De poëziegids inspiratiebronnen voor poëzielessen
Jaar
Dirkje Ebbers (redactie) Met bijdragen van: Pieta van Beek Gerard Beentjes Anke Herder Rense Sinkgraven Trees Steeghs
Doe Maar Dicht Maar
De poëziegids inspiratiebronnen voor poëzielessen
Dirkje Ebbers (redactie)
Met bijdragen van: Pieta van Beek Gerard Beentjes Anke Herder Rense Sinkgraven Trees Steeghs
Inhoud
Voorwoord
Voorwoord
Een jubileumbundel
De essenties van poëzie 1 2 3 4 5 6
Wat is poëzie? Poëzie is creatief Poëzie is taal Poëzie is onderzoek Poëzie is levenskunst Poëzie is reflectie
Anke Herder Gerard Beentjes Trees Steeghs Trees Steeghs Rense Sinkgraven Anke Herder
4 5 8 9 11 13
Gerard Beentjes Trees Steeghs Gerard Beentjes Rense Sinkgraven
15 16 17 19
Anke Herder
21
Trees Steeghs
23
Anke Herder Anke Herder Rense Sinkgraven
25 27 30
Trees Steeghs Rense Sinkgraven Gerard Beentjes
32 34 35
Pieta van Beek Dirkje Ebbers
38 41
Poëzie is overal 7 Gedichten zoeken en vinden 8 Poëzie op onverwachte plekken 9 Dichtwedstrijden 10 Poëzie in de jaren ’50 en ‘60
De inhoud van poëzie 11 Alles van waarde is weerloos 12 Gevoelens, gebeurtenissen en observaties
Uitingsvormen van poëzie 13 Liedteksten 14 Tekst en beeld 15 Metaforen en paradoxen
Het gebruiken van poëzie 16 Poëzie lezen 17 Poëzie schrijven 18 Poëzie presenteren
Epiloog 19 Poëzie in de klas 20 Slotsom Bronnen Informatie over auteurs
43 46
Deze Poëziegids is samengesteld ter ere van het 25-jarig jubileum van Doe Maar Dicht Maar, dat nu met Stichting Kinderen en Poëzie het Poëziepaleis vormt (zie www.poeziepaleis.nl). Deze publicatie laat zien wat Doe Maar Dicht Maar al 25 jaar doet: de docent inspireren tot het geven van goede, boeiende lessen over poëzie lezen en schrijven. Uit de respectabele hoeveelheid poëzielessen die in de loop der jaren opgeschreven zijn en/of gegeven werden, zijn voor deze gids de krenten uit de pap gehaald. De succesnummers én de nieuwe, veelbelovende richtingen voor poëzieonderwijs. De auteurs zijn praktijkdeskundigen op het gebied van poëzie en onderwijs. Sommige van hen zijn zelf ook dichter. Ze kennen het voortgezet onderwijs goed en weten wat daar wel en niet werkt. Ze geven hier hun reflectie op wat goed werkte in poëzieonderwijs, waar zijzelf en hun leerlingen enthousiast over waren, wat spannend was, wat met weinig inspanning verbluffende effecten had. Het is een receptenboek, een bladerboek, een ideeënboek, maar GEEN formeel didactiekboek en ook GEEN verzameling lesvoorbeelden of lessuggesties. Daarvan zijn er genoeg, al kunnen er nooit te veel zijn. Hier wordt op een hoger abstractieniveau dan de concrete les (en niet als instructie) aan capabele collega’s handvatten gegeven voor goed poëzieonderwijs. Het gaat om inzichten, ideeën, overwegingen. Die worden natuurlijk wel regelmatig geïllustreerd met lesvoorbeelden of -suggesties. In verschillende hoofdstukken komt aan de orde: - wat poëzie nu eigenlijk is (de essenties van poëzie, hoofdstuk 1 - 6 ) - waar je poëzie onverwacht aantreft (poëzie is overal, hoofdstuk 7 - 10) - waar poëzie vaak (niet) over gaat (de inhoud van poëzie, hoofdstuk 11 en 12) - hoe poëzie er uitziet (uitingsvormen van poëzie, hoofdstuk 13 -15) - wat mensen met poëzie doen: lezen, schrijven en presenteren (het gebruiken van poëzie, hoofdstuk 16 - 18). Deze hoofdstukken worden afgesloten met een persoonlijk relaas van een poëziedocente in hart en nieren, die zelfs in het buitenland gedichten aan de orde stelde en in Nederland de leerlingen laat nadenken over grenzeloze belangstelling voor het uiterlijk via een 17e-eeuwse dichteres. De eindredacteur krijgt het laatste woord. Namens het Poëziepaleis wensen we u veel inspirerende lessen toe. Rob Pronk, voorzitter Poëziepaleis
De essenties van poëzie 1 Wat is poëzie?
Anke Herder
Er werd niet iets verteld, zoals in proza, ( ... ), nee, er werd een moment uit het dagelijks leven getild en in al zijn zintuiglijke kwaliteiten voor eens en voor altijd getoond. De taal was hier heer en meester over de opgeroepen werkelijkheid, die intenser dan in proza niet alleen mijn ratio maar ook mijn zintuigen bespeelde. Ik gloeide van genot toen ik die middag naar huis liep. De taal was een zelfstandige werkelijkheid, een eigen, tweede ruimte, naast de mij al bekende. Ik had het gevoel alsof ik perspectief in woorden had ontdekt. Bernlef, De tweede ruimte, p.10.
Iets mysterieus
Lessuggesties
Het wezen van de poëzie heeft iets mysterieus, dat zich niet leent voor een technische of intellectuele definitie. Vestdijk gebruikte de beeldspraak van een ‘glanzende kiemcel’ om de aard van poëzie te beschrijven. Net als een kiemcel heeft een gedicht alles in zich. Sommige gedichten zijn volgens Vestdijk zo feilloos afgerond en in zichzelf besloten, dat zij de illusie wekken het heelal te weerspiegelen of de potentie hebben om tot dit heelal te kunnen uitgroeien. Poëtisch taalgebruik heeft een sterke suggestiekracht: zij roept beelden, gedachten en gevoelens op, ook zonder die rechtstreeks uit te spreken. Martinus Nijhoff verwoordde dit als: “Lees maar, er staat niet wat er staat”.
1 Laat groepjes leerlingen redacties van een poëzietijd- schrift vormen. Geef de groepjes een tiental gedichten. De redactie heeft ruimte voor vijf gedichten. - Welke gedichten kiezen de groepjes? En waarom? 2 Laat leerlingen onderstaand tekstje uit de Science- methode Explora (Noordhoff Uitgevers) bekijken.
RAVEEL II
R
Zoals je tijdens het denken kunt weten dat je aan niets denkt Bernlef beschrijft hier zijn ervaring als veertienjarige, na het beluisteren van een voordracht van het gedicht ‘Mei’ van Herman Gorter (geschreven in 1889). In dit gedicht ervaart hij de scheppingskracht van taal. Ook ziet hij plotseling het verschil tussen poëzie en proza. Bernlef noemt verschillen die zowel de taal betreffen als de inhoud, de opgeroepen werkelijkheid. Voor wie wil weten wat poëzie eigenlijk is, zijn dit interessante aanknopingspunten. Maar ze roepen ook vragen op. Was het de versvorm, met de korte regels en het rijmschema, die de jonge Bernlef in vervoering bracht? Of juist het poëtische taalgebruik? En zou de lyrische woordkeuze in prozavorm dan hetzelfde effect hebben gehad? Is het de vorm die de inhoud versterkt of is het de inhoud die deze vorm oproept? En hebben ze elkaar nodig? Anders gezegd: waar begint en eindigt poëzie en wat maakt een tekst tot poëzie?
Nacht En je zindert, zo zwijgelijk mooi, zinspeelt me, zachtjes. Je tilt me op je vlagen van gewichtloze woorden, draagt me over regenbogen van alle kleuren zwart, houdt me vast als ik hinkel over je hoogtepunten. Vernacht me maar.
en zoals je tijdens het kijken kunt zien dat je niets ziet
Waarvoor dient je skelet? Dankzij de botten zakt je lichaam niet in elkaar. Zo geven de botten stevigheid. Het skelet zorgt bovendien voor de vorm van je lichaam. De botten van je schedel geven bijvoorbeeld vorm aan je hoofd. Je borstkas zit om kwetsbare organen zoals je hart en longen heen. Je hersenen liggen in je schedel. Het skelet zorgt dus ook voor bescherming. Voor het maken van beweging heb je spieren nodig. Spieren zitten vast aan je botten. Het skelet maakt op die manier beweging mogelijk.
zo kunnen er in zijn afbeeldingen gaten vallen in een weiland een mens een huis
witte gaten waarin je ziet dat we van de dingen niet weten hoe ze zijn ziet dat de wereld een gat is een wit gat
zo wil ik dat gedichten de gaten laten zien in de taal waar voor de dingen geen plek is
Rutger Kopland
Vorm én inhoud Natuurlijk heeft poëzie formele kenmerken. Zo is poëzie te herkennen aan de lay-out en zijn er allerlei stijlkenmerken, zoals beeldspraak, ritme en rijm. Volgens de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog werkt een dichter primair aan de hand van klank. Sterker nog, juist door keuzes te maken op basis van klank, is het volgens haar mogelijk de ziel van een gedicht te bereiken. Ook hier blijkt dat de inhoud en vorm van een gedicht onmogelijk los te koppelen zijn. Dat is een belangrijk inzicht voor wie met jongeren op zoek gaat naar het antwoord op de vraag: wat is poëzie?
- Waarom is dit geen poëzie? Hoe kan dit toch poëzie worden? Laat de leerlingen vier woorden onderstrepen die ze in een gedicht over dit onderwerp willen gebruiken. - Welke woorden zijn dan interessant? Waarom? Laat de leerlingen een gedicht schrijven met als titel ‘mijn skelet’, met gebruik van de vetgedrukte en zelfge- kozen woorden. - Wat zijn verschillen tussen de schoolboekteksten en de gedichten? 3 Laat leerlingen het gedicht ‘Nacht’ van Isabelle Ree hardop lezen. - Hoe gebruikt de dichteres klank? - Welke vormen van rijm worden er gebruikt? - Wat is het effect? 4 Om met elkaar over te filosoferen: a Niet alleen teksten, maar ook schilderijen, foto’s of films kunnen poëtisch zijn. - Hoe verhoudt zich dat tot poëzie? - Waar liggen de overeenkomsten en waar de verschillen? b ‘In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister’, ‘in de zelfbeperking blijkt pas het echte meesterschap’. Dit is een uitspraak van Goethe. - Hoe is dat van toepassing op poëzie schrijven? c Word je als dichter geboren of kan iedereen een dichter worden? Wat moet je dan kunnen?
2 Poëzie is creatief Gerard Beentjes Poëzie is .. Het woord poëzie komt van een Grieks werkwoord, dat letterlijk ‘maken’ betekent. Of preciezer: ‘het gemaakte’. Poëzie is proces en product. Dat maken is iets bijzonders en wordt vaak met creativiteit verbonden. Dat woord komt rechtstreeks uit het Latijn. Het gaat om het scheppend vermogen.
De dichter draagt een hoed Edward de Bono wordt vaak geciteerd als creativiteit ter sprake komt. Hij gebruikt de beeldspraak van de zes hoeden. De witte denkhoed staat voor het maagdelijk denken. Dan gaat het om bekende cijfers, feiten, informatie, bits en bytes. Door het combineren van bekende gegevens is de stap naar het nieuwe gemakkelijker te maken. Voor leerlingen kan dat de stap zijn van sms-en naar het smsgedicht (zie ook hoofdstuk 9). De rode denkhoed staat voor intuïtief denken. Rood is de kleur van bloed en vuur. Hier voelen dichters zich thuis. Lees de liefdesgedichten van Herman Gorter of neem de gedichten van de volksschrijver Gerard Reve. Bij de gele denkhoed horen woorden als zonneschijn, helderheid en optimisme. De vorm is helder. Het rijmschema is dwingend. Het vakmanschap is oprecht. Humor is het wapen. Denk aan dichters als Ivo de Wijs en drs. P.; denk aan dichtvormen als limerick, speedsonnet, rondeel en het sinterklaasgedicht. De zwarte denkhoed maakt de dichter de pessimist, maar ook de aanklager. Het is punk, maar ook gothic, gangstarap en hiphop. Hier liggen overeenkomsten tussen de songs van Eminem en de liederen van Lennaert Nijgh, Marco Borsato en De Dijk. De blauwe hoed is afstandelijkheid en controle, de dirigent van het denken, denken over het denken. Hier is vooral de filosoof aan het woord. Het is de poëzie van de denkers over de poëzie, dichters over het dichten. Met de groene denkhoed gaat het om vruchtbaarheid, beweging, provocatie, de kracht van de fantasie en van het nieuwe idee. Dit is het speelterrein van Dada en avant-garde, van rappers en podiumdichters. Hier zingt Bob Dylan, schreeuwt Johnny the Selfkicker en rapt Ali B. Hier durft de docent hardop dit gedicht van Jan Engelman voor te lezen:
Isabelle Ree (16), Doe Maar Dicht Maar 2008
4 - De essenties van poëzie
De essenties van poëzie - 5
De schepping uit niets: een mythe En rade
vocalise voor Cavalcanti
groen is de gong groen is de watergong waterwee, watergong groen is de gong van de zee Sulina, Braïla Sulina, Brest Sulina, Singapore achter de vest stem die mijn slaap doorzong waterklok, watertong koperen long van de ree Sulina, Braïla Sulina, Brest Sulina, Senegal wijd van het nest hang die mijn ziel doordrong waterdroom, watersprong loeiende gong neem mij mee Sulina, Braïla Sulina, Brest Sulina, Zanzibar buiten is best groen is de gong groen is de watergong waterwee, watergong groen is de gong van de zee Jan Engelman
Tip maak een eigen bloemlezing rond de zes
Creativiteit wordt vaak omschreven als scheppende kracht om iets nieuws te maken. Maar iets uit niets maken, is een mythe als het gaat om menselijke creativiteit. De kunst is om nieuwe ideeën, oorspronkelijke gedachten te formuleren vanuit het bestaande. Leerlingen zullen ook niet uit het niets een gedicht schrijven. De leraar kan voor inspiratie zorgen door vrije associatie op te roepen. Of door gedichten en tradities als inspirerend voorbeeld te geven. De eis van originaliteit remt creativiteit af. Ook Rembrandt ging in de leer bij andere schilders en had zelf leerlingen. Poëzie ontstaat vaak ook door verandering van standpunt. De wereld ziet er anders uit vanuit een vliegtuig dan vanaf de grond. Als de tijd verandert, verandert alles. Neem het volgende gedicht van Vasalis:
Tijd Ik droomde, dat ik langzaam leefde … langzamer dan de oudste steen. Het was verschrikkelijk: om mij heen schoot alles op, schokte of beefde, wat stil lijkt. ‘k Zag de drang waarmee de bomen zich uit de aarde wrongen terwijl ze hees en hortend zongen; terwijl de jaargetijden vlogen verkleurende als regenbogen … Ik zag de tremor van de zee, zijn zwellen en weer haastig slinken, zoals een grote keel kan drinken. En dag en nacht van korte duur vlammen en doven: flakkrend vuur. - De wanhoop en welsprekendheid in de gebaren van de dingen, die anders star zijn, en hun dringen, hun ademloze, wrede strijd … Hoe kón ik dat niet eerder weten, niet beter zien in vroeger tijd? Hoe moet ik het weer ooit vergeten?
M. Vasalis
hoeden.
Lessuggesties Zet leerlingen aan tot associëren door ze lijstjes te laten maken aan de hand van opdrachten: - Maak een boodschappenlijstje voor een feestje. - Doe hetzelfde voor Kerstmis en de verjaardag van opa. - Schrijf een verlanglijstje voor een kind van negen jaar. Gebruik zo’n lijstje om een gedicht te schrijven.
6 - De essenties van poëzie
Voorbeeldopdracht 1 Het 50-woorden-gedicht Je gaat zelf een gedicht schrijven. Gebruik het volgende stappenplan: 1 Schrijf een zin op van minstens vijf woorden die je moeder of vader vaak tegen je zegt. 2 Schrijf een regel op uit een liedje dat je kent. Ook hier minstens vijf woorden. 3 Schrijf een reclameregel op die je kent van radio of tv of internet. Gebruik weer minstens vijf woorden. 4 Pak een boek en schrijf een zin over van minstens vijf woorden. 5 Schrijf een zin op van minstens vijf woorden die begint met het woord ‘ik’. 6 Zorg dat geen enkele regel langer is dan vijf woor- den. Teveel knip je eraf. 7 Je mag een regel 2x of 3x of 4x gebruiken en je mag regels weglaten. 8 Je mag geen nieuwe regels verzinnen. 9 Gefeliciteerd! Je hebt een 50-woorden-gedicht gemaakt. 10 Draag je gedicht voor in de klas. 11 Bespreek met elkaar wat een gedicht mooi maakt. De vondst van een woord of de herhaling, bijvoorbeeld. Dat levert absurde, hilarische teksten op, zoals hieronder. En daar gaat het om. Poëzie is ook plezier.
Voor het machinaal melken zijn Doe toch die deur achter Liever Kips Leverworst dan gewone Doe toch die deur achter Ik denk niks, helemaal niks Doe toch die deur achter Het mooiste ligt voor ons Voor het machinaal melken zijn Doe toch die deur achter Ik denk niks helemaal niks
Voorbeeldopdracht 2 Het automaatgedicht Je gaat automatisch schrijven, dat wil zeggen: schrijven zonder nadenken. Alles wat in je opkomt, is goed. Als je denkt: mijn schoenveter is los, schrijf het op. Wat je opschrijft, blijft van jou. Je hoeft het straks niet voor te lezen als je dat niet wilt.
1 Schrijf een regel over uit een gedicht. Als je tijdens deze oefening niets weet om op te schrijven, gebruik je deze regel als stokregel of refreinregel. 2 Je krijgt drie minuten. Schrijf zoveel en zo vlug moge- lijk. 3 De leraar zegt wanneer begonnen wordt en wanneer gestopt moet worden. 4 Iedereen houdt zijn/haar mond. Dat is een heilige regel voor het automaatgedicht. 5 Na drie minuten mag je regels schrappen, wijzigen of een regel toevoegen als je dat nodig vindt. 6 Proficiat! Je hebt een automaatgedicht gemaakt. 7 Wie wel wil, mag zijn of haar gedicht voorlezen. Variant: kies de beste tien regels, laat de eerste vijf woorden staan.
Voorbeeldopdracht 3 Kruip in de huid van... Een dichter mag de waarheid liegen, mag overdrijven, mag verzinnen. Hij mag doen alsof de ik van het gedicht niet de schrijver zelf is. 1 Schrijf een gedicht waarin je doet alsof je een kleding- stuk bent, bijvoorbeeld een hoofddoekje, een linker- schoen, een spijkerbroek van een naamloos merk. - Alle regels beginnen met het woord ‘ik’ en bestaan uit hooguit zeven woorden. - Het gedicht is minimaal acht regels, maximaal twaalf regels. - Maak strofen van drie of vier regels die bij elkaar horen 2 Voer de opdracht nog eens uit. Kruip nu in de huid van een ander, bijvoorbeeld een soldaat die wordt uitgezonden voor een vredesmissie, een baby, de eerste vrouwelijke directeur van een grote onderneming - Schrijf weer acht tot twaalf regels, verdeeld in strofen van drie of vier regels. - Begin niet alle regels met ‘ik’, maar wel elke nieuwe strofe. 3 Bespreek met elkaar: - Levert het nieuwe ideeën op om zulke gedichten te schrijven? - Zijn de gedichten geslaagd als poëzie? - Helpt het om je aan een bepaalde vorm te moeten houden bij het schrijven van het gedicht?
De essenties van poëzie - 7
3 Poëzie is taal Trees Steeghs Bewust taal gebruiken E-mail kan onzorgvuldig schrijven en lezen soms genadeloos aan het licht brengen. Een berichtje is zó opgesteld, alsof je even iets tegen iemand zegt. Daarna wordt het zonder inleiding en context gelezen. Veel mensen kennen dan ook het fenomeen dat een e-mailbericht gemakkelijker tot ruzie leidt dan een telefoongesprek. Een goed e-mailbericht en een geslaagd gedicht bieden de lezer een gemak dat ontstaat uit bewust taalgebruik - dat allesbehalve gemakkelijk is. Een geslaagd gedicht heeft vaak een vanzelfsprekende toon, een goed e-mailbericht leest soepel en wijkt niet uit naar sjabloontaal. In beide is elk woord doordacht. En zeker wie de taal (nog) niet zo goed beheerst, zegt al snel iets fout. Hoewel… De kunst is zelf te kunnen afwegen wat mogelijke goede en foute manieren zijn om iets te zeggen. Dat geldt in een gedicht en in een e-mail, maar ook bij ander mondeling en schriftelijk taalgebruik. Gedichten zijn bij uitstek geschikt om dat bewustzijn van taal wakker te maken – juist ook bij leerlingen van vmbo en praktijkonderwijs.
Praktijkvoorbeeld Zien wat er staat Leerlingen van vmbo en praktijkonderwijs genieten van hardop lezen van gedichten. Voor poëzielessen zijn werkbundels dan heel geschikt, een voor de gelegenheid samengestelde bloemlezing, eenvoudig te maken en te vermenigvuldigen (zie hoofdstuk 16). In de werkbundel Wonen staat het gedicht ‘Afwasmachine’ van Judith Herzberg.
A
8 - De essenties van poëzie
Praktijkvoorbeeld Taal is geen vijandig gebied meer
Afwasmachine aan mijn bestek Adieu messen en vorken, ik was jullie nooit meer af. Het is uit tussen ons. Geen toegewijd leuteren meer tussen zachte doeken, ik stop jullie als lastige kindertjes in een crèche, ik ben blij dat ik jullie heb, o, ik zou jullie niet willen missen! maar nooit meer zullen jullie als bekenden door mijn handen gaan. Handenbindertjes! voortaan zijn jullie vaat. Hoor eens, we moeten redelijk zijn, het gaat niet aan die conversaties na het ontbijt, hoe was de pap, maakte het ei erg vlekkerig, is er niet al te hard op gebeten en was de rabarber verfrissend? En het douwderideine lepeltje mijn deukje mijn klein fijn mongooltje, moet jij ook door de molen? O grote opscheplepel worden je kinderen nu voortaan zonder aanzien des persoons door het water geslagen? We moeten niet kinderachtig zijn. Warme sopjes hebben hun tijd gehad. De wereld eist ons op voor gewichtiger zaken. Mijn persoonlijkheid bijvoorbeeld, moet nog ontplooid. Dat kan natuurlijk niet met jullie, of met de kopjes.
Judith Herzberg
Een leerling leest dit gedicht hardop in de klas. Op de vraag waarom ze dit gedicht koos, antwoordt ze: “Het gaat er over dat je je kinderen naar de crèche doet, en dat je niet meer zelf voor ze wilt zorgen.” Ze kan haarscherp de plekken aanwijzen waar daarover gesproken wordt. In diezelfde week komt dit gedicht ter sprake in een kring hoogopgeleide poëzieliefhebbers. Zij hebben veel langer nodig om tot ditzelfde inzicht te komen. Is het de emotionele herkenning van het afgewezen worden die het jonge meisje tot het scherpere lezen brengt? Of is dit de neiging tot letterlijk lezen die regelmatig voorkomt in vmbo en praktijkonderwijs? Het is een neiging die soms lastig is, maar ook productief gemaakt kan worden.
Tip Het gedicht is ook door een groep leerlingen
verwerkt in een poëzieclip, die te vinden is op youtube: http://www.youtube.com watch?v=wizg-bWnb2o
Yakup is een jongen uit het Midden-Oosten, die op het praktijkonderwijs zit. Hij zegt niet veel, hij vindt taal moeilijk. Of hij in zijn moedertaal spraakzamer is, verraadt zich in de klas niet. In de les ‘Wonen’ schrijft hij zijn eerste gedicht, hij gaat daar op door in de les ‘Droomplek’.
Wonen
W
Iedereen wil in z’n eigen land wonen. Maar soms lukt dat niet. Zij moeten weg uit hun land. Maar het maakt toch niet uit waar je woont? Maar het maakt wél uit hoe je en met wie je woont!
Yakup
Yakup is trots op de zeggingskracht van zijn woorden. Ze leiden ertoe dat de school hem uitnodigt zijn gedicht voor te lezen op een schoolpresentatie. Hij doet dat goed en vindt het leuk. Hij mag daarna nogmaals optreden, bij een officiële gelegenheid. De relatie die Yakup met taal heeft, verandert. De Nederlandse taal wordt van een vijandig gebied - iets wat hij echt niet kan - tot een vaardigheid die bijzondere en trotse momenten oplevert. Als ik hem na deze gebeurtenissen weer tegenkom in de gangen van de school is hij spraakzamer geworden. Hij vertelt uit zichzelf hoe het met hem is. Hoorbaar is dat hij bouwt aan zijn taalbewustzijn: hij overweegt en kiest woorden. Misschien neemt hij woorden nogal letterlijk. Maar letterlijk kan groeien tot precies. Samen aan gedichten werken – bestaande en nieuwe gedichten – kan daarbij helpen.
4 Poëzie is onderzoek Trees Steeghs Schrijven als uitwerken Een westerse visie op haiku is dat ze geschreven worden vanuit een ‘haikumoment’ - een intens moment waarop waarneming en betekenisgeving tegelijkertijd plaatsvinden. Een voorbeeld: iemand loopt in een droevige bui over het strand. Het is zwaarbewolkt. Op dat piekermoment valt er zonlicht op het strand. Ons personage ziet een baan zonlicht voor de voeten en verbindt dat licht aan de eigen stemming, weet dat er betere tijden komen. De natuurervaring wordt op metaforische wijze beleefd, wordt een totaalervaring. Op dat moment heeft de haiku zich geopenbaard. De schrijver hoeft nog slechts de vorm te vinden om deze combinatie van waarneming en betekenisgeving te verwoorden tot de haiku. Het schrijven van het gedicht is hier een vorm van uitwerken.
Schrijven als verkennen Maar schrijven van gedichten kan ook zijn: de schrijver verkent een onderwerp. Wat weet ik, wat is mij onbekend, wat denk ik, hoe is de ervaring - van mij en van anderen? Welke kwesties spelen er een rol? Wat zijn tegenstrijdigheden, ongerijmdheden, wat is er evident? Ook met leerlingen is het boeiend om op een dergelijke manier te werken. Dus niet: vertellen wat je al weet. Niet: schrijven met een bovenliggende morele boodschap. Niet: spreken over verdriet en daarbij het eigen verdriet voor ogen houden. Niet beleren, wel twijfelen. Niet constateren, wel onderzoeken.
Praktijkvoorbeeld Leerlingen verkennen dodenherdenking Het poëzieproject over dodenherdenking van de Scholengroep Johan de Witt in Den Haag is op deze manier ingericht als onderzoek, als verkenning. Leerlingen volgen poëzieworkshops, waarna ze bij de dodenherdenking van de Eerste en Tweede Kamer gedichten voorlezen. In vier werksessies (totaal 12 uur) onderzoeken leerlingen het thema. Ze verkennen kernwoorden door het maken van eigen definities. Ze denken na over vragen: - Wat is herdenken? - Wat betekent het iemand of iets te verliezen? - Wat is bevrijding? - Wat is de betekenis van een dag over bevrijding? - Wat is eren en wat is eerbetoon?
De essenties van poëzie - 9
Ze schrijven vanuit wisselende perspectieven: een kindsoldaat, Thorbecke (hij hing toevallig aan de muur in het lokaal), een onbekende oude vrouw, iemand met wie ze het helemaal oneens zijn. De leerlingen die aan het poëzieproject meewerken zijn uitgekozen vanwege eerdere prestaties. Ze werken twee blokuren na schooltijd. Daarna komen ze twee dagdelen terug in de schoolvakantie, en een derde dagdeel voor de voordracht. Kortom: het zijn gemotiveerde leerlingen. Soms is het lastig ze te verleiden het doel te vergeten. Bij aanvang schrijven ze: “oorlogen/ waarom zijn die er/ is ’t omdat ’t van ’t geloof moet/ gaat ’t om geld en wapens/ of is ’t er gewoon”. Of iets als: “onwijs veel slachtoffers/ veel pijn bij de nabestaanden/ uit ’t oog maar niet uit ’t hart”. Later komen er aantekeningen als: “de angst van kinderen, vrouwen; het niet recht hebben op een normaal leven; het niet recht hebben om te spelen; boosheid; leegte van binnen”. Interessante vraag van Senay in een eerste les: “Mag ik zeggen: Een barbiepop als wapen?” Drie bijeenkomsten cirkelen de leerlingen rondom het doel - in definities, in perspectiefwisselingen, in beelden, en vervolgens in loslaten van het thema en in andere gedichten schrijven. In de laatste workshop maakt elke leerling een definitief gedicht. Ook de barbiepop van Senay krijgt dan een plek. Ze schrijft:
In het praktijkonderwijs van dezelfde scholengroep schrijven leerlingen over religie. Voordat de poëziedocent komt, krijgen ze lessen over christendom, jodendom, boeddhisme, islam, hindoeïsme. Ook hier volgt de poëzieles een onderzoeksgerichte aanpak (in een kortere route en onder schooltijd). Wat betekent religie voor de leerling, is de onderzoeksvraag. Bouchra schrijft:
De wolken zweven heen en weer de koe eet gras ik loop op de bergen Ik ben bang voor de dood als ik alleen thuis ben De lucht is mooi blauw dus daarom bid ik voor m’n geloof Ik denk aan m’n geloof als ik alleen thuis ben als ik dans als ik op het strand loop als ik een afspraakje heb Dat is m’n geloof, de Islam
Alles wat ik probeer uit te spugen in duizenden stukken duizendmaal ben ik vermoord niet doodgegaan ik ben er jullie zijn er ik ben er mijn gecensureerde gedicht is er de waarheid is er en ik ben hier vrede ontbreekt ik ben het Vrijheidsbeeld in Amerika de pijnvolle muur in Duitsland het militaire kamp in Irak een hongerkind in Somalië en een pijnstiller in Nederland ik ben de zonde in je bloed de haat in je handen ik ben een kind met haar barbiepop als wapen
Senay
10 - De essenties van poëzie
J B
Praktijkvoorbeeld Leerlingen verkennen religie
Een eenzame man hij is kaal Hij baalt over de wereld want hij is alleen in de ouderwetse wereld Hij heeft alles hij heeft een rij huizen hij heeft de wereld maar toch baalt hij over zijn leven Want hij wou liefde hij wou een gezin Maar vraagt hij af hoe ben ik ontstaan waar zijn alle mensen Er is niemand dat vind ik raar Er is geen eten geen mensen op de straat dat is niet normaal
Jonathan
5 Poëzie is levenskunst Rense Sinkgraven
‘k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid. Ik doe in huis het een’ge, dat ik kan: ‘k gooi mijn vuilwater weg en vul de kan; maar ‘k heb geen droogdoek; en ik mors altijd. Zij zegt, dat dat geen werk is voor een man. En ‘k voel me hulpeloos en vol zelfverwijt, als zij mijn lang verwende onpraktischheid verwent met wat ze toverde in de pan. En steeds vereerde ik Hem, die zich ontvouwt tot feeërie van wereld, kunst en weten: als zij me geeft mijn bordje havermout, en ‘k zie, haar vingertoppen zijn gespleten, dan voel ik éénzelfde adoratie branden voor Zon, Bach, Kant, en haar vereelte handen.
J.A. Dèr Mouw
Bouchra
Praktijkvoorbeeld Een onderzoeksgerichte aanpak
De onderzoeksgerichte aanpak als route naar een gedicht is voor leerlingen van alle leerniveaus realiseerbaar. Cruciaal is een vraag te kiezen die voor de leerlingen interessant kan worden, en die vraag voor hen hanteerbaar te maken. Dan ontstaat er ruimte voor de eigen betekenissen en het eigen referentiekader van de leerlingen. De resultaten uit deze lessen kunnen dan ook zeer van elkaar verschillen. Een gedicht van Jonathan uit dezelfde les als waarin Bouchra haar gedicht schreef:
Poëzie, religie en filosofie Dit gedicht is eigenlijk een weerspiegeling van de religieuze en filosofische zoektocht van de dichter. Voor hem is er uiteindelijk geen verschil tussen het allerkleinste en het grootste. Hij is Brahman (het Abolute, het Ene), maar hij is nogal onhandig en totaal hulpeloos zonder zijn werkster. Bij hem is er geen wezenlijk verschil tussen natuur (Zon), muziek (Bach), filosofie (Kant) en zijn hulp in de huishouding. Want alles maakt deel uit van het Absolute. Het universum is één.
Lessuggesties 1 Laat leerlingen met drie of vier uiteenlopende steek- woorden (bijvoorbeeld: vis, sterren, paars, diepzee- duiker) een kwatrijn schrijven. Gaat er een wereld open? 2 Laat leerlingen neuzen in verzamelbundels om gedichten te zoeken die bij hun levensopvatting (filosofie) passen. - Wat zeggen juist deze gedichten? - Waarin verschillen ze van de filosofie van Dèr Mouw? 3 Bespreek met leerlingen aan de hand van bijvoorbeeld het werk van Rutger Kopland en K. Schippers hoe poëzie een bepaalde kijk op het leven weergeeft.
De essenties van poëzie - 11
Het onzegbare zeggen De filosoof Ludwig Wittgenstein eindigt zijn Tractatus logico-philosophicus met de woorden: “Van dat, waarover niet kan worden gesproken, moet men zwijgen.” En dat is nu net wat dichters vaak niet doen. Juist zij lijken het onzegbare te willen zeggen. Een mooi voorbeeld is dit gedicht van Hans Faverey.
C
Chrysanten, roeiers
De chrysanten, die in de vaas op de tafel bij het raam staan: dat zijn niet de chrysanten die bij het raam op de tafel in de vaas staan.
De wind die je zo hindert en je haar door de war maakt,
dat is de wind die je haar verwart; het is de wind waardoor je niet meer gehinderd wilt worden als je haar in de war is.
Hans Faverey
Wonderlijk en verrassend. Het is een gedicht dat je laat nadenken over de dingen om je heen, over hoe je ze bekijkt en beschrijft. De taal zelf komt in een ander daglicht te staan en daarmee de ermee beschreven wereld. Vandaar dat dichters soms nieuwe woorden verzinnen: de bestaande taal is voor hen niet toereikend. In poëzie is het onmogelijke mogelijk. Een treffend poëtisch beeld kan meer oproepen dan een filosofische verhandeling. Zoals K. Schippers al schreef in zijn gedicht ‘De ontdekking’.
12 - De essenties van poëzie
De ontdekking Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is
6 Poëzie is reflectie Anke Herder
Het was avond
K. Schippers
Lessuggesties 1 Laat de leerlingen een kort gedicht schrijven over een onderwerp dat ze niet mogen noemen maar in beelden moeten vatten. - Verandert je blik op het onderwerp? 2 Bespreek wat de invloed van taal kan zijn op de percep- tie van de wereld. Gebruik bijvoorbeeld het artikel A Person Paper on Purity in Language (1983) van Douglas R. Hofstadter. - Welke voorbeelden ken je van discriminerend taalge- bruik? Welke gevolgen heeft dat taalgebruik? Op eenvoudiger niveau zijn ook Paulien Cornelisse, Taal is zeg maar echt mijn ding, diverse boeken van Jan Kuitenbrouwer en Joke van Leeuwen Waarom een buiten- boordmotor eenzaam is heel geschikt om taal en blik op de wereld te bespreken. 3 Laat leerlingen nieuwe woorden verzinnen voor dingen die ze al kennen en daar een gedicht mee maken. - Kijk je daardoor anders naar de dingen of de woorden? - Heeft de lezer dat ook?
Het was avond en ik keek bij mijzelf naar binnen. Ik zag mijzelf daar aan een tafel zitten. Bent U verliefd? vroeg ik, ik tikte tegen het raam. Ja, zei ik. U stoort. Ik ben het zojuist geworden, of liever nog: ik sta op het punt daartoe. Ik zag mijzelf daar aan de tafel zitten. Ik zag mijzelf daar in de straat, en op een plein, een brug.
Toon Tellegen
Woorden geven vorm Poëzie nodigt uit tot reflectie. Door het lezen van een gedicht kan iemand aan het denken worden gezet over eigen gevoelens. Misschien maakt een gedicht verloren gewaande herinneringen wakker of confronteert de tekst de lezer met sluimerende vragen of droombeelden. En door zelf gedichten te schrijven, kan iemand zichzelf beter leren kennen. Bijvoorbeeld omdat al schrijvend duidelijk wordt wat een observatie of gebeurtenis betekent. Door te schrijven krijgen kleine en grote zielenroerselen vorm en daarmee een nieuw bestaan in de werkelijkheid. Het ordenen van emoties en gedachten kan een belangrijke motivatie zijn om te schrijven. “Je doet je best om meer te weten te komen van het bestaan, want je denkt dat het dan beter met je gaat”, aldus Elly de Waard. Voor een dichter is het de kunst via taal te reflecteren op gevoelens en gedachten. Daarbij is elke keuze belangrijk: de dichtvorm, de woorden, lengte van zinnen en gebruik van stijlmiddelen. Een krachtig instrument voor reflectie is de metafoor. Emoties krijgen een uiterlijk, een gezicht, een dierlijke gestalte.
D
Draak
Er vliegt een draak langs het raam altijd als ik kwaad of bedroefd lig te huilen op mijn bed. Vlammen slaan uit zijn verschrikkelijke muil vol zwarte tanden,
er komt een rook achter hem aan en ik doe het raam open. O Draak zeg ik kom bij mij er is geen gevaar. Hij komt mijn kamer in gekropen met zijn vreselijke klauwen ieder zo groot als een hand
en wij omhelzen elkaar en dansen de dans die Draken dansen in tijden van oorlog en hij schiet ervandoor, een brand in de nacht en ik kijk hem na, misschien dat ik weer naar beneden ga.
Eva Gerlach
Reflectie op de wereld
Leerlingen kunnen via het lezen en schrijven van gedichten reflecteren op hun eigen emoties en gedachten, maar natuurlijk ook op gebeurtenissen in hun nabije omgeving. Via poëzie kan gekeken worden naar de sociale leefomgeving van leerlingen, of aandacht worden geschonken aan levensbeschouwelijke en filosofische onderwerpen. En natuurlijk kunnen jongeren aan de hand van gedichten reflecteren op maatschappelijke thema’s. Een bekend voorbeeld daarvan is ‘Dichter bij 4 mei’, de poëziewedstrijd voor jongeren tussen de 14 en 19 jaar rond het thema herdenken. Door leerlingen te laten schrijven over de dodenherdenking en het begrip vrijheid, overdenken zij ook hun eigen leven, wat het betekent om nu in Nederland te wonen (zie ook www.poeziepaleis.nl). Op 4 mei 2010 heeft de 16-jarige Maryam Alaoui haar gedicht voorgedragen tijdens de Nationale Herdenking in voormalig Kamp Vught. Over vrijheid zegt Maryam: “Mijn mening over wat er nodig is voor vrijheid wereldwijd is dat mensen van elkaar weten hoe zij vrijheid interpreteren en dat mensen de mogelijkheid krijgen om deze vrijheid, die voor iedereen dus iets anders kan betekenen, te kunnen verwezenlijken”. Maryam schreef:
De essenties van poëzie - 13
Vryer Niets meer
Laat leerlingen een spiegelgedicht schrijven van vier korte regels. Het mag ook een haiku zijn. Centrale vraag: welke boodschap aan jezelf heb je het hardst nodig als je ’s ochtends opstaat?
Niets meer Niets meer op de plek waar eerst haar huis stond Niets meer waar ze eerst speelde Waar ze vrolijk opgroeide Terug in de tijd Toen het enige waar ze bang voor was Het monster onder het bed was Niet wetend wat er komen zou Hoeveel tranen ze zou laten Hoeveel mensen ze zou kwijtraken Hoe donker de dagen zouden zijn Onverwacht was alles weg Oorlog is een heel ander soort monster Veel groter en veel enger Niet alleen onder je bed. Overal.
3 Selecteer vijf tot zeven gedichten rond één thema, gekoppeld aan persoonlijke gevoelens. Bijvoorbeeld liefdesverdriet; zie de verzameling gedichten onder ‘den droevigen vryer’, p. 165-236, in Ik heb de liefde lief van Willem Wilmink (2002). - Laat leerlingen in tweetallen een rangorde aanbren- gen aan de hand van de vraag: welk gedicht is voor jullie het meest herkenbaar? - Bespreek de keuzes en motivatie van de leerlingen. Laat leerlingen reflecteren op hun eigen gevoelens: kijk je nu anders naar het onderwerp? En bijvoor- beeld: kun je nu beter omschrijven wat het is, heb je er meer woorden voor gekregen?
Maryam Alaoui (16), uit: Doe Maar Dicht Maar 2010
Lessuggesties
1 Geef leerlingen het gedicht ‘Draak’ van Eva Gerlach. - Praat met elkaar over de manier waarop de draak ver- bonden is met de emoties boosheid en droefheid uit het gedicht. - Laat leerlingen dan zelf een sterke, eigen emotie opschrijven. Bijvoorbeeld woede, jaloezie of verliefd- heid. - Laat hen vervolgens een dier bedenken dat daar goed bij past. De leerlingen maken een woordspin met ideeën over hoe het dier er uit ziet, wat het doet, et cetera. - Op basis van deze informatie schrijven zij een gedicht. In dit gedicht mag de emotie niet expliciet genoemd worden. - In de nabespreking: wordt mijn emotie hiermee duidelijker? Kan ik mijn emotie beter begrijpen? 2 Plint verkoopt gedichten die je op een spiegel kunt plakken. Het spiegelgedicht van Jan ’t Lam:
Je gezicht is je eigen weerbericht als je in de spiegel kijkt kun je je eigen bui zien hangen
14 - De essenties van poëzie
4 Laat leerlingen een foto uit de krant meenemen die hen raakt, op welke manier dan ook. - De leerlingen noteren in steekwoorden wat er te zien is en welke emotie de foto oproept. - Laat leerlingen daarover een gedicht schrijven (al dan niet met specifieke vormeisen). - Presenteer de resultaten via een poëziemuur, tentoonstelling, poëziekrant of interactieve voorstel- ling (bijvoorbeeld op de website van de school). - Laat de leerlingen, of leerlingen uit een andere klas, de resultaten bekijken. Reflecteer op de relatie tussen de foto en het gedicht: wat zegt de woordkeuze over de schrijver? En herkent de toeschouwer zich in het gedicht of roept de foto andere emoties en gedachten op? 5 Wanneer je reflecteert op gebeurtenissen of emoties, kan het heel nuttig zijn om de zaken eens vanuit een ander perspectief te bekijken. - Laat leerlingen een belangrijke, persoonlijke gebeur- tenis puntsgewijs en chronologisch noteren. - Laat hen daarna de gebeurtenissen achterstevoren beschrijven in een gedicht. - Vraag ter overdenking na afloop: verandert er iets in de beleving van de gebeurtenis?
Poëzie is overal 7 Gedichten zoeken en vinden Gerard Beentjes Verrassende vondsten Het boek Domweg gelukkig in de Dapperstraat is een goed overzicht van de bekendste gedichten van Nederland, mits geschreven vóór 1990. Het bladeren door een bloemlezing levert de lezer bijna altijd iets anders op dan waar naar gezocht werd. Na de teleurstelling over het niet gevonden gedicht over een chimpansee duiken veel verrassingen op, zoals dit gedicht in de bloemlezing Het kleinste gedicht.
Sprookje
S
Er was eens een man Die altijd rechtvaardig was.
Herman de Coninck
Deze kleine bloemlezing die toch diepgang heeft, is een verrukkelijke start voor de beginnende poëzielezer. Voor de veellezer is een andere bloemlezing beschikbaar: Komrij’s Nederlandse Poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten. Komrij heeft hiervoor de naar zijn smaak beste gedichten geselecteerd, zoals dit monumentje voor een konijn, geschreven door Mustafa Stitou.
Koppig - En, wat zien we? - Een konijn natuurlijk! - Een konijn, En? - En? Ik zie een konijn. - En tegelijkertijd een….? - Konijn zeg ik toch! - Eend. - Eend? - Oren snavel zie je wel? - Ik zie alleen een konijn. - En een eend. - Een konijn! - Eend! - Konijn! Konijn konijn konijn!
Mustafa Stitou
Tal van thema’s Veel bloemlezingen zijn aan één thema gebonden, zoals Vergeet mij niet, gedichten over afscheid en herinnering, of Ik heb de liefde lief, een bundel liefdesgedichten. Deze themabloemlezingen zijn natuurlijk bij uitstek geschikt voor projecten of themaweken. De zee, de zee is een verzameling van gedichten uit alle werelddelen over de zee. Arabische gedichten, vertaald in het Nederlands, zijn te vinden in de bloemlezing Een Arabische tuin. In Rock ‘n’Roll gaan de gedichten over muziek. Er zijn ook bloemlezingen die op een bepaalde leeftijdscategorie zijn gericht: de bundels van Kinderen en Poëzie bevatten originele gedichten van kinderen in de basisschoolleeftijd. Voor die doelgroep heeft Komrij ook een bloemlezing gemaakt: De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten. Doe Maar Dicht Maar heeft voor jongeren in het voortgezet onderwijs prachtige bundels, zoals de jubileumbundel Ik hoor nog wel van je en de jaarlijkse bundels met winnende gedichten van hun dichtwedstrijd, zoals Doe Maar Dicht Maar 2010.
Dichters digitaal Men vreesde dat het digitale tijdperk de dolksteek worden voor de poëzie. Niets is minder waar. Een beeldscherm vormt een ideale drager van het gedicht. Achter je eigen bureau of lekker op de bank is poëzie op internet maar een paar muisklikken verwijderd. Google ‘gedicht’ en je ontvangt in zeven honderdste seconde meer dan vier miljoen hits. De zoekterm ‘poëzie’ doet het nog beter: vijf miljoen plus. Kortom, internet
Poëzie is overal - 15
lijkt de ideale zoekplaats voor gedichten. Google de naam van een dichter, Rutger Kopland. Bingo: alleen al op www.gedichten.nl staan 27 gedichten van zijn hand.
8 Poëzie op onverwachte plekken
Tip Het vrijwilligersproject Laurens Jz. Coster stuurt
Trees Steeghs
gratis elke werkdag een e-mail met een gedicht uit de Nederlandse literatuur. Aanmelden: http://lists.freeteam.nl/mailman/listinfo/ coster-l
Lessuggesties Opdrachten om aan de leerlingen te geven: - Zoek vijf gedichten in de mediatheek. Beschrijf het zoekproces: waar heb je naar gezocht en wat heb je waar gevonden? - Zoek een gedicht van de volgende dichters: Joost van den Vondel, Abdelkader Benali, Henriëtte Roland Holst, Diana Ozon, Mark Boog en Francine Oomen. Zet de gedichten in volgorde van oud naar nieuw. Waar let je dan op? - Zoek een gedicht waarin een chimpansee voorkomt. Hoe zoek je? - Zoek in een bloemlezing naar vijf rijmende gedichten en vijf niet rijmende gedichten. Bespreek welk gedicht jij het mooist vindt. Heeft dat met het al dan niet rijmen te maken? - Stel zelf een bloemlezing samen met zeven gedichten, waarbij een gedicht zelf geschreven is. Probeer uit of de gedichten je klasgenoten ook aanspreken. Waar ligt dat aan? Waar heb je op gelet bij het zoeken?
P
Tip Op www.poeziepaleis.nl is bij educatie
voortgezet onderwijs de lesbrief ‘Kies het mooiste gedicht’ te downloaden. Daarin leren leerlingen hun keuze te verwoorden.
16 - Poëzie is overal
Trottoirbanden, schoolmuren en metrostations In een restaurant hangen schoolborden aan de muur, tussen de gerechten staan herkenbare blokjes tekst: gedichten. In De Panne, aan de Vlaamse westkust, hebben aan een brede avenue bij zee alle straatlantaarns wijde kappen met dichtregels over licht. In de Chinese wijk in Den Haag staan op trottoirbanden naast elkaar Chinese en Nederlandstalige dichtregels. In Rotterdam rijden vuilniswagens van de Roteb rond met dichtregels, en hangen er gedichten – Gedicht aan de reiziger - in tram en metro. De ontdekking van een gedicht in de openbare ruimte kan overrompelend zijn. Gedichten in openbare gebouwen, op plekken waar mensen werken en leven, in dorpen, in steden, op het water, langs de rivier: vaak zijn deze gedichten geregisseerd aangebracht. De Rotterdamse gedichten zijn projecten van Poetry International. Maar een metrodichter in Wenen werkte duidelijk op eigen initiatief. In een Weens metrostation is de weg naar de uitgang een doolhof door bouwborden. Op alle borden staan gedichten – eindeloze hoeveelheden, de helft leesbaar, de rest onleesbaar gemaakt, zo dat het nog steeds zichtbaar om gedichten gaat. Of de zorgvuldige censuur van hogerhand komt of van een ongeïnteresseerde aanbedene is voor de kijker niet belangrijk. Eigenlijk maken de overkraste letters gedichten spannender dan de leesbare: ze zetten de verbeelding van de toeschouwer aan het werk. De metrodichter creëert de vraag of daar ter plekke aan die muren is gewerkt. Misschien vertegenwoordigen de onleesbare gedichten wel zijn prullenbak.
Vanzelfsprekende toevalligheid Gedichten kun je schrijven op elk moment, op elke plek, over allerlei onderwerpen – dus ook in metrostations. Het is verrassend en indrukwekkend om gedichten tegen het lijf te lopen in het leven van alledag – een ontmoeting met andere manieren van bewustzijn en alledaagse ervaringen. Ook op school kun je deze vanzelfsprekende toevalligheid creëren. Wellicht is er een poëzieliefhebber op school die daarin een sturende rol wil spelen. Het kan gaan om gedichten uit de wereldliteratuur, om werk van leerlingen, of om beide.
Praktijkvoorbeeld 1 In een zmok-school hangen door het hele gebouw gedichten op transparante folie. Op bijna elk raam hangt minstens één gedicht. Een enthousiaste docent vertelt dat de leerlingen vaak reageren op alle gedichten om hen heen. Op deze school is de directeur de poëzieliefhebber.
Praktijkvoorbeeld 2 Een school voor hoogbegaafde leerlingen, in de klas bij 4 vwo. Het lokaal hangt vol Plintposters, met daartussen kleinere posters met gedichten van leerlingen. Ik wil graag dat de leerlingen zelf iets maken en vraag of ze om zich heen kijkend een dichtregel willen uitkiezen. De leerlingen twijfelen geen seconde over de regel die zij nemen. Ze weten allang wat hun favoriete regel van dat moment is. De docent Nederlands die altijd in dit lokaal werkt, heeft jarenlang aan de collectie gebouwd. Hoewel hij weinig directe respons op de aankleding krijgt, is het merkbare effect dat de leerlingen vertrouwd zijn met gedichten.
Praktijkvoorbeeld 3 Op een school in Vlaardingen midden in een herstructureringswijk schrijven leerlingen gedichten over hun wijk. Die gedichten werken ze groot uit, hangen ze op aan balkons van leegstaande woningen. En in Den Haag hangt leerlingenwerk uit herstructureringswijken op panelen waarmee lege woningen worden dichtgetimmerd.
De mooiste De mooiste trofee in mijn bureaula is een Vlaamse broodzak. Een zomer lang werd al het brood langs de Vlaamse kust verkocht in papieren broodzakken met daarop een gedicht. Soms haal ik bij gesprekken die broodzak uit mijn la. Op andere momenten heb ik hem onverwacht in handen, en buitelen ideeën voor plaatsing van gedichten over elkaar heen. Een boodschappentas. Nee, een T-shirt. Nee, een lichtkrant in de school met wekelijks wisselende gedichten. Een servet bij de lancering van de gezonde snacks in de kantine. Een abonnement op Plintposters, een incidentele subsidie voor åhet starten van een collectie gedichten aan de muren (binnen- en buitenmuren) van de school. Als je als school wilt werken met poëzie – leerlingen schrijven en leerlingen lezen – is het optuigen van schoolgebouw en omgeving met gedichten uitdaging en beloning in één!
9 Dichtwedstrijden Gerard Beentjes Alle dichters zijn winnaars Veel jongeren houden van wedstrijden. Het doet een beroep op de spelende mens in hen. En op gezien worden en willen winnen. Leerlingen voelen zich door een dichtwedstrijd uitgedaagd om een gedicht te schrijven. Een bijkomend voordeel is dat bij een wedstrijd bepaalde eisen aan het gedicht worden gesteld. Dit heeft positieve gevolgen voor vorm en inhoud van wat leerlingen maken.
Doe Maar Dicht Maar De landelijke poëziewedstrijd voor jongeren is Doe Maar Dicht Maar, tegenwoordig onderdeel van stichting Poëziepaleis in Groningen. Leerlingen kunnen zelf gedichten insturen via een wedstrijdformulier, dat ze downloaden van de website van het Poëziepaleis. Er staan voor de leerlingen nuttige tips op de website en docenten kunnen lesmateriaal downloaden. De dichtwedstrijd Doe Maar Dicht Maar bestaat al 25 jaar. De honderd beste gedichten van elk jaar komen in de dichtbundel van Doe Maar Dicht Maar. De schrijvers van deze honderd gedichten zijn natuurlijk allemaal winnaars, met een vrijkaart voor het Doe Maar Dicht Maar Poëziefestival en een overnachting voor twee personen in een jongerenhotel.
De High School Music Competition Doe Maar Dicht Maar is met de Popunie Zuid-Holland organisator van de High School Music Competition. Een van de winnende gedichten van Doe Maar Dicht Maar wordt gebruikt als basis voor een wedstrijd voor schoolbands in diverse muziekgenres. De zes bands uit de finale van de High School Music Competition bewerken het gedicht tot een song. Popunie Records neemt een speciale cd op: School’s Out. Op deze cd staan niet alleen de zes bewerkingen van het gedicht door de muzikanten, maar ook de voordracht van het winnende gedicht door de jonge dichter zelf. Deze cd wordt weer gepresenteerd op de volgende editie van het Doe Maar Dicht Maar Poëziefestival. De 16-jarige Suzanne van Geuns won de HSMC Poëziewedstrijd 2009 met het gedicht:
Poëzie is overal - 17
8 Gedichten mogen in het Engels of een andere taal worden ingezonden, maar doen alleen mee met de wedstrijd, als er een Nederlandse vertaling is toege- voegd.
Jas Het is winter, het waait harder kranten razen als vliegers door de straten de blikjes liggen nog, ratelen haast langs goten en deksels ik zie vandaag de vaders weer ze staan naast glijbanen, supermarkten letten op en dragen lachen, ze ritsen hun kinderen zeker en teder dicht de tandwielen van het verlies schuiven klikkend in elkaar, de kou bijt knisperend in stenen, wangen en opgetrokken schouders de verbeten hemel en de hoge huizen kantelen glashard, kartels schrapen holle waarheid boven eeltige handen, een blauwe sjaal ik denk haast niet daar loopt iemand met jouw jas
Suzanne van Geuns (16) uit: Doe Maar Dicht Maar 2009
Tip www.poeziepaleis.nl en klik door naar Doe Maar Dicht Maar
Lessuggestie De wedstrijd ‘schrijf het ideale schoolgedicht’ Dit is een format voor een eigen wedstrijd op school. De prijsvraag is: ‘schrijf het ideale schoolgedicht’. Laat de leerlingen inzenden via de website van de school.
De eerste drie regels komen uit een lezersenquête van NRC Handelsblad als antwoord op vragen over het ideale gedicht. Op de website staan enkele mooie voorbeelden van dichters van naam, zoals Leo Vroman, Anna Enquist, Elly de Waard en Simon Vinkenoog.
zie: http://retro.nrc.nl/W2/Nieuws/2001/01/26/Vp/ cs.html De regels 4 tot en met 6 zijn toegevoegd om te voorkomen dat de stapels verliefdheid en liefdesverdriet binnenstromen. Regel 7 is een beperking van het aantal inzendingen per leerling. De laatste regel is een toevoeging om de nadruk te leggen op de Nederlandse taal. Verbind aan de wedstrijd een prijs die bij de leerlingen in de smaak valt. Denk aan kaartjes voor een concert, bioscoopbonnen of een waardebon van een winkelketen. Zorg dat in de jury een mix zit van leraren en leerlingen uit de hoogste klas. Vraag de populairste docent of docente als voorzitter. Dat scheelt inzendingen. Maak aan het einde van de rit een schooldichtbundel met de titel ‘Het ideale schoolgedicht’ en publiceer daarin zoveel mogelijk inzendingen.
Tip Het blijft altijd een goed idee de school
wedstrijd te koppelen aan een bestaande wedstrijd zoals Doe Maar Dicht Maar. Daarin wordt met vrijwel dezelfde regels gewerkt. Bovendien is het een extra uitdaging voor de leerlingen.
Tip Gebruik lestijd om deelnemers te ronselen, bijvoorbeeld als toetje na een toets.
De spelregels zijn eenvoudig: 1 Het ideale schoolgedicht gaat over het raadsel van het bestaan. 2 Het ideale schoolgedicht stemt tot nadenken. 3 Het ideale schoolgedicht rijmt niet en is niet streng metrisch. 4 Het ideale schoolgedicht gaat over alles behalve over liefde, voetbal en politiek. 5 Het ideale schoolgedicht gaat over jou. 6 Het ideale schoolgedicht heeft minimaal acht en maxi- maal veertien regels. 7 Alle leerlingen mogen met drie gedichten insturen, mits zij voldoen aan de spelregels.
Tip Organiseer ook een speciale variant voor
docenten en medewerkers, met een leerlingen- jury.
Het sms-gedicht De 160, een andere naam voor het sms-gedicht, is een vrij nieuwe dichtvorm, gebaseerd op de maximale lengte van een sms-berichtje. Elk gedicht bestaat uit precies 160 tekens inclusief spaties. Het is dus meer dan schrijven, het is ook puzzelen met een beperkt aantal taaltekens. Uitgeverij Meulenhoff heeft twee bundels uitgegeven met sms-gedichten. Een fraai voorbeeld uit de bloemlezing 160 is het sms-gedicht van Ingmar Heytze.
V Vragen die ik tijdig heb ingeslikt: denk je vaak aan mij. Welk gesprek druk je nu weer weg. Van wie zijn de bloemen. Aan wie denk je als je niet aan mij denkt.
10 Poëzie in de jaren ‘50 en ‘60
Een eigen pad Het credo van de Vijftigers uit de twintigste eeuw luidde: ‘Er is een lyriek die wij afschaffen’. Met andere woorden: bij hen begon de poëzie pas echt. Zo gaat het vaak in de geschiedenis van de poëzie: kritiek op de voorgaande generatie effent het eigen pad. In de negentiende eeuw bekritiseerden de Tachtigers de domineespoëzie die op dat moment in zwang was. Het motto van hun voorman Willem Kloos: “Kunst is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie”. Daardoor werd er ineens heel anders naar poëzie gekeken.
De Vijftigers De Vijftigers hebben een duidelijk stempel gezet op de literatuurgeschiedenis. Onder invloed van het dadaïsme en surrealisme wilden ze breken met de gezapige naoorlogse generatie. De Vijftigers wilden hun eigen ervaringen direct tot uitdrukking brengen, net als in kindertaal. Ook duistere droombeelden en bizarre metaforen komen in hun gedichten voor. De belangrijkste Vijftiger is Lucebert. Hij gebruikt een nieuwe taal met zeer oorspronkelijk geformuleerde beelden. Dat is te zien in het beroemde gedicht ‘Ik tracht op poëtische wijze’:
Ingmar Heytze
Het sms-gedicht is ook een aparte inzendcategorie voor de Doe Maar Dicht Maar-wedstrijd. Zie voor meer informatie www.poeziepaleis.nl Afgeleid van het twitteren, zou je tweet-gedichten kunnen schrijven. Niet meer dan 140 tekens dus. Sms- en tweet-gedichten zijn eigentijds en dus ook inzetbaar als wedstrijd.
Tip Vraag de schoolwebmaster om een page op
de schoolwebsite, waarop de leerlingen zelf hun sms-gedicht of tweet-gedicht kunnen plaatsen.
Tip Voor meer poëziewedstrijden, surf naar:
http://www.schrijvenonline.org/wedstrijden
ik tracht op poëtische wijze dat wil zeggen eenvouds verlichte waters de ruimte van het volledig leven tot uitdrukking te brengen ware ik geen mens geweest gelijk aan menigte mensen maar ware ik die ik was de stenen of vloeibare engel geboorte en ontbinding hadden mij niet aangeraakt [...] ik heb daarom de taal in haar schoonheid opgezocht hoorde daar dat zij niet meer menselijks had dan de spraakgebreken van de schaduw dan die van het oorverdovend zonlicht
18 - Poëzie is overal
Rense Sinkgraven
Lucebert
Poëzie is overal - 19
Andere belangrijke Vijftigers zijn Kouwenaar, Elburg, Vinkenoog, Schierbeek en Polet.
Lessuggesties 1 Laat de leerlingen gewone woorden anders omschrij- ven (bijvoorbeeld: poes: een spinnend kacheltje; bed: een hemels springmatras) en laat ze daarmee een kort gedicht maken. - Vinden ze dit leuke poëzie? 2 Geef leerlingen de opdracht een wonderlijk dier te verzinnen dat vreemde avonturen beleeft. Ter inspi- ratie kan bijvoorbeeld de dichter C. Buddingh’ met de blauwbilgorgel dienen. Door leerlingen dit te laten doen, wordt hun fantasie gestimuleerd, waardoor ze in staat zijn in gedichten mooie associatieve sprongen te maken.
Ja
K. Schippers
3 Laat de leerlingen eigen woorden met mooie klanken maken (bijvoorbeeld de woei of de kneubel) en laat ze daarmee een klankgedicht zonder betekenis schrijven. Ze kunnen er vervolgens een liedje van maken en het bijvoorbeeld kunnen rappen.
De Zestigers Na de Vijftigers kwam er een tegenreactie: de Zestigers. Hun grootste inspiratiebron was de kunstenaar Marcel Duchamp. Duchamp had met zijn readymades -- hij exposeerde bijvoorbeeld een wc-pot als kunstvoorwerp-laten zien dat eigenlijk alles kunst kan zijn. In navolging hiervan stelde de kunstenaar Andy Warhol in de jaren ‘60 soepblikken en Brillo-dozen tentoon, die hij ook echt mooi vond. De Zestigers, bestaande uit onder anderen K. Schippers en J. Bernlef, hadden niets met de beeldrijke taal van de Vijftigers. Het kenmerk van de Zestigers is een zeer realistisch taalgebruik, dat soms letterlijk ontleend is aan de werkelijkheid doordat er citaten, reclameslogans, caféwijsheden etcetera in verwerkt worden. Dat beelden volgens hen tekortschieten, vind je terug in dit gedicht van K. Schippers.
J
Ik heb je lief zoals je soms gelijk een gouden zomerdag bent nee nee nee ik heb je lief zoals je bent nee nee ik heb je lief zoals nee ik heb je lief
Beide stromingen hebben nog steeds invloed op hedendaagse dichters. Een aantal dichters schrijft ook nu nog beeldrijke, metaforische poëzie terwijl anderen superrealistische, bijna proza-achtige gedichten schrijven. Ook de readymades bestaan nog, en wanneer die met behulp van het internet gemaakt worden, heet dat flarf-poëzie (http://nl.wikipedia.org/wiki/flarf).
Lessuggesties 1 Geef leerlingen de opdracht: knip een gedicht. Gebruik kranten en tijdschriften en knip daar voor jou leuke, interessante zinnen, woorden, fragmenten of plaatjes uit en maak daarmee je eigen gedicht. Leerlingen maken zo op een ontspannen manier een gedicht en door verschillende bronnen te gebruiken, leren ze associatieve sprongen te maken. 2 Laat de leerlingen drie willekeurige woorden intikken op een zoekmachine en met de gevonden resultaten een flarf maken. - Wordt dit een echt gedicht of stelt het niets voor en is het maar onzin? 3 Laat de leerlingen van een beeldrijk gedicht, een gedicht zonder metaforen maken. - Welk gedicht spreekt het meest aan en waarom?
20 - Poëzie is overal
Waarover gaat poëzie? 11 Alles van waarde is weerloos Anke Herder Romantische regels
En nu nog maar alleen het lichaam los te laten de liefste en de kinderen te laten gaan alleen nog maar het sterke licht het rode, zuivere van de late zon te zien, te volgen - en de eigen weg te gaan. Het werd, het was, het is gedaan.
Wie al lange tijd in stilte een man of vrouw aanbidt, zal in de zevende hemel zijn als op een dag een mailtje binnenkomt met dit prachtige liefdesgedicht: Vaak worden fragmenten uit gedichten gebruikt. Bijvoorbeeld onderstaande drie regels uit ‘Voor een dag van morgen’ van Hans Andreus:
o kus mij, o omarm mij ik heb lang in de regen gestaan ik heb lang op de bus gewacht ik heb geen taxi kunnen krijgen ik heb lang wakker gelegen ik heb ontzettend gedroomd ik heb niets gegeten ik heb gestolen
Wellicht zou de lezer(es) de wenkbrauwen fronsen bij de laatste regel, maar niettemin zal het bloed sneller stromen bij zoveel romantische regels. En wat te denken van een sms’je met de volgende tekst: ‘Bij het denken aan de liefde, heb ik de liefde lief, en ’t is de liefde tot u, geliefde, die mij tot de liefde hief’. Direct hartkloppingen en hoge verwachtingen. Maar is diegene nog steeds in de wolken wanneer blijkt dat het om bestaande dichtregels gaat? Dat de tekstjes zijn gekopieerd van Hans Lodeizen en Herman Gorter? Dichtregels die dus niet voor de lezer persoonlijk zijn geschreven, maar voor heel iemand anders. En nog erger: die misschien al door vele anderen ontvangen zijn bij wijze van liefdesverklaring. Of krijgt de boodschap juist meer zeggingskracht omdat de zender een paar van de mooiste dichtregels uit de Nederlandse literatuur heeft gekozen?
Toevlucht Wanneer hevige emoties onder woorden gebracht moeten worden, nemen veel mensen hun toevlucht tot bestaande gedichten. Want dichters zijn in staat om niet alleen hun eigen emoties en gevoelens te verwoorden, maar zich ook in die van anderen te verplaatsen. Dat is van grote waarde bij ingrijpende gebeurtenissen, zoals een geboorte, huwelijk of sterfgeval. In de context van rouwadvertenties en uitvaartdiensten worden verscheidene gedichten van Vasalis vaak geciteerd. Een klassieker is het gedicht ‘Sub Finem’:
w
Wanneer ik morgen doodga, vertel dan aan de bomen hoeveel ik van je hield.
Sommige dichtregels hebben zoveel zeggingskracht dat ze door lezers, of misschien beter gezegd gebruikers, als het ware uit het gedicht worden getild. De regels staan niet langer in hun eigenlijke context en verliezen zo soms hun oorspronkelijke betekenis. Vier klassieke regels van Willem Elsschot die veel mensen raken en die een lezer op diverse eigen situaties kan toepassen, zijn de volgende:
want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat
Voor velen zal de oorspronkelijke context grotendeels uit het geheugen verdwenen zijn. En misschien zijn er zelfs mensen die menen dat bovenstaande een op zichzelf staand gedicht van Elsschot is geweest. Maar de regels zijn afkomstig uit zijn gedicht ‘Het Huwelijk’. Misschien is dit gedicht uiteindelijk ook wel een gelegenheidsgedicht te noemen. Maar erg populair om voor te dragen op feesten en partijen ter gelegenheid van een huwelijksjubileum zal het niet worden.
Waarover gaat poëzie? - 21
Het Huwelijk Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd in d’ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven, haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt. Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeeren, hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard. Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond het merg uit haar gebeente, dat haar tóch bleef dragen. Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen, en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond. Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand. Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen en rennen door het vuur en door het water plassen tot bij een ander lief in enig ander land. Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat. Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot en zagen dat de man dien zij hun vader heetten, bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten, een godvergeten en vervaarlijke’ aanblik bood.
niet elk gedicht een gelegenheidsgedicht is, omdat een schrijver altijd een aanleiding heeft, die hem tot dichten aanspoort. Tot slot is het goed om voor ogen te houden dat Vasalis en andere veel geciteerde dichters hoogstwaarschijnlijk niet de intentie hebben gehad om een ‘gelegenheidsgedicht’ te schrijven. En ook niet hebben geschreven in de hoop veel geciteerd te gaan worden. Maar het feit dat enkele dichtregels zoveel gebruikt worden op momenten dat mensen zelf niet bij machte zijn gevoelens van verdriet of juist geluk te verwoorden, bewijst de kwaliteit van de betreffende dichtregels. En dus van de dichters.
Lessuggesties 1 Organiseer de Week van de Gelegenheidspoëzie! Laat leerlingen bij diverse gelegenheden een tijdloos gedicht schrijven. Neem alledaagse gebeurtenissen als uitgangspunt. Laat bijvoorbeeld een gedicht schrijven voor leerlingen die gezakt zijn voor hun eindexamen. 2 Kies enkele klassieke dichtregels. Bijvoorbeeld: - Denkend aan Holland, zie ik zie ik brede rivieren traag…’ (Hendrik Marsman); - ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ (Herman Gorter); - ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen’ (J.J. Slauerhoff); - ‘Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten’ (Willem Kloos); - ‘Alles van waarde is weerloos’ (Lucebert). Laat leerlingen eerst bedenken wat de bedoeling van de schrijver is en de mogelijke context waarin deze regels geschreven zijn. Laat hen dan het hele gedicht zoeken. Bekijk welke betekenis de regels hebben in het geheel. Waarom zijn juist deze gedichten of dichtregels klassiekers geworden? 3 De klassiekers bieden een mooie gelegenheid om te werken aan voordrachtskunst. Laat leerlingen een favo- riete klassieker uit hun hoofd leren. Daarna kunnen de gedichten worden voorgedragen. De toehoorders moeten gegrepen worden! Verdeel de klas eventueel in teams en maak er een spannende wedstrijd van, zoals bijvoorbeeld een theatersportwedstrijd (zie ook hoofdstuk 9).
Willem Elsschot
Gelegenheidsgedichten worden wel eens als minderwaardig genre beschouwd. Maar het feit dat een gedicht voor een specifieke gelegenheid wordt geschreven, zegt niets over de kwaliteit van het gedicht. Laat staan over de kwaliteit van de dichter. Je kunt zelfs de vraag stellen of
22 - Waarover gaat poëzie?
4 Schilder, teken of fotografeer bij een klassieker. Geef leerlingen opdracht de betekenis en/of het gevoel dat het gedicht oproept in één beeld te vangen. De beelden bieden aanleiding voor reflectie op het gedicht en de beleving. Organiseer een tentoonstelling (zie ook hoofdstuk 14).
12 Gevoelens, gebeurtenissen en observaties
Trees Steeghs
Vuistregels
V
Is het woonhuis besmet, zeiden ze in het dorp van mijn grootouders sluit dan een varken een nachtlang op het kwaad kruipt in het beest en alles is de volgende morgen schoon In het bouwsel dat elk leven is breekt er een moment aan dat heet goede raad was duur, een lekkage heeft de muren bedekt met rorschachfiguren en het ruikt naar iets dat ooit tijdens een oud spelletje werd verstopt Kijk de tafel rond en probeer uit te vinden wie de sigaar zal zijn zo luidt een gouden tip voor pokeraars zie je het slachtoffer niet dan rest er maar een mogelijkheid Dus zeg ik deze nieuwe dag tegen het gezicht in de scheerspiegel stop met graven als je in de put zit wees bereid au & ja te zeggen kijk om je heen, doorzoek alle kamers en vind je het varken niet dan ben jij het
K. Michel
Waar gaat het over? In ‘Vuistregels’ wordt een reeks uiteenlopende elementen tot gedicht. Er is de introductie met de traditie uit een (verdwenen?) platteland; er is de verwijzing naar momenten in ieders leven waarin zaken niet zo goed gaan; er is de verwijzing naar een gulden regel uit het pokerspel. Daarna volgt de synthese van de drie elementen: het varken, het leven en het pokerspel worden een aansporing. Doet deze korte uiteenrafeling het gedicht recht? Nee! Oké, een nieuwe poging: hoe laat dit gedicht je achter na lezing? Stel dat je aan het einde van dit gedicht tot de conclusie komt dat jij het varken bent: betekent dat dan dat het kwaad in jou gekropen is? Wat betekent dat dan voor het ‘au & ja’? Eigen schuld dikke bult? Maar hoe zit het dan met het slachtoffer uit het pokerspel? Kroop het kwaad in het slachtoffer? Is het slachtoffer eigenlijk nog wel langer slachtoffer? Een gedicht als ‘Vuistregels’ is lastig met logica te lijf te gaan. Zeggen waarover het gedicht handelt, is proberen het gedicht van zijn betovering te ontdoen. Een gedicht als dit brengt het gesprek in klassen soms op de vraag: “Maar waar gaan gedichten dan eigenlijk over?” Het eerste antwoord op die vraag is vaak: over gevoelens! Daarna volgen liefde, dood, het leven, oorlog, dieren, mensen, gebeurtenissen… En voor je er erg in hebt, blijkt dat gedichten zich niet houden aan grenzen en thema’s en strak omschreven regels. In het gedicht ‘Vuistregels’ is zichtbaar hoezeer emoties, waarnemingen en gebeurtenissen met elkaar een spel aangaan zo dat er meer verteld wordt dan in recht toe recht aan woorden gezegd kan worden.
Lessuggesties Probeer het zelf eens Een klassiek stappenplan om een gedicht te schrijven is het volgende: 1 Kies een ansichtkaart/foto/plek. 2 Noteer wat je waarneemt, zonder betekenis te geven. Verwerk dit tot een gedicht (gedicht A). 3 Noteer wat je beleeft en denkt bij het kijken. Verwerk dit tot een gedicht (gedicht B). 4 Lees voor wat je opgeschreven hebt, en laat de toehoor- der beoordelen in welk gedicht de meeste ruimte voor emoties en duiding is. Vaak zal blijken dat dat het gedicht zonder persoon- lijke interpretatie is (gedicht A). Soms zijn de waar- nemingsgedichten nogal droog. Een optie is om van de twee versies een derde gecombineerde versie te maken.
Waarover gaat poëzie? - 23
R Lessuggesties Een andere mogelijkheid
Met leerlingen is een andere manier waarin waarneming en emotie samenkomen soms ook interessant. 1 Geef leerlingen in de eerste les de ruimte om een gedicht boordevol emotie te schrijven. Over de liefde, over verdriet, over verlangen enzovoorts.
2 In de tweede les kiest elke leerling op gevoel, zonder doel en overwegen, een ansichtkaart – met afbeeldin- gen uit (bijvoorbeeld) impressionisme, expressionisme, kubisme, surrealisme. 3 Leerlingen maken notities in drie stadia: - wat zie ik - wat denk of vind ik - wat zie ik wat ik bij de eerste keer kijken niet zag. 4 Met die aantekeningen schrijven ze één gedicht.
5 Tot slot verwerken ze elementen uit gedichten van de eerste en de tweede les tot een laatste gedicht.
Tip ‘Iets wat je vandaag had gedaan als je niet op
school was geweest’ kan naast emotie en waarneming nog een derde denk- en associatie- richting zijn.
Ruimte voor verbeelding
De gedichten die met behulp van dit soort stappenplannen geschreven worden zijn vaak spannender – hebben meer ruimte voor eigen duiding en verbeelding – dan de gedichten waarin een leerling rechtstreeks het eigen gevoel beschrijft. De emotie blijft toch wel merkbaar onder de waarnemingen. En wat niet hardop wordt uitgesproken is in een gedicht meestal krachtiger. Het is belangrijk dat de leerlingen dat niet alleen inzien maar juist ook ervaren.
24 - Waarover gaat poëzie?
Uitingsvormen van poëzie 13 Liedteksten Anke Herder Verboden te zingen In het jaar 1549 wordt de 17-jarige Anthonis Courtsz. in Leeuwarden gestraft voor het zingen van liederen. Anthonis wordt gegeseld, zijn tong wordt doorboord en hij wordt voor eeuwig uit Friesland verbannen. Desondanks blijft Anthonis geuzenliederen zingen. Drie jaar later wordt hij in Amsterdam opnieuw opgepakt, verdacht van wederdoperij. Bij zijn arrestatie vindt men een lied in handschrift, dat zijn ketterse sympathieën verraadt: ‘O God ic moet u claghen’. Tegenwoordig zullen dergelijke straffen niet snel meer uitgevoerd worden. Maar wie denkt dat de invloed van de kerkelijke macht op liedteksten in Nederland iets is uit een ver en donker verleden, vergist zich. In maart 2010 laat een katholieke functionaris weten dat enkele liederen van Huub Oosterhuis en Ida Gerhardt niet meer in de kerk gezongen mogen worden. Reden daarvoor is dat de liederen te vaag zijn en te weinig over God gaan. Dus waar de liedteksten van de jonge Anthonis in de 16e eeuw te expliciet waren, worden liederen zo’n vier en een halve eeuw later juist veroordeeld omdat ze te impliciet zijn. Maar wanneer is een tekst te vaag? Zijn de teksten van Oosterhuis en Gerhardt misschien te poëtisch om als lied dienst te doen?
Liedtekst en/of gedicht Wat maakt een tekst dan tot een liedtekst en hoe verschilt een liedtekst van een gedicht?
K Ken je mij? Wie ken je dan? Weet jij mij beter dan ik? Ken je mij? Wie ben ik dan? Weet jij mij beter dan ik?
Ogen die door de zon heen kijken Zoekend naar de plek waar ik woon Ben jij beeldspraak voor iemand die aardig is, of onmetelijk ver, die niet staat en niet valt en niet voelt als ik, niet koud en hooghartig Hier is de plek waar ik woon Een stoel op het water, Een raam waarlangs het opklarend weer Of het vallende duister voorbij vaart Heb je geroepen? Hier ben ik Fragment uit Ken je mij, geschreven door Huub Oosterhuis. Gezongen door Trijntje Oosterhuis (cd/dvd Blue Note, 2008)
Metrum ‘Wat een tekst tot een liedtekst maakt, is het regelmatige metrum. Metrum wordt geheel bepaald door de opeenvolging van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen in een tekst. Het betekent dat je in de praktijk slechts met twee maatsoorten te maken hebt, namelijk een driekwartsmaat en een vierkwartsmaat. Een voorbeeld van een driekwartsmaat is de volgende zin: Kinderen Soppen hun Kaplaarzen Lekker in Iedere Plas. Vierkwartsmaat: Zou je Tegen Alle Grote Jongens Willen Zeggen: Handen Thuis en Lazer Op. Om het metrum te bepalen, is het belangrijk om een zin met overdreven nadruk hardop te lezen’, aldus Rob Chrispijn, een van de belangrijkste liedschrijvers van ons land. Chrispijn schrijft teksten voor onder anderen Herman van Veen, Angela Groothuizen en Lenette van Dongen. Speciaal voor dit jubileumboek geeft hij zijn ideeën over het onderscheid tussen gedichten en liedteksten. Chrispijn: ‘Voor een gedicht kan het juist een voordeel zijn om geen vast metrum te hebben. Want het zorgt voor een grotere levendigheid en biedt meer ruimte aan de lezer om een eigen cadans te ontdekken door bepaalde woorden meer te accentueren’.
Uitingsvormen van poëzie - 25
A Als een schaduw valt de avond op een doordeweekse dag en de dinsdag wordt begraven en de radio speelt Bach en de kinderen zijn onrustig, want ze willen niet naar bed ‘t is een slopende idylle in een veel te dure flat. En vandaag is het de elfde en hij is precies hetzelfde, als de twaalfde of de tiende ik kreeg wat ik verdiende rozegeur, maneschijn rozegeur, maneschijn roze schijn.
Fragment uit Rozegeur, Rob Chrispijn, 1970. Oorspronkelijk gezongen door Herman van Veen.
Verschillen
Een ander verschil tussen een liedtekst en een gedicht is volgens Chrispijn dat bij een gedicht het ‘wit’ tussen de regels vaak wat groter is. Gedachtesprongen zijn groter, want je hoeft een gedicht niet na één keer lezen helemaal te begrijpen. Sterker nog: het is juist een voordeel voor een gedicht als het zich niet meteen helemaal gewonnen geeft. Bij een lied verdient het echter wel de voorkeur als een luisteraar bij de eerste keer beluisteren globaal weet waar het over gaat. Als luisteraar moet je voor de duur van een liedje helemaal kunnen meegaan in wat de zanger of zangeres beweert. Een liedtekst moet qua gevoel direct kloppen. Chrispijn hanteert hiervoor het begrip ‘emotionele logica’. En natuurlijk neemt dat niet weg dat ook een liedtekst heel poëtisch kan zijn.
Lessuggesties 1 Bespreek het gedicht ‘Onder de appelboom’ van Rutger Kopland. Ga vooral in op gevoelens die het gedicht oproept. Beluister daarna de gezongen versie door Paul de Leeuw (of Mathilde Santing). Praat over de verschil- len in beleving: voegt de muziek iets toe aan de inhoud? Ervaar je de inhoud op een andere manier? Paul de Leeuw op youtube: http://www.youtube.com/watch?v=LPjo9RUHY-U
26 - Uitingsvormen van poëzie
Onder de appelboom Ik kwam thuis, het was een uur of acht en zeldzaam zacht voor de tijd van het jaar, de tuinbank stond klaar onder de appelboom ik ging zitten en ik zat te kijken hoe de buurman in zijn tuin nog aan het spitten was, de nacht kwam uit de aarde een blauwer wordend licht hing in de appelboom toen werd het langzaam weer te mooi om waar te zijn, de dingen van de dag verdwenen voor de geur van hooi, er lag weer speelgoed in het gras en verweg in het huis lachten de kinderen in het bad tot waar ik zat, tot onder de appelboom
O
2 Anna Enquist beschouwt poëzie als een tussenvorm tussen het woord en de muziek. Filosofeer hier met elkaar over. Waar liggen de overeenkomsten en waar de verschillen? En waar zit dan het midden? Zowel vormtechnische als inhoudelijke kenmerken kunnen besproken worden. 3 Daag samen met de docent muziek leerlingen uit om van een gedicht een muziekstuk te maken. Bijvoor- beeld in de vorm van een lied, of zodanig dat de muziek de sfeer van het gedicht weet op te roepen. - Welke instrumenten zijn geschikt en waarom? - In hoeverre is het metrum van het gedicht leidend? - Wordt het een driekwarts- of een vierkwartsmaat?
14 Tekst en beeld
Anke Herder
1+1=3 Oogt een maaltijd aantrekkelijker door poëtische teksten op het tafellaken of de servetten? Of smaakt een gedicht beter als je de woorden op de schort van de gastheer of gastvrouw leest en wanneer de liefde languit over tafel ligt? De wijze waarop poëzie gepresenteerd wordt, beïnvloedt het lezen, ervaren, misschien zelfs interpreteren ervan.
4 Een erg mooi Vlaams voorbeeld: beluister en bekijk het nummer Slaap Lekker van Diggy Dex en Eva de Roovere. Zie bijvoorbeeld http://www.youtube.com/watch?v=T6YE5h2Xtow. Laat de leerlingen de tekst analyseren aan de hand van vormkenmerken: rijmschema, rijmklanken, rijm- dwang en het metrum. Ga bij de bespreking ook in op de creativiteit van de tekstschrijver. De tekst is te vinden via http://songteksten.net/lyric/7388/79770/ diggy-dex/slaap-lekker-fantastig-toch.html.
en later hoorde ik de vleugels van ganzen in de hemel hoorde ik hoe stil en leeg het aan het worden was
gelukkig kwam er iemand naast mij zitten, om precies te zijn jij was het die naast mij kwam onder de appelboom, zeldzaam zacht en dichtbij voor onze leeftijd.
Rutger Kopland uit: Onder het vee, Van Oorschot, Amsterdam 1966
Een dichter heeft een schat aan mogelijkheden op papier, maar ook anderszins. Bijvoorbeeld via voorwerpen waarop hij zijn gedichten kan plaatsen of door middel van interactieve animaties. En dan is er natuurlijk de combinatie van tekst en beeld, door samenwerking van een dichter en een beeldend kunstenaar. De poëzieposters en -kaarten van Plint zijn hiervan een goed voorbeeld. Tekst en beeld zijn gecombineerd, waardoor ze elkaar wederzijds versterken en extra schoonheid verlenen.
Uitingsvormen van poëzie - 27
BOEM paukeslag De Dada-beweging aan het begin van de 20e eeuw heeft de beeldkracht van taal op papier laten zien. Met het gedicht ‘Boem Paukeslag’ deed Paul van Ostaijen in 1921 het Nederlands grondgebied schudden. Hij was een van de kunstenaars die liet zien dat de vorm van de letters, de grootte, de interpunctie en keuzes in lay-out en bladspiegel de betekenis van woorden en zinnen kan intensiveren.
toonbank op zoek naar de Ultieme Liefdesverklaring loop ik haastig binnen ‘deze woorden hier zijn nog niet eerder gebruikt,’ zegt de verkoper, wijzend op een stoffig doosje ‘ze moeten echt allemaal nog uitgesproken worden’ en kijkt mij ongeduldig vragend aan
als niemand luistert naar niemand vallen er doden in plaats van woorden Schilderij: Marijke van der Blom
- ‘zal ik ze voor u inpakken?’ - ‘ja, heel graag… het is nog een verrassing’ Gedicht: Anke Herder
Wederzijdse inspiratie
In de producten van Plint maakt een beeldend kunstenaar een schilderij of tekening bij een bestaand gedicht. Maar andersom kan het natuurlijk ook. Schilderijen, foto’s of beelden kunnen een dichter inspireren tot schrijven. Een voorbeeld daarvan zijn de gedichten die Rutger Kopland schreef naar aanleiding van een tentoonstelling met het werk van Giacometti in 2008.
28 - Uitingsvormen van poëzie
doden
T
1 Geef leerlingen onderstaand gedicht van Jana Beranová. Bedenk samen verschillende voorwerpen en plaatsen (bijvoorbeeld een gebouw) om deze tekst te tonen. Wat is geschikt en wat doet de omgeving met deze tekst? Voer het zo mogelijk uit.
in de winkel zie ik de bak met tweedehands zinnen, planken achterhaald geluk, glazen potten vol oud zeer en in de etalage nog een complete set hebben en houden
Tip Ga naar http://www.digidicht.nl Lessuggesties
ik mompel iets twijfelachtigs, weet niet of dit de juiste woorden zullen zijn en kijk verlegen om me heen
ik weet, er is geen tijd te verliezen en als de kassa rinkelt, overhandig ik mijn kloppend hart
Op de website www.digidicht.nl zijn uiteenlopende voorbeelden te zien. Digidicht.nl is een virtueel platform dat dichters, schrijvers, vormgevers, kunstenaars en anderen de ruimte biedt om nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan. De website biedt bovendien een publieke en interactieve ruimte waarin ook gediscussieerd kan worden over het werk.
De lopende man Er is een verlangen waarvan je niets weet Waarnaar – naar iets dat voor je uit vlucht Er is een plek waarnaar je verlangt maar je kent Die niet – je moet leven met het onmogelijke Dit soort dingen denk ik als ik die dunne man Van Giacometti weer zie in zijn museum Zo onmogelijk dun – hij is al bijna verdwenen In zichzelf in de plek waar hij staat Hij staat daar maar hij loopt en hij loopt maar met Lichte haastigheid – hij wil gaan, voorbijgaan Naar ergens en hij blijft dat maar willen Je begrijpt het niet In de ramen een parklandschap – winterlicht Stille beuken, grijs gras, en niemand
Rutger Kopland
Gedicht van Dirk Schut (12 jaar), uit: Doe Maar Dicht Maar 2006
De nieuwste ontwikkelingen in de presentatie van poëzie zie je op het beeldscherm. De e-gedichten, oftewel elektronische gedichten, zijn in opmars. Poëzie wordt gepresenteerd via animaties. Daardoor kan een gedicht als een filmpje op het scherm van de bezoeker verschijnen. Maar ook de lezer kan een actieve rol vervullen in bijvoorbeeld het tempo waarin woorden of zinsdelen tevoorschijn komen.
Uitingsvormen van poëzie - 29
2 Laat leerlingen op grote vellen papier of de computer experimenteren met de vormgeving van onderstaand gedicht van Nick Rottiné. De zins- en woordvolgorde moet hetzelfde blijven, al het andere mag variëren. Bespreek: wat verandert er? En waarom? Laat de leer- lingen uiteindelijk een ontwerp maken waarin de vormgeving de inhoud versterkt.
N
15 Metaforen en paradoxen Rense Sinkgraven Zo is het nog nooit gezegd
Lessuggesties
De koperen ploert schroeit de aarde. Ooit is er een dichter geweest die dit originele beeld, deze metafoor, verzonnen heeft om de verzengende zon te omschrijven. De vliegtuigen die Duitsland in de Tweede Wereldoorlog bombardeerden werden Engelen der Wrake genoemd. Met metaforen beschrijven dichters bijzondere gebeurtenissen op een bijzondere manier. Een mooie metafoor staat meteen in het geheugen gegrift. H.H. ter Balkt is een meester in het gebruik van beeldende vergelijkingen.
1 Laat de leerlingen de vier seizoenen per seizoen be- schrijven zonder en met metaforen. - Voegt de metafoor iets toe?
De vliegen droegen de zomer binnen op stoffige dienbladen De maand mei riep de liefde binnen naar welriekende bedden
Hemellichten, schijnend vanaf het eerste begin verhingen zich in schuren; werden rijp en ijzel
3 Kies een beeld dat alle leerlingen kennen, bijvoorbeeld uit de buurt of van een bekend kunstenaar. Laat leer- lingen een gedicht schrijven over dit beeld. Dat kan heel beschrijvend zijn, maar ook ingaan op het beeld en zijn omgeving. 4 Leerlingen kunnen animaties van gedichten maken via animatiesoftware zoals de Holy-player of eenvoudi- ger software zoals PowerPoint. Laat leerlingen een animatie van een favoriet of eigen gedicht maken. Inspiratie is te vinden via www.poeziepaleis.nl. Klik door naar Media en bekijk de animaties van winnende gedichten van Kinderen en Poëzie. 5 Laat leerlingen een favoriet gedicht verbeelden bij handvaardigheid of techniek. Praat met elkaar over de materiaalkeuze en de aanpak. - Hoe verbeeld je een gedicht? - Probeer je het gevoel of de betekenis als geheel te laten zien? Of juist een detail?
30 - Uitingsvormen van poëzie
2 Laat de leerlingen een paar mooie videoclips zien waar ze vervolgens een beeldrijk gedicht bij schrijven. - Komt de beeldtaal van de clips terug in de gedichten? 3 Laat de leerlingen een metaforische rap maken. - Passen metaforen bij rap? Waarom (niet)?
Alles is mogelijk
Ik ben onderweg. Ik zit in de trein. Voel dat ik droom. Tussen Groningen en Utrecht. Kijk het sneeuwt en mijn ogen zijn zwaar. Stilte om me heen. Droom. Wacht op me.
Nick Rottiné (14) uit: Doe Maar Dicht Maar 2008
Een mooie metafoor geeft een gedicht iets oorspronkelijks; zo is het nog nooit gezegd. Dat kan treffend of verrassend zijn en de lezer overvallen of ontroeren. Een metafoor is niet alleen mooi maar ook een middel om betekenis te achterhalen en vast te leggen. Een betekenisomschrijving die, anders dan een definitie, niet vastlegt maar aanduidt.
Wanneer Vasalis het gedicht ‘Tijd’ begint met langzamer leven dan de oudste steen, weten we dat dat onmogelijk is. Maar daar gaat het niet om. Juist die paradoxale eerste zin stelt haar in staat om ons mee te voeren op een reis door de gewelddadige en wrede geschiedenis van ons universum. De paradox is een (schijnbare) tegenstelling die juist in de poëzie veel voorkomt. Een andere dichter die regelmatig gebruik maakt van paradoxen is Wouter Godijn. Hij begint zijn gedicht ‘Verzoek’ als volgt:
H.H. ter Balkt
Verzoek Ook een dichter als Johan Joos maakt poëzie met indringende beelden.
zoals de tram de wereld in brokken achterlaat wil ik door mijn leven snijden bij elke blik schervengeklink niets dan vrieslucht en in de maag: uitgemergelde woorden
Johan Joos
Je kunt komen maar ook het tegendeel is mogelijk: gaan. Er gaapt opeens zo’n mooi dromerig verschil tussen die woorden. Blauw als koolzaad – dat in werkelijkheid natuurlijk geel is.
In deze eerste strofe buigt Godijn een tegendeel al om naar een mooi dromerig verschil en geel wordt blauw. Hij gaat als volgt verder.
Maar ik vind ‘in werkelijkheid’ soms zo hebberig. Kan er voor één keer niet een flauw glimlachje krullen om een snavel en dan drie keer vliegen om een maan die schuchter doet als een tenger meisje? U weet wel. Zo’n donker- blauwe morgen, kwart voor zes en behoed voor alles. Ontsnapt aan de terreur van de seizoenen, ontdaan van alle betekenis en godzijdank geen naam?
W
Wouter Godijn
De paradox leidt ons de wereld van de dichter binnen en daar is niets onmogelijk. De maan kan schuchter doen als een tenger meisje en een donkerblauwe morgen zijn. Maar dat roept vragen op die uitmonden in de slotvraag. Is het mogelijk om ontdaan te zijn van alle betekenis en zelfs bevrijd te worden van je naam? Het antwoord is ontkennend omdat de dichter de paradox in stand houdt.
Lessuggesties 1 Laat de leerlingen een kort gedicht schrijven waarin een paradox (bijvoorbeeld: de arme rijken) geloofwaar- dig uitgewerkt wordt. - Hoe is de paradox waar? (in welk opzicht is een rijke arm?) - Voegt het onverwachte van de paradox iets toe? 2 Laat de leerlingen een gedicht schrijven over een wereld waar alles omgekeerd is (stenen vallen omhoog, vissen vliegen). - Kun je iets met dit verrassende wereldbeeld? 3 Geef leerlingen de opdracht een paradox te laten uit- monden in een totaal absurd gedicht. - Gaat het echt nergens over of wordt de paradox mis- schien duidelijker?
Uitingsvormen van poëzie - 31
Het gebruiken van poëzie 16 Poëzie lezen Trees Steeghs Doodeng of geweldig Leerlingen vinden het afwisselend doodeng of geweldig om hardop in de klas gedichten te lezen. Op alle leerniveaus is het mogelijk met leerlingen te praten over gedichten, over gebruikte technieken en vormen, en is er ruimte voor reflectie. Vaak is er openheid voor de taal in gedichten en ontvankelijkheid voor de vorm van communicatie in gedichten.
Praktijkvoorbeeld Een werkbundel lezen 1 Een school voor praktijkonderwijs heeft jaarlijks een poëzieproject over wonen. Leerlingen vinden bij binnenkomst op hun tafeltje een A5-poëziebundeltje met ruimte voor naam en klas op de omslag. Iedere leerling mag na de les een exemplaar meenemen. Zodra ze zitten, slaan leerlingen de bundel open. Iemand vraagt “Mogen we dit hebben?” en een ander: “Mag ik een gedicht voorlezen?”. Eerst komt de introductie: waarom liggen die gedichten daar en wie is die vreemde juf voor de klas? Dan mogen leerlingen bladeren, kiezen, beurtelings een gedicht hardop lezen. Een leerling noemt het paginanummer, de anderen bladeren naar die pagina en zijn stil: er wordt gelezen. Daarna praten we over het gedicht: - waarom koos je juist dit gedicht? - kun je aanwijzen wat je mooi vindt? - wat vind je er van dat het wel/niet rijmt? - wat vertelt het gedicht je? Uit de werkbundel ‘Wonen’ kiezen leerlingen vaak een gedicht van Frans Pointl. Het bevat woorden die leerlingen niet begrijpen. De poëziedocent breekt dan in en introduceert de onbekende woorden. Dan leest de leerling:
Als in de nacht als in de nacht de deur naar het armetierig vlonderbalkonnetje openstaat en het regent zacht denk ik altijd aan mijn dood weet zeker dat na dit leven mij een ander bestaan wacht
Frans Pointl
32 - Het gebruiken van poëzie
Bijna altijd kunnen leerlingen wel iets benoemen over wat ze vinden van een gedicht. Bij dit gedicht blijft dat ongedifferentieerd. Leerlingen raken ontroerd door de emotie van de nacht, en van het donker, en van die regen, en dat je waarschijnlijk alleen bent – gaat het om hoop? Ze vinden het gewoon mooi.
Praktijkvoorbeeld Een werkbundel lezen 2 In vmbo-klassen met veel Marokkaanse leerlingen valt het gedicht ‘Berbermeisje uit Casablanca’ van Fouad Laroui goed. Leerlingen zien na enig napraten scherp waar dit gedicht over gaat, waar de onmacht, de vrijheid, de tegenstrijdigheid zit. In het gedicht worden het conflict tussen stad en platteland en het conflict tussen traditie en moderniteit op de spits gedreven in de vraag “Nike of henna?”
Berbermeisje uit Casablanca
Dochter van een vreemde paring Nike en henna de wond diep in je liefkoos je die En was er niet de trots van je voorouders je zou slavin zijn het hoofd gebogen je zou spelen met de ketenen van je verlatenheid dat wat je vrijheid noemt
Maar wanneer de rondedans stopt Kijk je dan naar je reflectie in de kleine spiegel?
Een scholengemeenschap onder de rook van Rotterdam (een grensgebied tussen stad en platteland) wil poëzielessen met alle havo 4-klassen – 13 stuks. In bijna elke klas is hetzelfde gedicht favoriet: ‘een paar vreemde teksten’ van Jan Hanlo.
een paar vreemde teksten hasabawafo ifu taqajutaf hasabat panapapanu e’pawabamafo qafasalafo napat cafahasapafou ef hasabavaxacafahasajouf qabefo fo jo nafutafamaxafasal fo afasalafo wavamu ifu bamamafohat obaban fo obefo faqazudam gadas rohasarad foqazar nalijnanalas etc. kf cfou apbmt ef mbvxf obdiu apbmt ef xpmmfo wbdiu wbo tdibqfo abpmt wbo xjnqfst pohfebdiu ffo hspfu nz xfm ffot ufhfombdiu id adms ijnzkr cd kztvd mzbgs ijnzkr cd vnkkdm uzbgs uzm rbgzodm ijnzkr uzm vhlodqr nmfdczbgs ddm fqnds lx vdk ddmr sdfdmkzbgs
(Ik heb je gezien op die motor achterop bij een gewelddadige gek)
Nike of henna? Fouad Larou
Praktijkvoorbeeld Een werkbundel lezen 3
Jan Hanlo
Vaak leidt dit gedicht tot een opinieronde: wie kiest er voor Nike, wie kiest er voor henna, wie kiest er voor beide? Als dan (meestal) meer meisjes voor henna kiezen en meer jongens voor Nike (of voor Nike én henna), ontstaan er gesprekken in die klas. Het gedicht raakt aan kwesties die voor de leerlingen relevant zijn. Voor hen geeft dit gedicht zich in een klassengesprek bijna als vanzelf prijs.
Misschien spreekt het zich verder in de pauzes. Maar vooral de jongens werken hard aan het geheimschrift waaronder een liefdesgedicht schuil gaat. Gedichten zijn raar, maar op dit gedicht kun je je slimme vaardigheden loslaten. Daarna krijg je de beloning – een liefdesgedicht. Het geheimschrift geeft ruimte voor veiligheid, voor uitgebreid lezen, voor camouflage van de ontroering. De noodzaak voor een defensieve houding in de klas is weggevallen.
Werkbundels maken Als je als docent begint met thematische werkbundeltjes, bouw je snel een collectie op. Veel gedichten passen bij meerdere thema’s, en de collectie die je leerlingen aan kunt bieden wordt steeds rijker en rijper. Rijker: je hebt steeds meer om uit te kiezen. Rijper: van steeds meer gedichten ontdek je elementen die leerlingen wel en niet aanspreken. Zo ontwikkel je inzicht in wanneer welke gedichten aan te bieden. Je leert de goede vragen aan leerlingen te stellen over hoe zij het gedicht beleven.
G
Waarom staan vmbo-basis leerlingen in de klas te zwaaien en te dansen zodra een klasgenoot de Elfenkoning van Goethe in hiphopversie brengt? Welk archetypische gevoel over een machteloze vader weet Goethe in mythische woorden te vangen? Je weet vaak de antwoorden niet, maar je kunt wel waarnemen wat er gebeurt. Dat jij als docent vragen deelt met leerlingen is een mooi ontmoetingspunt. Leerlingen houden er van zelf te mogen ontdekken wat er gebeurt in een gedicht. Bij werkbundels die de leerlingen niet mogen houden, is regelmatige controle van alle exemplaren belangrijk. Sommige gedichten worden vaker uitgescheurd dan andere, maar regelmatig zijn exemplaren na een les niet meer compleet.
Het gebruiken van poëzie - 33
17 Poëzie schrijven Rense Sinkgraven Met passie Poëzie schrijven begint met passie. Het is de hartstocht om dingen die je meemaakt, gevoelens die je overvallen, vast te leggen. Maar hoe doe je dat?
Vormvast Er zijn dichters die vooral vormvast dichten en bijvoorbeeld een sonnet of rondeel schrijven. Een voordeel is dat het gedicht volgens vaste regels gestructureerd wordt en klassiek van vorm is. Een nadeel voor beginners, zoals leerlingen, kan zijn dat er rijmdwang ontstaat waardoor het gedicht een kunstmatige indruk maakt. Een voorbeeld van een geweldig sonnet –- het is mooi in balans en heeft een prachtige sfeer -- uit de negentiende eeuw is het gedicht Avond van Willem Kloos.
Avond Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht De witte bloesems in de scheemring - ziet, Hoe langs mijn venster nog, met ras gerucht, Een enkele, al te late vogel vliedt. En ver, daar ginds, die zachtgekleurde lucht Als perlemoer, waar ied’re tint vervliet In teerheid.., Rust - o, wonder-vreemd genucht! Want alles is bij dag zó innig niet. Alle geluid dat nog van verre sprak, Verstierf - de wind, de wolken, alles gaat Al zacht en zachter - álles wordt zo stil... En ik weet niet, hoe thans dit hart, zo zwak, Dat al zó moe is, altijd luider slaat, Altijd maar luider, en niet rusten wil.
Willem Kloos
Vrije verzen
Lessuggesties
Alhoewel een flink aantal dichters, zoals Jean Pierre Rawie en Jan Kal, klassiek schrijft, houden de meeste dichters zich nu bezig met het vrije vers. Dat betekent dat alles is toegestaan. Van een dadaïstisch klankgedicht tot een minutieus prozagedicht. Alles is mogelijk. Maar hoe schrijf je zo’n gedicht zonder het houvast van metrum en rijm? Eén manier om dit te doen wordt wel automatisch schrijven genoemd. Daarbij schrijf je gedachteloos woorden op, waardoor je een enorme variatie krijgt en waar je uiteindelijk die dingen uit kunt pikken die je interessant vindt voor een gedicht. Je kunt ook typografisch experimenteren door letters of woorden anders te rangschikken. Dit levert soms verrassende effecten op. Tonnus Oosterhoff is er een meester in.
1 Laat de leerlingen strofe voor strofe een sonnet schrij- ven volgens de regels. Bespreek of ze de vaste vorm een beperking of een hulp vonden.
O
In de kwal roept de zee
O, roept de zee in de kwal. De zee in de kwal roept o o o De zwevende mond legt zich aan om de infinitief, o, o, roepdrinkt o. Wie of wat niet op de gedachte komt zich te bevrijden is hier hier hier hier hier en hier niet te weten.
Tonnus Oosterhoff
Het onbekende in
Ook de omgeving kan belangrijk zijn voor het schrijven van poëzie. Stap eens uit je vertrouwde omgeving in het onbekende. Dat kan verrassende poëzie opleveren. Je ontmoet nieuwe dingen, ziet de wereld anders. Wie poëzie wil schrijven, zal ook veel moeten lezen. Want dan leer je de technieken kennen en zie je hoe poëzie werkt.
34 - Het gebruiken van poëzie
2 Laat leerlingen vrij associëren rond een onderwerp, bijvoorbeeld een oude schoen, en vervolgens een (kort) gedicht erover schrijven. - Waaraan denk je? Een voettocht? Een hippe schoen- winkel? Je oma? In plaats van een schoen zou je bijvoorbeeld ook een mooie foto kunnen gebruiken, of kunnen associëren rond het onderwerp een vrije middag. 3 Laat de leerlingen een gedicht schrijven met één letter in de hoofdrol en die letter gebruiken in de typografie van het gedicht. 4 Ga met leerlingen naar een voor hen niet vertrouwde omgeving en laat ze op basis van observatie en associatie poëzie schrijven. Vergelijk bijvoorbeeld iets kleins met iets groots; de hemel met een mier, een wolk met een grasspriet. Bespreek wat het oplevert om in een heel andere omgeving te schrijven. 5 Knip een gedicht! Laat leerlingen een puur typogra- fisch gedicht maken met woorden en letters die ze knippen uit kranten en tijdschriften. Bespreek of de inhoud er zo nog toe doet en wat het voordeel van ‘vondsten’ kan zijn voor het schrijven van een goed gedicht.
18 Poëzie presenteren Gerard Beentjes De dichter presenteert
Het is de eerste keer. Handen trillen, voeten wiebelen, zenuwen gieren door de keel. Het papier beweegt. De stem moet een gedicht voordragen. Een veelkoppig beest likt zijn lippen af, gereed om toe te slaan. Het publiek kijkt met duizend ogen, die alles zien tot het natte zweet op de rug. De dichter staat klein en naakt tegenover de vijand. De volgende minuut is de laatste. Het is de eerste keer. Handen houden het papier vast, voeten staan stevig op de grond. De dichter kijkt de zaal in of er klasgenoten, vrienden of andere vertrouwde gezichten zijn. Hij weet dat ze naar hem kijken. Hun nieuwsgierigheid is de warme deken waarin hij zich koestert. Het publiek is een vriend. Zijn gedicht is goed. Straks komt het applaus.
Tussen deze twee uitersten bewegen zich de verwachtingen en angsten van leerlingen voordat ze een gedicht voordragen vanaf een podium. Of het eerste of tweede beeld overheerst, is een kwestie van voorbereiding. Dat is het werk van hun coach, de docent.
Hardop lezen De voorbereiding begint bij het leren luisteren naar een gedicht. De leraar leest hardop een gedicht voor, gewoon vanaf zijn eigen plek in het klaslokaal, vanuit het besef dat het gedicht meer is dan alleen inhoud. De docent nodigt vervolgens leerlingen uit om poëzie hardop te lezen, vanaf hun eigen plaats in de klas. Het verdient aanbeveling dit vaak te herhalen. Het lezen van gedichten geeft toegang tot de wereld van de poëzie. Het vergemakkelijkt de stap naar het voordragen van eigen gedichten, omdat de leerlingen geleerd hebben hardop te lezen en hun eigen stem te horen. Voor het lezen van zelfgeschreven gedichten is veiligheid in de klas nodig. Leerlingen laten veel van zichzelf zien en horen in eigen gedichten, meer dan zij zelf vaak beseffen. De leraar garandeert die veiligheid. Het begint met de opdracht: “wacht tot het helemaal stil is voordat je begint met een gedicht”.
Het gebruiken van poëzie - 35
De leerlingen leren zich verstaanbaar te maken met voldoende volume om hoorbaar aanwezig te zijn in de hele klas. Dat heeft niet alleen te maken met de volumeknop van de stem op hard of zacht, maar ook met de intentie van de stem.
Tip Sommige leerlingen lezen zo snel dat ze over
hun woorden struikelen om maar vlug klaar te zijn. De opdracht om het gedicht opnieuw te lezen, maar nu als stoptrein in plaats van als sneltrein, werkt niet alleen op de lachspieren maar maakt ook direct duidelijk hoe het anders kan.
Voordracht is meer dan voorlezen Voordracht veronderstelt meer dan voorlezen. De beginsituatie is anders. De leerling staat voor én tegenover de klas. Verstaanbaarheid is nu meer dan alleen een kwestie van voldoende volume, want schreeuwen is geen kunst. Het gaat erom de woorden te laten horen, door een goed gebruik van de lippen en de mond als geheel. Een leraar kan het verschil hoorbaar maken door dezelfde regel eerst binnensmonds te mompelen en vervolgens woord voor woord voor de klas helder en duidelijk uit te spreken. Leerlingen kunnen leren articuleren als ze het verschil horen tussen verstaanbaar en onverstaanbaar. Een gedicht leeft door de juiste intonatie, door het aanbrengen van accenten, door het verschil in toonhoogte te laten klinken: “Lúister, ménsen, álles télt, want híer gebéurt hét!” Het zijn de golven van de zee die aanspoelt op het strand als het ritme van gaan en komen. Het zijn de woorden uit de mond die met klimmen en dalen stem geeft aan het gehoor.
Performance is oefenen Voordracht is vooral ook oefening. Dat kan door verschillen in volume: van fluisteren tot schreeuwen. Dat kan door verschillende ritmes te gebruiken van overdreven traag tot insliksnel, van kopstem tot diep van onderen uit de maag. Spelen met voordracht geeft leerlingen ruimte om de eigen stem te ontdekken die past bij het eigen gedicht. Performance is nog een stap verder. De leerling staat voor een microfoon in een theater. Hier geldt als eerste regel: oefenen, oefenen, oefenen en oefenen. Dat is ook de boodschap aan de leerling: oefen niet alleen hier in de klas, maar ook thuis voor familie of vrienden. Een stap verder is aanmoedigen om het gedicht uit het hoofd te leren. De oefening met de microfoon is voor leerlingen een noodzaak. De minimale oefening is de soundcheck met de microfoon in de zaal. Die oefening is nodig om
36 - Het gebruiken van poëzie
de juiste afstand te bepalen tot de microfoon om goed verstaanbaar te worden, om de vervorming van de eigen stem te ervaren en te leren met hoeveel volume in de microfoon gesproken moet worden om verstaanbaar te zijn. De soundcheck geeft een geluidstechnicus gelegenheid om het mengpaneel af te stemmen op het stemgebruik van de leerlingen. Een gedicht voordragen is vergelijkbaar met een gesprek. De voordrager kijkt mensen in de zaal aan. Veel jongeren ervaren dit oogcontact als bedreigend. De voordrager heeft echter het grote voordeel dat hij mag kiezen wie hij aankijkt. Als het te spannend wordt, kan hij switchen naar een andere persoon in de zaal, iemand die hij goed kent, iemand die geïnteresseerd reageert, enz. Zenuwachtig zijn voor een optreden in een zaal hoort erbij. Plankenkoorts is niet voor niets een beroepsziekte van veel acteurs. Het is een onderdeel van de voorbereiding.
Timing is het wit van het gedicht Performen is ontmoeten, is spelen met de mensen in de zaal. Timing is daarvoor van groot belang. De kunst is om te beginnen op het moment dat er nieuwsgierigheid ontstaat. Dat betekent durven wachten en alleen maar staan met twee voeten op de grond, geworteld als een boom. De performer wacht tot het moment dat de zaal aangeeft: het is jouw beurt, je mag, ik wil je horen. Dat kan twee seconden duren, dat kan twintig seconden duren, maar de voordrager met geduld voelt het signaal: nu heeft de zaal aandacht voor mij. Een gedicht geeft op papier aanwijzingen voor de voordracht, die goed zijn te vergelijken met een muziekpartituur. De overgang van regel naar regel gaat vaak samen met grammaticale eenheden in een zin. Daarmee tekent zich een natuurlijk schema af van momenten om adem te halen, even natuurlijk als komma’s en punten dit doen. Het wit tussen twee strofes is de stilte om het voorgaande te laten bezinken en het volgende te beginnen. Een groot gevaar voor leerlingen is het afraffelen van het gedicht. Naarmate de voordracht vordert, wordt de spanning groter en ontstaat het sneltreineffect van vlugger dan vlug om zo snel mogelijk het podium af te razen. Het is een kunst om tot het einde toe adem te durven halen en pauzes te durven leggen.
Tip Voor de voorbereiding: neem een uitstapje naar www.nkpoetryslam.nl
Andere vormen van presentatie Voordracht is een belangrijke vorm van aandacht vragen voor het zelfgeschreven gedicht. Een geheel andere vorm is het in beeld brengen van een gedicht door middel van tekenen, schilderen of fotograferen. Leraren vanuit verschillende disciplines, talen, beeldende vorming, CKV, kunnen met de leerlingen samenwerken om een andere presentatie van een gedicht te laten ontstaan. Een tentoonstelling, onder de titel ‘woord in beeld’, is een gezamenlijk project waarbij leerlingen en docenten zich creatief kunnen uitleven (zie ook hoofdstuk 14).
• In de eerste ronde dragen alle dichters minstens één gedicht voor dat zij zelf hebben geschreven. • De jury laat maximaal vier deelnemers doorgaan naar de tweede ronde. • In de tweede ronde dragen alle deelnemers een ander zelfgeschreven gedicht voor. • De jury kiest twee finalisten voor de derde ronde, tevens de finale. • De finalisten dragen beide gedichten nog een keer voor. • De klas kiest de winnaar met stembriefjes. • De juryleden tellen de stemmen.
Tip Voor inspiratie: www.plint.nl
Voorbeeldopdracht Poetryslam De schoolslag
Met multimedia is de link mogelijk tussen de snelle, eigentijdse beeldcultuur van jongeren met hun computervaardigheden en de oude, stoffige woordwereld van de poëzie, om maar een grijs vooroordeel te noemen. Uit de samenwerking tussen ict-docenten en docenten levende talen/Nederlands kan dan iets moois groeien. Het einddoel kan zijn een presentatie op de eigen schoolwebsite en/of deelname aan de jaarlijkse wedstrijd van Kunstbende.
Vervolg op Klassenstrijd (als er meer klassen meedoen)
Tip Voor thuis en in de klas: www.poetryinmotion.nl
Tip Voor meedoen: www.kunstbende.nl Voorbeeldopdracht Poetryslam Klassenstrijd Een groepje leerlingen krijgt als opdracht een Poetryslam in de klas te organiseren: de klassenstrijd. Alle leerlingen doen mee. • Minimaal twaalf leerlingen dragen hun eigen gedicht voor. • De verdere rolverdeling is: een presentator en drie juryleden, al dan niet uit de eigen klas. • De presentator zorgt voor het verloop van de wedstrijd. Hij leidt de kandidaten in en geeft de jury het woord na elke ronde. • De juryleden kunnen het zichzelf gemakkelijker door punten te geven direct na een optreden. Bijvoorbeeld: - 3 punten = goed, wil ik nog 1x horen; - 2 punten = misschien nog 1x, niet slecht, maar toch twijfel; - 1 punt = dankjewel voor de moeite, jammer, maar helaas. • Juryleden en presentator mogen zelf niet meedoen aan de voordracht.
• De principes komen overeen met die van hierboven - Klassenstrijd. • De organisatie is in handen van een groepje leerlingen en leraren. • De presentator kan een leerling zijn. • De drie juryleden zijn leraren, oud-leerlingen, gasten (een bekende dichter, acteur of cabaretier), maar geen leerlingen uit klassen die meedoen. • Deelnemers mogen alleen eigen gedichten voordragen in het Nederlands. • In de eerste ronde dragen alle deelnemers twee gedich- ten voor. • De jury kiest maximaal zes deelnemers, die in de tweede ronde een ander gedicht voorlezen. • De jury kiest in de tweede ronde twee finalisten die strijden om de titel ‘Schoolslammer van het jaar’. • Het publiek kiest een eigen winnaar uit, door stem- briefjes in te leveren.
S
Het gebruiken van poëzie - 37
Epiloog
19 Poëzie in de klas Een persoonlijke impressie Pieta van Beek Geraakt door het woord Het is al jaren geleden dat ik ontdekte dat ik lesgeven leuk vond. Maar wel het liefst op mijn manier. Dus toen er in de onderbouw van het Utrechts Stedelijk Gymnasium in 1987 nog geen poëzie gegeven werd - dat moest wachten tot de bovenbouw - deelde ik tijdens de lessen Nederlands gedichten uit en lazen we die samen. Dat kostte hooguit zeven minuten van de les. Ik was zelf bevlogen geraakt door poëzie en dat wilde ik met de leerlingen delen, hoe jong ze ook waren. Niet te veel uitleg, ze moesten net als ik geraakt worden door het woord. Kennismaken. Hun wereld verdiepen, verrijken. Het ontroerde me toen een brugklasser naar mij toekwam om te zeggen hoe mooi hij deze regels uit een gedicht van Ida Gerhardt (mijn lievelingsdichter) vond:
Dit wordt ons niet ontnomen: lezen, En ademloos het blad omslaan, Ver van de dagelijksheid vandaan. Die lezen mogen eenzaam wezen. […]
Er stond bij: vertaald uit het Frans Ik las het eindeloos als kind: Er was een man en hij had Levenslang. Onschuldig. Hij zat gevangen: hij had geen verhaal. Maar hij had een lepel van tin. Hij vijlde ermee in de nacht; Hij kraste krassen, hij nam Een jaar voor één staaf van het raam. Totdat de kracht hem begaf. Al had hij een lepel van tin. Maar toen kreeg hij hulp: van een rat, Een zwarte rat uit de gracht, Die voor hem vrat aan de kalk, Aan de lijst van het tralieraam. En hij nam weer zijn lepel van tin. Toen brak, op een nacht, er iets af; En het was er, het was er, het gat. En hij stond geschramd op de kant van de gracht, de gevangene. Hij heeft nog gezien dat de dageraad kwam.
Ida Gerhardt
Aan: Ida Gerhardt Ogen openen Elke week lazen we poëzie, regelmatig ook een gedicht van Gerhardt dat voor iedereen te begrijpen was. Verder hield ik van aanschouwelijk onderwijs, ik sleepte de leerlingen door de gangen en opende hun ogen voor de antieke beelden. “Kijk eens goed, deze beelden zien jullie elke dag, de faun, de spinario, de discobulus of de Nike van Samotrace, maar jullie zien ze niet, het zijn voor jullie slechts schoolmeubelstukken” en ik vertelde over de canon die juist van deze beelden ontstaan was en dat ze die beelden in Londen en Parijs, ja op heel veel plekken in de wereld tegen zouden komen. Het liep al tegen kerst toen ik een overhoringsblaadje uitdeelde, de schrik afweerde en vroeg of ze niet samen met mij een briefje aan Ida Gerhardt wilden schrijven. “Weet je wel, die dichter van dat gedicht ‘Onschuldig gevangen’. Ze is al in de tachtig en haar vriendin Marie ook. Laten we haar een kerstwens sturen.” Ik schreef het gedicht nog een keer op het bord:
De mooiste briefjes koos ik uit, ik maakte er een pakketje van, verfraaide het met foto’s van Ierland en schreef een brief in vaarwelstemming (omdat ik voor enige tijd naar Zuid-Afrika zou gaan):
Dag dichter, Ik verlaat het land en zal u nooit zien. Ik las met mijn leerlingen van het Stedelijk Gym, hoe jong ze ook waren, veel poëzie, ook die van u. Dit vonden zij en ik ervan. De kinderen waren erg onder de indruk van het gedicht over die man die onschuldig gevangen zat, ze vroegen me, ja smeekten me dat het toch goed afgelopen was met die man. Dat hopen we dan maar tegen beter weten in. Zalig kerstfeest!
Op oudejaarsavond 1987 ging de telefoon voor mij, maar ik was niet thuis, druk met afscheid nemen. Het was Ida Gerhardt. En zo begon een vriendschap, een mentorschap, een liefde op afstand.
Afrika We zouden maar voor twee jaar gaan, maar in Afrika woonde ik bijna achttien jaar, eerst in Kaapstad, toen in Stellenbosch. Het eerste jaar mocht ik aan de Universiteit van Kaapstad behalve colleges Middeleeuwen ook Nederlandse Taalverwerving geven. Dat deed ik dan aan de hand van gedichten. Later heb ik ook op andere manieren Nederlandse Taalverwerving gegeven. Altijd met gedichten. Dit gedicht van Judith Herzberg behandelde ik ook als voorbeeld van de grote culturele verschillen:
L
Lieg alsjeblieft niet tegen me niet over iets groots niet over iets anders. Liever hoor ik het vernietigendste dan dat je liegt want dat is nog vernietigender. Lieg niet over de liefde iets dat je voelt of iets dat je zou willen voelen. Liever word ik bedroefd dan dat je liegt want dat is nog bedroevender. Lieg niet tegen me over gevaar want ik voel toch je angst en wat ik gewaar word is waar of ik ken je niet en dat is nog gevaarlijker. Lieg niet tegen me over ziekte liever kijk ik die diepte in dan dat ik mij verlies in één van jouw lieve verzinsels want daarmee verlies ik me dieper. Lieg niet tegen me over sterven want zo lang we er nog zijn vind ik dat toegangsloze niet mededelen wat je denkt erger en zo veel doder.
38 - Epiloog
Of we lazen ‘Er stond bij vertaald uit het Frans’ (zie p. 38) en dan legde ik even de link naar de toen barre werkelijkheid in Zuid-Afrika maar koppelde ook de grammatica eraan: zoek het imperfectum of voltooid deelwoord (een vorm die het Afrikaans nauwelijks meer kent, behalve nog in sommige namen van wijnen of wijnboerderijen, Nooitgedacht, Vergelegen). Bij de andere vakken, Grieks of Latijn of Klassieke Cultuur, was er op zich weinig ruimte voor poëzie, maar zodra er even de kans voor was, las ik met hen, bijvoorbeeld het prachtige kinderliedje
Pou moi ta roda, pou moi ta ia, pou moi ta kala selina Tade ta roda, tade ta ia tade ta kala selina Waar zijn mijn rozen, waar de viooltjes, waar de prachtige peterselie? Hier zijn de rozen, hier de viooltjes, hier de prachtige peterselie!
Terug in Nederland Toen ik terug kwam in het Nederlandse onderwijs, deed het me deugd om te zien dat er nu wel ruimte gekomen was voor poëzie in de onderbouw. Men ging nu ook met jonge leerlingen naar poëziemiddagen, ze schreven zelf gedichten, er hingen Plint-posters in de lokalen, kortom het leek een en al gedicht. Toch viel dat in de praktijk tegen: poëzie werd meestal kind van de rekening, het stond aan het staartje van elk hoofdstuk en dat sneuvelde vaak door de tijdsdruk omwille van grammatica en tekstbegrip. Bovendien vonden de meeste leerlingen die opdrachten niet leuk. Toch probeerde ik hen mee te geven waardoor ik zelf geraakt werd: de taal, de prachtige zeggingskracht, de levenswijsheid, de verdieping, de intertextualiteit. Die ene buitenles zullen ze zich nog wel heugen. - Mevrouw, u hebt toch in Afrika gewoond, toe, mogen we een buitenles, onder een boom? - Hoe graag ik ook zou willen, ik mag niet zomaar naar buiten lopen en daar les gaan geven. Toen de lente al ver in het land was, kon ik ze bijna niet meer binnen houden. Plotseling kreeg ik een idee, ze moesten een zakelijke brief schrijven, dus waarom geen zakelijke brief aan de rector met de vraag voor een buitenles? De leerlingen gingen enthousiast aan de slag, en jawel, de brieven werden prachtig, en hadden als resultaat dat we een maand later naar buiten mochten!
Judith Herzberg
Epiloog - 39
Dus
Ik had een les uitgestippeld via het katholieke begraafplaatsje naast de school waar ze goed op de grafschriften moesten letten. Als een slang slingerden we over de paden naast de graven, een collega voorop, ik achterop. Later vonden we ergens achter de schoolwat schaduw, want zo warm was het die dag, en er was geen boom groot genoeg voor het dubbele aantal leerlingen dat was op komen dagen. Eerst lazen we een krantenartikeltje over Allerzielen en het begraafplaatsje naast de school. Ik gaf wat tekst en uitleg, over poëzie en de dood door de eeuwen heen en over de hele wereld. Daarna lazen we enkele gedichten van Gerhardt, van de Boesmans in het Afrikaans. Daarna moesten ze zelf een grafdicht schrijven in het Nederlands. Er kwamen prachtige resultaten uit, al verslapte de aandacht al bij de eerste passerende fietser.
Ghy die een voncxken hebt noch van een hooger moet, Ick segh van ons geslacht, als wel een slave doet: En sijt soo besigh niet in ‘t cieren en pareren, Of aen u vluchtigh haer, of aen u schoone kleeren; Soo u den Hemel geeft de ruymte van den tijd, Geeft die den spiegel niet die geen gebreecken slijt. Hier is de schoonheyd veyl die cieren kan van binnen, En die met meerder kracht kan aller gunste winnen. Ghy vind hier, wat ghy soeckt, een ongemeenen vondt, Hoe dat ghy alle daegh noch schoonder worden kondt.
School Op het moment geef ik op een katholieke school klassieke talen, CKV, Afrikaans en even geen Nederlands. Toch komt de poëzie elke week wel om de hoek kijken. Dat gaat vanzelf. Enkele voorbeelden. Bij het Latijn geef ik aandacht aan het kerklatijn omdat de school officieel nog katholiek is. Zo bespreek ik de onderdelen van de mis, soms met de muziek erbij. Zij mogen dan een mooie vertaling van het Gloria, het Agnus dei of van het Stabat mater maken. Ik haal Willem Wilmink erbij, laat ze ruiken, proeven en het nadoen. Ik vond onverwachts de eerste steen van de school, in het Latijn, ergens achter een apparaat in een lokaal. De leerlingen van 4 wo mochten een opstel schrijven over die eerste steen. Er kwamen prachtige stukjes uit en een leerlinge begon grappig met
Wat moet dit worden, waar gaat dit heen, wat is een school zonder eerste steen?
w
40 - Epiloog
Ik ben van zoveel glas, Dat elke harde stem een steen is en een barst.
Ik sleepte boeken af en aan. De Griekse mythen van Imme Dros, een must. Zomaar een paar regels, een bladzijde, maar nooit langer dan een paar minuten. Stof tot overdenking. De taal proeven. Schoonheid doorgeven.
Toen de eerste mensen verhalen begonnen te maken Om aan elkaar te vertellen, kwam er een eind aan de Chaos, Taal legde vast wat een enkeling ooit bij toeval ontdekte: Dat een stam bleef drijven, dat stenen vuur konden maken. Taal ontwierp de wapens tegen verscheurende dieren. Taal onderscheidde donker van licht en aarde van water. Taal creëerde eenheid en tweestrijd, meesters en slaven. Taal leerde tellen, meten en wegen. Taal vond het wiel uit. Mensen bedachten woorden voor al wat ze konden beheersen En de machten die hun te hoog gingen noemden ze goden.
Het mooiste stuk kwam in de schoolkrant.
Ander voorbeeld: de schoolfotograaf kwam en halverwege de les CKV werd een aantal meisjes nerveus. “Mevrouw, mogen we even ons haar kammen, we moeten op de foto!” Ze bleven echt te lang weg. Ik citeerde toen het gedicht van Anna Maria van Schurman over tijd verspillen voor de spiegel en het opbouwen van innerlijke schoonheid. We lachten wat en de volgende les las ik het zeventiende-eeuwse gedicht nog eens met hen door:
Anna Maria van Schurman
Poëzie in de klas, ja graag. Maar het beste is toch om ze een reservoir, een oase van gedichten of dichtregels te laten aanleggen. Ze moeten er jong mee kennismaken, ze moeten gedichten lezen, van vroeger en nu, dichtregels neerschrijven, gebruiken, soms uit het hoofd leren. Ik zou ze zelf niet zo snel poëzie laten schrijven. Pas als je ze een waaier van poëzie aangeboden hebt, in wat voor taal of vertaling dan ook, zouden ze van mij mogen dichten. In de tegenwoordige knip- en plakcultuur zijn gemakkelijke succesjes op dichtvlak snel te halen. Laat poëzie rijpen. Geef ze gedichten mee als troost. Geef de traditie door, maar heb ook een open oor en oog voor het nieuwe. Poëzie als een laag in de taal. Soms schrijf ik alleen maar dit op het bord:
Achterberg
A
En als niemand meer iets weet te zeggen, laat de poëzie dan praten, zoals bij de verslagenheid die op school ontstond toen een eindexamenleerlinge haar galajurk ging ophalen, in de vliegende haast de ICE-trein niet zag aankomen en ze in de eeuwigheid verdween.
G
De gestorvene
Zeven maal om de aarde te gaan, als het zou moeten op handen en voeten; zeven maal om die éne te groeten die daar lachend te wachten zou staan. Zeven maal om de aarde te gaan.
Zeven maal over de zeeën te gaan, schraal in de kleren wat zou het mij deren, kon uit de dood ik die éne doen keren. Zeven maal over de zeeën te gaanzeven maal, om met zijn tweeën te staan.
Ida Gerhardt
20 Slotsom Dirkje Ebbers Poëzie is niet elitair Ooit had ik een huisgenote en een poëziekalender. De huisgenote gaf nooit commentaar op het gedicht van de dag. Ik veronderstelde daarom dat poëzie haar niet interesseerde. Tot ik een keer zei: “Wat een volstrekte onzin, zeg, dat gedicht van vandaag.” Ze zei enigszins uit het veld geslagen: “Ik wist niet dat je dat van gedichten mocht zeggen.” Er heersen meer taboes en vooroordelen rond poëzie die het ruimhartig genieten van poëzie of het je eraan ergeren in de weg staan. Dat is zeker zo bij poëzie in het onderwijs. Poëzie zou een zaak van het vak Nederlands zijn – ja, en de krant lezen ook, zeker. Poëzie is niks voor vmbo-leerlingen -- en het goede leven zeker ook niet. Poëzie schrijven is iets voor meisjes -- en gevoelens zeker ook. Kortom, om in het onderwijs volop te kunnen profiteren en genieten van zoiets veelzijdigs als poëzie moet de bezem door vastgeroeste vooroordelen. Daar wil deze gids aan bijdragen. Mijn huisgenote dacht dat poëzie iets was voor ingewijden, iets ingewikkelds zoals de kwantummechanica, iets verhevens zoals de mystiek. Dat zal ze niet expliciet zo op school geleerd hebben, maar toch heeft de manier waarop poëzie in het onderwijs ter sprake komt wel bijgedragen aan dit soort oordelen. In deze bundel zijn invalshoeken bijeengebracht die daar haaks op staan. Hieronder een tiental zinnen uit de voorgaande hoofdstukken die een vaststelling over poëzie(onderwijs) weergeven: • Poëzie brengt de liefde voor het woord over • Poëzie is suggestie • Poëzie is juist iets voor wie taal moeilijk vindt • Gedichten schrijven of lezen geeft zelfinzicht • Geen plek te gek voor poëzie • Een liefdesgedicht is zelden zelfgeschreven • Een gedicht samenvatten is onbegonnen werk • De liefde kan languit over tafel liggen • Niets is onmogelijk in poëzie • Poëzie schrijf je met associatie en vervreemding
Poëzie is een levensterrein Hoewel poëzielessen soms alleen over stijlfiguren gaan en over wat de dichter bedoelt met ‘ze’ in regel 5, lezen veel Nederlanders poëzie als een alternatief voor de Bijbel. “Dood en vergankelijkheid zijn de favoriete onderwerpen van de Nederlandse poëzielezers. (..) De poëzielezer, die in negen van de tien gedichten een voorkeur
Epiloog - 41
Bronnen heeft voor eindrijm, zoekt in de eerste plaats troost, bij sterfgevallen, eenzaamheid of doodsangst. Daarnaast is het de grootsheid van het Hollandse landschap die in dichtvorm aanspreekt.”, aldus Peter Steinz in NRC-Boeken Poëzie wordt gelezen om inhoud, effect, werking. Ook daarvoor moet het onderwijs voor de leerlingen een leerschool zijn. Dat poëzie lezen en schrijven bijdraagt aan de literaire ontwikkeling van leerlingen is wel duidelijk. Maar poëzie kan veel meer doen. Dat is wat deze bundeling duidelijk wil maken. Poëzie draagt ook bij aan kennis van de wereld, zelfreflectie, intellectuele vorming en levensbeschouwing. Niet alleen aan literaire vorming of creatief schrijven dus. De bundel demonstreert dat poëzie kan bijdragen aan: • creatieve ontwikkeling (spelen met taal, verbeelden) • talige/literaire ontwikkeling (plezier in taal, liefde voor taal) • intellectuele ontwikkeling (onderzoeken, kennis van wereld) • levensbeschouwing/zingeving (existentiële vragen, levensparadoxen verwoorden) • (zelf)reflectie (nadenken over jezelf en anderen, spiegelen)
Taalvaardigheid: poëzie en referentieniveaus De laatste tijd staat taalvaardigheid terecht weer in de belangstelling. Scholen worden gestimuleerd daar aandacht aan te besteden, onder andere door de Referentieniveaus voor taal. Zoals ook in diverse bijdragen in deze bundel wordt betoogd en geïllustreerd, draagt poëzieonderwijs bij aan taalontwikkeling en is zeker geen overbodige luxe. Daarom even aandacht voor de relatie tussen de inhoud van de bundel en de referentieniveaus. Leerlingen dienen aan het eind van vmbo en eind 3hv op niveau 2F uit te komen. Dat luidt, parafraserend: eenvoudige adolescentenliteratuur herkennend lezen, verhalende en emotioneel aansprekende poëzie en liedjes, daarbij genre en figuurlijk taalgebruik herkennend. De leerling kan aangeven waar het in de tekst om gaat en uitleggen wat hem interesseert.
42 - Epiloog
Leerlingen dienen eind havo 3F te halen. Dat komt neer op: kritisch en reflecterend lezen van ook eenvoudige volwassenenliteratuur waar persoonlijke en maatschappelijke vraagstukken in uitgewerkt zijn. De leerling heeft inzicht in de technische kant van de dichtkunst en kan uitleggen hoe elementaire procedés werken. Hij kan uitleggen welke inzichten de tekst hem heeft opgeleverd en kan in discussie over de interpretaties en kan motiveren wat hem raakt en hoe hij zich als poëzielezer ontwikkelt.
Bronnen gedichten
Voor eind vwo geldt 4F: interpreterend en esthetisch lezen van volwassenenliteratuur met complexe vormen en soms oude teksten. De leerling doorziet ingewikkelde stijlfiguren en kan een tekst in de cultuurhistorische context plaatsen en teksten vergelijken. Hij kan andermans oordelen kritisch bekijken.
- - -
De hoofdstukken zijn niet per niveau ingedeeld, maar elk hoofdstuk geeft zo mogelijk inzichten en aanwijzingen om leerlingen te helpen om deze niveaus te bereiken. Er is meer te vinden voor niveau 2F dan voor 4F, maar ook dat niveau is niet vergeten. Van 2F naar 4F groeit de leerling in inzicht en reflectieve vaardigheid. Dat kan natuurlijk alleen maar als er vaak en veel poëzie gelezen en geschreven is met gevarieerde werkvormen waarbij met regelmaat met leerlingen wordt gesproken over het verschijnsel poëzie, en vooral over wat dat met je doet. Dirkje Ebbers, samensteller
hoofdstuk 1
hoofdstuk 6
- -
- - - -
‘Nacht’, Isabelle Ree Uit: Doe Maar Dicht Maar 2008, p. 84. ‘RAVEEL II’, Rutger Kopland Uit: Het liegend konijn, tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie, onder redactie van Jozef Deleu, nr. 1, april 2003, p. 38.
hoofdstuk 2 ‘En rade’, Jan Engelman Uit: Tuin van Eros, E.M. Querido’s Uitgeverij BV, 1938, 4e druk, p. 37. ‘Tijd’, M. Vasalis Uit: Parken en Woestijnen, M. Vasalis, G.A. Van Oorschot, 29e druk, 1985, p. 12. ‘Herinnering aan Holland’, H. Marsman Uit: Verzamelde gedichten, H. Marsman, Em. Querido’s Uitgeverij BV, 1995, p. 110.
hoofdstuk 3 - -
‘Afwasmachine’, Judith Herzberg Uit: Judith Herzberg, Doen en laten, een keuze uit de gedichten, Rainbow pocketboek 172 Maarten Muntinga, p. 62/63 ‘Wonen’, Yakub Uit: Dirkje Ebbers en Trees Steeghs, Ga met een blauw paard dwars door de hoogste bergen, Een leerlijn poëzie schrijven en lezen voor het voortgezet onderwijs, SLO Oktober 2009, tweede druk, voorbeeld 1.2A p. 31 en voorbeeld 1.2B, p. 33.
hoofdstuk 4 -
verschillende leerlinggedichten Uit: Dirkje Ebbers en Trees Steeghs, Ga met een blauw paard dwars door de hoogste bergen, Een leerlijn poëzie schrijven en lezen voor het voortgezet onderwijs, SLO Oktober 2009, tweede druk, voorbeeld 4.2, p. 77 e.v.
hoofdstuk 5 - - -
‘’k Ben Brahman’, J. A. Dèr Mouw Uit: Volledig dichtwerk, G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1986 ‘Chrysanten, roeiers’, Hans Faverey Uit: Verzamelde gedichten, Hans Faverey, Uitgeverij de Bezige Bij, 2000, p. 319 ‘Als je goed om je heen kijkt’, K. Schippers Uit: Een leeuwerik boven een weiland, K. Schippers, Em. Querido’s Uitgeverij BV, 1996, p. 220.
‘Het was avond’, Toon Tellegen Uit: Gedichten 1977-1999, Em. Querido’s Uitgeverij BV, p. 105. ‘Draak’, Eva Gerlach Uit: Hee meneer Eland, Em. Querido’s Uitgeverij BV, 1998 ‘Niets meer’ Maryam Alaoui Uit: Doe Maar Dicht Maar 2010, p. 127 spiegelgedicht, Johan ‘t Lam, van www.plint.nl
hoofdstuk 7 - -
‘Sprookje’, Herman de Coninck Uit: Gebundelde en nagelaten gedichten, Arbeiderspers, 1998 ‘Koppig’, Mustafa Stitou Uit: Mijn gedichten, Uitgeverij Vassalucci, Amsterdam, 1998
hoofdstuk 9 - -
‘Vragen die ik tijdig’, Ingmar Heytze Uit: 160: bloemlezing sms-gedichten, samengesteld door Sofie Cerutti, Uitgave: J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 2008, p. 58 ‘Jas’, Suzanne van Geuns Uit: Doe Maar Dicht Maar 2009, p.70
hoofdstuk 10 - -
‘ik tracht op poëtische wijze’, Lucebert Uit: Lucebert, Verzamelde gedichten, De Bezige Bij, 2002, p. 52. ‘ja’, K. Schippers Uit: Een leeuwerik boven een weiland, K. Schippers, Em. Querido’s Uitgeverij BV, 1996, pag. 240
hoofdstuk 11 - - - - -
‘o kus mij en omarm mij’, Hans Lodeizen Uit: Hans Lodeizen, Het innerlijk belang en andere gedichten. Van Oorschot, 1956, p.53. ‘Bij het denken aan de liefde’, Herman Gorter Uit: Liedjes. De Arbeiderspers, 1981, p.25. ‘Sub finem’, Vasalis Uit: M. Vasalis, De oude kustlijn, Uitgeverij G.A. van Oorschot, p.58 ‘Voor een dag van morgen’, Hans Andreus Uit: Hans Andreus, Verzamelde gedichten. Bert Bakker, 1985, p.489 ‘Het Huwelijk’ Willem Elsschot Uit: W. Elsschot, Verzameld werk. Em. Querido’s Uitgeverij BV, 1992, p. 757.
Bronnen - 43
hoofdstuk 12
hoofdstuk 17
- ‘Vuistregels’, K. Michel Uit: K. Michel, Waterstudies, Em. Querido’s Uitgeverij BV, 1999
- -
hoofdstuk 13 - -
‘Ken je mij? Wie ken je dan?’, Rob Chrispijn Fragment uit ‘Rozegeur’, Rob Chrispijn, 1970. Oorspronkelijk gezongen door Herman van Veen. ‘Als een schaduw valt de avond’, Rob Chrispijn Fragment uit Ken je mij, geschreven door Huub Oosterhuis. Gezongen door Trijntje Oosterhuis (cd/dvd Blue Note, 2008)
hoofdstuk 14 - - - - -
‘de lopende man’, Rutger Kopland Rutger Kopland, Toen ik dit zag. Uitgeverij G.A. van Oorschot, Amsterdam, 2008 ‘toonbank’, Anke Herder, beeld Marijke van der Blom Anke Herder & Marijke van der Blom, Binnenstebuiten, gedichten en schilderijen, 2008, uitgave in eigen beheer, www.dichtbeeld.nl beeldgedicht Dirk Schut Uit: Doe Maar Dicht Maar 2006, p. 15. ‘als niemand luistert’, Jana Beranová. Uit: Aarts, C.J. en M.C. van Etten (1996). Domweg gelukkig in de Dapperstraat. Uitgeverij Bert Bakker, p. 236. ‘ik ben onderweg’: Nick Rottiné Uit: Groot, Doe Maar Dicht Maar 2008, p. 55.
hoofdstuk 15 - - -
‘De vliegen droegen de zomer binnen’, H.H. ter Balkt Uit: H.H. ter Balkt, In de waterwingebieden, De Bezige Bij, 2000, p. 239 en p. 304. ‘zoals de tram de wereld’, Johan Joos Uit: Johan Joos, Steilte, Uitgeverij Bert Bakker, 1986 ‘Verzoek’, Wouter Godijn Uit: Wouter Godijn, Langzame nederlaag, Uitgeverij Contact 2002, p. 28
hoofdstuk 16 - - -
‘Als in de nacht’, Frans Pointl Uit: Frans Pointl, Het Albanese wonderkind, Nijgh en van Ditmar, 1991, p. 5. ‘Berbermeisje uit Casablanca’, Faoud Laroui Uit: Fouad Laroui, Verbannen woorden, Vassallucci, 2002, p. 35. ‘een paar vreemde gedichten’ Jan Hanlo, Uit: Gedichten, G.A. van Oorschot, zesde druk 1989, p. 94.
44 - Bronnen
‘Avond’, Willem Kloos Uit: Verzen, Uitgeverij Bzztoh, Den-Haag, 1994 ‘In de kwal roept de zee’, Tonnus Oosterhoff Uit: {Robuuste tongwerken,} een stralend plenum, Tonnus Oosterhoff, De Bezige Bij 1997, p. 37.
hoofdstuk 19 - - - - - -
‘Er stond bij; vertaald uit het Frans’, Ida Gerhardt Uit: Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Atheneum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2001, p. 665 ‘Liedje’ (“lieg alsjeblieft niet tegen me”), Judith Herzberg Uit: Judith Herzberg, Doen en laten, een keuze uit de gedichten Rainbow pocketboek 172, Maarten Muntinga, p. 122. ‘Ik ben van zoveel glas’, Achterberg Uit: Gerrit Achterberg, Verzamelde Gedichten, Em. Querido’s Uitgeverij BV, 1985, p. 403 (fragment, eerste drie regels, van groter gedicht ‘Glas’) ‘Ghy die een voncxken hebt ..’ Anna Maria van Schurman Uit: Pieta van Beek, De eerste studente: Anna Maria van Schurman (1636), Matrijs, p. 49. ‘De gestorvene’, Ida Gerhardt Uit: Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Atheneum – Polak & Van Gennep, 2001, p. 40. ‘Toen de eerste mensen’ Uit: Imme Dros, Griekse mythen, Amsterdam/Antwerpen: Em. Querido’s Uitgeverij BV, 2004, p. 9
Andere bronnen hoofdstuk 1 - - - - -
Arts, H. (2007). Spiritualiteit en de taal van de poëzie. Uitgeverij Lannoo nv, Tielt. Bernlef (2010). De tweede ruimte. Over poëzie. Essays. Em. Querido’s Uitgeverij BV, Amsterdam – Antwerpen. Peters, A. (2009). “Kom! Laat een woord dwars door je heen komen.” In: De Volkskrant, Cicero, 29 januari 2009, p. 21. Interview met Antjie Krog. Vestdijk, S. (1950), De glanzende kiemcel. Uitgave: Erven S. Vestdijk c/o Amsterdam University Press, Athenaeum Boekhandel Canon, 2007. Vos, M. de (2005). Dichtersgesprekken. Over het maken en lezen van poëzie. Prometheus/ NRC Handelsblad, Amsterdam/ Rotterdam.
hoofdstuk 16 Dirkje Ebbers en Trees Steeghs, Ga met een blauw paard dwars door de hoogste bergen, Een leerlijn poëzie schrijven en lezen voor het voortgezet onderwijs, SLO Oktober 2009, tweede druk, voorbeeld 1.2A, p. 31.
hoofdstuk 20 Peter Steinz, “Denkend aan Komrij”, 28 januari 2000, van: www.nrcboeken.nl/recensie/denkendaan-komrij
hoofdstuk 3 Dirkje Ebbers en Trees Steeghs - Een leerlijn poëzie schrijven en lezen voor het voortgezet onderwijs Ga met een blauw paard dwars door de hoogste bergen – SLO Oktober 2009 tweede druk, voorbeeld 1.2A, p. 31 en voorbeeld 1.2B, p. 33
hoofdstuk 4 Dirkje Ebbers en Trees Steeghs - Een leerlijn poëzie schrijven en lezen voor het voortgezet onderwijs Ga met een blauw paard dwars door de hoogste bergen – SLO Oktober 2009 tweede druk, voorbeeld 4.2, p. 77 e.v.
hoofdstuk 6 Vos, M. de (2005). Dichtersgesprekken. Over het maken en lezen van poëzie. Prometheus/ NRC Handelsblad, Amsterdam/ Rotterdam (citaat De Waard, p. 255).
hoofdstuk 13 - - -
Schenkeveld-Van der Dussen, M.A. (1993). Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Martinus Nijhoff Uitgevers, Groningen Vos, M. de (2005). Dichtersgesprekken. Over het maken en lezen van poëzie. Prometheus/ NRC Handelsblad, Amsterdam/ Rotterdam ‘Kerk schrapt liederen Oosterhuis’, artikel op de website van de NOS, 17-03-2010, http://nos.nl/ artikel/144405-kerk-schrapt-liederen-oosterhuis.html
Bronnen - 45
Informatie over de auteurs Pieta van Beek
Rense Sinkgraven
Pieta van Beek studeerde, promoveerde en wijdt zich aan Anna Maria van Schurman en andere inspirerende vrouwen. Ze is docente Klassieke en Nederlandse talen (o.a. Afrikaans). Haar boek De eerste studente: Anna Maria van Schurman (1636) verschijnt in 2010 in Engelse vertaling. Verder schrijft ze over haar leven in Afrika en Europa. Zie http://www.stellenboschwriters.com/vbeekp.html.
Rense Sinkgraven (1965) is voormalig stadsdichter van Groningen. Hij studeerde filosofie en debuteerde in 2005 met de bundel Bombloesem. In 2009 verscheen zijn bundel Sloop de stad met tedere woorden. Als stadsdichter organiseerde hij diverse festivals die poëzie op een verrassende en laagdrempelige manier voor het voetlicht brachten. Hij treedt veel op in het land en geeft regelmatig workshops, zoals ‘Knip een gedicht!’, waarin associatie en vrijheid van geest centraal staan.
Gerard Beentjes Gerard Beentjes (1951) werkte onder meer als journalist, leraar, documentalist en directiesecretaris. Tegenwoordig werkt hij freelance als dichter, docent schrijven, bloemlezer, auteur, redacteur, regisseur en workshopleider. Verder is hij initiatiefnemer van ‘Blauwe Boeddha: dichters voor Tibet’ en webmaster van www.deliterairewerkplaats. nl. In 2010 verscheen zijn dichtbundel de nagel van de tijd. bij De Witte Uitgeverij.
Dirkje Ebbers
Trees Steeghs Trees Steeghs ruilde in 1998 haar dichterschap tijdelijk in voor het vak docent creatief schrijven. Ze werkte onder meer voor de Schrijversschool Rotterdam, de School der Poëzie en voor vele bibliotheken en centra voor kunsteducatie. In 2005 initieerde ze Huis van Gedichten – een Haagse organisatie voor poëzie-educatie. Als directeur van Huis van Gedichten heeft ze poëzie-educatie in Den Haag tot leven gebracht.
wil altijd weten wat woorden doen met mensen wat mensen trachten na te laten met taal maakte lesmaterialen en leerplannen wil altijd weten wat mensen doen met woorden denkt dat het onzegbare pogen te zeggen precies zo nodig is als poëzielessen wat mensen trachten na te laten met taal wil ze weten, wat woorden en mensen doen.
Anke Herder Anke Herder (1971) is werkzaam als (taal)adviseur en ontwikkelaar van leermiddelen. Ze verdrinkt regelmatig in de dichtkunst. Het inzicht dat poëzie tot de eerste levensbehoeften behoort, is helaas nog onvoldoende doorgedrongen en Anke wil zich dan ook inspannen om gedichten op de Schrijf van Vijf te krijgen, zodat elk kind opgroeit met de smaak van poëzie. Anke schrijft versjes voor kinderen en gedichten voor volwassenen. In 2008 bracht zij samen met een beeldend kunstenares de bundel Binnenstebuiten uit, met gedichten en schilderijen. Zie www.dichtbeeld.nl.
46
47
Colofon © 2010 Stichting Poëziepaleis Samensteller: Dirkje Ebbers Concept: Heim Meijerink Eindredactie: Inge Kappert Vormgeving: A twee A, Foelke Vos Druk: Zalsman, Groningen Deze uitgave kwam tot stand dankzij bijdragen van Ministerie van OC&W, Nederlandse Taalunie, Stichting Lezen, Je Maintiendrai Fonds, Provincie Groningen, Gemeente Groningen Bij de samenstelling van deze bundel is de meeste zorgvuldigheid betracht om rechthebbenden van opgenomen gedichten op te sporen. Wie desondanks meent rechten te kunnen laten gelden, wordt verzocht contact op te nemen met het Poëziepaleis. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt zonder voorgaande schriftelijke toestemming van het Poëziepaleis. ISBN/EAN: 978-90-79974-05-4
48
Jaar
Doe Maar Dicht Maar
De laatste tijd staat taalvaardigheid terecht weer in de belangstelling. Scholen worden gestimuleerd daar aandacht aan te besteden, onder andere door de Referentieniveaus voor taal. Uiteraard draagt poëzieonderwijs bij aan taalontwikkeling. Maar poëzie kan veel meer doen. Dat is wat deze gids duidelijk wil maken. Poëzie draagt ook bij aan kennis van de wereld, zelfreflectie, intellectuele vorming en levensbeschouwing. Niet alleen aan literaire vorming of creatief schrijven. Deze Poëziegids is samengesteld ter ere van de jubilea van Doe Maar Dicht Maar en Kinderen en Poëzie. Deze stichtingen vormen nu samen het Poëziepaleis. Deze publicatie laat zien wat Doe Maar Dicht Maar al 25 jaar doet: de docent inspireren tot het geven van goede, boeiende lessen over poëzie lezen en schrijven. Voor deze gids zijn de krenten uit de pap gehaald. Succesnummers én nieuwe ideeën voor inspirerend poëzieonderwijs. De auteurs zijn praktijkdeskundigen op het gebied van poëzie en onderwijs. Sommige van hen zijn zelf ook dichter. Ze kennen het voortgezet onderwijs goed en weten wat daar wel en niet werkt. Deze gids is een receptenboek, een bladerboek, een ideeënboek, maar geen formeel didactiekboek en ook geen verzameling lesvoorbeelden of lessuggesties. Het gaat om inzichten en ideeën, die regelmatig geïllustreerd worden met lesvoorbeelden of – suggesties.