2014 NR. 2
Innovatief Oog voor talent EEN INSP
IREREND
E UITGAV
E OVER D
E PABO V AN NHL H
OGESCH
OOL
Het onderwijs van Sieta de Vries Interview
Experimenteren
in de kubusschool Elise Boltjes
kort nieuws
Oog voor...
...cultuur
Op de Pabo is er steeds meer oog voor cultuur. Wij vinden het belangrijk dat studenten hun culturele bagage vergroten en zich bewust zijn van hun rol als toekomstige cultuuroverdragers. Zo hebben in de eerste week van februari alle eerste- en tweedejaars Pabo-studenten meegedaan aan de Cultuurweek, met als thema ‘passie en inspiratie’. Eén van de workshops die hierbij plaatsvonden, stond onder leiding van beeldend kunstenaar Liesbeth Takken. Tijdens haar workshop maakten studenten een suikerkleed in de hal van NHL Hogeschool (foto voorzijde). In kleine groepjes ontwierpen zij een patroon, waarbij ze steeds het grote geheel in het oog hielden. Samenwerken, bouwen en creëren in een magisch moment. Meer informatie? www.liesbethtakken.com
...talent
In het onderwijs hebben we het beste voor met de kinderen. We hebben oog voor het hoofd, hart en handen en willen ervoor zorgen dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen en gevonden worden op hun talenten. Hoe doe je dat als leerkracht of als school? Welke basisvoorwaarden gelden hiervoor en welke betekenis hebben woorden als ‘vertrouwen’ en ‘hoge verwachtingen’? In Innovatief komen drie leerkrachten aan het woord die een eigen visie op talentontwikkeling hebben en weten hoe belangrijk het is dat kinderen ‘gezien’ worden. In hun verhaal komt af en toe de eigen basisschooltijd voorbij en wordt de verbinding met de huidige tijd gemaakt. Drie bijzondere leerkrachten die zich met hoofd, hart en handen inzetten voor kinderen in het onderwijs.
Jongens op de PABO Op verzoek van het ministerie van OC&W heeft onze Pabo deelgenomen aan een voorlopers bijeenkomst. Diverse Pabo’s waren daarbij aanwezig om op basis van good practices samen met de minister concrete invulling te geven aan de thema’s van de lerarenagenda. Wij hebben meegepraat op een tweetal thema’s ‘jongens op de pabo’ en ‘praktijkonderzoek’. Onze instroom van jongens (32,5%) ligt ver boven het landelijk gemiddelde. Daarom zijn we expliciet genoemd in de lerarenagenda en werden we in het plenaire gedeelte met de minister als voorbeeld genomen. We slagen er als pabo bovendien in om de jongens vast te houden. In het tweede jaar is het percentage jongens 29%. De verklaring die wij gegeven hebben voor deze hoge percentages zijn de voorlichtingsactiviteiten waar bewust jongens en mannelijke docenten worden ingezet, de samenstelling van het docententeam en de tutorenteams en tot slot de vrijheid die we binnen het curriculum creëren om eigen invulling te geven aan opdrachten. Bij het tweede thema ‘praktijkonderzoek’ gaat het vooral over het samen onderzoeken met het werkveld. Het project Onderwijs21 dient hierbij als good practice en wordt ook expliciet genoemd op de website van de lerarenagenda.
DOOR: Klaske Jellema-van der Meulen
Voorwoord Talentontwikkeling; ik hoorde hoogleraar onderwijskunde Monique Volman (UvA) hierover spreken op een manier die mij uit het hart gegrepen is. In hoofdlijnen volg ik haar betoog. Het hebben van talent betekent voor mij niet alleen veel weten of veel kunnen. Talent loont zich pas echt als je bereid bent om het in te zetten voor het grotere geheel. Dat kan bijvoorbeeld door te werken aan ontwikkeling van wetenschap en techniek, maar net zo goed gaat het om het repareren van een computer, het herstellen van een kozijn of het geven van zorg aan mensen in hun laatste levensfase. Het is daarom belangrijk dat we in het onderwijs aandacht besteden aan de betrokkenheid van leerlingen bij wat ze leren. Ze moeten zien dat wat ze leren iets kan betekenen en bijdragen binnen de samenleving. In het onderwijs spreken we nu kinderen vaak niet aan op hun talent, maar op hun tekort aan talent. Dat wordt sterker naarmate we meer accent leggen op presteren, scores en het belang van de top. Meer leerlingen moeten ervaren dat ook hun talent telt! Er bestaat veel talent dat we op school niet zien en niet aanspreken, omdat we het niet kennen en herkennen. Dit geldt onder andere voor kinderen die uit een andere cultuur of een ander milieu komen dan de leerkracht. We moeten oog hebben voor kennisbronnen waaruit kinderen putten buiten school en voor talenten die zij buiten school ontwikkelen. Dat vraagt een open mind van de leerkracht. De leraar moet een houding en vaardigheden hebben die zich richten op het achterhalen en aanspreken van de eigenheid en gaven van de kinderen. We zien nu dat een te groot deel van de leerlingen een ongunstige leeridentiteit ontwikkelt, omdat zij zichzelf beoordelen op wat ze niet kunnen . Hierdoor ontwikkelen zij een negatief zelfbeeld en zien ze leren als iets vervelends, waar ze bovendien niet goed in zijn. En dat terwijl we in een samenleving verkeren die ons vraagt om ons hele leven lang onze talenten te blijven ontwikkelen. Bij talentontwikkeling gaat het mij dus niet om excellente leerlingen, maar om excellent onderwijs. Ik zie dit als onderwijs waar elke leerling kan presteren naar haar of zijn eigen vermogen op allerlei verschillende vormingsgebieden. Onderwijs dat betekenisvol is voor kinderen, door leerlingen te laten ervaren waar de te leren kennis en vaardigheden voor bedoeld zijn. En dat leerlingen laat ervaren en inzien dat wat zij uiteindelijk kunnen bijdragen aan de samenleving, gewaardeerd wordt. Dit vraagt veel van leraren, maar het maakt het beroep van leerkracht des te interessanter. Excellent onderwijs vraagt om vakkennis, creativiteit en betrokkenheid. Leerlingen echt zien en hen de juiste vragen stellen. Talentontwikkeling van leerlingen vraagt om excellente leraren.
Klaske Je
llema-van
der Meule
n
Meer lezen? www.delerarenagenda.nl
2 | innovatief
innovatief | 3
interview
Het onderwijs van Sieta de Vries Sieta de Vries Als kind zag ze voor zichzelf al een toekomst als lerares. Inmiddels werkt orthopedagoge Sieta de Vries als docente aan de PABO NHL Hogeschool en op de OBS Hurdegaryp. Hierbij heeft zij een duidelijke visie op talentontwikkeling. Hoe was jouw eigen basisschooltijd?
Hoe is je schoolloopbaan verder verlopen?
“Ik ben opgegroeid in NoardBurgum, een dorp van ongeveer drieduizend inwoners. Daar zat ik op de openbare basisschool De Oerstek, een Jenaplanschool. Een klein en gezellig schooltje, waar ik altijd met plezier naar toe ging. Wij waren ingedeeld in combigroepen, waardoor er veel samenwerking was tussen de verschillende groepen. Ik herinner me dat we vaak met projecten werkten. Alle lessen stonden dan in het teken van een bepaald thema. Aan het eind van het jaar voerde de school een zelfbedachte musical uit waar iedereen aan meedeed. Erg leuk! Ik wilde op de basisschool al juf worden. Mijn zusje moest bijvoorbeeld van mij haar naam opschrijven toen zij drie jaar oud was. Ik deed dit haar vervolgens net zo vaak voor totdat ze het kon. Ik kopieerde precies hoe mijn juf lesgaf. Ik fantaseerde dat ik goed kon uitleggen, dat kinderen op een leuke manier iets van mij leerden.”
“Na de basisschool ben ik twee jaar naar het Singelland in Burgum gegaan. Hier deed ik de onderbouw Havo/VWO. Daarna heb ik op het Drachtster Lyceum gezeten om de Havo te doen. Hier merkte ik dat ik een achterstand had op bepaalde gebieden, omdat er op de basisschool te weinig aandacht aan was besteed. Ik had soms geen idee waar mijn klasgenoten het over hadden. Ik moest er aardig aan trekken om die inhaalslag te maken, maar gelukkig ging dat prima. Ik had na de Havo naar het VWO gekund, maar koos voor een ander pad. Ik volgde de PABO-opleiding en maakte vervolgens de stap naar de universiteit om Pedagogiek te studeren.”
‘Op de basisschool wilde ik al juf worden’
4 | innovatief
Hoe geef jij nu zelf les in het basisonderwijs?
“Ik wil op een leuke manier lesgeven en niet altijd saai vanuit de boeken. Waar mogelijk doe ik dit aan de hand van projecten, waarbij kinderen met
elkaar moeten samenwerken. Zo kunnen zij ook van elkaar leren; elk kind is immers wel ergens goed in. Ik vind het belangrijk om de leerlingen zoveel mogelijk aan te moedigen en vertrouwen te geven. En hen de juiste omstandigheden te geven voor hun talentontwikkeling. Zo heb ik een leerling met een vrij laag IQ, die erg goed in dingen knutselen. Wanneer een bord versierd moet worden dan vraag ik hem en dat vindt hij fantastisch. Ik ga hem niet vermoeien met bijvoorbeeld persoonsvormen, maar laat hem bezig gaan met activiteiten waar hij zelfvertrouwen van krijgt. Ik stimuleer kinderen iets te kiezen waar ze zelf helemaal achter staan, waar ze goed in zijn. Soms krijg je een spreekbeurt waarover je eerst je twijfels hebt, maar dan vertellen ze vol enthousiasme en dat is fantastisch.”
Wat zou er volgens jou in het onderwijs moeten gebeuren?
“Ik zou willen dat er binnen een basisschool altijd een goede lijn is tussen de verschillende groepen. Soms zijn de groepen nog te eilandachtig. Ook zie ik graag dat de methodeboeken alleen een leidraad zijn. Zodat we niet precies volgen wat hier in staat, maar meerdere werkvormen gebruiken. Daarnaast zou ik graag willen dat er meer met Frysk en Engels wordt gedaan, vanaf jonge leeftijd en consequent!”
‘Ik wil de leerlingen vertrouwen geven’
Hoe doe je dit bij studenten aan de Pabo?
“Bij het tutoraat zie ik de verschillen tussen de studenten. De één stelt zich bescheiden op en levert alles piekfijn in. De ander is een gangmaker, maar ook een chaoot. Individueel bespreek ik hun sterke en zwakke kanten. Met een ontwikkelingsportfoliogesprek komt naar voren waar ze goed in zijn. Ik laat ze hier ook zelf veel over nadenken. Ik merk dat ze dat lastig vinden. Sommige studenten geven aan dat ze daar helemaal niet mee bezig zijn. Dan vraag ik bijvoorbeeld: geef je korfballes of zwemles of doe je iets anders in je vrije tijd? Er komt altijd wel iets eruit. Ik maak ze bewust waar ze goed in zijn. Dit is straks ook nuttig bij een sollicitatiegesprek of een lio-gesprek.”
innovatief | 5
Experimenteren in de kubusschool Onderzoekend en ontwerpend leren in plaats van eenrichtingsverkeer vanuit de leerkracht. De kubusschool staat voor een complete omslag in didactiek in het basisonderwijs. Elise Boltjes, docent Techniek aan de Pabo NHL Hogeschool, is enthousiast over deze nieuwe manier van lesgeven.
De filosofie van de kubusschool is het kind te laten leren vanuit het doen. Anders gezegd: onderzoekend en ontwerpend leren. De leerkracht staat niet steeds voor de klas om van alles te vertellen, maar stimuleert de leerlingen om een actieve houding aan te nemen. “Het is een heel andere manier van talentontwikkeling,” legt Elise uit. “Talenten ontwikkelen zich in interactie met de omgeving. Het is daarom belangrijk om leerlingen de juiste omstandigheden en structuren te bieden. Laat kinderen hun creativiteit gebruiken, experimenteren, voor uitvinder spelen. De docent stelt een vraag, het kind legt uit; niet andersom.” De kubusschool staat in dit opzicht
haaks op het traditionele onderwijs. De methode vraagt om een andere houding van basisschooldocenten. Hun taak is niet om de les zo goed mogelijk voor te bereiden, maar om de leerlingen de juiste vragen te stellen. De kinderen gaan vervolgens in hun omgeving op zoek naar oplossingen voor het vraagstuk. Elise: “In Nederland geven basisschooldocenten alle vakken. Dat is best gek, want we kunnen niet verwachten dat zij overal verstand van hebben. Beter is het om mensen erbij te halen die vanwege hun beroep expertise bezitten over het betreffende onderwerp. Zo maak je meteen een goede koppeling tussen de theorie en de praktijk.”
Kubusschool als keurmerk De kubusschool is onderwerp van een haalbaarheidsonderzoek, dat momenteel plaatsvindt op negen basisscholen in Noord-Nederland. Het doel is om de mogelijkheden in kaart te brengen voor de kubusschool als keurmerk of label voor een basisschool met bèta-profiel, gericht op talentontwikkeling. Een basisschool met dit keurmerk kan een doorlopende leerlijn zijn naar het technasium. De negen basisscholen worden ondersteund door de Pabo’s van de NHL, de Hanzehogeschool en Stenden en door de Stichting Technasium. Het onderzoek valt onder Talentenkracht,
een onderzoekprogramma van zeven universiteiten. Dit programma staat in het teken van studies naar talentontwikkeling bij jonge kinderen (3-14 jaar) op het gebied van wetenschap en techniek. Het tweejarige haalbaarheidsonderzoek naar de kubusschool loopt tot juni 2014. Per basisschool zijn er twee leerkrachten die zorgen voor invulling van deze nieuwe lesmethode. Ondertussen zoeken de schoolleiders naar een goede organisatie van de kubusschool, waarbij zij onder andere kijken naar een geschikte financiële en juridische structuur. In juni hakken zij de knoop door en is het een ‘go’ of ‘no go’.
Prachtige ideeën
‘Je merkt hoeveel plezier het kinderen doet dat ze serieus worden genomen’
6 | innovatief
‘De leerkracht vraagt, het kind legt uit’
Wanneer de kubusschool groen licht krijgt, gaan de betrokken partijen de lesmethode verder uitwerken. Inmiddels heeft Elise al een aantal mooie resultaten voorbij zien komen. “Zo kregen leerlingen van obs De Opbouw opdracht om iets leuks te ontwerpen voor de binnentuin van een bejaardentehuis. Hierbij moesten zij natuurlijk rekening houden met de fysieke beperkingen van de bewoners. Het zorgde voor prachtige ideeën! Een hok gevuld met plantjes als ‘insectenhotel’, een vijver met muziek, bijzondere vogelhuisjes… Vervolgens presenteerden de leerlingen hun vondsten voor een publiek van veertig bejaarden. Leuk voor de bewoners en een positieve ervaring voor de kinderen. Je kon merken hoeveel plezier het hen deed dat er naar hen geluisterd werd, dat hun ideeën serieus werden genomen. Ook dat zijn waardevolle opbrengsten van lesgeven volgens de kubusschool!”
innovatief | 7
interview
Kubusschool: 2 docenten aan het woord
Mariska Kielman en Akke Rosenau werken als leerkracht bij algemene bijzondere school De Opbouw te Bolsward. Deze school met ongeveer honderd leerlingen geeft onderwijs volgens het Jenaplanconcept. Mariska en Akke hebben een visie die uitgaat van kinderen die nieuwsgierig zijn naar de wereld.
Kunnen jullie iets vertellen over hoe jullie in De Opbouw staan?
Mariska: “Ik werk bijna dertig jaar bij De Opbouw en heb de hele ontwikkeling van de school meegemaakt. In deze regio zijn wij de enige Jenaplanschool. Ik zou niet snel weer op een traditionele school gaan werken.”
‘De kinderen leren dat hun mening telt’
Akke: “In 2000 kwam ik in dienst bij De Opbouw. Werken op een vernieuwingsschool verandert je. In het Jenaplanonderwijs ga je op een manier met leerlingen om die anders is dan op een gemiddelde school. Als docent geef je leiding aan de ‘stamgroep’. Je maakt deel uit van de groep en begeleidt en coacht de kinderen. Wanneer de kinderen bezig zijn volg je ze en geef je de kinderen veel ruimte voor eigen initiatief. Wel zijn er daarnaast ook vakken waarbij de leerstof leidend is.” Hoe volgen jullie de kinderen?
Akke: “Het proces van leren volg je onder andere aan de hand van portfoliogesprekken, observaties en toetsen. Maar alleen volgen is niet voldoende, anders zou je geen stamgroepleider zijn.”
Mariska: “Ieder kind is uniek in zijn of haar mogelijkheden en onmogelijkheden. Wat erin zit proberen wij eruit te halen. Met onze taal-wereldoriëntatie ontdekken zij hun eigen manier van leren. Doordat kinderen kunnen laten zien wat ze hebben geleerd binnen een vak, ontdekken zij elkaars kwaliteiten en krijgen ze respect voor elkaar. Het ene kind is goed in rekenen, de ander is goed in gym. Zo zijn bestaan er tien verschillende intelligenties, die wij proberen aan te boren. Als een kind bijvoorbeeld de tafels niet kent, zoals wij die vroeger moesten opdreunen, bieden we andere oefenmanieren aan. Bijvoorbeeld tafelliedjes of springmatten. Zij zijn dan motorisch met de tafels bezig. Zo kijken we bij elke leerling naar wat het nodig heeft om zich te ontwikkelen. Het is boeiend om op zo’n manier les te geven.” Hoe merken jullie dat kinderen op De Opbouw hebben gezeten?
Akke: “Ik heb ooit gehoord dat de kinderen van De Opbouw beleefde en vrije kinderen zijn. Ze durven er te zijn, zonder dat ze overrulend of brutaal zijn. Als we met de kinderen op excursie gaan, gaat het altijd met aandacht. Ik hoef ze eigenlijk nooit in de gaten te houden. Ze durven te vragen en nieuwsgierig te zijn, maar altijd op een nette manier.” Mariska: “Dit komt ook omdat we veel aandacht besteden aan het sociaal-emotioneel welbevinden van het kind. Als er spanningen zijn komen ze niet goed toe aan het leren. We proberen de Gordon-methode toe te passen, met de ik-boodschap. Zo leert het kind bij bijvoorbeeld een conflict om te vertellen wat er emotioneel op dat moment met hem of haar gebeurt. We bespreken veel in de kringen, met name wat er uit de kinderen komt. Dat werkt heel erg goed.” Akke: “In de kringen leren de kinderen dat hun mening telt en dat voelen ze ook zo. Alle leerlingen spelen hier met elkaar, dat gaat heel natuurlijk.” Hoe ontdek je als school waar de talenten van kinderen zitten?
Akke: “We werken met thema’s, bijvoorbeeld een biologieonderwerp of geschiedenisonderwerp. De kinderen leren op verschillende manieren, onder andere muzikaal. We proberen
8 | innovatief
kinderen te prikkelen om vanuit een probleem of vraagstelling bezig te gaan met het vinden van oplossingen. Dit doet ieder met zijn eigen talent.” Mariska: “Je ziet kleuters die altijd bijvoorbeeld aan het zingen zijn, muziekinstrumenten gebruiken of graag bouwen. We weten feilloos wat de kinderen kunnen. In de vrije opdrachten zie je waar kinderen zelf mee terugkomen.”
‘Bij elke leerling kijken we naar wat het nodig heeft om zich te ontwikkelen’ Naar welke talenten kijken jullie van kinderen?
Mariska: “Wij kijken naar de meervoudige intelligentie. Of je empatisch, sociaal, muzikaal, creatief of rekenkundig bent. Dit zien we als basis voor talenten. De kinderen zien dit bij elkaar ook erg goed. Zij geven tips en tops, bijvoorbeeld bij presentaties. Dit doen we vanuit de kring. Iedereen is gelijk aan elkaar.” Akke: “Kinderen weten van elkaar wat hun talenten zijn. Ik heb in groep 7/8 meegemaakt dat zij elkaar na een presentatie vertelden dat ze niet lieten zien wat ze konden. Kinderen zijn daar heel eerlijk in. Daar hoef ik als leerkracht weinig aan toe te voegen.” Hebben jullie ook aandacht voor waar zij minder goed in zijn?
Mariska: “Als iemand niet goed is in het sociale aspect ga je hem met anderen aan het werk zetten. Ze moeten het natuurlijk wel leren.” Akke: “We proberen hier een balans in te vinden. We kijken op De Opbouw niet alleen naar of de kinderen goed in taal of rekenen zijn. Ze maken altijd onderdeel van een groep uit. Daardoor kan een kind gerust op twee niveaugroepen hoger of lager zitten, zonder dat het invloed heeft op hoe de anderen naar hem of haar kijken.”
innovatief | 9
Hier zijn wij mee bezig
ErvaringsGericht Onderwijs Lesgeven volgens de methode ErvaringsGericht Onderwijs (E.G.O.) houdt in dat de docent zich richt op datgene wat zich ‘in het kind’ afspeelt. Tijdens de profilerende fase van haar opleiding deed PABO student Lisette de Wit onderzoek naar dit voor haar nieuwe onderwijsconcept. “E.G.O. gaat uit van deep level learning, een fundamentele manier van leren,” vertelt Lisette. “Oorspronkelijk is het concept ontwikkeld voor de kleutergroepen, maar al snel groeide het uit tot een concept dat over de volle breedte inzetbaar is.” Een van de speerpunten van E.G.O. is om aandacht te hebben voor de onderwijskwaliteit en het proces van de leerlingen, in plaats van te kijken naar het product. Twee begrippen die hierbij centraal staan, zijn betrokkenheid en welbevinden. Lisette: “Voor mijn onderzoek begon ik met een literatuurstudie. Hierbij kwam ik verschillende manieren tegen om het onderwijs zo in te richten dat het zowel tegemoet komt aan de basisbehoeften van de kinderen als aan de meervoudige intelligenties.”
‘Aandacht voor het proces, in plaats van voor het resultaat’
10 | innovatief
Kieskast In de groepen 3 tot en met 8 werkt E.G.O. met zeven betrokkenheidsverhogende factoren: activiteit, werkelijkheidsnabijheid, sfeer en relatie, leerlingeninitiatief, samen leren, expressie en aanpassing aan de mogelijkheden van het kind. Alle zeven hebben zij een positieve invloed op het leerproces. De betrokkenheidsverhogende factoren zijn een referentiekader, waarbij je de werkvormen vrij kunt invullen. Het onderzoek van Lisette spitst zich op één werkvorm: de kieskast. Een kieskast is een kast waarin opdrachten liggen die de kinderen vrij kunnen kiezen. Deze kast is geordend naar vakgebied of naar verwerkingsmethode. De opdrachten in de kieskast kunnen aansluiten bij de methode en dienen zo als verrijking, verdieping of herhaling van de lesstof. De kieskast kan daarentegen een uitbreiding zijn op de methodelessen en nieuwe leerstof aanbieden.”
Voorloper op hoekenwerk Het gebruik van de kieskast komt vooral voor in de onderbouw en geldt als voorloper op het ‘echte hoekenwerk’ in de midden- en bovenbouw. In een klassensituatie waarin hoekenwerk onbekend is, kan het invoeren daarvan grote veranderingen met zich meebrengen. Met een kieskast wordt de eerste kleine stap gemaakt, waardoor de overgang naar een andere vorm van hoekenwerk minder groot is. Lisette: “De resultaten van mijn onderzoek tonen aan dat het belangrijker is om te kijken naar het kind zelf en het proces wat hij of zij doormaakt dan naar het resultaat van het onderwijs. Wat is er nu mooier dan kinderen gemotiveerd en betrokken aan het werk te zien, waarbij het leren niet een verplichting is, maar een spontane reactie op de activiteit.”
I am the change? AIM the change! Accelerative Integrated Methode, oftewel AIM, is een lesmethode die bedacht is door de Canadese Wendy Maxwell. Deze methode gebruikt gebaren als ondersteuning bij het leren van een nieuwe vreemde taal. Pabo-studente Neny Steenbergen heeft zich hierin verdiept. “AIM is een methode om een vreemde taal te leren met ondersteuning van gebaren. Bij het kiezen van mijn specialisatie ontdekte ik de minor AIM, die zich richt op het gebruik van AIM voor de Engelse taal. Geintrigeerd door de beschrijving schreef ik me in voor de cursus van AIM; ik besloot deze eerst af te wachten voor ik zou besluiten om al dan niet de minor te volgen. De cursus was overtuigend. Vanaf het begin sprak iedereen Engels en was iedereen actief aan het gebaren. AIM krijg je ontzettend snel onder de knie! Al snel na de cursus kwam de AIM-groep bij elkaar. Als enige pabo-student werd ik vergezeld door zes studenten van de lerarenopleiding Engels. AIM voor Engels is nieuw. De methode bestond al voor het Frans en wordt voor deze taal in Nederland op meer dan tweehonderd scholen in het voortgezet onderwijs gebruikt. Onze onderzoeksvraag luidde: in hoeverre is AIM Engels geschikt als methode in het basisonderwijs? We zochten basisscholen in de stad en in dorpen. Op sommige van deze scholen kregen leerlingen al Engelse les, op andere nog niet. Op zes scholen ging AIM van start, in groep 1 tot en met 8. Voorafgaand namen wij de door onszelf ontworpen toetsen af om de beginsituatie
in kaart te brengen. Het was leuk om te zien hoeveel enthousiasme de methode opriep bij zowel leerlingen als leerkrachten. Een nieuwe taal leren, lekker bewegen, werken met een verhaal, zingen, dansen, toneelspelen… in alle groepen sloeg het aan. Voor de leerlingen van groep 1 en 2 waren sommige gebaren lastig, aangezien zij de fijne motoriek aanspreken. De kinderen in de bovenbouw startten vanaf een punt waarop zij het Engels al redelijk beheersten. In het dagelijks leven komen zij daar immers al veel mee in aanraking door middel van bijvoorbeeld muziek, tv-programma’s en films. AIM lijkt in het basisonderwijs vooral geschikt vanaf groep 3 en 4. Als Pabo-student kon ik me prima redden met de methode van AIM. In het begin gaat de meeste tijd zitten in het leren van de gebaren. Met AIM kan elke leerkracht lessen Engels geven. Als docent ben ik gegroeid: niet alleen mijn Engels is verbeterd, maar ook mijn mimiek en expressie. Vooral de indruk die AIM achterlaat bij de leerlingen heeft mij overtuigd!”
‘Enthousiasme bij zowel leerlingen als leerkrachten’
Groep 3 van de Prof. Wassenberghskoalle in Lekkum doen het gebaar voor “well”.
innovatief | 11
Leerlingen van groep 7 van OBS Hurdegaryp over hun talent ‘Samenwerken betekent goed met elkaar kunnen overleggen. Het is goed voor later als je gaat werken. Je moet overleggen met collega’s. Samenwerken heb je je hele leven nog nodig.’
Serena ‘Ik ben best wel goed in gym en daar moet je altijd eerlijk zijn en dat ben ik wel vind ik zelf. En ik ben best goed in geschiedenis. Want daar zit ik altijd in het groepje dat wat extra’s doet met geschiedenis.’
www.nhl.nl/pabo
Niels
‘Schrijven vind ik heel erg leuk en leerzaam. Je kunt er later veel dingen mee doen, ook al schrijf ik niet in de goede houdgreep.’ Lea
Colofon Innovatief is een uitgave van de Pabo van NHL Hogeschool. Redactie: Roy Meulman, Age Wesselius en Anja Morsink. Teksten: Roy Meulman, Jantine Kuijpers, Anja Morsink, Klaske Jellema, Lisette de Wit, Neny Steenbergen en Camerik Voortman Communicatie Fotografie: Anja Morsink, Age Wesselius, Elise Boltjes, Neny Steenbergen en Lisette de Wit Vormgeving: Camerik Voortman Communicatie Eindredactie: Camerik Voortman Communicatie
NHL Hogeschool. Vergroot je perspectief.