2013 NR. 1
Innovatief De Pabo in beeld EEN INSP
IREREND
E UITGAV
E OVER D
E PABO V AN NHL
HOGESC
HOOL
Toeval Gezocht Interview Misja Sirag
Taalgebruik
& Leren
Jaap Oostra De Reggio Emilia benadering
interview
Voorwoord Voor u ligt het eerste nummer van Innovatief: het nieuwe magazine van de Pabo en nascholing Primair Onderwijs van NHL hogeschool. Met dit gezamenlijke magazine, dat twee keer per jaar uitkomt, creëren we een platform waarop inspirerende uitwisseling plaatsvindt. Uitwisseling van opleiding en nascholing naar de praktijk binnen de scholen en vanuit de praktijk van het primair onderwijs naar de opleiding en de nascholing. Leren van elkaar en inspireren Er wordt veel over en weer gecommuniceerd tussen opleiding en werkveld. Vrijwel altijd gaat het om korte, doelgerichte contacten. Ruimte om echt inhoudelijk met elkaar te praten, nemen we doorgaans veel te weinig. Daar willen wij graag verandering in brengen met dit magazine: leren van elkaar en elkaar inspireren! Centrale thema’s van het magazine zijn dan ook steeds: informeren, inspireren en motiveren. Dat doen we door te schrijven over wat ons als onderwijsmensen bezig houdt. Bovendien geven we ruimte aan uitnodigende initiatieven en delen we informatie over de betekenis van belangrijke projecten. Innovatie binnen het onderwijs is hierbij een belangrijk thema. Dit alles vanuit de overtuiging dat we samen sterker staan en vanuit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid bijdragen aan de kwaliteit van de (toekomstige) leerkrachten in Friesland en het Friese basisonderwijs! We geven elkaar daarbij de ruimte voor zoals dat tegenwoordig heet: ‘Het hele verhaal’. Zo vertelt in dit nummer Jaap Oostra over zijn ervaringen als leerkracht aan groep 6 van de Wassenberghskoalle in Lekkum en als Pabo-docent aan de NHL. Daarnaast een interview met kunstenares Misja Sirag over het project ‘Toeval Gezocht’ en vertelt Pabo-studente Nellie Rijpma over haar praktijkonderzoek en ervaringen bij de uitvoering van de laatste profilerende minor in haar opleiding over ICT in het basisonderwijs. Wij wensen u veel leesplezier en we staan uiteraard open voor inhoudelijke suggesties! U kunt ons bereiken via
[email protected] Klaske Jellema-van der Meulen, afdelingshoofd – Pabo, NHL Hogeschool
‘Informeren, inspireren en motiveren’
Toeval gezocht in Friesland De Pabo van NHL Hogeschool heeft in 2012 samen met kunstencentrum Ateliers Majeur uit Heerenveen een cultuurwerkplaats opgezet waarin het leren in netwerken rond Toeval Gezocht-projecten centraal staat. Toeval Gezocht is een stichting die de relatie tussen kunst, wetenschap en het leren van jonge kinderen onderzoekt, gebaseerd op de pedagogiek van Reggio Emilia (zie ook de toelichting op pagina 10). Het project in Friesland
Misja Sira
g
Misja Sirag is cultuurcoör dinator, docent en kun stenares. Ze volgde haar opleiding aan de Academie Minerva in Groningen en had als afstudeerrichting illustratieve vormgeving.
OBS De Wielen deed vorig jaar naast de Plataanschool mee aan een project gebaseerd op de werkwijze van Toeval Gezocht. Gedurende 8 weken, 2 dagdelen per week werkten 26 leerlingen van de Wielen aan hun eigen veld. Een team, bestaande uit leerkracht Sietske Veenstra, kunstenares Misja Sirag en drie stagiaires van de Pabo, volgden het onderzoeksproces van de kinderen. Misja Sirag blikt terug op het project. Voordat we over het project beginnen, kun je aangeven waarom cultuur in het onderwijs voor jou zo belangrijk is?
‘In het onderwijs zijn we veel met cognitie bezig. Het is ook belangrijk dat we bij ons gevoel komen en hier met elkaar over kunnen praten. Cultuur verbindt, ontroert en beroert. Door cultuur kunnen kinderen en volwassenen op een andere manier met elkaar in gesprek komen.’ Hoe kwamen ze met het project Toeval Gezocht bij jou terecht?
Colofon
2 | innovatief
Innovatief is een uitgave van de Pabo van NHL Hogeschool. Redactie: Age Wesselius, Roy Meulman, Anja Morsink. Teksten: Roy Meulman, Jan Berenst, Nellie Rijpma. Fotografie: Age Wesselius, Anja Morsink. Vormgeving: hier is herian Eindredactie: Marketing & Communicatie NHL Hogeschool
‘Dat ging een beetje toevallig. Ik had wel gehoord van Toeval Gezocht. Deze stichting in Amsterdam organiseert projecten waarbij de samenwerking kunstenaars en jonge kinderen het uitgangspunt is. Ik vond dit een interessant project en hoorde dat in het Noorden een netwerk was op gestart, dat ook praktijkprojecten wilden gaan uitvoeren. In eerste instantie was het een netwerk van mensen die daarin geïnteresseerd zijn: kunstenaars, mensen uit het onderwijs, mensen van de NHL, mensen uit het werkveld, mensen van musea. Zo rolde ik er in.’ innovatief | 3
mee verder wilden gaan. De kinderen wisten meteen na de evaluatie wat hun volgende stap zou zijn.’
Wat sprak jou zo aan?
‘De combinatie van kunstenaars en jonge kinderen. Zij kunnen elkaar heel mooi beïnvloeden en inspireren. In dit project zet je jezelf als kunstenaar meer op de achtergrond. Maar je begrijpt de jonge kinderen wel goed, omdat die nog in de verwondering zitten en openstaan voor de wereld om hun heen. Zij ontdekken dingen op hun eigen manier. Dit doen kunstenaars ook, op je eigen manier naar de wereld kijken en dat weergeven. Het is mooi om te zien hoe jonge kinderen dit doen.’
De foto’s waren de rode draad voor jullie?
‘Door het fotograferen wordt het voor de kinderen ook zicht baar wat ze doen. Je schrijft ook op wat ze aan elkaar vertel len. Ze waren eerst op ons gericht, gingen voor de camera poseren, maar dat werd steeds minder belangrijk voor hun. Het werd hun wereldje en zij gingen er samen aan het werk.’ Hoe vonden ze dat er naar hun werd gekeken. Was het een soort reflectie?
OBS De Wielen werkt volgens de Reggio Emilia-gedachten. Was jijzelf hier al eens mee in aanraking gekomen?
‘Dat vinden kinderen altijd heel erg leuk. Kinderen zijn daar erg spontaan in: ‘Dat ben ik, ik doe dat. Hij doet dat en dit gaan we nu doen’. Het is heel duidelijk voor hun. Het zijn echte beelddenkers.’
‘Ja, al heel lang geleden toen ik op de kunstacademie zat en via mijn moeder, zij heeft heel lang met jonge kinderen gewerkt. Het is een heel mooie manier om kinderen op te voeden.’ De gedachte gaat er vanuit dat kinderen al heel veel in zich hebben en als je dat op een bepaalde manier benadert het er beter uit komt. Deze manier geeft kinderen heel veel vrijheid in het kijken en ontdekken van zichzelf en de wereld om zich heen. Daarnaast leren ze veel van elkaar en ze leren hun omgeving kennen.’ Welke betekenis heeft ‘vertrouwen’ in dit geheel?
‘Vertrouwen in jezelf. Je mag zijn wie je bent. Als kind moet je niet leren wat een ander je vertelt, maar zelf ontdekken wat je mooi vindt. Kinderen kunnen op hun manier de wereld ontdekken. Dat geeft zelfvertrouwen. Heel veel dingen zijn goed of fout in het onderwijs en op deze manier heb je dat niet. Het is namelijk jouw manier. Jij doet het zo en dat is goed.’ Hoe doe jij dat als projectleider? Welke betekenis heeft het woord ‘vertrouwen’ voor jou? Ben je jezelf in dit project weleens tegengekomen?
‘Ja, dat gebeurde regelmatig. Het was een samenwerkings verband. Artistiek was ik verantwoordelijk voor een aantal dingen, maar er waren ook een leerkracht, stagiaires en een docent van de Pabo bij betrokken. Daarnaast waren er stagiaires en een docent van de Pabo betrokken. Iedereen komt vanuit zijn eigen werkveld bij elkaar en ieder gaat op zijn manier met de stimulatie van kinderen om. De gedachte van Reggio Emilia is dat je niet stuurt. Je moet een stap naar achteren doen, de kinderen volgen en ze daarbij veel fotograferen en dingen opschrijven die ze vertellen. Het is heel moeilijk om niet sturend te zijn. Door iedere vraag die je stelt, stuur je in feite al. Hoe open je de vraag ook stelt.
Iedere handeling en iedere beweging is gewoon menselijk contact. Ik vind het heel belangrijk dat als je opdrachten geeft je voor ogen houdt dat in de kunst nooit één goede oplossing is. Het is je eigen oplossing! Maar je merkt op scholen dat er resultaten worden verwacht. De maatschappij wordt steeds prestatiegerichter. Van het hele proces is een tentoonstelling gemaakt’. Hoe kijk je terug op het project?
‘Ik vond het een heel interessant proces. ’s Ochtends werk ten we met de kinderen en daarna gingen we documentatie verzamelen. Alle foto’s en aantekeningen die we hadden gemaakt, gingen we evalueren. Het was heel boeiend en mooi om te zien hoe jonge kinderen de wereld ontdekken. De school wilde een soort groenstrook opnieuw inrichten. De midden- en bovenbouwgroepen waren er al mee bezig geweest en de kleuters helemaal nog niet, terwijl de groen strook ook aan hun lokalen grensde. Het was interessant om te zien welke ideeën zij over de groenstrook hadden. Dat was ook ons uitgangspunt: ‘Dit is jullie veld de komende zes weken, ga het maar ontdekken.’ De kleuters gingen naar bui ten met vergrootglazen, tekenmateriaal en fototoestelletjes. Ze kregen er steeds meer materiaal bij om op hun manier het terrein te ontdekken. Toen ontstond een discussie bij de volwassenen. Want stuur je ook door het geven van mate rialen? Het was bijzonder om iedere middag met de volwas senen het proces te evalueren. Van daaruit gingen we weer verder. Iedere volgende dag bespraken we met de kinderen aan de hand van de foto’s wat ze hadden gedaan en waar ze
Heb je met de kinderen gesproken over wat het project hen heeft geleerd?
‘De kinderen hebben twee keer hun eigen ouders rondgeleid en vertelden wat ze hadden gedaan in het atelier en in het project. Maar ook welke kant het was uitgegaan, dat ze veel lol en plezier hadden gehad.’ Wat is je eigen leerervaring?
‘Ik had veel gelezen over dergelijke projecten. Maar als je zelf in zo’n proces stapt, dan merk je pas hoe moeilijk het is om niet te sturen.’ Is een Toeval Gezocht project voor iedere school geschikt?
‘Het zou mooi zijn. Je moet er als volwassene wel voor open staan. Je stapt er met elkaar in en durven doen dat je niet weet waar je uitkomt.’
Gaan kinderen in hun kwaliteit zitten of gaan ze dingen uitproberen die ze nog niet beheersen?
‘Kinderen zijn daarin heel erg open. Ze proberen heel veel dingen uit. Ze zijn niet bang, alhoewel je ook kinderen ziet die bepaalde dingen niet durven of kunnen. Maar over het algemeen hebben ze die angst nog niet. Als een construc tie niet lukt, gaan ze op een andere manier door. Kinderen zijn daarin heel flexibel. Door elkaar te kopiëren, leren ze ook heel veel. Er waren een paar typetjes die het voortouw namen, die bedachten binnen- en buitenconstructies en dan waren er ook volgers en kinderen die in hun eigen wereld zaten, met hun fantasie. Ieder doet het op z’n eigen manier. Dat is het mooie van dit soort projecten, je gaat op een brede manier denken. Het bijsturen kwam vanuit de kinde ren zelf, in principe waren zij leidend. In het begin renden de kinderen naar de grenzen van het veld. ‘Hoe kunnen wij ontsnappen?’ Zo’n hek bleef een paar weken intrigeren. ‘Hoe kunnen we daar overheen, wat hebben we daar voor nodig? In gesprekken kun je dan vragen wat voor materiaal ze nodig hebben om eroverheen te kunnen klimmen.’ Wat is er zoal ontstaan?
‘Allerlei bouwsels; een boot, een boomhut, een beestjestuin, gaten in de grond(zee), vijvers. Er werden schatten ontdekt: worteldoeken, scherven, een geheim zinnige blauwe stof. Dat werd dan ontdekt, maar ook weer verstopt. De wereld onder de grond werd ontdekt, waar beestjes leven.’
Heeft u belangstelling om deel te nemen aan de netwerkgroep Toeval Gezocht Friesland? Dan kunt u contact opnemen met Pieter Jan Struik, Ateliers Majeur, e-mail:
[email protected] of Anja Morsink, Pabo NHL Hogeschool, e-mail:
[email protected].
Meer informatie over de twee praktijkprojecten:
www.toevalgezocht.nl/projecten.
‘Kinderen kijken op hun eigen manier naar de wereld’
Is er verschil tussen jongens en meisjes zichtbaar?
‘Kinderen staan open voor de wereld om hen heen’
4 | innovatief
‘Meisjes hebben meer geduld. Jongens zijn heel erg fysiek. Bovendien zijn jongens meer op gereedschap gericht. Ze gaan meteen zagen en hameren. Stokken worden zwaarden en ze gaan elkaar vastbinden. Meisjes gaan bloemetjes plukken, ze stoken vuurtjes. Maar er zijn ook meisjes die kasten bouwen.’ Hadden de kinderen ook een groepsplan?
‘De 27 kleuters keken eerst wat er mogelijk was. Daarna ont stonden groepjes die samen dingen ondernamen: beestjes in de tuin, de boomhut en het hek. De kinderen waren hier spontaan in: ‘Ik ga dat doen, ik ga die kinderen helpen’. Voor sommigen was het moeilijk om samen te werken. Dingen stuk maken, hoorde ook bij het proces. Van hieruit werden weer nieuwe dingen gemaakt. Overigens deden de jongens dit meer dan de meisjes.’ innovatief | 5
Nieuwe impulsen in het taalonderwijs
Lectoraat Taalgebruik & Leren Lector Jan Berenst
Onderwijs zonder taal is ondenkbaar. Taal is een middel waarmee kinderen zich op verschillende manieren kunnen uiten. Door met elkaar of met de leerkracht te praten, te schrijven en te lezen over een onder werp, leren kinderen over dat onderwerp. Een fascinerend proces!
In het lectoraat Taalgebruik & Leren van NHL Hogeschool proberen we met praktijkgericht onderzoek meer zicht te krijgen op dat proces. Daarnaast zoeken we naar onderwijs vormen waarmee we zowel de taalvaardigheid als de kennis constructie van kinderen kunnen optimaliseren. Het lectoraat wil door onderzoek het (taal)onderwijs nieuwe impulsen geven en de taalvaardigheid van de kinderen optimaliseren, dit in samenhang met het verbeteren van hun vermogen om (samen) nieuwe inzichten te ontwikkelen. Binnen het lectoraat gaan we uit van een onderwijsvisie waarin een onderzoekende houding van kinderen als basis voor leren wordt gezien. Dat betekent dat het onderwijs in principe vanuit onderzoeksvragen van kinderen zou moeten
worden vormgegeven en dat methodes alleen hulpmid delen zijn. Zo kan ook de professionaliteit van leerkrachten weer in ere worden hersteld. Leerkrachten worden dan in de eerste plaats aangesproken op hun vermogen om kinderen in hun ontwikkeling te observeren en te stimuleren. Een tweede pijler is de centrale rol van dialogisch taalgebruik bij leren. Daarbij gaat het om de interactie tussen leerkracht en leerling(en) en tussen leerlingen onderling. De derde pijler heeft betrekking op de faciliterende rol die schrijftaken en begrijpend en studerend leesactiviteiten hebben voor kennisconstructie: schrijven en lezen om te leren.
Praktijkgericht ontwikkelingsonderzoek
Concrete onderzoeken:
In het lectoraat doen we praktijkonderzoek in de klas naar de mogelijkheden om zowel de taalvaardigheid als de ken nisconstructie van kinderen te verbeteren. Dit is een cyclisch ontwikkelingsonderzoek (educational design research), waarin de consequenties van veranderingen in de onderwijsprak tijken, steeds systematisch in beeld worden gebracht wat betreft het (mondelinge en schriftelijke) taalgebruik van kinderen en hun kennisconstructie.
- De veranderingen die de didactiek van het onderzoekend leren (‘ruimte voor leren’) teweegbrengt in de ideeën van leerkrachten en in de interactie in de klas. - De ontwikkeling van een reeks observatie-instrumenten voor het in beeld brengen van de ontwikkeling van het productieve mondelinge en schriftelijke taalgebruik van kinderen in uiteenlopende genres. - De leerkracht als coach bij het stimuleren van mondelinge taalvaardigheid (vooral redeneervaardigheid) en kennis constructie in onderzoekend en samenwerkend leren. - Samen schrijven om te leren in een digitale omgeving. - Studerend lezen en in samenwerkingssituaties en de optimale rol van interactie.
‘Onderwijs zonder taal is ondenkbaar’
Onderzoek en onderwijs Bij het onderzoek in het lectoraat is een aantal docenten (Pabo en VO-lerarenopleiding) betrokken. Studenten kunnen ook deelnemen, als student-assistent, maar ook in het kader van de studie. Pabo-studenten die willen participeren in dit onderzoek, kunnen bijvoorbeeld binnen de brede oriëntatie een keuzeonderdeel kiezen dat op observeren van taal gebruik betrekking heeft. Daarin filmen ze de interactie op de scholen in de projectweken (met name van kinderen die samenwerken) en leren ze een klein interactiefragment te analyseren op opvallende taalgebruikverschijnselen. Studenten in het vierde studiejaar kunnen kiezen voor de minor Taalspecialist- leren in interactie, die vanuit het lectoraat wordt aangeboden en waarin behalve een reeks colleges ook eigen onderzoek kan worden verricht op één van de projectscholen (of op de eigen lio-school) op één van de thema’s die in het lectoraat aan de orde zijn. Meer weten? Zie Lectoraatsrede op de website
www.nhl.nl/taalgebruikenleren. 6 | innovatief
innovatief | 7
interview
Vlak boven Leeuwarden ligt het dorp Lekkum, waar een zeer bloeiende basisschool is gehuisvest. De Professor Wassenberghskoalle heeft de grondbeginselen van de pedagogische benadering van Reggio Emilia omarmd. De school heeft een duidelijke visie op kinderen, wat afstraalt op de omgeving. Zowel kinderen uit Lekkum als uit de gehele regio krijgen hier onderwijs, waar vertrouwen de basis is. Jaap Oostra, leerkracht in groep 6 en NHL-docent op de Pabo, vertelt zijn verhaal.
‘Wat je geeft, krijg je terug van kinderen’
De Reggio Emilia benadering De Reggio Emilia benadering is gebaseerd op de pedagogiek van de Italiaan Loris Malaguzzi (1920-1994). Reggio Emilia is een stad in Noord-Italië. In deze stad werkt men sinds 1945 op alle kleuterscholen en kindcentra volgens de benadering van Loris Malaguzzi. Belangrijke begrippen die de Reggio Emilia benadering kenmerken zijn:
• Een krachtig, competent kindbeeld. • Kinderen zijn gericht op communicatie en drukken zich uit in ‘honderd talen’ zoals mimiek, logica, geluid, beweging en beelden. Al deze vormen van communicatie zijn van belang, omdat elke vorm zijn eigen zeggingskracht en mogelijkheden heeft. • Drie pedagogen zijn van invloed op het leren. Kinderen zijn elkaars ‘eerste pedagoog’. Volwassenen ziet men als ‘tweede pedagoog’ en de omgeving als ‘derde pedagoog’. • Leerkrachten observeren het onderzoeksproces van kinderen, documenteren en reflecteren hierop. Deze documentatie wordt ingezet om met kinderen terug te kijken en eventueel verder te gaan en om ouders te betrekken bij datgene waar de kinderen mee bezig zijn.
Elk kind mag er zijn Visie van de Professor Wassenbergskoalle
‘Ik ben graag onderdeel van de opvoeding van kinderen. Dat geeft me veel voldoening. Het is prachtig om kinderen te zien groeien en samen met hun stappen te zetten.’
ik echt belangrijk? Ik werk op een school met een heel duidelijk concept en een sterke visie op kinderen. Dat heb ik overgenomen. Ik werk hier graag omdat het concept van Professor Wassenberghskoalle erg goed bij mij past.’
Hoe heeft dit zich zo ontwikkeld?
Wat voor onderwijzer ben je nu?
‘Mijn moeder heeft mij geïnspireerd. Zij is ook lerares. Ik vond dat vroeger al interessant. Ik stelde haar veel vragen over haar vak. Ik ben op de middelbare school met kinderen gaan werken bij sportclubs. Hierna kon ik kiezen tussen de Alo en de Pabo, ik heb uiteindelijk voor het laatste gekozen. Na de Pabo viel ik eerst in op de Burgemeester Thalenschool in Akkrum. Na drie maanden vroeg Proloog (bestuur open baar onderwijs Leeuwarden) of ik belangstelling had voor een baan op de Professor Wassenberghskoalle in Lekkum. Het gesprek verliep goed. Sindsdien ben ik niet meer weg geweest. Ik werk hier al vanaf januari 2008. Ik werd benoemd omdat ik jong was en volgens de directeur in mijn doen en laten nog goed te kneden was. Een jong iemand verjongt natuurlijk ook het team en zorgt voor een kritische blik op het geheel. Daarnaast kwam ik leerbaar over en een pluspunt is dat ik gymnastiek mag geven.’
‘Ik ben een docent die met humor en heel veel geduld les geeft. Wat je geeft, krijg je terug van kinderen. Ik ben ook dui delijk in wat ik wel en wat ik niet wil. Ik merk dat de kinderen dat fijn vinden. Ik vind het belangrijk dat elk kind er mag zijn.’
Had jij jezelf een visie als onderwijzer ontwikkeld?
‘Ik heb hier niet zo over nagedacht, maar ik heb een fijne opvoeding gehad. Rustig. Mijn ouders zijn nog bij elkaar en er waren geen grote emotionele gebeurtenissen. Mijn ouders gaven mij ook het gevoel dat ik er mocht zijn. Daarnaast had ik veel vrijheid, woonde ik in een kindvriendelijke buurt en
Waarom ben je in het onderwijs gaan werken?
was ik altijd buiten, waar ik lol maakte met kinderen. Voor mij zijn waarden als plezier, vrijheid en duidelijkheid essentieel. Deze kernwaarden breng ik over op kinderen en collega’s.’ Voordat je begon met deze baan, wat wist van je de school?
‘Nog niet. Op de Pabo krijg je wel ideeën en visies te zien, maar volgens mij moet je eerst een aantal jaren werken om een eigen visie te kunnen creëren. Ik ben nog steeds bezig met mijn visie op kinderen te ontwikkelen. Wat vind 8 | innovatief
Elk kind mag er zijn. Wat bedoel je daarmee?
‘Het maakt niet uit wat voor milieu je komt of welk niveau je hebt. Ik heb vertrouwen in het leren. Er zijn kinderen van groep 7 die in een boek van groep 5 werken. Dat kind leert ook, zij het in kleinere stappen. Zo’n kind kan andere dingen weer goed. Onze school gebruikt het gedicht van de 100 talen. De strekking van het gedicht is dat een kind leert via 100 talen. Soms moet je kinderen via een andere taal aanspreken om iets duidelijk te maken.’ Elk kind mag er zijn. Was dit ook vanuit je eigen levenservaring?
‘Helemaal niets. Ik ben me uitgebreid gaan inlezen over de school en de onderwijsfilosofie van Reggio Emilia. De direc trice, Hennie Zwart, wilde vooral dat ik mezelf was. Daarnaast kreeg ik van haar de ruimte om mezelf te ontwikkelen. Ze laat duidelijk zien dat ze een groot hart voor kinderen heeft en dat ze veel ruimte voor de eigen ontwikkeling biedt. Het concept van de school heeft zich in de loop der jaren ontwik keld. In eerste instantie wilde de buitenschoolse opvang een nieuwe visie ontwikkelen. De Professor Wassenberghskoalle zag dit als een kans en gezamenlijk zijn de organisaties hierin opgetrokken. Voor beide organisaties was duidelijk dat zij volgens het concept van Reggio Emilia wilden gaan wer ken. Loris Malaguzzi is hier de grondlegger van. Er is veel vooronderzoek gedaan. Er is zelfs een reis naar een school in Ecuador gemaakt, waar het gedachtengoed van Rebeca en Mauricio Wild in de praktijk werd gebracht. Op basis van al deze ideeën is de visie van de school gegroeid. Reggio Emilia is in principe onderwijs voor kinderen tot 6 jaar. Wij proberen de approach door te trekken tot en met groep 8.’ ‘We geven een eigen draai aan het concept van Reggio Emilia en kijken steeds goed wat hier in deze school past. Het heeft in ieder geval sterk te maken met de houding naar mensen, naar kinderen. Uitgangspunt is dat we werken vanuit innovatief | 9
de driehoek: actie – individu - omgeving. Alles wat daarin gebeurt is belangrijk. Alle individuen zijn bijvoorbeeld kinde ren, verzorgers, opa’s en oma’s, et cetera. Iedereen is even belangrijk. De omgeving bestaat onder andere uit het dorp, het klaslokaal, het gebouw en het schoolplein. Van klein naar groot zoals de kinderen de wereld ontdekken. Leren is dus niet alleen in het lokaal zijn, maar ook de vrijheid daarbuiten zoeken om dingen te leren.’
Kinderen maken bewuste keuzes die ervoor zorgen dat de tijd altijd is ingevuld. Klaar zijn met werk bestaat niet. Er zijn altijd weer nieuwe uitdagingen waarmee je verder kunt. De kinderen op deze school kunnen hier goed mee omgaan. Soms moeten kinderen wennen aan de andere manier van leren. Dus niet alleen aan tafel zitten, maar ook door naar buiten te gaan en daar te leren.’ Wat is het sleutelwoord?
‘Vertrouwen hebben en vertrouwen geven’ Wat is voor jullie de basiswaarde?
‘Kinderen mogen er zijn. De wereld staat echter soms op z’n kop. In het Nederlandse onderwijs worden kinderen in een format gestopt dat niet altijd kindvriendelijk is. Alles moet getoetst worden. Het lijkt of je afgerekend wordt op de toetsresultaten. Papierwerk is net zo belangrijk geworden als de omgang met kinderen. Echt de wereld op z’n kop...’ Hoe leeft de gedachte van Reggio Emilia voort na de basisschoolperiode?
‘!mpulse in Leeuwarden (VO-school) komt het dichtst bij. Kinderen in de maatschappij kunnen en moeten zichzelf redden. We leren ze hier om zelf verantwoordelijk te zijn. Ook richting elkaar. We merken het aan kinderen die hier acht jaar les hebben gehad en kinderen die zijn ingestroomd.
‘Vertrouwen hebben en vertrouwen geven. Kinderen kunnen heel veel. Elk kind maakt stappen, op welk niveau dan ook. Er zijn heel veel leermomenten. Kijk maar naar de ontwik keling op sociaal gebied. Het kind moet zich goed voelen, dan komt het leren ook wel. Het welzijn vinden wij belang rijker dan het werk. Als het goed gaat, komt de rest vanzelf. Wij hebben geen tien minuten-gesprekken, maar nemen een half uur de tijd voor de ouders en bespreken onder andere het portfolio van het kind. Een keer per jaar bespreken we dit samen met de kinderen en ouders. Het kind mag het tastbare document bespreken. Ze presenteren dan hun eigen groei.’
Prof. Wassenberghskoalle Wij willen graag met de portfolio’s van kinderen bezig om de groei van kinderen in kaart te brengen. Wij willen niet allerlei handelingsplannen hoeven te maken. Het is zoeken naar een goede balans in wat de inspectie verwacht en wat wij willen. Sommige dingen zijn goed om op te schrijven, maar op het moment is het wel wat overdreven.’
We noemen onze school een kindplaats. Dat wil zeggen een plaats waar kinderen worden opgevangen en onderwijs krijgen. Een grote ontmoetingsplaats. De uitgangspunten van Loris Malaguzzi, grondlegger van de kindercentra in Reggio Emilia in Italië, vertalen we naar onze Nederlandse situatie. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de non-directieve methode van Rebeca en Mauricio Wild.
Is dit niet ontzettend arbeidsintensief?
‘De directrice zegt: ‘Als je hier wilt werken, moet je de fiets niet onder het schoolbord hebben staan.’ We hebben plezier in het werken, de dingen gaan dan tien keer sneller. We krijgen vrijheid. We voelen ons thuis. Het extra werk is gewoon leuk. We raken weleens gefrustreerd van al het extra papierwerk dat erbij komt kijken om kinderen in de gaten te houden. Kinderen waar we zelf een goed beeld van hebben.
‘Als je hier wilt werken, moet je fiets niet onder het schoolbord staan’
Wat voor type leerkracht werkt hier nu?
‘Iemand die zelf veel initiatief neemt, creatief is en collegiaal. We doen het hier met z’n allen. We stappen zo bij elkaar in de klas. We spreken elkaars kinderen aan. Het zijn hard werkende mensen die enorm begaan zijn met de school en de kindplaats, zoals wij het noemen. Je moet betrokken zijn bij wat er speelt in deze kindplaats en in het dorp. Betrokkenheid is essentieel.’
‘Als het goed gaat, komt de rest vanzelf ’ Jullie hebben een duidelijke visie op leren…
‘Een van de ideeën van Reggio Emilia is dat kinderen elkaars ‘eerste pedagoog’ zijn. Volwassenen ziet men als ‘tweede pedagoog’ en de omgeving als ‘derde pedagoog’. De om geving wordt zo ingericht dat deze de creativiteit die ieder kind van nature bezit, stimuleert. Daarbij is aandacht voor architectuur, inrichting, lichtval en de kleurkeuze van meubels en materialen. Ook is er standaard een atelier aanwezig voor de kinderen. Op de Pabo leren de studenten wie ze zijn en ontwikkelen zij een eerste visie op onderwijs. In de loop van de studie ontwikkelen ze hun competenties door reflectie en onderzoek. Net als onze leerlingen werken de studenten met portfolio’s, waarbij zij hun groei laten zien. En de ene student groeit sneller dan de ander en dit geldt natuurlijk ook voor kinderen.’ Zou er een Reggio Emilia Pabo kunnen zijn?
‘Een Pabo-opleiding dient een breed aanbod te laten zien van alle types onderwijs. De waarden die we binnen ons concept belangrijk vinden, kunnen ook de waarden van docenten op wat voor school dan ook zijn. Zoals eerder gezegd is houding richting de kinderen ontzettend belangrijk. Houding richting studenten is in mijn ogen net zo belangrijk.’
10 | innovatief
innovatief | 11
ICT @ kleuters ‘In het vierde jaar van de Pabo is er de profilerende minor. Dit houdt in dat je een specialisatie kunt kiezen. Ik heb gekozen voor de specialisatie ICT, gericht op ICT in de kleuterklas. Voor mijn onderzoek heb ik een basisschool benaderd die het ICT- gebruik in de kleuterklas wil verbeteren. Een erg leuk en interessant onder werp, waar ik zelf ook nog veel van kon leren.’
Onderzoek van Nellie Rijpma, Pabostudent NHL Hogeschool.
www.nhl.nl/pabo
bekijk met
In het onderzoek neem je verschillende stappen. Zo heb ik een literatuuronderzoek gedaan. Hierin kwamen enkele interessante punten naar voren. Bijvoorbeeld de verschillende economische, sociale en didactische motieven om ICT in te zetten. Er zijn ook verschillende redenen om ICT te gebruiken. Bijvoorbeeld dat een leerling moeite heeft met de stof of juist een voorsprong heeft. Je moet als school wel aan enkele voorwaarden voldoen, wil het een succes worden. De voorwaarden zijn; een onderwijsvisie, deskundigheid, digitaal leermateriaal en ICT-infrastructuur (‘vier in balans’).
Praktijkonderzoek Naast literatuuronderzoek doe je onderzoek in de praktijk. Zo heb ik verschillende scholen benaderd met de vraag of ze een enquête wilden invullen over ICT bij hun in de school en in de kleuterklas. Hier heb ik enkele reacties op gekregen en verschillende conclusies uit getrokken. Zo gaf elke school aan het een meerwaarde te vinden. Daarnaast vindt een school ICT handig voor het leren zelfstandig werken, maar ook een verrijking voor alle lessen. Ik heb niet alleen scholen benaderd, maar ook enkele uitgevers. Er is verschillende software: methode gebonden en methode onafhankelijk. Voordeel van methode
gebonden is dat het een leerlingvolgsysteem heeft en zo kun je de resultaten van de kinderen bekijken. Ook de uitgevers geven aan dat dit belangrijk is voor het zelfstandig werken. Dan heb ik ook nog een vaardighedenlijst gemaakt voor de leerkracht. Op de lijst staat wat de leerkracht moet kennen op het gebied van ICT.
Computerhoek Op de basisschool waar ik het uitvoerde, waren nog wel enkele punten aan te pakken. Zo heb ik de computerhoek geïntroduceerd. Op het ‘kiesbord’ staat nu ook een plaatje van de computerhoek. Zo kunnen de kinderen hier ook voor kiezen of je kunt zelf eens een leerling in plannen. Het is aan de leerkracht wat de kinderen doen op de computer. Zo kunnen ze werken met de software die op de computer staat. Kinderen kunnen ook opdrachten opzoeken op het internet of in een digitaal prentenboek. Op een lijst kan dan worden aangegeven wat de leerlingen hebben gedaan en zo kun je ook zien hoe vaak ze op de computer hebben gewerkt.
Veranderingen door onderzoek Helaas hebben ze geen digibord in de kleuterklas waar ik onderzoek heb gedaan. Wel hebben ze een tv-scherm in de klas hangen die is aangesloten op een computer. Hier kun je enkele activiteiten op doen zoals filmpjes laten zien, rekenactiviteiten en digitale prentenboeken tonen. Door het onderzoek zijn er al enkele dingen veranderd in de klas. Zo is er nu een computerhoek en de kinderen werken geregeld op de computer. Ook zijn er op papier verschillende onderdelen uitgewerkt waarmee de leerkracht uit de voeten kan. Zo is er een ideeënmap met bij elk thema enkele punten uitgewerkt en er is een map waarin verschillende vaardigheden worden uitgelegd. Wel zou ik adviseren als het mogelijk is om ook bij de k leuters een digibord in de klas te hebben. Er zijn zoveel m ogelijkheden en het geeft zoveel meerwaarde.
NHL Hogeschool. Vergroot je perspectief.