DE SOCIALE ZEKERHEID Inhoud Inleiding Wat? Structuur Organisatie Kostprijs De verschillende takken van de sociale zekerheid 1. Ziekte- en Invaliditeitsverzekering 2. Werkloosheid 3. Rust- en overlevingspensioenen 4. Gezinsbijslag 5. Jaarlijkse Vakantie van handarbeiders 6. Beroepsziekten 7. Arbeidsongevallenverzekering Sociale bijstand: residuaire stelsels 1. Bestaansminimum 2. Tegemoetkoming voor gehandicapten 3. Gewaarborgd inkomen voor bejaarden 4. Gewaarborgde gezinsbijslag Sociaal statuut van de zelfstandige Wettelijke verplichtingen bij het aanwerven van personeel
Sociale Zekerheid - 1 van 31
SOCIALE ZEKERHEID Inleiding Basis van de sociale zekerheid is het principe van de verzekering en van de solidariteit. De sociale zekerheid betekent vooreerst het recht op waardigheid en gerechtigheid binnen een kader van gelijkheid van kansen, maar zij vormt ook het belangrijkste preventieve instrument in de strijd tegen de armoede (P. Busquin, gewezen Minister van Sociale Zaken). Een bedrag van meer dan 40 miljard EUR per jaar, d.i. bijna een miljard per week, wordt door de geldpomp van de sociale zekerheid onder de bevolking herverdeeld.
Globaal financieel beheer van de SZ vanaf 1/1/95 * Beheerscomité (alle partijen die instaan voor de financiering van de SZ) - 1 voorzitter - 7 vertegenwoordigers van de werkgevers en 7 van de werknemers - 5 vertegenwoordigers van de overheid * Comité voor advies Leidende ambtenaren van de betrokken sociale parastatalen. * Gelden worden verdeeld op basis van behoeften i.p.v. vaste verdeelsleutels * Eén globale bijdrage voor werknemers en voor werkgever.
Groepswerk Bespreek. 1/ Slaagt de sociale zekerheid in haar doelstelling om iedereen een menswaardig bestaan te verzekeren in alle omstandigheden? 2/ De SZ begeleidt ons van in de wieg tot in het graf. 3/ SZ federaliseren of solidariteit tussen Vlaanderen en Wallonië? 4/ Video: Kartonnen dozen. 5/ Armoede in België (KB Weekbericht)
Sociale Zekerheid - 2 van 31
Wat is de sociale zekerheid? Onder sociale zekerheid verstaat men het geheel van maatregelen en instellingen die tot doel hebben aan elke burger voldoende bestaansmiddelen te waarborgen, op ogenblikken waarop zijn bestaanszekerheid ten gevolge van bepaalde risico's wordt bedreigd. De sociale zekerheid beperkt zich tot de 'sociale' risico's, meer bepaald tot het verzekeren van deze risico's. Daarnaast werd ook beroep gedaan op de techniek van de bijstand, waardoor aan de meest behoeftigen, met algemene overheidsmiddelen, een minimale bestaanszekerheid wordt verschaft. De sociale risico's kunnen op twee manieren de bestaanszekerheid van de burger aantasten: - door het inkomen te verminderen, - door de uitgaven te vermeerderen. Op beide terreinen zal de sociale zekerheid ingrijpen.
1/ Waarborgen van een inkomen bij loonverlies Een sociaal risico (ziekte, invaliditeit, werkloosheid) kan voor gevolg hebben dat het arbeidsinkomen van de verzekerde geheel of gedeeltelijk wegvalt. Bijvoorbeeld bij ziekte. Geef zelf nog voorbeelden. Wat doet de sociale zekerheid in deze gevallen?
2/ Opvangen van kosten (sociale kosten) Sociale risico's kunnen ook met zich meebrengen dat het normale arbeidsinkomen wordt aangetast door niet te voorziene of moeilijk te dragen bijkomende uitgaven. Bijvoorbeeld bij een langdurige opname in een ziekenhuis. Geef zelf nog voorbeelden. Wat doet de sociale zekerheid in deze gevallen?
Sociale Zekerheid - 3 van 31
Structuur van de sociale zekerheid Algemeen We hebben geen uniform systeem van sociale zekerheid. De sociale zekerheid is veeleer een verzamelnaam voor meerdere onderling verschillende stelsels, die gegroeid zijn rond bepaalde beroepscategorieën. De 4 belangrijkste stelsels zijn - dat voor werknemers - dat voor zelfstandigen - dat voor ambtenaren - de sociale bijstand In dit ingewikkelde netwerk zitten echter ook hiaten, waardoor sommige personen het zonder sociale bescherming zouden moeten stellen. Daarom voorzag de overheid in een geheel van sociale uitkeringen, dat aan de allernoodzakelijkste basisbehoeften van elke burger moet tegemoet komen. Deze worden 'residuaire stelsels’ genoemd (sociale bijstand).
1E Stelsel voor werknemers in de privé-sector Dit stelsel is van toepassing op werknemers die tewerkgesteld zijn in de privé-sector krachtens een arbeidsovereenkomst. 7 sectoren: (1) De ziekte- en invaliditeitsverzekering, (2) de werkloosheids- en (3) pensioenverzekering, worden zowel door de werknemers als door de werkgevers gefinancierd. (4) De gezinsbijslagen, (5) de jaarlijkse vakantie, (6) de arbeidsongevallen en (7) de beroepsziekten, komen uitsluitend ten laste van de werkgevers. Naast de sociale bijdragen ontvangt het stelsel van de sociale zekerheid voor werknemers ook subsidies van de overheid. De sociale bijdragen moeten op vastgestelde tijdstippen door de werkgever worden gestort aan een centraal inningsorganisme: de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (R.S.Z.). De werkgever kan aansluiten bij een erkend sociaal secretariaat. Deze private organisaties zorgen dan voor het uitrekenen en storten van de bijdragen aan de RSZ. De RSZ verdeelt de inkomsten over de verschillende sociale parastatalen, die belast zijn met de uitvoering van de wetgeving voor hun sector.
Sociale Zekerheid - 4 van 31
Schema: de sociale zekerheid voor werknemers Takken van de SZ: Werklooshe id
Ziekte en invaliditeit
Pensioenen
Jaarlijkse Vakantie
Kinderbijsla g
Beroepsziekten
Arbeidsongevallen
Betalen bijdragen: verzekeringsplichtigen en staat
WERKNEMERS
WERKGEVERS
\
OVERHEID
\
\
aan (openbare instelling):
R.S.Z. RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID
\ ________________________________________________________________________________________
\
\
\
\
\
\
\
RSZ int en verdeelt: onder openbare instellingen
RVA
RIZIV
RVP
RJV
RKW
FBZ
FAO
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
Rijksinstituut voor Ziekteen Invaliditeitsv erzekering
Rijksdienst Voor Pensioenen
Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie
Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers
Fonds voor Beroepsziekt en
Fonds voor Arbeidsongevallen
\
\
\
\
\
\
\
Rechtstreeks of via Bijzondere Vakantiefond sen
Rechtstreeks of via Kinderbijslag fondsen
\
\
\
\
\
GEPENSIO NEERDEN
ARBEIDERS MET VAKANTIE
KINDEREN
SLACHTOFFERS
SLACHTOFFERS
verdeelt via particuliere instellingen of hulpkassen: Vakbonden of HW Hulpkas voor Werkloosheidsuitkering en
Ziekenfondse n of HKZIV Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsver zekering
\
\
Partikuliere Verzekeringsmaatschappij en (ontvangen van werkgevers)
keren uit aan gerechtigden: WERKLOZEN
ZIEKEN
Sociale Zekerheid - 5 van 31
2E Stelsel voor ambtenaren Hier gaat het om dezelfde sectoren als in het stelsel voor werknemers. De financiering komt vooral ten laste van de overheid. Alleen voor gezondsheidszorgen en overlevingspensioenen betaalt de ambtenaar een eigen bijdrage. Deze bijdragen gaan respectievelijk naar het RIZIV (via de RSZ) en naar het FOP (Fonds voor Overlevingspensioenen). Schematische voorstelling: 1/ Gezinsbijslag--------> Overheid -----------------------------> R.K.W.---------> Kinderen 2/ Z.I.V. ------------------> Overheid + Wn-bijdrage ---------> RIZIV ----------> Zieken 3/ Pensioen------------> Overheid + Wn-bijdrage ---------> RVP ))> Gepensioneerde 4/ Vakantie------------> Overheid -------------------------------------------------> Ambtenaar 5/ Arbeidsongeval ----> Overheid --------------------------------------------------> Slachtoffer 6/ Beroepsziekte ------> Overheid ------------------------------------------------> Slachtoffer
3E Stelsel voor zelfstandigen zie p. 27
4E Residuaire stelsels Hiertoe behoren alle voorzieningen, gefinancierd door de overheid, die een minimale bestaanszekerheid verschaffen aan personen die van geen enkel ander socialezekerheidsstelsel kunnen genieten. 1E Wetgeving inzake tegemoetkoming aan gehandicapten Berekend in functie van hun handicap ontvangen zij een minimum- inkomen van het ziekenfonds. 2E Wet op het bestaansminimum Deze waarborgt een bijstand uitbetaald door het OCMW. 3E Wet op de gewaarborgde kinderbijslag De betalingen gebeuren door het RKW. 4E Wet op het gewaarborgd inkomen voor bejaarden Deze wet garandeert een minimuminkomen voor mensen van de derde leeftijd. Deze pensioenen worden uitbetaald door de RVP.
Sociale Zekerheid - 6 van 31
Administratieve organisatie Werknemers 1E Inning en verdeling van de bijdragen De werkgever moet een aansluiting aanvragen bij de RSZ. Hij moet kwartaalaangiften bij de RSZ indienen (eventueel via een sociaal secretariaat). Hij moet zijn bijdrage en die van de werknemers storten aan de RSZ. - driemaandelijks indien minder dan 5 werknemers (voor 30/4, 31/7, 31/10 en 31/1) - maandelijks indien 5 of meer werknemers: 5 dagen na het einde van elke maand moet 25 % van de kwartaalbijdrage gestort worden.
2E Berekening van de RSZ-bijdragen Voor arbeiders worden de bijdragen berekend op 108 % van het bruto loon. Voor bedienden worden de bijdragen berekend op het bruto loon. Werknemersbijdrage: 13,07% Werkgeversbijdrage: ongeveer 40% voor arbeiders en 34% voor bedienden. Oefening Bereken het belastbaar loon en de RSZ-bijdrage van een werkgever met 5 werknemers, voor a) een bediende met een bruto wedde van 1 200 EUR en b) een arbeider met een bruto weekloon van 400 EUR.
3° SIS-kaart (Sociaal Informatie Systeem) verplicht vanaf 1 januari 2000 Deze kaart moet de sociale papierwinkel voor werkgevers en werknemers drastisch vereenvoudigen en het zwartwerk tegengaan. Werknemers moeten de kaart steeds kunnen voorleggen bij een inspectie. Ze moet gebruikt worden bij het ziekenfonds en voor alle contacten waarbij je aansluitingsnummer bij de sociale zekerheid van belang is. In de geheugenchip van de kaart zijn de gegevens opgeslagen die het gebruik van de ziekenfondskaart en de gele kleefbriefjes moeten vervangen: het nummer van je ziekenfonds, je inschrijvingsnummer bij de mutualiteit, de begin- en einddatum van het recht op gezondheidszorg, het mogelijke recht op sociale franchise en de derdebetalersregeling. Voorlopig krijgen alleen ziekenhuizen en apothekers toegang tot deze vertrouwelijke gegevens. Artsen, tandartsen, kinesitherapeuten en andere zorgenverstrekker komen later aan de beurt. De SIS- kaart wordt ook gebruikt ter bestrijding van zwartwerk.
Sociale Zekerheid - 7 van 31
Wat kost de sociale zekerheid? Cijfers: zie Begrotingsbeleid
Ontvangsten van de sociale zekerheid in mia. Sociale bijdragen Alternatieve financiering Overdrachten fed. Overh. Andere ontvangsten Totaal
1997
1998
1999
1166.6 120.3 229.1 40.5 1556.4
1213.6 121.1 231.7 43.2 1609.6
1238.9 125.3 234.5 42.6 1641.3
Uitgaven per sector Sector (in mio. BEF)
1960
1983
1989
1999
550.000 305.800 292.219 13.406 ZIV 244.000 166.500 215.888 6.835 Werkloosheid 487.500 319.700 278.731 16.940 Pensioen 125.000 91.700 97.198 10.573 Gezinsbijslag 6.000 6.000 6.583 4.213 Arbeidsongevallen 14.400 14.200 16.789 67 Beroepsziekten 90.000 84.000 78.589 6.710 Vakantie De toename van de uitgaven loopt parallel met de vermeerdering van het aantal personen dat bij de verplichte verzekering betrokken wordt. In welke sectoren zien we een explosieve groei?
Transfers aan de sociale zekerheid door de overheid '89
'90
'91
'92
'93
'94
231 231 210 231 251 Begrotingskredieten voor Wn en zelfs 14 14 14 t. 245 245 210 231 265 Overgedragen ontvangsten Totaal Overgedragen ontvangsten voor '94: energietaks, opcentiemen, bijdragen globaal plan.
231 78 309
Uitgaven van de verschillende overheden in mia. BEF 1981
1989
in % van het BBP 1993
1981
1989
1993
Totale overheid - Rentelasten - Primaire uitgaven
2.177 290 1.887
3.172 642 2.530
3.960 783 3.177
60.8 8.1 52.7
52.6 10.6 42.0
55.5 11.0 44.5
Centrale overheid - Federale overheid - Gew. & Gemeensch. Lokale besturen Sociale Zekerheid - Transf. fed. overh.
1.558 1.448 110 297 788 293
1.982 1.616 590 353 1.157 293
2.557 1.725 854 450 1.491 279
43.6 39.5 4.1 8.3 22.0 8.2
35.6 26.8 9.8 6.2 19.2 4.9
35.8 24.2 12.0 6.3 20.9 3.9
Hoe gebeurt de financiering van de SZ?
Sociale Zekerheid - 8 van 31
Takken van de sociale zekerheid 1. ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING De ZIV omvat 2 sectoren: de sector geneeskundige verzorging en de sector ziekteuitkeringen bij arbeidsongeschiktheid.
1.1. Geneeskundige verzorging 1/ Wie is rechthebbende? Bijna iedereen. Er zijn 2 categorieën: - de gerechtigden (werknemers, zelfstandigen en gelijkgestelden; in totaal 4 912 520 + 653 816 personen) - de personen met afgeleide rechten (bv. ten laste van een gerechtigde) (3 407 208 + 612 836 personen) Daarnaast zijn er nog ongeveer 80 000 "niet beschermde personen". 2/ Vereisten 1) Aansluiten bij een ziekenfonds of hulpkas van de ZIV Naast de officiële Hulpkas voor ZIV bestaan er 5 landsbonden: - de christelijk mutualiteit (4,5 mio. verzekerden) - de socialistische mutualiteit (2,6 mio.) - Het Verbond der beroepsziekenfondsen (1,1 mio.) - Neutrale mutualiteitsverbond (950 000) - Liberale mutualiteitsfederaties (650 000) De meeste ziekenfondsen vragen een soort lidgeld. 2) Een wachttijd van 6 maanden doorlopen. Velen zijn vrijgesteld van deze wachttijd. 3) Bewijs van bijdragebetaling SIS-kaart: zie p. 6 3/ Soorten geneeskundige verzorging 1) Grote risico's zoals bevallingen, ziekenhuisopname, operaties, RX, implantingen, kinderverlamming, dialyse, kanker, geestesziekten, chirurgische ingrepen e.d. 2) Kleine risico's zoals raadpleging van een huisarts, tandverzorging, geneesmiddelen, kleine operaties, enz. Zelfstandigen hebben enkel recht op terugbetaling van kosten van kleine risico's indien ze een bijkomende verzekering bij een ziekenfonds afsluiten.
Sociale Zekerheid - 9 van 31
4/ Terugbetalingstarieven De tussenkomst van de verzekering en het remgeld verschillen volgens het type van verzorging. De gewone zorgen worden voor 75 % terugbetaald (remgeld 25%). Kosten voor dure behandelingen meestal volledig. (Kine: 40% remgeld) Weduwen, invaliden, gepensioneerden en wezen (WIGW's) betalen een verminderd remgeld (idem voor bestaansminimumtrekkers). WIGW’s betalen slechts 10 of 15 %. Geneesmiddelen - voor magistrale bereidingen ( geneesmiddelen die de apotheker zelf maakt) betaalt de patiënt 2 EUR. - farmaceutische specialiteiten zijn ingedeeld in categorieën: A: levensnoodzakelijke geneesmiddelen: geen remgeld B: zeer nuttige geneesmiddelen: 25 % remgeld C: minder nuttige geneesmiddelen: 50 % remgeld Cs: producten voor de bloedsomloop: 60 % remgeld Cx: 80 % Andere (pijnstillers, slaappillen e.d.): geen tussenkomst. Noot: sociale franchise Mensen met een laag inkomen die 375 EUR remgeld betaalden op 1 jaar, krijgen hetgeen ze daarboven betalen terug via de personenbelasting. 5/ Hoe is de tussenkomst geregeld? 1) Terugbetaling Men geeft een getuigschrift van verstrekte hulp af bij het ziekenfonds en ontvangt de terugbetaalbare som. 2) Derdebetalersregeling (systeem van de derde betalende) De ziekteverzekering betaalt rechtstreeks aan de zorgenverstrekker, zodat de verzekerde alleen het remgeld hoeft te betalen. Deze regeling is verplicht voor de ziekenhuizen ten aanzien van de opgenomen patiënten. Ze is verboden voor raadplegingen en bezoeken van geneesheren en specialisten. De meeste apothekers passen ook de derdebetalersregeling toe, maar zijn daartoe niet verplicht. Vraag: Hoe komt het dat de uitgaven van de ZIV voortdurend stijgen?
Sociale Zekerheid - 10 van 31
1.2. Ziekte-uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid Wanneer het gaat om een gewoon ongeval of een gewone ziekte, zal de wet inzake ZIV van toepassing zijn. Wanneer het echter gaat om een arbeidsongeval of een beroepsziekte, is de wet op de arbeidsongevallen of de wet op de beroepsziekten van toepassing. Het ziekenfonds betaalt een vervangingsinkomen om het loonverlies te dekken aan werknemers die wegens ziekte of ongeval niet meer kunnen werken, op voorwaarde dat de vereisten gesteld bij de sector geneeskundige verzorging vervuld zijn. Tevens moet hij het ziekenfonds binnen de 30 dagen in kennis stellen van zijn arbeidsongeschiktheid, bij middel van een medisch getuigschrift. Hoeveel bedraagt de uitkering? 1/ Uitkering wegens primaire arbeidsongeschiktheid 1) Arbeiders Eerste week: 100 % door Wg 2e week: 85,88 % door Wg 3e en 4e week: 25,88 % door Wg en 60 % door ZIV daarna: 60 % ZIV, voor samenwonenden 55% Noot: carensdag 2) Bedienden Gewaarborgd maandloon: 100 % Wg Daarna: 60 % ZIV, voor samenwonenden 55% Noot: - Bij zwangerschapsrust betaalt de ZIV een uitkering van 82 % tijdens de eerste maand. Daarna 75 %. - Hervalling of wederinstorting Enkel als de zieke gedurende ten minste 15 dagen opnieuw arbeidsgeschikt wordt en nadien hervalt, begint een nieuwe periode te lopen, tenzij hij bewijst dat de ongeschiktheid veroorzaakt werd door een andere ziekte of ongeval. Zoniet loopt de eerste periode door. Bij invaliditeit moet de onderbreking minstens 3 maanden bedragen.
2/ Uitkeringen wegens invaliditeit Wanneer de arbeidsongeschiktheid langer dan één jaar duurt spreekt men van invaliditeit (dit is niet hetzelfde als gehandicapt zijn). Gezinshoofden ontvangen 65 %, alleenstaanden 45%, wie geen personen ten laste heeft krijgt 40 % van het vroeger loon (begrensd).
Sociale Zekerheid - 11 van 31
Takken van de sociale zekerheid 2. ARBEIDSVOORZIENING EN WERKLOOSHEID De reglementering inzake arbeidsvoorziening en werkloosheid bestaat uit twee delen: 1E Financiële steun geven aan werklozen = federaal (RVA) M.a.w. een vervangingsinkomen verschaffen aan personen die onvrijwillig werkloos zijn. De verzekering tegen werkloosheid behoort tot de bevoegdheden van de nationale RVA (met haar 30 gewestelijke werkloosheidsbureaus). 2E Werkzoekenden helpen bij het vinden van werk = regionaal (VDAB) Bestrijden van de werkloosheid door a) het organiseren van arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding b) financiële steun verlenen voor moeilijk te plaatsen werknemers. De arbeidsbemiddeling (werklozen kunnen zich laten inschrijven als werkzoekenden werkgevers moeten vacante betrekkingen melden) en de beroepsopleiding (herscholing of vervolmaking) zijn geregionaliseerd.
2.1. Werkloosheidsverzekering 1/ Wie heeft recht op werkloosheidsuitkering Alleen werknemers hebben recht op werkloosheidsuitkering, indien ze een minimum aantal dagen gewerkt hebben en sociale bijdragen voor die verzekeringstak hebben betaald. Uitzonderingen: afgestudeerden moeten een wachttijd doorlopen.
2/ Voorwaarden 1) Geen arbeid verrichtten 2) Onvrijwillig werkloos zijn 3) Geen loon of vervangingsinkomen ontvangen 4) Ingeschreven zijn als werkzoekende bij het Gewestelijk Bureau voor Arbeidsbemiddeling 5) Elke passende dienstbetrekking aanvaarden 6) Beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt (niet ziek of invalide) 7) Zich aan de stempelcontrole onderwerpen (tweemaal per maand, nl. 3e en 26e of volgende werkdag) tenzij vrijgesteld. 8) In België wonen 9) Niet pensioengerechtigd zijn
Sociale Zekerheid - 12 van 31
3/ Bedrag van de werkloosheidsuitkeringen De uitkering is afhankelijk van de gezinstoestand, de werkloosheidsduur en het gemiddeld loon dat men ontving. 1) Gezinshoofden (enig inkomen en gezinslast) ontvangen 60 % van het gederfde loon (max. 1368 fr/d). 2) Alleenstaanden (enig inkomen, geen gezinslasten) krijgen het eerste jaar van hun werkloosheid 60 %, daarna 43 %. 3) Samenwonenden (niet het enig inkomen en geen gezinslasten) ontvangen het eerste jaar 55 %, de volgende 3 maanden plus 3 maanden per gewerkt jaar: 35 %, en daarna ..................... per dag ( BEF per maand). Samenwonenden die 20 jaar gewerkt hebben of tenminste 33 % arbeidsongeschikt zijn behouden een uitkering van 35 %.
De werkloosheidsuitkering bestaat uit een basisuitkering (35%), een aanpassingsvergoeding of vergoeding gezinslast en een vergoeding voor verlies van enig inkomen. Noot: Na 6 maanden ononderbroken voltijds werken herbegint men bij de eerste periode. Bijzondere uitkeringen 1) Wachtuitkering Afgestudeerden die geen gezinshoofd zijn krijgen een wachtuitkering i.p.v. gewoon stempelgeld. 2) Conventioneel brugpensioen Oudere ontslagen werknemers die aan de voorwaarden voldoen om werkloosheidsuitkering te ontvangen kunnen met brugpensioen gaan vanaf 60 jaar. Bij CAO kan die leeftijd verlaagd worden. Voorwaarden: a) 60 jaar; b) ontslagen; c) recht op werkloosheidsuitkering. Voordelen: a) geen stempelplicht; b) geen inschrijving als werkzoekende verplicht; c) 60% van de laatste bruto wedde als werkloosheidsuitkering plus een aanvullende vergoeding van de werkgever, gelijk aan het verschil tussen de werkloosheidsuitkering en de laatste nettowedde.
Sociale Zekerheid - 13 van 31
3) Loopbaanonderbreking Bij loopbaanonderbreking van ten minste 6 maanden, krijgt de werknemer ................. per maand indien hij voltijds werkte en zijn loopbaan volledig onderbreekt voor ouderschapsverlof, verzorging van een gezins- of familielid en palliatief verlof. Indien loopbaanonderbreking genomen wordt voor het tweede kind wordt de uitkering verhoogd met EUR, voor het derde kind met EUR. Bij loopbaanhalvering krijgt men de helft. In zijn plaats moet de werkgever een uitkeringsgerechtigde werkloze aannemen. Nu is ook een korte loopbaanonderbreking mogelijk voor de opvoeding van de kinderen (12 weken). Ook werknemers van 50 jaar die kiezen voor loopbaanhalvering krijgen de onderbrekingsuitkering als ze (minstens halftijds) vervangen worden door een uitkeringsgerechtigde werkloze (tot aan de pensioengerechtigde leeftijd). 4/ Schorsingsbesluit voor langdurig werklozen Samenwonende werklozen die langer dan 'normaal' werkloos zijn kunnen in bepaalde gevallen van de dop geschorst worden. Met langer dan normaal bedoelt men meer dan 1,5 maal de duur van de gemiddelde werkloosheid van zijn leeftijds- en geslachtsgenoten in de streek. Tenzij men: 1/ ouder dan 5O jaar is; 2/ 20 jaar gewerkt heeft; 3/ ingeschreven is in een PWA (Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap) 4/ het jaarlijks netto belastbaar gezinsinkomen minder is dan EUR, verhoogd met EUR per persoon ten laste; indien het jaarlijks netto belastbaar inkomen van het gezin zakt onder de EUR krijgt men terug werkloosheidsuitkering.
Sociale Zekerheid - 14 van 31
2.2. Arbeidsvoorziening De arbeidsbemiddeling (werklozen kunnen zich laten inschrijven als werkzoekend en werkgevers moeten vacante betrekkingen melden) en de beroepsopleiding (herscholing of vervolmaking) zijn geregionaliseerd. In het Vlaams gewest werd daarvoor de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ( VDAB) opgericht, in Wallonië Forem (Office communautaire et régional de formation et emploi) en voor het Brussels gewest de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (Bgda) of Orbem (Office régional Bruxellois de l'emploi). VDAB: Vlaams Gewest: arbeidsbemiddeling Vlaamse Gemeenschap: beroepsopleiding Forem: Waals Gewest: arbeidsbemiddeling Waalse Gemeenschap: beroepsopleiding BGDA: Brussels gewest: arbeidsbemiddeling 1/ Arbeidsbemiddeling (gewestelijk) Iedereen die werk zoekt kan een beroep doen op de VDAB. De arbeidsbemiddeling bestaat uit het bij elkaar brengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. De VDAB heeft voor deze taak een monopolie. Moet dat doorbroken worden?. Werkgevers zijn verplicht hun vacante betrekkingen te melden bij de VDAB. Nalatigheid wordt echter zelden gesanctioneerd. De VDAB kan ook optreden als interimbureau (T-interim). Het uitzendbureau is werkgever voor de werknemers die het detacheert naar andere bedrijven. Ze heeft een ‘Outplacementdienst’. De VDAB kan ook tussenkomen in het loon van moeilijk te plaatsen werkzoekenden (maximum 50 % gedurende 1 jaar). Tenslotte kan ze tussenkomen in de kosten voor omschakeling of uitbreiding van een bedrijf. 2/ Beroepsopleiding (op het vlak van de gemeenschappen) Beroepsopleiding kan gevolgd worden in een Centrum voor Beroepsopleiding van de VDAB, in een technische school of in een onderneming. Dit voordeel is in principe alleen toegankelijk voor uitkeringsgerechtigde werklozen. Er zijn wel uitzonderingen. In het Centrum wordt een versnelde beroepsopleiding gegeven. De betrokkene krijgt een soort arbeidsovereenkomst en een kleine vergoeding. Hij valt dan wel volledig onder de sociale wetgeving. De VDAB kan ook zorgen voor ‘On the job training’, d.i. opleiding in het bedrijf zelf, vrij van RSZ-bijdragen.
Sociale Zekerheid - 15 van 31
Takken van de sociale zekerheid 3. PENSIOENEN Inleiding De pensioensector houdt een verzekering in tegen 2 verschillende risico's: de ouderdom en het wegvallen van inkomsten na het overlijden van de kostwinner. Als men boven een bepaalde leeftijd niet meer door gewone arbeid een inkomen kan verwerven, krijgt men een rustpensioen in de plaats. Als door het overlijden van degene die het gezinsinkomen verdiende, het inkomen van zijn partner en eventueel andere personen ten laste wegvalt, voorziet de wet een overlevingspensioen. Zowel rust- als overlevingspensioen worden berekend in functie van het inkomen dat gedurende een bepaalde beroepsloopbaan is verdiend. Het stelsel is gestart op basis van kapitalisatie. Dit houdt in dat men de pensioenbijdragen, die in de loop van de actieve beroepsloopbaan werden betaald, spaart en opzij legt tot bij het bereiken van een bepaalde leeftijd. Deze middelen zullen dan dienen om het pensioen uit te betalen. Tengevolge van inflatie en financiële behoeften, is de wetgever later overgestapt naar een repartitiesysteem. De repartitie houdt in dat alle pensioenbijdragen van de actieve bevolking onmiddellijk worden aangewend voor de uitbetaling van pensioenen. Ook het repartitiesysteem staat nu onder sterke druk. De oorzaak hiervan is: a) de verhouding tussen de actieve en niet-actieve bevolking is de laatste jaren sterk gewijzigd door: 1) veroudering van de bevolking 2) de hoge werkloosheid 3) toename van het aantal vrouwelijke gepensioneerden, met een hogere levensverwachting dan de mannelijke (80 / 75 jaar) 4) dalen van de pensioenleeftijd 5) toegenomen scolariteitsgraad b) er is minder geld beschikbaar ingevolge: 1) de loonmatiging, waardoor ook de bijdragen verminderen 2) de beperking van de overheidssubsidies, tengevolge van de slechte situatie van de overheidsfinanciën. Hierdoor grijpen grote bevolkingsgroepen, gesteund door de overheid, terug naar kapitalisatietechnieken, zoals pensioensparen en private levensverzekeringen. Tussen 1920 en 1970 verdriedubbelde het aantal 65-plussers (van 6,5 naar 13,5% van de bevolking). Tegen 2000: 17,1%, 2020: 21%, 2040: 27%.
Sociale Zekerheid - 16 van 31
3.1. Rustpensioen Rustpensioen wordt toegekend bij het bereiken van een bepaalde leeftijd, op grond van bepaalde arbeidsprestaties. a) Rustpensioen voor werknemers De pensioenen zijn welvaartsvast. Welvaartsvast wil zeggen dat ze verhoogd worden in verhouding tot de stijging van de lonen. De normale pensioenleeftijd voor mannen is bepaald op 65 jaar, voor vrouwen geldt een overgangsregeling: nu 62 jaar, vanaf 2003 63 jaar, vanaf 2006 64 jaar en vanaf 2009 net als bij de mannen 65 jaar. Mannelijke en vrouwelijke werknemers uit de privé-sector kunnen tussen 6O en 65 jaar met pensioen (loopbaan van 26 jaar / 28 jaar vanaf 2001 en 35 jaar vanaf 2005). Het bedrag van het rustpensioen bedraagt 60 % voor een alleenstaande en 75 % voor een gezinshoofd, van het geherwaardeerd inkomen dat hij heeft verdiend over zijn volledige loopbaan, op het ogenblik dat hij op pensioen gaat, vermenigvuldigd met de loopbaanbreuk. De teller van de breuk is het aantal gepresteerde arbeidsjaren, en de noemer is 40 (wordt opgetrokken tot 45) voor vrouwen en 45 voor mannen. Vrouwen hadden recht op een volledig pensioen na een loopbaan van 40 jaar, mannen na een loopbaan van 45 jaar. Vanaf 1997 moeten vrouwen om een volledig pensioen te verkrijgen een loopbaan hebben van 41 jaar; vanaf 2000: 42 jaar; vanaf 2003: 43 jaar; vanaf 2006: 44 jaar en vanaf 2009: 45 jaar, net zoals de mannen. Het gezinspensioen wordt toegekend aan de gehuwde echtgenoot, waarvan de partner geen arbeidsinkomen of vervangingsinkomen ontvangt. Mannelijke werklozen en invaliden kunnen op hun 60ste kiezen tussen behoud van de vergoeding die ze op dat ogenblik krijgen (om meer loopbaanjaren te hebben) of overstappen naar de pensioenregeling. Alleen voor invalide gezinshoofden zou de overstap naar het pensioen minder gunstig zijn. Voor de berekening van de anciënniteit zijn maximum drie kredietjaren voorzien als compensatie voor loopbaanonderbreking, volledige werkloosheid of opvoeding van de kinderen. Met de verlenging van de studieduur lijkt het moeilijk om nog aan een volledige loopbaan te geraken. Je mag echter vanaf je 20e, (volledige) studiejaren meetellen als loopbaanjaren. Voor ambtenaren gebeurt dit automatisch. Privéwerknemers en zelfstandigen moeten dit aanvragen bij de RVP binnen de 5 jaar na het beëindigen van de studies, en een aanvullende bijdrage betalen (7,5 % van het minimum gewaarborgd maandloon). Het blijft een relatief geringe inspanning die later veel oplevert. In feite is de regularisatiemogelijkheid weinig bekend. Er wordt dan ook weinig gebruik van gemaakt.
Sociale Zekerheid - 17 van 31
b) Rustpensioen voor ambtenaren Als basis neemt men de wedde van de laatste 5 dienstjaren. c) Brugpensioen voor werknemers Om de uitgaven voor pensioenen te beperken wil de overheid het aantal bruggepensioneerden afremmen. In 1990 waren er 135 169 bruggepensioneerden. Algemene regel: brugpensioen vanaf 58 jaar. Voorwaarden: a/ werkgever moet de bruggepensioneerde vervangen; Er zal streng worden toegezien op de vervanging van de bruggepensioneerden door nieuwe werknemers (in principe een uitkeringsgerechtigde werkloze). EUR); b/ werkgever moet een hoofdelijke bijdrage betalen ( De werkgevers zullen een verhoogde bijdrage voor iedere bruggepensioneerde uit hun onderneming moeten betalen aan de RVA, om de uitgaven van de RVA te verminderen (niet om het brugpensioen te verhogen). c/ werknemer moet min. 25 jaar gewerkt hebben. Met anciënniteit worden effectieve werkjaren en gelijkgestelde jaren bedoeld. Assimilatie van legerdienst en bovendien 3 kredietjaren voor volledige werkloosheid en nog eens 3 kredietjaren voor loopbaanonderbreking voor de opvoeding van de kinderen.
Uitzonderingen: 1/ Werknemers van bedrijven in moeilijkheden: vanaf 50 jaar. Dit zijn bedrijven met 2 jaar na elkaar een negatief resultaat. Voorwaarden: a) 10 jaar gewerkt in de sector of 20 jaar in andere sectoren; b) geen vervangingsplicht; c) geen hoofdelijke bijdrage aan de R.V.A. zolang het bedrijf in moeilijkheden verkeert (daarna EUR per maand) 2/ Ondernemingen in herstructurering: vanaf 52 jaar Dit zijn bedrijven waar collectief ontslag dreigt en een economische werkloosheid van meer dan 20 %. Voorwaarden: a) 10 jaar gewerkt in de sector of 20 jaar in andere sectoren; b) geen vervangingsplicht; c) werkgeversbijdrage betalen aan de RVA Noot: Om de overgang van het beroepsleven naar het pensioen geleidelijk te laten verlopen wordt er gedacht aan een gedeeltelijk brugpensioen en deeltijds werk (loopbaanhalvering vanaf 55 jaar).
Sociale Zekerheid - 18 van 31
3.2. Overlevingspensioen Hieronder verstaat men de uitkeringen die na het overlijden van de partner, toegekend worden aan de langstlevende echtgenoot, op grond van de overweging dat het arbeidsinkomen is weggevallen (vervalt bij hertrouwen). Voorwaarden: - tenminste 1 jaar getrouwd zijn, tenzij uit het huwelijk een kind geboren werd, of als het overlijden het gevolg is van een ongeval of beroepsziekte ontstaan na het huwelijk, of als er een kind ten laste is. Waarom? - geen arbeids- of vervangingsinkomen hebben dat de toegelaten grens overschrijdt; - 45 jaar of ouder zijn, ofwel kinderen ten laste hebben of 66 % gehandicapt zijn. Berekening: Het overlevingspensioen is gelijk aan: het rustpensioen voor alleenstaanden dat de overledene zou gekregen hebben indien hij op dat moment gepensioneerd was. De noemer van de loopbaanbreuk wordt het aantal jaren tussen de leeftijd van 20 jaar en het ogenblik van overlijden. Noot: Toegelaten beroepsactiviteit De gepensioneerde mag bepaalde beroepsactiviteiten uitoefenen terwijl hij een pensioen geniet. De bruto-inkomsten van die activiteit mag voor een loontrekkende niet hoger zijn dan Indien hij kinderen ten laste heeft: Aanvraag De aanvraag tot een rustpensioen mag ten vroegste één jaar voor de ingangsdatum gebeuren. Voor overlevingspensioenen moet de aanvraag gebeuren binnen het jaar na het overlijden van de partner. De aanvraag moet gebeuren bij de burgemeester van zijn gemeente. Voor de openbare sector moet de aanvraag ingediend worden bij de personeelsdienst van de administratie waartoe men behoort. De A.S.L.K. houdt de individuele rekeningen van de werknemers bij en verleent hen daartoe een individueel pensioennummer. De RVP en de RSVZ onderzoeken de aanvragen en beslissen over de toekenning van het pensioen.
Sociale Zekerheid - 19 van 31
Takken van de sociale zekerheid 4. GEZINSBIJSLAGEN Gezinsbijslagen omvatten alle vergoedingen die de SZ toekent als compensatie voor de kosten die een kind met zich brengt. Kindergeld en kraamgeld (sinds '93 ook adoptiepremie) vormen de gezinsbijslagen. Het stelsel heeft jaarlijks een overschot van enkele miljarden. Deze worden overgeheveld naar andere behoeftige takken van de SZ, zoals de Z.I.V. Kinderbijslagen zijn de bedragen die doorgaans maandelijks worden uitbetaald aan de gezinnen met kinderen. Betrokken personen: 1/ Rechthebbenden Dit zijn de personen die omwille van hun huidige of vroegere beroepsactiviteit 'het recht openen' op gezinsbijslag. Wie? - werknemers in dienst van een in België gevestigde werkgever - arbeidsongeschikten, werklozen, gepensioneerden - weduwen, wezen, verlaten echtgenote - gehandicapten, studenten tot 25 jaar - zelfstandige die zijn bijdragen betaalt voor een zelfstandig hoofdberoep - gedetineerden
2/ Rechtgevenden: kinderen Voor welke kinderen wordt kinderbijslag toegekend? - kinderen ten laste van de persoon die rechthebbende is * tot 16 jaar onvoorwaardelijk (voltijds leerplichtig) * tot 18 jaar indien ze geen inkomen hebben (deeltijdse leerplicht) * tot 21 jaar voor leerlingen met een leercontract en gehandicapte kinderen (soms tot 25 jaar of levenslang) * tot 25 jaar voor studenten die dagonderwijs volgen; - voor een huishoudkind (kinderen die één van de ouders in het huishouden vervangen of een ouder in een groot gezin bijstaan); - afgestudeerden die als werkzoekende bij de RVA zijn ingeschreven geven recht op kindergeld gedurende 9O of 18O dagen, naargelang ze jonger of ouder zijn dan 18 jaar.
3/ Bijslagtrekkende Dit is diegene die de gezinsbijslag ontvangt. Voor werknemers wordt de gezinsbijslag in principe uitbetaald aan de moeder.
Sociale Zekerheid - 20 van 31
Wie betaalt de gezinsbijslag? Elke werkgever moet aansluiten bij een compensatiekas voor gezinsvergoedingen of bij de RKW. Normaal betaalt het kinderbijslagfonds de gezinsbijslag. In bepaalde gevallen betaalt het RKW de gezinsbijslagen (weduwen, DAC'ers, BTK'ers, studenten, gedetineerden ...) De staat betaalt de gezinsbijslag via de RKW. Als de rechthebbende een zelfstandige is zal het sociaal verzekeringsfonds of de NHSVZ hiermee belast zijn.
Soorten bijslagen 1° Kraamgeld Geboortebijslag is een tegemoetkoming in de kosten voor de uitzet van het kind. Het mag aangevraagd worden vanaf de 6E maand van de zwangerschap. De uitbetaling gebeurt ten vroegste 2 maanden voor de geboorte. Voor de eerste geboorte bedraagt het kraamgeld 926,95 EUR, voor de volgende geboorten 697,42 EUR. 2° Kinderbijslag Deze moet aangevraagd worden bij de bevoegde kinderbijslaginstelling. De gewone kinderbijslag bestaat uit een basisbedrag en een leeftijdstoeslag voor kinderen van 6 tot 12 jaar, van 12 tot 18 jaar en ouder dan 18 jaar. De leeftijdstoeslag is niet verschuldigd voor het enige of het jongste kind van zelfstandigen. Een verhoogde kinderbijslag is voorzien voor arbeidsongeschikten, werklozen en gepensioneerden, wezen, gehandicapte kinderen. De wettelijke gezinsbijslagen zijn niet belastbaar en tellen niet mee voor de berekening van het minimumloon.
Klassegesprek Een afhouding van 8 % op de lonen, goed voor een globaal bedrag aan inkomsten van ...................... en maandelijkse uitkeringen aan 1 mio. gezinnen met 1,8 mio. kinderen. In grote trekken is dat het stelsel van kinderbijslagen voor werknemers. Daarnaast zijn er ook nog de stelsels voor ambtenaren en zelfstandigen. Moet dat zo blijven? Zou het niet beter zijn al die stelsels samen te voegen, en te vervangen door één stelsel onder het motto: "Een kind is een kind" of "Kinderbijslag, recht van het kind"? Dan moet men met gezins- of arbeidssituaties geen rekening meer houden. Moeten de kinderbijslagen eigenlijk wel blijven bestaan? Kinderbijslag afschaffen en vervangen door belastingaftrek?
Sociale Zekerheid - 21 van 31
Takken van de sociale zekerheid 5. JAARLIJKSE VAKANTIE Algemeen De RJV komt enkel tussen voor de jaarlijkse vakantie van arbeiders. Zelfstandigen (krijgen geen vakantiegeld) en overheidspersoneel (krijgen vakantiegeld van hun werkgever) vallen niet onder de hier besproken regeling. Zelfstandigen moeten wel hun activiteit gedurende een zekere periode stopzetten zonder dat daar een financiële vergoeding voor voorzien is. Elke werknemer of daarmee gelijkgestelde heeft recht op effectieve vakantie (imperatief). De wet voorziet echter geen sancties. Overheidspersoneel heeft een regeling gelijkaardig met die van de werknemers. \
De regeling voor bedienden valt niet binnen de sociale zekerheid. Het vakantiegeld wordt rechtstreeks door de werkgever aan de bediende betaald. De vakantieduur bedraagt 2 dagen per gewerkte (of gelijkgestelde) maand gedurende het vakantiedienstjaar. Voor jonge bedienden gelden dezelfde regels als voor jonge arbeiders.
\
Voor overheidspersoneel worden de vakantiedagen berekend in functie van de diensten van het vakantiejaar zelf, i.p.v. op basis van voorgaand jaar. Ambtenaren ontvangen hun normale wedde en een extra vakantiegeld, dat gevoelig lager ligt dan het dubbel vakantiegeld voor werknemers in de privé-sector.
\
Het aantal dagen jaarlijkse vakantie voor arbeiders wordt vastgesteld in functie van het aantal gewerkte dagen plus een aantal gelijkgestelde dagen, gedurende het vakantiedienstjaar. Het vakantiedienstjaar is het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin vakantie genomen zal worden. De normale duur is 4 weken. Voor wie geen volledig vakantiedienstjaar heeft gewerkt wordt de duur evenredig verminderd. Een werknemer heeft recht op een ononderbroken vakantie van 2 weken tussen 1 mei en 31 oktober.
Normaal gesproken ontvangt de werknemer een enkel en een dubbel vakantiegeld. Het enkel vakantiegeld stemt overeen met het normale loon dat hij zou verdiend hebben gedurende zijn vakantiedagen. Daarbij komt het dubbel vakantiegeld, dat gelijk is aan het loon van 3 weken en 3 dagen. De werkgever betaalt bijdragen aan de RSZ, die deze gelden doorstort aan de RJV. Deze betaalt ofwel zelf uit, ofwel via de vrije bijzondere vakantiekassen. Deze werden opgericht door werkgeversorganisaties. De bijdragen worden berekend op 108 % van het loon, zodat op die manier de werkgever ook bijdragen betaalt op het enkel vakantiegeld, dat overeenstemt met 8 % van het loon. Bijzondere regeling voor jonge arbeiders: Een arbeider die binnen de 4 maanden na het beëindigen van zijn studies voor het eerst werknemer wordt, heeft recht op een volledige vakantie, indien hij nog jonger is dan 18 jaar op het einde van het vakantiedienstjaar. Het vakantiegeld voor een volledige vakantie is 14,8% van het loon van het vakantiedienstjaar (2 % is één week loon). Op het dubbel vakantiegeld wordt 13,07 % ingehouden. De betaling moet steeds gebeuren, ook al neemt de werknemer zijn vakantiedagen niet op. De bijkomende dag wordt rechtstreeks door de werkgever waar de werknemer op 30/6 in dienst is, betaald.
Sociale Zekerheid - 22 van 31
Takken van de sociale zekerheid 6. BEROEPSZIEKTENVERZEKERING De wet op de beroepsziekten is vergelijkbaar met deze op de arbeidsongevallen. Het FBZ zorgt voor schadeloosstelling van slachtoffers. Een beroepsziekte is een ziekte die het gevolg is van de uitoefening van een beroep. Bij Koninklijk Besluit is een lijst opgesteld van beroepsziekten. In geval van tijdelijke arbeidsongeschiktheid is er geen vergoeding indien de arbeidsongeschiktheid korter is dan 15 dagen. Na één jaar volledige tijdelijke arbeidsongeschiktheid wordt de vergoeding opgetrokken van 90 naar 100 %. Elke aanvraag om uitkering moet gericht zijn aan het Fonds voor de Beroepsziekten.
Noot: Betaald educatief verlof Ter vervanging van de wet op de kredieturen kwam het betaald educatief verlof. Kredieturen gaven aan werknemers jonger dan 40 jaar, recht op een aantal bezoldigde uren afwezigheid op het werk, indien zij onderwijs volgden voor sociale promotie (avondonderwijs). Sinds 1993 worden een aantal beperkingen ingevoerd: - minder nuttige opleidingen worden uitgesloten; - collectieve planning gaat voor op de individuele (max. aantal afwezigheden per onderneming). De bedoeling van het educatief verlof is de voortdurende vorming van de werknemers. Het educatief verlof geldt voor alle werknemers met een volledige dagtaak en verbonden door een arbeidsovereenkomst en zelfs voor de werkgever. Uitzonderingen: werknemers in openbare dienst en onderwijzend personeel. Voordelen: Recht om, met behoud van loon, op het werk afwezig te zijn gedurende een aantal uren overeenstemmend met de gevolgde cursussen en maximaal 240 uren per jaar indien men beroepsopleidingen volgt, of 160 uren per jaar indien men algemene opleidingen volgt. Voorwaarden: a) Men mag geen winstgevende activiteit uitoefenen tijdens het betaald educatief verlof; b) maximum 1/10e van de lessen ongewettigd afwezig zijn; c) maximaal 1 jaar overdoen. Bescherming tegen ontslag: Iemand die educatief verlof aanvraagt is vanaf de aanvraag voor het betaald verlof tot het einde van de opleiding beschermd tegen ontslag. Bij het niet respecteren van de beschermde periode is een sanctie van 3 maanden loon voorzien, onverminderd de verbrekingsvergoeding. Verdeling van de lasten: De werkgever kan een terugbetaling bekomen van de lonen en sociale bijdragen m.b.t. het educatief verlof, bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid voor 50 % i.v.m. beroepsopleiding en voor 100 % i.v.m. algemene opleiding.
Sociale Zekerheid - 23 van 31
Takken van de sociale zekerheid 7. ARBEIDSONGEVALLEN Het Fonds voor Arbeidsongevallen oefent controle uit op de verzekeraars en treedt op als waarborgfonds. Een bijzondere regeling geldt wanneer het loonverlies van de werknemer veroorzaakt werd door een arbeidsongeval. Een arbeidsongeval is (1) een plotse gebeurtenis die een (2) lichamelijk letsel (3) met arbeidsongeschiktheid of de dood voor gevolg heeft, (4) en overkomen tijdens en door het werk, of op weg naar en van het werk. Een ongeval tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt vermoed gebeurd te zijn wegens die uitvoering, tot bewijs van het tegendeel. De bewijslast ligt bij de werkgever; hij kan trachten te bewijzen dat de werknemer bv. een hartaanval kreeg. Ongevallen op de normale weg tussen de verblijfplaats en de arbeidsplaats worden met arbeidsongevallen gelijkgesteld. Lange omwegen en onderbrekingen worden slechts aanvaard als er overmacht is. Enkel bij een opzettelijke fout zal de werknemer niet vergoed worden. Hier ligt de bewijslast bij de werknemer. Probleem: bij carpooling
Vergoeding De vergoeding wordt berekend op basis van het loon dat de werknemer verdiende gedurende het jaar dat aan het ongeval voorafgaat. 1/ Vergoeding voor medische en aanverwante kosten (geneeskundige hulp) Kosten van hospitalisatie, dokters, geneesmiddelen enz. (100%) 2/ Vergoeding wegens arbeidsongeschiktheid Tijdelijke volledige arbeidsongeschiktheid: na betaling van het gewaarborgd loon door de werkgever krijgt de arbeider een vergoeding van 90 % van het dagloon. Tijdelijke gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid: de vergoeding bedraagt het verschil tussen zijn huidig en zijn vroeger loon. Blijvende volledige arbeidsongeschiktheid: na consolidatie ontvangt hij 100 % van zijn basisloon. Blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid: iemand die bv. 30 % arbeidsongeschikt wordt verklaard, ontvangt 30 % van zijn basisloon. Soms wordt de uitbetaling van deze vergoeding omgezet in kapitaal (-10 % arbeidsongeschikt).
Sociale Zekerheid - 24 van 31
3/ Vergoeding bij dodelijk arbeidsongeval Ontvangen een jaarlijkse vergoeding: - echtgenote: 30 % van het basisloon (blijft verworven bij hertrouwen) - kinderen zolang ze kinderbijslag krijgen: 15 % met een maximum van 45 %. Voor wezen 20 % met een maximum van 60 %. - ouders, kleinkinderen of zijverwanten in bepaalde gevallen. Vergoeding voor begrafeniskosten: 30 dagen loon
Foutloze of objectieve aansprakelijkheid Wanneer de werkgever geen tegenbewijs levert, zijn ongevallen op en op weg naar of van het werk automatisch arbeidsongevallen. Deze wet gaat dus heel wat verder dan artikel 1382 van het B.W. In de arbeidsongevallenwet moet men alleen de schade bewijzen. Zij dekt echter geen morele of materiële schade. Hiervoor kan men wel beroep doen op het B.W. Arbeidsongevallenaansprakelijkheid hoort bij de beroepsverantwoordelijkheid van de werkgever. Hij is wettelijk verplicht zijn personeel tegen deze risico's te verzekeren. Dit kan bij een private verzekeringsmaatschappij. Een werkgever die niet vrijwillig een verzekering afsluit wordt van rechtswege aangesloten bij het Fonds voor Arbeidsongevallen. Dit Fonds is tevens een waarborgfonds als verzekeraars in gebreke blijven. In de RSZwerkgeversbijdrage zit een deel voor dit Fonds. Elk arbeidsongeval moet door de werkgever worden aangegeven aan de verzekeringsmaatschappij én aan de arbeidsinspectie. Uitkeringen moeten aangevraagd worden bij de verzekeraar van de werkgever. Bij betwistingen is de arbeidsrechtbank bevoegd. Verjaringstermijn: 3 jaar. De werkgever moet instaan voor: - E.H.B.O. - vervoer van de gekwetste naar huis of naar een ziekenhuis; - binnen de 10 dagen aangifte doen bij de verzekeraar; bij een dodelijk ongeval moet onmiddellijk telefonisch de technische inspectie verwittigd worden, en binnen de 2 dagen moet dat ook schriftelijk gebeuren.
Sociale Zekerheid - 25 van 31
SOCIALE BIJSTAND: Residuaire stelsels Voor degenen die in de klassieke stelsels om één of andere reden geen sociale bescherming vinden bestaan er enkele speciale regelingen, de zogenaamde residuaire stelsels. Hiermee worden de verschillende wetgevingen bedoeld die sociovitale minimumprestaties leveren aan de meest behoeftigen. Deze uitkeringen zijn gebonden aan een onderzoek naar de bestaansmiddelen van de aanvrager. Ze worden gefinancierd met belastingbijdragen en hebben tot doel aan de basisbehoeften van elke burger tegemoet te komen (iedereen een minimuminkomen garanderen). 1/ Bestaansminimum of leefloon Personen die a) geen of onvoldoende inkomsten hebben uit arbeid, b) van geen vervangingsinkomen kunnen genieten, c) over onvoldoende andere bestaansmiddelen beschikken en d) ook niet in staat zijn deze op één of andere wijze te verwerven, kunnen aanspraak maken op een bestaansminimum ten laste van het O.C.M.W. en de staat, indien zij aan een aantal voorwaarden voldoen. Voorwaarden: a) Niet beschikken over voldoende bestaansmiddelen. Ook de inkomsten van de personen met wie zij een gezin vormen komen in aanmerking. b) De aanvrager moet blijk geven van zijn bereidheid tot tewerkstelling, tenzij dit om gezondheids- of billijkheidsredenen onmogelijk is. Hij mag dus geen aangeboden werk weigeren. c) Hij moet alle rechten ten aanzien van sociale uitkeringen en onderhoudsgeld uitgeput hebben. Het bestaansminimum moet aangevraagd worden bij het OCMW van de woonplaats, dat een onderzoek instelt naar de bestaansmiddelen. De uitbetaling gebeurt door het OCMW. Het OCMW is gerechtigd de uitgekeerde bedragen terug te vorderen van de echtgenoot, de ouders of de kinderen die onderhoudsplichtig zijn ten aanzien van diegene die het bestaansminimum geniet. Bedrag van het bestaansminimum per maand: - Gezinshoofd: - Alleenstaande met kinderen ten laste: - Alleenstaanden: - Samenwonenden: 2/ Gewaarborgde gezinsbijslag De gewaarborgde gezinsbijslag dient als een soort vangnet ten voordele van de kinderen die op geen enkele andere wijze recht geven op gezinsbijslag. De toekenning ervan hangt af van een onderzoek naar de bestaansmiddelen. Kinderbijslag is een recht van ieder kind.
Sociale Zekerheid - 26 van 31
3/ Gewaarborgd inkomen voor bejaarden Aangezien het pensioenbedrag rechtstreeks afhankelijk is van het verdiende loon en van het aantal arbeidsjaren, zal niet iedere bejaarde op deze basis een behoorlijk inkomen kunnen verwerven. Het gewaarborgd inkomen garandeert een minimuminkomen voor de bejaarden die geen inkomen hebben of waarvan het inkomen beneden een bepaald bedrag blijft. Voorwaarden: - De pensioengerechtigde leeftijd bereikt hebben; - De Belgische nationaliteit bezitten; - De laatste 5 jaar ononderbroken in België verbleven hebben; - Over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken. Bedrag: - Voor een gezinshoofd: - Voor een alleenstaande: Het gewaarborgd inkomen voor bejaarden dient aangevraagd te worden aan het gemeentebestuur van de werkelijke verblijfplaats. De uitbetaling gebeurt door de Rijksdienst voor Pensioenen. 4/ Tegemoetkomingen voor gehandicapten Lichamelijk en geestelijk gehandicapten en ook langdurig zieken die onvoldoende inkomsten hebben, kunnen aanspraak maken op een vergoeding voor gehandicapten. Soorten: a) Inkomensvervangende tegemoetkoming Dit stemt overeen met het bedrag van het bestaansminimum. b) Integratietegemoetkoming Het bedrag hangt af van de graad van de vermindering in de zelfredzaamheid van de gehandicapte. De zelfredzaamheid wordt bepaald volgens: verplaatsingsmogelijkheden, mogelijkheid om te leven zonder toezicht, mogelijkheid om zijn woning te onderhouden, om voor zijn persoonlijke hygiëne in te staan en de mogelijkheid tot communicatie en sociaal contact. Voorwaarden: - De Belgische nationaliteit bezitten; - Ten minste 5 jaar voor de aanvraag ononderbroken in België verbleven hebben; - Minimum 21 jaar en maximum 65 jaar oud zijn. De aanvraag tot het bekomen van een tegemoetkoming van gehandicapten dient te gebeuren op het gemeentehuis van de plaats waar de gehandicapte zijn domicilie heeft. Een geneesheer zal de graad van arbeidsongeschiktheid en van vermindering in de zelfredzaamheid vaststellen. Het onderzoek naar de inkomsten gebeurt door de Dienst voor tegemoetkomingen aan gehandicapten van het Ministerie van Sociale Zaken.
Sociaal statuut van de zelfstandige
Sociale Zekerheid - 27 van 31
SOCIAAL STATUUT VAN DE ZELFSTANDIGE Een zelfstandige is al wie in België een beroepsactiviteit uitoefent waarvoor hij niet door een arbeidsovereenkomst of door een ander statuut is verbonden, in de mate dat dit beroep inkomsten kan opleveren zoals: - winsten van nijverheids-, handels-, en/of landbouwbedrijven; - bezoldigingen van mandatarissen van vennootschappen op aandelen; - baten van vrije beroepen.
1° Reglementering Verplichtingen i.v.m. uw sociaal statuut van zelfstandigen 1) Aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds Zelfstandigen moeten aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds of bij de Nationale Hulpkas voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen. Dit moet binnen de 90 dagen na het aanvangen van de beroepsactiviteit gebeuren. Bent u dan nog niet ingeschreven, dan ontvangt u een ingebrekestelling van het RSVZ (Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen de Zelfstandigen). Zij innen en verdelen de bijdragen over het RIZIV en het RSVZ (centrale instelling). Daarna hebt u nog een periode van 30 dagen om vrijwillig aan te sluiten. Doet u dat niet, dan wordt u ambtshalve aangesloten bij de NHSVZ. Waar? Bij een Sociale Verzekeringskas naar uw eigen keuze, ofwel bij de Nationale Hulpkas voor Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (J. Jacobsplein 6 Brussel) Kosten: Als beginnende zelfstandige betaalt u gedurende 3 jaar voorlopige bijdragen; de eerste 4 kwartalen 422,39 EUR/kwartaal, volgende 4 kwartalen 490,93 EUR/kwartaal, en de laatste 4 kwartalen 556,07 EUR/kwartaal (bijberoep 45,24 EUR). Het 4e jaar worden de verschuldigde bijdragen berekend op basis van uw netto bedrijfsinkomen (NBI) van het eerste jaar, m.a.w. op basis van het NBI van het derde jaar voor het jaar waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn. (NBI = bruto - beroepskosten, vrijstellingen, beroepsverliezen, toekenning echtgenote). Bv. voor 1995 gebeurt de berekening op basis van het NBI van 1992. Dat NBI wordt gebruteerd (d.w.z. verhoogd met de sociale bijdragen die in 1992 verschuldigd waren) en geherwaardeerd tot de huidige waarde (vermenigvuldigd met een indexcijfer dat vastgesteld wordt door de overheid - voor 1995 = 1,07792387).
Bijdrage voor 2001 (op gebruteerd en geherwaardeerd inkomen 1998): * 16,70 % op de schijf lager dan 49 076,97 EUR per jaar; * 12,70 % op de schijf tussen 49 076,96 EUR en 71 786,89 EUR per jaar * voor het gedeelte hierboven moet u geen bijdragen betalen. * wie minder verdient dan 10 117,18 EUR moet geen bijdrage betalen (maximumbedrag = 2 761,09 EUR; minimumbijdrage = 422,39 EUR per kwartaal)
Sociaal statuut van de zelfstandige
Sociale Zekerheid - 28 van 31
Voordelen - Gezinsvergoedingen: kraamgeld en kinderbijslag - Pensioen voor zelfstandigen Regeling voor vennootschappen: gemandateerden in vennootschappen (bv. bestuurders) zijn onderworpen aan het sociaal statuut van zelfstandigen. Helpers: Helpers zijn personen die de ondernemer bijstaan, zonder door een arbeidsovereenkomst verbonden te zijn. Zij hebben een sociaal statuut als zelfstandige met dezelfde rechten en plichten. De meewerkende echtgenote is niet aan dat statuut onderworpen. Fiscaal kan een gedeelte van de inkomsten aan de meewerkende echtgenote toegeschreven worden. Voor de berekening van de bijdragen voor het sociaal statuut worden beide inkomsten samengevoegd.
2) Aansluiten bij een ziekenfonds Wanneer? Op het ogenblik waarop u aansluit bij een sociaal verzekeringsfonds. Een aansluitingsformulier kan men aanvragen bij: - ofwel een erkend ziekenfonds naar keuze, - ofwel de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, Sint-Lazaruslaan 10 Brussel. Kosten: De wettelijk verplichte verzekering (grote risico's) voor een zelfstandige en zijn gezin kost ongeveer EUR per maand. Als zelfstandige bent u, wat betreft de ziekteverzekering, alleen verplicht verzekerd voor "grote risico's", d.w.z. - behandeling van sociale ziekten zoals TBC; - geneeskundige en verloskundige verzorging bij bevalling; - ziekenhuisverblijf bij observatie en behandeling; - bepaalde heelkundige ingrepen en de anesthesie die ermee gepaard gaat; - bepaalde geneeskundige verstrekkingen zoals RX; - verstrekkingen voor inwendige geneeskunde; - reanimatie; - het afleveren van menselijke organen en weefsel; - bepaalde verstrekkingen voor revalidatie. Bij werkonbekwaamheid door ziekte kan de zelfstandige vanaf de 4e maand genieten van een vergoeding van per dag voor een gezinshoofd en per dag voor nietgezinshoofden. Na 1 jaar wordt dat resp. en per dag. "Kleine risico's" zoals het bezoek aan een huisarts of tandarts, de aankoop van geneesmiddelen e.d., worden niet terugbetaald door uw ziekenfonds, indien u enkel voor 'grote risico's' bent verzekerd. Voor deze 'kleine risico's' kunt u als zelfstandige eventueel een bijkomende verzekering afsluiten. Deze bijkomende verzekering is niet verplicht. Kostprijs voor een gezin: ongeveer EUR per maand (afhankelijk van het ziekenfonds en de leeftijd bij aansluiting).
Sociale Zekerheid - 29 van 31
Sociaal statuut van de zelfstandige
2° Verzekerde risico's Socialezekerheidsstelsel voor zelfstandigen Dit stelsel omvat slechts 3 sectoren: Z.I.V., gezinsbijslagen, en de pensioenverzekering. Deze sectoren worden aangeduid met de term 'sociaal statuut der zelfstandigen'. Dit statuut wordt gefinancierd door de zelfstandigen en de overheid. Elke zelfstandige moet aansluiten bij een vrij sociaal verzekeringsfonds of bij de Nationale Hulpkas voor de SVZ (beheerd door de RSVZ). De bijdragen zijn afhankelijk van het belastbaar inkomen. De zelfstandige stort zijn bijdragen aan een sociaal verzekeringsfonds, dat de inkomsten verdeelt over de sectoren. De bijdragen voor Z.I.V. worden overgemaakt aan het RIZIV, voor pensioenen aan het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen (RSVZ) (overkoepelend orgaan), dat de gelden doorstort aan de RVP (Rijksdienst voor pensioenen). De bijdragen voor gezinsbijslag worden eveneens aan het RSVZ gestort, dat achteraf aan de verschillende sociale verzekeringsfondsen voorschotten uitbetaalt. Het verzekeringsfonds van de zelfstandige betaalt immers zelf kinderbijslagen uit. Schematische voorstelling:
ZIEKTE & INVALIDITEIT
PENSIOEN
GEZIN
SOCIAAL VERZEKERINGSFONDS
R.I.Z.I.V.
R.S.V.Z.
ZIEKENFONDS OF HULPKAS
R.V.P.
SOCIAAL VERZEKERINGSFONDS
ZIEKEN
GEPENSIONEERDEN
KINDEREN
Aanwerving
Sociale Zekerheid - 30 van 31
Wettelijke verplichtingen bij het aanwerven van personeel 1° Aansluitingsverplichtingen 1E R.S.Z. Op nagenoeg alle door een werknemer verdiende lonen zijn sociale-zekerheidsbijdragen verschuldigd. De geïnde bedragen worden door de RSZ overgemaakt aan een aantal organismen. Die zorgen er voor dat de sociale uitkeringen aan de daarop recht hebbende personen worden uitbetaald. Teneinde de aangifte van de lonen en de betaling van de bijdragen mogelijk te maken, moet de RSZ kennis krijgen van alle elementen die een aanslag mogelijk maken. De werkgever zal dan ook bij een eerste aanwerving, en later bij iedere wijziging, de RSZ op de hoogte brengen van de noodzakelijke gegevens. Na de inschrijving wordt een immatriculatienummer toegekend dat gebruikt wordt voor alle communicatie tussen werkgever en RSZ. De werkgever kan volmacht geven aan een erkend sociaal secretariaat om zijn belangen bij de RSZ te behartigen. Dit gebeurt via een procuratie. 2E Het kinderbijslagfonds De werkgever kan binnen de 90 dagen na aanwerving van zijn eerste personeelslid een kinderbijslagfonds kiezen met het oog op de uitbetaling van kinderbijslag en geboortepremies aan zijn werknemers. Doet hij dit niet, dan neemt R.K.W. die taak automatisch op zich. 3E De vakantiekas Bedienden ontvangen hun vakantiegeld rechtstreeks van de werkgever. Voor werklieden en leerlingen gebeurt dit via een vakantiekas. In de meeste gevallen wordt de werkgever daartoe automatisch aangesloten bij R.J.V.. 4E De interbedrijfsgeneeskundige dienst Ondernemingen beneden de 50 werknemers moeten zich aansluiten bij een arbeidsgeneeskundige dienst. De grotere bedrijven kunnen kiezen tussen aansluiten of zelf een arbeidsgeneeskundige dienst oprichten. 5E De verzekering tegen arbeidsongevallen De werkgever is aansprakelijk voor alle ongevallen die verband houden met de tewerkstelling. Een arbeidsongevallenverzekering dekt de lichamelijke schade die het gevolg is van de ongevallen die zich voordoen op het werk, maar tevens op de weg naar en van het werk.
Aanwerving
Sociale Zekerheid - 31 van 31
2° Andere verplichtingen bij aanwerving van personeel 1E Personeelsregister bijhouden Het personeelsregister vormt één van de belangrijkste controledocumenten bij de tewerkstelling van personeel. In dit register worden, in chronologie van aanwerving, de belangrijkste identificatiegegevens van iedere werknemer ingeschreven: - naam en voornaam; - geboorteplaats en -datum; - geslacht; - woonplaats; - rijksregisternummer; - datum van indiensttreding; - datum van uitdiensttreding; - eventueel andere facultatieve informatie. Het wordt steeds in de onderneming bijgehouden. Bij spreiding van de tewerkstelling zal op elke arbeidsplaats een afzonderlijk controledocument van de aanwezige werknemers moeten liggen. 2E Pensioennummer aanvragen bij ASLK Iedere werknemer deelt zijn rijksregisternummer onmiddellijk mee aan zijn werkgever. Deze heeft het immers vandoen bij alle briefwisseling en aangiften met de sociale zekerheidsinstellingen. Indien onbekend, zal de informatie moeten ingewonnen worden bij de Algemene Spaar- en Lijfrentekas. 3E Arbeidsovereenkomst opmaken De voltijdse arbeidsovereenkomsten afgesloten voor een onbepaalde duur mogen stilzwijgend vastgelegd worden. Voor andere contracten en ook nog wanneer een beding ingebouwd wordt (bv. proefcontract) is de schriftelijke vaststelling verplichtend. Elk van de partijen ontvangt dan een wederzijds ondertekend exemplaar. 4E Afschrift arbeidsreglement bezorgen In ieder bedrijf moet een reglement aanwezig zijn dat de belangrijkste bepalingen van sociale aard regelt die collectief geldig zijn voor en op alle er tewerkgestelde werknemers. Het zal de belangrijkste plichten van de partijen omvatten, zoals: - aanvang en duur van de arbeidsprestaties; - de uurregelingen van de deeltijdse werknemers; - de formaliteiten te vervullen bij ziekte; - de data van collectieve jaarlijkse vakantie; - de verkorte opzegtermijnen, enz. De werkgever overhandigt een dergelijk reglement aan iedere werknemer, tegen ontvangstbewijs. 5E Het medisch onderzoek Bepaalde categorieën van werknemers (minderjarigen, riscicoberoepen) worden bij aanwerving (en later ook periodiek) door de arbeidsgeneesheer onderzocht. 6E Vreemdelingen Vreemdelingen die niet uit de E.U. komen kunnen enkel maar tewerkgesteld worden mits er een arbeidskaart en een arbeidsvergunning afgeleverd wordt.
Vragen i.v.m. Sociale Zekerheid 1. Bespreek de basisprincipes die de sociale zekerheid beheersen. 2. Voor welke uitkeringen zorgt de sociale zekerheid? 3. Wat versta je onder sociale zekerheid? 4. Welke zijn de 3 belangrijkste stelsels van de SZ? 5. Maak een schematische voorsteling van de organisatie van de SZ voor a) werknemers; b) zelfstandigen; c) ambtenaren. 6. Verklaar: residuaire stelsels. 7. Waarom wordt de RSZ-bijdrage voor arbeiders berekend op 108 % van het brutoloon en voor bedienden op 100%? 8. Hoe evolueren de inkomsten van de SZ? 9. Welke vereisten moeten voldaan zijn om terug te trekken voor gezondheidszorgen? 10. Voor welke gezondheidszorgen moeten zelfstandigen zich verzekeren? 11. Bespreek: M-kaart. 12. Verklaar: derdebetalersregeling. Wanneer wordt ze toegepast en in wiens voordeel speelt deze regeling? 13. Vergelijk de uitkeringen bij ziekte en bij zwangerschap. 14. Bespreek de loonregeling bij hervalling in een ziekte. 15. Wie heeft recht op werkloosheidsuitkering? 16. Wanneer heeft men recht op werkloosheidsuitkering? 17. Hoeveel bedraagt de werkloosheidsuitkering? 18. Bespreek: schorsingsbesluit voor langdurig werklozen. 19. Bespreek: brugpensioen. Hoe wil de overheid snoeien in de uitgaven voor brugpensioen? 20. Leg uit: sociale zekerheidskaart. 21. Wat is de taak van de VDAB? 22. Verklaar: a) kapitalisatie; b) repartitiesysteem bij pensioen. 23. Verklaar de moeilijkheden in de pensioensector. 24. Leg uit: flexibele pensioenleeftijd. 25. Er blijft ondanks de hervorming in de pensioenen toch nog discriminatie bestaan. Verklaar. 26. Wat versta je onder overlevingspensioen? 27. Welke gezinsbijslagen worden uitgekeerd? 28. Vergelijk de vakantieregeling voor a) arbeiders, b) bedienden, c) zelfstandigen, d) overheidspersoneel. 29. Wie zorgt voor de vergoeding in geval van beroepsziekten? 30. Wat is een arbeidsongeval? 31. Bespreek de aansprakelijkheid bij een arbeidsongeval. 32. Vergelijk de aansprakelijkheid bij arbeidsongevallen met burgerlijke aansprakelijkheid. 33. Leg uit: educatief verlof. 34. Wanneer heeft iemand recht op het bestaansminimum? Door wie wordt het gefinancierd? 35. Welke verplichtingen heeft de Wg bij het aanwerven van personeel?
Bibliografie - Alles over de SZ, Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, 1999 - Sociale Zekerheid, Van de Wieg tot het Graf, BRT-Instructieve Omroep en Ministerie van Sociale Zaken. - Sociaal Recht Hier en Nu, F. D'Hertefelt en L. Laurysens, MIM. - Sociaal Levend Recht, F. D'Hertefelt, L. Laurysens en M. Van Rompay, MIM Deurne. - Dossier Sociale Wetgeving, L. Cockaert Lier. - Sociale Wetgeving, H. Lenaerts, Van In Lier. - Honderd jaar sociaal recht in België, Ministerie van Sociale Voorzorg en ASLK.