VROM-Inspectie Regio Noord-West S&P Kennemerplein 6-8 Postbus 1006
Inspectierichtlijn
2001 BA Haarlem ir. F.J. Wetsteyn
Analyse microbiologische veiligheid drinkwater Artikelcode: 5318
Telefoon 023 - 515 07 81 Fax 023 - 515 07 77 www.minvrom.nl
Voorwoord
Dit is het protocol voor de uitvoering van de microbiologische risicoanalyse die in het nieuwe Waterleidingbesluit (2001) wordt gevraagd (Bijlage A, Tabel I, voetnoot 1). Dit document is opgesteld door A. M. de Roda Husman (RIVM) en G. J. Medema (Kiwa Water Research), ondersteund door P.F.M. Teunis en J.F. Schijven (RIVM) en onder begeleiding van de werkgroep protocol infectierisico's: ir. W. Cramer (VROM-beleidsdirectie) dr. W. Hoogenboezem (HWL) ing. M. Juhász-Holterman (WML) dr. G.J. Medema (Kiwa) ir. E. A. van Naerssen (WBE) ir. G. Reijnen (WML) dr. A. M. de Roda Husman (RIVM) dr. J. A. Schellart (WLB Amsterdam) ir. P.A.M. van de Veerdonk (VEWIN) ir. J. F. M. Versteegh (RIVM) drs. R. A. G. te Welscher (VROM-Inspectie) ir. F. J. Wetsteyn (VROM-Inspectie, voorzitter) drs. G. Wübbels (WLN)
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 2/31
1
Microbiologisch veilig drinkwater
4
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Algemene eis Risicoanalyse als nieuwe eis Doel inspectierichtlijn Het proces van risicoanalyse Leeswijzer
4 4 5 6 6
2
Grondstofkwaliteit
7
2.1 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.5 2.6
Typen grondstof De kwaliteit van de grondstof Basisregel: kies de beste grondstof die beschikbaar is Type micro-organismen Indexpathogenen Meetstrategie oppervlaktewater Meetstrategie grondwater
3
Effectiviteit zuivering
3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3 3.4 3.5 3.6 3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.7
Uitgangspunten zuiveringsontwerp Uitgangspunt 1: stel de zuivering af op de kwaliteit van de grondstof Uitgangspunt 2: gebruik 'multiple barriers' Uitgangspunten risicoanalyse Uitvoeren voor elke productielocatie Uitvoeren voor de indexpathogenen Uitvoeren als onderzoek Stap 1: beschrijving zuivering Stap 2: Kennis effectiviteit zuivering Stap 3: Opstellen van risicoscenario's Stap 4: Metingen praktijkschaal Metingen indicatororganismen Metingen proces- en resultaatparameters Werkwijze Stap 5: Aanvullend onderzoek
3.7.1
Inleiding
3.7.2 3.8
Werkwijze Stap 6: Vertaling van de informatie voor de risicoanalyse.
4
Beoordeling risicoanalyse door VROM-Inspectie
4.1 4.2
Inleiding Procedure voor de uitvoering van de risicoanalyse
5
Borging met Waterkwaliteitsplan
27
6
Verklarende woordenlijst
28
7
Literatuur
29
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
7 9 9 10 10 12 16
17 17 17 17 17 17 17 18 18 18 18 18 18 19 19 20 20 21 22
23 23 23
Pagina 3/31
1
Microbiologisch veilig drinkwater
1.1
Algemene eis
Een van de belangrijkste peilers van het nieuwe Waterleidingbesluit [Anoniem, 2001] is de waarborg dat drinkwater microbiologisch betrouwbaar is. In artikel 4, 1e en 2e lid, van het Waterleidingbesluit wordt deze eis in algemene termen omschreven en vertaald naar het voldoen aan de kwaliteitseisen uit de tabellen in Bijlage A. Artikel 4 (Waterleidingbesluit) “1. Leidingwater dat de eigenaar aan derden ter beschikking stelt, bevat geen micro-organismen, parasieten of stoffen in aantallen per volume-eenheid of concentraties die nadelige gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben. 2. Leidingwater voldoet op het punt waar het binnen een gebouw of perceel aan de tappunten ter beschikking komt, aan de tabellen I, II en III, opgenomen in bijlage A."
1.2
Risicoanalyse als nieuwe eis
In Bijlage A wordt dat operationeel vertaald naar de afwezigheid van E. coli en enterococcen in 100 ml drinkwater, in lijn met het oude Waterleidingbesluit. Daarnaast zijn in Bijlage A ook nieuwe microbiologische parameters opgenomen: Cryptosporidium, Giardia en (Entero)virussen1. Dit zijn pathogene micro-organismen. Hiervoor is geen maximumwaarde opgenomen maar moet een risicoanalyse worden uitgevoerd. De veiligheid van drinkwater moet aantoonbaar worden gemaakt aan de hand van gegevens over de kwaliteit van de bron en de effectiviteit van de zuivering. Bijlage A: Kwaliteitseisen Tabel I: Microbiologische parameters Parameter
Maximum waarde
Eenheid
Cryptosporidium
Opmerkingen Noot 1
Escherichia coli
0
kve/100ml
Enterococcen
0
kve/100ml
kve=kolonievormende eenheden
1
Het doel van de haakjes om Entero in Enterovirussen was om aan te geven dat mogelijk andere virusgroepen die kritisch zijn voor de drinkwatervoorziening ook onder het Waterleidingbesluit vallen. VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 4/31
Parameter
Maximum waarde
Eenheid
Opmerkingen
(Entero)virussen
Noot 1
Giardia
Noot 1
Noot: 1) Micro-organismen mogen krachtens artikel 4, eerste lid, niet in zodanige concentratie in leidingwater voorkomen dat gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan. Voor bepaalde micro-organismen, zoals virussen en protozoa (onder meer Cryptosporidium en Giardia), is het niet mogelijk om concentraties te meten op het zeer lage niveau, waarop blootstelling relevant is voor de gezondheid van de gebruiker. In plaats hiervan dient de eigenaar die gebruik maakt van oppervlaktewater als grondstof voor de bereiding van leidingwater op basis van metingen van de desbetreffende micro-organismen in het ruwe water en gegevens over de verwijderingscapaciteit bij de verschillende zuiveringsprocessen (inclusief eventuele bodempassages) in overleg met de toezichthouder een kwantitatieve risicoanalyse voor het betreffende leidingwater op te stellen. Voor het door middel van deze risicoanalyse berekende theoretische infectierisico geldt een voorlopige grenswaarde van één infectie per 10 000 personen per jaar. De toetsing aan deze (voorlopige) grenswaarde voor het infectierisico dient in elk geval te worden uitgevoerd voor Enterovirussen, Cryptosporidium en Giardia, maar geldt in principe ook voor andere pathogene micro-organismen. Indien het berekende infectierisico groter is dan genoemde grenswaarde, dient de eigenaar met de toezichthouder te overleggen over te nemen maatregelen. De toezichthouder kan bepalen dat voor kwetsbare grondwaterwinningen eenzelfde risicoanalyse wordt uitgevoerd. De term << voorlopige grenswaarde>> wordt gebruikt om aan te geven dat het hier om een toetsingswaarde gaat die in de praktijk nog nader wordt getoetst. Aanpassing van deze waarde is daarom niet uitgesloten. In artikel 6 van het Waterleidingbesluit wordt specifiek vereist dat micro-organismen die niet in de tabellen zijn opgenomen, maar waar bekend van is dat zij een reëel risico voor drinkwater kunnen vormen, moeten worden meegenomen in het meetprogramma. Artikel 6, zesde lid (Waterleidingbesluit) “Voor micro-organismen, parasieten of stoffen die niet zijn genoemd in de in Bijlage A opgenomen tabellen I, II en III, verricht de eigenaar (…) metingen indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze aanwezig zijn in aantallen per volume-eenheid of concentraties die nadelige gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben.”
Uit de Toelichting bij het Waterleidingbesluit blijkt dat "Hierbij wordt uitgegaan van het – geobjectiveerde- oordeel van de eigenaar die beschikt over de kennis en het inzicht die in de gegeven omstandigheden van hem mag worden verwacht."
1.3
Doel inspectierichtlijn
In het Waterleidingbesluit is geen concrete invulling gegeven aan de wijze waarop de risicoanalyse moet worden uitgevoerd. Die concrete invulling is het doel van deze inspectierichtlijn die in gezamenlijk overleg tussen overheid en bedrijfstak is opgesteld. Algemeen uitgangspunt daarbij is dat de inspectierichtlijn een afweging moet zijn tussen bescherming van de volksgezondheid en maatschappelijke kosten. VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 5/31
Deze regelgeving is een nadere concretisering van de eis ten aanzien van de veiligheid van drinkwater in de EU-drinkwaterrichtlijn. De richtlijn is specifiek voor Nederland, wat betekent dat de concrete invulling van de risicoanalyse primair vanuit Nederland moet komen. Wel is internationale kennis over bijvoorbeeld de ineffectiviteit van pathogene micro-organismen en de effectiviteit van zuiveringsprocessen te gebruiken.
1.4
Het proces van risicoanalyse
Risicoanalyse is een techniek die op veel terreinen van consumentenveiligheid wordt toegepast en ook op andere terreinen zoals diergezondheid en milieukwaliteit. Voor een beschrijving van het proces van risicoanalyse, toegespitst op pathogene micro-organismen in drinkwater. wordt verwezen naar Haas et al. [1999], Teunis et al. [1997], Haas & Eisenberg [2001], het ILSI framework [Benford, 2001] en Medema et al. [2003]. Deze literatuur en de ontwikkelingen van risicoanalyse binnen de Wereld Gezondheidsorganisatie [Anoniem, 2003] zijn als basis genomen voor de uitwerking van de risicoanalyse in deze inspectierichtlijn. Benadrukt wordt dat risicoanalyse een iteratief proces is, waarbij voortschrijdend inzicht een volgende risicoanalyse voedt. Bij de beoordeling van de resultaten van de risicoanalyse is het van groot belang om de mate van onzekerheid van het berekende infectierisico mee te wegen en de factoren die het grootste deel van de onzekerheid bepalen. In deze richtlijn is nader uitgewerkt hoe deze informatie kan worden verzameld en meegenomen.
1.5
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 en 3 wordt nader omschreven hoe de informatie voor de risicoanalyse moet worden verzameld; hoofdstuk 2 bespreekt verzamelen van informatie over pathogene micro-organismen in de grondstof en hoofdstuk 3 over eliminatie van deze micro-organismen door zuiveringsprocessen (inclusief bodempassage). In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe de informatie moet worden gebruikt voor het uitvoeren van de risicoanalyse en de betrouwbaarheid daarvan. Hoofdstuk 5 beschrijft op welke wijze de VROM-Inspectie de uitvoering van de risicoanalyse controleert en in hoofdstuk 6 wordt de relatie van de risicoanalyse met het Waterkwaliteitsplan kort aangegeven.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 6/31
2
Grondstofkwaliteit
2.1
Typen grondstof
In de voetnoot bij tabel 1 van Bijlage A van het Waterleidingbesluit staat aangegeven dat een risicoanalyse moet worden uitgevoerd. Deze moet worden gebaseerd op metingen van pathogene micro-organismen in het ruwe water en de verwijdering in de zuivering. In deze voetnoot wordt aangegeven dat dit geldt voor waterleidingbedrijven die oppervlaktewater als grondstof gebruiken (oppervlaktewaterbedrijven), inclusief degene die gebruik maken van bodempassage (infiltratiebedrijven en oevergrondwaterbedrijven). Voor de indeling van waterwinplaatsen in de categorieën die door het Waterleidingbesluit zijn aangeduid wordt de ABIKOU-indeling door Stuyfzand [1996] toegepast. Deze indeling beslaat zowel grond- als oppervlaktewaterwinning en combineert eenvoud met ondubbelzinnigheid. De ABIKOU-indeling onderscheidt 6 typen waterbronnen: Type A: freatisch grondwater uit zandige watervoerende pakketten; Type B: (semi)spanningswater uit zandige watervoerende pakketten en kalk(zand)steenpakketten; Type I: kunstmatig geïnfiltreerd oppervlaktewater, grotendeels uit Rijn en Maas na voorzuivering; Type K: freatisch grondwater uit kalksteen of mergel; Type O: direct gezuiverd oppervlaktewater, voornamelijk uit Rijn en Maas na verblijf in een spaarbekken; Type U: oeverfiltraat. Tabel 1. Algemene kenmerken van de 6 typen waterbronnen voor de openbare drinkwatervoorziening in Nederland, anno 1992 [naar Stuyfzand, 1996]. Bron type
Kenmerken
1e productiejaar 1e winplaats
@
aantal actieve winplaatsen 3
gemidd. ruwwater productie Mm /j) 3
A
B
I
K
O
U
freatisch grondwater
(semi)spannings grondwater
kunstmatig infiltraat
grondwater uit kalksteen
oppervlakte water
(Rijn)oeverfiltraat
1853
1893
1940
1904
1881
1890
103
104
9
15
16
15
3.3
4.2
17.9
1.8
38.8
3.6 55 4
som drinkwaterproductie (Mm /j)
335
440
161
27
232
&
% van totale drinkwaterproductie
27
35
13
2
19
&
gemidd. aantal putten/innamepunten gemidd maaiveldshoogte (m+NAP)
13
16
94
6
1
14
18.1
13.1
8.6
76.0
2.1
1.8
gemidd. onttrekkingsdiepte (m-NAP)
32-65
63-125
8-30
23-74
-2
28-69
water ouderdom (j)
2-200
20-25.000
0.1-10
2-200
0-1
1-50
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 7/31
@
3
= nog actief in 1992; & = exclusief oppervlaktewater dat (a) voorgezuiverd is voor kunstmatige infiltratie (246 Mm /j, 3 9 stations), en (b) nagezuiverd elders (148 Mm /j, 2 stations).
In Tabel 1 zijn een aantal algemene karakteristieken van deze typen weergegeven. Koppeling van de voetnoot uit Tabel 1 van het Waterleidingbesluit met deze indeling geeft aan dat voor waterwinplaatsen van type I, O en U een risicoanalyse zou moeten worden uitgevoerd. Daarnaast wordt aangegeven dat de toezichthouder kan bepalen of ook voor kwetsbare grondwaterwinningen een risicoanalyse moet worden opgesteld. De kwetsbaarheid van grondwaterwinningen is afhankelijk van de bodemsamenstelling, de aanwezigheid van verontreinigingsbronnen in de nabijheid van de winning en de mate van bescherming van de infrastructuur (putten e.d.). Voor het classificeren van een grondwaterwinning als kwetsbaar moet voor alle grondwaterwinningen een kwetsbaarheidinventarisatie gemaakt worden van een aantal gegevens. In onderstaande tabel zijn de aspecten opgenomen waarover gegevens moeten worden verzameld om tot een classificatie te komen. De gegevens worden aan de VROM-Inspectie ter beschikking gesteld. Bij classificatie "kwetsbaar" moet voor de winning een risicoanalyse worden opgesteld. Bij classificatie "mogelijk kwetsbaar" wordt door waterleidingbedrijf en toezichthouder de mate en het karakter (structureel/incidenteel) van kwetsbaarheid nader vastgesteld aan de hand van de locatiespecifieke informatie. Mogelijk komt uit de inventarisatie van de kwetsbaarheid naar voren dat met eenvoudige beheersmaatregelen de veiligheid van de winning zodanig kan worden verbeterd dat de classificatie verschuift naar niet kwetsbaar. Tabel 2. Checklist voor de inventarisatie van de kwetsbaarheid van grondwaterwinningen. Waterkwaliteitsmetingen
Kwetsbaar?
In de afgelopen 10 jaar zijn twee keer of vaker verontreinigingen met E. coli (of andere indicatoren voor fecale verontreiniging, waar bacteriën van de coligroep in dit verband NIET onder vallen) aangetroffen in putten of ruw water.
Ja
Type bodem/winning De winning bevindt zich in een freatische karst-aquifer zonder doorlopende leem of lössdeklaag dikker dan 2,5 meter.
Ja
De winning bevindt zich een freatisch zandpakket zonder leem of klei in de deklaag en een dunne onverzadigde zone
Ja
De winning is een freatische grondwaterwinning of kalksteenwinning met een deklaag waar löss of leem in voorkomt, maar waarvan niet zeker is dat ononderbroken doorloopt (semi-freatisch)
Mogelijk
Integriteit infrastructuur Putten zijn niet hermetisch afgesloten
Mogelijk
Er is geen voorziening aangebracht om te voorkomen dat water vanaf maaiveld via putwand/boorgat naar het grondwater kan stromen.
Mogelijk
Nabijheid verontreinigingsbronnen Winmiddelen zijn niet dusdanig geconstrueerd dat mensen of dieren die in de zeer directe nabijheid van de winmiddelen komen geen probleem kunnen vormen.
Mogelijk
Binnen de 60-dagen zone van de winmiddelen bevinden zich riolen, septic tanks, mestopslag of andere reservoirs waarin menselijke of dierlijke fecaliën aanwezig zijn.
Mogelijk
Binnen de 1-jaars zone van de winmiddelen bevinden zich riolen, septic tanks, mestopslag of andere reservoirs waarin menselijke of dierlijke fecaliën aanwezig zijn.
Mogelijk
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 8/31
De winmiddelen kunnen overstroomd worden door oppervlaktewater.
Mogelijk
Oppervlaktewater kan via infiltratie het gewonnen grondwater bereiken.
Mogelijk
Koppeling van de kwetsbaarheidindeling naar Tabel 2 geeft aan dat ook van Type K met onvoldoende löss- of leemdeklaag en voor kwetsbare freatische zandpakketten (A1) een risicoanalyse moet worden gemaakt. Voor de typen A en B is dit afhankelijk van het resultaat van de kwetsbaarheidinventarisatie.
2.2
De kwaliteit van de grondstof
In de Vierde Nota Waterhuishouding [Anoniem, 1999] en de EU Kaderrichtlijn Water [Anoniem, 2000] is het beleidsvoornemen opgenomen om te streven naar een oppervlaktewaterkwaliteit van waaruit met een normale behandeling goed en betrouwbaar drinkwater kan worden bereid. Oppervlaktewater in Nederland is in meer of mindere mate verontreinigd door lozingen van gezuiverd afvalwater, riooloverstorten, afspoeling van mest van landbouwhuisdieren en inbreng van fecaal materiaal van de natuurlijke fauna. Omdat Nederland in het onderste deel van het stroomgebied van Rijn en Maas ligt, speelt ook "import" van verontreinigingen die in de landen bovenstrooms zijn ingebracht een belangrijke rol. Voor enterovirussen, Cryptosporidium en Giardia is berekend dat "import" de grootste bijdrage levert aan de verontreinigingsgraad van Nederlands oppervlaktewater bij drinkwaterinnamepunten [Schijven et al., 1995; Medema et al., 2001]. Verbetering van de microbiologische kwaliteit van Nederlands oppervlaktewater is een taak die primair bij de Nederlandse overheid ligt, maar die niet los kan worden gezien van maatregelen bovenstrooms. In de nieuwe EU-kaderrichtlijn water wordt deze stroomgebiedbenadering ook voorgeschreven; deze richtlijn richt zich echter niet op microbiologische, maar de ecologische en chemische waterkwaliteit [Anoniem, 2000].
2.3
Basisregel: kies de beste grondstof die beschikbaar is
Al sinds het begin van de openbare drinkwatervoorziening in Nederland (en zelfs al sinds Plato) is de basisregel voor veilige drinkwatervoorziening de keuze voor de best beschermde grondstof die voorhanden is. Dat heeft geleid tot het gebruik van goed beschermd grondwater in het grootste deel van het land en ook tot de uitgebreide inzet van onze zanderige bodem als effectieve barrière tegen microorganismen. Bij de aanleg van nieuwe drinkwaterproductiebedrijven moet deze basisregel worden gevolgd. Omgekeerd moet ook bij de aanleg van potentiële verontreinigingsbronnen (rioolwaterzuiveringsinstallaties, overstorten, mestopslag en lozingen, mestverwerkende bedrijven, boerderijen e.d.) rekening worden gehouden met deze basisregel. Voor grondwaterwinningen is deze systematiek gespecificeerd in de beschermingszones van de waterwingebieden [Commissie Bescherming Waterwingebieden, 1980]. Winning van oppervlaktewater vindt vooral plaats vanuit de Rijn en de Maas of oppervlaktewater dat door deze rivieren wordt beïnvloed. Dergelijk oppervlaktewater is altijd fecaal verontreinigd door een combinatie van bovengenoemde bronnen. Dit geldt overigens voor het meeste Nederlandse oppervlaktewater. Ook in een dergelijke situatie is de basisregel van belang en kan een waterleidingbedrijf bij de keuze van de winlocatie rekening houden met de aanwezigheid van verontreinigingsbronnen die de microbiologische kwaliteit van het in te nemen water negatief kunnen beïnvloeden. Hier zijn vooral bronnen die piekverontreinigingen zouden kunnen veroorzaken van belang (riooloverstorten, polderuitslagwater e.d.). Om een indruk te krijgen van de mate waarin oppervlaktewater fecaal verontreinigd is en het optreden van piekverontreinigingen zijn meetgegevens van E. coli (of thermotolerante bacteriën van de coligroep) waardevol. Hoe hoger de concentratie E. coli, hoe sterker de mate van fecale verontreiniging en des te meer zuivering is nodig om veilig drinkwater te maken. VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 9/31
Er zijn veel studies geweest naar de mogelijkheid om indicatororganismen te gebruiken om de concentratie pathogene micro-organismen te voorspellen. Dit is nog steeds een onderwerp waarover discussie plaatsvindt. De algemene consensus lijkt te zijn dat er wel een grove correlatie is tussen de indicatororganismen voor fecale verontreiniging en fecale pathogenen in water. Rioolwater bevat meer van beiden dan ontvangend oppervlaktewater en dat weer meer dan water dat niet door rioollozingen wordt belast etc. Er is dus op basis van de concentratie indicatororganismen een grove schatting te maken van de concentratie fecale pathogenen [Payment et al., 2000], maar de correlatie is dermate onzeker dat de foutmarge van deze schatting ca. een tot twee log-eenheden bedraagt [zie bijvoorbeeld Havelaar, 1996]. Naast microbiologische meetgegevens is een analyse van de aanwezigheid van verontreinigingsbronnen in het nabije stroomgebied en de ontwikkelingen daarin (zie Staatscourant en bestemmingsplannen) voor een waterleidingbedrijf essentieel om de bedreigingen van de grondstofkwaliteit te leren kennen en daarop te kunnen anticiperen.
2.4
Type micro-organismen
Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven staat in Tabel 1 van Bijlage A van het Waterleidingbesluit opgenomen dat een risicoanalyse moet worden uitgevoerd voor Cryptosporidium, Giardia en (Entero)virussen. Dit is een uitwerking van de algemene eis dat drinkwater microbiologisch veilig moet zijn. Daarnaast is aangegeven dat deze eis in principe ook voor andere pathogene micro-organismen geldt. Daarom wordt hier ingegaan op de achtergronden van en criteria voor de keuze van de genoemde micro-organismen. Deze achtergronden en criteria zijn van belang als zich een nieuw ziekteverwekkend micro-organisme aandient en moet worden vastgesteld of hiervoor een risicoanalyse zou moeten worden uitgevoerd. 2.4.1
Indexpathogenen
In het Waterleidingbesluit dat in februari 2001 van kracht geworden is staat dat micro-organismen krachtens artikel 4, eerste lid, niet in een zodanige concentratie in leidingwater mogen voorkomen dat gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan. Dit is een algemene eis die in principe geldt voor alle wateroverdraagbare ziekteverwekkers. Aangezien het onmogelijk zal zijn alle micro-organismen die via water een mogelijk gezondheidsrisico opleveren in een meetprogramma op te nemen, moeten weloverwogen keuzen gemaakt worden. De pathogene micro-organismen onderscheiden zich voor wat betreft epidemiologische, fysische en praktische kenmerken. Een aantal van deze kenmerken zullen als belangrijkste criteria kunnen worden aangemerkt om deze pathogene micro-organismen wel of niet mee te nemen in het meetprogramma. In tabel 3 worden criteria opgesomd en geprioriteerd waarop de keuze van pathogenen moet worden gebaseerd. De belangrijkste criteria zijn de mate van optreden in de populatie en de ernst van de infectieziekte. Vervolgens is de mogelijkheid tot preventie en/ of behandeling van de infectie van belang. Als op basis van deze drie criteria een pathogeen micro-organisme als relevant wordt aangemerkt dan zal moeten worden bekeken hoe de ziektegevallen optreden en welk belang drinkwater heeft als transmissieroute voor het betreffende pathogeen. Vervolgens zal informatie met betrekking tot de detectie van het micro-organisme, bronnen en verwijdering ten behoeve van de kwantitatieve risicoschatting moeten worden verzameld (tabel 4). Pas als deze informatie beschikbaar is, kan een kwantitatieve risicoanalyse worden uitgevoerd.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 10/31
Tabel 3. Criteria voor en prioritering van de keuze van pathogene micro-organismen. Aard
Criterium
Omvang gezondheidsrisico
Mate van voorkomen in de populatie Ernst ziektebeeld Mogelijkheden tot preventie/ behandeling Epidemisch / endemisch optreden
Overdraagbaarheid via drinkwater is waarschijnlijk
Optreden epidemieën via drinkwater (in buitenland) Aandeel van drinkwater als transmissieroute t.o.v. andere routes Voorkomen en overleving in riool- en oppervlaktewater Verwijderbaarheid door zuivering
Kwantitatieve risicoanalyse voldoende betrouwbaar uit te voeren
Dosisrepons relatie beschikbaar Analysemethoden pathogenen in grondstof zijn aanwezig en van voldoende kwaliteit (reproduceerbaarheid, specificiteit, selectiviteit en rendement zijn bekend. De methoden dienen zich zoveel mogelijk te richten op detectie van levende micro-organismen en menspathogene soorten) Analysemethoden zuivering zijn aanwezig en van voldoende kwaliteit (representativiteit indicatorparameters voor verwijdering pathogenen is bekend of tenminste aannemelijk) Reservoirs/verontreinigingsbronnen zijn bekend
De basisfilosofie voor de selectie van pathogenen waarvoor de risicoanalyse moet worden uitgevoerd is dat deze selectie waarborgen inhoudt voor de overige pathogenen. Met andere woorden, dat als de risicoanalyse van de geselecteerde pathogenen aangeeft dat het drinkwater veilig is, dat ook inhoudt dat het drinkwater voor de overige bekende pathogenen veilig is. Daarmee hebben de pathogenen die worden geselecteerd een index-functie. Gezien de verschillende kenmerken van pathogene bacteriën, virussen en protozoa ligt het voor de hand uit elk van deze groepen minimaal een index-pathogeen te selecteren. Wettelijke verplichting In voetnoot 1) van tabel 1 van bijlage A van het Waterleidingbesluit wordt aangegeven dat een kwantitatieve risicoanalyse dient te worden uitgevoerd voor Cryptosporidium, Giardia en (Entero)virussen. Daarmee zijn Cryptosporidium en Giardia beide index-pathogeen voor parasitaire protozoa en enterovirussen zijn index-pathogeen voor de virussen. In de wet wordt geen index-bacterie genoemd waarvoor metingen en een risicoanalyse uitgevoerd zouden moeten worden. Wel wordt in artikel 6 punt 6 van het Waterleidingbesluit aangegeven dat een risicoanalyse moet worden uitgevoerd voor andere pathogene micro-organismen waarvoor redenen bestaan om aan te nemen dat deze in zodanige aantallen voorkomen per volume-eenheid dat deze een gevaar vormen voor de volksgezondheid. Zoals hierboven aangegeven ligt het vanuit de filosofie van index-pathogenen voor de hand om ook een index-pathogeen voor de groep van pathogene bacteriën op te nemen. Wanneer de criteria uit tabel 3 worden toegepast op de bekende pathogene bacteriën in Nederland dan zijn de Campylobacter en enterohemorragische Escherichia coli de meest relevante voor drinkwater. Campylobacter is één van de drie belangrijkste gastro-enteritis verwekkers van Nederland en kan daarnaast ook tot de veel ernstigere aandoeningen Guillain-Barré syndroom en meningitis (hersenvliesontsteking) leiden [Havelaar et al., 2000]. De bacterie komt zowel endemisch als epidemisch voor. Hierdoor is Campylobacter een kandidaat index voor bacteriën. Enterohemorragische E. coli is relevant vanwege het ernstige ziektebeeld (nierfalen door hemolytisch uremisch syndroom en sterfte daardoor). In Nederland komt deze ziekteverwekker bij landbouwhuisdieren (een belangrijk reservoir) relatief weinig voor en de inschatting is dat voldoende zuivering voor Campylobacter (en ook voor E. coli, VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 11/31
die als waterkwaliteitsbewaking wordt gebruikt) voldoende veiligheid bieden voor deze enterohemorragische E.coli. De index-pathogenen voor de risicoanalyse zijn weergegeven in tabel 4. Tabel 4. Groepen pathogene micro-organismen met voorgestelde indexpathogenen.
2.5
Bacteriën
Parasitaire protozoa
Virussen
Campylobacter
Cryptosporidium en Giardia
Enterovirussen
Meetstrategie oppervlaktewater
De meetstrategie moet erop gericht zijn een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de concentratie pathogene micro-organismen in het ruwe water. Metingen van pathogene micro-organismen zijn duur en complex. Het is daarom van belang kosten en informatiebehoefte zo efficiënt mogelijk op elkaar af te stemmen. Uit het onderzoek naar pathogene virussen, bacteriën en protozoa in Nederlands oppervlaktewater van het afgelopen decennium komt duidelijk naar voren dat kortdurende piekverontreinigingen voorkomen. Deze pieken zijn vaak het gevolg van klimatologische omstandigheden zoals hevige regenval of dooi. Met het veranderende klimaat wordt verwacht dat in de toekomst neerslagpieken en hoge waterafvoeren in de rivieren (en ook riooloverstorten, overbelasting van RWZI's en afspoeling van mest) frequenter voor zullen komen [Commissie Waterbeheer 21e eeuw, 2000]. Ook overstromingen als gevolg van hevige regenval zullen vaker voorkomen. Dit kan tot nog extremere verontreinigingen leiden. De overstromingen kunnen rioolslib en opgeslagen mest meespoelen en leiden tot stroomuitval, leidingbreuk en zelfs het onder water staan van drinkwaterwinmiddelen. Andere bronnen voor piekverontreiniging zijn het seizoensgebonden voorkomen van watervogels, het seizoensgebonden voorkomen van pathogenen bij de mens en van bepaalde pathogenen (zoals Cryptosporidium) bij landbouwhuisdieren, het optreden van epidemieën van pathogenen bij de mens. Deze pieken zijn voor de waterleidingbedrijven vooral van belang omdat dat de momenten zijn dat de zuivering relatief zwaar wordt belast of de reistijd door de bodem bij oeverfiltratie en grondwaterwinning wordt bekort. Het kennen van de mate en frequentie van deze kortdurende variatie is van groter belang dan een jaarlijks terugkerend vast meetprogramma (Box 1).
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 12/31
Box 1: het belang van frequent meten De Delaware rivier stroomt door de staten New York, Pennsylvania en New Jersey (USA). In het stroomgebied wonen 1,2 miljoen mensen. De rivier wordt fecaal verontreinigd door lozing van gezuiverd rioolwater, septic tanks, riooloverstorten, recreatie en afspoeling van het land (mest). De Trenton Water Works neemt water in van deze rivier en zuivert het tot drinkwater met flocculatie, coagulatie, sedimentatie, snelfiltratie en chloordesinfectie. Het innamepunt werd maandelijks onderzocht op Cryptosporidium sp., Giardia sp., indicator bacterien, bacteriofagen en andere parameters (i.e. troebelheid, deeltjes, zwevende stof, temperatuur en flow). In aanvulling op dit meetprogramma werd de monsterfrequentie verhoogd tot dagelijks (maandag-vrijdag) in een periode van drie opvolgende weken. Dit werd gedaan in winter, voorjaar, zomer en herfst. De resultaten staan in onderstaande tabel [naar Atherholt et al., 1998]. Het is duidelijk dat de maandelijkse metingen wel het geometrisch gemiddelde goed in kaart bracht, maar de pieken (zie maximum) onderschat. Tabel Box 1. Effect meetstrategie: meetgegevens Delaware rivier
Percentage positieve monsters (%) Geometrisch gemiddelde (n / 100 l) 90-percentiel (n / 100 l) Maximum (n / 100 l)
Cryptosporidium sp. Maandelijks Alle 92 88 51 51 134 160 140 800
Giardia sp. Maandelijks Alle 50 40 21 24 20 40 40 280
Hoewel er geen consistente correlatie was tussen Cryptosporidium sp., Giardia sp. en de overige waterkwaliteitsparameters, werden correlaties tussen protozoa concentraties en troebelheid, waterafvoer en E. coli herhaaldelijk gevonden [LeChevallier & Norton, 1995]. Zij ontwikkelden een eenvoudig model voor de voorspelling van pieken op basis van deze parameters.
Pathogeenmetingen zelf zijn een kostbaar en bewerkelijk instrument om zicht te krijgen op de kortdurende variaties. In veel studies zijn metingen aan pathogenen daarom gekoppeld aan metingen van andere waterkwaliteitsparameters. Voorbeelden daarvan zijn indicatorbacteriën zoals E. coli, enterococcen, bacteriofagen en sporen van Clostridium perfringens; maar ook fysische of chemische parameters zoals afvoer, troebelheid en (voor grondwater) plotseling stijgende nitraatgehaltes. Er kan een verband bestaan tussen het optreden van pieken in deze parameters en pieken in de concentratie pathogenen (Box 2). Deze parameters (die bij oppervlaktewaterwinplaatsen veelal al met een redelijk hoge frequentie gemeten worden, mede ingegeven door de voorgeschreven parameters en meetfrequentie in het Waterleidingbesluit) zijn dus een instrument om de variatie in ruw waterkwaliteit te leren kennen en daarmee de dure en complexe pathogeenmetingen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Locatie In het Waterleidingbesluit is aangegeven dat de metingen aan pathogene micro-organismen in ruw water plaats dienen te vinden. Voor de risicoanalyse van oppervlaktewaterbedrijven (Type I, O, U) wordt ruw water gedefinieerd als de laatste open plek in het waterproductieproces (open terugwinreservoirs zoals de Oranjekom van WLB Amsterdam). De VROM-Inspectie kan bepalen dat op een andere locatie wordt gemeten.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 13/31
Box 2: Piekverontreinigingen De Maas is een regenrivier die stroomt in Noord-Frankrijk, België en Nederland. De rivier wordt fecaal verontreinigd door lozingen van gezuiverd en ongezuiverd rioolwater en door afspoeling van mest van landbouwhuisdieren. Nabij Keizersveer wordt Maaswater ingenomen voor de productie van drinkwater via opslag in 3 opeenvolgende spaarbekkens (gemiddelde verblijftijd 5 maanden), coagulatie/filtratie met chloor of ozondesinfectie en aktief koolfiltratie met een nadesinfectie. In 1994 is het innamepunt wekelijks onderzocht op indicatorbacteriën, Cryptosporidium sp. en parameters zoals troebelheid. De Maas is een typische regenrivier met hoge afvoeren in de winter/voorjaar vanwege regen en smelten van sneeuw. In deze periode is de fecale belasting ook relatief hoog en komen piekverontreinigingen voor. De piekverontreinigingen met Cryptosporidium sp. vielen meestal samen met een piek in de troebelheid (Figuur Box 2, week 3, 4, 5, week 12, week 15, week 44 and week 50) [Medema, 1999]. Troebelheidspieken kunnen daarom worden gebruikt als indicator voor pieken van Cryptosporidium.
0,4
40
0,35
35
0,3
30
0,25
25
0,2
20
0,15
15
0,1
10
Turbidity (NTU) _
Cryptosporidium (n/l) --o-
Figuur Box 2. Piekverontreinigingen: samenvallen van pieken in troebelheid en Cryptosporidium sp. in de Maas [Medema, 1999]
5
0,05
0
0 0
10
20
30
40
50
Week
Frequentie In het Waterleidingbesluit staan pathogene micro-organismen geclassificeerd als auditparameters, waarbij de meetfrequentie afhangt van de hoeveelheid geproduceerd of gedistribueerd water. De metingen betreffen een karakterisatie van de grondstofkwaliteit op parameters die essentieel zijn voor de productie/levering van veilig drinkwater. Zoals aangegeven is het kennen van de mate en frequentie van deze kortdurende variatie van groter belang dan een jaarlijks terugkerend vast meetprogramma. De metingen worden daarom geconcentreerd in een periode van 1 jaar, waarbij slechts eens per drie jaar een meetverplichting geldt. In Tabel 6 is aangegeven welke meetfrequentie wordt voorgeschreven voor ruw water, afhankelijk van de drinkwaterproductie die uit dat specifieke ruw water plaatsvindt. Dat resulteert dus in één meetjaar met, afhankelijk van de productie, 9, 19 of 35 metingen per drie jaar. Tabel 6. Meetfrequenties voor het meetjaar (1 jaar per periode van 3 jaar) voor alle indexpathogenen. Productie (m3/dag)
Reguliere metingen
Piekmetingen
Totaal
Frequentie
Totaal in meetjaar
Totaal in meetjaar
In meetjaar (is eens per 3 jaar)
<10.000
8 wekelijks
6
3
9
10.000 – 100.000
4 wekelijks
13
6
19
>100.000
2 wekelijks
26
9
35
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 14/31
3
Ter vergelijking met de meetfrequentie in de wetstekst: een bedrijf van 100.000 m /dag moet daarin 14 metingen per jaar uitvoeren, 3 dus 42 metingen in 3 jaar; een bedrijf van 10.000 m /dag moet 4 metingen per jaar uitvoeren, dus 12 metingen in 3 jaar. Het meetprogramma uit deze richtlijn is dus iets lichter dan in de wetstekst, maar levert wel meer informatie.
Verlaging van de meetfrequentie is in deze fase van de implementatie van de risicoanalyse-eis uit het Waterleidingbesluit nog niet aan de orde. Tijdens de evaluatie van deze Inspectierichtlijn, die 4 jaar na van krachtwording zal plaatsvinden, zal nader worden bepaald of en onder welke voorwaarden verlaging van de meetfrequentie toegestaan is. Voor de piekgerelateerde metingen moet het waterleidingbedrijf een inventarisatie maken van omstandigheden die voor zijn waterwinplaatsen aanleiding kunnen geven tot een piekverontreiniging. Dit geldt voor oppervlaktewaterwinningen en kwetsbare grondwaterwinningen. Voorbeelden van dergelijke situaties staan weergegeven in Tabel 7. Idealiter wordt deze inventarisatie onderbouwd met historische gegevens over het voorkomen van E. coli (of thermotolerante bacteriën van de coligroep) en eventueel andere indicatororganismen zoals enterococcen en sporen van Clostridium perfringens. Tabel 7. Omstandigheden die tot een piekverontreiniging met fecale micro-organismen kunnen leiden. Omstandigheid Hevige regenval
Type winning ABK
I
O
U
x
x
x
x
x
x x
Hoge rivier-/beekwaterafvoer en –peil Hoge grondwaterstand
x
x
Overstroming van wingebied/winmiddelen
x
x
x
Dooi van ijs (met vogelfaeces) op reservoirs
x
x
Vorst, leidend tot hoge vogelbelasting op reservoirs
x
x
x
x
Hoge aantallen vogels (of ander wild)
x
Nabijgelegen rioolwaterlozingen (gezuiverd/ongezuiverd)
x
x
Nieuwbouw rioolwaterzuivering of overstorten in nabijheid inname
x
x
x
x
x
x
Graafwerkzaamheden, boren putten in nabijheid winmiddelen
x
Mestinjectie van drijfmest in /nabij freatisch waterwingebied
x
x
Uitslag van polderwater in de nabijheid van de inname Epidemie van een pathogeen onder mensen of landbouwhuisdieren
x
x
Meetvolume Er wordt een zodanig volume ruw water in bewerking genomen dat de kans op het aantreffen van de pathogeen zo hoog mogelijk is. Dat betekent voor sommige locaties dat onderzoek van 10 liter ruw water voldoende is, terwijl voor andere locaties onderzoek van 100 tot 2000 liter nodig zijn. Meetmethoden Voor het onderzoek wordt gebruik gemaakt van standaardmethoden: Cryptosporidium en Giardia: conform de standaardvoorschriften van Kiwa en RIVM; Enterovirussen: conform de standaardvoorschriften van het RIVM; Campylobacter: conform NEN 6269. Deze zal op termijn worden vervangen door de concept ISO/CD 17995. VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 15/31
Kwaliteitsborging Het waterleidingbedrijf vergewist zich van de kwaliteitsborging van deze methoden. Naast de meetgegevens dient het Waterleidingbedrijf beschikking te hebben over gegevens die de borging van de kwaliteit van de methode aannemelijk maken. Daaronder wordt verstaan dat in ieder geval gegevens beschikbaar zijn over: - positieve controles; - negatieve controles; - het rendement van de meetmethode en de spreiding daarin; - de specificiteit en selectiviteit van de meetmethode; - de reproduceerbaarheid van de meetmethode; - de herhaalbaarheid van de meetmethode; - de onderste detectielimiet van de meetmethode; - of de meetmethode levende pathogenen detecteert; - of de meetmethode pathogenen detecteert die infectieus zijn voor de mens; - resultaten van het analyserend laboratorium in een relevant ringonderzoek.
2.6
Meetstrategie grondwater
Bij kwetsbare grondwaterwinningen zijn pathogenen meestal afwezig in het gewonnen grondwater. Een meetprogramma van pathogenen in ruw grondwater zoals voor oppervlaktewater wordt voorgeschreven is daarom niet opportuun. In plaats daarvan dient voor kwetsbare grondwaterwinningen een onderzoeksplan opgesteld te worden. Op basis van een locatiespecifieke inventarisatie van de meest kwetsbare momenten (b.v. na hevige regenval, of tijdens het uitrijden van mest) wordt een meetprogramma opgesteld waarmee gedurende tenminste drie kwetsbaar geachte momenten het gehalte E. coli en F-specifieke en somatische colifagen in minimaal 3 monsters van minimaal 10 liter grondwater wordt bepaald. De monstertijdstippen worden bepaald aan de hand van de hydrologische beschrijving van het systeem. Als de kwetsbaarheid vooral wordt bepaald door een of een beperkt aantal winputten dient het onderzoek niet op ruw water maar in deze winputten plaats te vinden.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 16/31
3
Effectiviteit zuivering
3.1
Uitgangspunten zuiveringsontwerp
3.1.1
Uitgangspunt 1: stel de zuivering af op de kwaliteit van de grondstof
Een zuivering of waterwinlocatie moet zodanig worden ontworpen, ingericht en bedreven dat zij onder alle omstandigheden veilig drinkwater maakt. Hoe sterker verontreinigd de grondstof, hoe meer zuivering nodig is om daar veilig drinkwater van te maken. Dit is ook vastgelegd in de EU-richtlijn 75/440 over het gebruik van oppervlaktewater als bron voor de drinkwaterbereiding, die in Nederland ook van kracht is. Daarin wordt op basis van de mate van fecale verontreiniging (gemeten aan het gehalte E. coli) beschreven of een eenvoudige of uitgebreidere zuivering moet worden toegepast. Met de invoering van het nieuwe Waterleidingbesluit is deze basis verbreed omdat de zuivering nu moet worden ontworpen op basis van het gehalte Cryptosporidium, Giardia, enterovirussen en Campylobacter in ruw water. 3.1.2
Uitgangspunt 2: gebruik 'multiple barriers'
Een tweede uitgangspunt dat ook al lang in gebruik is in de drinkwatersector en zijn waarde heeft bewezen is het multiple barrier-principe: pas meerdere barrières tegen micro-organismen in de zuivering toe. Periodes of momenten waarop een zuiveringsproces minder goed functioneert worden dan opgevangen door de andere zuiveringsprocessen.
3.2
Uitgangspunten risicoanalyse
3.2.1
Uitvoeren voor elke productielocatie
Elk zuiveringsproces gebruikt haar eigen ruw water en heeft haar eigen karakteristieken. De risicoanalyse dient daarom per productie- of winninglocatie te worden uitgevoerd. Als een productie- of winninglocatie uit verschillende onderdelen bestaat (zoals bv. een deelstroom via bodempassage en een deelstroom via directe zuivering, of een infiltratie in verschillende bodempakketten of met verschillende afstanden) moet de risicoanalyse alle verschillende onderdelen omvatten. 3.2.2
Uitvoeren voor de indexpathogenen
De effectiviteit van de zuivering moet worden vastgesteld voor de in hoofdstuk 2 genoemde indexpathogenen. Dat betekent dat gegevens voorhanden moeten zijn over de effectiviteit van de zuivering (incl. bodempassage) over de eliminatie van bacteriën, virussen en parasitaire protozoa. Dit omvat het hele nu bekende spectrum van ziekteverwekkende micro-organismen. Van een zuivering die in staat is dit spectrum afdoende te verwijderen wordt verondersteld dat ze ook effectief is tegen nog onbekende ziekteverwekkers.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 17/31
3.2.3
Uitvoeren als onderzoek
Het verzamelen van informatie moet worden gezien als onderzoek. Dat betekent dat de effectiviteit van de zuiveringsprocessen per productielocatie in een onderzoek goed wordt vastgesteld. Zolang geen wijzigingen in het proces worden aangebracht die de effectiviteit substantieel zullen beïnvloeden, kan dit onderzoek worden gebruikt in de risicoanalyse. Datzelfde geldt voor wijzigingen in de kwaliteit van het voedingswater en voor wetenschappelijke inzichten in de effectiviteit van zuiveringsprocessen. Omdat zuiveringssystemen variëren moet het onderzoek worden uitgevoerd over een periode die lang en gedetailleerd genoeg is om de belangrijkste variatiebronnen mee te nemen en met voldoende frequentie wordt gemeten.
3.3
Stap 1: beschrijving zuivering
Maak een goede beschrijving van het zuiveringssysteem. Beschrijf van alle processen in de zuivering de belangrijkste kenmerken over ontwerp en bedrijfsvoering.
3.4
Stap 2: Kennis effectiviteit zuivering
Beschrijf alle processen in de zuivering en geef aan welke relevant zijn voor de eliminatie van de indexpathogenen (zo is desinfectie zeer relevant en zijn microzeven nauwelijks relevant). Verzamel informatie over de effectiviteit van zuiveringsprocessen in de literatuur [EPA, 2003, LeChevallier & Au, 2004; Hijnen, 2004]. Stel op basis van dit schema vast voor welke zuiveringsprocessen informatie over de effectiviteit zal worden verzameld. Voor de overige processen wordt aangenomen dat de eliminatie van micro-organismen verwaarloosbaar is.
3.5
Stap 3: Opstellen van risicoscenario's
Bepaal welke situaties in de totale zuivering en in individuele zuiveringsprocessen aanleiding kunnen geven tot (duidelijk) verminderd functioneren van het proces. Daarbij zijn condities die aanleiding kunnen zijn voor minder functioneren van meerdere zuiveringsprocessen tegelijkertijd natuurlijk het meest relevant. Verzamel historische gegevens over de frequentie en mate van voorkomen (bv. hoe vaak is de dosering van desinfectiemiddel uitgevallen en voor hoe lang?). Dit is een heel belangrijke stap, omdat hier duidelijk wordt waar mogelijke risicomomenten zitten. Indien een Waterkwaliteitsplan is opgesteld bevat dit de informatie die hier wordt gevraagd.
3.6
Stap 4: Metingen praktijkschaal
3.6.1
Metingen indicatororganismen
De effectiviteit van de eerste stappen in de zuivering is in veel gevallen niet vast te stellen met metingen van pathogenen, maar wel met metingen van indicatororganismen. In de afgelopen jaren is in Nederland veel onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van bedrijfsmetingen aan indicatorbacteriën (voornamelijk E. coli) en sporen (sporen van sulfietreducerende clostridia (SSRC)) voor en na zuiveringsprocessen [Hijnen et al., 2000a,b]. Eliminatie van E. coli kan worden gebruikt als model voor de eliminatie van pathogene bacteriën, zoals Campylobacter; verwijdering van SSRC zou gebruikt kunnen worden als model voor de eliminatie van resistente pathogenen, zoals Cryptosporidium. In de bestaande meetnetten van waterleidingbedrijven wordt vaak maximaal 100 ml onderzocht. Dit levert meestal weinig informatie op, omdat de werkelijke concentratie micro-organismen lager ligt en dus veel gegevens <1/100 ml zijn. Bij het gebruik van grotere volumes voor de analyse van deze indicatororganismen is wel een beeld te verkrijgen van de effectiviteit van de eerste stappen van de zuivering voor bacteriën en protozoa [Hijnen et al., 2000b]. VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 18/31
Voor eliminatie van virussen is gebleken dat E. coli en SSRC maar weinig waardevolle informatie geven. Uit onderzoeksprojecten uitgevoerd bij een aantal waterleidingbedrijven naar de verwijdering van bacteriofagen (F-specifieke RNA fagen en somatische colifagen, ook in grote volumes) is gebleken dat deze wel bruikbaar zijn als indicatororganismen voor viruseliminatie [Havelaar et al., 1995]. Tabel 8. Indicatororganismen voor het beschrijven van de zuivering voor de indexpathogenen. Bacteriën
Parasitaire protozoa
Virussen
Indexpathogeen
Campylobacter
Cryptosporidium en Giardia
Enterovirussen
Indicatororganisme
E. coli
SSRC
Somatische colifagen en F+ RNA fagen
Een gevoeliger bedrijfsmeetnet (voldoende meetfrequentie, volumes) waarin ook bacteriofagen in grote volumes worden gemeten kan de bruikbaarheid van het huidige meetnet verbeteren. Resultaat is betere informatie over de effectiviteit van de zuiveringsprocessen ten aanzien van alle micro-organismen, inclusief de virussen. 3.6.2
Metingen proces- en resultaatparameters
Procesbewaking gebeurt nu in de praktijk aan de hand van procesparameters (parameters die de goede werking aangeven). Voorbeelden zijn metingen van ozondosis, UV-lichtsterkte, e.d.. Procesbewaking vindt ook plaats aan de hand van resultaatparameters (parameters die aangeven dat het proces goed heeft gewerkt); voorbeelden hiervan zijn de troebelheid na filters, rest-ozongehalte e.d. Belangrijk voordeel van dergelijke metingen is dat ze eenvoudig zijn en (semi-) on-line kunnen worden uitgevoerd. Ze geven daarom een goed zicht op de variatie in de effectiviteit van het zuiveringsproces. Belangrijkste nadeel is dat de relatie tussen deze parameters en effectiviteit ten aanzien van pathogenen vaak complex is en de meting dus niet eenvoudig te vertalen is naar een uitspraak over de effectiviteit. Daarvoor zijn goede procesmodellen nodig. Als deze modellen voorhanden zijn kan de verwijdering van pathogenen worden beschreven aan de hand van de proces- en resultaatparameters in het model. 3.6.3
Werkwijze
Stel vast voor welke processen of combinatie van processen met een verbeterd bedrijfsmeetnet een kwantitatieve beschrijving kan worden gegeven van de eliminatie van indicatororganismen of proces- en resultaatparameters. Stel een meetprogramma op voor de indicatororganismen Escherichia coli, Clostridium perfringens en F-specifieke RNA fagen en somatische colifagen waarbij zodanige volumes voor en na het zuiveringsproces worden geanalyseerd dat kwantitatieve informatie wordt verkregen over de concentratie van deze organismen. De metingen moeten over een periode van minimaal een jaar wekelijks worden uitgevoerd. De keuze voor deze indicatororganismen is ingegeven door de huidige stand van de kennis. Daarbij zijn al beperkingen in de bruikbaarheid van deze indicatororganismen bekend. Indien andere indicatororganismen voor een zuiveringsproces aantoonbaar betere informatie opleveren mogen deze worden toegepast in plaats van de aangegeven indicatororganismen.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 19/31
3.7
Stap 5: Aanvullend onderzoek
Voor stappen verderop in de zuivering zijn metingen van indicatororganismen meestal niet opportuun, omdat de concentratie te laag is om betrouwbare informatie te kunnen verzamelen. In die gevallen is aanvullend onderzoek noodzakelijk, tenzij er voldoende logreductie beschikbaar is zonder deze stappen. Er zijn een aantal mogelijkheden voorhanden om aanvullende informatie te verzamelen. 3.7.1
Inleiding
Doseren van indicatororganismen op praktijkschaal Het is mogelijk om in de praktijk onderzoek te doen naar de verwijdering van micro-organismen. Vanzelfsprekend kan in een drinkwaterzuivering of -winning niet worden gewerkt met pathogene microorganismen, maar zijn er voorbeelden van dosering van indicatororganismen op praktijkschaal, zoals het onderzoek naar de verwijdering van bacteriofagen bij duininfiltratie in Castricum [Schijven et al., 1999; Hoogenboezem et al., 1999]. Daarbij zijn de indicatororganismen toegevoegd aan het water voor het "zuiveringsproces" en is de verwijdering als functie van de reistijd/-afstand gemeten. Voordeel van dergelijk onderzoek is dat gemeten wordt aan de praktijksituatie en dat door de dosering voldoende gevoeligheid te realiseren is en de analysemethoden relatief betrouwbaar zijn. Proefinstallatieonderzoek Proefinstallatie-onderzoek is minder representatief voor de praktijk dan metingen op praktijkschaal. Oorzaak kunnen zijn schaaleffecten en het feit dat een proefinstallatie doorgaans niet zo lang functioneert als een praktijkzuivering. Toch kan dergelijk onderzoek een goed beeld geven van de effectiviteit van een zuiveringsproces op praktijkschaal, zeker als de proefinstallatie zodanig is ontworpen dat zij vergelijkbare karakteristieken heeft als het proces op praktijkschaal. Belangrijk voordeel van dergelijk onderzoek is dat metingen aan de eliminatie van de indexpathogenen kan plaatsvinden (door ze te doseren). Als dat wordt gecombineerd met metingen aan indicatororganismen ontstaat een beeld over de vertaalbaarheid van gegevens van indicatororganismen naar pathogenen. Als op praktijkschaal metingen aan deze indicatororganismen mogelijk zijn, kunnen die gebruikt worden om te verifiëren dat het proefinstallatie-onderzoek representatief is voor de praktijk. Een ander voordeel van proefinstallatieonderzoek is dat de invloed van procesfactoren en waterkwaliteit op de effectiviteit van het zuiveringsproces te bepalen is. Dat geeft zowel informatie voor de optimalisatie van de procesbeheersing als voor de variabiliteit van de effectiviteit voor de risicoanalyse. Het is zelfs mogelijk risicoscenario's in de proefinstallatie aan te brengen en te zien wat hun invloed is op de effectiviteit van het proces. Voor vertaling van de resultaten van proefinstallatie-onderzoek naar de praktijk is kennis nodig over de factoren die de effectiviteit bepalen. Schaaleffecten moeten en zijn te voorkomen, discontiniteiten in watertoevoer en zuivering moeten representatief zijn of kunnen worden gesimuleerd. Laboratoriumonderzoek Dit onderzoek staat het verst af van de praktijk, maar is het best te beheersen. Het levert gedetailleerde kennis op over het effect van zuiveringsprocessen op micro-organismen en de invloed van procescondities en waterkwaliteit daarop. Het onderzoek is relatief goedkoop en de analysemethoden voor pathogenen leveren in laboratoriumonderzoek veelal betrouwbare gegevens. Vertaling van laboratoriumonderzoek naar de praktijk vereist een gedegen kennis van de invloed van de factoren op de effectiviteit, gebundeld in de vorm van een procesmodel. Het bekendste voorbeeld is het gebruik van CT (concentratie en contacttijd) modellen voor chemische desinfectie.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 20/31
De ervaring is dat rechtstreekse vertaling van labonderzoek naar de praktijk in veel gevallen leidt tot (soms zelfs grote) overschatting van de effectiviteit van het proces in de praktijk. Voorbeeld hiervan zijn ook weer desinfectieprocessen (zowel chemisch als UV), waar kortsluitstroming in de contactruimtes kan betekenen dat een deel van de micro-organismen aan een dosis worden blootgesteld die veel lager ligt dan de gemiddelde dosis. Ook is de gevoeligheid van micro-organismen die op het laboratorium zijn gekweekt niet identiek aan de gevoeligheid van dezelfde micro-organismen in de praktijk (micro-organismen in het milieu zijn vaak minder gevoelig voor desinfectie). Vertaling van labonderzoek naar de praktijk zonder goede kennis van deze factoren is dus riskant. Literatuuronderzoek Van alle zuiveringsprocessen is er literatuur voorhanden over de effectiviteit. Literatuuronderzoek is meestal niet rechtstreeks te vertalen naar de effectiviteit van een zuiveringsproces op praktijkschaal, omdat de effectiviteit van zuiveringsprocessen sterk afhankelijk is van ontwerp, bedrijfsvoering en locatiespecifieke factoren (waterkwaliteit, voorzuivering). Daarom is het meten van de eliminatie van micro-organismen door zuiveringsprocessen op praktijkschaal per productielocatie of proefinstallatieonderzoek veruit te prefereren boven het gebruik van generieke logcredits op basis van literatuur, zoals door de Environmental Protection Agency in de Verenigde Staten wordt toegepast [EPA, 2003]. De literatuur is wel een belangrijke bron van informatie over wat in grote lijnen van een zuiveringsproces te verwachten is, welke pathogenen het meest kritisch zijn voor zuiveringsprocessen (in dit protocol al gebruikt bij de keuze van indexpathogenen) en welke factoren de effectiviteit beïnvloeden. Een recent overzicht van de literatuur over de verwijdering van micro-organismen door zuiveringsprocessen is te vinden in Hijnen et al. [2004]. 3.7.2
Werkwijze
Stel vast van welke zuiveringsprocessen met het bedrijfsmeetnet geen kwantitatieve informatie over de effectiviteit wordt verkregen. Stel vast van welke van die zuiveringsprocessen een significante bijdrage in de eliminatie van micro-organismen verwacht mag worden. Stel voor deze processen een onderzoeksprogramma op om vast te stellen hoe effectief het proces de indexpathogenen (of indicatororganismen daarvoor) verwijdert. Doe dit onderzoek onder omstandigheden die de praktijk zo dicht mogelijk benaderen. Stel in het onderzoek ook vast onder welke omstandigheden die in de praktijk voor kunnen komen het zuiveringsproces het minst effectief is. Als geen locatiespecifieke informatie voorhanden is kan gebruik worden gemaakt van een beschrijving van de effectiviteit van een zuiveringsproces op basis van alleen literatuuronderzoek. Dit kan ook het geval zijn als er uit de locatiespecifieke onderzoeken geen eenduidig beeld komt van de effectiviteit. De beschikbare onderzoeksgegevens kunnen worden vergeleken met de literatuurgegevens. Recente overzichten van de ‘log-credits’ die aan zuiveringsprocessen zijn toe te kennen zijn te vinden in EPA, 2003, LeChevallier & Au, 2004 en Hijnen, 2004. Bij het opstellen van de meetstrategie moet rekening worden gehouden met stap 6: vertaling van de meetgegevens naar een beschrijving van de effectiviteit van zuiveringsprocessen voor de indexpathogenen (paragraaf 3.8). Dat betekent dat moet worden vastgesteld hoe de informatie uit metingen van indicatororganismen wordt vertaald naar de indexpathogenen, hoe metingen op proefinstallatie of labschaal worden vertaald naar de praktijkschaal en hoe literatuuronderzoek wordt vertaald naar de specifieke locatie.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 21/31
3.8
Stap 6: Vertaling van de informatie voor de risicoanalyse.
Om de risicoanalyse te kunnen uitvoeren moet de informatie worden omgezet naar een kwantitatieve beschrijving van de effectiviteit van de zuiveringsprocessen voor de indexpathogenen. Voor vertaling van gegevens over de eliminatie van indicatororganismen naar de eliminatie van indexpathogenen moeten gegevens onder dezelfde experimentele condities worden verzameld over de relatie tussen de eliminatie van indicatororganisme en indexpathogeen. Dit zal in veel gevallen afkomstig zijn uit de literatuur, of als dat ontbreekt, uit gericht onderzoek. Voor vertaling van gegevens op proefinstallatie- of labschaal is de relatie tussen proefinstallatie en praktijk nodig. Dit vereist informatie over de factoren die de effectiviteit van het proces op praktijkschaal beïnvloeden.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 22/31
4
Beoordeling risicoanalyse door VROM-Inspectie
4.1
Inleiding
De vereiste kwantitatieve risicoanalyse gaat uit van de in de voorgaande hoofdstukken beschreven gegevens over de grondstofkwaliteit en de effectiviteit van de zuivering. Daarnaast zijn gegevens nodig betreffende de consumptie van leidingwater en de dosis-respons relaties van de gastheer op het betreffende pathogeen. De uitkomsten van de kwantitatieve risicoanalyse worden separaat beschreven voor Cryptosporidium, Giardia, Campylobacter en Enterovirussen waarbij iedere stap van de berekening alsook de ruwe data inzichtelijk worden gemaakt in een rapportage dat het waterleidingbedrijf aan de VROM-Inspectie voorlegt. Deze beoordeelt de risicoanalyse en bespreekt dit met het waterleidingbedrijf.
4.2
Procedure voor de uitvoering van de risicoanalyse
De procedure voor het uitvoeren van een microbiologische risicoanalyse van drinkwater staat in detail beschreven in Teunis et al., 1997 en Teunis & Havelaar, 1999. Om de variatie en onzekerheid in de informatie mee te nemen hebben zij een statistische benadering opgesteld, waarbij statistische verdelingen werden aangepast aan de informatie over pathogenen in ruw water, rendement van de meetmethode, verwijdering door zuiveringsprocessen, consumptie van drinkwater en dosis-responsrelatie. Zo is voor elk van de onderdelen van de risicoanalyse ook de mate van onzekerheid bekend en wordt deze meegenomen in de analyse van de onzekerheid van het uiteindelijke jaarlijkse infectierisico. Omdat informatie van verschillende waterproductielocaties uniek is, kan niet op voorhand worden voorgeschreven welke statistische verdelingen moeten worden gebruikt. Dit vereist een combinatie van technologische, microbiologische en statistische expertise. Het bijeenbrengen van deze expertises is een essentiële stap bij het opstellen van de risicoanalyse. In dit verband moet de informatie die is verzameld conform hoofdstuk 2 en 3 worden geanalyseerd zodat de juiste statistische verdelingen worden toegepast. De “pasvorm” van de verdelingen moet zijn vastgesteld met een toepasselijke Goodness-of-fit test. Als van de individuele onderdelen de verdelingen opgesteld zijn, worden ze gecombineerd tot een jaarlijks infectierisico met behulp van een Monte-Carlo analyse, conform Teunis & Havelaar, 1999. De beschreven procedure is een uitgebreide analyse. Waterleidingbedrijven kunnen desgewenst volstaan met een puntschatting van het jaarlijks (rekenkundig) gemiddelde infectierisico. De VROM-Inspectie beoordeelt de risicoanalyse met behulp van de ruwe gegevens die door de waterleidingbedrijven worden verstrekt .Hieronder wordt het protocol voor de kwantitatieve risicoanalyse volgens de gemiddelde puntschatting stapsgewijs besproken.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 23/31
Drinkwater concentratie
De concentratie pathogene micro-organismen in het leidingwater (Cdrw) kan vanwege de lage concentraties en de detectiegrens van de methode niet direct worden bepaald. Deze kan wel worden berekend uit de concentratie pathogene micro-organismen in het ruwe water (Cruw) en de effectiviteit van de zuivering (fractie micro-organismen die de zuivering passeert Z). Bovendien wordt de detectiemethode gekarakteriseerd door het rendement (fractie micro-organismen die gedetecteerd worden R) van deze methode en de infectiviteit van de micro-organismen (fractie infectieuze deeltjes I). De concentratie pathogene micro-organismen in het leidingwater kan als volgt worden berekend
Cdrw = Cruw ×
1 ×I ×Z R
(Vergelijking 1)
Achtereenvolgens dienen Cruw, Z, R en I te worden berekend om in te kunnen vullen in Vergelijking 1. Ruw water concentratie
De concentratie pathogene micro-organismen in het ruwe water (Cruw) wordt berekend als een gewogen rekenkundig gemiddelde waarde uit de gemeten totale aantallen pathogene micro-organismen (n) gedeeld door de totale aantallen onderzochte volumes van het ruwe water (V)
C ruw =
(n s 1 + n s 2 + ... + n s n ) (Vs 1 + Vs 2 + ... + Vs n )
(Vergelijking 2)
Rendement
De concentratie pathogene micro-organismen in het ruwe water dient te worden gecorrigeerd voor het werkelijk behaalde rendement (R). Indien een beperkt aantal locatiespecifieke gegevens bekend is, moet hiervan een gewogen rekenkundig gemiddelde worden bepaald waarvoor de gewogen rekenkundig gemiddelde concentratie pathogene micro-organismen in het ruwe water moet worden gecorrigeerd. In de praktijk wordt het rendement vaak uitgedrukt in percentages, maar deze moet hier worden weergegeven als fractie. Voorbeeld: 50% als R = 0,5.
Infectiviteit
De fractie infectieuze deeltjes (I) moet worden bepaald om uiteindelijk het infectierisico te kunnen vaststellen. Voor enterovirussen geldt dat de getelde deeltjes cellen kunnen infecteren. Alle kweekbare enterovirussen worden dus als infectieus beschouwd (I = 1). Voor Campylobacter geldt dat de getelde aantallen in het ruwe water zich hebben kunnen vermenigvuldigen in een voedingsbodem. Ook hier worden alle kweekbare Campylobacter bacteriën als infectieus beschouwd. Indien Campylobacter is getypeerd, worden alleen de vertegenwoordigers van C. jejuni, C. coli en C. lari meegenomen in de risicoanalyse. Voor Cryptosporidium en Giardia wordt bepaald of de getelde deeltjes in het ruwe water intact zijn (fluorescentiemicroscopie) en/ of potentieel levensvatbaar (“dye exclusion”), maar niet per se infectieus . Indien niet bekend is of de getelde (oö)cysten infectieus zijn, moet worden aangenomen dat elke getelde en levensvatbare (oö)cyste infectieus is, I = 1. Indien Cryptosporidium is getypeerd worden alleen vertegenwoordigers van C. hominis, C.parvum 2, C.meleagridis, C.muris, C.felis en C.canis meegenomen in de risicoanalyse.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 24/31
Zuivering
De efficiëntie van het toegepaste zuiveringsproces (Z) wordt (waar opportuun, zie hoofdstuk 3) berekend aan de hand van metingen van indicatororganismen. Eerst worden de gewogen rekenkundig gemiddelde waarden berekend uit de concentraties indicatororganismen in voor (Cvoor) en na (Cna) het zuiveringsproces, zoals respectievelijk weergegeven in Vergelijking 2 en 3.
Cz =
(nT 1 + nT 2 + ... + nT n ) (VT 1 + VT 2 + ... + VT n )
(Vergelijking 3)
Bij metingen op praktijkschaal (paragraaf 3.5) wordt de fractie micro-organismen die de zuivering passeert (Z) berekend uit de concentraties indicatororganismen in voor (Cvoor) en na (Cna) het zuiveringsproces.
⎛ C Z = ⎜⎜ na ⎝ C voor
⎞ ⎟⎟ ⎠
(Vergelijking 4)
Als er informatie over de eliminatie door een zuiveringsstap is verzameld uit aanvullend onderzoek (zie paragraaf 3.7) wordt de gemiddelde fractie micro-organismen die de zuivering passeert (Z) berekend uit de gegevens uit het aanvullend onderzoek. Als er over meerdere zuiveringsstappen informatie is verzameld en een Z berekend dan wordt de eliminatie van de totale zuivering berekend door de Z van de individuele stappen op te tellen. Z kan dus berekend worden uit metingen aan de verwijdering van indicatororganismen (vergelijking 4) maar kan ook berekend worden uit proefinstallatie- of literatuuronderzoek (zie paragraaf 3.7). De concentratie pathogene micro-organismen in het leidingwater (Cdrw) kan worden berekend door de verzamelde gegevens in Vergelijking 1 in te vullen. Vervolgens kan met deze drinkwaterconcentratie de dosis worden berekend. Dosis
De dosis wordt gekenmerkt door de concentratie pathogene micro-organismen in het leidingwater (Cdrw) en de consumptie (Cons)
D = Cdrw × Cons Consumptie
(Vergelijking 5)
In 1996 werd aan 3195 personen gevraagd hoeveel ongekookt drinkwater men dagelijks consumeerde resulterend in een gemiddelde waarde van 222,3 ml (Teunis et al. 1997), dus Cons = 222,3.
Dagelijks Infectierisico
Met de dosis-respons relatie kan het dagelijkse infectierisico (Pinf;dag) worden geschat. Bij de lage concentraties in leidingwater is bij benadering
Pinf; dag = D × Pm
(Vergelijking 6)
waarbij Pm de kans is op infectie door een ingeslikt micro-organisme. Bij deze benadering wordt in de puntschatting uitgegaan van infectie door consumptie van ieder deeltje in het leidingwater (Pm = 1).
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 25/31
Jaarlijks infectierisico
Uit het dagelijks infectierisico kan bij een laag risico eenvoudig het jaarlijks infectierisico worden berekend volgens Vergelijking 7. Het aantal dagen in een jaar (d ) is 365,3.
Pinf; jaar = d × Pinf;dag
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
(Vergelijking 7)
Pagina 26/31
5
Borging met Waterkwaliteitsplan
Waterleidingbedrijven werken aan Waterkwaliteitsplannen, een systematiek die is gebaseerd op de HACCP (Hazard Analysis & Critical Control Points) en voor toepassing op drinkwaterbereiding is uitgewerkt door de Wereld Gezondheidsorganisatie [WHO, 2003]. Het maken van een Waterkwaliteitsplan is geen wettelijk voorschrift maar een initiatief van de waterleidingbedrijven dat door de VROM-Inspectie wordt aangemoedigd. De belangrijkste vraag die met de risicoanalyse wordt beantwoord is: "Voldoet het winnings- en zuiveringssysteem aan de wettelijke eis van het infectierisico?". De belangrijkste vraag die met het Waterkwaliteitsplan wordt beantwoord is: "Hoe wordt aangetoond dat het winnings-, zuiverings- en distributiesysteem zodanig is ontworpen en bedreven dat de veiligheid van het drinkwater continu gewaarborgd is?" Een Waterkwaliteitsplan vormt dus de borging dat 24 uur per dag, elke dag van het jaar aan de wettelijke eis van het infectierisico wordt voldaan. Duidelijk is dat de twee systemen raakvlakken met elkaar hebben. Ze vragen echter beide een eigen aanpak, die beide op een ander niveau in het kwaliteitsmanagement van het waterleidingbedrijf verankerd moeten zijn. In het Waterkwaliteitsplan wordt aangegeven welke processen belangrijk zijn voor het waarborgen van de veiligheid van het drinkwater. Het falen van deze processen zou kunnen leiden tot onveilig drinkwater. De werking van processen wordt in veel gevallen bewaakt met proces- en resultaatparameters en de werking varieert altijd binnen bepaalde grenzen. Om vast te stellen wanneer een proces voldoende goed functioneert worden kritische grenzen gesteld aan deze parameters. Zulke grenzen kunnen worden gesteld aan procesparameters (zoals filtratiesnelheid) of resultaatparameters (zoals ozonresidu, troebelheid van filtraat etc.). De belangrijkste vraag hierbij is hoe scherp deze grenzen moeten worden gezet om voldoende veiligheid te waarborgen. Daarvoor moet de relatie tussen de parameter en de effectiviteit van het proces in het verwijderen van pathogenen bekend zijn. Soms is dit relatief eenduidig (zoals bij desinfectieprocessen), soms is het complexer (zoals bij coagulatie/filtratieprocesssen). Het vaststellen van de kritische grenzen wordt meestal niet alleen door pathogene micro-organismen bepaald. In het geval van chemische desinfectie bijvoorbeeld zou de concentratie chloor of ozon voor de desinfectie zo hoog mogelijk moeten zijn. Echter, vanwege de vorming van toxische en andere ongewenste nevenproducten moet de dosering van desinfectiemiddelen worden beperkt. Risicoanalyse kan aangeven waar de juiste kritische grenswaarden voor de proces- en resultaatparameters moeten liggen om te kunnen voldoen aan het vereiste infectierisico en zo de processturing aan de vereiste microbiologische waterkwaliteit koppelen.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 27/31
6
Verklarende woordenlijst
Goodness-of-fit test
Een statistische test waarmee kan worden bepaald of een statistische verdeling gemeten data goed beschrijft.
HACCP
Hazard Analysis & Critical Control Points, een risicobeheersingsystematiek die in de voedingsmiddelenindustrie wordt gebruikt voor het borgen van de veiligheid van hun producten.
Index-pathogeen
De pathogeen uit de groep van bacteriën, virussen en parasitaire protozoa die het meest kritisch is voor de veiligheid van drinkwater.
Indicator-organisme
Een niet-pathogeen micro-organisme waarvan gegevens over de verwijdering door zuiveringsprocessen kan worden verzameld en die representatief is voor de verwijdering van een pathogeen microorganisme.
Infectie
Het nestelen en vermeerderen van een pathogeen in een gastheer.
Infectierisico
De kans dat een pathogeen die wordt ingeslikt zich nestelt in de gastheer en zich gaat vermeerderen. Dit hoeft nog niet te betekenen dt ziektesymptomen optreden.
Monte-Carlo simulatie
Een statistische methode om de informatie uit een serie van statistische verdelingen te combineren.
Pathogeen
Een micro-organisme dat in staat is ziektesymptomen te veroorzaken bij personen die ermee worden besmet.
Pathogeen micro-organisme
Zie pathogeen.
Risicoanalyse
Het proces van het berekenen van de kans op ongewenste effecten (hier infectie) van blootstelling (hier van een drinkwaterconsument) aan een gevaar (hier een pathogeen)
Waterkwaliteitsplan
Een systematische analyse van alle bedreigingen van de veiligheid van drinkwater en de beheersmaatregelen om te waarborgen dat deze bedreigingen adequaat worden beheerst (= Water Safety Plan).
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 28/31
7
Literatuur
Anoniem (1975) Richtlijn 75/440/EEG van de Raad van 16 juni 1975 betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor produktie van drinkwater in de Lid-Staten Publicatieblad Nr. L 194 van 25/07/1975 blz. 0026 - 0031 Anoniem (1999). Vierde Nota Waterhuishouding. (NW4) Ministerie van Verkeer en Waterstaat. aangeboden aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 401, nr.1 Anoniem (2000). Richtlijn 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid. Publicatieblad Nr. L 327 van 22/12/2000 blz. 0001 – 0073 Anoniem (2001). Besluit van 9 januari 2001 tot wijziging van het waterleidingbesluit in verband met de richtlijn betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 31:1-53. Anoniem (2003. 3rd Edition of the Guidelines for Drinking Water Quality, World Health Organisation, Geneve, Zwitserland. Atherholt, T.B., LeChevallier, M.W., Norton, W.D., Rosen, J.S. (1998). The effect of rainfall on Giardia and Cryptosporidium. Journal of the American Water Works Association, 90:66-80. Bartram, J., Fewtrell, L., Stenström, T.A. (2001). Harmonised assessment of risk and risk management for water-related infectious disease: an overview. In Fewtrell, L. and Bartram, J. (ed.), Water Quality: Guidelines, Standards and Health. IWA Publishing, London, p. 1-16. Benford, D. (2001). Principals of Risk Assessment of Food and Drinking Water Related to Human Health. ILSI Europe concise monograph SERIES International Life Science Institute, Belgium pp.1-43 Commissie Bescherming Waterwingebieden (1980). Richtlijnen en aanbevelingen voor de bescherming van waterwingebieden. Commissie Bescherming Waterwingebieden, VEWIN-RID. Commissie Waterbeheer 21e eeuw (2000). Waterbeleid voor de 21e eeuw, geef water ruimte en de aandacht die het verdient. Advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw. Environmental Protection Agency (2003). Long Term 2 Enhanced Surface Water Treatment Rule Toolbox Guidance Manual. Report 815-03-009, Office of water, EPA, USA. Haas, C.N., Rose, J.B., Gerba C.P. (1999). Quantitative microbial risk assessment. Wiley, New York, USA. VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 29/31
Haas, C.N., Eisenberg, J.N.S. (2001). Risk Assessment. In Fewtrell, L. and Bartram, J. (ed.), Water Quality: Guidelines, Standards and Health. IWA Publishing, London, p. 161-183. Havelaar, A.H., van Olphen, M., Drost, Y.C. (1993). F-specific RNA bacteriophages are adequate model organisms for enteric viruses in fresh water. Applied Environmental Microbioliology, 59(9):2956–2962. Havelaar A.H., van Olphen, M., Schijven, J.F. (1995). Removal and inactivation of viruses by drinking water treatment processes under full scale conditions. Wat. Sci. Tech. 31:55-62. Hijnen, W.A.M., Willemsen-Zwaagstra, J., Hiemstra, P., Medema, G.J., van der Kooij, D. (2000a). Removal of sulphite-reducing clostridia spores by full-scale water treatment processes as a surrogate for protozoan (oo)cyst removal. Wat. Sci. Tech. 41(7):165-171. Hijnen, W.A.M., van Veenendaal, D.A., van der Speld, W.M.H., Visser, A., Hoogenboezem, W., van der Kooij D. (2000b). Enumeration of faecal indicator bacteria in large water volumes using on site membrane filtration to assess water treatment efficiency. Water Res. 34:1659-166. Hijnen, W.A.M., Beerendonk, E.F., P.W.A.M. Smeets, G.J. Medema (2004).Elimination of micro-organisms by drinking water treatment processes: a review. Rapport BTO 2003.013, Kiwa, Nieuwegein Hoogenboezem, W., Schijven, J.F., Nobel, P.J., Bergsma, J. (1999). De verwijdering van bacteriofagen tijdens duinpassage. H2O, 22:29-31. LeChevallier, M.W., Norton, W.D. 1995. Giardia and Cryptosporidium in raw and finished water. Journal of the American Water Works Association, 87(9):54-68. LeChevallier, M.W., Au, K.K. (2004). Water treatment and pathogen control. IWA publishing, London, UK. ISBN1843390698. Medema, G.J. (1999). Cryptosporidium and Giardia: new challenges to the water industry. Proefschrift. Universiteit van Utrecht, ISBN 90 393 2120. Medema, G.J., Schijven, J.F., (2000). Modelling the Sewage Discharge and Dispersion of Cryptosporidium and Giardia in Surface Water. Water Research, 35(18):4307-4316. Medema, G.J., Ketelaars, H.A.M., Hoogenboezem, W. (2000). Cryptosporidium en Giardia: vóórkomen in rioolwater, mest en oppervlaktewater met zwem- en drinkwaterfunctie. RIWA/RIVM/RIZA\Kiwarapport. ISBN 9036953324. Medema, G.J., Hoogenboezem, W., van der Veer A.J., Ketelaars, H.A.M., Hijnen, W.A.M. and Nobel, P.J. (2003) Quantitative Risk Assessment of Cryptosporidium in surface water treatment. Water Science & Technology 47:241-247. Payment, P., Berte, A., Prevost, M., MTnard, B., Barbeau, B. (2000). Occurrence of pathogenic microorganisms in the Saint Lawrence River (Canada) and comparison of health risks for populations using it as their source of drinking water. Canadian Journal of Microbiology, 46(6):565-576.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 30/31
Schijven, J.F., Annema, J.A., de Nijs, A.C.M., Theunissen, J.J.H, Medema, G.J. (1995). Enterovirussen in het oppervlaktewater in Nederland – Emissie en verspreiding berekend met PROMISE en WATNAT – Pilotstudie. Rapport 289202023, RIVM, Bilthoven. Schijven, J.F., Hoogenboezem, W., Hassanizadeh, S., Peters, J. (1999). Modelling removal of bacteriophages MS2 and PRD1 by dune recharge at Castricum, Netherlands. Water Resources Research, 35:1101-1111. Stuyfzand, P.J. 1996. Salinization of drinking water in the Netherlands: anamnesis, diagnosis and remediation. SGU Rapporter och Meddelander 87, Proc. 14th SWIM, 17-21 June 1996, Malmö, Geol. Survey Sweden, Uppsala, 168-177. Teunis, P.F.M., Medema, G.J., Kruidenier, L., Havelaar, A.H. (1997). Assessment of the risk of infection by Cryptosporidium or Giardia in drinking water from a surface water source. Water Research; 31(6):1333-1346. Teunis, P.F.M., Havelaar, A.H. (1999). Cryptosporidium in drinking water. Evaluation of the ILSI/RSI quantitative risk assessment framework. Rapport 284550.006, RIVM, Bilthoven.
VROM-Inspectie januari 2005 Inspectierichtlijn
Pagina 31/31
Checklist Inspectierichtlijn analyse microbiologische veiligheid drinkwater Grondwater
Oktober 2005
Voorwoord Eén van de belangrijkste pijlers van het nieuwe Waterleidingbesluit is de waarborg dat drinkwater microbiologisch betrouwbaar is. In bijlage A van het Waterleidingbesluit wordt dit operationeel vertaald naar de afwezigheid van E. coli en enterococcen in 100 ml drinkwater, in lijn met het oude Waterleidingbesluit. Daarnaast zijn in bijlage A ook nieuwe microbiologische parameters opgenomen: Cryptosporidium, Giardia en (Entero)virussen. Hiervoor zijn geen maximumwaarden aangegeven, maar dient een risicoanalyse uitgevoerd te worden.In het nieuwe Waterleidingbesluit is geen concrete invulling gegeven aan de wijze waarop de risicoanalyse dient te worden uitgevoerd. Deze concrete invulling is het doel van de inspectierichtlijn. Het doel van deze checklist is het vormen van een handvat voor de documentatie en aanlevering van de diverse gegevens door de waterleidingbedrijven ten behoeve van de beoordeling door de VROM-Inspectie.
1. Algemeen Datum:
Waterleidingbedrijf: Naam: Straat: Huisnr: Postcode: Plaats:
Naam respondent: Tel.nr.: Fax.nr.: Email:
Laboratorium 1: Uitgevoerde bepalingen: Naam: Straat: Huisnr: Postcode: Plaats:
Laboratorium 2: Uitgevoerde bepalingen: Naam: Straat: Huisnr: Postcode: Plaats:
2. Grondstofkwaliteit 2.1.1 Indeling grondwaterwinplaatsen In de tabel 1 kan per waterwinplaats het brontype worden aangegeven. Brontypen I, O of U: een risicoanalyse dient te worden uitgevoerd Brontypen A, B of K: Inventarisatie van de kwetsbaarheid van grondwaterwinningen dient te worden onderzocht Tabel 1. Bepaling van het brontype per waterwinlocatie
Brontype Waterwinlocatie2 1.
A1
B1
K1
U1
Toelichting keuze brontype
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
1
2
Type A: freatisch grondwater uit zandige watervoerende pakketten Type B: (semi) spanningswater uit zandige watervoerende pakketten en kalk(zand)steenpakketten Type K: freatisch grondwater uit kalksteen of mergel Type U: oeverfiltraat Per individuele waterwinlocatie aangeven met een kruisje welk brontype het betreft.
Opmerking(en):
2.1.2 Inventarisatie kwetsbaarheid Voor de grondwaterwinplaatsen dient de kwetsbaarheid te worden geïnventariseerd met behulp van de vragen in de tabel 2. Tabel 2. Inventarisatie van de kwetsbaarheid van waterwinlocaties met als brontype A, B, K of U per waterwinlocatie. Waterwinlocatie1 Brontype Ja In de afgelopen 10 jaar zijn twee keer of vaker verontreinigingen met E. coli (of andere indicatoren voor fecale verontreiniging, waar bacteriën van de coligroep in dit verband NIET onder vallen) aangetroffen in putten of ruw water2 Motivatie De winning bevindt zich in een freatische karstaquifer zonder doorlopende leem of lössdeklaag dikker dan 2,5 meter2 Motivatie De winning bevindt zich in een freatisch zandpakket zonder leem of klei in de deklaag en een dunne onverzadigde zone2 Motivatie De winning is een freatische grondwaterwinning of kalksteenwinning met een deklaag waar löss of leem in voorkomt, maar waarvan niet zeker is dat ononderbroken doorloopt (semi-freatisch)3 Motivatie
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Ja
Nee
Putten zijn NIET hermetisch afgesloten Motivatie
3
Er is GEEN voorziening aangebracht om te voorkomen dat water vanaf maaiveld via putwand/boorgat naar het grondwater kan stromen3 Motivatie Nabijheid verontreinigingsbronnen Winmiddelen zijn NIET dusdanig geconstrueerd dat mensen of dieren die in de zeer directe nabijheid van de winmiddelen komen geen probleem kunnen vormen2 Motivatie Binnen de 60-dagen zone van de winmiddelen bevinden zich riolen, septictanks, mestopslag of andere reservoirs waarin menselijke of dierlijke fecaliën aanwezig zijn2 Motivatie Binnen de 1-jaars zone van de winmiddelen bevinden zich riolen, septic tanks, mestopslag of andere reservoirs waarin menselijke of dierlijke fecaliën aanwezig zijn2 Motivatie
De winmiddelen kunnen overstroomd worden door oppervlaktewater2 Motivatie Oppervlaktewater kan via infiltratie het gewonnen grondwater bereiken2 Motivatie
Kwetsbaarheid beheersbaar?
Motivatie
Kwetsbaar
1 2
3
Per waterwinlocatie de kwetsbaarheid inventariseren Indien deze vragen met “Ja” worden beantwoord, dan is de betreffende waterwinlocatie kwetsbaar.
Indien deze vragen met “Ja” worden beantwoord is de waterwinlocatie mogelijk kwetsbaar.
Opmerking(en):
2.3 (2.6 Inspectierichtlijn) Meetstrategie grondwater Een meetprogramma wordt vastgesteld op basis van locatiespecifieke inventarisatie van kwetsbare momenten (tabel 4), waarmee op tenminste 3 kwetsbaar geachte momenten het gehalte E. coli en F-specifieke en somatische colifagen in minimaal 3 monsters van minimaal 10 liter grondwater wordt bepaald (tabel 5) 2.3.1 Standaard meetprogramma ruw water Tabel 3. Standaard meetprogramma per winninglocatie Winning
Frequentie
Parameters
2.3.1 Kwetsbare momenten. Per grondwaterwinlocatie worden de kwetsbare momenten geïnventariseerd en onderbouwd met historische gegevens ten aanzien van diverse factoren. Tabel 4. Inventarisatie per waterwinlocatie van de kwetsbare momenten
Waterwinlocatie:
………………………….
Type A/ B/ K/ U
Hevige regenval
Ja / Nee, namelijk…..
Hoge grondwaterstand
Ja / Nee, namelijk…..
Overstroming van wingebied/ winmiddelen
Ja / Nee, namelijk…..
Hoge aantallen vogels (of ander wild)
Ja / Nee, namelijk…..
Graafwerkzaamheden, boren putten in nabijheid winmiddelen
Ja / Nee, namelijk…..
Mestinjectie van drijfmest in/ nabij freatisch waterwingebied
Ja / Nee, namelijk…..
Epidemie van een pathogeen onder mensen of landbouwhuisdieren Anders, namelijk……………………..
Opmerking(en):
Ja / Nee, namelijk…..
2.3.3 Metingen op kwetsbare momenten Op basis van de inventarisatie conform tabel 3 wordt een meetprogramma voor de grondwaterwinlocaties vastgesteld. Dit meetprogramma wordt per waterwinlocatie weergegeven in tabel 5. Tabel 5. Meetstrategie grondwater. Per waterwinlocatie wordt op basis van de inventarisatie van kwetsbare momenten aangegeven wat de reden van de kwetsbaarheid is en worden geschikte de meetdata en –volumes voorgesteld. Waterwinlocatie MeetReden Volume MeetReden Volume MeetReden Volume datum/kwetsbaarheid datum/kwetsbaarheid datum/kwetsbaarheid moment moment moment
Toelichting:
4. Risicoanalyse Met behulp van tabel 6 kan worden vastgelegd of de benodigde risicoanalyses zijn uitgevoerd en toegevoegd. Tabel 6. Risicoanalyse1. Per waterwinlocatie dient het type risicoschatting, de beschikbaarheid van de ruwe data en het resultaat (voldoende/ onvoldoende) aangegeven te worden. Waterwinlocatie
1
Giardia risicoanalyse
Cryptosporidium risicoanalyse
Campylobacter risicoanalyse
Enterovirus risicoanalyse
Ruwe gegevens beschikbaar
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Resultaat risico analyse
Als een winningslocatie uit verschillende onderdelen bestaat moet de risicoanalyse alle verschillende onderdelen bevatten.
Behalve de informatie verschaft via deze checklist dienen de verschillende ruwe data en aanvullende gegevens aan het dossier toegevoegd te worden.
Checklist Inspectierichtlijn analyse microbiologische veiligheid drinkwater Oppervlaktewater
Oktober 2005
Voorwoord Eén van de belangrijkste pijlers van het nieuwe Waterleidingbesluit is de waarborg dat drinkwater microbiologisch betrouwbaar is. In bijlage A van het Waterleidingbesluit wordt dit operationeel vertaald naar de afwezigheid van E. coli en enterococcen in 100 ml drinkwater, in lijn met het oude Waterleidingbesluit. Daarnaast zijn in bijlage A ook nieuwe microbiologische parameters opgenomen: Cryptosporidium, Giardia en (Entero)virussen. Hiervoor zijn geen maximumwaarden aangegeven, maar dient een risicoanalyse uitgevoerd te worden.In het nieuwe Waterleidingbesluit is geen concrete invulling gegeven aan de wijze waarop de risicoanalyse dient te worden uitgevoerd. Deze concrete invulling is het doel van de inspectierichtlijn. Het doel van deze checklist is het vormen van een handvat voor de documentatie en aanlevering van de diverse gegevens door de waterleidingbedrijven ten behoeve van de beoordeling door de VROM-Inspectie.
1. Algemeen Datum:
Waterleidingbedrijf: Naam: Straat: Huisnr: Postcode: Plaats:
Naam respondent: Tel.nr.: Fax.nr.: Email:
Laboratorium 1: Uitgevoerde bepalingen: Naam: Straat: Huisnr: Postcode: Plaats:
Laboratorium 2: Uitgevoerde bepalingen: Naam: Straat: Huisnr: Postcode: Plaats:
2. Grondstofkwaliteit 2.1 Indeling waterwinplaatsen In de tabel 1 kan per waterwinplaats het brontype worden aangegeven. Tabel 1. Bepaling van het brontype per waterwinlocatie
Brontype Waterwinlocatie2
I1
O1
Toelichting keuze brontype
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
1
Type I: kunstmatig geïnfiltreerd oppervlaktewater, grotendeels uit de Rijn en Maas na voorzuivering Type O: direct gezuiverd oppervlaktewater 2 Per individuele waterwinlocatie aangeven met een kruisje welk brontype het betreft.
Opmerking(en):
2.2 (2.5 Inspectierichtlijn) Meetstrategie oppervlaktewater 2.2.1 Meetfrequentie oppervlaktewater Per waterwinlocatie, per brontype en per indexpathogeen kan de meetfrequentie (exclusief de piekmetingen) genoteerd worden in tabel 2. Tabel 2. Meetfrequentie oppervlaktewatermetingen (exclusief piekmetingen). Per waterwinlocatie en jaar wordt de productiecapaciteit, de meetfrequentie, -data en –volumes genoteerd.
Waterwinlocatie
Monstername punt1
Indexpathogeen
Bron type
Jaar
Productie (m3/dag)
Meetfrequentie
Meetdata
Meetvolume (L)
Geschikt als ruwwaterbron?2 Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee
1
Per waterwinlocatie dient een kaartje/ schema toegevoegd te worden ter verduidelijking van de volgorde van de monsternamepunten binnen het waterinnameproces. 2 Een monsternamepunt is geschikt als ruwwaterbron voor de risicoschatting, indien vanaf dat punt de concentraties micro-organismen niet meer door externe invloeden kunnen worden beïnvloed.
Opmerking(en):
2.2.2 Piekverontreinigingen oppervlaktewater Inventarisatie van piekverontreinigingen per waterwinlocatie met de bijbehorende toelichting Waterwinlocatie:……………………………. Winningtype I Hevige regenval
Ja / Nee, namelijk…..
Hoge grondwaterstand
Ja / Nee, namelijk…..
Overstroming van wingebied/winmiddelen
Ja / Nee, namelijk…..
Dooi van ijs (met vogelfeces) op reservoirs
Ja / Nee, namelijk…..
Vorst, leidend tot hoge vogelbelasting op reservoirs
Ja / Nee, namelijk…..
Hoge aantallen vogels (of ander wild)
Ja / Nee, namelijk…..
Graafwerkzaamheden, boren putten in nabijheid Winmiddelen
Ja / Nee, namelijk…..
Epidemie van een pathogeen onder mensen of landbouwhuisdieren
Ja / Nee, namelijk…..
Anders, namelijk,………………………… Winningtype O Hevige regenval
Ja / Nee, namelijk…..
Hoge rivier-/ beekwaterafvoer en –peil
Ja / Nee, namelijk…..
Overstroming van wingebied/winmiddelen
Ja / Nee, namelijk…..
Dooi van ijs (met vogelfeces) op reservoirs
Ja / Nee, namelijk…..
Vorst, leidend tot hoge vogelbelasting op reservoirs
Ja / Nee, namelijk…..
Hoge aantallen vogels (of ander wild)
Ja / Nee, namelijk…..
Nabijgelegen rioolwaterlozingen (gezuiverd/ongezuiverd) Ja / Nee, namelijk….. Nieuwbouw rioolwaterzuivering of overstorten in nabijheid inname
Ja / Nee, namelijk…..
Uitslag van polderwater in de nabijheid van de inname
Ja / Nee, namelijk…..
Epidemie van een pathogeen onder mensen of landbouwhuisdieren Anders, namelijk………………………..
Ja / Nee, namelijk…..
2.4 Metingen algemeen 2.4.1 Meetvolume Er is een zodanig volume ruw water in bewerking genomen dat de kans op het aantreffen van de pathogeen zo hoog mogelijk is Ja / Nee, omdat…………
Opmerking (en):
2.4.2 Meetmethoden Cryptosporidium en Giardia bepaling conform standaardvoorschriften van KIWA en RIVM?
Ja / Nee, omdat…………
(Entero)virussen: conform de voorschriften van het RIVM?
Ja / Nee, omdat…………
Campylobacter: conform NEN 6269?
Ja / Nee, omdat…………
Opmerking(en):
2.4.3 Kwaliteitsborging Heeft het waterbedrijf gegevens betreffende: -
Meetgegevens
Ja / Nee, omdat…………
-
Positieve controles
Ja / Nee, omdat…………
-
Negatieve controles
Ja / Nee, omdat…………
-
Rendement van de meetmethode en de spreiding daarin
Ja / Nee, omdat…………
Specificiteit en selectiviteit van de meetmethode
Ja / Nee, omdat…………
Reproduceerbaarheid van de meetmethode
Ja / Nee, omdat…………
-
Herhaalbaarheid van de meetmethode
Ja / Nee, omdat…………
-
Onderste detectielimiet van de meetmethode
Ja / Nee, omdat…………
De detectie van levende pathogenen door de meetmethode
Ja / Nee, omdat…………
De detectie door de meetmethode van pathogenen die infectieus zijn voor de mens
Ja / Nee, omdat…………
Gegevens omtrent de recovery-percentages van de meetmethode (Cryptosporidium/ Giardia)
Ja / Nee, omdat…………
Resultaten van het analyserend laboratorium in een relevant ringonderzoek
Ja / Nee, omdat…………
-
-
-
-
-
-
Opmerking(en):
3. Zuivering 3.1 Beschrijving zuiveringssysteem Maak een goede beschrijving van het zuiveringssysteem, waarbij van alle processen in de zuivering de belangrijkste kenmerken over ontwerp en bedrijfsvoering worden beschreven (met behulp van tabel 3) en vul dit aan met een kaartje of een schematische weergave van het gehele zuiveringsproces. Tabel 3. Beschrijving zuiveringssysteem. Per waterwinlocatie en proces in de zuivering wordt aangegeven of de kenmerken van het ontwerp en de bedrijfsvoering zijn beschreven en of het proces relevant is voor de effectiviteit van de zuivering.
Waterwinlocatie
Processen in de zuivering
Kenmerken ontwerp en bedrijfsvoering beschreven? Ja / Nee
Relevant voor effectiviteit zuivering van de volgende pathogenen1
Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee 1
Per proces wordt aangegeven of deze wel of niet relevant is voor de eliminatie van de indexpathogenen. Op basis hiervan wordt bepaald van welke processen gegevens worden verzameld over de effectiviteit.
Opmerking(en):
3.2 (3.5 Inspectierichtlijn) Opstellen van risicoscenario’s Per waterproductie-/ waterwinlocatie en zuiveringsproces kan met behulp van tabel 4 worden aangegeven welke situaties in de totale zuivering aanleiding kunnen geven tot (duidelijk) verminderd functioneren van het proces. Tabel 4. Opstellen risicoscenario’s. Per waterwinlocatie en proces in de zuivering wordt aangegeven welke situaties aanleiding kunnen geven tot een verminderd functioneren en dit wordt onderbouwd met historische gegevens.
Waterwinlocatie
Proces(sen) in de zuivering
Situatie(s) voor duidelijk verminderd functioneren
Historische gegevens ten aanzien van frequentie en mate van voorkomen beschikbaar en toegevoegd Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee Ja/ Nee
Opmerking(en):
3.3 (3.6 Inspectierichtlijn) Metingen op praktijkschaal 3.3.1 Metingen indicatororganismen Met behulp van tabel 5 kan worden aangegeven hoe gevoelig het bedrijfsmeetnet is ten aanzien van de indicatororganismen E. coli, SSRC, somatische colifagen en F+ RNA fagen. Tabel 5. Metingen Indicatororganismen. Per waterwinlocatie, proces van de zuivering, meetpunt en indicatororganisme wordt aangegeven wat de meetfrequenties en –volumes zijn.
Datum Waterwinlocatie
Meetpunt Proces in de zuivering
Indicatororganisme
Meetfrequentie
Meetvolume
3.3.2 Metingen proces- en resultaatparameters Met behulp van tabel 6 kan worden aangegeven welke proces- en resultaatparameters (bijvoorbeeld ozondosis en UV-lichtsterkte) er voor handen zijn. Bovendien kan worden aangegeven of er goede procesmodellen voor handen zijn om deze gegevens te vertalen naar een uitspraak over de effectiviteit van de zuivering.
Goede procesmodellen aanwezig? Zo ja, welke?
Ja / Nee
Tabel 6. Procesbewaking, per waterwinlocatie wordt aangegeven of er proces- of resultaatparameters aanwezig zijn. En indien deze aanwezig zijn wordt aangegeven of en welk procesmodel beschikbaar is om een uitspraak te doen over de effectiviteit.
Waterwinlocatie
Opmerking(en):
Proces-/ resultaatparameters beschikbaar
Procesmodel
3.3.3 Vaststellen verbetering meetprogramma zuivering Opstellen of verbeteren bedrijfsmeetnet Voor de zuiveringsprocessen afzonderlijk of voor combinaties van zuiveringsprocessen dient vastgesteld te worden of met een verbeterd bedrijfsmeetnet een kwantitatieve beschrijving kan worden gegeven van de proces-/resultaatparameters of de eliminatie van de indicatormechanismen met behulp van onderstaande vragen en tabel 7. Meetprogramma opgesteld ten aanzien van: • E. Coli o Volume en frequentie voldoende voor verkrijgen kwantitatieve gegevens • SSRC o Volume en frequentie voldoende voor verkrijgen kwantitatieve gegevens • F-specifieke RNA fagen en somatische colifagen o Volume en frequentie voldoende voor verkrijgen kwantitatieve gegevens
Ja /
Nee
Ja / Ja /
Nee Nee
Ja / Ja /
Nee Nee
Ja /
Nee
Tabel 7. Mogelijke verbetering bedrijfsmeetnet. Per waterwinlocatie, proces(sen) in de zuivering en indicatororganisme of proces-/ resultaat parameter kan worden aangegeven welke verbetering in het bedrijfsmeetnet mogelijk is voor het verkrijgen van een kwantitatieve beschrijving.
Waterwinlocatie Processen in de zuivering
Opmerking(en):
Indicatororganisme/ Proces/resultaatparameter
Mogelijke verbetering bedrijfsmeetnet
Motivatie
3.4. (3.7 Inspectierichtlijn) aanvullend onderzoek Met behulp van tabel 8 kan worden vastgelegd of er voor de diverse zuiveringsprocessen voldoende kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn of dat er aanvullend onderzoek nodig is. Tabel 8. Aanvullend onderzoek. Per waterwinlocatie en proces in de zuivering kan worden aangegeven of met behulp van het huidige bedrijfsmeetnet of de voorgestelde verbetering van het bedrijfsmeetnet voldoende kwantitatieve gegevens beschikbaar (zullen) zijn.
Productie-/winningslocatie
Processen in de zuivering
Voldoende kwantitatieve gegevens t.a.v effectiviteit beschikbaar Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee
Aanvullend onderzoek benodigd
Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee
Zo nee, dan aanvullend onderzoek. Voor dit aanvullende onderzoek dient een beschrijving gegeven te worden van: • De gebieden waarvoor aanvullende onderzoek benodigd is. • Het onderzoek dat reeds gedaan of geïnitieerd is? (Welke informatie is benodigd, wat is het type onderzoek (doseren op praktijkschaal, proefinstallatieonderzoek, laboratoriumonderzoek, literatuuronderzoek)). • De manier waarop de verkregen informatie uit het onderzoek vertaald zal worden van: o de indicatororganismen naar indexpathogenen o de proefinstallatie of labschaal naar de praktijkschaal o het literatuuronderzoek naar de specifieke locatie
4. Risicoanalyse Met behulp van tabel 9 kan worden vastgelegd of de benodigde risicoanalyses zijn uitgevoerd en toegevoegd. Tabel 9. Risicoanalyse1. Per waterwinlocatie dient het type risicoschatting en de beschikbaarheid van de ruwe data aangegeven te worden.
Waterwinlocatie
Giardia risicoanalyse
Cryptosporidium risicoanalyse
Campylobacter risicoanalyse
Enterovirus risicoanalyse
Ruwe gegevens beschikbaar
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
1
Als een productie- of winningslocatie uit verschillende onderdelen bestaat (zoals bijvoorbeeld een deelstroom via bodempassage en een deelstroom via directe zuivering, of een infiltratie in verschillende bodempakketten of met verschillende afstanden) moet de risicoanalyse alle verschillende onderdelen bevatten.
Behalve de informatie verschaft via deze checklist dienen de verschillende ruwe data en aanvullende gegevens aan het dossier toegevoegd te worden.
4. Risicoanalyse Met behulp van tabel 10 kan worden vastgelegd of de benodigde risicoanalyses zijn uitgevoerd en toegevoegd. Tabel 10. Risicoanalyse1. Per waterwinlocatie dient het type risicoschatting, de beschikbaarheid van de ruwe data en het resultaat (voldoende/ onvoldoende) aangegeven te worden. Waterwinlocatie
Giardia risicoanalyse
Cryptosporidium risicoanalyse
Campylobacter risicoanalyse
Enterovirus risicoanalyse
Ruwe gegevens beschikbaar
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Puntschatting/ uitgebreide analyse
Ja / Nee
Resultaat risico analyse
1
Als een productie- of winningslocatie uit verschillende onderdelen bestaat (zoals bijvoorbeeld een deelstroom via bodempassage en een deelstroom via directe zuivering, of een infiltratie in verschillende bodempakketten of met verschillende afstanden) moet de risicoanalyse alle verschillende onderdelen bevatten. Behalve de informatie verschaft via deze checklist dienen de verschillende ruwe data en aanvullende gegevens aan het dossier toegevoegd te worden.