24 SEPTEMBER 2014
KULEUVEN.BE/CK
JG 26
01
25
JAAR
Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating gesloten verpakking
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X
2099 Antwerpen X n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
DE g-spot mag de prullenmand in
een beeld zegt meer dan duizend moorden
De heilige graal van de seksuologie aan scherven
Gruwel in het nieuws: immoreel of essentieel?
16
17
besmet met het eddy merckx-virus
het verstand komt (en gaat) met de jaren
Viroloog Marc Van Ranst over zijn helden
Op welke leeftijd piekt onze intelligentie?
Lieven Van Gils, germanist & journalist
18
20
14
Leven na Leuven
Fileren is mijn stijl niet
Vondst egyptisch dodenmasker Moest gezicht herkenbaar zijn zodat ziel kon terugkeren? 2
“Speel niet met onze toekomst”
De nakende besparingen in het hoger onderwijs waren een terugkerend thema in de speeches en zelfs in het straatbeeld: studenten hadden als bedelaars postgevat langs het parcours van de togati. Met een duidelijke
boodschap voor de overheid: “Speel niet met onze toekomst, het is ook die van u.” Ze deelden ook doods prentjes van het democratisch onderwijs uit. Fotoverslag op P.04
© Marleen De Meyer
“Zonder een adequate financiering van de universiteiten gaat in Vlaanderen vroeg of laat het licht uit, of het nu bij gebrek aan denkkracht is, dan wel bij gebrek aan elektriciteit”, zei rector Rik Torfs in zijn speech bij de opening van het academiejaar.
Demografie geen verklaring, mogelijk Torfs-effect?
Inschrijvingen pieken Een goede maand na de start van de inschrijvingen heeft de KU Leuven 13,9 % meer nieuwe studenten verwelkomd dan op hetzelfde moment vorig jaar. Opvallend: de groei bij de buitenlandse studenten is nog sterker dan de algemene tendens. Ludo Meyvis
H Vesalius gefileerd Vijfhonderd jaar na zijn geboorte palmt Andreas Vesalius Leuven opnieuw in. Een groots opgezet stadsfestival belicht de komende maanden alle mogelijke facetten van de meester-anatoom. Campuskrant geeft een voorproefje met een Vesalius-dossier. Lees meer op P.10-13
et gaat natuurlijk nog om voorlopige cijfers. De ‘gewone’ inschrijvingen lopen nog tot 8 oktober, en ook daarna kunnen studenten zich nog inschrijven. Maar de trends tekenen zich al vrij duidelijk af. “Het geeft een goed gevoel wanneer je merkt dat de inschrijvingen vlot verlopen en er veel studenten de weg naar de KU Leuven vinden”, zegt Rik Gosselink, vicerector Studentenbeleid. “Vooral die stijging van het aantal nieuwe studenten is natuurlijk een erg relevant cijfer, omdat zij de basis vormen van de populatie van de komende jaren. Ook bij het totaal aantal studenten noteren we trouwens een stijging, met 7,4 %.” In Leuven zelf zijn er opvallende groeicijfers voor de bachelors handelsingenieurswetenschappen en bio-ingenieurs-
wetenschappen. Maar ook de nieuwe campussen van de KU Leuven doen het erg goed. “Een jaar na de integratie van de academische hogeschoolopleidingen
De aanwezigheid van de rector in het publieke debat is wellicht een aantrekkingspunt voor heel wat ouders. stemt dat tot tevredenheid”, zegt Gosselink. “Sommige cijfers zijn zelfs erg frappant. Zo zijn de bachelorstudenten van KU Leuven
op onze Brugse campus met 19,5 % toegenomen. De bachelor revalidatiewetenschappen en kinesitherapie zit daar met een stijging van 72,5 % voor veel tussen. Aan de Kulak verwelkomen we 12 % meer nieuwe bachelors.” “Het is te vroeg om grote uitspraken te doen over verklaringen. De demografische ontwikkeling is het zeker niet, want die zou eerder een daling doen verwachten. Ik kan het niet bewijzen, maar ik vermoed dat bijvoorbeeld de persoon van onze rector wel een belangrijke rol speelt. Zijn nadrukkelijke aanwezigheid in het publieke debat is, denk ik, voor heel wat ouders een aantrekkingspunt. En laat ouders nu toevallig een hoofdrol spelen in de studiekeuze van hun kinderen …”
Lees meer op P.09
02
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
column Luc van Doorslaer is directeur van CETRA, het Centre for Translation Studies (KU Leuven). Hij werkt ook al vele jaren als tv-journalist.
Vondst zeldzaam dodenmasker voedt nieuwe theorie
Multilinguïsme
H
eeft ze u ook zo bevreemd, die berichtgeving over de bevoegdheden van de Europese commissarissen? De Vlaamse kranten, ook degene die zichzelf kwaliteitsmedia noemen, maakten er immers vooral een nationale wedstrijd van. Welke landen halen de zwaarste portefeuilles binnen? Weegt Marianne zwaar genoeg, of mag het toch iets meer zijn? Er is een tijd van Europees idealisme geweest, maar Europa is, ook in de journalistiek, kennelijk weer helemaal nationaal gerecupereerd. Europese commissarissen leken opnieuw
De verslaggeving deed wat denken aan het Eurovisiesongfestival. Belgium: 1 point. herleid tot nationale vertegenwoordigers. En dus belangenverdedigers. De verslaggeving deed wat denken aan het Eurovisiesongfestival. Belgium: 1 point. Marianne: postje zus en zo. De lijstjescultuur en het competitiedenken zijn ook in de journalistiek erg bepalend geworden. Er waren drie categorieën: de zware portefeuilles, de zus-en-zootjes, en ‘de rest’. Wat ook taalkundig-associatief heel dicht bij restafval ligt. Tot de eerste, de zware categorie, behoorden enkel financieel-economische portefeuilles. Het beeld van de EU werd op die manier zwaar
gereduceerd tot een economisch belangen vereniginkje, een handelslobbymachine. Uit journalistieke selectie valt soms een griezelig vernauwd mensbeeld af te leiden. De voorbeschouwingen, vooraleer de prijzen werden uitgedeeld, waren ook al veelbetekenend. De grootste vrees van de commentatoren was dat België sans Marianne bedeeld zou worden met een machteloze portefeuille. Het voorbeeld dat daarbij telkens weer opdook was: de bevoegdheid Multilinguïsme. Een schijnbevoegdheid, een schrikbeeld, een nationale vernedering! Het feit dat multilinguïsme werd geschreven in plaats van veeltaligheid, wees eigenlijk al op een gebrek aan multilinguaal inlevingsvermogen van de auteur. Dat veeltaligheid nu net een Europese meerwaarde zou kunnen vormen tegenover het vaak monoculturele economische denken, was al helemaal een vermoeiende gedachte. Emeritus José Lambert heeft die vervelende vraag in recente publicaties al een aantal keren gesteld: onze universiteiten zien zichzelf graag als universe-cities, maar moffelen we daarbij ons ongemakkelijke gevoel bij veeltaligheid en taalovergang niet wat makkelijk weg? Onwillekeurig denk ik dan aan het ontkenningssfeertje dat ontstaat wanneer professoren getest worden op hun kennis van het Engels. Het competitiedenken en de lijstjescultuur mochten liever toch niet toegepast worden op taalkennis. Het zou immers nogal wat zus-en-zootjes en restafval opgeleverd hebben. Veeltaligheid, of een gebrek daaraan, als ongemakkelijk wringende en zachtjes subversieve kracht. Een topbevoegdheid. Jammer genoeg niet voor Marianne.
Maskers voor de ziel? Een klein mirakel. Zo noemt egyptoloog Marleen De Meyer haar vondst van een dodenmasker dit voorjaar. De Onderzoeksgroep Egyptologie doet al sinds 2002 opgravingen in Dayr al-Barsha in Egypte, waar zich honderden rotsgraven uit het late Oude Rijk (2300-2200 voor Christus) bevinden, maar zo’n goed geconserveerd dodenmasker waren ze nooit eerder tegengekomen. TEKST: Peter Van Dyck | FOTO: Lucia Kuijper
W
at de vondst nog frappanter maakte, was dat het fragiele gipsen masker niet eens zo diep onder het kalksteenpuin lag. Dat wijst erop dat het waarschijnlijk uit een geplunderde grafkamer afkomstig is. “Het object lag met de voorzijde naar beneden, waardoor ik het niet meteen kon thuisbrengen”, doet Marleen
KANTTEKENING
Verrassend weinig redders weten hoe ze een drenkeling moeten reanimeren.
Lees meer op P.03
© Stan Hendrickx
Marleen De Meyer vond het masker tijdens opgravingen in Dayr al-Barsha, waar een groot aantal grafkamers is uitgehouwen.
De Meyer haar verhaal. “Eerst dachten we dat het om de vulling van een pot ging, omdat we in die buurt al eerder potten met een gelijkaardige vorm hadden gevonden. Ik heb het voorzichtig uit de grond gehaald en naar het opgravingshuis gebracht. Pas toen we het daar omdraaiden, zagen we dat het om een masker ging. Dat was toch wel een eurekamoment.”
NIEUWS 03
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
Veel redders kunnen niet redden Verrassend weinig Vlaamse redders weten hoe ze een drenkeling moeten reanimeren. Dat blijkt uit een onderzoek van het Departement Bewegingswetenschappen. Het grootste deel van de redders geeft ook aan de technieken niet te oefenen. De voorbije twee jaar testte professor Peter Iserbyt de reanimatievaardigheden bij 616 Vlaamse redders aan zwembaden en -vijvers. De resultaten zorgden voor de nodige commotie. Het onderzoek toont immers aan dat te weinig redders een volwassen drenkeling correct kunnen reanimeren. Bij een reanimatietest haalden ze maar een gemiddelde score van 66 %. Bovendien zegt 71 % van hen de reanimatietechnieken niet te oefenen.
“Als je de vaardigheden niet onderhoudt, verleer je ze snel”, zegt Iserbyt. “Al na drie weken is er sprake van verval.” De oudere en professionele redders scoren minder goed dan jonge redders of jobstudenten omdat het langer geleden is dat ze hun reddersexamen aflegden. Ook zijn er belangrijke provinciale verschillen. Zo reanimeren de redders in Antwerpen en West-Vlaanderen opvallend beter dan hun collega’s uit andere provincies. Iserbyt pleit voor een betere begeleiding en bijscholing: “Zodra je als redder je diploma haalt, ben je gediplomeerd voor het leven. Tijdens de jaarlijkse bijscholingen worden er geen tests of evaluaties meer afgenomen. Vanuit de opleidingen moet meer druk worden uitgeoefend.” (pjb)
Facebook maakt (niet) minder eenzaam
Alles voor de wetenschap: professor Harco Willems laat een pleisteren afdruk van zijn gezicht nemen.
Boetseren of pleisteren?
Zo’n dodenmasker uit deze vroege periode is veeleer zeldzaam. Tot hiertoe zijn er slechts een dertigtal van opgediept, en dan nog enkel in de grafvelden bij Memphis, de oude Egyptische hoofdstad die op bijna 300 kilometer van Dayr al-Barsha ligt. “De daar gevonden dodenmaskers uit gips dateren van redelijk oude opgravingen en zijn meestal niet zo goed gedocumenteerd”, vertelt Marleen De Meyer. Daar toonde men ook weinig interesse in hoe deze maskers zijn gemaakt. Tot vandaag is de gangbare theorie dat ze geboetseerd werden. “Een moeilijke opdracht als je dat in pleisterwerk wil doen”, oordeelt Marleen De Meyer. “Omdat de buitenkant van het door ons gevonden masker nog goed intact was, konden we zien dat het uit verschillende lagen met indrukken van textiel bestaat. Wat verder opviel, was dat de ogen vormloze bollen zijn, wat atypisch is voor de Egyptische kunst.” Conclusie van de onderzoekers: het masker is niet geboetseerd; men heeft door middel van lagen textiel in natte pleister een afdruk van het gelaat van de overledene gemaakt. Om dat te bewijzen, bootsten de onderzoekers het gebruikte pleisterproces na. Professor Harco Willems was vrijwilliger om de rol van ‘dode’ op zich te nemen, ook al betekende dat dat zijn baard eraf moest. “Het idee is heel spontaan ontstaan, tijdens een lunch”, lacht de professor bij de herinnering. “Het is uiteindelijk uitgedraaid op een soort experimentele archeologie, waar we zelf veel uit geleerd hebben.”
experiment op de campus werd daarvoor een gemummificeerde etalagepop gebruikt. Binnenin het Egyptische dodenmasker moet wel de volledige afdruk van het gelaat van de betrokken mens verscholen zitten. De onderzoekers hopen toestemming te krijgen om een CTscan van het masker te laten maken, zodat ze met een beetje geluk kunnen reconstrueren hoe deze oude Egyptenaar eruit zag. Professor Willems: “Dergelijke reconstructies gebeuren de laatste jaren vaak op basis van forensisch onderzoek, maar zoiets blijft een educated guess. In dit masker schuilt het afgietsel van een écht gelaat; dat is toch nog iets anders.” Dé belangrijkste bevinding voor egyptologen is volgens Harco Willems dat men hier geprobeerd heeft om individuele gelaatstrekken weer te geven, terwijl je in de Egyptische kunst vooral gestandaardiseerde afbeeldingen aantreft: “In de vakliteratuur lees je vaak dat de Egyptenaren geen portretkunst kenden, maar als je naar de zogenaamde reservehoofden kijkt, die men soms in grafkamers aantreft, dan onderscheid je daarin toch specifieke trekken. Als je weet dat die reservehoofden uit dezelfde periode dateren als dit gipsen dodenmasker, dan is dat toch wel een belangwekkende indicatie. Het sluit ook aan bij de opvatting van de Egyptenaren dat de ziel na de dood rondfladdert. Misschien geloofden ze dat je een herkenbaar lichaam moest bewaren waar de ziel naar kon terugkeren? Dat is een theorie die ik nog nergens las en die zeker het onderzoeken waard is.”
Portretkunst
Aan de binnenkant van het Egyptische masker zijn geen vormen van een gelaat waar te nemen, enkel afdrukken van linnen. Dat betekent dat men eerst gips op de in mummiewindsels verpakte overledene gesmeerd heeft, waarin vervolgens het masker werd geduwd. In het
De egyptologen maakten een filmpje over hun ontdekking en hun experiment. Bekijk het op nieuws.kuleuven.be/dodenmasker
Facebook heet een sociaal medium te zijn, maar is het ook daadwerkelijk een hulp voor eenzame jongeren? Dat hangt ervan af waarom en waarvoor ze Facebook precies gebruiken. Eveline Teppers van de Faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen ging in haar doctoraat na hoe verschillende redenen van Facebook-gebruik en eenzaamheid elkaar voorspellen. Daarvoor bevroeg ze 280 Vlaamse jongeren uit het vierde en vijfde jaar van het secundair onderwijs. De leerlingen gaven aan voor welke doeleinden zij Facebook gebruiken, hoeveel tijd ze daaraan spenderen en of ze positief staan tegenover het medium. Ook vroeg Teppers hen hoe eenzaam ze zich voelen in de omgang met hun leeftijdsgenoten. Teppers stelde vast dat eenzame jongeren Facebook gebruikten als compensatie voor hun zwakkere sociale vaar-
digheden, om zich minder eenzaam te voelen en om zich meer verbonden te voelen met vrienden. Verrassend genoeg bleek uit haar onderzoek dat jongeren die Facebook als compensatie gebruiken zich na vijf maanden nog eenzamer voelden. Mogelijk gaat de tijd die ze online doorbrengen ten koste van hun vriendschappen in het echte leven. Misschien ervaren ze de sociale steun die ze op Facebook krijgen als oppervlakkig of zijn ze gevoeliger voor ‘damaging social comparisons’: andere Facebook-gebruikers hangen een rooskleurig beeld van hun leven op, waar het eigen leven bleek tegen afsteekt. De jongeren die aangaven Facebook te gebruiken om nieuwe mensen te leren kennen of om nieuwe vrienden te maken, voelden zich na vijf maanden wél minder eenzaam. De reden waarom jongeren Facebook gebruiken bepaalt dus het effect op hun gevoelens van eenzaamheid, besluit Teppers. (pjb)
Integriteit onder de loep tijdens politie-opleiding Recent haalden een aantal rotte appels in de mand bij de politie het nieuws. Het cliché wil dat de gemotiveerde, goed bedoelende aspirant-agent door de anciens wordt ingewijd in het echte politieleven en de kantjes er leert aflopen. Maar dat beeld moet genuanceerd, stelt criminologe Annelies De Schrijver. Zij doctoreerde aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid over de ethische competentie van agenten: “Een politie-inspecteur moet de regels kennen, er positief tegenover staan en ze weten toe te passen. Een moreel dilemma moet een belletje doen rinkelen.” De Schrijver volgde ongeveer 500 studenten die startten in politiescholen. Bij het begin van hun studie, na het theoretische deel, na de stage en na één
jaar werkervaring beantwoordden de inspecteurs (in spe) vragen over ethische competentie. “Ik stelde vast dat de kennis van de deontologische code stijgt, terwijl bijvoorbeeld hun positieve houding ten aanzien van regels lichtjes in dalende lijn gaat. Maar het zijn kleine verschillen en die treden voornamelijk op tijdens de theoretische opleiding – niet tijdens de stage of tijdens de werkervaring.” Volgens De Schrijver is een goede selectie en opvolging mét aandacht voor integriteit essentieel: zowel van de inspecteurs in spe, als van de docenten van de politieschool. (if) Het volledige artikel leest u op nieuws.kuleuven.be/ethiekpolitie
04
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
Opening academiejaar 2014–2015
Het protest van de studenten tegen de besparingen in het hoger onderwijs gaf de opening van het academiejaar ook visueel extra cachet. FOTO’S: Rob Stevens
Al waren er natuurlijk de traditionele elementen, zoals de stoet der togati en de academische zitting. Daarin sloot rector Torfs zich aan bij zijn studenten: “De Vlaamse regering vindt dat op het universitair onderwijs moet worden bespaard, alsof wij naast grijze hersencellen nog andere, belangrijker grondstoffen zouden hebben.” Student Andries Verslyppe toonde zich bezorgd over het huidige discours, dat draait rond geld en getallen: “Onderwijs is geen investering, maar een basisrecht.” Naast financiële drempels kwamen er in de speeches wel meer ongewenste grenzen ter sprake. Professor Hans Op de Beeck had het over “de reglementitis en cijferitis
die het goede functioneren van onderwijsverstrekkers beknotten”. Hij pleitte voor minder frequente evaluaties van academici, maar met meer kwaliteit en openheid. Ook Iris Peeters had het over grenzen. Of beter, de afwezigheid daarvan: “Het enthousiasme en de expertise van het Administratief en Technisch Personeel om onderwijs, onderzoek en dienstverlening te optimaliseren kent geen grenzen.” Ze sprak haar dank uit voor het vertrouwen dat het ATP daarvoor krijgt van het beleid. Delegaties van de partneruniversiteiten van Stellenbosch en Cardiff bewezen dat de KU Leuven kiest voor een internationale aanpak. “Of eerder, ze komt er automatisch bij uit”, zei rector Torfs. “Wie zijn vak bedrijft zoals het hoort, kan niet binnen zijn eigen grenzen blijven.” Uitgebreid verslag op nieuws.kuleuven.be/opening2014
NIEUWS 05
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
Eredoctoraat voor historicus jay winter
“Voor de VS was de Great War een bloody nose” Historicus Jay Winter (69) van Yale University krijgt een eredoctoraat van Kulak voor een halve eeuw onderzoek naar WO I en de gevolgen voor het Europa van de twintigste eeuw: “Europeanen weten dat je met oorlog een doos van Pandora opent.” Ine Van Houdenhove
© Belga Image
“Die Eltern van Käthe Kollwitz op de Duitse soldatenbegraafplaats van Vladslo blijft me aangrijpen. Ik probeer er elk jaar naartoe te gaan.”
W
aarom raakte een Amerikaanse historicus in 1965 geïntrigeerd door het ‘monster’, zoals hij de Groote Oorlog noemt? “In de VS is er inderdaad onnoemelijk veel méér belangstelling voor WO II. Historische interesse is altijd gebaseerd op een persoonlijke band en die hebben Amerikanen nu eenmaal minder met de Eerste Wereldoorlog. In vele landen zijn de wonden van 1914-1918, één van de dodelijkste conflicten in de wereldgeschiedenis, tot op vandaag niet volledig geheeld. Daarbij vergeleken liepen de VS een bloedneus op: ‘slechts’ 114.000 soldaten keerden niet terug, de helft daarvan was bezweken aan de Spaanse griep. Ter vergelijking: Frankrijk telde meer dan tien keer zoveel gesneuvelden.” “Maar ik kom uit een familie van Holocaust-overlevenden. WO I helpt me om WO II te begrijpen, zonder dat ik me erin hoef onder te dompelen, wat te pijnlijk zou zijn. Zonder de slag om Verdun en de slag aan de Somme, zonder de Armeense genocide in 1915, zou Auschwitz ondenkbaar zijn geweest. WO I is as close to the enemy as I can get.” “Maar hoewel WO I in veel opzichten het precedent is van 1940–1945 – voor het eerst werden burgers tot doelwit en bewust tot slachtoffer gemaakt – zijn er uiteraard ook grote verschillen tussen de twee wereldoorlogen. WO II heeft het aura van een moreel gerechtvaardigde oorlog – als er niet tegen Hitler was opgetreden zouden u en ik dit gesprek nu niet aan het voeren zijn. WO I daarentegen was het resultaat van een collectief falen van de grote machten om de vrede te bewaren. Ze hadden het stuk voor stuk kun-
nen stoppen als ze dat hadden gewild. Dat Duitsland na de oorlog tot enige schuldige werd uitgeroepen – en met de nek aangekeken – was dan ook niet terecht en een grote vergissing, met alle desastreuze gevolgen vandien.” Alleen verliezers Historicus Jay Winter:
Hoe kan het dat die miljoenen mensen uit de oorlog, met al zijn verschrikkingen, kwamen en toch hun menselijkheid niet waren kwijtgeraakt?
Sinds hij tijdens een seminarie van een Duitse professor begeesterd raakte door WO I, heeft Winter de interesse ook bij zijn landgenoten zien toenemen, al is er op dit moment zeker nog geen sprake van een hype zoals in Europa. “Het begin van de deelname van de VS, in 1917, is voor ons relevanter. Sowieso is het slechts een conventie om de start van de oorlog te situeren in augustus 1914. Er waren al een hele tijd voordien overal conflicthaarden. 11 november is trouwens evengoed een illusie: in diverse delen van de wereld ging het geweld gewoon door. Daarom heb ik het over een Great Global War, die duurde van 1914 tot 1945.” “De sleutels voor het begrijpen van het Europa van vandaag liggen daar waar Europa uit elkaar viel. Na WO I waren er alleen maar verliezers. Op Rusland na, dat zich in 1917 terugtrok, en uiteraard de VS: doordat voor hen de menselijke en economische schade beperkt was gebleven, konden zij na de oorlog een leidende positie innemen in de wereld.” Het eredoctoraat werd uitgereikt tijdens de opening van het academiejaar, ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan van Kulak, en, uiteraard, de herdenking van de Eerste Wereld oorlog. Het moet zowat de tachtigste of honderdste keer zijn dat professor Winter in ons
land is: “Ik ben de tel kwijtgeraakt. Ik heb twintig jaar in Cambridge gedoceerd en de memorials talloze malen bezocht met mijn studenten. Die Eltern van Käthe Kollwitz op de Duitse soldatenbegraafplaats van Vladslo blijft voor mij het aangrijpendst, ik probeer er elk jaar naartoe te gaan. Gedenkplaatsen waren heel belangrijk na WO I, meestal was er namelijk geen graf om te bezoeken. Dit was de eerste oorlog waarin vele lichamen nooit werden teruggevonden, miljoenen soldaten bleven missing in action. Dat stond een normaal rouwproces in de weg. Eén van de gevolgen was een enorme interesse in het occulte: nabestaanden gingen bij een medium te rade om de stem van hun overleden zoon of echtgenoot te ‘horen’ en zo gemoedsrust te krijgen.” Menselijkheid
Blijven er voor hemzelf na vijf decennia onderzoek nog vragen onopgelost? “De meeste soldaten waren boeren, werklieden, huisvaders: decent people. Aan beide kanten – het leger van de Kaiser was niet Hitlers leger. Wat ik me nog steeds afvraag, is hoe het kan dat die miljoenen mensen uit de oorlog, met al zijn verschrikkingen, kwamen en toch hun menselijkheid niet waren kwijtgeraakt.” Toch duurt de impact voort tot op vandaag: “Na WO I, en nadien WO II, was oorlog in Europa niet langer een gelegitimeerde vorm van politiek. Daarom zijn Europese landen minder snel geneigd oorlog als een oplossing te zien, ze beseffen dat je een doos van Pandora opent waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. Amerikanen hadden daar de Golfoorlog voor nodig.”
06
nieuws
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
Een roos voor Stefanie Vier jaar geleden overleed Stefanie Bogaert aan een zeldzame vorm van lymfeklierkanker. Net voor haar dood richtte ze Stefanie’s Rozenfonds op, om geld in te zamelen voor onderzoek naar de ziekte. Dat fonds brengt nu ook een eigen roos op de markt: S tefanie’s Wish.
TEKST: Lien Lammar | FOTO: Rob Stevens
Stefanies ouders Frédéric en Karine, arts Daan Dierickx, zus Lotte en hinkstapspringster Svetlana Bolshakova dopen de roos.
A
mper 18 was Stefanie toen ze in juli 2009 een zeldzame vorm van lymfeklierkanker kreeg. Het begin van een zware en uitputtende strijd die ze op 20 september 2010 verloor. Enkele dagen nadat ze te horen had gekregen dat er geen behandeling meer mogelijk was, richtte Stefanie haar Rozenfonds op, genoemd naar haar lievelingsbloemen. “Stefanie wilde nog iets doen met haar leven, hoe kort het ook was”, vertelt haar vader Frédéric Bogaert. “De maanden voor haar overlijden is ze nog in scholen gaan spreken om jongeren ervan bewust te maken wat het is om kanker te hebben. Met het fonds wilde ze geld inzamelen voor onderzoek naar de ziekte, in de hoop dat er ooit een behandeling gevonden zou worden. Elk jaar organiseren we samen met een grote groep vrijwilligers verschillende evenementen om die wens levend te houden.” Om nog meer geld voor onderzoek op te halen, is er vanaf nu ook een bijzondere roos te koop:
Stefanie’s Wish. De roos werd speciaal voor het fonds ontwikkeld door het team van Philippe Delforge Roses International. “In overleg met de ouders van Stefanie hebben we een lichtroze roos uitgekozen”, vertelt Philippe Delforge. “We zijn in 2011 begonnen met één unieke plant. In Kenia – dankzij het evenaarsklimaat
“Stefanie’s Wish is een sprankelende tuinroos geworden met een jeugdig, fris en hoopvol karakter. Een heel gezonde plant ook, met glanzende groene bladeren. Het ontwikkelen van Stefanie’s Wish was een bijzondere opdracht. Het hele team is gelukkig dat het met zo’n mooie roos kan bijdragen aan het fonds.” Oneindig optimisme
Het was Stefanies wens dat er niemand meer zou sterven aan de kanker die zij had. de ideale omgeving om rozen op te kweken – hebben we op drie jaar tijd 800 planten voor de verkoop van dit jaar kunnen kweken. Het was een echte krachttoer, maar het is ons gelukt.”
AD CAMPUSKRANT FVV 2014_AD CAMPUSKRANT FVV 2014 11-09-14 09:16 Pagina 1
Peter en meter van de roos zijn rector Rik Torfs en hinkstapspringster Svetlana Bolshakova. “Stefanie was een sportief meisje met veel doorzettingsvermogen”, zegt Svetlana. “Toen haar familie me vroeg om meter te worden van de roos, heb ik niet getwijfeld. De medische wereld staat al heel ver, maar er zijn nog zoveel ziektes waar wei-nig over geweten is. Ik ben blij dat ik Stefanie’s Rozenfonds op deze manier kan helpen.” Hoe meer geld het fonds inzamelt, hoe meer onderzoek er gedaan kan worden. En dat is nodig, zegt Daan Dierickx, beheerder van het fonds
en arts van Stefanie. “Ze had het mediastinale grijze zone lymfoom, een agressieve vorm van lymfeklierkanker. Zowel in België als wereldwijd is het een zeldzame tumor. Met de steun van Stefanie’s Rozenfonds hopen we meer inzicht te krijgen in de ontstaanswijze ervan en bij te dragen aan nieuwe behandelingsvormen. Het is niet alleen een wetenschappelijke uitdaging, maar ook een warme herinnering aan Stefanie, haar oneindige optimisme en haar liefde voor het leven.” “Het was Stefanies wens dat er niemand meer zou sterven aan de kanker die zij had”, zegt Frédéric Bogaert. “Of we dat doel ooit zullen halen, en zo ja wanneer, weten we niet, maar we doen ons best. Dat hebben we aan Stefanie beloofd.” Stefanie’s Wish kost 9,95 euro en is te koop bij AVEVE in Vlaams-Brabant. Info over schenkingen aan het fonds: www.kuleuven.be/stefaniesrozenfonds.be
Onze herfstcatalogus 2014 is er! quartet-lab
een adembenemend virtuoos strijkkwartet Patricia Kopatchinskaja viool Pekka Kuusisto viool Lilli Maijala altviool Pieter Wispelwey cello LEUVEN DO 16 OKT 2014 20.30u Centraal Auditorium Gasthuisberg www.festivalvlaamsbrabant.be > 30CC/Ticketbalie 016/300 900
Surf naar www.upl.be en ontdek onze nieuwe en komende titels.
www.upl.be
[email protected] +32 (0)16 32 53 45
Leuven University Press Fall 2014
onderzoek
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
07
Teamkapitein is niet altijd de beste leider
BEELDIGE WETENSCHAP
Pootafdruk van dinosaurus? Rotspartij met mos?
COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove | Redactie Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen | Medewerkers Pieter-Jan Borgelioen, Tine Danschutter, Jack McMartin, Julia Nienaber, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen | Freelancers Lien Lammar, Katrien Steyaert, Peter Van Dyck | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13, nieuws@ kuleuven.be | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 63, bus 5601, 3000 Leuven,
[email protected] | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustratie Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15,
[email protected] | Oplage 30.650 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming.
© Stijn Robijns
Spelers en coaches verwachten vaak van hun kapitein dat hij zowel op als naast het veld de touwtjes in handen neemt. Enerzijds moet hij zijn medespelers motiveren en waar nodig bijsturen. Anderzijds moet hij zorgen voor een aangename sfeer en de communicatie met het clubbestuur, de media en de sponsors verzorgen. Een geboren leider als Vincent Kompany (foto) lijkt die vier rollen moeiteloos te combineren. Maar hoe brengen zijn collega-kapiteins het ervan af? Katrien Fransen van het Departement Bewegingswetenschappen ondervroeg 4.451 Vlaamse spelers en coaches uit verschillende teamsporten. Daaruit blijkt dat slechts 1 % van de spelers en coaches vinden dat hun kapitein de vier taken perfect uitvoert. Bijna de helft van de spelers (44 %) is van mening dat de kapitein geen enkele leiderschapsrol vervult. Het leiderschap blijkt verdeeld te zijn over het team: verschillende spelers nemen de leiding op en naast het veld. Er bestaat in de praktijk dus zelden zoiets als ‘dé leider’ en dat blijkt ook een goede zaak te zijn. Een gedeeld leiderschap hangt samen met een hechtere cohesie binnen het team, een sterker teamvertrouwen en een beter functioneren van de ploeg. Met een experiment toonde Fransen ook aan dat de leider in een team het
groepsvertrouwen en de prestaties van zijn teamgenoten wel degelijk kan beïnvloeden, zowel positief als negatief. Ze verdeelde 102 basketballers in teams van vier spelers, telkens aangevuld met een aanvoerder die deel uitmaakte van het onderzoeksteam. De aanvoerder werd gevraagd om ofwel positief ofwel negatief teamvertrouwen uit te stralen. Wanneer hij gefrustreerd reageerde en liet blijken alle hoop in winst verloren te hebben, daalde niet alleen het teamvertrouwen van de spelers, maar presteerden ze ook slechter. Als de aanvoerder daarentegen zelf vertrouwen uitstraalde en zijn teamleden aanmoedigde, gebeurde het omgekeerde: de spelers geloofden er meer in en presteerden beter. Goede leiders zijn dus wel degelijk van groot belang voor het team, besluit Fransen. Daarom ontwikkelde ze een nieuwe techniek om de volledige leiderschapsstructuur van sportteams in kaart te brengen. Die werd al toegepast op de nationale volleybalploeg en recent ook bij het nationale dames- en herenteam in hockey. Pieter-Jan Borgelioen
© Belga Image
Gaat de aanvoerdersband in sportteams altijd naar de sterkste arm? Dat gebeurt te weinig, zo blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Katrien Fransen. Ze stelde vast dat in bijna de helft van de gevallen de teamkapitein niet wordt aangezien als de leider, noch op het veld, noch naast het veld.
We zien een fragment van een kolonie salmonellabacteriën: elk groen puntje is een bacterie, de witgrijze stukken zijn leeg. De bacteriën hechten zich aan elkaar vast en vormen een heel stevig slijmerig laagje: een biofilm. In onze darmen kan dat een darminfectie en voedselvergiftiging veroorzaken, maar het proces kan ook buiten een gastheer plaatsvinden, vertellen Hans Steenackers en Stijn Robijns, postdoctoraal onderzoekers van het Centrum voor Microbiële en Plantengenetica. “Biofilms van bacteriën, gisten en schimmels vind je eender waar: op planten en hun zaden, in de bodem, in pijpleidingen van transportsystemen of als tandplak. Ze zijn moeilijk te bestrijden want resistent tegen ons immuunsysteem, antibiotica en ontsmettingsmiddelen. Een biofilm verschilt ook naargelang de stam van de bacterie, gist of schimmel en de omgeving”, legt Steenackers uit. De onderzoekers bouwen in het labo salmonellabiofilms na, om te kijken hoe ze zich vormen en met welke stoffen je ze kan voorkomen of bestrijden. “Zo’n biofilm is een microbiële stad waarin bacteriën samenwerken.
De verschillende delen hebben specifieke taken, net zoals lichaamsdelen. Sommige genen zijn actief op bepaalde plaatsen in de biofilm. Op andere locaties staan ze uit. Om dat te volgen passen we het DNA van de bacterie aan, zodat een fluorescent eiwit – dat we kunnen lokaliseren – geproduceerd wordt als een bepaald gen geactiveerd is”, zegt Robijns. Bij deze biofilm markeerden ze het gen dat zorgt voor één van de bouwstenen van de biofilm. “Het stuk op de foto is ‘een bouwwerf ’ in de stad, gelegen tussen het oudste deel van de biofilm in de kern en de nieuwe delen aan de rand. Met al die bouwactiviteit zie je hier veel groen. Als volgende stap willen we nagaan welke stoffen de werking van welke genen afremmen en zo de vorming van de biofilm kunnen verhinderen.” Het doel is coatings te ontwikkelen die biofilms afweren en die bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden op implantaten of in de voedingsindustrie.
Ilse Frederickx
Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en maakt u intrigerende wetenschapsfoto’s? Mail ze naar
[email protected].
Openlesweek Kiezen? Aanscherpen? Doorbijten?
Leuven & Campus Groep T Leuven Wil je weten hoe een les aan de universiteit verloopt? Kom dan langs tijdens de herfstvakantie!
27-31 oktober 2014 Inschrijven: www.kuleuven.be/openles/leuven
08
onderwijs
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
Drempels slopen Wat houdt jonge mensen tegen om te studeren en door te stromen in het hoger onderwijs? Met de discussie over besparingen en over mogelijke verhogingen van het inschrijvingsgeld zou een mens vergeten dat het niet alleen om de centen draait. Ruth Stokx, hoofd van de Studentenadviesdiensten, legt uit welke groepen het moeilijk hebben en wat de unief daaraan doet. Ilse Frederickx
D
eels gaat het natuurlijk wél over de centjes. “Onze Sociale Dienst helpt beursstudenten met hun aanvraag bij de Vlaamse overheid en bemiddelt waar nodig. Bij nieuw samengestelde gezinnen kan de situatie bijvoorbeeld heel complex zijn. Maar ook studenten die geen recht hebben op een toelage van de Vlaamse Gemeenschap en het financieel moeilijk hebben, kunnen bij ons terecht. De Sociale Dienst kan namelijk zelf financiële steun bieden: een toelage, lening, of
Als de ouders zelf niet gestudeerd hebben, kunnen ze hun kinderen niet wegwijs maken in het hoger onderwijs. tegemoetkoming in medisch-psychotherapeutische kosten. Deze studenten kunnen ook een goedkopere kamer in een residentie krijgen”, legt Stokx uit. Als de financiële drempel weggewerkt is, ligt de weg naar een universitair diploma dan open?
“Een aantal groepen scoren slechter op het vlak van doorstromen – slagen in het eerste jaar of een bachelordiploma behalen, bijvoorbeeld (zie tabel). Het gaat dan vooral om beursstudenten, studenten met een migratieachtergrond en pioniersstudenten (studenten van wie de ouders geen hoger onderwijs genoten – red.). Die categorieën overlappen elkaar trouwens dikwijls. Zij scoren gemiddeld 10 procent slechter in de doorstroomcijfers. Als deze studenten volharden, behalen ze na vier of vijf jaar toch nog hun bachelordiploma. Veel studenten lijken een jaar extra nodig te hebben.” Waarom blijven die studenten het moeilijker hebben? “Ze komen dikwijls in een wereld terecht die ze niet kennen. Als hun ouders zelf niet gestudeerd hebben, kunnen die hen niet het juiste advies geven en wegwijs maken in het kluwen van het hoger onderwijs. Velen hebben niet meteen een netwerk om op terug te vallen: we horen vaak dat die studenten moeilijk aansluiting vinden bij andere studenten. Voor sommigen kan de kloof tussen het academisch Nederlands en de taal of het taalgebruik thuis ook een probleem zijn.”
projecten voor die doelgroepen: “We hebben een Contactpunt Allochtone Studenten. Daar kunnen studenten met een migratieachtergrond terecht met individuele vragen, zowel vóór als tijdens hun opleiding in Leuven. We coachen hen ook: ze leren plannen en studeren, krijgen lessen Academisch Nederlands en een persoonlijke opvolging om de paar weken. De resultaten zijn goed en we hebben het coachingtraject inmiddels uitgebreid naar niet-allochtone studenten die behoefte hebben aan extra ondersteuning. Zo coachen we elk academiejaar ongeveer 70 studenten.” Apart of inclusief
Heel wat pioniersstudenten die een passende vooropleiding gevolgd hebben, dreigen tijdens hun eerste jaar toch snel af te haken. Om dat te voorkomen lopen er een aantal projecten via de faculteiten, ondersteund door de Dienst Studieadvies. “Met een goed onthaal bij de start willen we ervoor zorgen dat die studenten vlot integreren, zowel sociaal als academisch. De Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen organiseert aparte vorming voor pioniersstudenten. Bij de Faculteit Letteren worden
alle nieuwe studenten nu in kleinere groepjes onthaald. Zo kunnen studenten zonder netwerk makkelijker aansluiten in een groep.” Aparte aandacht is nodig voor studenten met een functiebeperking: “Het gaat onder andere om mensen met een fysieke beperking, een chronische ziekte, een leerstoornis of een psychiatrische aandoening. Als ze erkend zijn door onze dienst, kunnen we onderwijs- en examenfaciliteiten toekennen: voorleessoftware voor studenten met dyslexie, bijvoorbeeld, of examens meer spreiden over het jaar. Daardoor kunnen ze met gelijke kansen starten. Dat wil niet zeggen dat ze minder hard moeten studeren.” “De eeuwige discussie is: organiseren we aparte initiatieven voor doelgroepen, waardoor ze misschien gestigmatiseerd worden? Of kiezen we voor een ‘inclusieve’ aanpak? In bijna al onze aula’s is de geluidsinstallatie bijvoorbeeld aangepast voor slechthorenden met een hoorapparaat. Maar het is niet altijd zo eenvoudig op te lossen. Waar nodig nemen we aparte initiatieven. Waar we kunnen, werken we inclusief.” www.kuleuven.be/diversiteit
Wie? Aandeel per doelgroep in het totaal van 18-jarigen die aan de KU Leuven startten in academiejaar 2011–2012:
15% studiebeurs
Coach
Bij Studentenadviesdiensten lopen een aantal
8% migratie- achtergrond
15% 4% pioniers
functie beperking
Lagere slaagkansen tegenover niet-doelgroep om te slagen in het 1ste academiejaar *
studiebeurs
-11%
migratie- achtergrond
-14%
pioniers
functie beperking
-9% -18%
om bachelordiploma te behalen na 3 jaar studie*
studiebeurs
migratie- achtergrond
-13%
-15%
pioniers
-18%
functie beperking
-11%
© Universiteitsarchief KU Leuven
om bachelordiploma te behalen na 5 jaar studie* Leuven, jaren 70. Toen was de drempel voor meisjesstudenten nog hoog. Inmiddels hebben ze de jongens bijgebeend in aantal.
studiebeurs
-13%
migratie- achtergrond
-10%
pioniers
functie beperking
-6% -16%
* op het einde van academiejaar 2012, Bron: KU Leuven Dienst Diversiteitsbeleid
STUDENTEN 09
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
OP
© KU Leuven | Rob Stevens
KOT
Ligging
Groot Begijnhof 31 Bewoners
4 (3 meisjes, 1 jongen) Oppervlakte
20 m2 Huurprijs
300 euro
Het muzikaalste kot
“De boel proper houden, dat is het belangrijkst” Dit jaar gaan we op zoek naar koten die net dat ietsje extra hebben, en meer zijn dan een toevallige verzameling studenten in een huis. Het eerste kot op die ontdekkingsreis is dat van Astrid, Pieter, Miriam en Anke, respectievelijk voorzitter, penningmeester, reisleider en secretaris van het Leuvens Universitair Koor. En dus, zoals u raadt, het Muzikaalste Kot. De link tussen de bewoners is duidelijk, maar waarom delen ze überhaupt een huis? Astrid legt uit: “Het is een traditie dat dit huis in het Begijnhof aangeboden wordt aan de bestuursploeg van het LUK. Met wie je samen komt te zitten hangt dus af van wie er in die ploeg terechtkomt.” “Wij werken niet echt met rechtstreekse verkiezingen”, verduidelijkt Pieter. “Het oude bestuur vraagt wie er interesse heeft, iedereen die dat wil schrijft zich anoniem in, en pas op
de voorstellingsavond worden de namen bekend gemaakt. Eerst zijn er wat filmpjes van lolploegen, dan komt het finale filmpje waarin het nieuwe team zich voorstelt. Wie uiteindelijk in die ploeg zit maken de kandidaten zelf onderling uit.” Intussen zijn ook Anke (uitgelopen kopieersessie) en Miriam (terug uit het verre Duitsland) de gewelfde keuken binnengekomen. Hoe liep de inhuizing en eerste week samen eigenlijk? “We zijn elkaar niet zoveel tegengekomen”, zegt Miriam, “ieder had zo z’n eigen verhuisschema.” “Over het samenwonen zelf kunnen we dus nog weinig zeggen”, vult Anke aan. “De regels en afspraken moeten we nog bekijken, maar dat zal wel loslopen. Ik denk dat de boel wat proper houden het belangrijkste is, en Pieter is een heel nette jongen, dus dat komt wel goed.” Waarop algemeen instemmend gelach volgt.
“Nu focussen we ons op het openingsweekend voor de zowat 80 vaste leden van het LUK”, zegt Astrid. “Daarin wordt gerepeteerd, vergaderd, gezongen én gebeurt ook de overdracht van bestuur aan de nieuwe ploeg. Normaal doen we dat ergens buiten Leuven, maar vorig jaar hebben we ons 45-jarig jubileum zo stevig gevierd dat we nu even wat rustiger aan doen met de centen (gelach). Maar het zal er niet minder leuk om zijn. En o ja, je mag natuurlijk ook reclame maken voor ons grote Kerstconcert, waar iedereen op uitgenodigd is!” Bij deze dus. Rob Stevens luk.studentenweb.org Woon jij in het rommeligste, grootste, meest multiculturele, hoogst gelegen of anderszins opmerkelijkste kot? Laat het ons weten via
[email protected]
Vervolg P.01
Groei nog sterker bij buitenlandse studenten “Verheugt de groeitrend ons? Ja, heel zeker. Qua huisvesting is er geen probleem. Het is natuurlijk wel een extra aansporing om het succes bij de inschrijving ook een vervolg te geven tot aan de eindstreep. Anders gezegd: de slaagcijfers moeten ook mee stijgen. Dat kan alleen door goede oriëntering, begeleiding en hoogkwalitatief onderwijs. Maar die verantwoordelijkheid kunnen we aan.” Goede reclame
Opmerkelijk: de groei bij de buitenlandse studenten is nog sterker dan de algemene tendens. Rik Gosselink: “Uit de voorlopige cijfers blijkt dat het aantal buitenlandse studenten is gestegen met 16,8 % tegenover de vergelijkbare datum
vorig jaar. De stijging is nog groter bij de nieuwe buitenlandse studenten. Die groep is met maar liefst 37 % gestegen.” “Vooral bij Humane Wetenschappen en Wetenschappen en Technologie mogen ze komend academiejaar meer buitenlandse studenten verwachten. Op het niveau van de studierichtingen zien we de sterkste toename bij International Business Economics and Management en European Studies. Maar eigenlijk zie je het fenomeen bij álle studierichtingen, bij de ene meer dan bij de andere, maar nérgens is er een noemenswaardige daling.” “Merkwaardig: de grootste groep buitenlandse studenten komt nog altijd uit Nederland, maar hun aantal is wel gedaald van ongeveer 2.000 op
dit moment vorig jaar naar zowat 1.600 nu. Verder vind je in de topvijf van landen van herkomst nog: China (594), Spanje (364), India (363) en Italië (351).” “Hoe moet je dat stijgende aantal internationale studenten verklaren? Het is nog te vroeg om dat te onderzoeken, maar ik denk dat je een verklaring kunt vinden in de ‘goede reclame’ van de oudere studenten. Als je een pool van ongeveer 9.000 studenten hebt, die na hun terugkeer goeie dingen vertellen over de KU Leuven, heeft dat hoogstwaarschijnlijk wel een reëel positief effect.”
Volg de evolutie van de inschrijvingscijfers op: www.kuleuven.be/studentenaantallen
Sommige studierichtingen hebben zelfs niet eens genoeg geld om de examenkopieën van de studenten te betalen. Volgens professor sinologie Nicolas Standaert zijn de overheden die over de besparingen in het hoger onderwijs beslissen onvoldoende op de hoogte van hoe dramatisch de situatie op het werkveld soms kan zijn. (De Standaard, 13/08/2014)
10
dossier vesalius
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
500ste verjaardag uitgebreid gevierd
Andreas Vesalius, onze grootste medicus
“Vesalius is veel meer dan zijn medische verwezenlijkingen. Hij heeft ons hele denken op een nieuw spoor gezet en hoort thuis in het selecte clubje van Copernicus, Newton, Darwin en Einstein.” Volgens wetenschapshistoricus Geert Vanpaemel is Vesalius alle aandacht die hij 500 jaar na zijn geboortedag krijgt meer dan waard. Ludo Meyvis
A
ndreas Vesalius geldt als één van onze meest vermaarde alumni, en dus wordt hij ook in Leuven uitvoerig gevierd voor zijn sleutelrol in de geboorte van de moderne wetenschap. Maar is dat wel terecht? Is Vesalius wel voldoende ‘van ons’? Geert Vanpaemel twijfelt er niet aan: “Jazeker, Vesalius is van de KU Leuven. Het is hier dat hij het humanistische denkkader verwierf waarbinnen je zijn medische verwezenlijkingen moet plaatsen. Op zichzelf zouden die al heel veel betekenen, maar zijn invloed gaat veel verder. Zijn werk heeft ons lichaamsbeeld, onze omgang met waarneming en onze houding tegenover wetenschappelijke autoriteit fundamenteel veranderd. En dat kon alleen dankzij de intellectuele houding die hij tijdens zijn studies in Leuven opbouwde.” Portret van Vesalius uit zijn De humani corporis fabrica (1543)
Van de Vismarkt naar Parijs
Andries van Wesel werd geboren op 31 december 1514 in Brussel, vlakbij de Galgenberg, het huidige Poelaertplein. “Misschien heeft die toevalligheid, de nabijheid van lijken, wel bijgedragen tot zijn latere beroepskeuze”, menen Vesalius-kenners Omer Steeno en Maurits Biesbrouck. In Vesalius’ familie werd het medisch beroep van generatie op generatie op hoog niveau beoefend, aan het hof van de hertogen
van Bourgondië en van Keizer Karel. Zijn overgrootvader Johannes van Wesele, die voor het eerst de gelatiniseerde naam ‘Vesalius’ gebruikte, werd in 1429 de eerste hoogleraar geneeskunde in Leuven. In 1530, toen hij nauwelijks 15 was, schreef Vesalius zich in aan de Leuvense universiteit. Belangrijker dan zijn klassieke basisopleiding in de Artes was zijn wellicht gelijktijdige studie aan het in 1520 geopende Collegium T rilingue. Daar studeerde hij Latijn, Grieks en waarschijnlijk ook wat Hebreeuws. “Het Collegium T rilingue was op Europees vlak baanbrekend”, zegt Geert Vanpaemel. “Het stelde jonge intellectuelen in staat gezaghebbende oude teksten in de oorspronkelijke taal te lezen en te evalueren. Het Collegium Trilingue trok veel studenten aan en werkte inspirerend. Hier verwierf Vesalius zijn intellectuele fundering.” Ideeënstrijd
Vesalius trok in 1533 naar Parijs om er geneeskunde te studeren, op aanraden van een persoonlijke vriend van zijn vader. Leuven mocht immers op filologisch vlak dan wel bij de top horen, op medisch vlak hinkte de universiteit achterop. In Parijs trof hij een heuse revival van Galenus aan, de Griekse medicus uit de 2de eeuw, wiens ideeën gedurende meer dan duizend jaar de Europese geneeskunde gedomineerd hadden. Vesalius stapte hierin aanvankelijk mee. Universitaire geneeskunde was in hoofdzaak een filologische bezigheid: de klassieke tekst was belangrijker dan eigen waarneming. Er was een heftige ideeënstrijd voor nodig om observatie de plaats te doen innemen van die blinde aanvaarding van klassieke ‘waarheden’. Er kwam geleidelijk aan ruimte voor een op dissectie gebaseerde anatomie als basis van inzicht in de werking van het menselijk lichaam. Dat was het domein van enthousiaste jongeren die Galenus wel kenden,
maar meenden dat er méér moest zijn dan alleen een goed begrip van teksten. En dat de klassieke geleerden de waarheid niet voor eeuwig hadden vastgelegd: er was wel degelijk nog wat te ontdekken ...
De magistraat was bereid om terechtstellingen wat te bespoedigen of uit te stellen, naargelang de behoefte aan ‘vers materiaal’ voor de colleges. Dissecties vonden nu en dan wel plaats, maar nooit door de prof zelf, die dit weinig smakelijke werk ver beneden zijn waardigheid vond. Het scalpel werd gehanteerd door laaggeschoolde barbier-medewerkers. Tijdens zijn Parijse jaren, tot 1536, zou Vesalius maar drie dissecties hebben meegemaakt. Hij maakte zich het vak eigen met dissecties op dieren, en bezocht met zijn vrienden de Parijse knekelvelden om na te gaan of Galenus wel gelijk had. Meer dan eens bleek dat niet het geval. Vers materiaal
Afstuderen in Parijs bleek niet mogelijk. In 1536 brak er een oorlog uit tussen Frans I en keizer Karel. Als zoon van de ‘vijandelijke’ hofapotheker moest Vesalius Parijs verlaten. Hij keerde terug naar Leuven en raakte goed bevriend met Gemma Frisius. Samen haalden ze een lijk op van de lokale galg, om zich verder te bekwamen in dissectie en skeletopbouw. Vesalius maakte met zijn kennis en toewijding heel wat indruk. Met goedkeuring van de meier voerde hij zelfs een
dossier vesalius
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
11
De Fabrica,
© KU Leuven | Rob Stevens
medisch meesterwerk De Fabrica is een lijvig boekwerk van meer dan 600 bladzijden op groot formaat. Het werd uitgegeven in Bazel, bij de befaamde drukker Oporinus. Samen met het dure boek verscheen ook een goedkope hand-out voor studenten: het Epitome. De Fabrica zelf was voor de ervaren anatoom bestemd. Het boek is revolutionair op diverse vlakken. Zo worden meer dan tweehonderd fouten bij Galenus gesignaleerd. Ook de lay-out was grensverleggend. Indices bij de tekeningen corresponderen met de anatomische uitleg in de tekst. De illustraties, een aantal paginagroot, zijn klassen beter dan de eerder schematische en houterige ‘anatomische’ illustraties die toen gebruikelijk waren. Mogelijk zijn de houtsneden gemaakt in het atelier van Titiaan, maar zeker is dat niet. Vesalius verstuurde de houtblokken zelf naar Bazel en begeleidde de productie van zijn boek van nabij. De oplage wordt geschat op 800 tot 1.000 exemplaren, waarvan er nog minstens 154 bekend zijn. Bibliotheken die een exemplaar bezitten, zoals die van de KU Leuven, rekenen het tot hun abso-
lute toppers. Vesalius presenteerde een speciale uitgave met handgekleurde houtsnedes persoonlijk aan keizer Karel, aan wie de Fabrica ook opgedragen is. Een tweede editie verscheen in 1555. Het boek bevat onder meer het bekende zelfportret van Vesalius, een schitterende titelpagina, en een aantal spiermannen, gevilde mannelijke ‘modellen’ die heel mooi het verloop en de aanhechting van spieren en pezen tonen.
Professor Geert Vanpaemel met een exemplaar van de Fabrica, één van de topstukken uit de Universiteitsbibliotheek.
publieke dissectie uit, wat in 18 jaar niet meer gebeurd was aan de Leuvense universiteit. In 1537 publiceerde hij zijn eerste boek, als deel van de proef voor zijn baccalaureaat. “De Leuvense academische horizon bleek te beperkt”, zeggen Omer Steeno en Maurits Biesbrouck. “Een verdere loopbaan leek er voorlopig niet in te zitten. De nieuwe rector en een collega die Vesalius niet welgezind was deden hem wellicht overwegen Leuven weer te verlaten.” In 1537 trok hij naar Padua. Daar maakte hij zijn wonderjaren mee. Hij legde met succes de proeven af voor het doctoraat in de geneeskunde. Een dag later werd hij al benoemd als professor in de heelkunde en de anatomie, nog geen 23 jaar oud. Anatomie stond niet meteen centraal in het medisch curriculum, maar de aanpak van de jonge hoogleraar was wel spraakmakend. Met name het feit dat hij zélf dissecties uitvoerde, trok drommen belangstellenden. “Later zou hij in Pisa zelfs ter gelegenheid van de opening van een academiejaar een dissectie uitvoeren”, aldus Steeno en Biesbrouck. Blijkbaar genoot Vesalius het vertrouwen van de overheid, in die mate dat de magistraat bereid was om terechtstellingen wat te bespoedigen of uit te stellen, naargelang de behoefte aan ‘vers materiaal’ voor de colleges. Anatomie was voor Vesalius niet langer enkel de theorie, voorgelezen uit Galenus, maar een onmisbaar hands on onderdeel van de medische opleiding, waarbij de eigen waarneming via dissectie minstens zo belangrijk was als wat een klassieke tekst te vertellen had. Vesalius besteedde veel aandacht aan zijn onderwijs. Hij dissecteerde niet alleen zelf, en zorgde voor hoogstaand didactisch materiaal in de vorm van anatomische tekeningen, gepubliceerd in de zeer succesvolle Tabulae Anatomicae Sex uit 1538. Het meesterwerk, het einde
Gaandeweg stelde Vesalius meer en meer fou-
ten vast in het werk van Galenus, hoewel hij de oude meester bleef hoogachten. Hij verzamelde zijn inzichten in zijn bekendste werk, De humani corporis fabrica uit 1543, kortweg de Fabrica (zie kaderstuk). Dat absolute hoogtepunt van zijn academisch werk was in de praktijk ook het einde ervan. Vond hij dat hij ‘klaar’ was met dat deel van zijn leven? In elk geval, meteen na het verschijnen van het boek zette hij een streep onder zijn academische loopbaan. De Fabrica werd op soms vileine kritiek onthaald, maar kreeg ook veel waardering – zelfs in de vorm van regelrecht plagiaat. Hoe dan ook: in 1544 trad Vesalius in dienst van keizer Karel V. Hij verhuisde naar Brussel, en werd arts van de gegoede klasse. Toen Karel V in 1555 aftrad en opgevolgd werd door zijn zoon Filips II, volgde Vesalius de vorst naar Madrid. Het Spaanse intellectuele milieu werkte beklemmend, maar een ambt aan het hof leg je niet zomaar neer. Toch bleef het academische milieu hem aantrekken. Hij zou zelfs een terugkeer naar Padua overwogen hebben. Misschien had hij dat verlangen in het achterhoofd toen hij in 1564 Madrid verliet en via Italië een tocht naar het Heilig Land ondernam. Filips had hem een aanzienlijke geldsom meegegeven voor het onderhoud van de heilige plaatsen. We weten dat hij in Jeruzalem geweest is en dat hij bij zijn terugkeer aan land gegaan is op het Griekse eiland Zante, het huidige Zakynthos. Daar is hij gestorven, maar we weten niet in welke omstandigheden. “Zijn graf weten we niet precies liggen”, zegt Omer Steeno, “en ik geloof niet dat we het ooit zullen terugvinden.” De grootste Vlaamse medicus, auteur van het belangrijkste en misschien ook mooiste medische boek aller tijden, wegbereider van de moderne wetenschap, overleed op 15 oktober 1564, net geen 50 jaar oud. Lees meer op P.12-13
Eén van de ‘spiermannen’ uit de Fabrica. De illustraties in het boek waren grensverleggend.
12
dossier vesalius
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
AGENDA
Vesalius kruipt onder je huid
Vesalius als inspirator
“Zijn lef kunnen we nu nog gebruiken” Vesalius palmt de komende maanden Leuven in. Het hart van het stadsfestival Vesalius kruipt onder je huid is de tentoonstelling Vesalius. Het lichaam in beeld, van 2 oktober tot 18 januari in Museum M. “Het is meer dan een biografische tentoonstelling”, zegt curator Geert Vanpaemel. “We belichten de artistieke conventies in anatomische prenten, de beeldvorming rond het lichaam, de architectuur van anatomische theaters, ... Parallel loopt er een expo van Markus Schinwald, een Oostenrijkse kunstenaar die de verhouding tussen lichaam, omgeving en culturele context in multimediale projecten vat.” Een kleine greep uit het verdere aanbod:
“Geen meelopers, maar mensen die echt nieuwe wegen durven verkennen en nieuwe verbanden willen leggen.” Vijfhonderd jaar na Vesalius hebben de geneeskunde en de wetenschap in het algemeen nog altijd nood aan denkers en durvers van zijn kaliber. Professor Peter Carmeliet vertaalde die inspiratie in de naam van zijn Vesalius Research Center. Ludo Meyvis
T
oen ik directeur werd, heette ons departement nog het Centrum voor Transgene Technologie en Gentherapie”, zegt Peter Carmeliet. “Die naam dekte niet langer de lading van mijn visie voor het departement. Ik vond Vesalius erg geschikt omdat we op bloedvaten en zenuwen werken, en die heeft hij als eerste zo treffend in beeld gebracht. Verder was er ook een directe link. Vesalius kreeg voor zijn dissecties lijken van misdadigers die opgehangen waren op de Galgenberg, nu Gasthuisberg, waar wij werken. En de naam Vesalius heeft uiteraard ook een grote uitstraling.” “Bovendien kan je in zijn profiel elementen vinden die ook voor de hedendaagse medicus-onderzoeker en wetenschappers in het algemeen nog van enorm belang zijn: durf en visie. Hij had het lef om in te gaan tegen het vertrouwde denkbeeld van zijn tijd en om eeuwenlange dogma’s in vraag te stellen.”
heeft heel wat tijd en energie gekost voor een andere reviewer zei dat er maar één probleem was, namelijk dat de geïndoctrineerde referee uit het review-proces gehaald moest worden. Toen de studie anderhalf jaar later uiteindelijk toch gepubliceerd werd, belde de editor op om zich te verontschuldigen voor het dogmatisch onbegrip van deze reviewer. Nu wordt VEGF-behandeling getest in de kliniek.” “Als je zoiets op je brood krijgt als onderzoeker, moet je in je werk blijven geloven. Baanbrekend onderzoek vergt soms grote risico’s, waarvoor je aanvankelijk weinig financiering vindt en die pas na jaren tot publicaties kunnen leiden. En toch hebben we juist dát soort onderzoekers het meeste nodig. Geen meelopers, maar men-
sen die echt nieuwe wegen durven verkennen, nieuwe verbanden willen leggen, vertrouwend op eigen kracht. Zoals Vesalius. Daarom is hij zo’n blijvend voorbeeld.” “Om jonge onderzoekers zover te krijgen dat ze inderdáád dergelijke risico’s aandurven, moet je hen het juiste klimaat aanbieden waarin zoiets geapprecieerd en gestimuleerd wordt. En je moet hen inspirerende voorbeelden aanreiken. Daarom organiseer ik samen met Bart De Strooper de druk bijgewoonde Methusalem Lectures, waarop we absolute topsprekers uitnodigen, on-
Nog steeds heeft elk vakgebied zijn dogma’s. Daar kom je soms op onzachte wijze mee in aanraking. der wie Nobelprijs-laureaten. Die wetenschappers illustreren hoe ze hun doorbraken realiseerden en wat het betekent om grenzen te verleggen: vaak is het eerder een kwestie is van ‘willen’ dan van ‘kunnen’.”
Ongeschikt voor publicatie UUR KULtUUR 14 en 15 oktober toont de performance Still Animals & The Workshop van choreograaf Tuur Marinus, onderdeel van het d ansfestival Imagining the Body (STUK). Kinderuniversiteit 18 oktober, UZ Gasthuisberg met als thema ‘Van kop tot teen’. Dag van de Wetenschap 23 november staat in Leuven in het teken van Vesalius en de zorgsector. Anatomisch theater 1 oktober tot 18 januari In het Anatomisch Theater van Leuven onderga je een multimediale Vesalius-ervaring. Er zijn stadswandelingen en HistarUZ toont de verborgen werkplekjes van de Leuvense geneeskunde.
Meer info en volledig programma op www.vesaliusleuven.be
“Je kan zeggen dat de geneeskunde in de eeuwen voor Vesalius gegijzeld werd door Galenus. Dergelijke toestanden bestaan nog steeds, in min of meerdere mate. Elk vakgebied heeft zijn dogma’s, zijn goed bewaakte principes. Als je daar tegen-
Vesalius moest de anatomie eigenlijk nog helemaal uitvinden en deed dat alléén, bliksemsnel én op heel hoog niveau. in wil gaan, of in een ander vakgebied dan het jouwe iets wil betekenen, kom je daar soms op onzachte wijze mee in aanraking.” “We hebben dat in onze onderzoeksgroep ook ervaren. We hadden al heel wat gepubliceerd over de rol van het VEGF-eiwit in bloedvatvorming toen we ontdekten dat een tekort aan VEGF leidt tot de ongeneeslijke ziekte ALS. Dat was echt wel een heel ongewone bevinding op dat moment. Toen we dat wilden publiceren, kregen we plots te maken met acht in plaats van de gebruikelijke drie reviewers. Eén van hen vond ons artikel completely unfit for publication. Het
Heeft de wetenschap nog lichamen nodig? Vesalius deed dissecties op lijken van opgehangen misdadigers, tegenwoordig kan je zelf je lichaam afstaan aan de wetenschap. Maar waarom eigenlijk? Is het menselijk lichaam zo stilaan niet volledig in kaart gebracht? Het Vaardigheidscentrum Anatomie van de Faculteit Geneeskunde ontvangt jaarlijks zo’n 80 lichamen. Die worden gebalsemd of bevroren. Of er worden lichaamsdelen geplastineerd: het water in het lichaam wordt dan vervangen door polymeren, zodat het lang bewaart en natuurlijke vormen en kleuren behoudt. “Dankzij die geplastineerde preparaten kunnen onze studenten bijvoorbeeld een spier in het echt zien. Dat was vroeger alleen voor botten mogelijk”, vertelt professor Paul Herijgers, verantwoordelijke van het centrum en zelf hartchirurg. In het Vaardigheidscentrum Anatomie wordt lesgegeven aan studenten geneeskunde, tandheelkunde, biomedische wetenschappen en bewegings- en
revalidatiewetenschappen. “In de theorie werken we met tekeningen en foto’s. Als studenten vervolgens gebalsemde lichamen of plastinaten van mensen te zien krijgen, geeft dat vaak een aha-erlebnis: de puzzelstukjes van de theorie vallen op hun plaats. Ze leren er ook dat alle mensen verschillend zijn – een computerprogramma levert alleen een geïdealiseerd beeld op. Anatomie is bovendien van groot belang in de moderne beeldvorming, zoals CT-scans: artsen moeten die beelden kunnen koppelen aan anatomische structuren.” “We hebben ook lichamen nodig voor wetenschappelijk onderzoek. Uiteraard ontdekken we geen nieuwe grote structuren meer, zoals Vesalius deed. Maar er duiken nieuwe ziektes, behandelingen en technologieën op in de geneeskunde. Bij operaties werd er vroeger een grote snee gemaakt. Nu werkt men meer met endoscopie: kijken en opereren via een smal slangetje. Daarmee verandert het zicht dat de arts heeft op de anatomische structuren: zaken waar we vroe-
dossier vesalius
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
13
Verbluffend
© Koninklijke Bibliotheek van België
“Vesalius heeft enorm veel in zijn eentje gerealiseerd, als jonge twintiger nota bene. Dat bestaat nu nauwelijks nog. Als ik in ons labo kom, zijn er bepaalde toestellen die ik zelfs niet kán bedienen. Ik heb dus de hulp van anderen nodig. Misschien is het werk van Vesalius daarom des te verbluffender. Hij moest de anatomie eigenlijk nog helemaal uitvinden en deed dat alléén, bliksemsnel én op heel hoog niveau. Het is niet gemakkelijk om in een ontbindend lijk bloedvaten, zenuwen en andere structuren te dissecteren en op te sporen. Om op basis daarvan dan zulke heldere structuurtekeningen te maken, heb je echt wel geniaal inzicht nodig. En durf.” “Als je dat allemaal optelt, dan ligt het toch wel voor de hand dat we hem gekozen hebben als inspirator voor ons labo, niet?”
Op dinsdag 18 november geeft professor Carmeliet een lezing over het belang van grenzen verleggen in onderzoek. Info: www.vesaliusleuven.be ‘Anatomisch theater’ van Joannes Blaeu (1649). Dergelijke permanente anatomische theaters waren er in Vesalius’ tijd nog niet.
Een loopje met de anatomie ger nauwelijks naar keken, zijn nu wel belangrijk. Als er nieuwe implantaten worden ontwikkeld, moet dat anatomisch onderzocht worden. Hoe kunnen we bijvoorbeeld een nieuwe hartpomp het best plaatsen zonder andere lichaamsdelen te verstoren?” Ook artsen die zich specialiseren – vooral in de ‘snijdende’ disciplines, zoals chirurgie en gynaecologie – en werkende artsen die zich willen bijscholen, kunnen terecht in het Vaardigheidscentrum. “Specialisten volgen hier bijvoorbeeld een workshop Opereren via de neus. Om het oneerbiedig te zeggen: vroeger was de patiënt het proefkonijn. Nu kunnen artsen zich voorbereiden door de anatomische structuren bij menselijke lichamen en plastinaten te bestuderen en operaties te simuleren.” Ilse Frederickx
Info over lichaamsafstand: www.med.kuleuven.be/anatomie Professor Herijgers belicht op 9 december de evolutie van het anatomieonderwijs en de mogelijkheden van vandaag. Info: www.vesaliusleuven.be
Je loopt door de gang, je doet trappen of je staat op van je stoel: telkens buigen of strekken je gewrichten, worden je spieren korter of langer, en worden je gewrichten belast. Professor Jonkers en haar collega’s kunnen al die factoren meten door reflecterende merktekens te plaatsen op de belangrijkste gewrichten, zoals schouders, ellebogen, polsen, heupen, knieën en enkels. Die ‘gangbeeldanalyse’ levert een beeld met bewegende punten op, dat toont hoe de lichaamssegmenten ten opzichte van elkaar bewegen. Tegelijk lopen de patiënten of proefpersonen op een krachtenplatform: zo wordt niet alleen de grootte maar ook de richting van de krachten gemeten – naar voren om vooruit te gaan of naar achteren om af te remmen. Ziekenhuizen gebruiken gangbeeldanalyses nu al om behandelingen te vervolmaken. Maar je kan nog verder gaan, vertelt professor Jonkers. “Onze meetgegevens kunnen we koppelen aan een anatomisch model van botten en spieren, dat we schalen naar de afmetingen van de persoon die we gemeten hebben. Zo krijgen we een driedimensionaal beeld van het skelet en de spieren tijdens beweging: hoe lichaamsdelen
roteren, hoe spieren korter en langer worden ... We kunnen ook de krachten in de spieren schatten en zelfs de krachten die inwerken op de gewrichten.” In sommige gevallen, zoals bij mensen met een botafwijking, wordt er zelfs een anatomisch model ‘op maat’ gemaakt: “Naast de gangbeeldanalyse wordt dan ook een CT- of MRI-scan gemaakt. Als we die gegevens integreren, krijgen we een persoonlijk anatomisch model van die patiënt.” “In ons lab gebruiken we 3D-anatomie ook bij onderzoek naar osteo-artrose, kraakbeenaandoeningen en gewrichtsprotheses. Werkt de belasting van de gewrichten de osteo-artrose in de hand? Kunnen we dat afremmen door anders te bewegen? Wordt een prothese die chirurgisch anders geplaatst wordt, ook anders belast? Al die informatie kan gebruikt worden om patiënten te screenen en een therapie op te stellen. Er zijn ook toepassingen in de sport.” Ilse Frederickx
Op de tentoonstelling ‘Vesalius. Het lichaam in beeld’ is een gangbeeldanalyse te zien. Zie de agenda hiernaast.
14
Alumni
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
LEVEN na LEUVEN
Germanist en journalist Lieven Van Gils
“De goesting wint het altijd van de stress” Tijdens zijn studies Germaanse kreeg Lieven Van Gils zijn eerste ferme duw in het leven. Die stuwde hem richting VRT, waar hij nu al jaren een vaste waarde is. “Dat is prettig, maar ik heb me dubbel zo hard moeten bewijzen. Ik moest het stigma van sportjournalist kwijtraken. Maar ik klaag niet. Ik heb altijd op zeer groen gras mogen spelen.” TEKST Katrien Steyaert | FOTO Rob Stevens
I
n de zachte handen van de schminkster: daar is het goed toeven, vindt Lieven Van Gils (50). Tussen een technische repetitie voor Reyers Laat en ons gesprek steelt hij nog snel een paar minuten in de ontschminkstoel. Of hoe Sien en haar collega’s even verlichting brengen in het leven van een hardwerkende presentator. “Heel onze ploeg is fijn”, zegt Van Gils. “We voeden mekaar constant, hebben veel voor elkaar over en hebben geen last van afgunst – niet zo evident in het tv-wereldje. Doordat het goed draait, schakel ik met plezier bij, zelfs als de vermoeidheid toeslaat. Eigenlijk heb ik in dit huis alleen maar zulke prettige ervaringen gehad. Na mijn studies heb ik een paar maanden lesgegeven – ik kom uit een familie van leraars en vind het een zeer nobel beroep dat meer waardering verdient – maar sindsdien heb ik alleen maar voor de VRT gewerkt. Ik zal hier passen, zeker?”, glimlacht hij. De eerste keer verdwaalde hij wel, op zoek naar de kille hangar waar hij samen met duizenden anderen het examen ging afleggen voor regisseur-omroeper bij de radio. “Ik wist niet eens wat dat was, maar Fons Fraeters had me aangespoord. Hij gaf dictie in Germaanse en zei me op zijn typisch theatrale manier: Je hebt een gou-
den strot. Daar ga je nog geld mee verdienen. Voor mij was dat een wake-upcall. Ik had weleens aan journalistiek gedacht, maar het leek allemaal zo veraf. Nu weet ik dat dat niet zo is.” Van Gils stapt inderdaad zonder aarzelen door de VRT-gangen, onderweg zijn vele collega’s joviaal groetend. Begin jaren tachtig was zijn weg nog niet zo duidelijk. “Ik was zot van film en wilde naar het Rits. Mijn ouders duwden me toch richting universiteit en dan vond ik Germaanse de beste optie. Ik las graag, ik vond het prettig dat mijn taalgevoel aangescherpt werd en ik een brede culturele waaier kreeg aangereikt. Het was een goeie fond.” Vonken
Om die fond te leggen, moest hij wel afzien. “Ik had me voorgenomen om geen herexamens maar wel drie volle maanden vakantie te hebben, en dus studeerde ik echt hard. Ik was best wel gedisciplineerd, maar ik heb ook dagen en nachten in de Fakbar gesleten, hoor. In presidia of bij Radio Scorpio wilde ik me wel niet engageren.” Terwijl zijn ‘gouden strot’ en platen van Deep Purple en Fleetwood Mac zich daar wel toe leenden. “Ik wilde alles op mijn eigen ritme doen en zeker in de kandidaturen veel tijd hebben om te werken. Ik herinner me dat ik met kamera-
den ging eten en dat we na een uur elk naar ons kot terugkeerden. Ons moeten ze niet wijsmaken dat dit de mooiste tijd van ons leven is, zeiden we toen. In de licenties werd het natuurlijk leutiger, maar ervoor was student zijn soms de hel. Het is het eenzaamste beroep ter wereld. Ik zie het bij mijn zoon van veertien. Tijdens de examens kunnen we hem wel soigneren, maar uiteindelijk moet hij alleen naar zijn kamer.” “Mij maakt het niet zoveel uit of mijn zonen naar de universiteit gaan. Ik hoop vooral dat ze iets vinden waar hun vuur voor gaat branden.” Je zou denken dat vaders vonken hen inspireren, maar Van Gils lacht. “Je denkt toch niet dat die gasten naar mij opkijken?”
Student is het eenzaamste beroep ter wereld. “Ik geloof wel in dingen aanreiken, ze eens meenemen naar een museum bijvoorbeeld. Voorlopig halen ze hun neus ervoor op, en ook als ze van mij een halfuurtje moeten lezen in het weekend en in de vakantie, doen ze daar nooit een vrijwillige minuut bij. Maar wie weet sijpelt het ooit binnen dat je uit kunst zoveel kunt halen: schoonheid, spanning, plezier, ontroering.” Ontroering. Ze overvalt hem meer en meer, zegt hij. “Onlangs deed ik thuis een filmavondje voor de gasten. 12 Years a Slave. Tegen het einde: ping! Tranen in mijn ogen. Ik keek om me heen en was de enige die zat te blèten. Ik denk dat het te maken heeft met al iets dichter bij de eindigheid komen, maar ook met beseffen hoe gezegend ik ben. Mijn ouders en schoonouders
leven bijvoorbeeld allemaal nog. Als je ten volle doorhebt dat je met je gat in de boter gevallen bent, kom je de dag goed door.” De citroen en het fileermes
We hebben het over de kunst van de relativering, over hoe hij in de weekends altijd goed de knop heeft kunnen omdraaien – zijn grote geluk en de reden waarom hij het de voorbije drieënhalf loodzware jaren heeft volgehouden. De weken waarin hij op maandagochtend ontbeet met zijn vrouw en haar pas op vrijdagavond terugzag. De zomers waarin hij na een volledig seizoen Reyers Laat meteen naar de Tour en soms nog de Olympische Spelen vertrok. De tijd waarin de cardioloog hem op bezoek kreeg met klachten over steken in zijn borst. “Er is veel verbeterd nu Kathleen (Cools – red.) erbij gekomen is. Ik heb ook geleerd dat je niet meer kunt doen dan je kunt, dat er maar zoveel minuten in een dag zijn. Ik gebruik ze allemaal, ik lees wat ik kan, maar soms weet ik niet alles van een dossier. Ik maak me sterk dat dat dan waarschijnlijk ook geldt voor de gemiddelde kijker en ik dus nog altijd de juiste vragen stel. Me slimmer voordoen dan ik ben, doe ik zeker niet.” “Tot zover de relativering, want als ik aan een programmadag bezig ben, wil ik er alles uithalen. Dan neem ik nul ontspanning, ik loop naar het toilet en ik loop om koffie. Na zo’n gespannen week ben ik uitgeperst als een citroen. Ik zou soms liever wat meer op ralenti gaan, maar dat lukt me voorlopig niet.” Aan ijver geen gebrek dus, maar dat is nog geen garantie op constant succes. Gevraagd naar wat hij als zijn werkpunten beschouwt, zwijgt hij even. “Het moeilijkst vind ik interviews met politici omdat die niet in eerste instantie komen om op je vragen te antwoorden, maar om te zeggen wat ze zelf willen zeggen. Het lukt niet gauw om hun iets te ontlokken wat ze niet hadden voor-
Alumnus en F1-ingenieur Tom Van den Bergh
Van zonnewagen naar Formule 1-bolide Vorig jaar bouwde hij als student nog mee aan een zonnewagen, nu heeft Tom Van den Bergh de droomjob van menig ingenieur te pakken: hij werkt bij de grote jongens van de Formule 1. “Hard werken en zoveel mogelijk ervaring opdoen, daar draait het om.”
Tom Van den Bergh heeft zijn droomjob bij Lotus beet.
Als student legde Tom Van den Bergh al een mooi parcours af. Aan de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen behaalde hij op Campus Groep T Leuven tegelijkertijd een masterdiploma en een postgraduaat Innoverend Ondernemen. Voor dat laatste sloot hij zich aan bij het Solar Team van de KU Leuven, een groep studenten die een zonnewagen bouwen en deelnemen aan de World Solar Challenge. Die ervaring komt hem nu goed van pas bij het Britse Lotus F1-team.
Bij Lotus werk je als ‘racestrategieingenieur’. Wat moeten we ons daar precies bij voorstellen?
“Ik maak deel uit van het team dat de strategie bepaalt voor de Formule 1-races. Ik zoek uit wanneer de pitstops moeten worden gehouden en welke banden geschikt zijn voor de wagens. Je hebt keuze uit vier soorten banden, steeds aangepast aan het terrein en de situatie. Daarvan mag je er per race twee gebruiken. Ik maak vooraf simulaties om te kijken welk materiaal het meest geschikt is.” Ook bij het Solar Team was je verantwoordelijk voor de racestrategie. Helpt dat bij het uitoefenen van je job?
Alumni
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
15
Wie is Lieven Van Gils? ° 1964 Hoogstraten Gestudeerd Germaanse filologie (1986) Loopbaan 1987 radiopresentator bij de Wereldomroep 1988 legerdienst 1990 radiopresentator bij Studio Brussel 2000 (tot vandaag) sportjournalist bij Eén en Canvas, vaste Tourcommentator 2007 copresentator Phara 2010 (tot vandaag) presentator Reyers Laat 2013 Vlaamse televisiester voor beste presentator
zien, maar dat maakt het net spannend. En als het wel lukt, is het een kleine overwinning.” Er klinkt weleens kritiek op de innemende presentator met zijn zachte aanpak. “Ik ben ervan overtuigd dat ik zo meer te weten kom dan met het fileermes. Trouwens: ik kan niet anders, dit is mijn stijl. En als een uitzending eens te veel voortkabbelt, krijg ik ’s anderendaags een nieuwe kans.” Het woord valt meermaals: kansen. “Voor jonge mensen die aan de bak willen komen in de media is het moeilijker dan vroeger, zeker nu er weer besparingen aan komen. Anderzijds: olie komt altijd bovendrijven. Voor wie droomt van de journalistiek, zullen er altijd kansen zijn.” “Ik heb ze alleszins gekregen. Presenteren op Studio Brussel deed ik zo graag dat ik er elf jaar gebleven ben. Nu doe ik al veertien jaar sportverslaggeving en ook die navelstreng wil ik niet doorknippen. Het ligt niet in mijn aard om het gras groener te vinden aan de overkant, maar goed, ik heb dan ook altijd op zeer groen gras mogen spelen.” Cynische gelukwensen
“Ik ben zo honkvast dat ze me letterlijk moeten
“Die ervaring is inderdaad erg belangrijk. Veel technieken en processen die we bij het Solar Team gebruikten, vind ik hier terug. Maar de bouw van een zonnewagen valt niet te vergelijken met die van een F1-wagen. Bij een zonnewagen moet je bijvoorbeeld de snelheid doseren omdat de energie beperkt is. Daarnaast is de organisatie hier natuurlijk veel grootschaliger en professioneler. Op het circuit en in de fabriek werken vijfhonderd mensen om twee auto’s te ontwerpen en rijklaar te maken. Alles wordt tot in de kleinste details uitgestippeld en iedereen weet perfect wat hij moet doen. Ook op stresspieken blijft iedereen hier kalm. Best indrukwekkend.” Je hebt inmiddels al een paar races achter de rug. Hoe verliep die vuurdoop?
“De eerste race was niet echt een succes. Onze beide wagens vielen uit door technische problemen. De ene had motorproblemen, bij de andere ging de achtervleugel stuk, waardoor hij niet
komen wegsleuren. Van een talkshow presenteren had ik nooit gedroomd, maar Phara drong aan en ik ben blij dat ik uiteindelijk ‘ja’ heb gezegd. Ik heb me wel dubbel zo hard moeten bewijzen. Het heeft lang geduurd eer ik het stigma van sportjournalist kwijt was. Zelfs in eigen huis. Een sportjournalist is voor velen iemand die niet goed genoeg was om politiek journalist te wor-
Het is niet omdat je deel van het meubilair bent dat ze je niet aan de kant durven schuiven. den, tweede garnituur dus. Dat is nu voorbij, maar in onze sector blijven de dingen precair. Het is niet omdat je deel van het meubilair bent dat ze jou of je programma niet aan de kant durven schuiven.” Gelukkig is Van Gils een man met stevige wortels, sinds zijn gekoesterde kindertijd in
meer stabiel was. Twee weken later behaalden we al een beter resultaat – een 14e en 16e plaats in Monza –, maar dat was dan weer geen ideaal circuit voor onze wagens. Zulke dingen zijn natuurlijk eigen aan de job. Je leert al doende. Maar het gaat ongetwijfeld in stijgende lijn.” Heb je al een praatje gemaakt met de piloten?
Hoogstraten, en nu met zijn gezin en vrienden in Keerbergen. Optimisme en nuchterheid gaan bij hem hand in hand. “Ik lig niet wakker van het feit dat ik misschien op een dag niet meer gevraagd word, al geef ik toe dat ik dan wel zou moeten afkicken.” “Reyers Laat is zo’n prikkelend programma. Bij de start van het nieuwe seizoen voelde ik weer een geweldige goesting en die wint het altijd van de stress. Ik krijg de gelegenheid om met al die boeiende mensen te spreken, om onverwacht mooie momenten mee te maken en voortdurend te lezen. En ik word er nog voor betaald ook”, lacht hij. Er drijft maar één grijs wolkje aan de roze hemel. Hij werd onlangs vijftig en geeft toe dat het de eerste keer was dat hij een verjaardag akelig vond. “Ik kreeg natuurlijk de hele dag cynische gelukwensen, maar ik kon er alleen zuur om lachen.” Hij zucht. “In your forties en in your fifties is toch heel wat anders, hoor. Ik besef dat ik al een flink eind ben opgeschoten, maar” – hij klaart weer op – “natuurlijk ook dat het al een geweldige rit is geweest. Er zijn nog zoveel mooie dingen in het leven. Te mooi om niet van te genieten.”
autotechniek. Ik heb destijds dan ook doelbewust gekozen voor een plekje in het Solar Team en ik hield de vacatures in de sector al lang in de gaten. Het enige nadeel is dat ik hier in Oxfordshire mijn vrienden en familie moet missen. Maar wanneer er geen races zijn, probeer ik zo vaak mogelijk naar België te komen.” Pieter-Jan Borgelioen
“Tijdens de races en oefensessies werk ik in de fabriek, dus zo vaak zie ik ze niet. Ik heb ze wel allebei al ontmoet en ze zijn erg sympathiek. Toen ik iets ging eten met Romain Grosjean vroeg hij naar mijn werk in de fabriek. Hij was trouwens ook behoorlijk geïnteresseerd in het Solar Team.” Veel ingenieurs dromen van zo’n functie. Is het ook echt een droomjob?
“Voor mij is dat ongetwijfeld het geval. Ik ga iedere dag met enorm veel plezier werken. Ik ben altijd gepassioneerd geweest door auto’s en door
Het Punch Powertrain Solar Team KU Leuven is een van de teamprojecten binnen het postgraduaat innoverend ondernemen voor ingenieurs. Info: www.innoverendondernemen.be
© VRT
Privé Getrouwd met Inge, twee zonen: Simon en Noah Woont in Keerbergen
Lieven Van Gils in de jaren 90, in actie als interviewer op de Watersportdag van Studio Brussel.
Ik hoor mijn kinderen het woord ‘marginaal’ gebruiken voor het gedrag van hun vriendjes, en betrap mezelf er ook op. Professor Nederlandse taalkunde Koen Jaspaert over modewoorden die we van elkaar overnemen. Het mechanisme werkt niet alleen voor woorden op zich, maar ook voor nieuwe betekenissen van bestaande woorden. (De Standaard, 22/09/2014)
16
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
Welk wetenschappelijk idee is volgens onze proffen en onderzoekers rijp voor de prullenmand?
“Staak de zoektocht naar de G-spot”
VRAAG v/h
© KU Leuven | Rob Stevens
JAAR
Seksuoloog Paul Enzlin
T
oen ik op vakantie aan iemand vertelde dat ik seksuoloog ben, keek de man mijn vrouw veelbetekenend aan. Ik krijg veel flauwe grapjes over me heen, maar dat hoort er blijkbaar bij.” Professor Paul Enzlin van het Interfacultair Instituut voor Familiale en Seksuologische Wetenschappen is zelf wel ernstig over zijn studiedomein: “Ik wil een tegenwicht bieden voor de verwrongen wijze waarop seksualiteit meestal wordt voorgesteld: presteren staat centraal. Alles wat kan, moet ook. En liefst zoveel mogelijk.” De G-spot is daarbij een veelbesproken doelwit.
“De controverse over het al of niet bestaan ervan woedt nu al zo’n zestig jaar. In 1950 beschreef de Duitse arts Gräfenberg bij een paar vrouwen een erogene zone in de vaginale voorwand: vandaar de naam G-spot. Soms wordt het de vrouwelijke tegenhanger van de prostaat bij de man genoemd. Maar er is nog altijd geen bewijs geleverd dat die ‘plek’ echt bestaat. Anatomisch onderzoek en scans konden het bestaan van een duidelijk afgebakende structuur niet aantonen.” Maar wetenschappers doen er nog steeds onderzoek naar?
“Jawel, in 2012 verscheen er in de Journal of Sexual Medicine nog een artikel van een gynaecoloog die bij een overleden vrouw een zwart bolletje had gevonden: de G-spot was gelokaliseerd!
Helaas ging het maar om één vrouw en weten we niet of zij seksueel plezier kon beleven aan de stimulatie van dat bolletje ... Dat onderzoek had nooit mogen verschijnen. Maar je moet die voortdurende controverse rond de G-spot kaderen in de zoektocht naar mogelijkheden om het seksueel plezier van vrouwen te vergroten. En de stimulatie van de voorwand van de vagina kan daarin wel een rol spelen.”
waarin partners met gebruinde en rimpelloze lichamen en een feilloze techniek het ultieme genot moeten bereiken: een perfect gelijktijdig orgasme – nog zo’n mythe. Als dat dan niet lukt, voelen sommige mensen zich inderdaad ongelukkig: ze krijgen het gevoel dat ze niet aan de norm kunnen voldoen. Met als gevolg: zij voelt zich minder vrouw of hij voelt zich een onhandige kluns.”
De G-spot als symbool voor de vrouwelijke seksualiteitsbeleving?
Gaan de toekomstige studenten van de master in de seksuologie een beter seksleven tegemoet?
“Inderdaad, en daar is pas aandacht voor gekomen sinds de seksuele revolutie. Als ik zeg dat de G-spot niet bestaat, krijg ik weleens boze reacties van vrouwen – alsof ik hen geen seksueel plezier gun. Maar als je zoekt naar het magische knopje voor het vrouwelijk orgasme, zoek dan liever de clitoris. Met moderne beeldvormingstechnieken hebben wetenschappers zicht gekregen op de interne structuur van de clitoris. Die is veel groter dan het kleine knopje dat aan de buitenkant zichtbaar is: de clitoris loopt verder door in het lichaam en heeft uitlopers naast de vagina. Het onderscheid tussen een vaginaal en clitoraal orgasme verwijs ik óók graag naar de prullenmand: intern gaat dat over dezelfde zone!”
“Ik denk dat de vijftig seksuologen die hier jaarlijks afstuderen in hun eigen leven wel bewuster omgaan met seks. Dat ze er wetenschappelijker en misschien ook vrijer over nadenken. Maar voor alle duidelijkheid: we doceren de Kamasutra niet en er zijn geen practica. Anatomie – zonder de G-plek – staat wel op het programma: veel mensen kennen hun eigen lichaam slecht. Nu hoef je geen kennis van anatomie te hebben om goeie seks te beleven, maar bij mensen met problemen merken we dat het wel kan helpen.”
Zijn er mensen ongelukkig geworden van de zoektocht naar de G-spot?
“We leven in een prestatiegerichte maatschappij
Ilse Frederickx
Welk idee is volgens jou rijp voor de prullenmand? Discussieer mee op Twitter via #Campuskrant
Studentenwelkom Leuven
L OKO
de Leuvense studentenkoepel
WOENSDAG 1 OKTOBER 15 U. • LADEUZEPLEIN
Met optredens van o.a. Coely en De Jeugd Van Tegenwoordig! POWERED BY
#Stu
#StuWel
www.studentenwelkom.be www.studentenwelkom.be
Maatschappij
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
17
DE
RAAD Een actueel vraagstuk belicht vanuit 3 expertises
Beeldenstorm ‘Gevoelige kijkers’ werden afgelopen zomer geregeld gewaarschuwd voor ‘schokkende beelden’. Op opiniepagina’s en tv-redacties laaide de discussie op over het al dan niet tonen van de gruwel die de actualiteit beheerste. Menselijke resten tussen vliegtuigbrokstukken? Een onthoofding? Wat horen we (niet) te zien te krijgen? Ine Van Houdenhove
Peter Verlinden Journalist en onderzoeker
“Er gebeuren niet méér gruwelijke dingen dan vroeger. Alleen maakt de technologie het nu mogelijk om beelden veel makkelijker en sneller te verspreiden. En het blijft onze plicht als journalist om de realiteit te tonen. Ik ben het daarom niet eens met de beslissing van de VRT om geen enkel beeld van de onthoofdingen te laten zien. Natuurlijk tracht IS ons met deze beelden te manipuleren. Maar in een conflict worden de media altijd ingezet als wapen. Zo maak je als journalist alleen beelden bij gratie van de strijdende partijen. Ik zie het verschil ook niet met de beelden van die meer dan tweehonderd mannen die met ontbloot bovenlijf door de woestijn hun executie tege-
moet lopen, en die wél werden uitgezonden. Zou er niet toch een onbewust racisme meespelen? Alsof de gruwel op westerlingen zwaarder weegt?” Rijen lichamen
“Ik zou nooit een geweldfilm kunnen maken, maar ik heb geen enkele moeite met het tonen van gruwelijke beelden als dat nodig is om een journalistiek verhaal te vertellen. Uiteraard geldt de deontologische code en toon je gruwel enkel in de mate dat het nodig is, om informatie over te brengen. Nooit om te choqueren. Je kan die tweehonderd mannen laten zien, vertalen wat ze naar het hoofd geslingerd krijgen en vervolgens twee seconden de lijken tonen. Of je kan zo-
als VTM lang inzoomen op die eindeloze rij dode lichamen.” “Veel hangt af van hoé je iets brengt, met respect voor de menselijke waardigheid. Vaak ben je afhankelijk van het beeldmateriaal dat je krijgt en kan je enkel nog iets doen met selectie of montage. Uiteraard moet je ook rekening houden met het tijdstip van uitzending. Om zes en om zeven uur kijken er kinderen mee. En een waarschuwing geven vooraf. Daarvoor zorgt de journalist, niet de presentator van het nieuws. Soms besef ik pas achteraf dat ik had moeten laten waarschuwen. Onvermijdelijk treedt er een erosie op van je gevoeligheid. Een dode mens doet me weinig meer. Iemand zien doodgaan, dát is pas erg. En een jongetje van negen met ebola raakt me heel diep, omdat ik in bruine kinderen mijn eigen jongste kinderen herken.”
Jan Van den Bulck Communicatiewetenschapper
Is het slecht als je wakker ligt? “Wat is het effect van gruwelijke beelden in het nieuws op het publiek? Raken we op den duur afgestompt? En wat met kinderen die meekijken? Journalisten maken zich weinig druk om die vragen, dat is ook niet hun taak. En zij zijn uiteindelijk niet verantwoordelijk voor de beelden die ze verspreiden. Een antwoord op de vraag naar het effect is ook niet eenvoudig te geven. Niet iedereen is overal even gevoelig voor, en het valt niet te voorspellen hoe mensen op bepaalde beelden zullen reageren.” “Niet elk negatief effect is trouwens noodzakelijk een ongewenst effect. Als mijn zoontje wakker ligt van oorlogsbeelden en zich daardoor ’s ochtends een mening heeft gevormd, zo-
dat zijn wereldbeeld in positieve zin beïnvloed is, is dat dan een negatief effect? Als je daarentegen niet of niet meer wakker ligt van bepaalde beelden, is er sprake van desensitisatie of afstomping ... Maar ook dat is niet noodzakelijk altijd negatief: kinderen die gewend zijn geweld te zien op tv zouden volgens onderzoek koelbloediger reageren in noodsituaties.” Zég het alleen
“Dat de persvrijheid niet aan banden mag worden gelegd, neemt niet weg dat journalisten zich aan bepaalde grenzen moeten houden – een groot verschil met entertainment, waar grenzen net worden opgezocht en verlegd. Ik herinner me dat tijdens de genocide in
© Paul Hansen | Reporters
Een journalist moet de realiteit tonen
De World Press Photo van 2013: Gaza Stad, november 2012. De lichamen van twee Palestijnse jongetjes worden door hun ooms naar de begrafenis gedragen. De kinderen kwamen om bij een Israëlische luchtaanval.
Stéphane Symons Cultuurfilosoof
Rwanda beelden werden getoond die voor mij niets toevoegden aan het verhaal. En gewoon zéggen dat er mensen zijn onthoofd, is volgens mij ook informatief genoeg, daar hoeven geen beelden bij.” “Vreemd genoeg hebben we de neiging om ons meer zorgen te maken over het effect van geweld in fictie dan van reëel geweld, in het journaal. We onderschatten ook de mate waarin kinderen daaraan worden blootgesteld: in hoeveel gezinnen staat het nieuws van zeven uur niet elke avond op, en kijken de kinderen gewoon mee? Anderzijds, blootgesteld worden aan gruwelijke beelden op een moment dat je daar nog te jong voor bent, betekent niet dat je getekend bent voor het leven. Opgroeiende kinderen worden blootgesteld aan allerlei risico’s en af en toe lopen ze daarbij een litteken op.”
Doden in Gaza tonen heeft functie “Is het tonen van gruwelijke beelden in het nieuws moreel verantwoord? Ja, als het ertoe leidt dat mensen geïnformeerd en misschien zelf geëngageerd raken. Met die kanttekening dat je als journalist enkel dié beelden laat zien die essentieel zijn voor het maken van je punt. En je moet de nodige context en duiding geven, zodat de gruwel niet op zichzelf staat. Daarnaast moet je rekening houden met de menselijke waardigheid, zeker ook van dode slachtoffers. Anders treed je iets met voeten wat in een beschaving fundamenteel is.” “Bij de berichtgeving rond de neergehaalde MH17 is er volgens mij een grens overschreden. Menselijke resten to-
nen na een vliegtuigcrash heeft geen journalistieke meerwaarde. Beelden van dode lichamen in Gaza daarentegen hebben wel een functie: je kunt de intensiteit van wat daar gebeurt niet peilen zonder het ultieme leed te zien. Journalisten moeten steeds bij zichzelf die afweging maken, zich bijvoorbeeld afvragen of de slachtoffers zélf zouden wensen dat de beelden worden getoond. Heel extreem: videokunstenaar Renzo Martens noemde beelden van hongerende mensen het beste exportproduct van Afrika, omdat het aanzet tot steun.” Onherkenbaar
“Bij de MH17 speelde ook nog eens het aspect herkenbaarheid. Iedereen voelt aan dat het
immoreel is als een nabestaande geconfronteerd kan worden met herkenbare lichaamsdelen in de krant of op tv. Maar ook bij het in beeld brengen van buitenlandse slachtoffers moet je zoveel mogelijk streven naar onherkenbaarheid. Niet omdat er gevaar bestaat dat hun nabestaanden de beelden te zien zouden krijgen, maar uit respect, omdat het moreel juister is.” “De Amerikaanse schrijfster Susan Sontag zegt in Regarding the Pain of Others dat we ons vergissen als we er zonder meer van uitgaan dat herhaaldelijke blootstelling aan beelden van lijden leidt tot gewenning en onverschilligheid. Een bizarre vaststelling: als we in het westen ooit gewend zouden raken aan het geweld van IS, wat uiteraard totaal immoreel zou zijn, zou IS van zijn wapen beroofd zijn ...”
18
PERSONALIA
HELDEN
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
Wie zijn de inspiratiebronnen voor onze wetenschappers?
“Mijn helden kregen het niet cadeau”
P
rofessor Marc Van Ranst, voorzitter van het Departement Microbiologie en Immunologie, hoeft niet lang na te denken over wie hij in zijn vakgebied het meest bewondert: “Iedereen kent Alexander Fleming en Louis Pasteur, maar Robert Koch (1843-1910) is in de microbiologie minstens even belangrijk. Hij ontdekte niet alleen de tbc-bacterie – waarvoor hij in 1905 de Nobelprijs kreeg – maar ook de bacteriën die cholera en miltvuur veroorzaken.” “Voor mij heeft hij extra veel betekenis omdat een geromantiseerde biografie van Koch, die ik in de bibliotheek gevonden had, me als dertienjarige op het spoor bracht van de microbiologie. Het verhaal van de plattelandsarts die met veel zwoegen, en ondanks veel tegenkanting, baanbrekend werk verricht, maakte veel indruk. Niet veel later schafte ik me met mijn spaarcenten een eigen microscoop aan en richtte ik in de kelder een laboratoriumpje in, waar ik begon te experimenteren met de chemicaliën die apothekers uit de buurt me toestopten.” Grote rust
“Sindsdien heb ik me geen moment meer verveeld, en daalde er tegelijkertijd een grote rust over me heen. Ik had gevonden wat ik in mijn leven wou doen, en dat heb ik dus aan dat boekje over Robert Koch te danken. Ik heb intussen weer een exemplaar in mijn bezit – gekocht op
een rommelmarkt – en ik heb ook zowat alle andere biografieën over Koch gelezen. Vooral beklijvend vind ik de anekdote over hoe een gerespecteerde epidemioloog Kochs theorie over de oorzaak van cholera niet wou aanvaarden, en maar blééf aandringen om een beker met cholerabacteriën te drinken te krijgen. Wat uiteindelijk, na de nodige spotprenten in de kranten, ook gebeurde. De beker moet gesteriliseerd zijn geweest, want de man werd niet ziek, en de controverse hield op. Achteraf werd Kochs gelijk natuurlijk bewezen.” “Ik heb trouwens een labolepeltje dat nog aan Koch heeft toebehoord in mijn bezit. Eén van zijn nazaten heeft me dat toegestuurd toen hij hoorde van mijn interesse. Dat lepeltje bewaar ik thuis, niet in het labo.” Merckx en Apollo
“Buiten mijn vakgebied moet ik dieper nadenken, want ik héb eigenlijk weinig helden. Al voel ik wel oneindig veel respect voor bijvoorbeeld artsen die mensen met ebola behandelen, ondanks het gevaar, en niets dan misprijzen voor diegenen die de wijk nemen. In mijn jeugd was ik blijkbaar veel ontvankelijker voor bewondering. Zo keek ik enorm op naar Eddy Merckx. Je zag die man ook zo hard áfzien voor zijn overwinningen, hij kreeg het niet cadeau. Dat hebben mijn twee helden inderdaad wel met elkaar gemeen. Succes heeft in mijn ogen te maken met
in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Professor Leo C. M. De Maeyer Emeritus buitengewoon hoogleraar aan de Faculteit Wetenschappen (08/12/1927 – 18/06/2014) Professor Ephrem Eggermont Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde Gewezen diensthoofd Kindergeneeskunde UZ Leuven (02/03/1930 – 6/08/2014) Professor Raymond Vanmeerbeek Eredocent aan de Faculteit Bewegings- en Revalidatie wetenschappen (03/05/1930 – 06/08/2014)
De heer Mohammadi Farshid Doctoraatsstudent aan de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen (21/03/1981 – 24/08/2014) Professor Willy Lens Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen (10/12/1943 – 29/08/2014) De heer Eduard Van Ermen Emeritus docent aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte (27/02/1956 – 09/09/2014)
© KU Leuven | Rob Stevens
Het lepeltje van Koch en de handtekeningen van Merckx
Marc Van Ranst: “Ik heb een veertigtal gesigneerde foto’s van Merckx. Gekocht op eBay, zelf om een handtekening vragen vind ik opdringerig.”
geluk, maar vooral ook met hard werken: als je twee keer zo vaak in je labo zit, heb je twee keer zoveel kans op geluk.” “Merckx heeft me niet tot koersen aangezet – ik fiets wel, maar dat mag geen naam hebben.
Ik heb jarenlang astronaut willen worden. Tot ik dat boekje over Koch tegenkwam. Maar hij heeft mijn jeugd wel gekleurd, ik heb als kind echt genoten van hem te zien fietsen en winnen. En de bewondering blijft. Ik heb een uitgebreide verzameling – gesigneerde – foto’s die de hele carrière van Merckx omspannen. Een veer-
tigtal, als je het dan beslist moet weten (lacht). Gekocht op eBay, ik zal nooit zelf om een handtekening vragen, dat vind ik opdringerig. Ooit zaten Merckx en ik in dezelfde tribune tijdens een match van Anderlecht. Ik had hem makkelijk kunnen aanspreken, mensen om me heen deden dat ook, maar ik vind zoiets niet gepast.” “Grappig is dat Merckx zijn eerste tourzege behaalde op 21 juli 1969, de dag van de maanlanding. Die heb ik als vierjarig jongetje gezien op tv, ik mocht er ’s nachts voor uit bed komen. Dat maakte grote indruk natuurlijk. Ook nu nog vind ik het lef van die astronauten onwaarschijnlijk – ik heb de ruimtecapsule later gezien in het National Air and Space Museum in Washington. Zo klein, je houdt het niet voor mogelijk. De hele bemanning van de Apollo 11 bestaat voor mij dan ook uit helden, en ik heb jarenlang astronaut willen worden. Tot ik dat boekje over Koch tegenkwam dan (lacht).” Ine Van Houdenhove
Benoemd of onderscheiden • De Prijzen van de Onderzoeksraad gaan dit jaar naar professor Nicky Dries (Onderzoeksgroep Personeel en Organisatie / Prijs Humane Wetenschappen), Melissa Vos (Laboratorium voor Neuronale Communicatie / Prijs Biomedische Wetenschappen) en William Vandenberghe (University of Texas at Dallas / Prijs Wetenschap en Technologie). De Prijs van de Onderwijsraad ging naar professor Lieve De Wachter en projectmedewerkster Margot D’Hertefelt (Instituut voor Levende Talen). Bert Vercnocke (Universiteit van Amsterdam) kreeg de Prijs van de Academische Stichting Leuven. • Kaat Alaerts (Onderzoeksgroep Neuromotorische Revalidatie) heeft
de Branco Weiss Fellowship ontvangen van het Swiss Federal Institute of Technology. • Professor Jean-Christophe Marine (Laboratorium voor Moleculaire Kankerbiologie) ontving de AstraZeneca award voor Oncologie ter waarde van 25.000 euro. • Professor Bert De Smedt (Gezinsen Orthopedagogiek) heeft de Early Career Award van de International Mind Brain and Education Society gewonnen. • Professor Wim Decock (Onderzoekseenheid Romeins Recht en Rechtsgeschiedenis) ontving de Heinz Maier-Leibnitz Preis 2014 van de Deutsche Forschungsgemein-
schaft ter waarde van 20.000 euro. • Jogchum Vrielink (Leuven Institute for Human Rights and Critical Studies) en Jesse Stroobants (Instituut voor de Overheid) werden benoemd tot lid en plaatsvervangend lid van de raad van bestuur van het Federaal Migratiecentrum en van de federale kamer van de raad van bestuur van het Interfederaal Gelijkekansencentrum. • Professor Pieter Verstraete (Centrum voor Historische Pedagogiek) heeft met mede-auteurs Sebastian Barsch en Anne Klein de Best Bookaward van de Disability History Association gewonnen voor The Imperfect Historian: Disability Histories in Europe.
studenten
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
de
DROOMJOB
19
Student ontmoet alumnus voor reality check.
Karel en de diplomaat
“Wij zijn fixers” De tijd van de glamour in de diplomatie is voorbij, zegt Peter Van Kemseke. Toch zou student Karel Callewaert graag in zijn voetsporen treden. Ine Van Houdenhove
K
Superschoon
Karel heeft een diploma handelsingenieur, maar al vrij snel begon het hem te dagen dat de internationale politiek hem toch net nog iets meer boeit dan de beursberichten. “Na de middelbare school twijfelde ik al tussen handelsingenieur, geschiedenis en politicologie.” Vorig jaar volgde hij het voorbereidingsjaar voor de master VIP, een summer school over vrede en veiligheid aan de Militaire Academie van Brussel, en hij sloot zich aan bij KULMUN: “Tijdens de conferenties, onder meer in Bosnië-Herzegovina, ontdekte ik dat onderhandelen en spreken in het openbaar me echt wel liggen.” De diplomatie lijkt hem een droomjob: “Internationale contacten onderhouden, achter de schermen het voorbereidende werk verrichten bij bijvoorbeeld de VN – ik vind dat een superschone organisatie.” Met naar het buitenland gaan zou hij geen moeite hebben, integendeel. “Verschillende van mijn vrienden zijn zich aan het settelen in ons geboortedorp. Daar is niets mis mee, maar het is niets voor mij.” De weg naar het buitenland begint vandaag, in de Europese wijk in Brussel. Het imposante marmeren atrium in het Justus Lipsiusgebouw, de zetel van de Raad van de Europese Unie, gonst van de medewerkers en bezoekers die het gebouw binnen- of buitenkomen. Gescreend en voorzien van een bezoekersbadge worden we stipt op tijd door een assistente opgehaald en naar de vijfde verdieping begeleid, waar de kantoren liggen van de voorzitter van de raad en ook van zijn adjunct-kabinetschef, Peter Van Kemseke (43).
Diplomaat Peter Van Kemseke (l): “Je draagt het imago van je land uit – dat gaat om méér dan pralines.”
Atypisch
Sinds vorig jaar doceert Peter Van Kemseke samen met Steven Vanackere het college ‘Buitenlands beleid van België’ aan de KU Leuven. In de aula zat afgelopen academiejaar ook Karel. “We proberen de studenten onder meer voor te bereiden op het diplomatiek examen van Buitenlandse Zaken. En hen duidelijk te maken dat wij als wat kleiner land wel degelijk iets betekenen op internationaal vlak.” Was de diplomatie voor hemzelf ook een droomjob? “Dat is het nu zeker, maar ik ben er toch wat ingerold. Ik ben historicus, en was altijd al sterk geïnteresseerd in internationale politiek. Na mijn doctoraatsverdediging deed ik mee aan het diplomatiek examen en voor ik het wist was ik diplomaat.”
Diplomaat Peter Van Kemseke:
Ik hou van de onvoorspelbaarheid in deze job. Het risico op vastroesten is nihil. Al moet je dat nu ook weer niet te letterlijk nemen: van de 1.400 kandidaten waren er na negen maanden van diverse proeven maar twaalf geslaagd. “Nadien volgde een betaalde stage van twee jaar, en mijn eerste echte post was in New York, net in de periode dat België lid was van de Veiligheidsraad.” Vervolgens werd hij vertegenwoordiger bij de EU, tijdens het voorzitterschap
© KU Leuven | Rob Stevens
arel Callewaert (24) uit Lauwe studeert Vergelijkende Internationale Politiek (VIP) en droomt ervan om diplomaat te worden. In afwachting daarvan organiseert hij mee de internationale conferenties van KULMUN, waarin studententeams vergaderingen simuleren van onder meer de VN. “Vanmiddag bereiden we de conferentie voor die in maart in Leuven plaatsvindt, en ik zou ook nog willen langsgaan op onze stand op de LOKO-beurs voor internationale studenten.” Maar eerst worden we in de Wetstraat in Brussel verwacht bij Peter Van Kemseke, adjunct-kabinetschef van Herman Van Rompuy en diplomaat.
van België. “Opnieuw een uniek moment. Mijn traject is wel een beetje atypisch. Klassiek is: twee buitenposten van telkens vier jaar, gevolgd door drie jaar in Brussel.”
seke. “Volgende week hoor ik waar ik naartoe ga. Ik heb geen flauw idee (lacht). Je mag wel een aantal voorkeursbestemmingen doorgeven en daar wordt zoveel mogelijk rekening mee gehouden – iemand met twee jonge kinderen zullen ze
Glamour
“Als diplomaat verdedig je de belangen en de standpunten van je land in internationale organisaties, je helpt bilaterale of multilaterale verdragen afsluiten, begeleidt prinselijke missies, ontvangt buitenlandse bezoekers, ... Op een ambassade in het buitenland ben je een fixer die dagelijkse problemen oplost. Dienstverlening aan landgenoten in moeilijkheden, visumproblemen ... Hoe dat er van dag tot dag uitziet is sterk afhankelijk van je post. Je draagt het imago van je land uit – dat gaat om méér dan pralines, en omvat ook standpunten inzake mensenrechten bijvoorbeeld. En je rapporteert over het gastland aan het hoofdbestuur in Brussel. Onze core business, of je nu op een buitenpost zit of in het hoofdbestuur, is het verzoenen van tegengestelde visies en belangen.” Schuimen diplomaten dan niet voortdurend feestjes en recepties af, zoals het cliché luidt? “Natuurlijk moet je netwerken en zichtbaar zijn. Door je op te sluiten in je eigen ambassade bewijs je het land dat je moet vertegenwoordigen geen dienst. Maar de glamour van vroeger is vervangen door zakelijkheid. Vroeger droegen diplomaten ook een – nogal pompeus – diplomatiek uniform, maar dat is gelukkig verleden tijd.” Bosbouwdiplomaat
Met het voorzitterschap van Van Rompuy eindigt in december ook het mandaat van Van Kem-
Student Karel Callewaert:
Me settelen in mijn geboortedorp? Dat is echt niets voor mij. niet naar Kaboel sturen. Maar ik hou wel van die onvoorspelbaarheid, het riscio op vastroesten is alvast nihil. En er gaat telkens een nieuwe wereld voor je open.” Binnenkort wordt opnieuw een diplomatiek examen uitgeschreven, toegankelijk voor iedereen met een universitair diploma. “Een diplomaat moet zich vooral snel kunnen inwerken in uiteenlopende dossiers – in mijn lichting zat een bosbouwingenieur! Ik kan je alleen maar aanraden om je in te schrijven, want we weten niet wanneer er opnieuw een examen wordt georganiseerd. Dat is het beste advies dat ik voor je heb. Naast mijn vak volgen natuurlijk, maar dat heb je al gedaan (lacht).”
KULMUN organiseert op 30 september om 20u een infosessie in De Valk (auditorium 02.54). www.kulmun.be
20
CAMPUSKRANT | 24 SEPTEMBER 2014
IN BEELD
Dansje met Zora
© KU Leuven | Rob Stevens
Met een robot dansen op Gangnam Style, vier-op-een-rij spelen of fruit dippen in een chocoladefontein: voor kinderen met een halfzijdige hersenverlamming is het meer dan alleen plezier maken. Tijdens een therapiekamp aan de Faculteit Bewegingsen Revalidatiewetenschappen in augustus werkten acht kinderen tussen 10 en 12 jaar op deze manier aan de verbetering van hun arm- en handfunctie. Een team van kinesitherapeuten stimuleerde hen om op een speelse manier de aangedane arm beter te gebruiken. De kinderen droegen een spalkje aan de goede hand, zodat ze alleen met de minder goede hand taken konden uitvoeren. Een interactieve revalidatierobot met de naam Zora speelde een belangrijke rol. ‘s Avonds toonden de kinderen haar hun knutselwerken en voerden ze gesprekken met haar over wat ze allemaal hadden meegemaakt. Samen met Zora sloten ze de dag af met een dansje.
OP DE LETTER
Het verstand komt met de jaren Het is een troostende gedachte, dat het verstand met de jaren komt. Als het lichaam minder mee wil, compenseert de geest: prettig geregeld. Klopt het ook letterlijk? Neemt onze intelligentie, eenmaal volwassen, nog toe? Worden we slimmer met de jaren? Wouter Verbeylen
E
xperimenteel psycholoog Ralf Kram pe helpt ons meteen uit dromenland. Hij toont een grafiekje met zes gena deloze curves: allemaal pieken ze ergens tussen de 25 en de 50 jaar, en onvermijdelijk zetten ze daarna een daling in. De curves stellen menta le vaardigheden voor, van perceptuele snelheid (piek: vooraan in de twintig, en vrij steil dalend) tot verbale bekwaamheid (rustig kabbelend naar de monding tot een eind voorbij de zeventig). Ontmoedigend, maar Krampe nuanceert met een. “Verbaal stijg je lang en daal je traag. Je vindt veel 80-jarigen die verbaal – in fijne humor bijvoorbeeld – nog sterker zijn dan 16-jarigen.” Domme prof?
Alles wijst erop dat we er met ‘slimmer’ of ‘dom mer’ niet gaan komen. ‘Slim zijn’, dat is een com plex recept met ingrediënten als vloeiende en gekristalliseerde intelligentie. Vloeiend, dat is de eerder brute ‘rekenkracht’ van onze hersenen:
werkgeheugen, snelheid … Bij de gekristalliseer de intelligentie zitten vaardigheden gebaseerd op kennis, ervaring, sociale gewoontes ... “Die vloeiende intelligentie piekt onthutsend vroeg”, zegt Ralf Krampe, “Rond 20-25 jaar al, en ze gaat snel achteruit. Als ik vandaag mijn prestatiesnel heid meet, twijfel ik er niet aan dat een groot deel van mijn studenten sneller zijn dan ik.” Maar ‘slimmer’ mogen we de studenten niet noemen? “Nee, want op andere vlakken zal ik beter scoren. Vraag me een paper te schrijven, en ik pak dat vele keren beter aan dan de gemiddelde student – door mijn gekristalliseerde intelligentie.” Bovendien – en dat is toch een stevige op steker na die dalende curves – kan je erg lang winst boeken op specifieke vaardigheden. “Een getalenteerd muzikant kan met zijn specifieke expertise tot voorbij zijn zestigste absolute top blijven, ook al zijn algemene intelligentie en fy sieke mogelijkheden dan al lang tanende. En het zijn toch dat soort zaken die je leven écht
verrijken, eerder dan die pure intelligentie?” Couch potato
Te wazig voor ons, we willen er een cijfer kun nen opplakken: heeft een 50-jarige alumnus of prof een hoger of net een lager IQ dan toen hij student was? Niet zo’n slimme vraag, countert Krampe. “Want het IQ is geen absoluut cijfer. Het meet juist je plaats in een groep mensen van jouw leeftijd. Heb je een IQ van 100, dan doe je even goed of beter dan 50 procent van je leef tijdsgenoten. Dat zit in de test verrekend: dus al heeft je prestatiesnelheid op je vijftigste een duik genomen tegenover je twintigste, toch blijf je wel ‘gelijk’ intelligent.” Wat meten we dan eigenlijk nog? “Die relatie ve plaats in de groep. En die heeft een enorme invloed op je leven: je succes op school, je in komen, je gezondheid, en dus ook je levensver wachting: slimmere mensen zullen daar allemaal beter scoren.”
Dan wil je inderdaad je IQ weten, plus: je zou het best wat willen opkrikken – opschuiven in het peloton, zeg maar. “Over het algemeen blijft je IQ vrij stabiel doorheen je leven. Er zit wel een beet je speling op. Je omgeving speelt een rol. Stel dat je van een couch potato evolueert naar een ambi tieus persoon in een uitdagende job: dan kan je IQ wat stijgen, van 100 naar 110 ofzo.” Maar dus ook niet meer dan dat? “Nee, intelligentie is nu eenmaal voor een deel genetisch bepaald, en ja, een hoog IQ geeft iemand een head start in het leven, die je niet makkelijk dichtrijdt.” Samenvattend: het gaat dus al vrij vroeg bergaf, al stijgen sommige vaardigheden langer, en nemen ze trager af. “Klopt,” zegt Ralf Krampe. “We moeten snel afhaken in de sprint, maar ex pertise is een langeafstandsrace, waarin we lang mee kunnen. Tot helemaal in de laatste fase van ons leven. Als de biologische basis van onze in telligentie, ons brein, het begeeft, dan stuikt alles onvermijdelijk in elkaar.”