Inspiratiebronnen voor ingenieur-architect W.C. Metzelaar
W.C. Metzelaar, Gerechtsgebouw, 1899 te Rotterdam. Bron: Foto Maaike Kleinendorst, nov. 2013
Maaike Kleinendorst 3820742 OWG-1 Architectuurgeschiedenis Dirk van de Vijver Kunstgeschiedenis Liberal Arts and Sciences Universiteit van Utrecht 8 januari 2014
Inhoudsopgave Inleiding
3
Hoofdstuk 1 Metzelaar en het gerechtsgebouw te Rotterdam
6
1.1 Oeuvre van Metzelaar
6
1.2 Gerechtsgebouw als sleutelwerk
8
1.3 Publicaties van Metzelaar
9
Hoofdstuk 2 Metzelaar en Gugel
11
2.1 Het Architectonische Vormleer boek van Eugen Gugel
11
2.2 Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur
13
2.3 De werken van Gugel
15
Hoofdstuk 3 Andere invloeden
17
3.1 Maatschappij ter bevordering van de bouwkunst
17
3.2 Muysken, leerling van Gugel
18
3.3 Metzelaar senior
19
Conclusie
20
Bron- en Literatuurlijst
22
Geraadpleegde Archieven
23
Bijlagen
24
2
Inleiding Willem Cornelis Metzelaar (1848-1918), zoon van ingenieur-architect Johan Frederik Metzelaar (1818-1897), was een leerling van Eugen Gugel (1832-1905), hoogleraar voor de bouwkunst aan de Polytechnische School in Delft. In de architectuurhistorische literatuur zijn slechts enkele boeken gewijd aan de bouwkunst van de Metzelaars, voornamelijk over de bouwwerken van Metzelaar senior. In de enkele publicaties, waaronder het boek Architectuur van het Recht evenals J.F. Metzelaar en W.C. Metzelaar. Bouwmeesters voor Justitie door cultuurwetenschapper Ros Floor, wordt de bouwstijl van Metzelaar junior besproken. Er wordt gesteld dat Metzelaar junior is gaan bouwen volgens de bouwstijl van zijn leermeester Gugel.1 Gugel wordt gezien als de voorvechter van de neorenaissance bouwstijl, de bouwstijl afgeleid van de Hollandse bouwkunst uit de zestiende en zeventiende eeuw. Zijn leerlingen, waaronder Metzelaar junior, worden gezien als de voortzetters en de verspreiders van deze bouwstijl.2 In dit onderzoek wordt de aandacht gericht op de bovengenoemde stelling: Metzelaar junior bouwt volgens de bouwstijl van zijn leermeester. Deze stelling wordt echter door Floor niet onderbouwd en zonder verder onderzoek voor waar aangenomen. De waarheid van deze uitspraak kan dus in twijfel getrokken worden. Voor dit onderzoek is de aandacht gericht op een specifiek gebouw uit het oeuvre van Metzelaar3, het gerechtsgebouw in Rotterdam gelegen aan de Noordsingel. Dit gerechtsgebouw wordt gezien als het hoogtepunt binnen zijn gerechtelijke oeuvre. 4 De volgende vraag wordt voor dit onderzoek gesteld: ‘Welke bronnen kunnen als inspiratiebron voor architect W.C. Metzelaar gediend hebben in diens ontwerp voor het Gerechtsgebouw te Rotterdam?’. Floor schrijft in zijn boeken dat het gerechtsgebouw gebouwd is in de neorenaissance stijl, net als de rest van zijn gerechtsgebouwen, alleen is er hier sprake van een vrije en internationaal georiënteerde neorenaissance.5 Opvallend aan deze uitspraak is dat Floor in beide boeken niet uitlegt wat hij verstaat onder de neorenaissancistische bouwstijl. Er wordt tevens ook niet onderbouwd waarom het gerechtsgebouw in Rotterdam een vrije en internationale interpretatie ervan zou zijn. Om deze reden wordt het gerechtsgebouw te Rotterdam in dit onderzoek aan een analyse onderworpen.
1
R. Floor, Architectuur van het Recht. Nederlandse Justitiegebouwen 1870-1914, Zutphen 2012, p. 221. R.K.M. Blijdenstijn en R. Stenvert, Bouwstijlen in Nederland (1040-1940), Utrecht / Antwerpen 1994. Hoofdstuk 10 – pagina 74-75. 3 ‘Metzelaar’ staat voor W.C. Metzelaar, ‘Metzelaar senior’ voor J.F. Metzelaar. 4 Zie noot 1 (2012), p. 152. 5 Zie noot 1 (2012), p. 221. 2
3
Metzelaar junior heeft tijdens zijn functie als rijksbouwmeester, ingenieur-architect voor de gevangenissen en rechtsgebouwen, zeer weinig gepubliceerd. De publicaties die er zijn gaan over andere zaken dan zijn gerechtsgebouwen of andere bouwwerken van zijn hand. Het is onduidelijk hoe de bouwstijl van Metzelaar is ontwikkeld vanaf zijn tijd bij de Polytechnische School tot aan het einde van zijn carrière. Er zijn tevens ook geen bronnen te vinden waarin Metzelaar het onderwijs van zijn professor Gugel bespreekt of spreekt over het werk van andere architecten. Omdat Metzelaar niets heeft gepubliceerd over eventuele inspiratiebronnen en er in de literatuur tevens wel wordt gesteld dat zijn bouwstijl gevormd is door zijn leermeester wordt er in dit onderzoek gezocht naar eventuele inspiratiebronnen voor de ingenieur-architect. Allereerst wordt de positie van het gerechtsgebouw in Rotterdam in het oeuvre van Metzelaar bestudeerd. Overeenkomsten en verschillen tussen verschillende gebouwen in zijn oeuvre worden besproken. Het is niet mogelijk om zijn gehele oeuvre te gaan bespreken, waardoor de keuze is gevallen op enkele belangrijke gerechtsgebouwen als leidraad voor zijn oeuvre. Vervolgens wordt het gerechtsgebouw in Rotterdam geanalyseerd. Afsluitend worden de publicaties van Metzelaar aan het licht gesteld en besproken. In het volgende hoofdstuk wordt bekeken in hoeverre Gugel als zijn leermeester een inspiratiebron geweest is voor Metzelaar en de ontwikkeling van zijn eigen bouwstijl. Aan de hand van visueel vergelijkend onderzoek wordt het gerechtsgebouw te Rotterdam vergeleken met de werken van Gugel. Dit wordt als eerst gedaan door middel van de platen uit het Architectonische Vormleer boek van Gugel uit 1888. De eerste twee delen van het boek worden gebruikt, deze zijn namelijk gericht op de buiten- en binnen-ordonnantiën.6 Vervolgens wordt het andere belangrijke boek van Gugel, Geschiedenis van de bouwstijlen in de tijdperken der architectuur, bestudeerd op architectonische overeenkomsten met het gerechtsgebouw. Er is gekozen voor een afkadering van de hoofdstukken in het boek. De hoofdstukken betreffende de Hollandse Renaissance bouwkunst en de Hollandse bouwkunst van de negentiende eeuw zijn voor dit onderzoek bestudeerd. De door Gugel genoemde voorbeelden worden vergeleken met het gerechtsgebouw in Rotterdam. Om het werk van Gugel als mogelijke inspiratiebron compleet te maken eindigt dit hoofdstuk met een visuele vergelijking van andere werken van Gugel met het gerechtsgebouw. Allereerst wordt een van de bekendste gebouwen in het oeuvre van Gugel, het Academiegebouw in Utrecht, onderworpen aan vergelijking met het gerechtsgebouw. Vervolgens worden de schetsboeken
6
Gugel heeft de boeken zo genoemd. De twee latere delen uit 1886 en 1888 van het boek zijn minder relevant voor het vergelijkend onderzoek en zijn daarom buiten beschouwing gelaten. De twee delen zijn wel bestudeerd op overeenkomstige elementen, maar dit bleek al snel geen te bevatten.
4
uit het archief van Gugel onderzocht op eventuele overeenkomsten. Hierna wordt het Hoofdpostkantoor op Blaak in Rotterdam, naar het ontwerp van Metzelaar en Gugel samen, uitgelicht. Dit gebouw is interessant om te vergelijken, het is immers een bouwwerk ontworpen door leermeester en leerling. Het is zeer onwaarschijnlijk dat Gugel zelf, als hij een inspiratiebron is geweest voor Metzelaar, de enige was. Om deze reden wordt er in dit onderzoek ook gekeken naar eventuele andere inspiratiebronnen voor Metzelaar, afgeleid van gebeurtenissen of stellingen in de literatuur en bronnen. Allereerst wordt de Maatschappij ter bevordering van de Bouwkunst als inspiratiebron voor Metzelaar aan het licht gesteld. Metzelaar was een actief lid van deze Maatschappij. Het archief van de Maatschappij bevat onder anderen een grote collectie tekeningen en prenten van Nederlandse en buitenlandse bouwkunst, evenals studieen ontwerptekeningen. Eveneens bevat het archief een grote verzameling nota’s en correspondenties betreffende de lopende zaken van de Maatschappij.7 Omdat het archief zeer omvangrijk is8, is er gekozen voor de bestudering van de studietekeningen. Vervolgens wordt het hoogtepunt binnen het oeuvre van een andere leerling van Gugel; Constantijn Muysken (1843-1922), bestudeerd op eventuele overeenkomsten met het gerechtsgebouw. Muysken wordt door Gugel, in zijn boek Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur, beschreven als een goed voorbeeld voor de nationale bouwkunst.9 Ten slotte volgt een korte analyse van het oeuvre van Metzelaar senior, aan de hand van het gerechtsgebouw in Tiel, en beschikbare bronnen in het archief van Metzelaar senior. Voor dit onderzoek is er gebruikt gemaakt van verschillende archieven. Bouwtekeningen en de geveltekening van het gerechtsgebouw in Rotterdam zijn opgevraagd in het gemeentearchief in Rotterdam.10 In het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam zijn de archieven van Metzelaar senior, Gugel en de Maatschappij ter bevordering van de bouwkunst geraadpleegd. Eveneens bevinden zich hier de juiste drukken van de boeken Architectonisch Vormleer en Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur. Het Nationaal Archief in Den Haag is voor dit onderzoek geraadpleegd voor informatie over het gerechtsgebouw in Rotterdam en correspondenties rondom de bouw. De website Tresor van de Technische Universiteit in Delft is gebruikt om alle tijdschriften van de Maatschappij ter bevordering van de bouwkunst te doorzoeken op bruikbare publicaties. 7
Archief MBBO, Nederlands Architectuur Instituut, Rotterdam. Het archief omvat vandaag de dag een omvang van 3,5 meter. Door meerdere branden en incidenten zijn grote delen van het archief verloren gegaan, waaronder een omvangrijke fotocollectie van de Maatschappij. http://searchassets.nai.nl/image/CIS//pdf/MBBO_inv.pdf 9 E. Gugel, Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur, Arnhem 1886, pp. 940-941. 10 Archief Gerechtsgebouw te Noordsingel 114-117, Gemeentearchief Rotterdam. 8
5
Hoofdstuk 1:
Metzelaar en het gerechtsgebouw te Rotterdam
In 1897 begon de bouw van het Gerechtsgebouw aan de Noordsingel in Rotterdam. Het ontwerp voor het gerechtsgebouw werd geleverd door Metzelaar junior, evenals het ontwerp voor het bijgelegen archiefgebouw.11 Achter het gerechtsgebouw ligt het huis van bewaring, een gevangeniscomplex naar het principe van een stergevangenis bestaande uit vier cellenvleugels en meerdere dienstgebouwen. Het gerechtsgebouw huisde de Rotterdamse rechtbank in de linkerzijde van het gebouw en in de rechterzijde drie kantongerechten. 12 Sinds 1996 is het gerechtsgebouw niet meer in gebruik als rechtbank.13 In enkele publicaties, waaronder de boeken van Ros Floor betreffende de Metzelaars, wordt een uitgebreide biografie van Metzelaar junior geschetst. Het is dus niet nodig dit hier te herhalen, maar voor dit onderzoek worden enkele feiten toch uitgelicht. In 1870 studeerde hij af aan de Polytechnische School in Delft als civiel- en bouwkundig ingenieur. Gelijk na zijn studie werd hij aangesteld als gemeentearchitect in Deventer. Enkele jaren later werd Metzelaar actief voor de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst. In 1886 volgde Metzelaar zijn vader op als ingenieur-architect voor de gevangenissen en rechtsgebouwen nadat hij enkele jaren als assistent had gewerkt.14 In de volgende twee paragrafen wordt het oeuvre van Metzelaar junior besproken en het gerechtsgebouw in Rotterdam als sleutelwerk hierbinnen.
1.1
Het oeuvre van Metzelaar
Het oeuvre van Metzelaar junior omvat een aanzienlijk aantal gebouwen ontworpen voor de rechtspraak: kantongerechten, gerechtsgebouwen en een paleis van justitie.15 De gerechtsgebouwen in Zutphen, Haarlem, Breda en in Den Haag worden in deze paragraaf kort geanalyseerd, als leidraad binnen zijn werk, lettend op architectonische overeenkomsten.16 Het gerechtsgebouw in Zutphen (1887) is een van de vroege werken van Metzelaar als ingenieur-architect voor de gevangenissen en rechtsgebouwen. Eveneens behoort het gerechtsgebouw in Haarlem (1888) tot deze vroege werken. Opvallend aan de gevel van het gerechtsgebouw in Zutphen is de klassieke uitstraling. Pilasters van de kolossale orde, de
11
Zie noot 1 (2012), p. 216. Zie noot 1 (2012), p. 217. 13 http://www.architectuurinrotterdam.nl/building.php?buildingid=250&lang=nl 14 R. Floor, J.F. Metzelaar en W.C. Metzelaar. Bouwmeesters voor Justitie, Rotterdam 2009, pp. 29-35. 15 Buiten zijn werken voor de rechtspraak kunnen meerdere huizen, villa’s, een postkantoor en een ziekenhuis ook tot zijn oeuvre gerekend worden. 16 De architectonische vergelijkingen worden gedaan door middel van een visueel vergelijkend onderzoek. Alleen de gevels van de bouwwerken zullen hierbij gebruikt worden. 12
6
bekroning van het middenrisaliet met een fronton, de hoofdingang omgeven door een arcadeboog en een natuurstenen boog met sluitsteen boven de vensters duiden op de klassieke stijl van het gebouw (bijlage 1). De bouwstijl van het gerechtsgebouw te Haarlem bevat elementen van de Hollandse bouwkunst uit de zestiende en zeventiende eeuw. De afwisseling tussen het gebruik van natuur- en baksteen en de in de gevel verwerkte bakstenen boogvensters duiden hierop (bijlage 1). Echter worden bepaalde architectonische elementen herhaald, zoals de speklagen op het basement van het gebouw en het gebruik van pilasters. De vormgeving van de lateien boven de vensters en de friezen in de gevels zijn in beide gebouwen gelijkend. De architectuur van het gerechtsgebouw in Breda (1893) neigt nog meer naar dezelfde Hollandse bouwkunst. Het gebruik van een trapgevel, de afwisseling tussen bak- en natuursteen en de kleine dakvensters zijn hier uitwerkingen van (bijlage 1). Echter zijn de vensters op de tweede bouwlaag omgeven door een arcadeboog, wat terug te vinden is in de Italiaanse bouwkunst. Het laatste gebouw in de reeks is het gerechtsgebouw in Den Haag (1908). Dit gebouw valt onder de latere gerechtelijke werken van Metzelaar. Opvallend aan het gebouw zijn de in het basement verwerkte ramen en de opzet van de traveeën. Elke travee bestaat uit twee losstaande vensters die elk bekroond worden door een boogvenster. De friezen tussen de boogvensters en de vensters zijn versierd met baksteen mozaïek. Het dak wordt bekroond met dakvensters en topgevels (bijlage 1). Deze elementen duiden erop dat dit bouwwerk gebouwd is naar de Hollandse bouwkunst uit de zestiende en zeventiende eeuw, zoals bij de gerechtsgebouwen uit Breda en Haarlem. Echter komt de gevelarchitectuur van dit gebouw neutraler over in haar bouwstijl. Floor beschrijft in zijn boek J.F. Metzelaar en W.C. Metzelaar. Bouwmeesters voor Justitie een verschuiving binnen de bouwstijl van Metzelaar: van zijn vroegere werk in een klassieke bouwstijl naar latere werken in neorenaissance stijl.17 In de bovengenoemde korte analyse van belangrijke gerechtelijke werken van Metzelaar is deze verschuiving terug te zien. Echter is de architectuur van deze gebouwen zeer sober en bevat het weinig versieringen of ornamenten. De gebouwen bevatten elementen die bij bepaalde bouwstijlen horen, zoals gebruik van baksteen, natuursteen en het gebruik van pilasters. Deze zijn op een dusdanig eenvoudige manier vormgegeven, richting het abstracte, dat de gebouwen moeilijk toe te schrijven zijn aan een specifieke bouwstijl.
17
Zie noot 14 (2009), p. 40.
7
1.2
Het gerechtsgebouw te Rotterdam
Het gerechtsgebouw in Rotterdam wordt gezien als een van de belangrijkste werken binnen het oeuvre van Metzelaar. Voor dit onderzoek volgt eerst een korte analyse van de gevel van het gerechtsgebouw (bijlage A). De gevel bestaat uit drie grote delen: het middenrisaliet met aan beide zijden een zijrisaliet. Het gerechtsgebouw is symmetrisch waardoor beide zijrisalieten gelijk zijn. Elk zijrisaliet bestaat uit twintig traveeën, waarvan de middelste drie een stuk uit de gevel steken. De gevel van elk zijrisaliet bestaat uit afwisselend een travee met vensters en een blinde travee, bestaande uit een stuk muur. Ter verduidelijken van het visueel vergelijkend onderzoek in het volgende hoofdstuk worden enkele opvallende elementen van de gevel uitgelicht. Elke travee bestaat uit twee vensters omgeven door pilasters. Het bovenste venster wordt bekroond met een ontlastingsboog van baksteen en bergsteen. Tussen de ontlastingsboog en het vensters bevindt zich een ijzeren balk.18 Op het dak bevinden zich meerdere dakvensters en het middenrisaliet en beide ingangen in de zijrisalieten worden bekroond met een fronton. De lijsten onder de vensters en de kroonlijsten zijn versierd met een baksteen mozaïek en trigliefen. Enkele elementen op de gevel van het gerechtsgebouw zijn gewijd aan Justitie en staan los van de bouwstijl van Metzelaar. Zo staan de beelden boven op de frontons in het middenrisaliet en beide zijrisalieten in het teken van Justitie. Evenals het timpaan in het fronton op het middenrisaliet, de friezen met ‘Arr. Rechtbank’ en ‘Kantongerecht’ op beide zijrisalieten en de versiering tussen de ontlastingsboog en de vensters hebben te maken met Justitie.19 Uit de analyse van dit gerechtsgebouw met de bovengenoemde gerechtelijke gebouwen blijken er weinig duidelijke overeenkomsten te zijn. De dakvensters van het gerechtsgebouw in Rotterdam en het gerechtsgebouw in Den Haag lijken op elkaar, maar tonen toch teveel verschillen om ze als gelijkend te bestempelen. De vormgeving van de vensters zijn in alle bovengenoemde gerechtsgebouwen verschillend. De gerechtsgebouwen in Zutphen en Rotterdam zijn de enige van de vijf bouwwerken waarin Metzelaar gebruik heeft gemaakt van frontons. Dit zijn enkele voorbeelden van de verschillen en overeenkomsten tussen de gerechtsgebouwen. Tevens is bij het naast elkaar leggen van afbeeldingen van de gerechtsgebouwen al gelijk te zien dat ze alle vijf verschillend zijn (bijlage 1 en bijlage A). De architectuur van de gerechtsgebouwen van Metzelaar is vrij sober en bescheiden van karakter. De gebouwen zijn niet uitbundig versierd en hebben ook geen grote 18
Vermoedelijk is de ijzeren balk geplaatst vanwege de constructie van het gebouw. Omdat Metzelaar geen bouwtechnisch rapport of andere documenten over de bouw van het gerechtsgebouw heeft gemaakt, voor zover bekend, is dit niet met zekerheid te zeggen, maar zeer aannemelijk. 19 Zie noot 1 (2012), p. 219.
8
architectonische kenmerken die deze gerechtsgebouwen onderscheid van andere bouwwerken in Nederland. Ondanks de verschillende gevelarchitectuur van de bouwwerken, zorgt het sobere en bescheiden karakter van deze gebouwen voor de bindende factor.
1.3
Publicaties van Metzelaar
Metzelaar heeft zeer weinig gepubliceerd over het ontwerp- en bouwproces van het gerechtsgebouw in Rotterdam in vakbladen. In de tijdschriften als het Bouwkundig Weekblad, Architectura, De Opmerker zijn geen artikelen te vinden over het gerechtsgebouw in Rotterdam.20 Tevens blijkt dat Metzelaar überhaupt weinig gepubliceerd heeft, slechts een gering aantal artikelen. Op 18 mei 1878 heeft Metzelaar in het tijdschrift De Opmerker een artikel geschreven over de kwaliteit van het Ambachtelijke onderwijs en de verbetering ervan. Hij bekritiseert dat de aandacht binnen het ambachtelijk onderwijs niet meer ligt op de hoofdregel van de bouwkunst, namelijk dat versiering van een bouwwerk redengevend moet zijn en ter verduidelijking van de constructie.21 Hij noemt dit als reactie op plaatwerk gebruikt in het ambachtelijk onderwijs. Het is echter niet te achterhalen om welk plaatwerk dit gaat. Tijdens de bouwperiode van het gerechtsgebouw heeft Metzelaar meerdere correspondenties verstuurd naar het bureau van de minister van Justitie betreffende de bouw.22 Deze brieven gaan over financiële zaken rondom de bouw en geven niets aan over zijn keuze voor de bouwstijl en bepaalde elementen in zijn ontwerp. Het enige waar hij het over heeft betreffende het ontwerp en de uitvoering van het gerechtsgebouw is dat hij de voorkeur heeft voor het gebruik van verblendsteen, in plaats van baksteen.23 Eveneens geeft Metzelaar aan dat hij het maken van de beeldhouwwerken uitbesteed heeft aan een bedrijf.24 In 1893 heeft Metzelaar een boek samengesteld genaamd Atlas voor timmerlieden en smeden, waarin hij 85 verschillende platen heeft verwerkt betreffende de technische aspecten voor timmerlieden en smeden in de bouw, waaronder verscheidene verstektekeningen en tekeningen van materialen.25 Echter is dit boek zeer technisch en heeft het weinig te maken met bouwstijlen. Ergo, Metzelaar heeft niets geschreven over zijn inspiratiebronnen. Het enige wat Metzelaar benoemd wat aangeeft hoe zijn denkbeeld is over architectuur is het feit dat hij aangeeft dat de versiering van een bouwwerk redengevend moet zijn. Dit is terug te zien in het 20
Voor dit onderzoek is dit uitgezocht door alle benoemde tijdschriften via Tresor van de TU Delft van de jaren 1890 – 1900 te doorzoeken op artikelen met als trefwoord ‘Metzelaar’ en ‘Gerechtsgebouw’. Hier bleek echter niets uit te komen. 21 W.C. Metzelaar, ‘Bouwkundig Onderwijs’, 13 De Opmerker 20 (1878), p.2. 22 Archief Justitie / Gebouwen, Inventarisnummer 2.09.35.05 – 159, Nationaal Archief Den Haag. 23 Zie noot 22. 24 Zie noot 22. 25 W.C. Metzelaar, Atlas voor Timmerlieden en Smeden, Den Haag 1893.
9
gerechtsgebouw in Rotterdam, omdat hij slechts heeft gewerkt met versieringen in het teken gesteld van Justitie.
10
Hoofdstuk 2:
Metzelaar en Gugel
Metzelaar was één van de leerlingen van professor Gugel op de Polytechnische School in Delft. In de laatste twee jaar van zijn opleiding kreeg hij les van de professor. In dit hoofdstuk worden de werken van Gugel geanalyseerd als inspiratiebron voor Metzelaar.
2.1
Het Architectonische Vormleer boek van Eugen Gugel
In 1880 publiceerde Gugel het eerste deel van zijn vierdelige boek Architectonische Vormleer. Als docent aan de Polytechnische School in Delft zag Gugel het belang in van een boek waarin alle architectuurhistorisch relevante tekeningen, prenten en modellen gebundeld waren. In 1888 werd het laatste deel uitgebracht en was de serie compleet. Voor het vergelijkend onderzoek moet er een kanttekening geplaatst worden bij het gerechtsgebouw in Rotterdam. Verschillende architectonische elementen op de gevel zijn gebonden aan het feit dat het een Justitieel gebouw is, deze komen dan ook niet voor in het Architectonische Vormleer boek van Gugel.26 Voor de visuele vergelijking is er meer gekeken naar de combinatie van verschillende architectonische elementen in de gevel, dan alle elementen an sich. De combinatie van de vensters met de vensterboog en de ombouw van de vensters wordt in dit onderzoek gezien als een geheel. De dakvensters worden eveneens als een onderdeel beschouwd. Toch worden bepaalde elementen los van de rest van het gebouw beschouwd, zoals de vormen van de pilasters, de baksteen mozaïeken en de vorm van de toegangspoort in het middenrisaliet. In het visueel vergelijkende onderzoek zijn slechts enkele globale overeenkomsten gebleken tussen het Architectonisch Vormleerboek en de gevel van het gerechtsgebouw: Opvallend in de gevel van het gebouw is de herhaling van het gebruik van trigliefen. Deze worden toepast als onderbreking van de friezen op de eerste en tweede bouwlaag. Eveneens wordt deze gebruikt in het hoofdgestel van alle pilasters. Trigliefen komen herhaaldelijk voor in het Architectonische Vormleer boek van Gugel, op allerlei verschillende manieren. Het is echter onduidelijk of Metzelaar de inspiratie voor dit architectonische element overgenomen heeft van zijn professor. Het element is algemeen geaccepteerd binnen de architectuur wat het waarschijnlijker maakt dat Metzelaar er al bekend mee was. Gugel heeft in het eerste deel van zijn boek Architectonische Vormleer meerdere platen gewijd aan vensters in baksteenbouw. Op deze twee platen27 (bijlage 2.1 – 2.4) zijn veel overeenkomende elementen te vinden met de vensterpartijen in de gevel van het 26 27
Zie noot 1 (2012), p. 219. Dit zijn plaat nummer 35 en 36 van het eerste deel van zijn boek.
11
gerechtsgebouw. Zo is er een afbeelding waarop een venster is afgebeeld wat drie ramen breed is en opgebouwd uit een lang raam waarboven zich een smaller raam bevindt (bijlage 2.2, nr. 11). Deze lijkt qua opbouw op de vensters in de gevel van het gerechtsgebouw, alleen ontbreekt er nog een bovenste smalle rij met kleine glas-in-loodramen. Enkele platen verder worden verschillende vensterbogen getoond, waaronder ook vensterbogen in de volgens Gugel Hollandse Renaissance stijl (bijlage 3.1). Ondanks het feit dat er bij enkele afgebeelde vensterbogen een combinatie wordt gemaakt tussen baksteen en natuursteen komen geen van deze vensterbogen overeen met de vensterbogen in de gevel van het gerechtsgebouw (bijlage 3.2). Bij de vergelijking van de dakvensters van het gerechtsgebouw met dakvensters in het eerste deel van Gugel’s boek blijken tevens geen overeenkomsten. Ditzelfde geldt voor het baksteen mozaïek in de gevel van het gerechtsgebouw. Plaat 58 in het Architectonische Vormleer boek bevatten gelijkende mozaïeken te vinden, maar geen enkele in hetzelfde patroon als die in het bouwwerk van Metzelaar (bijlage 4).28 Al met al zijn er te weinig overeenkomsten tussen de architectonische elementen uit de gevel van het gerechtsgebouw te Rotterdam en het Architectonisch Vormleer boek van Gugel om te spreken over het boek als een inspiratiebron voor Metzelaar. Tevens is het boek eerder een groot platenboek waar voorbeelden van verschillende kunststijlen afgebeeld worden op een zeer expliciete manier. De prenten zijn op een secure manier weergegeven en bevatten veel verschillende elementen. Dit maakt het vergelijken een makkelijkere zaak, alleen is de kans op een overeenkomst kleiner. Opvallend is ook dat zeer veel voorbeelden op de platen in het eerste en tweede boek Italiaans georiënteerd lijken. Het wordt daardoor zeer aannemelijk dat Gugel het boek puur ter ondersteuning van zijn architectuurhistorisch onderwijs heeft gebruikt, in plaats van het overbrengen van zijn voorkeur voor bepaalde bouwstijlen. Dit wordt in zekere mate bevestigd door Dirk Baalman die aangeeft dat Gugel zeer liberaal was in de selectie van de prenten.29 Het is de vraag of dit boek wel bekend was bij Metzelaar. Ten tijden van de publicatie van het boek was Metzelaar al een geruim aantal jaren afgestudeerd en werkzaam buiten Delft. Desalniettemin was Metzelaar, evenals Gugel, actief in de Maatschappij ter bevordering van de Bouwkunst. In de tijdschriften van de Maatschappij werd reclame gemaakt voor het Architectonisch Vormleer boek van Gugel.30 Hierdoor is vrijwel 28
In Bijlage 3 worden de baksteen mozaïeken van het gerechtsgebouw naast de mozaieken uit het boek van Gugel gelegd. 29 D. Baalman, ‘Nederlands eerste bouwkunde hoogleraar: Eugen Gugel’, 7 De Sluitsteen 2/3 (1991), p. 56. 30 In de tijdschriften Bouwkundig Tijdschrift, -Weekblad en – Bijdragen komt dit meerdere malen voor in de edities uit in de jaren 1886 en 1887.
12
onvermijdelijk dat Metzelaar niet wist van het bestaan van het boek van Gugel. Doordat Metzelaar geen uitspraken over dit boek heeft gedaan of het genoemd heeft in publicaties is dit niet te onderbouwen. Ergo, het Architectonische Vormleer boek lijkt een onwaarschijnlijke inspiratiebron voor Metzelaar.
2.2
Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur
In 1869 publiceerde Gugel zijn eerste boek Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur. In dit boek bundelde hij al zijn kennis tot een architectuurgeschiedenisboek voor de Polytechnische School in Delft.31 Voor dit onderzoek is de tweede druk uit 1886 van het boek gebruikt. Pas na enkele jaren te onderwijzen aan de Polytechnische School in Delft, na de eerste druk van zijn boek, ontwikkelde hij diepe interesse voor de Hollandse bouwkunst. Rond 1880 verschoof zijn voorkeur namelijk van de Duits georiënteerde neorenaissance naar een vrijere interpretatie van de Renaissance van de Hollandse architecten uit de zestiende en zeventiende eeuw.32 Om deze redenen heeft hij aan de tweede druk een hoofdstuk toegevoegd over de Hollandse bouwkunst in de negentiende eeuw. Dit hoofdstuk, alsmede het hoofdstuk over de Hollandse bouwkunst uit de zestiende en zeventiende eeuw, komt hieronder aan bod. Gugel beschrijft in het hoofdstuk over de Hollandse Renaissance eerst de kenmerken van de Hollandse bouwkunst uit de zestiende en zeventiende eeuw. Hij noemt de volgende architectonische elementen als kenmerken: een bakstenen, soms met bergsteen afgewisselde ontlastingsbogen, sluitstenen van bergsteen, de afwisseling van verschillende kleuren baksteen in de gevel, friezen gevuld met vlechtwerk of mozaïek van baksteen en bergsteen en gemetselde pilasters ter ondersteuning van de ontlastingsboog.33 Al deze architectonische elementen komen voor in de gevel van het gerechtsgebouw in Rotterdam. Gekeken naar de voorbeelden die Gugel noemt in dit hoofdstuk zijn er echter weinig overeenkomsten met het gerechtsgebouw te vinden. Neem bijvoorbeeld de Vleeshal in Haarlem (bijlage 5), Gugel zegt hierover: ‘Als de fraaiste schepping en de meest typische uiting van den nationalen bouwtrant dezer tijd is zonder twijfel de Vleeschhal te Haarlem te beschouwen’.34 Beiden gebouwen bevatten dezelfde architectonische elementen, op de trapgevel na, alleen is de gevel van de Vleeshal veel rijker gedecoreerd en wordt het gebruik van baksteen en bergsteen meer afgewisseld. Bij de visuele vergelijking van de gevels van beide gebouwen tonen beide 31
Zie noot 29 (1991), p. 56. Zie noot 29 (1991), p. 57. 33 E. Gugel, Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der Architectuur, Arnhem 1886, pp. 796-802. 34 Zie noot 33 (1886), p. 807. 32
13
bouwwerken zeer verschillend (bijlage 5 en bijlage A). Volgens Gugel zouden ze behoren tot dezelfde bouwstijl35, maar dit is visueel gezien niet het geval. Een gebouw waarvan de gevel bescheiden en sober van opzet is, is het stadhuis in Naarden (bijlage 6).36 Deze gevel is gelijkender met de gevel van het gerechtsgebouw dan de Vleeshal, maar ook hier is een van de grootste verschillen de trapgevel. Aangezien dit volgens Gugel één van dé elementen is die de Hollandse bouwkunst kenmerkt, kan er van het gerechtsgebouw te Rotterdam niet gesproken worden als neorenaissance. Opvallend aan het toegevoegde hoofdstuk in de editie uit 1886 over de Hollandse bouwkunst eind negentiende eeuw is dat het een overzicht is van destijds algemeen bekende en belangrijke Nederlandse bouwwerken. In tegenstelling tot de andere hoofdstukken, zoals die over de Renaissance, wordt er geen aandacht besteedt aan detaillering en kenmerken van de bouwkunst destijds. De voorkeur voor bepaalde architecten of bepaalde gebouwen wordt niet direct geuit. Indirect doet Gugel dit wel. Het werk van enkele architecten, zoals zijn leerling Muysken, worden uitgebreider besproken dan andere architecten. Gugel spreekt over het kasteel Oud-Wassenaar als de eerste zegen binnen het oeuvre van zijn leerling.37 Het is daarom zeer aannemelijk dat Gugel de bouwwerken van deze architecten belangrijker achtte dan anderen binnen de nationale bouwkunst. Omdat dit gebouw gebouwd werd voordat Metzelaar grote bouwopdrachten kreeg zou dit een mogelijke inspiratiebron geweest kunnen zijn. De vraag is echter of Metzelaar op de hoogte was van de opvattingen van Gugel over de Hollandse bouwkunst. Gugel maakte namelijk pas later kennis met deze nationale bouwkunst en zijn opvattingen veranderde ook pas in een later stadium. Metzelaar was toen al een langere periode afgestudeerd. Desalniettemin is het onvermijdelijk dat Metzelaar op de hoogte was, beiden waren tenslotte rond dezelfde tijd actief in de Maatschappij voor de bevordering van de bouwkunst.38
35
Na aanleiding van volgens Gugel de architectonische elementen van de Hollandse bouwstijl uit de zestiende en zeventiende eeuw. 36 Zie noot 33 (1886), p. 808. 37 Zie noot 33 (1886), pp. 940-941. 38 Zie noot 1 (2012), p. 152. In het tijdschrift Bouwkundig Weekblad wordt de medewerking van Gugel en Metzelaar in hetzelfde nummer genoemd.
14
2.3
De werken van Gugel
Eugen Gugel was naast zijn rol als leermeester op de Polytechnische School in Delft ook architect. Zijn oeuvre is niet zo omvangrijk als van Metzelaar junior, maar telt wel enkele toonaangevende bouwwerken in Nederland. Een van de belangrijkste werken in het oeuvre van Gugel is het academiegebouw te Utrecht (bijlage 7).39 Dit zou een eventuele inspiratiebron voor Metzelaar geweest kunnen zijn. Echter blijkt de visuele vergelijking van beide gebouwen onvruchtbaar. De architectonische elementen in het academiegebouw tonen aan Italiaans georiënteerd te zijn. De dakvensters en de opbouw van de traveeën blijken eveneens geheel anders van opzet en bouwstijl. De afwisseling van baksteen en bergsteen is in de gevel van het academiegebouw nadrukkelijker aanwezig en de gevel is uitgebreider versierd met ornamenten en detailleringen, in tegenstelling tot het gerechtsgebouw in Rotterdam. In het archief van Gugel bevinden zich enkele schetsboeken en manuscripten van de professor.40 Deze schetsboeken dateren uit de jaren dat hij les kreeg aan de Koninklijke Academie voor de Beeldende Kunst in München, tussen 1856 en 1858.41 In deze schetsboeken zijn meerdere tekeningen te zien van plattegronden en gevelopstanden van villa’s. Er zijn ook vele schetsen van gedetailleerde versieringen en ornamenten te zien. De geschetste afbeeldingen staan in een lijn met het Architectonische Vormleer boek, vooral in de detailleringen. Ergo, er is hier ook geen sprake van opvallende overeenkomsten die erop duiden dat dit een inspiratiebron is geweest voor Metzelaar.
Gugel en Metzelaar Rond, of net na, het afstuderen van Metzelaar aan de Polytechnische School in Delft hebben Metzelaar en Gugel samen het ontwerp gemaakt voor het Hoofdpostkantoor op Blaak in Rotterdam (bijlage 8).42 Bij de vergelijking van de gevel van het postkantoor en het gerechtsgebouw is er voornamelijk gekeken naar de vormgeving van de vensters en de ornamenten op de gevel. In het ontwerp voor het hoofdpostkantoor is gebruik gemaakt van verschillende soorten vensters, waarvan de vensters op de tweede bouwlaag het meest overeenkomen met de vensters op de tweede bouwlaag van het gerechtsgebouw. Beide type vensters hebben een ontlastingsboog waarin een sluitsteen is verwerkt. Echter zijn ze toch 39
Zie noot 2 (1994), p. 74. De manuscripten zijn voor dit onderzoek buiten beschouwing gelaten, omdat het een handgeschreven herziene versie is van de eerste editie van het boek Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur. Archief E. Gugel, GUGE, Nederlands Architectuur Instituut Rotterdam 41 https://www.nai.nl/collectie/bekijk_de_collectie/item/_rp_kolom2-1_elementId/1_40533 42 Archief Hoofdpostkantoor; Overige Telegrafie, Gemeentearchief Rotterdam. 40
15
zeer verschillend. De vensters in het hoofdpostkantoor zijn kleiner en eenvoudiger van indeling. Een ander groot verschil is het feit dat er in de gevel van het postkantoor geen gebruik is gemaakt van pilasters. Dit zou mede kunnen zijn omdat Gugel destijds nog niet zo geïnteresseerd was in de Hollandse bouwkunst uit de zestiende en zeventiende eeuw. Een opvallend ornament in de gevel van het postkantoor is een stuk fries, waar een cirkel aan beide zijden omgeven wordt door twee stroken, uitgevoerd in bergsteen. Dit element komt voor in de gevels van het gerechtsgebouw in Zutphen en Haarlem. Het komt tevens ook voor in het interieur van het gerechtsgebouw (bijlage 9). Echter is het onduidelijk of dit architectonische element van Gugel op Metzelaar overgebracht is. Het is niet terug te vinden in de tekeningen in Gugel’s schetsboeken en tevens ook niet in zijn Architectonische Vormleer boek. Desondanks doet het element zeer Italiaans aan waardoor het logischer is dat het een algemeen geaccepteerd en gebruikt architectonisch element is.
16
Hoofdstuk 3:
Andere invloeden
In hoofdstuk twee is gebleken dat niet hard gemaakt kan worden dat de werken van Professor Gugel aan de Polytechnische School te Delft heeft gediend als inspiratiebron voor het ontwerp van het gerechtsgebouw in Rotterdam van Metzelaar. In dit hoofdstuk zal gekeken worden naar andere mogelijke bronnen die ter inspiratie gediend konden hebben.
3.1
De Maatschappij ter bevordering van de bouwkunst
Metzelaar was enkele jaren actief bij de Maatschappij ter bevordering van de bouwkunst. Het Bouwkundig Tijdschrift uit 1892, onderdeel van de Bouwkundige Bijdragen, is geheel gewijd aan de Maatschappij van 1842 tot 1892. In een lijst van winnaars van de prijsvragen staat Metzelaar meerdere keren genoemd, hij was dus actief bij de prijsvragen van de Maatschappij.43 Eveneens wordt Metzelaar veel genoemd in de tijdschriften van de Maatschappij als lid van de Maatschappij, zoals in het Bouwkundig Tijdschrift, - Bijdragen en – Weekblad. Er mag dus aangenomen worden dat Metzelaar op de hoogte moet zijn geweest van de ontwikkelingen in de Maatschappij en tevens ook van alle prenten en tekeningen gemaakt door leden van de Maatschappij. De studietekeningen in het archief van de Maatschappij zijn bestudeerd op elementen die specifiek voorkomen bij het gerechtsgebouw te Rotterdam, benoemd in paragraaf 1.2.44 Tijdens het doorzoeken van dit archief bleken er echter weinig overeenkomende tekeningen met het gerechtsgebouw in Rotterdam te zijn. De (studie-) tekeningen bestaan grotendeels uit tekeningen van oud Hollandse woningen. Echter tonen deze geen overeenkomsten met het gerechtsgebouw van Metzelaar in Rotterdam. Zo is er een tekening van het Doelenhuis in Gorinchem in de Hollandse bouwstijl.45 De gevels van het gebouw zijn bekleed met baksteen en aan de achtergevel bevindt zich boven elk venster een segmentboog van baksteen, afgewisseld met natuursteen (bijlage 10). Deze elementen komen ook terug in het gerechtsgebouw te Rotterdam. Echter is de sluitsteen in de segmentboog in het gerechtsgebouw aan beide kanten omgeven door een extra stuk natuursteen, wat zich in het ontwerp voor het woonhuis ontbreekt. Eveneens lijkt de opzet van het dakvenster zeer gelijkend te zijn aan de dakvensters van het gerechtsgebouw, echter mist er boven op het
43
C.T.J. Louis Rieber, ‘De maatschappij ter bevordering der bouwkunst’, Bouwkundig Tijdschrift, 1892, pp. 66 – 72. 44 Archief Maatschappij ter bevordering van de bouwkunst, MBBO B102-B207, Nederlands Architectuur Instituut Rotterdam 45 Archief Maatschappij ter bevordering van de bouwkunst, MBBO B47, Nederlands Architectuur Instituut Rotterdam
17
dakvenster een fronton. Op de tekening van de voorgevel bevindt zich een ander overeenkomstig architectonisch element. Het eerder besproken architectonische element waarbij een cirkel aan beide zijden omgeven wordt door twee stroken (bijlage 9), is eveneens toegepast in het ontwerp voor het doelengebouw. Aangezien het gebouw stamt uit 1861 is het een mogelijkheid dat Metzelaar bekend is met het ontwerp van het Doelengebouw. Maar zoals eerder al aangegeven, heeft Metzelaar niets over zijn inspiratiebronnen geschreven, waardoor dit niet met zekerheid te zeggen is. Echter zijn er enkele elementen die opvallend in overeenstemming zijn met het gerechtsgebouw.
3.2
Muysken, leerling van Gugel
Een van de hoogtepunten in het oeuvre van Muysken is het kasteel ‘Oud-Wassenaar’ (bijlage 11) in Wassenaar. Dit bouwwerk van Muysken staat bekend als een van de beste voorbeelden van een gebouw uit de negentiende eeuw gebouwd in de heruitgevonden Hollandse bouwstijl uit de zestiende en zeventiende eeuw. Aangezien Muysken en Metzelaar volgens de literatuur in dezelfde bouwstijl bouwden en deze verspreidden, wordt dit hoogtepunt in het oeuvre van Muysken vergeleken met het gerechtsgebouw te Rotterdam van Metzelaar. Het gebouw is ontworpen in de eerste jaren na het afstuderen van Metzelaar aan de Polytechnische School in Delft. Eveneens was Muysken een actief lid van de Maatschappij ter bevordering van de Bouwkunst en zelfs enkele jaren voorzitter. Het is dus zeer aannemelijk dat Metzelaar op de hoogte moet zijn geweest van de werken van Muysken. De bouwstijl van het kasteel is zeer gericht op de Hollandse bouwstijl uit de zestiende en zeventiende eeuw, wat duidelijk zichtbaar is in de architectuur. Het gebruik van een trapgevel, de afwisseling tussen baksteen en bergsteen in de vorm van speklagen en pilasters opgetrokken uit bergsteen duiden hierop. Dit zijn elementen die niet voorkomen in de gevel van het gerechtsgebouw te Rotterdam. Eveneens is de ombouw van vensters in het kasteel niet te vergelijken met de vensterombouw in het gerechtsgebouw. Het is onbekend hoe Metzelaar tegenover de bouwwerken van Muysken stond. Zowel Metzelaar als Musyken heeft niets over de bouwwerken van de ander geschreven in de tijdschriften van de Maatschappij. Dit gegeven, evenals het ontbreken van overeenkomsten tussen beiden gebouwen, laat blijken dat Metzelaar de bouwwerken van Muysken hoogstwaarschijnlijk niet als inspiratiebron heeft gezien.
18
3.3
Metzelaar senior
Voordat Metzelaar junior als ingenieur-architect voor de gevangenissen en de rechtsgebouwen in dienst trad, had zijn vader, Johan Frederik Metzelaar (1818-1897), deze functie. Als ingenieur-architect bouwde Metzelaar senior meerdere gevangenissen, kantongerechten en een gerechtsgebouw. Tevens wordt dit gerechtsgebouw, gelegen te Tiel, gezien als het hoogtepunt binnen zijn oeuvre (bijlage 12).46 Bij het naast elkaar leggen van het gerechtsgebouw te Tiel van Metzelaar senior en het gerechtsgebouw te Rotterdam van Metzelaar junior, vallen gelijk de verschillende bouwstijlen op. Het gerechtsgebouw in Tiel is volgens Floor meer klassiek georiënteerd van opzet met wat elementen uit andere bouwstijlen.47 Dit geeft al aan kunnen geven dat dit gebouw in een andere bouwstijl is gebouwd dan het gerechtsgebouw in Rotterdam. Het visueel vergelijkende onderzoek bevestigt dit. Metzelaar senior maakt gebruik van rondboogvensters en arcadebogen bij de hoofdingang van het gerechtsgebouw in Tiel. Eveneens gebruik Metzelaar senior ook enkele elementen van de Hollandse bouwkunst, zoals de speklagen, de afwisseling tussen baksteen en bergsteen en de bergstenen pilasters. Deze elementen heeft Metzelaar junior niet gebruikt in zijn gerechtsgebouw. De enige overeenkomende elementen is het fronton, alleen bekroond Metzelaar junior deze niet met sierkammen, en worden de daken van beide gerechtsgebouw bekroond met een ijzeren smeedwerk. Buiten deze elementen zijn er geen overeenkomsten tussen beide gebouwen te vinden. Het archief van Metzelaar senior bevat enkele tekeningen naar zijn hand, waaronder de geveltekening van het Rotterdams Leeskabinet uit 1863 (bijlage 13).48 Het ontwerp van dit gebouw is zeer gelijkend met het gerechtsgebouw in Tiel, namelijk het gebruik van arcadebogen, een fronton met sierkammen en de afwisseling tussen berg- en baksteen. Deze elementen komen niet voor in het ontwerp van het gerechtsgebouw in Rotterdam. Echter is er wel een opvallende overeenkomst: in de doorsnede tekening van het gebouw is het eerder genoemde architectonische element te vinden waarbij een cirkel omsloten wordt door twee gelijke stroken (bijlage 14). Dit element komt voor in meerdere gebouwen van Metzelaar en tevens ook in het gerechtsgebouw in Rotterdam. Het is echter een te algemeen architectonisch element om te zeggen dat Metzelaar dit overgenomen heeft van zijn vader. Het is dus zeer aannemelijk dat Metzelaar junior de bouwstijl van zijn vader niet heeft beschouwd als een inspiratiebron voor het ontwerp van het gerechtsgebouw in Rotterdam.
46
Zie noot 1 (2012), pp. 148 en 149. Zie noot 14 (2009), p. 79. 48 Archief J.F. Metzelaar, METZ t1-t7, Nederlands Architectuur Instituut Rotterdam. 47
19
Conclusie De bouwstijl van Metzelaar wordt in de literatuur toegeschreven aan de neorenaissance, de bouwstijl waar Gugel, zijn leermeester, de voorvechter van was. In dit onderzoek is gebleken dat er niet zomaar aangenomen mag worden dat Gugel de inspiratiebron voor Metzelaar was. Door middel van visueel vergelijkend onderzoek met verschillende bronnen is naar voren gekomen dat daadwerkelijke overeenkomsten tussen de bouwstijl van Metzelaar en andere architecten en bronnen zeer gering zijn. Als eerste stap van het onderzoek is het gerechtsgebouw vergeleken met de verschillende werken van Gugel: het Architectonisch Vormleer boek, het boek Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur, zijn schetsboeken en twee bouwwerken van zijn hand. De vergelijking met al deze bronnen bleek vrijwel geheel onvruchtbaar. Na deze constateringen was het belangrijk het onderzoek uit te breiden. Om deze reden is er gekozen voor het bestuderen van bronnen die gelinkt kunnen worden aan Metzelaar als architect: de Maatschappij ter bevordering van de bouwkunst, architect Muysken en de werken van zijn vader, Metzelaar senior. Echter bleken deze bronnen ook geen duidelijke overeenkomsten te tonen met het gerechtsgebouw te Rotterdam. Het bovenstaande laat duidelijk zien dat de aanname die in de literatuur wordt gemaakt door onder andere Ros Floor, dat de bouwstijl van Metzelaar beïnvloed is door Gugel, niet legitiem blijkt te zijn. Aan de hand van de uitkomst van dit onderzoek kunnen er vraagtekens geplaatst worden bij hoe Floor aan de stelling is gekomen. Dit euvel is een meer voorkomend probleem binnen de architectuurgeschiedenis en in de architectuurhistorische literatuur. Bepaalde stellingen binnen dit vakgebied worden vaak lukraak voor waar aangenomen of slecht onderbouwd. Dit is een goed moment om erbij stil te staan dat in volgende nationale architectuur onderzoeken niet dezelfde ‘fouten’ gemaakt mogen en kunnen worden. In dit onderzoek is een overzichtelijke onderzoeksmethode gebruikt, waarbij stap voor stap een stelling getoetst kan worden. Door steeds opnieuw te kijken naar de beschikbare feiten en deze te combineren kunnen de meest logische veronderstellingen gedaan worden en kunnen slecht onderbouwde aannamen vermeden worden. In dit onderzoek wordt niet gesuggereerd dat deze methode de beste is, maar het is een goed begin om een juist onderbouwd onderzoek te starten. De werkwijze van dit onderzoek zou een goede leidraad kunnen vormen voor volgende architectuurhistorische onderzoeken.
20
Een eventueel vervolgonderzoek zou in kunnen gaan op de Justitiële bouw in andere Europese landen, zoals Duitsland en Frankrijk. In dit onderzoek is het duidelijk geworden dat de bouwstijl van Metzelaar, met name voor het gerechtsgebouw in Rotterdam, niet toegeschreven kan worden aan de neorenaissance. De architectuur van het gebouw is op een abstracte wijze vormgegeven waardoor de uitgesproken elementen uit de Hollandse bouwstijl weinig terug te vinden zijn. Door te kijken naar bijvoorbeeld de Franse en Duitse Justitiële bouw in de achttiende en negentiende eeuw kan er meer inzicht verworven worden in de overname van elementen voor de gerechtelijke bouw uit deze landen in Nederland.
21
Bron- en Literatuurlijst Primaire Literatuur
E. Gugel, Architectonisch Vormleer deel 1, Den Haag 1880.
E. Gugel, Architectonisch Vormleer deel 2, Den Haag 1882.
E. Gugel, Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur, Arnhem 1886.
W.C. Metzelaar, Atlas voor Timmerlieden en Smeden, Den Haag 1893. W.C. Metzelaar, ‘Bouwkundig Onderwijs’, 13 De Opmerker 20 (1878), p.2.
Secundaire Literatuur D. Baalman, ‘Nederlands eerste bouwkunde hoogleraar: Eugen Gugel’, 7 De Sluitsteen 2/3 (1991), pp. 43-66.
R.K.M. Blijdenstijn en R. Stenvert, Bouwstijlen in Nederland (1040-1940), Utrecht / Antwerpen 1994.
R. Floor, Architectuur van het Recht. Nederlandse Justitiegebouwen 1870-1914, Zutphen 2012.
R.L. Floor, J.F. Metzelaar en W.C. Metzelaar. Bouwmeesters voor Justitie, Rotterdam 2009. C.T.J. Louis Rieber, ‘De maatschappij ter bevordering der bouwkunst’, Bouwkundig Tijdschrift, 1892, pp. 66 – 72.
Tijdschriften Bouwkundig Tijdschrift 1881 – 1900 Bouwkundig Weekblad 1890 – 1900 Bouwkundige Bijdragen 1875 – 1881
22
Geraadpleegde Archieven Nationaal Archief in Den Haag Justitie / Gebouwen, Inventarisnummer 2.09.35.05 – 159.
Nederlands Architectuur Instituut Archief E. Gugel, GUGE.
Nederlands Architectuur Instituut Archief J.F. Metzelaar, METZ.
Nederlands Architectuur Instituut Archief Maatschappij ter bevordering van de bouwkunst, MBBO.
Rotterdams Gemeente Archief Archief Gerechtsgebouw; Noordsingel 114-117.
Rotterdams Gemeente Archief Archief Hoofdpostkantoor; overige Telegrafie.
23
Bijlagen Bijlage 1: Gerechtsgebouwen in Zutphen, Haarlem, Breda en Den Haag (van boven naar beneden). Bron: R. Floor, Architectuur van het Recht. Nederlandse Justitiegebouwen 1870-1914, Zutphen 2012.
24
25
Bijlage 2.1: Dakvensters op plaat 35, bovenste helft van de pagina. Bron: Architectonische Vormleer 1880.
Bijlage 2.2: Dakvensters op plaat 35, onderste helft van de pagina. Bron: Architectonische Vormleer 1880.
26
Bijlage 2.3: Dakvensters op plaat 36, bovenste helft van de pagina. Bron: Architectonische Vormleer 1880.
Bijlage 2.4: Dakvensters op plaat 36, onderste helft van de pagina. Bron: Architectonische Vormleer 1880.
27
Bijlage 3.1: Vensterbogen in Hollandse Renaissancestijl op plaat 38. Bron: Architectonische Vormleer 1880.
Bijlage 3.2: Vensterbogen in het gerechtsgebouw in Rotterdam. Foto: Maaike Kleinendorst (Nov 2013).
28
Bijlage 4: Baksteen mozaïek op plaat 58. Bron: Architectonische Vormleer 1880.
Bijlage 5: Tekening van de Vleeshal in Haarlem. Bron: Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur 1886, p. 807.
29
Bijlage 6: Stadhuis in Naarden. Bron: Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der architectuur 1886, p. 808.
Bijlage 7: Academiegebouw in Utrecht. Bron: http://static.zoom.nl/ CD6B87D2DA7909 73239A39B6207E2 F67academiegebouwutrecht.jpg
30
Bijlage 8: Geveltekening Hoofdpostkantoor, Blaak Rotterdam. Bron: Archief overige Telegrafie, Rotterdams Gemeentearchief.
31
Bijlage 9: Interieurdetails van het gerechtsgebouw te Rotterdam. Foto’s: Maaike Kleinendorst (Nov 2013)
32
Bijlage 10: Doelenhuis in Gorinchem (vooren achterzijde). Bron: Archief Maatschappij voor bevordering van de bouwkunst, MBBO, Nederlands Architectuur Instituut.
33
Bijlage 11: Kasteel OudWassenaar in Wassenaar. Bron: R.K.M. Blijdenstijn en R. Stenvert, Bouwstijlen in Nederland (10401940), Utrecht / Antwerpen 1994.
Bijlage 12: Gerechtsgebouw in Tiel. Bron: R.L. Floor, J.F. Metzelaar en W.C. Metzelaar. Bouwmeesters voor Justitie, Rotterdam 2009.
34
Bijlage 13: Rotterdams Leeskabinet. Bron: Archief J.F. Metzelaar. METZ, Nederlands Architectuur Instituut.
Bijlage 14: Interieurdetail van het Rotterdams Leeskabinet. Bron: Archief J.F. Metzelaar. METZ, Nederlands Architectuur Instituut.
35
Bijlage A: Geveltekening Gerechtsgebouw in Rotterdam. Bron: Rotterdams Gemeentearchief.
36
37