afspraak met de directie, door een redder • alleszins moet de tijd bewaakt worden voor de wissel van groepjes tijdens de zwemles • de evaluatie mag niet ontbreken – waar en wanneer kan dit best gebeuren ? • afspraken maken met de leerlingen i.v.m. hygiëne na de les (douchen, afdrogen, enz.) • elke moeilijkheid moet gemeld worden aan de directie van het zwembad en/ of aan de schooldirecteur
WAT MET ONZE WATERGEWENNING ? Het eerste contact met het water gebeurt als baby in het bad. De watergewenning begint dus eigenlijk thuis. Het is nu de kunst om deze lijn verder te trekken naar het zwembad. Het is dus zeker en vast nuttig om eerst een verkennende wandeling te maken vooraleer in het water te gaan. Dit zou het kind best kunnen doen met een vertrouwd persoon. Het meest geschikt hiervoor zijn uiteraard de ouders. Dus alvorens voor de eerste maal met de kleuterklas naar het zwembad te gaan zou men de ouders moeten vragen met hun kleuter het zwembad te verkennen. Zo zal de kleuter reeds vertrouwd zijn met de omgeving en de voor hem/ haar eventuele nieuwe waar-
nemingen (lawaai, temperatuur, …). De angst overwinnen voor het water, het zwembad en zijn omgeving is zeker en vast een van de belangrijkste doelstellingen van watergewenning, maar er zijn er nog. Het kind moet zich goed voelen en net zo speels kunnen bewegen als op het droge. Alleszins moet de vreugdebeleving centraal staan en voldoende beweging want het is nooit prettig voor het kind om te wachten en dan nog kou te krijgen. Watergewenning moet een eigenheid krijgen, naast speels bewegen kan ook motorisch gezien de beweging geleerd worden maar dit alles is ondergeschikt aan het verruimen van het bewegingsarsenaal. Watergewenning biedt de kans om te ontdekken, om te leren dingen op een andere manier te doen. Het breidt onze mogelijkheden uit, zodat we kunnen kiezen. Hoe vroeger men met watergewenning begint, hoe beter men leert zwemmen maar is het de taak van de kleuterschool om met kleuters van het eerste klasje naar het zwembad te gaan ? Zijn deze kleutertjes niet te jong om in groep de watergewennig te beleven ? Zijn
INLEIDING Wanneer we de historiek van het schoolzwemmen nagaan stellen we vast dat er nog niet zó lang gezwommen wordt in de scholen. Men is geëvolueerd van occasioneel zwemmen, naar gewoontezwemmen en nu naar verplicht in het kader van de leerprogramma’s. Zwemmen is zeker van levensbelang. Vele scholen getroosten zich grote inspanningen en er wordt veel tijd, ja soms teveel tijd, aan het zwemmen op school gegeven. De bekomen resultaten zijn niet altijd in overeenstemming met de energie die er door het schoolteam en ook door de ouders wordt ingestoken. De zwemles verloopt nogal eens in slechte omstandigheden : geen of slechte afspraken met de beheerder van het zwembad en met de redders, samengevoegde klassen, overbevolkte ruimten, geen aangepaste diepte in het instructiebad, onvoldoende vlottend materiaal, weinig discipline, geen afspraken met de andere scholen, enz. In het leerplan bewegingsopvoeding
V.V.K.Ba.O. van 1998 is het domein van het zwemmen opgenomen. Dit domein wordt afzonderlijk besproken en handelt over “van wennen aan het water tot gestructureerd zwemmen”. Volgens de eindtermen van 1997 worden de leerlingen van het zesde leerjaar verondersteld te kunnen – ongeremd en spelend bewegen in het water – eindterm 1.24 en – zich veilig voelen in het water en kunnen zwemmen – eindterm 1.25. Op herhaalde vraag van schoolbesturen, schoolhoofden, leerkrachten en ouders willen we alles nog eens op een rijtje zetten, onvolledig uiteraard maar toch. We stellen ons vragen naar de pedagogische beleidsvisie van de school in verband met het zwemmen. • Wie zwemt, met hoeveel kinderen gelijktijdig, en hoe is de verhouding met de andere activiteitsdomeinen van het leerplan ? • Wie geeft het zwemonderricht ? • Wie is met toezicht belast ? • Welke is de financiële last voor de ouders ? • Hoe gebeuren de verplaatsingen ?
• Welke afspraken zijn er met de beheerder van het zwembad ? • Heb je weet van het toezichtsplan van het zwembad ? • Hoe is het gesteld met de ongevallenverzekering, met de burgerlijke aansprakelijkheid en met de rechtsaansprakelijkheid van het schoolbestuur, schoolhoofd, personeel, externen en andere medewerkers ? • Is er een geschreven protocol ? • Wat is er in de personeelsvergadering gezegd over het schoolzwemmen ? • Hoe is het gesteld met de kwaliteit van het zwemonderricht ? • Wat met het zwemmen op de kleuterschool ? Men denkt dan vooral aan de verantwoorde begeleiding- verplaatsingsrituelen, zelfredzaamheid bij uit- en aankleden en hygiënerituelen. Omwille van het andere natuurelement waarin de kleuters zich bevinden, komen enkele specifieke eigenheden aan bod zoals natheid van het water, temperatuur, de diepte, weerstand en contact met het water, watergewenning aan neus, mond en keel.
Er zijn vele opvoedende waarden in verband met het zwemmen. Naast de motorische competentie ervaren de kinderen het verblijf in het water als aangenaam en veilig (dynamisch affectief) en kunnen inzicht krijgen in het belang van gezondheid en veiligheid, de basisregels voor het belang van een goede hygiëne (cognitieve aspect). Zwemmen is een plezierige wijze van bewegen. Daardoor vergroot de bewegingscultuur van het kind en kan het deelnemen aan de vrijetijdsactiviteit en voelt het zich thuis in zijn leeftijdsgroep (sociaal functioneren). Zo zie je maar, een hele resem van doelen, zeker aangepast aan het nieuwe vakconcept van lichamelijke opvoeding. Als besluit van de inleiding. Ouders, schoolbesturen, schoolhoofden en leerkrachten kunnen kinderen laten bewegen vanuit opvoedende doelstellingen. Men kan dit ook zonder enige pedagogische bekommernis. Maar wij zijn met z’n allen zeker zó professioneel om dit belangrijk domein – uiteraard – van levensbelang met deskundigheid aan te pakken. We zullen nu de verantwoordelijkheid van de exploitant, schoolhoofd en leerkracht – begeleider en/of lesgever – bespreken en de taken hieromtrent vastleggen.
DE EXPLOI-
vraag of ze wel goed verzekerd zijn ? Je kan de schoolpolis opvragen bij de directie of bij het schoolbestuur om na te gaan of er voldoende dekking is. Het lokaal onderhandelingscomité vormt terzake een ideaal forum.
Er is zeker een speciale regeling voorzien wat kleuterzwemmen betreft. Dit item moet met de kleuterleerkrachten afzonderlijk besproken worden. Leerkracht die zwemles geeft.
Bij gebeurlijke ongevallen wordt steeds beoordeeld volgens het criterium van “de goede huisvader.” Het ligt in de aard van de mens om alles in duidelijke reglementeringen vast te leggen. Voor de burgerlijke aansprakelijkheid is deze wens geen realiteit. Wat kunnen leerkrachten dan doen ? Voorzichtig en aandachtig zijn en aan-
dringen bij het schoolbestuur om de zwemlessen goed te organiseren – en liefst alles op papier. Als het moet snel optreden. De tekortkomingen snel melden. Regelmatig aandringen op tussentijdse evaluaties. Desnoods moet er zo snel mogelijk bijgestuurd worden. Het schoolbestuur moet in de personeelsvergadering alles op papier zetten in verband met het schoolzwemmen en dit document door alle betrokken partijen laten tekenen.
Een leerkracht moet de zwemles kunnen geven en hiervoor moeten de mogelijkheden in het zwembad geschapen worden. De veiligheid en het materiaal zijn hier prioritair. Zwemmen kost tijd aan de school en soms geld aan de ouders. Elke les veronderstelt : • doel – middel omschrijving • duidelijke opdrachten voor zwemmers en niet-zwemmers • afspraken met begeleidende leerkrachten, redder s, andere c o l l e ga ’ s e n eventueel externen • er moeten leermomenten voorzien zijn • verantwoorde oefenstof – werk in niveaug roe pen en zorg voor een goede organisatie • controle op de niet-zwemmers – door wie ? • voldoende tijd • de twee lesuren lichamelijke opvoeding per week moeten gerespecteerd worden • de financiële last mag niet te zwaar zijn • de les kan gegeven worden door de leermeester of een gekwalificeerd persoon of in sommige gevallen, in
Controleer de draagwijdte van de verzekeringspolis van de school bij de verzekeringsagent. Bespreek en teken het toezichtsplan met de beheerder van het zwembad. Bevraag je bij het comité voor veiligheid en gezondheid. Bevraag je bij de preventieadviseur van de school. Geef informatie naar de ouders en naar de participatieraad. Geef duidelijke info in de personeelsvergadering over het zwemprotocol, over het reglement van inwendige orde van het zwembad en over de verschillende verantwoordelijkheden. Bespreek het efficiënt gebruik van de lestijd, de kwaliteit van de instructie en evalueer op tijd via een permanent overleg met de diverse partners. Het kleuterzwemmen dient zeker apart georganiseerd en apart besproken met de zwembadbeheerder en met alle begeleiders. Een gouden regel is zeker : liever een begeleider meer - dit verhoogt zeker de veiligheid voor iedereen. Zeker moeten ook de financiële gevolgen i.v.m. het zwemmen nauwlettend in het oog worden gehouden.
DE LEERKRACHTEN Meer en meer wordt het handelen beheerst door de burgerlijke aansprakelijkheid. Veiligheid en gezondheid zijn niet enkel voorwerp van verzekeringspolissen maar ook een wezenlijk bestanddeel van de opvoeding. Zie
hiervoor naar de vakoverschrijdende eindtermen. Verantwoordelijkheid van begeleidende leerkrachten bij het schoolzwemmen. Het is een algemeen verspreide misvatting volgens dewelke de begeleidende leerkrachten van alle verantwoordelijkheid zouden ontslaan zijn zodra de leerlingen in het zwembad aankomen of zodra zij zich in het water zouden bevinden. Bij gebeurlijke ongevallen komt de burgerlijke aansprakelijkheid van de redders en de begeleidende leerkrachten in het gedrang. Beide toezichtsvormen – redders en begeleidende leerkrachten – hebben hun specifieke taak en dienen elkaar aan te vullen. De opdracht van de begeleidende leerkrachten tijdens het schoolzwemmen zal erin bestaan dat het toezicht actief moet gebeuren. Deze toezichtsfunctie mag niet lichtzinnig opgevat worden. De leerkracht moet zich in het water bevinden of langs de kant en moet de leerlingen kunnen gade slaan. Dus is de aanwezigheid noodzakelijk. De burgerlijke aansprakelijkheid van de directie komt in het gedrang als de begeleider andere taken ter plaatse uitvoert (zie burgerlijk Wetboek artikel 1384 – 4de paragraaf). Het Burgerlijk Wetboek voorziet een vermoeden van aansprakelijkheid, het is echter weerlegbaar, wat wil zeggen tot bewijs van het tegendeel. De leerkrachten stellen zich vaak de
TANT De beheerder moet de omstandigheden creëren waarbij de veiligheidsvoorwaarden optimaal aanwezig zijn en kunnen toegepast worden. Elke exploitant zou een geschreven protocol moeten afsluiten met elke school waarin een behoorlijke veiligheidsparagraaf is opgenomen. De verantwoordelijkheid van de zwembadexploitant De exploitant is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het water en voor de veiligheid van de bezoekers in het zwembad en voor het materiaal. De veiligheid impliceert dat gebrevetteerde redders zich permanent in de buurt van de baden bevinden. Men spreekt over redders en toezichthoudende personen. Er is een formule voorzien waarin het aantal redders en toezichthoudende personen in functie van het aantal baders berekend kan worden. Hierbij moet men weten dat het enkel de effectieve baders betreft, de mensen die zich geheel of gedeeltelijk in het water van de zwembadkuip bevinden. Dus iedere bader is een bezoeker maar niet iedere bezoeker is een bader. De exploitant heeft een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid. Hiermee is de schade verzekerd van ongevallen als gevolg van een tekortkoming van de exploitant. Bijvoorbeeld : als een kind struikelt over
een rondslingerende tuinslang, aftrekker of borstel dan is dit verzekerd. Er zijn echter een aantal aanvaarde risico’s bij een zwembadbezoek. Zo wordt algemeen aangenomen dat de natte vloer in het zwembad glad kan zijn en dat uitschuiven een aanvaard risico is. Ook ongevallen te wijten aan het niet respecteren van d ereglementen zijn voor eigen rekening. Als men loopt in de zwemhal, als men vanuit handenstand een achterwaartse salto maakt vanop de startblokken, enz. is men niet verzekerd door de polis van de exploitant. Uiteraard kan ook de exploitant zich niet verzekeren tegen grove nalatigheid. De verantwoordelijkheid van de redders en de toezichthoudende personen De baders staan onder rechtstreeks en constant toezicht van ten minste één redder die zich uitsluitend aan deze activiteit wijdt en zich permanent in de buurt van de kade bevindt. De redder staat in de eerste plaats in voor de veiligheid in het zwembad. In sommige
zwembaden is er een speciale regeling voorzien i.v.m. het geven van zwemlessen en is dit gegeven opgenomen in het geschreven protocol. Aan een toezichthouder worden geen eisen gesteld inzake opleiding. Het zijn waarnemers die de redders attent moeten maken indien nodig. Een toezichthouder moet in staat zijn om een situatie correct in te schatten en om op het juiste moment de redder attent te maken op een gevaarlijke situatie. Het toezichtsplan
schoolhoofd enkele belangrijke zaken te bespreken. Enkele essentiële zaken zijn zeker het uurschema en het aantal leerlingen per zwemtijd. Het aantal baders kan best reeds in mei of juni doorgegeven worden. Eventueel kan er een kleine evaluatie gemaakt worden van het voorbije schooljaar. Het schoolhoofd deelt ook best in het begin van het schooljaar reeds mee welke dagen er niet gezwommen wordt omwille van verlofdagen , schooluitstappen, enz. Deze vrijgekomen zwemuren kunnen allicht ingevuld worden door andere scholen. Het van toepassing zijnde reglement van het zwembad moet besproken worden. Omwille van de eindtermen heeft de eerste graad van het secundair onderwijs en één van de klassen van het lager onderwijs de voorrang.
Indien de exploitant kiest voor een afwijking i.v.m. de personeelsbezetting dan moet er een toezichtsplan opgesteld en nageleefd worden te verzekering van de veiligheid van de baders en ter inzage liggen van de toezichthoudende ambtenaren. Planning en coördinatie De verantwoordelijkheid voor een overbevolkt zwembad is in de eerste plaats gelegen bij de zwembadbeheerder. Wars van alle ideologische en pedagogische principes moet het mogelijk zijn om via samenspraak van zwembadbeheerder en
Tijdens het schooljaar is er haast permanent overleg nodig met de zwembadbeheerder en dit om de nodige bijsturingen van diverse aard uit te voeren. De schooldirecteur Het verzekeringscontract algemene burgerlijke aansprakelijkheid moet zo opgesteld zijn dat de verantwoordelijkheid van alle partijen en van alle personen gedekt is. Dit betekent voor de school, het schoolbestuur, de schooldirecteur, het personeel en de eventuele externen. De schooldirecteur is verantwoordelijk voor zijn personeel waaronder de leerkracht lichamelijke opvoeding en voor
het onderricht van het schoolzwemmen. De schooldirecteur is dus ook betrokken bij de verantwoordelijkheid van de leerkracht tijdens het schoolzwemmen. Het is in de eerste plaats aan de schooldirecties om te zorgen dat alles wat met de zwemles te maken heeft goed georganiseerd wordt. Dit geldt zowel voor het regelen van het toezicht als voor de verplaatsing van en naar de accommodaties, in de kleedkamers en in de zwemruimte. Een wettelijke basis die bindende cijfers vastlegt voor het aantal begeleidende leerkrachten per aantal leerlingen is niet voorhanden. Het aantal begeleiders hangt af van het aantal klassen dat tegelijk gaat zwemmen en van de leeftijd van de kinderen – oudere kinderen hebben wellicht minder begeleiding nodig dan kleuters of leerlingen van het buitengewoon onderwijs.
Hoewel de wetgever geen bindende cijfers voorziet, geeft de milieureglementering Vlarem II bis als richtlijn mee dat een begeleider van activiteiten in het zwembad maximaal 35 baders onder zijn of haar toezicht mag hebben. Dus zowel het toezicht als de organisatie is de verantwoordelijkheid van de schooldirectie, dus de aansprakelijkheid komt in het gedrang. Daarom moet alles schriftelijk, eventueel via een zwemprotocol, vastgelegd worden. Indien er iets fout loopt dan moeten de leerkrachten dit schriftelijk aan de directie melden en desnoods aan het schoolbestuur.
DE SCHOOLDIRECTEUR
Zwemmen is losbandig slagen in het spartelend water Is liefhebben met elke nog bruikbare porie Is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren En zwemmen is de eenzaamheid betasten met de vingers Is armen en benen aloude geheimen vertellen Aan het allesgrijpende water Ik moet bekennen dat ik gek ben van het water Want in water adem ik water, in water Word ik schepper die zijn schepping omhelst, En in water kan men nooit geheel alleen zijn Zwemmen is bijna een beetje heilig zijn Paul Snoeck
deze kleutertjes niet beter af in de geborgen sfeer van mama en papa om naar het zwembad te gaan ? Indien een kleutertje van de eerste kleuterklas het zwembad ervaart als een plaats waar het geen overzicht heeft, waar veel lawaai is, waar het altijd koud is (omdat het teveel stilstaat), waar geen geborgenheid van mama of papa is, enz. zal dit zeker invloed hebben op het latere zwemgedrag van dat kind. Daarom is het raadzaam intensief te werken aan de watergewenning met kleuters van de derde kleuterklas. Zwemmen in de kleuterschool veronderstelt een kleutergerichte onderwijsmethodiek. Het zwemuurtje hoort een geïntegreerde activiteit te zijn in de totale vorming en in het leven van de kleuterschool. We stellen ons vragen naar wie, wat en hoe het zwemmen begeleid wordt ? Tevens komt de vraag naar burgerlijke aansprakelijkheid aan bod voor allen die met het kleuterzwemmen betrokken zijn. Zwemmen in de kleuterschool bereidt de kleuters voor op hun eerste zwemslag. De voortgezette watergewenning moet alle middelen verschaffen tot het succesvol – voor ouders snel – leren zwemmen. Al minstens zo belangrijk, maar door ouders vaak een over het hoofd geziene bijkomstigheid, is de intense vreugde waarmee dit eerste contact met het zwembad zou moeten verlopen. Bij een volgende gelegenheid zouden we op dit item van het kleuterzwemmen eens dieper kunnen ingaan. We denken dat hier nog heel wat werk aan de winkel is.
SLOT Hier eindigt het verhaal, voorlopig maar, want een bewegingsactiviteit heeft altijd een vervolg in ruimte en tijd … Er zullen steeds vragen zijn n.a.v. veiligheid en kwaliteit bij het schoolzwemmen. Er zullen andere inzichten, nieuwe werkvormen en andere aanpak gevonden worden. Dit is ook eigen aan andere bewegingsdomeinen. Onze bekommernis met deze bijdrage is enkel handvatten te geven zoals Kugel het steeds herhaalt om beter uit de voeten – uit het water – te geraken. Ook enkele pedagogische richtlijnen aan allen te verschaffen om kinderen nog beter te begeleiden naar het zwemmen toe. Wij danken heel speciaal Marc Vlogaert, directeur van het Sport- en Recreatiecentrum Breeven te Bornem, voor de hulp en de interesse betoond bij het tot stand komen van deze bundel. Velen zullen hierom dankbaar zijn. Jackie Cardinaels Pedagogisch Begeleider BRONNEN • Veilig schoolzwemmen met protocol als leidraad Zwemrecreatie nr. 6 / 2002 • V.V.K.S.O. – 31 augustus 1999 – K.L. 80.01.07 – Toezicht bij het schoolzwemmen Vlarem II bis
• Burgerlijke aansprakelijkheid leerkrachten en inrichtende machten Forum nr. 19/20 1-31/12/98 • Veiligheid in zwembaden in nood Juridische aspecten in Sport en Recht • Veiligheid bij schoolzwemmen Verslag studiedag Ignace Van Der Cam • Veiligheid en aansprakelijkheid m.b.t. de leerkracht BVLO - april/mei/juni 2002 • Zwemmen op school een koude douche BVLO - oktober/november/december 2001 • Analyse van schoolzwemmen in Vlaanderen BVLO - oktober/november/december 2001 • Onderzoek schoolzwemmen in kleuter- en lager onderwijs in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk gewest - samenvattend rapport INK http://www.isbvzw.be/resultaat.htm
Diocesane Pedagogische Begeleiding Bewegingsopvoeding
Veiligheid en kwaliteit van zwemmen op de basisschool
LET OP ! - Alle informatie i.v.m. schoolzwemmen en de Vlaremwetgeving heeft enkel betrekking op Vlaanderen. Scholen in het Brussels Gewest zijn niet onderworpen aan Vlarem. Voor informatie ga naar http://www.isbvzw.be en klik op documentatie - Bij Vlabus – Vlaams Bureau voor Sportbegeleiding – kan je terecht voor het inhuren van een leerkracht L.O. per uur. Voor informatie ga naar http://www. vlabus.be - Alle mogelijke informatie met betrekking tot schoolverzekeringen kan je steeds bekomen op volgende adressen : Interdiocesaan Centrum – Afdeling verzekeringen – Guimardstraat 1 – 1040 Brussel – tel. 02/509 96 47 en Interdiocesaan Centrum – Pastoraal Centrum - F. de Merodestraat 18 - 2800 Mechelen – tel. 015/20 50 56
Jackie Cardinaels Pedagogisch begeleider
Frans Schroons Hoofdbegeleider