Toelichting bij de begroting 2013 van het Regionaal Bureau Leerlingzaken
Inhoudsopgave: Inleiding 1. Korte historische beschrijving 2. Enkele belangrijke ontwikkelingen 3. Effecten bezuinigingen
pag. pag. pag. pag.
3 3 4 6
Bijlagen: Alternatieven bij bezuinigingen/ enkele statistieken
pag.
8
Management samenvatting & conclusies In deze toelichtende notitie bij de begroting van 2013 is een beeld geschetst van de bijzondere positie die het RBL in de regio inneemt. Het RBL vervult voor de gemeenten een krachtige en onmisbare schakel in de regionale keten. Daarmee wordt bijgedragen aan een drukvermindering op gemeentelijke voorzieningen als bijstand en jeugdzorg. Vorenstaande toont aan dat de mogelijkheden voor bezuinigingen binnen de RBL begroting beperkt zijn. De interne kostenstructuur laat dit nauwelijks toe. Ingrijpen in grote kostenposten als personeel en huisvesting laten pas op lange termijn hun financiële effecten zien terwijl de negatieve inhoudelijke en organisatorische effecten direct voelbaar zullen zijn. Daar komt bij dat de organisatie reeds langdurig kampt met een onderbezetting in vergelijking tot de landelijke normering en andere RBL’s. Met andere woorden door bezuiniging op de personele kosten komt de basisdienstverlening (nog verder) onder druk te staan evenals de benodigde professionalisering van de organisatie terwijl de ontwikkelingen in het veld gelijkertijd juist wijzen op een taakverzwaring. Wel zijn op beperkte schaal mogelijkheden tot bezuiniging. Hieraan wordt op dit moment hard gewerkt. Voorts speelt de wens de organisatie weer financieel op orde te krijgen. De oorzaken van gesignaleerde financiële discrepanties hangen samen met: • de jarenlange onterechte doorbelasting van tekorten van leerplicht naar RMC/Kwalificatieplicht reserves • de nieuw ontwikkelde verdeelsleutel voor doorbelasting van de organisatiekosten • de jarenlange ongewijzigde gemeentelijke bijdragen (na een verlaging met 8% in 2007) • het pas nu duidelijk worden van de financiële effecten van bestuurlijke besluiten uit een ver verleden (zich o.a. uitend in thans fors hogere huisvestingskosten) Deze ontwikkelingen versterken elkaar in negatieve zin. Het doorvoeren van bezuinigingen lijkt dan ook geen reële optie. In tegendeel: de gemeentelijke bijdrage zal gezien het zojuist genoemde in opwaartse richting dienen te worden bijgesteld. Uiteindelijk worden hiermee door een relatief geringe investering veel jongeren binnen boord gehouden met alle positieve maatschappelijke effecten van dien. Tot slot nog een beknopte weergave van alle (overige) argumenten welke van belang zijn bij onderstaande verlangde besluit: • • • • • •
Het RBL zorgt er voor dat leerlingen naar school gaan en daar blijven totdat ze een diploma behaald hebben. Het RBL heeft op het gebied van voortijdig schoolverlaten het afgelopen schooljaar een grote sprong voorwaarts gemaakt op de landelijke RMC VSV ranglijst van 39 regio’s: van plaats 35 naar 17 . Het RBL vervult een cruciale rol in de keten van jeugdzorg. Het RBL kan als enige organisatie in het jeugd(zorg) veld strafrechtelijke sturingsinstrumenten inzetten Door digitalisering van het verzuimmeldingsproces is er de laatste jaren sprake van een sterk oplopende werkdruk (groeivoet van het aantal meldingen bedraagt jaarlijks 35%) Werkdruk neemt tevens toe door krachtiger extern toezicht op de resultaten (rol OCW bij vsv).
1
• • • • • • • • •
•
Er heeft zich de afgelopen jaren een forse uitbreiding van het aantal taken en activiteiten voorgedaan door diverse oorzaken. Ook recente ontwikkelingen duiden op een a.s. taakuitbreiding. Het bureau kampt met een structurele personele onderbezetting. Het RBL heeft een inverdienpotentie voor gemeenten bij de begeleiding van ex-wajongers (preventie bijstandsaanspraak). Het RBL heeft over de afgelopen 12 jaar een gemiddeld nagenoeg ongewijzigde bijdrage ontvangen van € 9,61. De inflatiecorrectie is sinds 2004 niet meer doorgevoerd. Het sec doorvoeren van een inflatiecorrectie zou ons nu tenminste op een bijdrage van € 11,46 hebben gebracht. Toepassing van de nieuwe sleutel bij de verdeling van de (tekorten op) deelbegrotingen. Het uit elkaar trekken van sterk onderling samenhangende wettelijke en preventieve taken door de laatste te schrappen is uiterst onwenselijk. Hierdoor zal het aantal verzuimmeldingen en thuiszitters alleen maar toenemen Het schrappen van de preventieve taken zal tevens een sterk negatief effect hebben op de ook al autonoom stijgende werkdruk.
Gevraagd besluit: Gezien bovengenoemde, in te stemmen met een verhoging van de gemeentelijke bijdrage naar €12,37 per leerplichtige leerling voor de RBL begroting van 2013.
2
Inleiding Op dit moment zijn een reeks ontwikkelingen in het veld gaande die van belang zijn voor het RBL bestuur welke als uitgangspunten voor de begroting 2013 beschouwd kunnen worden. Via deze kaderbrief informeren wij u hoe wij met deze uitgangspunten voor de begroting denken om te gaan. Daarnaast berichten wij u over de ontwikkelingen binnen het RBL die gevolgen kunnen hebben voor de begroting.
1.
Korte historische beschrijving
1.1. Inhoudelijke terugblik Eén regionale leerplichtorganisatie Indertijd is door de regiogemeenten gekozen voor het oprichten van één intergemeentelijke regionale leerplichtvoorziening, inclusief de RMC functie (Regionaal Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten). Later is de kwalificatieplicht hieraan toegevoegd. Het RBL is gestart in april 2000. Het Bureau neemt een bijzondere positie in bij de bekostiging: het is namelijk geen externe door de gemeenten te subsidiëren organisatie maar maakt vast onderdeel uit van het gemeentelijk dienstverleningsapparaat. Het RBL richt zich bij genoemde aandachtsgebieden op de uitvoering van een aantal wettelijke en preventieve taken. Kort gesteld: het RBL zorgt er voor dat leerlingen naar school gaan en daar blijven totdat ze er gediplomeerd vandaan komen. De voordelen van deze regionale geconcentreerde aanpak zijn legio: • Eén loket voor scholen en instellingen. • Betere afstemming tussen de leerplicht- en de RMC-functie. • Eén doorlopende lijn tussen leerplicht, kwalificatieplicht en RMC. • Betrouwbare beleids- en managementinformatie voor jeugd- en onderwijsbeleid. • Gemeenten hebben gezamenlijk nog maar één leerplichtadministratie uit te voeren, waardoor er capaciteit (lees budget) overblijft voor andere faciliteiten. • Waarborging continuïteit dienstverlening en vermindering kwetsbaarheid. • Mogelijkheid om beter af te stemmen met andere ontwikkelingen zoals regionalisering arbeidsmarkt, Centra voor Jeugd en Gezin en ZAT’s. • Betere afstemming met de andere regionale organisaties zoals de GGD, AMW, de onderwijsinstellingen en het UWV/CWI. • Scholen voor voortgezet onderwijs en de ROC’s in de regio hebben veelal zelf ook een regionale functie. • De kwaliteit van de leerplichtfunctie gaat omhoog. • Beter pro-actief beleid te voeren ten aanzien van voortijdig schoolverlaten. Kort en wel : één regionaal bureau leerplicht werkt bijgevolg effectiever en efficiënter. 1.2. Financiële terugblik Knelpunten Het RBL kampt echter met een (financiële) erfenis. De voornaamste hiermee samenhangende knelpunten zijn: a. In 2007 is de gemeentelijke bijdrage verlaagd van € 10,42 naar € 9,62 per leerplichtige leerling en is sindsdien op dit niveau gefixeerd. Hierdoor is de gewenste verlaging van de reserves bereikt. b. De opgestelde begrotingen/jaarrekeningen vertonen jarenlang tekorten op het onderdeel leerplicht. De tekorten zijn vervolgens verhaald op de reserves ontstaan op de beide overige inkomstenbronnen RMC/kwalificatieplicht. De gehanteerde verdeelsleutel voor de toedeling van kosten die daarbij werd gebruikt blijkt inmiddels achterhaald. Gangbaar was een sleutelverdeling over de 3 inkomstenbronnen: leerplicht/RMC/kwalificatieplicht, met resp. 38%, 39% en 23%. c. Er is al jaren sprake van een structurele personele onderbezetting. Ad a. Voor deze korting op de gemeentelijke bijdrage is voorheen door het RBL bestuur gekozen om de hoogte van de algemene reserve terug te dringen. Vergeleken met de gemeentelijke bijdrage in andere regio’s zit het RBL Gooi en Vechtstreek aan de lage kant. Over de afgelopen 12 jaar bedraagt de gemiddelde gemeentelijke bijdrage
3
€ 9,61 per leerplichtige leerling. Gesteld kan dan ook worden dat de huidige bijdrage op het niveau ligt van de start van het RBL in 2000. Uitsluitend in de jaren 2004 - 2006 heeft de bijdrage op een wat hoger niveau gelegen van gemiddeld € 10,35 (zie bijlage 2). Zou de bijdrage in het verleden niet met 8% zijn verlaagd, dan zou bij uitsluitend een jaarlijkse aanpassing voor inflatie de bijdrage inmiddels zijn komen te liggen op ca. € 11,45. Wanneer de verlaging en de niet doorberekende inflatie bijeen genomen worden is voor het RBL sprake van een totale inkomensachteruitgang van 18% (8%+10%). De begroting 2013 laat als gevolg van de herziene verdeelsleutel zien (zie ad b) dat sec op de deelbegroting leerplicht, sprake zal zijn van een structureel tekort van circa € 200.000,- wanneer de gemeentelijke bijdrage op het huidige niveau van € 9,62 gehandhaafd blijft. De resterende algemene reserve is bij lange na niet toereikend om dit tekort op te vangen. Gangbaar is dat de reserve ca. 10% van de totale begroting beslaat. In 2013 komen we daar onder te zitten. Het tekort wordt verder versterkt door de, na de verhuizing van het RBL naar Bussum, fors toegenomen huisvestingslasten. Ad b. De totale RBL begroting betreft een bedrag van ca. € 1.1 mnl. De inkomsten worden gevoed uit 3 bronnen: 1. de gemeentelijke leerplichtbijdragen (ca. € 400.000), 2. gelden vanuit het Ministerie van OCW voor uitoefening van de RMC en 3. kwalificatieplicht gelden(samen ca. € 618.000). De kostenstructuur van het RBL bestaat uit ca. 80 % loonkosten, 10% huisvestingskosten, 5% ICT en 5 % overige operationele kosten. De jaarrekening laat structurele tekorten zien. Het management van het RBL heeft geconstateerd dat eerder genoemde verdeelsleutel geen reële afspiegeling vormt van de feitelijke situatie. Er is vervolgens een nieuwe verdeelsleutel ontwikkeld welke is gebaseerd op de werkelijke personele inzet naar de 3 onderscheiden werkgebieden. Toepassing van de nieuwe verdeelsleutel met resp. 53%, 29% en 18% (leerplicht/RMC/kwalificatieplicht), betekent dat er een eind komt aan het jarenlang oneigenlijk doorbelasten van tekorten ontstaan bij leerplicht. Deze werden onttrokken aan geoormerkte gelden die van rijkswege verstrekt worden. Kort gezegd: structureel heeft het RBL een hoger niveau van dienstverlening uitgevoerd voor de gemeenten zonder dat daarvoor werd betaald, terwijl de hierdoor ontstane reële tekorten langdurig buiten zicht bleven. Gezien het huidig politieke en financiële klimaat is een dergelijke situatie niet meer acceptabel. Het RBL realiseert zich overigens dat beide effecten van a) en b) elkaar onderling versterken; dat het moment van timing deze zaken aan te kaarten verre van ideaal is, maar dat langer uitstel grote financiële risico’s met zich meebrengt. Ad c. Ingrado (branche organisatie voor leerplicht en RMC) heeft een norm ontwikkeld voor het berekenen van de minimaal benodigde leerplichtformatie. Deze formatierichtlijn is bedoeld voor het takenpakket dat volgens de modelambtsinstructie uitgevoerd dient te worden, aangevuld met de inzet in ZAT’s en de uitvoering van de kwalificatieplicht tot 18 jaar. Wanneer we de huidige formatie omvang vergelijken met de Ingrado norm (zie bijlage 3), zien we dat de huidige formatie een structureel tekort vertoont van tussen de 3 en 6 fte. Het laatste getal is de uitkomst van een vergelijking met andere RBL’s en daarmee het meest van toepassing.
2.
Enkele belangrijke ontwikkelingen
Verandering leerplichtfunctie en uitbreiding takenpakket Sinds 2007 is de leerplichtfunctie aanzienlijk veranderd. Door landelijke en regionale ontwikkelingen toen en nu zijn wij genoodzaakt geweest en worden wij in de toekomst wederom gedwongen om ons takenpakket uit te breiden of op zijn minst aan te passen. Een aantal van deze ontwikkelingen betreft: • De invoering van de kwalificatieplicht. • De totstandkoming en implementatie van het Duo verzuimloket. • De noodzaak om de VSV convenanten intensiever na te leven. OCW kijkt zwaar mee over onze schouders. De behaalde resultaten hiervan zijn openbaar. • De problematiek waar de leerplichtambtenaren mee te maken krijgen is complexer geworden. • De hogere eisen die het Openbaar Ministerie stelt aan de kwaliteit van handhaving. • Het participeren in de CJG's en het Veiligheidshuis. • De ontwikkeling in de controles op het verzuimbeleid van scholen. • Samenwerking met de Onderwijsinspectie (sinds 1 jan. jl.).
4
• • • •
Adviesfunctie ten aanzien van lokaal/regionaal jeugdbeleid. Transitie jeugdzorg. Passend onderwijs. Wet Werken naar Vermogen.
Onderstaand volgt op het punt van VSV en de laatst genoemde 3 ontwikkelingen een nadere toelichting. VSV De extra energie die het RBL heeft ingezet op het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters en een meer projectmatige aanpak hebben tot sterk verbeterde resultaten geleid. Als gevolg hiervan is het afgelopen schooljaar een grote sprong voorwaarts gemaakt op de landelijke RMC VSV ranglijst van 39 regio’s: namelijk van plaats 35 naar 17. Transitie jeugdzorg Bij de transitie van de jeugdzorg van provincie naar gemeente krijgt de gemeente de taak om te zorgen voor een hulpaanbod voor kinderen/gezinnen die dat nodig hebben. Voorkomen is beter dan genezen geldt ook hier. Hoe kan het RBL de gemeenten helpen bij het voorkomen van een peperdure jeugdzorg en het maken van hoge kosten voor groepen jongeren die geen positie op de arbeidsmarkt kunnen verwerven? Het RBL kan op uitvoeringsniveau goed aansluiten bij enkele specifieke punten die in documenten over de transitie jeugdzorg genoemd worden als zijnde belangrijk. Het RBL: • heeft een sterk ontwikkeld vermogen tot signaleren van vragen en mogelijke risico’s en verkeert ook in de positie deze zaken bespreekbaar te maken met ouders en jongeren, • zit nu nog vooraan in de keten en vervult in de vroegsignalering van risicojongeren een essentiële rol, • kan optreden op grond van haar wettelijke bevoegdheden en beschikt – als enige partij- over handhavinginstrumenten; dit in tegenstelling tot instanties die afhankelijker zijn van de medewerking van de betrokkenen en de hulpvragen die klanten stellen, • participeert in de ZAT’s, waardoor goed zicht gehouden wordt op ontwikkelingen rond leerlingen op schoolniveau en heeft op leerlingniveau een rol bij de doorverwijzing naar hulpverlening, • werkt gezinsgericht: altijd 1 gezin 1 aanpak. Het RBL heeft een goed netwerk binnen het onderwijs, de hulpverlening, justitie, het UWV, e.d., • kan een verbindende schakel zijn tussen de ouders/jongeren en de hulpverlening (medewerkers weten goed de weg en zijn goed in staat leerlingen te motiveren), • kan ook bij het verbinden van de transitie jeugdzorg, de invoering van passend onderwijs en de toeleiding naar de arbeidsmarkt een stevige rol vervullen. Het RBL is daarmee een onmisbare en relatief goedkope schakel in de jeugdzorgketen. Tevens heeft het RBL een signalerende functie voor wat betreft de uitvoering van de jeugdzorg. Wij signaleren knelpunten, tekortkomingen en eventuele kansen. Dit is alleen mogelijk als wij een voornaam onderdeel kunnen blijven uitmaken van de sociale kaart van de regio en ons daarbij vooraan in de keten positioneren. Expansie van werkzaamheden is hiervoor noodzakelijk. Daarenboven geldt dat wij het initiatief kunnen nemen om via een strafrechtelijk traject relatief snel verplichte hulpverlening op te leggen zodat eindeloos heen en weer gesleep van jongeren overbodig is. Passend onderwijs De aanstaande herstructurering op het gebied van passend onderwijs neemt steeds vastere contouren aan. Het onderwijs en zorgveld zijn bezig met een positiebepaling maar de definitieve uitkomsten zijn nog ongewis. Vast staat voor het RBL dat de kans zeer groot is dat we in de toekomst zullen worden geconfronteerd met een toenemend aantal thuiszitters. Ook dit zal leiden tot een verdere verhoging van de werkdruk. De huidige ontslaggolf in het primair onderwijs - waardoor grotere klassen ontstaan en er minder aandacht aan individuele zorgleerlingen kan worden besteed - vormt wat dit punt betreft alvast de opmaat. Wet werken naar vermogen Vanaf 2013 wordt de wet werken naar vermogen ingevoerd. 2012 wordt gezien als een overgangsjaar. De invoering van deze wet heeft uiteraard verregaande gevolgen voor de gemeenten in Gooi en Vechtstreek. Uit landelijk onderzoek is gebleken dat naar schatting de helft van de huidige 200.000 Wajongers niet (meer) tot de doelgroep Wajong behoort. Deze grote groep jongeren komt vervolgens niet meer in aanmerking voor een Wajong uitkering. Zij kunnen/zullen een beroep gaan doen op mogelijke voorzieningen van de gemeente.
5
Denk hierbij aan een (aanvullende)bijstandsuitkering. Het UWV zal binnenkort nagaan welke mensen met Wajong-uitkering (gedeeltelijk) kunnen werken. Alle reden om nu al na te gaan welke mogelijkheden er zijn om deze kwetsbare groep jongeren, die mogelijk een beroep zou kunnen gaan doen op gemeentelijke bijstandsvoorzieningen, te begeleiden naar bijvoorbeeld een opleiding, werk of een combinatie daarvan. Het RBL beschikt over de expertise om (een deel van) deze jongeren te adviseren, te begeleiden en te ondersteunen richting een opleiding of een combinatie van leren en werken. In samenwerking met partijen als het Leerwerkloket van het UWV, is het RBL in staat om passende arrangementen te organiseren zodat exwajongers duurzaam kunnen worden herplaatst. Het resultaat van deze inspanning is dat jongeren vervolgens geen beroep op de gemeentelijke bijstand zullen doen. Dat scheelt per uitkeringsgerechtigde ca. € 12.000,- per jaar.
3. Effecten bezuinigingen De oorspronkelijk bestuursopdracht voor de begroting van 2013 betrof de uitwerking van een drietal scenario’s, namelijk: 5% c.q. 10% bezuinigen en handhaving van de 0-lijn. Het doorrekenen van de bezuinigingsscenario’s leidt echter tot een verder oplopen van de tekorten op de deelbegroting leerplicht gezien de nieuw gehanteerde verdeelsleutel. Derhalve is hiervan afgezien. Het gesignaleerde tekort kan op 2 manieren worden aangepakt: of de gemeentelijke bijdrage gaat omhoog of de kosten moeten omlaag. Wanneer de bijdrage wordt verhoogd kan een in beginsel gezonde financiële organisatie worden gecreëerd. Bij een verhoging naar €12,37 kan voor 2013 sprake zijn van een dekkende begroting op leerplicht als nog eenmalig een onttrekking plaatsvindt uit het RMC budget en uit de automatiseringsreserve. Vanaf 2014 streven we er naar per deelgebied een sluitende begroting te presenteren. Indien gekozen wordt de kosten omlaag te brengen dan kan dit uitsluitend op de post personeel. Dit is feitelijk de enige kostensoort die daarvoor in aanmerking komt, gezien het vaste karakter van de andere. In concreto betekent dit een reductie van de personele inzet bij het onderdeel Leerplicht met ca 3 fte, op een totaal van 7,3. De invloed van de directe kostenbesparing in de komende begrotingen zal in de nabije toekomst echter beperkt van aard zijn gezien het feit dat forse wachtgeldvoorzieningen nog jarenlang contra zullen doorwerken. Tevens zullen de gevolgen van bezuinigen op termijn tot weer hogere indirecte kosten leiden op de terreinen jeugdzorg, bijstandsuitkeringen en justitie door het deels wegvallen van preventieve en curatieve RBL inzet. Bezuinigen op de personeelskosten betekent bovendien dat lijnrecht wordt ingegaan tegen ontwikkelingen die op ons afkomen en de werkzaamheden zullen gaan beïnvloeden of tegen ontwikkelingen die al gaande zijn. Deze ontwikkelingen (zie elders in deze notitie) vergen juist eerder een vergroting dan een inperking van de personele capaciteit om aan de groeiende vraag naar dienstverlening van het RBL tegemoet te komen. Voorts signaleren wij de laatste jaren een extreme toename van het aantal verzuimmeldingen/dossiers en interventies (zie bijlage 2). Dit is vooral een gevolg van de opening van het Digitaal Verzuimloket van DUO. Scholen kunnen sindsdien gemakkelijker hun melding doen en het RBL zit er bij de scholen boven op dit ook vooral te doen. Ook beleidsmatig zetten scholen steeds meer in op de terugdringing van schoolverzuim. Al deze effecten versterken elkaar. Daarnaast wordt de problematiek van de dossiers steeds complexer. Afhandeling vereist een telkens intensievere en langduriger betrokkenheid van de betreffende leerplichtambtenaar. Indien het bestuur kiest voor een substantiële kostenverlaging dan zal dit van grote invloed zijn op de uitvoering van de taken/activiteiten van het RBL qua niveau van de dienstverlening. Zoals opgemerkt voert het RBL zowel wettelijke als preventieve taken uit. De samenstelling van dit takenpakket leent zich niet om in geval van een reductie van de bijdrage met de kaasschaafmethode te werk te gaan. Men kan niet stellen dat wettelijke taken dan maar gedeeltelijk moeten worden uitgevoerd. Nee, in dat geval zal er rigoureus voor moeten worden gekozen de uiterst belangrijke en onlosmakelijk met de wettelijke taken verbonden preventieve taken te laten vervallen. Onderstaand wordt een weergave geboden van de effecten die dit ingrijpen zal geven. Dit is geen volledige opsomming, maar geeft wel aan dat op alle gebieden de kwaliteit en kwantiteit en daarmee de effectiviteit van de dienstverlening zal teruglopen.
6
Wat kan het RBL met 4,3 fte doen voor ongeveer 39.000 leerplichtigen? De maximale uitvoeringstaken die het RBL dan kan uitvoeren betreffen: - Besluiten inzake vervangende leerplicht en vervangende leerplicht laatste schooljaar. - Toetsen van kennisgevingen inzake vrijstelling van inschrijving. - Besluiten op verzoeken van vrijstelling van geregeld school bezoek vanwege andere gewichtige omstandigheden > 10 schooldagen. - Het in stand houden van een registratiesysteem. - Het bijhouden van in- en afschrijvingen. - Opmaken van proces-verbaal schoolverzuim. - Controle op absoluut schoolverzuim. - Opvolgen van kennisgevingen relatief schoolverzuim. - Maken van jaarverslag. - Adviseren van Onderwijsinspectie inzake aanwijzing school in de zin van de Leerplichtwet. Een en ander neemt niet weg dat ook bij een 45% reductie van het personeel bij leerplicht de wettelijke taken desondanks zullen moeten worden uitgeoefend. Deze reductie zal een onmiddellijke neerslag zal hebben. Men kan immers met bijna de helft van het personeel nooit de oude – jaarlijks groeiende - productievolumes handhaven. Stel bijvoorbeeld dat er sprake is van 2000 verzuimmeldingen dan kan hiervan grosso modo niet meer dan een 900 tal in behandeling worden genomen. Gevolg is dat o.a. wettelijke termijnen bij de afhandeling van dossiers in gevaar komt. Alle preventieve taken en ontwikkeltaken zullen dan niet meer kunnen worden uitgevoerd. Zoals: - Participatie ZAT’s op PO, VO en MBO - Participatie Veiligheidshuis - Participatie Vangnet - Participatie werkgroep CJG’s - Signaleringsoverleggen CJG - Participatie in landelijke/regionale vakspecifieke overleggen - Voorlichting aan scholen m.b.t. verzuimbeleid - Voorlichting aan ouders en leerlingen - Schoolcontroles - Activiteiten website - Deskundigheidsbevordering - Verbetering interne werkprocessen, e.d. Schrappen van de preventieve taken lijkt echter niet opportuun aangezien de gemeenten in het algemeen juist veel belang hechten aan de uitvoering van dit soort taken. Voorts zal de (telefonische) bereikbaarheid afnemen, zullen de huisbezoeken moeten worden geschrapt en zullen wachtlijsten ontstaan bij de afhandeling van verzuimmeldingen, de opstelling van processen-verbaal (pv’s ), e.d.. Wat dit laatste betreft: door een organisatorische wijziging bij het Openbaar Ministerie zal de afhandeling van pv’s binnenkort van het Arrondissement Amsterdam naar Utrecht worden verplaatst. Aangezien Utrecht geheel andere eisen stelt aan het in behandeling nemen van pv’s dan Amsterdam zal sprake zijn van een beduidend hogere tijdsbelasting. 1* Overigens dient de volgende kanttekening te worden gemaakt wanneer er voor gekozen wordt om prioriteiten te leggen bij het schrappen van cruciale werkzaamheden. Er zijn namelijk risico’s verbonden aan het niet in voldoende mate bewust zijn van de prioriteiten bij de uitvoering van het leerplichtbeleid: a) Doordat mogelijk voorbij wordt gegaan aan de wettelijke verplichtingen. Het toezicht op naleving van deze wettelijke verplichtingen door OCW wordt steeds strenger. b) Er is ook een beleidsmatig risico. Het binnen school houden van leerlingen en deze in staat te stellen om (alsnog) het diploma dan wel een startkwalificatie te halen, werkt ook in het licht van de latere uitgaven voor uitkeringen preventief.
1
*) Zo accepteert Amsterdam 1 proces verbaal per casus, terwijl Utrecht van elk in het pv genoemd persoon een apart pv opgesteld wil zien. In concreto: stel er is sprake van een twee-ouder gezin met 3 kinderen. Pv wordt opgesteld i.v.m. luxeverzuim (men is eerder op vakantie gegaan). Utrecht eist dan 5 individueel opgestelde pv’s i.p.v. in Amsterdam 1 pv.
7
c) Het RBL beoogt uitvoering te geven aan het landelijk beleid ten aanzien van het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters, niet alleen vanuit RMC maar eveneens vanuit Leerplicht. Wanneer dit onmogelijk gemaakt wordt, lijken de gemeenten het landelijk leerplichtbeleid te ondermijnen. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het niet (meer) naar school gaan grote maatschappelijke gevolgen heeft en zeker niet zal bijdragen in het voorzien in het eigen onderhoud. Bijlage 1: Alternatieven bij bezuinigingen Het RBL heeft in het kader van de bestuurlijke wens tot bezuiniging eveneens haar uitgaven kritisch onder de loep genomen. Dit brengt ons tot enkele mogelijke alternatieven alsmede enkele voorgenomen of reeds gerealiseerde besparingen: 1.
Het grootste deel van de lasten bestaat uit personeelskosten. Ingrijpen hierin leidt niet op korte termijn tot directe besparingen aangezien de lasten van het ontslagen personeel nog jaren lang doorlopen terwijl de effecten voor de organisatie zeer ingrijpend zijn (zie elders).
2.
De huisvestingslasten zijn door de verhuizing fors verhoogd. Het RBL heeft het huurcontract weten te beperken tot 5 jaar in plaats van de oorspronkelijke 15 jaar. Op zoek gaan naar een andere goedkopere locatie is een optie. Dit betekent echter of wachten tot einde contracttermijn of tussentijdse afkoping. In beide gevallen duurt het ook in dit geval langere tijd eerdat feitelijke besparingen kunnen worden geëffectueerd. Nadeel is het verlies aan snelle korte (persoonlijke) lijnen naar in het huidige pand gevestigde organisaties en dat de besparingen voor het RBL zich weer vertalen in derving van huurinkomsten voor het gewest (RBL is onderhuurder).
3.
Van het gewest onttrekt het RBL diverse diensten voor ondersteuning op het gebied van P&O, ICT, DIV e.d. Overwogen kan worden deze diensten geheel of gedeeltelijk te vervangen door goedkopere van elders of te schrappen. Nadeel kan zijn dat daarmee de professionaliteit van de organisatie onder druk komt te staan. Bovendien geldt hier hetzelfde argument als bij het vorige punt: besparingen voor het RBL laten zich vertalen in derving van inkomsten voor de betreffende gewestelijke dienstonderdelen; er is tenslotte sprake van communicerende vaten.
4.
Het RBL heeft 10 extra parkeerplaatsen in de onderliggende garage gehuurd. Dit kost ca. 10.000 euro per jaar. Deze kosten zijn uit de begroting 2013 geschrapt.
5.
De deelname aan het project Trappers (om het fietsen naar het werk te stimuleren) is al een half jaar geleden stopgezet. Hiermee bespaart het RBL ongeveer 3.000 euro per jaar.
6.
Bij de deskundigheidsbevordering van de medewerkers is het RBL prijsbewust. Het RBL maakt gebruik van Ingradodagen (gratis workshops). Ook sluit het RBL aan bij regionale bijeenkomsten die vaak gratis zijn of waarvoor soms een kleine bijdrage wordt gevraagd. De opleiding voor Bevoegd Opsporingambtenaar is noodzakelijk. Medewerkers moeten elke 5 jaar weer hun bevoegdheid halen. Deze kosten zijn onvermijdelijk. Gezocht wordt naar goedkope opleidingen, die voor een deel via elearning gaan. Op 1 collega na hebben alle mensen de opleiding voor leerplichtambtenaar (kosten 5000 euro) inmiddels voltooid. Als zich geen personeelsmutaties voordoen zijn hiervoor geen hoge extra kosten te verwachten en kan volstaan worden met een bescheiden opleidingsbudget.
7.
In de toekomst kunnen mogelijk besparingen doorgevoerd worden op drukkosten door informatie meer digitaal te verspreiden. De website biedt ook goede mogelijkheden voor communicatie.
8.
Met DIV wordt op dit moment gesproken om via digitalisering de kopieerkosten terug te dringen.
9.
Het ziekteverzuim binnen het RBL is hoog. Hier valt winst te behalen, mits de workload voor de medewerkers niet verder toeneemt. Met de nieuwe Arbodienst gaat het RBL in gesprek om frequent kortdurend ziekteverzuim terug te dringen. Hierdoor gaat minder arbeidstijd verloren.
10. Ook is kritisch gekeken naar de voorgenomen ICT-investeringen. De conclusie is dat we mee moeten met de tijd en dus op verschillende locaties moeten kunnen werken. De beschikking hebben over een laptop en mobiel is dan noodzakelijk. De arbeidstijd wordt zo efficiënter gebruikt en het komt de resultaten ten goede. Op dit moment wordt gewerkt aan de uitvoering van het door het bestuur goedgekeurde automatiseringsplan.
8
Bijlage 2 overzicht gemeentelijke bijdrage
2012 2011 2010 2009 2008 ** 2007 2006 2005 2004 2003 2002
gemeent. bijdrage
gem. bijdrage per lpl lln
fte ultimo jaar
387147 387147 387898 382895 375132 375470 375470 375470 375470 359130 359130
9,62 9,62 9,62 9,62 9,62 9,62 10,34 10,29 10,42 9,18 8,96
13,7 13,5 13,4 13,7 12,9 9,5 9,7 8,3 7,3 7,3 7,3
aantal verzuim meldingen
aantal dossiers
2573 1906 1424 1034 827 749 673
5097 4666 3716 3358 2622 2722 2533 2211 1529 1310
aantal
e interventie s
3502 3197 2883 2699 2019 2130 1996 1782 1057 849
* o.b.v. extrapolatie 1e 6 schoolmaanden huidig schooljaar ** uitbreiding fte t.g.v. extra taak bij Kwalificatieplicht
2006 Inflatiecijfers volgens cijfers CBS
2007 1,6%
2008 2,5%
2009 1,2%
2010 1,25%
2011 2,0%
2012 1,0%
Bijdrage per leerling Bijdrage per leerling
10,42 10,42
10,59 10,25
10,85 10,00
10,98 9,88
11,12 9,75
11,34 9,56
11,45 9,46
Bijdrage per leerling Bijdrage per leerling
9,62 9,62
9,77 9,47
10,02 9,23
10,14 9,12
10,27 9,00
10,47 8,82
10,58 8,74
Bijdrage was 10,42 . Deze is in 2007 verlaagd naar 9,62 om de reserves op gezond niveau te brengen
9
*
Bijlage 3 Berekening formatie tekort RBL Gooi en Vechtstreek Vergelijkingskader: Alle Ned. Gemeenten, incl. G4 algemene land. Cijfers
5-16 jr
38965
land. Norm (: 3800)
RBL GV
verschil
10,25
7,26
-2,99
RBL's RBL GV (0.35 fte per 1000 lplln)
verschil
Vergelijkingskader: Alle Ned. RBL's RBL's
5-16 jr
38965
13,64
7,26
-6,38
lplln = leerplichtige leerlingen Bron: Berekeningen gebaseerd op rapport "De Leerplichtfunctie in Nederland" door bureau Ecorys/ 2010 onderzoek i.o.v Ministerie van OCW
10