Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Rechtsbijstandverzekering, algemeen - Rechtsplegingsvergoeding - verhaalbaarheid kosten en ereloon advocaat Datum 24 maart 2016
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2016
M&D SEMINARS Bollebergen 2a bus 33 | BE-9052 Zwijnaarde (Gent) T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
24 MAART 2016
C.15.0136.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.15.0136.N ARAG SE, vennootschap naar Duits recht, met uitbatingszetel te 1050 Elsene, Marsveldplein 5, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187/302, waar de eiseres woonplaats kiest, tegen ADVOCATENKANTOOR GUY VAN DYCK bvba, met zetel te 2390 Malle, Brechtsesteenweg 22, verweerster.
I.
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, van 2 oktober 2014.
24 MAART 2016
C.15.0136.N/2
Afdelingsvoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft geconcludeerd.
II.
CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest gehecht is, een middel aan.
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Eerste onderdeel 1.
Overeenkomstig artikel 1022 Gerechtelijk Wetboek is de rechtsplegingsver-
goeding een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij. De in dat artikel bedoelde bedragen strekken tot de forfaitaire vergoeding van de kosten die een procespartij heeft moeten besteden voor de bijstand van een advocaat. 2.
Krachtens artikel 154 Wet Verzekeringen 2014 verbindt de verzekeraar in
geval van rechtsbijstandverzekering zich ertoe diensten te verlenen en kosten op zich te nemen die de verzekerde in staat stellen zijn rechten te doen gelden, als eiser of als verweerder, hetzij in een gerechtelijke, administratieve of andere procedure, hetzij los van enige procedure. Een rechtsbijstandverzekering is een schadeverzekering en heeft aldus een vergoedend karakter. Zij strekt ertoe de kosten te vergoeden die de verzekerde dient te besteden in het kader van een geschil. 3.
Aangezien de rechtsbijstandverzekering de vergoeding van schade beoogt,
staat zulks eraan in de weg dat de verzekerde van wie de proceskosten worden vergoed door de verzekeraar, tevens aanspraak maakt op de rechtsplegingsvergoeding. Deze vergoeding komt toe aan de verzekeraar.
24 MAART 2016
4.
C.15.0136.N/3
De appelrechters die oordelen dat de rechtsplegingvergoeding uitsluitend
toekomt aan de procespartij en dat bijgevolg de eiseres als rechtsbijstandverzekeraar niet gerechtigd is om, bij de betaling van de ereloonnota van de advocaat van de verzekerde, over te gaan tot verrekening met de rechtsplegingsvergoeding, verantwoorden hun beslissing niet naar recht. Het onderdeel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden vonnis. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde vonnis. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de zaak naar de rechtbank van eerste aanleg Leuven, rechtszitting houdend in hoger beroep. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Albert Fettweis, en de raadsheren Geert Jocqué, Bart Wylleman en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 24 maart 2016 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal André Van Ingelgem, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.
24 MAART 2016
C.15.0136.N/4
K. Vanden Bossche
K. Moens
B. Wylleman
G. Jocqué
A. Fettweis
E. Dirix
VERZOEKSCHRIFT/1
VOORZIENING IN CASSATIE
VOOR: 5
ARAG SE, vennootschap naar Duits recht met maatschappelijke zetel te 40472 Dusseldorf (Duitsland), Arag Platz 1, met uitbatingszetel voor België te 1050 Elsene, Marsveldplein 5, met ondernemingsnummer 0846.419.822, eiseres tot cassatie,
10 bijgestaan en vertegenwoordigd door ondergetekende advocaat bij het Hof van Cassatie Johan Verbist, kantoor houdend te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187/302, bij wie keuze van woonst wordt gedaan, 15 TEGEN:
ADVOCATENKANTOOR GUY VAN DYCK BVBA, met maatschappelijke zetel te 2390 Malle, Brechtsesteenweg 22, met ondernemingsnummer 059.594.994,
20 verweerster in cassatie,
25
* *
*
Aan de Heren Eerste Voorzitter en Voorzitter van het Hof van Cassatie, 30 Aan de Dames en Heren Raadsheren in het Hof van Cassatie, Hooggeachte Dames en Heren, 35 Eiseres heeft de eer een vonnis aan Uw beoordeling voor te leggen dat op 2 oktober 2014 op tegenspraak tussen de partijen werd uitgesproken door de AB 8 kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen (12/6723/A). 40
VERZOEKSCHRIFT/2
FEITEN EN PROCEDUREVOORGAANDEN 45
50
55
60
65
Verweerster is als advocaat tussengekomen in een gerechtelijke procedure voor rekening van een procespartij waarvan eiseres de rechtsbijstandsverzekeraar is. Op 30 juni 2006 mondde deze gerechtelijke procedure uit in een vonnis van de arbeidsrechtbank te Gent. Op 10 september 2008 heeft het arbeidshof te Gent dit vonnis bevestigd. Op 7 oktober 2008 heeft verweerster haar eindafrekening ten bedrage van 5.853,30 euro overgemaakt aan eiseres. Het saldo bestond uit een factuur ten bedrage van 6.364,00 euro en een aftrek van de rechtsplegingsvergoeding ten bedrage van 505,70 euro. Op 17 december 2008, 12 januari 2009 en 3 februari 2009 heeft verweerster eiseres tot betaling aangemaand. Op 9 februari 2009 heeft eiseres de eindafrekening betwist, i.h.b. de omvang van de toegekende rechtsplegingsvergoeding. Eiseres is overgegaan tot betaling van 4.149,82 euro. Op 6 november 2012 heeft verweerster eiseres gedagvaard voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen, teneinde eiseres te horen veroordelen tot betaling van de resterende som van 1.708,48 euro. Bij tussenvonnis van 24 april 2014 heeft de rechtbank de debatten heropend teneinde eiseres toe te laten de polis rechtsbijstand neer te leggen.
70
75
In het onderzochte vonnis wordt de vordering van verweerster ontvankelijk en gegrond verklaard en wordt eiseres veroordeeld tot betaling van de som van 1.708,48 euro meer verwijlinteresten en tot de gerechtskosten. Tegen dit vonnis wenst eiseres op te komen met het volgende middel tot cassatie.
* * 80
*
VERZOEKSCHRIFT/3
ENIGE MIDDEL TOT CASSATIE 85 Geschonden wetsbepalingen
90
95
− Artikel 149 van de Grondwet; − Artikel 1022, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 7 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat; − De artikelen 1235, 1376 en 1377 van het Burgerlijk Wetboek; − Het algemeen rechtsbeginsel van de verrijking zonder oorzaak.
Aangevochten beslissing 100
105
De rechtbank verklaart de vordering van verweerster gegrond, op grond van volgende motieven: “Op de zitting van 4 september 2014 werden de bijzondere voorwaarden en de algemene voorwaarden van de polis rechtsbijstand “ondernemingen” neergelegd. Uit deze polissen blijkt niet dat [eiseres] gerechtigd is om over te gaan tot verrekening van de toegekende rechtsplegingsvergoeding met de staat van onkosten en ereloon.
110 Ook uit het artikel 1022 Ger.W. dat bepaalt dat “de rechtsplegingsvergoeding een forfaitaire tegemoetkoming is in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij” put [eiseres] als rechtsbijstandsverzekeraar geen recht tot verrekening. 115
120
De rechtbank is van oordeel dat de rechtsplegingsvergoeding enkel toekomt aan de procespartij en niet aan diens rechtsbijstandsverzekeraar (zie ook: Antwerpen 15 december 2003, R.W. 2006-2007, 1317). Het feit dat er ondertussen een wetswijziging werd doorgevoerd doet hieraan geen afbreuk. Nu [eiseres] geen recht heeft om de toegekende rechtsplegingsvergoeding te verrekenen, is het irrelevant te beoordelen of [verweerster] – al dan niet
VERZOEKSCHRIFT/4
125
– een te lage rechtsplegingsvergoeding vorderde in de procedure voor het Hof van Beroep te Gent.
130
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het gegeven dat [verweerster] zelf bij gematigdheid de ereloonnota herleidde mits aftrek van de toegekende rechtsplegingsvergoedingen niet inhoudt dat [eiseres] daarop gerechtigd was.
135
140
Het verweer van [eiseres] dat, indien de rechtsplegingsvergoeding in handen van de verzekerde moet worden afgerekend de ereloonnota ook ten laste van de verzekerde is, is ter zake niet dienend. Immers heeft [eiseres] nooit betwist tot rechtstreekse betaling van de ereloonnota te willen overgaan. Uit hetgeen voorafgaat, volgt dat [eiseres] gehouden is tot betaling van het saldo van de ereloonstaat zijnde 1.708,48 euro.” (blz. 2-3 van het bestreden vonnis)
Aangevoerde grief 145
Eerste onderdeel Overeenkomstig artikel 1022, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek is de rechtsplegingsvergoeding een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij.
150 Uit deze bepaling volgt dat de rechtsplegingsvergoeding toekomt aan diegene die de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij voor zijn rekening heeft genomen. 155
160
Door in weerwil hiervan te oordelen dat de rechtsplegingsvergoeding enkel toekomt aan de procespartij en niet aan diens rechtsbijstandsverzekeraar, zodat eiseres als rechtsbijstandsverzekeraar gehouden is tot betaling van de kosten en erelonen van verweerster zonder daarbij gerechtigd te zijn de toegekende rechtsplegingsvergoeding te verrekenen, schendt de rechtbank artikel 1022, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
Tweede onderdeel
VERZOEKSCHRIFT/5
165
Overeenkomstig het algemeen rechtsbeginsel van de verrijking zonder oorzaak, bevestigd in de artikelen 1235, 1376 en 1377 van het Burgerlijk Wetboek, is hij die zich verrijkt zonder oorzaak gehouden hem wiens patrimonium daardoor verarmd is, te vergoeden of dit patrimonium te herstellen.
170
Door enerzijds te oordelen dat de rechtsplegingsvergoeding enkel toekomt aan de procespartij en dus niet aan eiseres in haar hoedanigheid van rechtsbijstandsverzekeraar, en anderzijds te oordelen dat eiseres gehouden is tot rechtstreekse betaling van de volledige ereloonnota aan verweerster zonder dat zij daarbij gerechtigd is de rechtsplegingsvergoeding te verrekenen, miskent de rechtbank het algemeen rechtsbeginsel van de verrijking zonder oorzaak en schendt zij de artikelen 1235, 1376 en 1377 van het Burgerlijk Wetboek.
175
180
In zoverre de rechtbank niet antwoordt op het middel van eiseres waarin de miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van de verrijking zonder oorzaak wordt aangevoerd, is het vonnis niet regelmatig met redenen omkleed en schendt de rechtbank artikel 149 van de Grondwet.
TOELICHTING 185 Bij het eerste onderdeel
190
195
Uit de aard zelf van de rechtsplegingsvergoeding als forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat, blijkt dat deze vergoeding toekomt aan de rechtsbijstandsverzekeraar wanneer die deze kosten en erelonen voor zijn rekening heeft genomen: “De verzekeraar rechtsbijstand ontvangt de rechtsplegingsvergoeding indien de verzekerde het geding wint. Indien de verzekerde het geding verliest, betaalt de rechtsbijstandverzekeraar zowel het ereloon van de advocaat van de verzekerde als de verschuldigde rechtsplegingsvergoeding binnen de omvang van de verzekeringsdekking.” (H. ULRICHTS, Schaderegeling in België, Mechelen, Kluwer, 2013, 333, nr. 612).
200
205
“Nous savons que, en règle, si cet assureur a pris en charge les frais de justice, il bénéficie du remboursement des frais avancés, ainsi que des indemnités de procédure en cas de succès de son assuré.” (vrije vertaling: “We weten dat, in beginsel, wanneer de verzekeraar de gerechtskosten voor zijn rekening neemt, hij geniet van de terugbetaling van de voorgeschoten kosten en van de rechtsple-
VERZOEKSCHRIFT/6
gingsvergoedingen in geval van succes van zijn verzekerde.”) (J.F. JEUNEHOMME, “Le législateur fiscal, prétexte à quelques propos sur l’assurance de protection juridique”, in En quête de fiscalité, et autres propos …, Brussel, Larcier, 2011, 861). 210
215
220
Dat de rechtsplegingsvergoeding toekomst aan de rechtsbijstandsverzekeraar en niet aan de procespartij is overigens de enige grondwetsconforme lezing van artikel 1022, § 1 van het Gerechtelijk Wetboek. Elke andere lezing zou een ongerechtvaardigd verschil in behandeling in het leven roepen tussen de situatie van de procespartij wiens advocaat vergoed wordt door een rechtsbijstandsverzekeraar enerzijds, en de situatie van de procespartij wiens advocaat vergoed wordt door de Belgische Staat in het kader van juridische tweedelijnsbijstand anderzijds. In het kader van de juridische tweedelijnsbijstand komt de rechtsplegingsvergoeding overeenkomstig artikel 508/19, § 1 van het Gerechtelijk Wetboek niet toe aan de procespartij maar aan de Belgische Staat, en maakt de tussenkomende advocaat overeenkomstig artikel 508/19, § 2 van het Gerechtelijk Wetboek in zijn verslag melding van de geïnde rechtsplegingsvergoeding opdat de Belgische Staat dit bedrag in mindering kan brengen van de aan hem uit te keren vergoeding (GwH nr. 73/2009 van 5 mei 2009, i.h.b. overweging B.2.3.).
225 Mutatis mutandis komt het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding toe aan de rechtsbijstandsverzekeraar en kan deze het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding in mindering brengen van de aan de advocaat te betalen staat van kosten en erelonen. 230 Bij het tweede onderdeel
235
Het is een algemeen rechtsbeginsel dat niemand zich ten koste van een ander zonder oorzaak mag verrijken (Cass. 19 januari 2009, Arr.Cass. 2009, afl. 1, 176; Cass. 18 april 1991, Arr.Cass. 1990-91, 839).
240
Eiseres heeft in haar syntheseconclusie aangevoerd dat, indien de rechtsplegingsvergoeding toekomt aan de verzekerde en niet aan eiseres, eiseres er slechts toe gehouden is om aan de verzekerde het verschil te betalen tussen de staat van kosten en erelonen en de rechtsplegingsvergoeding. Zo niet zou in hoofde van de verzekerde een verrijking zonder oorzaak ontstaan.
245
Door anders te beslissen miskent de rechtbank het algemeen rechtsbeginsel van verrijking zonder oorzaak.
VERZOEKSCHRIFT/7
250
* *
*
VERZOEKSCHRIFT/8
255 Op deze gronden en overwegingen, besluit de ondergetekende advocaat voor eiseres dat het U, Hooggeachte Dames en Heren, moge behagen het bestreden vonnis te vernietigen, de zaak en de partijen te verwijzen naar een andere Rechtbank van Eerste Aanleg en uitspraak te doen over de kosten als naar recht. 260 Antwerpen, 2015 265
Johan Verbist 270
275
280
285
290
295
10
maart
VERZOEKSCHRIFT/9
Bij de indiening ter griffie wordt bij deze voorziening het exploot van betekening aan de verwerende partij gevoegd.