Vlaamse regering, 25.11.97 VISIE OP DE HULPVERLENING BIJ KINDERMISHANDELING EN OP DE ROL VAN DE VERTROUWENSCENTRA KINDERMISHANDELING
Inleiding De vraag om de vertrouwenscentra kindermishandeling, tot voor kort centra voor hulpverlening inzake kindermishandeling genoemd, te positioneren werd terecht niet begrepen als een vraag om fundamentele omwentelingen bij de centra door te voeren. Eerder is er een behoefte om de werking van de centra meer expliciet te benoemen, om de centra ertoe te stimuleren eenvormig te werken, om duidelijkheid te scheppen over wat men van een centrum kan verwachten, om oplossingen te zoeken voor de overlapping met andere instanties die op hetzelfde terrein actief zijn. In deze tekst worden eerst een aantal termen en concepten uit de hulpverlening bij kindermishandeling toegelicht. Immers, al te vaak bestaan over verschillende termen discussies of misverstanden. Ook blijkt uit deze toelichting dat zowel het fenomeen kindermishandeling zelf als de aanpak ervan complex is. Verder biedt deze tekst een aantal belangrijke uitgangspunten voor al wie actief is binnen de hulpverlening bij kindermishandeling. Gezien de veelheid van partners die met deze problematiek te maken krijgen, is het belangrijk dat vanuit één totaalvisie wordt gewerkt. Deze visie wordt dan ook expliciet gemaakt. De achterliggende filosofie is dat alle diensten die met kinderen werken, een deel moet bijdragen om deze pijnlijke problematiek het hoofd te kunnen bieden. Het responsabiliseren van alle diensten loopt dan ook als een rode draad door de hele tekst. Vanuit deze totaalvisie wordt de rol van de vertrouwenscentra kindermishandeling op dit vlak omschreven. Het formuleren van uitgangspunten en van een visie over de hulpverlening bij kindermishandeling en het uitklaren van de opdrachten van onder meer de vertrouwenscentra kindermishandeling zullen klaarheid brengen en zullen het mogelijk maken te komen tot structurele samenwerkingsverbanden die inhoudelijk getuigen van eenzelfde visie.
2
1.
Toelichting terminologie en concepten
Definitie kindermishandeling Kindermishandeling omvat elke situatie waarbij het kind slachtoffer is van bedreigende en/of gewelddadige interacties van fysieke, psychische of seksuele aard en dit passief of actief. Algemeen wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende vormen van kindermishandeling: lichamelijke mishandeling, emotionele mishandeling, lichamelijke verwaarlozing, emotionele verwaarlozing, het Münchhausen by proxy-syndroom en seksueel misbruik. Er is sprake van intrafamiliale kindermishandeling wanneer de dader een familielid is (bloedverwant tot de 3e graad) of een vervangend familielid (nieuwe partner van de biologische ouder, zoon van deze nieuwe partner, voor zover ze tot de huiselijke of vertrouwelijke kring van het kind behoren). Commerciële seksuele uitbuiting is een bijzondere vorm van seksueel misbruik, maar die wordt in deze tekst niet besproken omdat dit probleem een andere aanpak vraagt.
Preventie Men moet het onderscheid maken tussen primaire, secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie betekent het wegnemen van factoren die tot het ontstaan van kindermishandeling kunnen leiden. Deze vorm van preventie richt zich niet tot individuen maar tot groepen of tot het grote publiek. Secundaire preventie omvat het vroegtijdig signaleren van kindermishandeling of van een risico daarop, het stoppen en het behandelen van de kindermishandeling, zodat erger wordt voorkomen. Tertiaire preventie duidt op het verminderen van de negatieve gevolgen van de mishandeling naar de toekomst toe. Sensibilisering heeft tot doel in alle geledingen van de maatschappij een bewustmakings-proces op gang te brengen. Sensibilisering is in wezen een langetermijninvestering.
Detectie Detectie is er enerzijds op gericht mishandelingssituaties vroegtijdig te ontdekken. Hier-voor is kennis vereist van de signalen die op kindermishandeling kunnen wijzen. Anderzijds moeten risicosituaties kunnen worden opgespoord en dit om het mogelijk te maken dat de mishandeling wordt voorkomen. De detectie van kindermishandeling is niet eenvoudig, mede door de complexiteit van de problematiek. Dit geldt zeker voor de detectie van risicosituaties. Een vermoeden van kindermishandeling wordt nog al te vaak verzwegen uit angst voor een valse beschuldiging.
3
Het ontwikkelen van een diagnose De term “diagnose” wordt vaak verschillend geïnterpreteerd. Interpretaties variëren van het verkennen van de melding tot het uitvoeren van specifieke tests (medisch, psychologisch, psychiatrisch) om de aard, omvang en/of afkomst van de schade bij het kind te “meten”. Gezien de moeilijkheid bij kindermishandeling om de link te leggen tussen de vastgestelde moeilijkheden en de oorzaak ervan, beweren sommigen zelfs het woord “diagnose” bij kindermishandeling niet te mogen gebruiken. Maar ook al is het vaak niet mogelijk een causaal verband te leggen, toch kan men bij kindermishandeling wel spreken van een samenhang van verschillende factoren die samen doen besluiten dat het om kindermishandeling gaat. Bij een diagnose gaat het om een proces waarbij men in eerste instantie zo correct mogelijk probeert in te schatten of het kind hulp nodig heeft, zonder daarom exact te moeten bewijzen welke vorm of gradatie van kindermishandeling heeft plaatsgevonden. Vooreerst is er de exploratie van de melding; de gemelde feiten worden vergeleken met de bevindingen van andere hulpverleners, men verkent de beschikbare gegevens, aanvankelijk zonder dat het centrum zelf contact opneemt met de betrokkenen. De ontwikkeling van de diagnose impliceert ook, zeker bij een intrafamiliale problematiek, dat de context waarin de feiten zich afspelen in kaart wordt gebracht, het gezin als systeem wordt verkend, de draagkracht en de draaglast van een gezin worden afgetast,... Het onderkennen van positieve dynamieken in het gemelde gezin, in de leefwereld van het kind is immers even belangrijk als het duiden van negatieve factoren. Ten slotte, en zeker niet minder belangrijk, leidt het in kaart brengen van de context waarin de feiten zich afspelen tot het correct inschatten van de ernst van de problematiek en de ernst van de bedreiging van de veiligheid van het kind. Binnen het ontwikkelen van de diagnose kunnen dus veel gradaties en methodieken onderscheiden worden, gaande van verkenning van een melding tot (spel)observatie en testafnames.
Urgentie bij kindermishandeling Al vanaf de detectie van de kindermishandeling, de melding of de eerste stappen van de diagnose kan snel ingrijpen soms noodzakelijk zijn. Wanneer men op de hoogte is van ernstige feiten, men niet onmiddellijk iets onderneemt en er ondertussen iets ernstigs met het kind gebeurt, kan men wettelijk in gebreke worden gesteld (SW. art. 422 bis, verplichting tot hulpverlening aan personen in gevaar).
4
Het probleem benoemen Zowel voor het kind als voor de betrokken ouders en voor de dader is het belangrijk dat het vastgestelde probleem als zodanig wordt benoemd. Voor het slachtoffer is het belangrijk dat duidelijk wordt dat wat hij of zij meemaakt de grens overschrijdt of strafbaar is. Ook de ouders of de dader in de loop van de gesprekken confronteren met het feit dat het centrum zich net als de melder ernstig zorgen maakt over hun gedrag, over de gevolgen voor het kind, is elementair in de hulpverlening bij kindermishandeling. Immers, de betrokkenen moeten inzien dat er een probleem is, dat de situatie onaanvaardbaar is, dat hulpverlening nodig maar ook mogelijk is. Een eerlijke boodschap waarin de problemen worden benoemd, vormt vaak de hoeksteen voor een brug tussen het probleem en de hulpverlening. Naast het benoemen van het probleem moet de hulpverlener ook de positieve dynamieken in het gezin noemen. Deze sterke kanten van het gezin of van de betrokkenen vormen immers een essentiële hefboom om de hulpverlening op gang te brengen. Bij het bespreekbaar maken van het probleem moet elke hulpverlener kunnen inschatten wat de mogelijke effecten van deze boodschap voor het kind en het gezin kunnen zijn. Het belang van het kind staat hierbij op de voorgrond (veiligheid, verdere hulpverleningsmogelijkheden, …). Bij twijfel is overleg belangrijk.
Doorverwijzen Het doorverwijzen van een problematiek van kindermishandeling is specifiek in die zin dat het vaak wenselijk is op meerdere sporen te werken (meersporenbeleid), dat er over het algemeen multidisciplinair dient gewerkt te worden (zie verder, uitgangspunten).
De behandeling of de begeleiding bij kindermishandeling Behandelen in de context van kindermishandeling kan slaan op een medische, psychiatrische of psychotherapeutische behandeling. Ook kan het bij kindermishandeling gaan om een begeleiding op pedagogisch vlak, een begeleiding in de ouderrol, een sociale begeleiding, een begeleiding op het vlak van budgetbeheer, een begeleiding van het kind op school, ... Vaak worden er in het behandelings- of begeleidingsplan meerdere sporen uitgezet. Een behandeling of begeleiding kan enkele maanden tot jaren duren. Met behandeling of begeleiding op korte termijn wordt vaak crisisbegeleiding bedoeld.
Vrijwillige hulpverlening De term vrijwillig kan bij de hulpverlening inzake kindermishandeling niet begrepen worden als vrijblijvend of als de vrijheid van de betrokkene om te kiezen of er iets wordt ondernomen of niet en wat er dan wel zal worden ondernomen. Een kind in nood MOET worden geholpen op een effectieve manier.
5
De hulpverlener heeft hierin evenveel verantwoordelijkheid als de betrokkenen zelf. Vrijwillige hulpverlening bij kindermishandeling is daarom aanklampend . Soms zonder dat de betrokkenen erom vragen, wordt opnieuw contact met hen opgenomen, worden ze gemotiveerd tot het aanvaarden van hulp. Bij mislukking of weigering van de hulpverlening dient men nieuwe initiatieven te nemen.
6
2.
Uitgangspunten voor de hulpverlening inzake kindermishandeling
2.1 Belang van preventie Voorkomen is beter en ook goedkoper dan genezen. In tegenstelling tot de aandacht die momenteel al gaat naar secundaire en tertiaire preventie, wordt vaak vergeten dat primaire preventie van even groot belang is. Het is belangrijk dat de maatschappelijke druk op gezinnen binnen de perken blijft (cf. werkloosheid, huisvestingsproblematiek, ...). In zekere zin wordt iedere samenleving geconfronteerd met de kindermishandeling die ze zelf heeft verdiend . Negatieve maatschappelijke tendensen (bv. tendens naar meer geweld op tv, opnieuw opkomend racisme, overwaarderen van persoonlijk succes ten koste van sociale inzet, ...) dienen een meer constructief alternatief te krijgen. De gezinnen zelf bijvoorbeeld moeten, ook vóór er sprake is van concrete problemen, ondersteund kunnen worden op opvoedkundig vlak, in de ouder-kindrelatie.
2.2.
Hulpverlening op maat van het kind
2.2.1. Spreekrecht Kinderen hebben het recht hun mening te formuleren over zaken die henzelf aanbelangen. Volwassenen dienen de moeite te doen hiernaar te luisteren. De aard van de zaken waarover kinderen gehoord worden en de wijze waarop dit wordt georganiseerd, evolueert met de leeftijd en moet voor ieder kind opnieuw worden bekeken. 2.2.2. Participatie Kinderen bekwamen er zich stapsgewijs in om zich te uiten, om zelf in te schatten wat er rond hen gebeurt, om zelf oplossingen te bedenken, Zo worden kinderen ook stapsgewijs bekwaam om mee te beslissen over zaken die hen aangaan. De aard van de zaken waarover zij mee kunnen beslissen evolueert met de leeftijd en moet voor ieder kind opnieuw worden ingeschat. Het recht van kinderen om te participeren zoals in de conventie wordt omschreven, betekent dat kinderen ook op dit vlak niet onderschat mogen worden. 2.2.3. Het effect voor het kind Hulpverlening bij kindermishandeling dient zich te meten aan het meest gunstige effect voor het kind. Over het algemeen is het voor het kind het meest gunstig als ook zijn gezin geholpen wordt en als er bij een intrafamiliale problematiek een minimaal herstel van de relaties komt.
7
2.3.
Meersporenbeleid
Intrafamiliale kindermishandeling wordt gezien als een symptoom van een disfunctionerend gezin. Bij intrafamiliaal geweld wordt getracht de rechtstreeks betrokkenen te bereiken. Slachtoffer en dader blijven betrokken partij. Er wordt dus een meersporenbeleid gevoerd. Het kind, als zwakste schakel in het systeem, krijgt een centrale plaats.
2.4.
Multidisciplinair werken
Kindermishandeling is een probleem waarvoor zowel medische, psychologische, opvoed-kundige als sociale aspecten (samen) een indicatie vormen. Een multidisciplinaire hulp-verlening is bij kindermishandeling een noodzaak. De vereiste disciplines zijn minimaal de medische, de psychologische/pedagogische en de sociale functie.
2.5.
Netwerkontwikkeling, coördinatie van de hulpverlening
Het gebeurt vaak dat probleemsituaties bekend zijn bij verschillende hulpverleningsinstanties. De inspanningen van de betrokken hulpverleners moeten dan worden gebundeld en op elkaar worden afgestemd, zodat maximaal gebruik wordt gemaakt van de specifieke deskundigheid en invalshoek van elke hulpverlener. Wanneer de probleemsituatie zich manifesteert of aan de oppervlakte komt, is het belangrijk om actief te zoeken naar mogelijke actoren, hulpverleners uit de omgeving van het gezin. Het kiezen voor netwerkontwikkeling heeft te maken met het multiaspectuele karakter van een kindermishandelingssituatie.
2.6.
Belang van een vrijwillige hulpverlening bij intrafamiliale kindermishandeling en het belang van het werken in vertrouwen
Intrafamiliale kindermishandeling moet in eerste instantie binnen de vrijwillige hulpverlening aangepakt worden. Wanneer de vrijwillige hulpverlening onvoldoende mogelijkheden biedt om de veiligheid te garanderen of om tot samenwerking te komen, is overleg met de gerechtelijke diensten gewenst. Gespecialiseerde vrijwillige hulpverlening biedt, wanneer zij effectief is, een goede garantie voor een betere toekomst voor het kind, ook op lange termijn. Immers, op die manier kan worden gewerkt aan een (minimaal) herstel van de relatie tussen de dader (vader, moeder, ...) en het slachtoffer en krijgen ook loyaliteitsgevoelens bij het kind een antwoord. Het is zeer uitzonderlijk dat een kind de eigen ouder in de gevangenis wenst.
8
Het is belangrijk dat gezinnen met ernstige problemen in vertrouwen hulp kunnen vragen en op een aangepaste manier geholpen worden. Hierin schuilt in wezen het belang van de vertrouwenscentra kindermishandeling die door hun vertrouwelijke aanpak laagdrempelig zijn en die deskundig te werk kunnen gaan binnen de muren die deze gezinnen rond zich hebben opgetrokken. Wettelijk stoelt de vertrouwensrelatie op het beroepsgeheim van de teamleden. Het beroepsgeheim van een arts wordt het meest actief bewaakt door de Orde der geneesheren.
2.7.
Het gelijkheidsprincipe
Iedereen is gelijk voor de wet. Wat er met een pleger van bijvoorbeeld intrafamiliaal geweld gebeurt, is momenteel nog te afhankelijk van waar gemeld werd: bij de politie of binnen de vrijwillige hulpverlening. Dezelfde feiten geven in het ene geval aanleiding tot effectieve gevangenisstraffen, in het andere geval (en als er bereidheid is) is er geen gerechtelijke vervolging. Voorts bestaat de indruk dat ook binnen de vrijwillige hulpverlening niet altijd op dezelfde wijze wordt gereageerd op dezelfde feiten. Een melding bij de ene instantie resulteert bijvoorbeeld in een plaatsing van het kind, terwijl eenzelfde melding bij een andere instantie geen plaatsing oplevert. Duidelijkheid en eenvormigheid over de criteria die worden gehanteerd om te besluiten tot een gerechtelijke aangifte is een absolute vereiste, niet alleen voor de vertrouwenscentra kindermishandeling, maar ook voor andere hulpverleners die werken binnen de vrijwilligheid. Binnen de vrijwillige hulpverlening is duidelijkheid en eenvormigheid vereist over de criteria aan de hand waarvan de aanpak van types van problemen wordt bepaald. Aan de hand van welke principes of criteria worden beslissingen genomen wanneer de dader een beroepsmatige relatie heeft met het kind, wanneer de dader behoort tot een bepaalde beroepsgroep (kindermishandeling in de dagopvang, binnen het onderwijs, in de residentiële sector, ...), wanneer de dader een onbekende is voor het kind? Verder dienen de normen die gehanteerd worden om te bepalen of iets een problematische opvoedingssituatie is of niet, of het toelaatbaar is of niet (bijvoorbeeld het slaan van kinderen), of iets als kindermishandeling kan worden beschouwd of niet (bijvoorbeeld lichamelijke verwaarlozing in een arm gezin), zoveel mogelijk expliciet te worden gemaakt.
2.8.
Toeleiding naar hulp
Een van de belangrijkste vereisten om hulp te kunnen verlenen bij kindermishandeling is dat de kindermishandeling aan de oppervlakte komt. Daarom is het belangrijk dat enerzijds de detectievaardigheden worden vergroot van degenen die professioneel met kinderen werken en anderzijds dat een laagdrempelige meldpost wordt opgericht. Op termijn zou dit het dark number moeten doen dalen.
9
2.9.
Sleutelfiguren binnen de hulpverlening bij kindermishandeling
Het voorkómen van en het adequaat aanpakken van kindermishandeling moet een bekommernis zijn van alle voorzieningen die met kinderen werken. In Vlaanderen zijn er ongeveer 40 teamleden werkzaam in een vertrouwenscentrum kindermishandeling. Gezien niet alleen het grote aantal kinderen en gezinnen dat wordt gemeld, maar zeker gezien de vormingsopdracht van de centra, de nog onvoldoende kennis en kunde omtrent kindermishandeling in Vlaanderen, kunnen zij enkel samen met de andere actoren deze immense opdracht aan.
2.10. Doorzichtigheid van de hulpverlening Naar het publiek toe moet de dienstverlening duidelijk en doorzichtig zijn. Momenteel dienen zich al te veel contactpunten (telefoonnummers) en verschillende diensten aan, waarbij niet steeds duidelijk is waarvoor deze diensten staan. Ondoorzichtigheid kan ertoe leiden dat mensen ofwel met hun problemen blijven zitten, ofwel een hele weg moeten afleggen alvorens bij de bevoegde dienst terecht te komen.
10
3.
Visie
3.1.
Een sluitende hulpverlening bij kindermishandeling is alleen mogelijk als iedereen die met gezinnen en/of kinderen werkt, zijn verantwoordelijkheid opneemt en mee investeert in de aanpak van de problematiek. Het is dan ook een beleidsoptie om ieder die met kinderen en gezinnen werkt te responsabiliseren. Het gaat hier niet alleen over de welzijnssector en de gezondheidszorg, maar ook over onderwijs, vrije-tijdsbesteding en alle andere sectoren die rechtstreeks of onrechtstreeks met kinderen te maken hebben. Responsabilisering wil niet zeggen dat elke genoemde sector in dezelfde mate hulp bij kindermishandeling moeten bieden. Ieder moet zijn eigen mogelijkheden en beperkingen met betrekking tot deze problematiek kennen. Minimaal heeft iedereen wel bijvoorbeeld de morele verplichting om open te staan voor signalen van kinderen en de verplichting er passend op te reageren.
3.2.
Het is een beleidsoptie om bij kindermishandeling gebruik te maken van het aanwezige netwerk rond de gezinnen. Deze optie vertaalt zich op verschillende vlakken. 3.2.1. De detectie en de eerste opvang van risicosituaties of van kindermishandeling behoren tot de taak van degenen die met de gezinnen in contact komen, van degenen die met kinderen werken. 3.2.2. Het signaleren van kindermishandeling moet mogelijk zijn binnen het netwerk van de gezinnen zelf. Kinderen en gezinnen moeten worden aangemoedigd om over hun problemen te praten met een vertrouwensfiguur. Zij die in vertrouwen worden genomen moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. De optie is om eerst alle betrokkenen rond de gezinnen te responsabiliseren. Wanneer het signaleren van problemen aan een vertrouwenspersoon in de directe omgeving niet kan, niet wenselijk is of onveiligheid meebrengt, kan men nog altijd terecht bij een vertrouwenscentrum kindermishandeling. Als voorbeeld van mogelijke professionele vertrouwensfiguren in de omgeving van het gezin, kunnen de volgende instanties naar voren geschoven worden: - De regioverpleegkundige van Kind en Gezin is een bekende bij jonge gezinnen en kan worden aangesproken voor jonge kinderen in nood (tijdens een huisbezoek, op het consultatiebureau, via het regiohuis, het preventieve zorgcentrum in de buurt of de provinciale dienst van Kind en Gezin). - Het aanmoedigen om te praten over problemen, over kindermishandeling of een vermoeden daarvan via de school, met name aan een groene leerkracht of aan het centrum voor leerlingenbegeleiding (PMS-MST). Voordeel hiervan is dat het binnen het bereik van iedere leerling ligt. Nadeel is de gebondenheid aan de openingsuren van de school.
11
- Het aanmoedigen om te praten over problemen, over kindermishandeling of een vermoeden daarvan bij de eigen arts (permanentie dag en nacht). De huisarts of kinderarts is vaak een vertrouwensfiguur. In de praktijk zijn zij het vaak die het eerst van de problemen horen. Het behoort tot hun normale takenpakket om hun cliënteel indien nodig door te verwijzen voor meer gespecialiseerde hulp. - Voor het bespreken van problemen buiten de kantooruren of schooluren moet gebruik gemaakt worden van de bestaande dag-en-nachtpermanenties (spoedgevallen ziekenhuis, arts van wacht, tele-onthaal ...). Deze vertrouwensfiguren moeten vooral een eerste opvang bieden. Zij moeten de ernst kunnen inschatten, weten naar waar de betrokkenen kunnen worden doorverwezen. Zij kunnen zich hierbij eventueel laten ondersteunen door of gecoördineerd werken met andere diensten. Zo kan bijvoorbeeld een vertrouwenscentrum kindermishandeling samen met hen zoeken hoe de hulpverlening kan worden voortgezet. Er moet op toegezien worden dat een geval niet al te lang bij één dienst blijft “hangen”of dat individuele personen niet al te lang met een dossier blijven zitten. Gecoördineerd en multidisciplinair werken is immers een absolute noodzaak. 3.2.3. De eerste stappen in de diagnose, het benoemen van het probleem, de coördinatie en de netwerkontwikkeling moeten in eerste instantie gebeuren door eerstelijnsvoorzieningen. De eerste stappen in de diagnose, tot op het niveau dat het mogelijk maakt de ernst in te schatten (om zo te kunnen oordelen wat er moet gebeuren) is in principe mogelijk daar waar verschillende disciplines aanwezig zijn en waar in principe multidisciplinair kan worden gewerkt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij Kind en Gezin, bij de centra voor leerlingenbegeleiding (PMS-MST), in een ziekenhuis (sociale dienst, kinderarts, kinderpsychiater), in een centrum algemeen welzijnswerk,... Ter ondersteuning van de opdracht van de vertrouwenscentra kindermishandeling om kennis en kunde te bevorderen op dit vlak, kan er overwogen worden om bijvoorbeeld een aandachtsfunctionaris kindermishandeling aanstellen die de eigen sector kan bijstaan. Bij Kind en Gezin bv. gebeurt dit al. Een regelmatig overleg tussen de vertrouwenscentra kindermishandeling en deze aandachtsfunctiona-rissen is dan wenselijk. 3.3.3
Het bespreekbaar maken van de problematiek en de confrontatie van het gezin met de diagnose vragen vaak, zeker bij acute situaties, reeds terzelfder tijd een aantal interventies om de kindermishandeling te stoppen, veiligheid te creëren, in een eerste opvang te voorzien en therapievoorbereidend werk te verrichten. Indien nodig kan men hiervoor een vertrouwenscentrum kindermishandeling inschakelen.
12
3.3.
Het is een beleidsoptie om te voorzien in voldoende gespecialiseerde diensten en centra die de behandeling bij kindermishandeling kunnen realiseren, eventueel gratis, die meersporig en multidisciplinair kunnen werken en die zich ook beschikbaar houden voor doorverwijzingen van gezinnen met een magere motivatie tot het aanvaarden van hulp. Het gaat hier om centra algemeen welzijnswerk, centra geestelijke gezondheidszorg, kinderconsultatiediensten, kinderpsychiatrie, centra voor opvoedingsondersteuning, centra voor leerstoornissen, private praktijken, Wanneer de mishandelings- of misbruiksituatie is gestopt, het kind zich niet langer in een noodsituatie bevindt, kan er toch nog een ernstige verwerkingsproblematiek overblijven. De (therapeutische) begeleiding van een verwerkingsproblematiek is geen opdracht voor de vertrouwenscentra kindermishandeling.
3.4.
Het is een beleidsoptie om de vertrouwenscentra kindermishandeling in essentie een scharnierfunctie toe te kennen. Zij kunnen bruggen leggen tussen de betrokkenen en de hulpverlening, tussen hulpverleners onderling, tussen alle mogelijke actoren die bij de aanpak van de problematiek nodig kunnen zijn. Verder is het een essentieel kenmerk van de centra dat zij beschikbaar zijn in alle stadia die het proces van de hulpverlening bij kindermishandeling doormaakt. Men kan met hen contact opnemen wanneer het niet mogelijk is de problematiek dichter bij huis te bespreken, wanneer een vertrouwenspersoon in de directe omgeving van het gezin ontbreekt, wanneer de hulpverlening vastloopt, wanneer een hulpverlener zelf geholpen wil worden ... (cf. infra: de rol van de vertrouwenscentra kindermishandeling).
3.5.
Het realiseren van de beleidsopties moet kunnen worden opgevolgd
3.5.1 Zichtbaarheid van ieders activiteit op het vlak van kindermishandeling Hulpverleners die problemen van kindermishandeling aanpakken, dienen zelf te registreren met hoeveel gevallen en met welke gevallen (aard van de problematiek, leeftijd, geslacht, ...) zij geconfronteerd werden. Uit hun jaarverslag moeten hun activiteiten op het vlak van kindermishandeling blijken. Iedere sector moet zich bewust worden van de noodzaak van registratie op het vlak van kindermishandeling. 3.5.2 Evaluatie van de visie Het responsabiliseren van de voorzieningen die met kinderen werken, het beklem-tonen van het belang van samenwerking en doorverwijzing is een optie. Binnen afzienbare tijd dient men zich de vraag te stellen in hoeverre deze gerealiseerd werd. Een kwalitatieve evaluatie moet een antwoord bieden op de vraag of de organisatie van en de competentie in de aanpak van de problematiek van kinder-mishandeling verbeterden, of de voorzieningen die met kinderen werken gemoti-veerd konden worden, wat de resultaten voor de betrokken kinderen zijn en, indien nodig, hoe het komt dat deze doelstellingen niet bereikt werden.
13
3.6.
De ultieme vraag is die naar het effect van deze beleidsopties voor de betrokken kinderen (slachtoffers)
De opvolging van een situatie die werd doorverwezen, zou wel eens de achilleshiel kunnen zijn van de hulpverlening bij kindermishandeling. Immers, in de regel verliest degene die doorverwijst zicht op hoe het voor het kind afloopt, wat het effect was van de eigen interventie en de interventie van de andere ingeschakelde hulpverlener(s). Er moet gezocht worden naar een beter opvolgingssysteem. Hierbij is geen plaats voor vrijblijvendheid.
14
4. De rol van de vertrouwenscentra kindermishandeling 4.1.
Opdrachten van de vertrouwenscentra kindermishandeling
De opdracht van het vertrouwenscentrum kindermishandeling is: 1. fungeren als meldpunt als het niet mogelijk is de melding aan te geven aan een hulpverlener met wie het gezin vertrouwd is; 2. instaan voor de eerste opvang van de betrokkenen; 3. zorgen voor de diagnose met het oog op een efficiënte doorverwijzing naar de gepaste hulpverlening; 4. efficiënt doorverwijzen naar de gepaste hulpverlening, opvolgen van de hulpverlening en ze indien nodig coördineren; 5. instaan voor de begeleiding en de behandeling van slachtoffers van kindermishandeling en hun gezin als een andere uitweg niet mogelijk is; 6. zorgen voor de deskundige ondersteuning van de hulpverleners die in een eigen werksituatie met de problematiek van kindermishandeling moeilijkheden ondervinden en daarvoor advies vragen; 7. verder ontwikkelen van de eigen deskundigheid en kennis op vlak van preventie, detectie, diagnose en hulpverlening bij kindermishandeling. Die kennis en deskundigheid moet het centrum overdragen door middel van activiteiten die gaan van sensibilisering tot vorming van personen die met kinderen of met gezinnen werken. 8. knelpunten in de hulpverlening bij kindermishandeling signaleren aan de bevoegde overheid.
4.2. Nadere specificatie van enkele aspecten van de opdrachten 1.
Eén naam en één telefoonnummer
Om de dienstverlening aan het publiek nog doorzichtiger en duidelijker te maken is het van belang dat alle centra zichzelf op dezelfde wijze benoemen. De officiële benaming “centrum voor hulpverlening inzake kindermishandeling” raakt maar moeizaam ingeburgerd. Er wordt dan ook geopteerd voor de kortere benaming “vertrouwenscentrum kindermishandeling” als enige officiële benaming. Het is belangrijk dat het centrum permanent bereikbaar is voor meldingen van vermoedens of vastgestelde gevallen van kindermishandeling en dit via een eenvoudig toegankelijk telefoonnummer. 2. De beschikbaarheid van de centra in alle stadia die het proces van de hulpverlening bij kindermishandeling doormaakt De centra fungeren in Vlaanderen als toevluchtsoord voor de hulpverlening bij kindermishandeling. Hulpverleners die zelf vragen hebben, strop raken, kunnen contact opnemen met de centra voor alle soorten en vormen van kindermishandeling. Ook betrokkenen zelf die om een of andere reden niet dichter bij huis hun probleem
15
kunnen of willen bespreken, kunnen er terecht, ook met een vermoeden van kindermishandeling, ook wanneer ze anoniem willen blijven. Bij deze individuele gevallen is het aangewezen dat het centrum toch probeert hulpverleners in te schakelen die zich dichter bij het gezin bevinden, om deze probleemsituatie verder te exploreren en te zoeken naar de meest adequate hulpverlening. 3.
De scharnierfunctie van de vertrouwenscentra kindermishandeling
Doordat de centra er specifiek zijn voor de problematiek van kindermishandeling, kunnen zij aanvullend werken ten aanzien van andere hulpverleners die gebonden zijn door de structuur of organisatie waarin zij werken en de verplichtingen of belangen die dat met zich meebrengt. De centra hebben de opdracht zowel een normerende als een hulpverlenende positie in te nemen. De centra hebben de verantwoordelijkheid om te onderzoeken of hulpverlening voldoende mogelijkheden biedt voor het aangemelde kind en zijn gezin. Indien dat niet het geval is, moet in overleg met de betrokken hulpverleners naar andere maatregelen gezocht worden. Indien de hulpverlening wel voldoende mogelijkheden biedt, zijn de centra goed geplaatst om de brug te vormen tussen de cliënt en de hulpverlenende instantie. 4.
De effectieve opvang, diagnose, begeleiding en behandeling van concrete gevallen
In die concrete gevallen waar geen andere uitweg mogelijk is, kunnen de centra effectief de betrokkene zelf opvangen, begeleiden en behandelen. De cliënteel van de centra laat zich niet altijd makkelijk doorverwijzen. Het gaat soms om moeilijk verwijsbare situaties, een ontbrekende of erg magere motivatie en daarbij de soms erg precaire situatie van het kind (slachtoffer). De centra moeten daarom, indien nodig, zelf hulpverlening op gang kunnen brengen. De centra hebben dus de mogelijkheid om meerlijnig te werken. Uit de registratie blijkt dat ongeveer 13 % van de gemelde kinderen ook effectief door het centrum behandeld wordt. Het is niet de bedoeling dat dit aantal toeneemt. De meest uitgebreide gevolggeving door het centrum zelf kan worden verwacht op het vlak van intrafamiliale kindermishandeling. 5.
Het aangaan van samenwerkingsverbanden
De centra dienen samenwerkingsprotocollen af te sluiten met diensten waarmee zij geregeld samenwerken. De centra dienen een samenwerkingsprotocol aan te gaan met onder meer de centra voor geestelijke gezondheidszorg, de centra voor algemeen welzijnswerk, de bijzondere jeugdzorg, … Deze protocollen dienen uit te gaan van eenzelfde visie op de hulpverlening bij kindermishandeling en dienen klaarheid te brengen over ieders verantwoordelijkheid. 6. Vorming en ondersteuning van hulpverleners Vorming en ondersteuning van hulpverleners omvat enerzijds niet-case-gebonden vorming en overleg. Anderzijds dienen de centra bij individuele gevallen hulpverleners te
16
adviseren, te ondersteunen, te coachen, voor zover deze hulpverleners strop raken en binnen hun eigen organisatie niet kunnen worden geholpen. In deze zin hebben de centra een expertfunctie. In wat volgt wordt deze opdracht gespecificeerd naar gelang van de inhoud. Op ieder terrein dienen de centra ook hun eigen deskundigheid verder te ontwikkelen. - Het bevorderen van kennis en kunde op het vlak van preventie Kind en Gezin vervult een centrale rol op het vlak van primaire preventie inzake kindermishandeling. Acties op het vlak van primaire preventie zijn enerzijds gericht op professionelen, anderzijds op de samenleving. De vertrouwenscentra kindermishandeling kunnen met betrekking tot de inhoud van de gevoerde acties een belangrijke rol spelen. De opdracht van de vertrouwenscentra kindermishandeling ligt verder voornamelijk op het vlak van secundaire en tertiaire preventie en de overdracht van kennis en kunde hieromtrent. - Het bevorderen van kennis en kunde op het vlak van detectie Vorming en ondersteuning van professionelen op het vlak van detectie is een opdracht van de centra. Het is wenselijk dat de verschillende sectoren eigen initiatieven ontwikkelen om de deskundigheid van hun medewerkers te verhogen. - Het bevorderen van kennis en kunde op het vlak van het ontwikkelen van een diagnose Vorming en ondersteuning van eerstelijnswerkers uit de verschillende sectoren met betrekking tot het ondernemen van de eerste stappen in de ontwikkeling van een diagnose en het inschatten van de aard en de ernst van een situatie, is een opdracht van de centra. De ondersteuning van hulpverleners op dit vlak behelst voornamelijk een methodologische ondersteuning, doch overleg over individuele situaties is mogelijk. Bedoeling is niet dat de centra de problemen of knelpunten van de hulpverleners oplossen in hun plaats, maar wel hen op weg helpen, tips geven voor een goede aanpak, wijzen op valkuilen of specifieke hindernissen die bij kindermishandeling opduiken. Streefdoel is dat de centra een aantal hulpverleningsstappen (in de eerste lijn) niet hoeven te ondernemen als andere hulpverleners beter geplaatst zijn om die aspecten op zich te nemen. - Het bevorderen van kennis en kunde op het vlak van het benoemen van het probleem Het is een opdracht voor de centra, hulpverleners te vormen en te ondersteunen op het vlak van het benoemen van het probleem. Ook moet systematisch werk worden gemaakt van het duiden en benoemen van de sterke kanten van het gezin. De centra kunnen hulpverleners ook individueel ondersteunen als het belangrijk is dat op hun niveau de ongerustheid over de mishandeling besproken wordt. In elk geval dient een centrum zich voor ieder concreet geval de vraag te stellen of tijdens de verschillende contacten met de betrokkenen het probleem duidelijk benoemd werd. Steeds staat het belang van het kind centraal (veiligheid, mogelijkheid tot hulp en verandering). Ook de positie van de hulpverlener die de bespreking voert en de mogelijke gevolgen voor zijn hulpverlening maken deel uit van het overleg.
17
- Het bevorderen van kennis en kunde op het vlak van hulpverlening bij kindermishandeling De centra fungeren in Vlaanderen als experts in de hulpverlening bij kindermishande-ling in al zijn facetten. Ook voor therapeutische vragen kunnen hulpverleners bij de centra terecht. 7.
Het verder ontwikkelen van de eigen deskundigheid
Het inhoudelijk bespreken en evalueren van de aanpak binnen de eigen werking, het gezamenlijk zoeken naar oplossingen bij knelpunten, inhoudelijke besprekingen tussen de centra onderling, het volgen van vorming, het opvolgen van praktijkervaring of onderzoeken uit het buitenland, het meewerken aan onderzoeken, ... De centra specialiseren zich voornamelijk in de diagnose, de behandeling en de preventie van intrafamiliale kindermishandeling, die situaties waar een (minimaal) herstel van de relatie tussen de dader en het slachtoffer wenselijk is. Voor de concrete realisatie van deze opdracht is het wenselijk dat de centra regelmatig overleg hebben. Kind en Gezin heeft hier een ondersteunende opdracht. Ook universitaire centra kunnen hierin een inbreng doen. 8.
Het realiseren van het gelijkheidsprincipe tussen de vertrouwenscentra kindermishandeling onderling en het bewaken van het gelijkheidsprincipe in de contacten met andere hulpverleners
De 6 centra dienen een eenvormige strategie en methodologie te hanteren wat betreft de grenzen van het werken in vertrouwen en de verwijzing naar justitie. De criteria en principes die hierin worden gehanteerd om tot een beslissing te komen, dienen expliciet en eenvormig te zijn. De centra dienen ook een eenvormige strategie te hanteren tegenover kindermishandeling gepleegd door de verschillende beroepsgroepen (kindermishandeling in dagopvang, onderwijs, ...). De centra dienen de criteria en principes aan de hand waarvan ze beslissingen nemen te ontwerpen in dialoog, te toetsen en over te dragen naar de andere actoren in het veld van de hulpverlening inzake kindermishandeling. Voorts moet er voor alle centra een eenvormig telefoonnummer bekendgemaakt worden. Buiten de kantooruren wordt overwogen om automatisch door te schakelen naar Tele-onthaal. Bij een urgent probleem kan Tele-onthaal dan nog een teamlid laten oproepen. 9. Eerste adviesfunctie van de centra Vanuit hun deskundigheid moeten de centra advies kunnen verstrekken over de aanpak van kindermishandeling op macroniveau. Hun advies moet gaan naar de overheid, naar Kind en Gezin, maar ook naar de overkoepelende structuren van de andere sectoren die ieder hun eigen verantwoordelijkheid moeten kunnen dragen/opnemen op het vlak van kindermishandeling.
18
In dit kader moeten de centra ook een signaalfunctie vervullen. Vanuit het werkveld en de vele contacten met andere hulpverleners zijn de centra goed geplaatste klankborden om knelpunten in het werk op te vangen, te bundelen en door te geven.
4.3.
Opvolging en ondersteuning van de werking van de vertrouwenscentra kindermishandeling
Kind en Gezin moet opvolgen op elke wijze de opdrachten worden uitgevoerd, met welke problemen de centra daarbij geconfronteerd worden, en moet ondersteuning bieden bij het zoeken naar oplossingen hiervoor. Dit impliceert bijvoorbeeld het leveren van logistieke en personele ondersteuning bij overleg tussen de centra.