormen van financieringsafspraken met partijen. Ad 6: Het is ook juist de bedoeling dat de welzijnsorganisatie laagdrempelig kan inspelen op de vraag. Ad 7: De keuze voor en inrichting van sociale wijkteams wordt lokaal bepaald. Met andere woorden wat past het beste bij de situatie in de gemeente. Met betrekking tot clientondersteuning zal in eerste instantie MEE vanaf 2015 een rol gaan vervullen. Daarnaast zijn er nog (lokaal) mogelijkheden voor alternatieve vormen van cliëntondersteuning mogelijk. Ad 8: De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Ad 9: Het gesprek is gericht op de situatie van de cliënt. Het betreft dus een betaalbare oplossing in de cliëntsituatie. We zullen dit verduidelijken in het beleidsplan. Ad10:De wetgever heeft de PGB-optie verbonden aan een aantal voorwaarden. Voor cliënten is het belangrijk dat een PGB flexibel kan worden ingezet. Gemeenten vinden het ook belangrijk dat het PGB goed past bij de cliëntsituatie. Samen met de cliënt wordt gekeken of deze optie voorziet in de maatwerkoplossing voor de cliënt. Ad11:Toepassing van eigen bijdragen voor alle voorzieningen is een helder en duidelijk uitgangspunt. Dit binnen de mogelijkheden die de wetgever hierin biedt. Hierbij wordt de maximale hoogte op jaarbasis voor de cliënt bepaald door het
46
CAK. Het CAK ziet er op deze manier ook op toe dat er geen ongewenste cumulatie van eigen bijdragen kan onstaan. Ad12:Het is vooral de bedoeling om de algemene voorzieningen laagdrempelig te houden voor alle Burgers. De wijze waarop hierbij mogelijk een bijdrage van burgers kan worden gevraagd is nog onderwerp van verdere uitwerking. Ad13:De hoogte van deze beschikbare middelen zijn op dit moment nog niet bekend. Gemeenten buigen zich nog over een geschikte (alternatieve) regeling die recht doet aan een goede compensatie voor de burgers die geconfronteerd worden met extra kosten in dit kader. Dit kan bijvoorbeeld in het Wmo-beleid en/of het minimabeleid. De voorstellen hiervoor moeten nog worden uitgewerkt. Ad14:De blijk van waardering wordt opgenomen in de gemeentelijke Wmo-verordening. Ad15:We onderscheiden naast een klachtenafhandeling ook de normale bezwaar en beroepsprocedure naar aanleiding van het besluit. De klachtenafhandeling in vier stappen zorgt voor een zorgvuldig proces in het belang van de cliënt. We willen dit graag op deze wijze behouden. Ad16:De opzet en inrichting wordt op dit moment lokaal bepaald. Gezien de diversiteit op dit moment is één vorm in regionaal verband nog een stap te ver. We verwachten wel dat door de nieuwe ontwikkelingen veranderingen komen in de vorm van de lokale adviesraden. Dit uit het oogpunt van integraliteit en/of samenwerking. 22.
Meedoen en mee kunnen doen
Stichting Platform Minima Veghel
De opdracht om te werken aan “dagbesteding nieuwe stijl” betekent weer een extra grote druk op de vrijwilliger. Bestaande voorzieningen kunnen beter en op een breder vlak benut worden: wijkgebouwen, verenigingen, scholen. De druk op de vrijwilliger neemt weer toe. Op verschillende niveaus worden opdrachten neergelegd bij vrijwilligersorganisaties,,verenigingen, welzijnsinstellingen en zorgaanbieders. Wat kunnen wij van de gemeente verwachten? Welke ondersteuning? Daarover lezen wij weinig in dit beleidsplan. Gesproken wordt ook over de opzet van sociale wijkteams. Waaruit bestaan deze wijkteams? Wie zorgt voor de coördinatie? Wie is verantwoordelijk? In het beleidsplan wordt sterk de nadruk gelegd op afspraken maken over ondersteuning, afstemming en samenwerking met de professionele instellingen. Wij missen in het stuk het actief in overleg gaan met en ondersteunen van de vrijwilligersorganisaties. Wij staan een transparante klachtenregeling voor. Bij de officiële afhandeling van klachten pleiten wij voor een onafhankelijk orgaan, bestaande uit deskundige mensen van buitenaf. Beperkte aandacht wordt besteed aan de medezeggenschap. Er zal een duidelijke visie moeten komen op participatie van cliënten en burgers. Afstemmen met diverse raden (Participatieraad). Stimuleren van participatie op regionaal niveau.
22.1
Ambtelijke reactie
BNO
De wijze waarop de ondersteuning van vrijwilligers wordt vormgegeven is ook mede afhankelijk van de vraag. Gemeenten gaan hierover nog nadere afspraken maken met ondersteunende professionals en vrijwilligersorganisaties. De keuze voor en inrichting van sociale wijkteams wordt lokaal bepaald. Met andere woorden wat past het beste bij de situatie in de gemeente. Bij de klachtenafhandeling zien wij voldoende waarborgen voor een zorgvudige benadering. Met betrekking tot medezeggenschap beginnen we niet bij “nul”. In alle gemeenten functioneert reeds een participatieraad die zich in de loop van de tijd verder zal gaan aanpassen aan de nieuwe ontwikkelingen. De gemeente zal dit zonodig stimuleren.
23.
Meedoen en mee kunnen doen
Wmo-adviesraad Sint Anthonis
We missen een expliciete vermelding van meldpunten (die overigens wel vermeldt worden op blz. 23; paragraaf 3.3.1.) waar men signalen kan doorgeven. Hier zou een rol kunnen liggen voor de vroegere welzijnswerker/wijkzuster.
23.1
Ambtelijke reactie
BNO
Een helder aanspreekpunt voor de wijk of buurt wordt mede bepaald door de lokale situatie en/of aanwezigheid van een sociaal wijkteam. Op dit moment wordt in alle gemeenten bekeken wat een logische en duidelijke vorm kan zijn. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de bestaande situatie van het Wmo- en/of CJG-loket.
24.
Meedoen en mee kunnen
Thuiszorg Mimosa
Je moet de (zorg)vraag van iedereen serieus nemen, en bekijken welke middelen er zijn om deze vraag op te lossen. Alles moet meer wijkgericht, zo ook de algemene voorzieningen. Mensen met een beperking worden dan
47
doen
misschien ook meer opgenomen in de samenleving. Dit is een proces, dit kan nog jaren duren. In je eigen omgeving ben je eerder bereid om energie en tijd in de wijk te steken (dus meer wijkgericht werken). In de psychiatrische zorg hebben cliënten vaak een zwak netwerk. Hoe je bij deze doelgroep het netwerk kunt benutten is lastig. Per doelgroep bekijken of een algemene voorziening voldoende is of dat er specialistische zorg nodig is.
24.1
Ambtelijke reactie
BNO
Het uitgangspunt sluit aan bij onze bedoeling in dit kader: Zoveel mogelijk oplossen in de “nulde-lijn” met laagdrempelige voorzieningen en ondersteuning.
25.
Meedoen en mee kunnen doen
De Groene Spil, Enrico en Petra Toonen
Om mee te doen is juist het leren verplaatsen een belangrijk item. Het zou een punt van aandacht moeten zij bij de afspraken met de zorg aanbieders. Het zal op den duur een besparing opleveren en mensen meer volwaardig een kans geven om volledig en volwaardig mee te doen in het maatschappelijk verkeer. Alleen zeggen dat de zorg dicht bij huis moet plaatsvinden is te makkelijk. Ook mensen die het moeilijk vinden of moeilijk zelfstandig kunnen reizen moeten de kans krijgen om dit te leren. Hiermee voorkom je dat mensen in een isolement komen en mensen krijgen hierdoor meer zelfvertrouwen. Hierdoor zullen ze eerder geneigd zijn om meer zaken zelfstandig op te pakken.
25.1
Ambtelijke reactie
BNO
Naast het feit dat we dagbesteding en dagactiviteiten zo dicht mogelijk in de buurt willen organseren is het natuurlijk voor de cliënt ook belangrijk om zich goed te kunnen verplaatsen. Het onderhouden van sociale contacten is belangrijk voor iedereen. In het Gesprek wordt hier aandacht aan besteed, zodat ook dit facet leidt tot mogelijkheden om goed deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer.
26.
Meedoen en mee kunnen doen
Angela van Lanen
N.v.t.
26.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
27.
Meedoen en mee kunnen doen
Stichting Driestroom
De titel van dit hoofdstuk 'Meedoen en mee kunnen doen' spreekt ons zeer aan. Driestroom gelooft namelijk in onbeperkt meedoen. Onze cliënten doen zoveel mogelijk mee in de maatschappij, met wonen, werken en leren. Onze ondersteuning is gericht op ontwikkeling en wij weten dat persoonlijk groei bijdraagt aan alledaags geluk. En dat is waar wij ons elke dag voor inzetten. Aansluitend hierop vinden wij het positief om te vernemen dat er een integrale aanpak wordt voorgesteld om vanuit de WMO en Participatiewet het voor de burger mogelijk te maken om in een continue lijn door te ontwikkelen. Verder wordt er in dit hoofdstuk gesproken over het belang van een intensieve samenwerking tussen inwoners, maatschappelijke organisaties, professionele organisaties en de gemeenten. Dit vinden wij ook belangrijk. Hierbij is het creëren van draagvlak een belangrijk uitgangspunt, zoals in het plan staat beschreven. Wij zijn benieuwd hoe dit wordt vormgegeven en welke bijdrage wij hieraan kunnen leveren. Als kritische opmerkingen willen wij tenslotte meegeven dat de afhandeling van klachten over aanbieders een bureaucratisch en langdurig proces lijkt. Hierbij is onze vraag of het mogelijk is dat één persoon deze klachten af kan handelen en binnen welke termijn deze afgehandeld zouden moeten zijn?
27.1
Ambtelijke reactie
BNO
De uitwerking hiervan zal leiden tot maatwerkoplossingen in de deelnemende gemeenten. Bij de klachtenafhandeling zien wij voldoende waarborgen voor een zorgvudige benadering. In de lokale Wmo-regelingen zoals Verordening en beleidsregels wordt aandacht besteed aan de nadere invulling van de klachtenregeling.
28.
Meedoen en mee kunnen
Driestroomhuis Yoko
N.v.t.
48
doen 28.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
29.
Meedoen en mee kunnen doen
Ilse van Sonsbeek, huisarts
Duidelijk en op tijd communiceren naar uitvoerders is van belang.
29.1
Ambtelijke reactie
BNO
Voor de communicatie met inwoners is een regionale communicatie aanpak opgesteld. Gemeenten vullen dit verder lokaal in. We zijn met welzijn- en zorgorganisaties in gesprek over de veranderingen en de communicatie daarover.
30
Meedoen en mee kunnen doen
Wmo Raad Veghel
Het is zeer belangrijk om het PGB te handhaven. Hiermee kan hulp zeer verfijnd op maat worden afgestemd. Let op dat er niet teveel bureaucratische rompslomp omheen zit. Let op met het doorberekenen van het gebruik van algemene voorzieningen. Ook dit kan leiden tot bureaucratie. Mogelijk is een voucher-systeem ( zoals in België) eerder te prefereren. Het inzetten van een cliëntenvertrouwenspersoon kan veel verschillen van mening en irritaties die ontstaan zijn oplossen. Met deze vorm van mediation kan vaak voorkomen worden, dat een klacht wordt ingediend. Spreiding van passend en gewenste dagbesteding in het werkgebied is van groot belang en daarbij dient voldoende passend vervoer tegen een acceptabele prijs beschikbaar zijn. De vervoersproblematiek heeft vele facetten en raakt diverse regelingen. De WMO-raad is van mening dat de vervoersproblematiek breed bekeken dient te worden. Cliënten hebben te maken met regelingen in WMO, AWBZ, ziektekostenverzekering, participatiewet, wajong. Een fijnmazig goed functionerend en betaalbaar netwerk m.b.t. vervoersvoorzieningen op maat is van groot belang voor het goed functioneren van diverse groepen kwetsbare personen. Vervoer zal in de toekomst een heet hangijzer zijn en een aandachtspunt blijven voor de WMO-raad. Zij zal blijven zoeken naar een oplossing voor de vraag hoe vervoer efficiënt, adequaat en voor cliënten veilig geregeld kan worden. De opdracht om te werken aan “dagbesteding nieuwe stijl” betekent weer een extra grote druk op de vrijwilliger. Bestaande voorzieningen kunnen beter en op een breder vlak benut worden: wijkgebouwen, verenigingen, scholen. Op verschillende niveaus worden opdrachten neergelegd bij vrijwilligersorganisaties, verenigingen, welzijnsinstellingen en zorgaanbieders. Het is van groot belang dat de vrijwilligersorganisaties evenals de professionele instellingen weten wat ze kunnen verwachten van de gemeente en welke ondersteuning ze krijgen.
30.1
Ambtelijke reactie
BNO
Over PGB staan in het beleidsplan de uitgangspunten beschreven, we zijn nu bezig met de verdere uitwerking. Samen met onze partners bereiden we ons voor op de nieuwe taken en de kanteling die nodig is. Met welzijnsorganisaties zijn we op basis van de regionale visie op welzijn aan het inzetten op het ondersteunen van de burger bij het versterken van zijn netwerk (de nulde lijn). Vrijwilligersorganisaties en mantelzorgers worden bij de aanpak betrokken, de ondersteuning moet aansluiten bij wat zij nodig hebben. De burger heeft zelf de regie, dat is het uitgangspunt. De wijze van ondersteuning is maatwerk. Vervoer maakt onderdeel uit van het zorgarrangement, zorgaanbieders zullen (samen) naar gepaste combinaties van vervoer moeten kijken.
31.
Meedoen en mee kunnen doen
Wmo Raad Oss
N.v.t.
49
31.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
32.
Meedoen en mee kunnen doen
GGZ Oost-Brabant
N.v.t.
32.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
Nr. 1.
Hoofdstuk Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Organisatie/ instelling Samenwerkende organisaties Aanzet, MEE, Rigom, Vivaan, Radius en RMC
1.1
Ambtelijke reactie
BNO
We formuleren geen minimale varianten of uitgangspunten voor voorzieningen omdat de behoefte hieraan sterk lokaal afhankelijk is. Over de sociale agenda gaan we graag een keer met u in gesprek. M.b.t. Veiligheid: dat klopt, daar moeten we nog afspraken over maken.
2.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Wmo-Adviesraad Boekel
Goed dat er aandacht is voor innovatie en initiatief. Om de leefbaarheid in onze gemeente te bevorderen zal actief burgerschap door onze gemeente gesteund moeten worden met alle denkbare mogelijkheden. Deze investering zal later ruim terugverdiend worden. Daarvan zagen wij in onze gemeente in de afgelopen jaren al enkele goede voorbeelden voorbij komen.
2.1
Ambtelijke reactie
BNO
Dat is mooi om te horen, dit zal aan de gemeente Boekel worden doorgegeven.
3.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
BPR Boxmeer
Fysieke opvang staat niet centraal maar het voorkomen; signaleren ia cruciaal. Huiselijk geweld etc. gebeurd juist vaak achter gesloten deuren met een risico dat het niet bekend is. Actief burgerschap hoe gaat men dit bereiken behalve middels een netwerk zoeken rondom cliënten.
3.1
Ambtelijke reactie
BNO
Actief burgerschap kan op allerlei manieren vorm krijgen, het gaat erom dat burgers betrokken raken bij hun omgeving. Dat kan zijn door iemand uit de buurt/wijk te helpen, maar ook door iets voor de wijk/buurt te regelen of te doen (denk aan onderhoud groen, boodschappendienst, een keer voorlezen in het verzorgingstehuis/op school etc.).
Hoofdstuk: leefbaarheid, veiligheid en toegankelijkheid Reactie Leefbaarheid Bij leefbaarheid staat in het beleidsplan dat als voorzieningen verdwijnen, burgers samen met gemeenten zoeken naar redelijke alternatieven. Wij missen hier een minimale variant van wat aanwezig moet zijn. Hiervoor zijn geen uitgangspunten geformuleerd. ICT is niet voor elke kwetsbare burger de oplossing. Wij missen ook de opdracht aan welzijn om op basis van signalering en analyse, samen met burgers, te komen tot een sociale agenda, waarin samen gewerkt wordt aan preventie en informele sociale infrastructuur (vrijwillige verbanden en onderlinge betrokkenheid). Veiligheid In de opdracht voor welzijn staat niet expliciet geformuleerd de inzet van welzijn in de Veiligheidshuizen, waaronder nazorg voor ex-gedetineerden, Beter Beschermd Overleg, samenwerking met Advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling.
50
4.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Adviesraad Wmo Bernheze
Leefbaarheid 'Als voorzieningen verdwijnen, zoeken burgers samen met de gemeente en/of andere betrokkenen naar redelijke alternatieven. Burgers hebben een belangrijke rol in het vinden van oplossingen, de gemeente in het faciliteren van dat proces'. Is dit niet de wereld op zijn kop zetten? Als er voorzieningen verdwijnen kan het toch niet primair de taak van de burger zijn om alternatieven aan te dragen? Het lijkt ons dat hierin de gemeente een belangrijker rol dient te spelen dan alleen te faciliteren. Hoe gaat de gemeente ondernemers aanspreken om de leefbaarheid in wijken en dorpen te stimuleren en hoe gaat de gemeente dan investeren in vrijwilligers? Opvang en beschermd wonen Er bestaat een doelgroep die een indicatie beschermd wonen heeft maar zich door een goed netwerk, intensieve begeleiding FACT-team (= GGZ waarbij er inzet is van psychiater, sociaal psychiatrisch verpleegkundige en ambulante begeleiding) toch de mogelijkheid heeft om zelfstandig te kunnen wonen. De professionele zorg is dicht bij huis en kan opgeschaald en afgeschaald worden afhankelijk van de behoefte. Hierdoor kunnen cliënten ondanks langdurige psychiatrische problematiek binnen hun eigen woonomgeving verblijven. In hoeverre wordt door de gemeente zelfstandig wonen gestimuleerd? En hier wordt gesproken over mensen met psychiatrische problemen wederom wordt hier de doelgroep mensen met (licht) verstandelijke beperking gemist. Hoe wordt de doelgroep zorgmijders in kaart gebracht? En hoe wordt versnippering van hulp tegengegaan wat veel kosten met zich meebrengt?
4.1
Ambtelijke reactie
BNO
Als voorzieningen verdwijnen is het de vraag of dat een probleem oplevert. We willen dat burgers in deze gevallen zelf laten zien wat zij nodig hebben. Initiatieven worden door de gemeente ondersteund, maar burgers zullen zelf aan de slag moeten. Leefbaarheid maak je zelf, samen met anderen. De uitbreiding van de centrumfunctie voor Beschermd Wonen gaat alleen over zzp ggz-C cliënten. We voegen informatie toe over vormen van ondersteuning die als beschermd wonen kunnen worden gezien voor mensen met (licht) verstandelijke beperking. Gemeenten stimuleren zelfstandig wonen, bij de uitwerking van de nieuwe gemeentelijke functie Beschermd Wonen zal dit verder vorm krijgen. Zorgmijders zullen vanuit het netwerk in de wijk/buurt in beeld komen of worden gebracht, door intensievere samenwerking in de wijk/buurt. Samen met zorgverzekeraars proberen we zoveel mogelijk te werken volgens 1 gezin, 1 plan. Eén van de doelen daarvan is dat versnippering van ondersteuning en zorg voorkomen wordt.
5.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
BPR Grave
Geen opmerkingen.
5.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
6.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
BPR Mill
Hoe gaat de gemeente de signalering oppakken om een “doorkijk” van de samenleving te hebben. Hoe gaat de gemeente dit vertalen naar “ actieve burgerschap” ?. In het kader van het dementievraagstuk is het belangrijk dat er herkenbare ruimtes zijn voor de sociale binding van deze doelgroep.
6.1
Ambtelijke reactie
BNO
Om de leefbaarheid te bevorderen zal actief burgerschap door onze gemeente gesteund moeten worden, dat kan op verschillende manieren. Belangrijk is dat gemeenten open staan voor een andere aanpak, een aanpak die inwoners zelf aangeven, waar ze
51
achter staan en verantwoordelijkheid voor willen nemen. Bij de invulling van de ondersteuning, ook bij dementie-patiënten, is de vraag leidend. 7.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Bureau Maks, Jan de Laat
N.v.t.
7.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
8.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
GGD Hart van Brabant
1) Graag de beschreven keten van: ‘voorkomen-signaleren-stoppen-opvang-nazorg’ graag wat nader uitgewerkt zien. Mn hoe deze te realiseren. 2) Hier verbinding mogelijk met GGD/JGZ komt immers met veel gezinnen in contact. 3) 3.2: Leefbaarheid is ook: wonen in een gezonde omgeving. 4) 3.3: Hier de mogelijkheid benoemen om te groeien naar zogenaamde zorg- en veiligheidshuizen. Bemoeizorg aan de voorkant (ook met aandacht voor sociaal medische aspect) en vangnet aan de achterkant, wederom met sociaal medische component en relatie naar huisartsen. Insteken op ontwikkelen van een netwerkorganisatie waarbij de ketensamenwerking wordt geborgd. 5) 3.3: We missen hier preventie van onveiligheid en huiselijk geweld
8.1
Ambtelijke reactie
BNO
1) 2) 3) 4)
9.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Dhr. J. Hendriks
N.v.t.
9.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
10.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Wmo-adviesraad Landerd
1. 2.
Dit geef voldoende kader voor een beleidsplan, de uitwerking volgt. Dit is uitwerking, dat beschrijven we niet in het beleidskader. We voegen dit toe. Mogelijkheid van zorg-en veiligheidshuizen is te concreet, dan zouden we alle mogelijkheden moeten benoemen anders worden er verwachtingen gewekt die we niet kunnen of willen waar maken. 5) We voegen dit toe.
3.
Inzetten van mensen met een beperking; hierin kan de gemeente een voorbeeld functie vervullen. 3.1 inleiding : huidige tekst : het gevoel van veiligheid is een voorwaarde voor het tegengaan van geweld tegen volwassenen en kinderen. (-) Het gaat hier om veiligheid in de zin van “vrij zijn van het risico op geweld in huiselijke kring” Commentaar: het dient niet alleen te gaan om risico op geweld in huiselijke kring. Ook aandacht voor gevoel van veiligheid en risico op geweld in de nabije leefomgeving. B.v. (weg) pesten van mensen met een afwijkende levensstijl; of vanwege seksuele geaardheid; of vanwege huidskleur en/of geloof. 3.1 inleiding : Leefbaarheid, veiligheid en toegankelijkheid worden in dit hoofdstuk geclusterd. Voor wat betreft leefbaarheid en toegankelijkheid is dat te begrijpen. Veiligheid zou eigenlijk een apart hoofdstuk rechtvaardigen. In het huidige hoofdstuk loopt het allemaal door elkaar en dat maakt het beleid(svoornemen) er niet helderder op.
52
10.1
Ambtelijke reactie
BNO
4.
3.3. veiligheid: er wordt gewag gemaakt van twee ontwikkelingen tegengesteld aan elkaar. Enerzijds decentralisatie voor wat betreft de regie op jeugd ,zorg en werk, waarbij gemeenten zwaardere verantwoordelijkheden krijgen . Anderzijds de centralisatie van de strafketen,waarbij Openbaar Ministerie, politie etc. de regie in handen hebben en de gemeenten additionele rol spelen. Beiden moeten goed op elkaar afgestemd worden en blijven. Commentaar : mogelijk is het beter uit te gaan van de tweedeling : preventie en strafbaarheid. Gemeenten hebben de regie in de preventie van overlast en het –waar mogelijk - voorkomen van strafbare feiten (middels zorg, werk , aandacht voor probleemjeugd; aandacht voor notoire amokmakers, etc) ; Justitie e.d. handelt strafbare feiten af, waarbij gemeenten een ondersteunende rol kunnen hebben middels b.v. het organiseren van maatschappelijke toezicht op (af)gestraften in ruil voor strafvermindering = tegelijk preventie hernieuwde delicten en/of maatschappelijke overlast. Burgers kunnen hierbij een vrijwilligersrol spelen (buddysysteem voor ex-gedetineerden).
1) 2)
We zullen ook bij de regiogemeenten hier aandacht voor vragen We nemen uw tekstvoorstel over en zullen toevoegen: ‘voor gevoel van veiligheid en risico op geweld in de nabije leefomgeving.’ we benoemen de belangrijkste onderdelen, de focus van het beleidsplan ligt op de nieuwe Wmo-taken. We voegen iets toe over preventie.
3) 4) 11.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
KBO Kluster plus Boxmeer
N.v.t.
11.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
12.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
KBO Kluster plus Boxmeer Programma aandacht voor iedereen
N.v.t.
12.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
13.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Monique van den Hark- van Leuven Grave
Bij toegankelijkheid wordt vaak gedacht aan rolstoelen, maar vooral voor mensen met een psychische beperking, zoals autisme, maar ook voor ouderen, zal drukte, lawaai en daardoor overprikkeling vaak een belemmering zijn om ergens heen te kunnen. Bij de inrichting van algemene sociale voorzieningen dient hiermee rekening gehouden te worden.
13.1
Ambtelijke reactie
BNO
We voegen dit toe.
14.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Clientenplatform Wmo Maasdonk
Wij willen preventie benadrukken bij het onderwerp veiligheid. Regelmatig wordt er pas ingegrepen als de problemen al heel groot zijn. Eerdere en adequate ondersteuning kan mogelijk escalatie naar grotere problematiek voorkomen. Bij noodzakelijke opvang in beschermd wonen worden de doelgroepen van mensen met een verstandelijke beperking en ernstige lichamelijke beperking gemist.
53
14.1
Ambtelijke reactie
BNO
De gehele aanpak, met snelle signalering (in de buurt/wijk) en een brede vraagverheldering, is gericht op preventie. De uitbreiding van de centrumfunctie voor Beschermd Wonen gaat alleen over zzp GGZ-C cliënten. We voegen informatie toe over vormen van ondersteuning die als beschermd wonen kunnen worden gezien voor mensen met (licht) verstandelijke beperking.
15.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Mevr. T. Mijland-Kroon Mare Bijzondere Zorg
N.v.t.
15.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
16.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Mooiland Maasland Petra Spanjers
pag. 24: Beschermd wonen: het beschermd wonen, waarbij de nadruk ligt op begeleiding, wordt opgenomen in de WMO. Hoe zien jullie de rol van ons ( woningcorporatie) in dit beschermd wonen? pag. 25: dezelfde vraag mbt onze rol bij bezetting en spreiding van voorzieningen voor burgers.
16.1
Ambtelijke reactie
BNO
Beschermd wonen is niet nieuw. De komst naar de Wmo biedt echter mogelijkheden om hierover tussen gemeenten en woningverhuurders goede afspraken te maken. Dit om er voor te zorgen dat de functie van begeleid wonen voor de persoon in kwestie optimaal kan worden ingevuld. De woningcorporatie heeft hier naar onze mening vooral een faciliterende rol. Het is goed om de verwachtingen hierin tussen gemeenten en de woningcorporatie met elkaar te bespreken.
17.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Participatieraad Welzijnsbeleid Cuijk
17.1
Ambtelijke reactie
BNO
Signalering is een kerntaak: Het is zaak om hiervoor een goed instrument te ontwikkelen om die signalering vorm te geven en effectief te doen zijn. Vanuit de opbrengst van het signaleren dient men inhoudelijke zaken, betreft uitvoering en beleid daar waar nodig, kritisch onder de loep te nemen en bij te sturen. De opbrengst van de signaleringen en de vervolgstappen n.a.v. de signaleringen dienen te worden besproken met de Burgerparticipatieraad en er dient ook ruimte te zijn voor de Burgerparticipatieraad om hierover gevraagd dan wel ongevraagd haar advies uit te brengen. Zaken als huiselijk geweld en andere zaken kunnen alleen maar in beeld gebracht worden als de hulpverlener deze opmerkt of als het slachtoffer hierover gaat praten. In veel gevallen, om uiteenlopende redenen, komen deze niet voldoende in beeld en kan er geen aandacht dan wel hulp worden geboden. Dit alles in het kader van het recht welke burgers hebben en dienen te behouden als het gaat om hun privacy. Is hiervoor een instrument te bedenken zodat wel tijdig zicht wordt gekregen, wat er zich afspeelt achter de voordeur? De rol van de Sociale Wijkteams dient nadrukkelijker te worden meegenomen in het uitvoeringsbeleid, mits deze Sociale Wijkteams voldoende zijn uitgerust met kennis en professionaliteit en zij ook inhoudelijk de ruimte krijgen hun werk en taalstelling uit te kunnen voeren. Biedt hen daarvoor voldoende faciliteiten.
De opmerkingen worden voor kennisgeving aangenomen.
54
18.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Dichterbij Regio Uden/Veghel e.o
Beschermd wonen blz. 24: niet alleen sprake van een psychiatrische diagnose maar ook van maatschappelijke kwetsbaarheid in relatie tot verstandelijke beperking. 3.5: inkoopsystematiek beschermd wonen en participatie: advies: sturing op basis van maatschappelijk rendement en indien mogelijk op verevening tussen investerende en incasserende partijen.
18.1
Ambtelijke reactie
BNO
We zullen uw aanvulling op blz. 24 meenemen in het beleidsplan. Gemeenten groeien steeds meer naar opdrachten die uitgaan van het sturen op resultaat (maatschappelijk rendement). Dit is echter een proces wat tijd vergt en aandacht vraagt bij alle betrokken partners.
19.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Steunpunt Mantelzorg Cuijk
N.v.t.
19.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
20.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Stichting Compass Uden
Helder hoofdstuk waarin duidelijk aandacht is voor een sterk ontwikkelde sociale samenhang en het belang van onderlinge contacten. Dit is een voorwaarde om te komen tot leefbaarheid en een kanteling in het denken en handelen.
20.1
Ambtelijke reactie
BNO
Bedankt voor uw compliment. We nemen uw opmerking voor kennisgeving aan.
21.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Wmo-raad Uden
1. De WMO-raad vraagt zich af of er ook verbindingen worden gelegd, resp. opvang gevonden kan worden, in de SMOvoorzieningen die daarvoor in de omliggende centrumgemeenten zijn gevestigd (Nijmegen, Den Bosch en Helmond). 2. Bij de actiepunten voor het college wordt vermeld dat een eigen bijdrage en PGB-regeling voor beschermd wonen moet worden opgesteld. We merken op dat het een kwetsbare groep betreft met weinig tot geen financiële armslag. Bij de uitwerking van de regeling zal dit aspect nadrukkelijk meegenomen moeten worden. 3. Het is een goed initiatief om de bestaande Z.I.N.-regeling uit te breiden met een PGB-regeling.
21.1
Ambtelijke reactie
BNO
Ad 1: Waar nodig worden verbindingen gelegd. Ad 2: Het is ons bekend dat we hier te maken hebben met een kwetsbare groep burgers. Ten aanzien van eigen bijdragen geldt in algemene zin individueel maatwerk. Ad 3: Dank u. Gemeenten willen optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die de wetgever hier biedt.
22.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Stichting Platform Minima Veghel
Veel huiselijk geweld vindt plaats in situaties waarbij de mantelzorger is betrokken. Overbelasting is dikwijls de oorzaak. Extra ondersteuning en aandacht voor en ontlasting van de mantelzorger is gewenst om huiselijk geweld tegen te gaan.
55
22.1
Ambtelijke reactie
BNO
Uw opmerking is herkenbaar. We nemen de opmerking voor kennisgeving aan.
23.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Wmo-adviesraad Sint Anthonis
Geen opmerkingen.
23.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
24.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Thuiszorg Mimosa
N.v.t.
24.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
25.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
De Groene Spil, Enrico en Petra Toonen
Voor een bepaalde doelgroep zal het werken vanuit een veilige omgeving moeten blijven. Inderdaad ook respijtzorg zou hiervoor moeten blijven wel zou dit juist een onderdeel moeten zijn van een oefen programma om naar een doel te werken. Dus niet alleen mensen bezighouden maar ook een volwaardig programma bieden waar mensen ook trots kunnen zijn op het bereikte resultaat. Dit kan, hoeft echter niet steeds een financieel resultaat te zijn als mensen minder achter de geraniums zitten en bevoordeeld zelf een groente tuin kunnen opzetten dan kunnen er meervoudige doelen bereikt worden. Dagbesteding Volwaardig gevoel Gezond eten Besparing
25.1
Ambtelijke reactie
BNO
We nemen de opmerking voor kennisgeving aan.
26.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Angela van Lanen
N.v.t.
26.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
27.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Stichting Driestroom
Op het gebied van het bevorderen en behouden van leefbaarheid vinden wij het positief dat er wordt ingezet op actief burgerschap en er ruimte wordt geboden aan burgerinitiatieven. Om actief burgerschap tot zijn recht te laten komen, is ruimte nodig. In het conceptbeleidsplan wordt gesproken over minder kaders, meer loslaten en de ruimte voor innovatie en ondernemerschap. Dit zijn uitgangspunten die Driestroom zeer aanspreken en die terug te vinden zijn in onze missie en visie. Daarbij is het goed om terug te lezen dat er veel vertrouwen wordt geschonken aan de burgers van deze gemeenten.
56
In het conceptbeleidsplan wordt op het gebied van veiligheid opgemerkt dat de decentralisaties leidend zijn en de gemeenten van daaruit de verbinding zoeken met de veiligheid- en strafketen. Wij zijn benieuwd hoe deze verbinding zal worden vormgegeven en hoe deze praktisch wordt uitgevoerd. Tenslotte zien wij op het gebied van toegankelijkheid graag terug welke voorzieningen lokaal, regionaal en bovenregionaal worden ingeregeld. 27.1
Ambtelijke reactie
BNO
De genoemde punten in het beleidplan worden nog verder vertaald naar een goede uitvoering in de praktijk. Hiervoor moeten goede afspraken gemaakt worden met de betrokken partijen. Ten aanzien van de schaal van de toegankelijke voorzieningen willen we aansluiten bij de behoefte en noodzaak om zowel regionaal als lokaal zaken aan te bieden.
28.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Driestroomhuis Yoko
N.v.t.
28.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
29.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Ilse van Sonsbeek, huisarts
N.v.t.
29.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
30.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Wmo Raad Veghel
Hoe gaat de gemeente de sociale samenhang op buurt – of wijkniveau bevorderen. Wat betekent investeren in vrijwilligers? Onzes inziens is de rol van de gemeente in het sociale domein stimuleren, entameren en handhaven, zoals zij dat ook m.b.t. het bedrijfsleven doet. Investeren middels een sociale wijkconciërge mogelijk ingezet vanuit de participatiewet zou een voorbeeld kunnen zijn. Het ministerie van Binnenlandse zaken zou weer een rol moeten krijgen m.b.t. veiligheidsdomein. Daarmee zou de burgemeester ook weer aan zet zijn m.b.t. de gemeentelijke veiligheid. Als gesproken wordt over beschermd wonen, dan gaat het niet alleen om mensen met een psychiatrische en psychische beperking, maar ook om mensen met een verstandelijke beperking. Juist op deze groep dient men extra alert te zijn. Elke verandering in hun situatie heeft direct een impact op hen zelf en op hun omgeving. Let op dat er ook weer niet teveel van mensen gevraagd gaat worden. Vrijwilligers moeten ook geleerd worden hun grenzen aan te geven en te blijven bewaken. Extra alert zijn op mensen met een verstandelijke beperking is nodig maar dit moet zich ook uiten in een op hun niveau aangepaste benadering en aanpak. Aftasten of ze begrepen worden en of het antwoord begrepen is blijft steeds een vereiste.
30.1
Ambtelijke reactie
BNO
Veiligheid maakt onderdeel uit van de integrale vraagverheldering en het samen met de burger zoeken naar oplossingen. Het welzijnswerk heeft de opdracht de kwetsbare burgers in de wijk of dorp te signaleren en te ondersteunen. Daarnaast hebben ze de opdracht het netwerk in de wijk/dorp en rondom de burger te versterken. We onderschrijven in het beleidsplan dat we realistisch moeten zijn met men (vrijwilligers en het netwerk) kan doen voor elkaar. Verschillende regiogemeenten zijn pilots gestart met sociale (wijk)teams waarmee het welzijnswerk (inclusief expertise mbt verstandelijk beperkten) deze opdracht concreet in de
57
wijk/dorp invult. De uitbreiding van de centrumfunctie voor Beschermd Wonen gaat alleen over zzp GGZ-C cliënten. We voegen informatie toe over vormen van ondersteuning die als beschermd wonen kunnen worden gezien voor mensen met (licht) verstandelijke beperking. 31.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
Wmo Raad Oss
N.v.t.
31.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
32.
Leefbaarheid, veiligheid & toegankelijkheid
GGZ Oost-Brabant
N.v.t.
32.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
Nr. 1.
Hoofdstuk Regionale samenwerking
Organisatie/ instelling Samenwerkende organisaties Aanzet, MEE, Rigom, Vivaan, Radius en RMC
1.1
Ambtelijke reactie
BNO
Hoofdstuk: Regionale samenwerking Reactie In het Beleidsplan staat dat voor de opdracht aan welzijn is afgesproken dat de gemeenten op regionaal niveau afstemmen over de subsidie-afspraken, prestatie-indicatoren en monitoring. De bijdrage van welzijn komt vaak tot stand in samenwerking met andere organisaties. Hierdoor zijn bereikte effecten op de langere termijn vaak toe te schrijven aan verschillende organisaties. Van belang is om als opdrachtnemers en opdrachtgevers dezelfde taal te spreken en afspraken te maken over: a) wat willen we weten? en b) hoe gaan we dat meten?. Bij samenwerkende organisaties vraagt dit om een goed registratiesysteem en goede afspraken over omgaan met privacy, uitwisselen van gegevens, etc. Van belang is dat ook de huisartsen goed in beeld komen. De huisartspraktijk is een belangrijke vindplaats en partner in de 1ste lijn. De samenwerking die gevonden is tussen de domeinen Gezondheidszorg via de huisarts, Thuiszorg en Welzijn, zoals in het GOAL project, heeft in het beleidsplan geen aandacht gekregen. In het kader van ICT-ondersteuning geven wij u te kennen dat huisartsen in Synchroon verband gestart zijn met het KIS (Keten Informatie Systeem) in hun praktijken, waarbinnen verschillende disciplines, waaronder ook Welzijn, over cliënten/patiënten digitaal kunnen overleggen en informatie kunnen delen en wisselen. Thans is binnen het GOAL project het KIS uitgezet voor de ICT-ondersteuning. We onderschrijven de punten die worden benoemd wat betreft de regionale samenwerking. We hebben afgesproken dat we als gemeenten gezamenlijk met welzijn in gesprek blijven. De eerste stappen zijn gezet in 2013, we gaan dit in 2014 verder uitbouwen. Het beleidsplan is een regionaal plan, er zijn bewust geen lokale projecten benoemd. Wel is de ervaring vertaald in de beschrijving van de randvoorwaarden en beleidskaders. Gemeenten zijn vanuit de 2 transities (jeugd en AWBZ) in gesprek met huisartsen, onder andere via Synchroon. Ontwikkelingen worden zoveel mogelijk afgestemd. We volgen ook de landelijke ontwikkelingen rondom ICT-ondersteuning op de voet.
58
2.
Regionale samenwerking
Wmo-Adviesraad Boekel
Zoals eerder genoemd ondersteunt de Wmo adviesraad de inzet om de transitie AWBZ af te stemmen met de transitie Jeugdzorg en de Participatiewet. Hoewel de gemeente daarin geen keuze heeft betreuren wij de leeftijdsgrens van 18 jaar in de Jeugdzorg. Des te belangrijker is een zorgvuldige overgang naar de Wmo zodat jongeren niet buiten de boot vallen.
2.1
Ambtelijke reactie
BNO
Er vindt afstemming plaats tussen de twee transities. Samen wordt gewerkt aan de voorwaarden die nodig zijn voor een zorgvuldige overgang.
3.
Regionale samenwerking
BPR Boxmeer
Zorg dat de afspraken op tijd gemaakt worden met zorgaanbieders, voor de continuïteit van zorg en voor personeel, graag aandacht hiervoor.
3.1
Ambtelijke reactie
BNO
Voor de regionale inkoop voor 2015 zijn we gestart met het bestuurlijk aanbesteden. Half mei is de eerste overlegtafel Wmo. We willen voor 1 november de contracten rond hebben.
4.
Regionale samenwerking
Adviesraad Wmo Bernheze
Regionale samenwerking is noodzakelijk. Het is van belang om zaken als maatwerk en vangnet per gemeente te regelen. Opdrachtgeverschap In 2014 wordt de basisovereenkomst ondertekend en gestart met de overlegtafels. Hoe worden kleine zorgaanbieders, die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan maatwerk richting burgers, betrokken bij de overlegtafels? Contracteren van diensten Wat wordt bedoeld met de zin: ”Voor ondersteuning door de tweede lijn is een voorlopige indeling gemaakt”. Hoe is deze indeling en wat is hierbij overwogen.
4.1
Ambtelijke reactie
BNO
Bij de inkoop 2015 worden aan de overlegtafels afspraken gemaakt wat er ingekocht wordt. Aan de overlegtafel zijn grote en kleine zorgaanbieders vertegenwoordigd. Daarna kunnen alle partijen die de basisovereenkomst tekenen, een offerte indienen voor de inkoop. Gemeenten bepalen vervolgens bij wie wordt ingekocht. We passen de tekst aan mbt de voorlopige indeling voor ondersteuning door de tweede lijn, dit klopt niet.
5.
Regionale samenwerking
BPR Grave
Regionaal dezelfde uitgangspunten hanteren in beleid. Dit in de verordening tot uitdrukking laten komen.
5.1
Ambtelijke reactie
BNO
Er is een regionale werkgroep bezig met het opstellen van een nieuwe Wmo-verordening.
6.
Regionale samenwerking
BPR Mill
Hier wordt de link gelegd naar de Transitie Jeugdzorg en de Participatiewet. Hoe legt men die verbinding? Lopen de Transities met elkaar in de pas?.. In hoeverre blijft de lokale invulling mogelijk en op welk deel van deze Transitie? Hier moeten in 2014 nog afspraken over gemaakt worden. Financieel niet in beeld, is zorgelijk. De verordening zal leidend moeten worden in relatie financiële vertaling van het WMO beleid.
59
6.1
Ambtelijke reactie
BNO
De regionale projectleiders van de drie transities hebben veelvuldig contact en komen regelmatig bij elkaar voor inhoudelijke en procesmatige afstemming. De transities lopen niet geheel gelijk, maar we moeten voor alle drie de transities veel regelen voor 1 januari 2015. Lokaal nader in te vullen zijn onderdelen zoals welzijn, pgb’s , eigen bijdrage en waardering mantelzorgers (zie ook het beleidsplan). We hebben nu inzicht in de macrobudgetten en hopen met de meicirculaire meer duidelijkheid te krijgen over de budgetten zodat we een vertaling kunnen maken.
7.
Regionale samenwerking
Bureau Maks, Jan de Laat
N.v.t.
7.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
8.
Regionale samenwerking
GGD Hart van Brabant
1): 4.1 Hier wordt gesproken over op elkaar laten aansluiten van de zorg- en welzijnketens in de regio. Dit ook verbinden aan de strafketen en komen tot een zorg- en veiligheidshuis. (zie ook al hiervoor bij 3.3.) 5. Het vervolg 2): Wij vinden het vooral van belang dat communicatie gericht wordt op diverse te onderscheiden doelgroepen (o.a. burgers, klanten, ouders van klanten, gemeenten, medewerkers van gemeenten, aanbieders, medewerkers van aanbieders, ketenpartners en medewerkers van ketenpartners).
8.1
Ambtelijke reactie
BNO
9.
Regionale samenwerking
Dhr. J. Hendriks
N.v.t.
9.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
10.
Regionale samenwerking
Wmo-adviesraad Landerd
Het is noodzakelijk om frequent te rapporteren over de voortgang van de pilots in een korte en bondige verslaglegging aan de Wmo-adviesraden. Opmerkingen m.b.t. de Basis Overeenkomst Blz. 5; Begrippen. Hier ontbreekt; [Basis]Overeenkomst. Zou vóór 1.3 moeten staan. Blz. 7; art. 5.4 en 5.6; Termijn van 6 maanden in beide artikelen is een veel te lange termijn als het vereiste deskundigheid betreft voor het leveren van zorg. De burger wordt het slachtoffer. Blz. 10; art. 13.1; Is er ook in sanctiemogelijkheden voorzien? Een financiële doorrekening van de transitie kan nu nog niet gemaakt worden. Wanneer is dat wel mogelijk? De Wmo-adviesraden willen hierover geïnformeerd worden.
10.1
Ambtelijke reactie
BNO
Er wordt een tussenrapportage van de regionale pilots opgesteld. Basisovereenkomst: de regelingen zijn juridisch beoordeeld en geaccordeerd. Art. 13.1: hierover zullen eventueel in de contracten nadere afspraken over worden gemaakt. We hebben nu inzicht in de macrobudgetten en hopen met de meicirculaire meer duidelijkheid te krijgen over de budgetten zodat we een vertaling kunnen maken. Die za tzt worden gedeeld met belanghebbenden zoals de Wmo-raden.
1) 2)
Hoe de aansluiting in de regio vorm krijgt vullen we samen met onze partners in. Dat doen we ook, in de lokale uitwerking.
60
11.
Regionale samenwerking
KBO Kluster plus Boxmeer
N.v.t.
11.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
12.
Regionale samenwerking
KBO Kluster plus Boxmeer Programma aandacht voor iedereen
N.v.t.
12.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
13.
Regionale samenwerking
Monique van den Hark- van Leuven Grave
In Grave zijn mensen niet alleen gericht op Cuijk of Uden, maar vaak ook op Nijmegen. De reden hiervoor is dat het openbaar vervoer naar Nijmegen veel beter is. Voor jeugdzorg, ggz, begeleiding, e.d. moeten mensen behalve naar Cuijk of Uden ook naar Nijmegen kunnen gaan. Bij het aangaan van contracten door de gemeente dient hiermee rekening gehouden te worden. Zo kan men pas echt maatwerk leveren. Op het gebied van begeleiding aan kinderen met autisme en hun gezin hebben wij goede ervaringen met Orthopedagogische Praktijk “Jij en Ik”, Venstraat 2 te Reek. Zij begeleiden kinderen en jongeren tot 23 jaar in PGB vorm en via zorg in natura. Hopelijk wordt hiermee door Gemeente Grave een contract gesloten. Van Aksent uit Oeffelt, die werkt in het Land van Cuijk, hoor ik goede ervaringen. Zij hebben een uitgebreid pakket aan begeleidings mogelijkheden. Alleen zijn de locaties vanuit Grave moeilijk bereikbaar. Er is in het Land van Cuijk nauwelijks openbaar vervoer. Zeker in niet het weekend. En kinderen met een beperking alleen laten gaan is vaak niet mogelijk of niet verantwoord. Boven de leeftijd van 12 jaar kregen kinderen vanuit het pgb al geen vergoeding meer voor een taxi. En er moet alleen maar meer bezuinigd worden.
13.1
Ambtelijke reactie
BNO
Gemeenten zijn verplicht een maatwerkvoorziening aan te bieden. De inkoop voor 2015 is net gestart. We gaan eerst bespreken wat er nodig is (aan de overlegtafel Wmo, samen met welzijns- en zorgorganisaties) en dan kunnen alle partijen die de basisovereenkomst hebben getekend, een offerte indienen. Gemeenten bepalen vervolgens wie zij contracteren.
14.
Regionale samenwerking
Cliëntenplatform Wmo Maasdonk
N.v.t.
14.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
15.
Regionale samenwerking
Mevr. T. Mijland-Kroon Mare Bijzondere Zorg
N.v.t
15.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
61
16.
Regionale samenwerking
Mooiland Maasland Petra Spanjers
N.v.t.
16.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
17.
Regionale samenwerking
Participatieraad Welzijnsbeleid Cuijk
Draag eerst en vooral zorg en zet dit centraal in het uitvoerings-beleid, dat afspraken met zorgaanbieders op tijd worden gemaakt en laat vastleggen in de gemaakte overeenkomst dat de continuïteit van de zorg en het gekwalificeerd personeel dient te zijn geborgen gedurende de loop van de overeenkomst. Draag zorg dat er een onafhankelijke Klachtencommissie in het leven wordt geroepen daar waar burgers hun klachten m.b.t. uitvoeringszaken kunnen deponeren. Er van uitgaande dat de Klachtencommissie vervolgens haar werk gaat doen en de klacht serieus gaat nemen en afhandelt middels een daarvoor te ontwikkelen klachtenprocedure. Schriftelijke afronding van de klacht richting de klager is een must. Een verordening voor alle 12 samenwerkende gemeenten.
17.1
Ambtelijke reactie
BNO
De werkwijze met de regionale overlegtafels moet er voor zorgen dat we tijdige en kwalitatief goede afspraken kunnen maken met de aanbieders in het veld. Dit om te zorgen voor een goede ondersteuning en begeleiding aan de doelgroep per 1 januari 2015. Bij de klachtenafhandeling zien wij voldoende waarborgen voor een zorgvudige benadering. In de lokale Wmo-regelingen zoals Verordening en beleidsregels wordt aandacht besteed aan de nadere invulling van de klachtenregeling. Een concept WmoVerordening (met de VNG-modelverordening als basis) wordt door de 12 gemeenten samen voorbereid. Hierbij is eveneens aandacht voor een eventuele gewenste “couleur locale”.
18.
Regionale samenwerking
Dichterbij Regio Uden/Veghel e.o
Aanvulling 4.3: maak gebruik van lokale beschikbaarheid van beroepskrachten 2 e lijn in de wijk omdat zij daar inwoners ondersteunen die gebruik maken van overgangsrecht / langdurig intensieve zorg. De lijnen zijn dan kort; voorwaarde is gekanteld werken.
18.1
Ambtelijke reactie
BNO
We willen zo veel mogelijk aansluiten bij bestaande vormen van ondersteuning als gebleken is dat deze goed functioneren. Hierbij uitgaande van de uitgangspunten die we in ons beleidsplan hebben opgenomen.
19.
Regionale samenwerking
Steunpunt Mantelzorg Cuijk
N.v.t.
19.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
20.
Regionale samenwerking
Stichting Compass Uden
Geen opmerkingen, helder.
20.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
62
21.
Regionale samenwerking
Wmo-raad Uden
Gegeven het feit dat nog enkel over voornemens wordt gesproken en geen inhoudelijke uitwerking is gegeven, laat zich dit hoofdstuk moeilijk bekommentariëren. We zien de uitwerking van de voorgestelde overlegtafels met belangstelling tegemoet.
21.1
Ambtelijke reactie
BNO
Aan de uitwerking en uitvoering wordt op dit moment volop gewerkt. Hiermee wordt het inderdaad concreter. De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
22.
Regionale samenwerking
Stichting Platform Minima Veghel
Een goede communicatie is van essentieel belang. De rol van de gemeenteraad en de Wmo-adviesraad moet in de regionale samenwerking een duidelijke plaats krijgen. Wij hopen dat u onze zienswijze serieus mee wilt nemen bij de vaststelling van het Beleidsplan “Transformatie van AWBZ naar Wmo. Uw reactie zien wij met belangstelling tegemoet.
22.1
Ambtelijke reactie
BNO
We zijn het met u eens dat communicatie heel belangrijk is in dit traject. We nemen hierbij ieders rol serieus. We hebben om die reden alle partijen vanaf het begin betrokken bij de totstandkoming van dit beleidsplan. Deze vorm van inspraak is hiervoor het sluitstuk. U wordt op de hoogte gesteld van alle inspraakreacties via dit document. Het is vervolgens aan de gemeenteraden om hiervan kennis te nemen en om het uiteindelijke concept-beleidplan deel II vast te stellen.
23.
Regionale samenwerking
Wmo-adviesraad Sint Anthonis
Geen opmerkingen.
23.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
24.
Regionale samenwerking
Thuiszorg Mimosa
Hoe borg je dat gemeenten eigen verantwoordelijkheid nemen? Dit is wel zeer gewenst.
24.1
Ambtelijke reactie
BNO
Het is geen vrijblijvendheid dat gemeenten de wet uitvoeren. Vanuit het Rijk zijn waarborgen aangebracht waardoor gemeenten het beleid naar haar burgers (horizontaal) moet verantwoorden. Gemeenteraden hebben hier ook een controlerende functie.
25.
Regionale samenwerking
De Groene Spil, Enrico en Petra Toonen
N.v.t.
25.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
26.
Regionale samenwerking
Angela van Lanen
N.v.t.
26.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
63
27.
Regionale samenwerking
Stichting Driestroom
Integrale ondersteuning is voor ons een belangrijk gegeven. Daarom zijn wij verheugd om in het plan terug te lezen dat de gemeenten de zorg- en welzijnsketen in de regio op elkaar willen laten aansluiten. Dit kan voorkomen dat er burgers tussen de wal en het schip zullen gaan vallen. Verder wordt er in het conceptbeleidsplan gesproken over een regionale afstemming over subsidieafspraken, prestatie-indicatoren en monitoring. Zodra de bestuurlijke besluitvorming over regionale samenwerking heeft plaatsgevonden, zijn wij erg benieuwd naar de verdere uitwerking hiervan.
27.1
Ambtelijke reactie
BNO
In de komende tijd worden deze zaken steeds concreter. We houden u, zoals u gewend bent, regelmatig op de hoogte van de ontwikkelingen.
28.
Regionale samenwerking
Driestroomhuis Yoko
N.v.t.
28.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
29.
Regionale samenwerking
Ilse van Sonsbeek, huisarts
Wat als er tussen regio’s zorg uitgewisseld moet worden? Patiënt moet voor zorg verder weg? Wie betaald?
29.1
Ambtelijke reactie
BNO
Cliënten hebben een algemeen recht op zorg, het budget is gekoppeld aan de cliënt. Over zorgvoorzieningen maken we in de regio, en waar nodig op grotere schaal, afspraken.
30.
Regionale samenwerking
Wmo Raad Veghel
Stel een centrale overkoepelende WMO raad in voor het werkgebied van deze transitie. Veel beleid en voorstellen komen uit de regionale koker. Organiseer dus ook de feed back regionaal.
30.1
Ambtelijke reactie
BNO
Het oprichten van een regionale WMO-raad is aan de Wmo-raden zelf. Als gemeenten houden we aandacht voor het betrekken van de Wmo-raden bij de ontwikkelingen. Soms gebeurt dit in regioverband.
31.
Regionale samenwerking
Wmo Raad Oss
N.v.t.
31.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
32.
Regionale samenwerking
GGZ Oost-Brabant
N.v.t.
32.1
Ambtelijke reactie
BNO
N.v.t.
64