INLEIDING OVER THERESIA VAN AVILA Theresia van Avila is één van de beroemdste mystici onder de katholieke heiligen. Samen met de heilige Johannes van het Kruis heeft zij de Orde van de Karmel hervormd in de zestiende eeuw. Haar geschriften hebben de mystieke theologie dermate ingrijpend beïnvloed, dat zij door paus Paulus VI in 1970 als eerste vrouwelijke heilige werd uitgeroepen tot Kerkleraar. Theresia van Avila wordt in de volksmond ook wel de "grote Theresia" genoemd, in tegenstelling tot de "kleine Theresia", waarmee Theresia van Lisieux wordt bedoeld. Theresia is in 1515 in Avila geboren, een kleine stad op de Castiliaanse hoogvlakte, ten westen van Madrid. In het Spaans is haar eigenlijke naam Teresa. Haar ouders waren Don Alonzo Sanchez de Cepeda en Dona Beatriz de Ahumada, overigens zijn tweede vrouw. Zij schonk hem 10 kinderen Van zijn eerste overleden vrouw had hij al 2 kinderen. Haar vader was een vermogend man, en behoorde tot de lagere adel. Hij was een zoon van een Jood, die zich tot het Christendom had bekeerd. Maar ondanks die bekering, werd de familie toch niet geheel geaccepteerd als lid van de gemeenschap. Op subtiele wijze kon je dat soms merken, doordat je bij bepaalde gelegenheden niet werd uitgenodigd, of niet gevraagd werd voor bepaalde functies. Theresia heeft – als hooggevoelig meisje – hiervan zeker iets gemerkt en dit zal haar beïnvloed hebben. Het gezin woonde in een fraai huis met grote binnentuin. Huis en tuin waren de belangrijkste plaatsen. Naar buiten mochten de kinderen alleen om naar de kerk te gaan, of bij gelegenheid van bepaalde stadsfeesten. ’s Zomers ging de familie vaak een tijdlang naar hun buitenverblijf en zo leerde ze het boerenleven kennen. Theresia kreeg een opvoeding, behorend bij haar stand: omgangsvormen, muziek, lezen en schrijven, cultuur. Godsdienstig werd ze streng katholiek opgevoed. Strijdbaar ook: tegen de ‘Moren’ die Spanje voor een groot deel bezet hadden, en tegen de Protestanten in het noorden (Hollandse opstand, 80jarige oorlog). Heiligenlevens, vooral van Martelaren, waren zeer populair bij de kinderen. Vooral verhalen over christelijke kinderen die door de Moren waren vermoord, spraken Theresia erg aan. Het inspireerde haar al op 7-jarige leeftijd om samen met haar 11-jarige broertje stiekem het huis uit te vluchten om naar de Moren te gaan. Ze zouden de ‘ongelovigen’ onvervaard aanvallen, zichzelf als christenen bekend maken en prompt het hoofd afgehakt krijgen. En op dat moment zouden zij naar de eeuwige zaligheid gaan. Maar ze waren de stad nog niet uit, of het gemis werd opgemerkt en ze werden door hun oom Franscesco ingehaald en weer thuis gebracht. Kort daarop, nog strenger thuis bewaakt, bouwde ze kluizenaarshutten in de tuin , waarbij zij als priorin optrad voor haar broertjes en zusjes. Het tekent haar hang naar het religieuze, hoe onvolwassen ook. Aan het begin van haar pubertijd, verslond ze tal van Romantische ridderverhalen - een liefde die ze deelde met haar moeder. Samen met haar broer Rodrigo schreef ze ook zelf zo’n roman. Ze was erg mooi en dat wist ze van zichzelf. Er waren genoeg jongens die een oogje op haar hadden en zelf hield ze ook wel van enig geflirt. Anderzijds zag ze zeer toe op haar z.g. ‘honra’: een begrip dat haar eerbaarheid, haar trots, haar nobelheid en zelfrespect omvatte. Die stonden in het Spanje van toen buitengewoon hoog in aanzien. Reeds met 13 jaar verloor zij haar moeder en zocht zij haar troost bij Moeder Maria, om de grote leegte op te vullen. Omdat er geen moederlijke zorg meer in huis was en haar oudste zus trouwde werd ze in het jaar 1531 door haar vader naar het klooster van de Augustinessen gebracht, zodat die zouden zorgen voor een goede opvoeding. Na anderhalf jaar werd ze ziek en werd ze bij een zeer strenggelovige oom ondergebracht. Tijdens dit verblijf las zij de mystiek getinte brief die van de heilige Hieronymus bewaard is gebleven. Daardoor geïnspireerd, wilde zij dolgraag kloosterzuster worden. Uiteindelijk stemde haar vader toe. Op twee november 1533 toen zij 18 jaar was, trad zij in bij de Orde van Onze Lieve Vrouw van de Karmel, in het klooster ‘Encarnación’ (= de Incarnatie, Menswording van Christus door de maagd Maria) in Avila. Deze orde was tijdens de kruistochten gesticht door enkele kluizenaars op de berg Karmel in het heilig land. Zij stelden zich de profeet Elia ten voorbeeld, die zich ook in de woestijn had teruggetrokken op de berg Karmel en daar een Godsontmoeting kreeg. Later verspreidde deze orde zich over heel Europa. In dit klooster raakte ze meer en meer vertrouwd met de ‘geestelijke weg’ en de praktijken die daarbij konden helpen, zoals de gebedstijden, de ascese, de boetedoening, de meditatie en het beoefenen van de deugden. ‘God
1
veranderde de dorheid van mijn ziel in een heel grote tederheid’ Toch was ze er niet tevreden mee. Het bleef haar te oppervlakkig, omdat het een z.g. ‘gelenigd klooster’ was. D.w.z. : dat de regels er veel vrijer waren dan de vroegere woestijnkloosters. Er was goed eten en drinken, de Zusters hadden meerdere ruime kamers met het nodige gemak, mochten – soms zelfs mannelijk – bezoek ontvangen en het klooster verlaten. Er waren bedienden om het zware werk te doen. Men leefde van de bruidschat, die de meestal welgestelde zusters meebrachten, waaronder toezeggingen van jaarlijkse donaties. In ruil daarvoor moesten de zusters bidden voor het zielenheil van de schenkende families, en ook troost bieden aan familieleden die dat – door ziekte of verlies van partner – nodig hadden, soms ook een tijdlang bij zo iemand thuis verblijven. Het wereldse legde zo toch nog veel beslag op de zusters. En dat belemmerde Theresia in haar ogen om werkelijk boete te doen (ze vond zichzelf erg verdorven) en tot God te komen. Misschien daardoor wel, werd ze vier jaar later weer ernstig ziek en werd wéér bij familie ondergebracht om te genezen. Ook werd ze toevertrouwd aan een alternatieve genezeres, een ‘curanda’ die nogal gruwelijke geneeswijzen had. Het heeft haar gezondheid geen goed gedaan. Ze ging er bijna aan dood. Ze onderging alles echter als een middel om zich spiritueel meer op God te richten. In deze periode kreeg ze het boek ‘Het derde ABC’ te lezen, dat door een franciscaanse mysticus Franicisco de Osuna geschreven was. Bedoeld als hulp voor kloosterlijken om tot goed gebed te komen en tot de juiste houding in het zoeken naar God, los van de gedachte dat je hem door je eigen verdiensten zou kunnen dwingen om Zich kenbaar te maken. Deze houding moet je vastbesloten inoefenen. Dat wat Theresia ‘Determinación’ noemt: moedige vastberadenheid. Een houding die haar paste en ook tekent. Je kan het omschrijven als een geestelijke fitheid: een soort alert bidden, een wapenen en schoeien van je geestvermogens om Gods overweldigende stortvloed van liefde te kunnen doorstaan. Ze werd weer teruggebracht naar haar klooster om aan te sterken. In 1542 genas ze uiteindelijk zonder aanwijsbare natuurlijke oorzaak. Zelf schreef ze haar genezing toe aan de heilige Jozef. Ze zou de rest van haar leven een grote devotie voor deze heilige behouden en haar eerste eigen klooster naar hem noemen. Na haar genezing maakte Theresia een bijna 20 jaar lange periode van ‘geestelijke dorheid’ door: hoe meer ze bad, hoe meer ze haar fouten inzag. Ze hield zich teveel bezig met wereldse zaken. Er wordt heel wat tijd besteed aan gezellig geklets. Teresia doet hier volop aan mee. Maar deze verstrooiing belemmert de uitgroei van haar godsdienstig genie. ‘Ik begon dus het ene tijdverdrijf na het andere te zoeken, verviel van ijdelheid in ijdelheid, vond de ene gelegenheid na de andere en kwam zo in groot gevaar. Mijn ziel raakte verstrikt in veel van die dingen en in het gebed schaamde ik me voor God’. Jarenlang worstelt Teresia met zichzelf. Ze probeert regelmatig om tot een dieper contact te komen met God, maar steeds weer wordt zij getrokken naar het gemakkelijke en verstrooiende leven dat in haar klooster gemeengoed is. Maar eindelijk, in 1554 – toen ze veertig jaar was - komt zij tot een innerlijke ommekeer. Een Christusbeeld is daarbij de katalysator. Het beeld wordt nog steeds in haar klooster bewaard. Een vermoeide, gekwelde, gemartelde Christus, geboeid met een touw, breekt haar hart. Het emotioneerde haar zeer en ze viel plotseling op de vloer ‘in een stortvloed van tranen’ zoals ze zelf schreef. De gebeurtenis gaf haar een grotere innerlijke vrede dan ze tot nu toe gevonden had. Ze voelde dat God met haar was,ondanks haar onvolkomenheden. Deze ervaring maakt een einde aan haar oppervlakkig bestaan. En hoewel zij vóór die tijd zeker bepaalde mystieke ervaringen heeft gesmaakt, begint haar echte mystieke leven bij deze ontmoeting met de lijdende Christus: ‘Van nu af begint er een ander, een nieuw boek of liever een ander, een nieuw leven. Wat ik tot nu toe verhaalde was het mijne. En vanaf de beschrijving van de gebedsgenaden was het, meen ik, het leven van God’. De extase van Theresia van Avila
2
Er volgden meer van dergelijke momenten van religieuze extase. ‘Over het bestaan van dergelijke visioenen wist ik totaal niets. Aanvankelijk was ik erg bang. Ik schreide zonder ophouden. Maar zodra de Heer één geruststellend woord tot me sprak, was ik als naar gewoonte in vrede, getroost en vrij van alle angst. Het was of ik Jezus Christus altijd aan mijn zijde had’. Om problemen te voorkomen, en om voor zichzelf ook zeker te zijn, dat ze niet met duivelse listen van doen had, besprak zij elke mystieke ervaring zo volledig mogelijk met haar biechtvaders, die het vaak maar moeilijk konden of durfden volgen. Ook haar medezusters reageerden nogal divers in aanvaarding of afwijzing. Ze werd gevraagd, haar ervaringen ook zo precies mogelijk op te schrijven. Het zou later de ‘Vida’ genoemd worden, haar autobiografie. Zo schreef ze bijvoorbeeld over deze ervaring: ‘Het was geen visioen. ‘De ziel is geheel weg, als buiten zichzelf. Het verstand was inactief’. Het wordt mystieke theologie genoemd, meen ik’ Heel spitsvondig, omdat dergelijke ervaringen door de kerkelijke leiding zeer werden gewantrouwd als zinsbegoocheling of hysterie. Een ander voorbeeld: als haar gevraagd wordt, onder welke gedaante zij Christus zag in haar visioen, zegt zei: ‘Ik zie hem helemaal niet. Ik kon echter onmogelijk aan zijn nabijheid twijfelen. Ik zag en voelde het al te duidelijk. Ook mijn ziel was ingekeerd. Ononderbroken was ik is gebed van rust’ (Voor haar de term waarmee ze het ‘zich vervuld voelen van het Goddelijke in zich’ uitdrukte). ‘Je kunt het vergelijken met iemand die volledig in het donker is, of blind en dus niemand naast zich kan zien. Hoewel je dan nog wel met je andere zintuigen iemands aanwezigheid kunt ervaren. Maar in dit geval is er zelfs dát niet. En toch ontvangt de ziel een voorstelling helderder dan de zon. Ik zeg niet dat ze de zon of een helderheid ziet, maar wel een licht dat zonder dat je het ziet, je verstand verlicht’. Ze leert gaandeweg het Goddelijke van het duivelse te onderscheiden, ook voor ons behulpzaam: Wanneer de ziel God meer vertrouwt dan zichzelf, dan maakt God zich begrepen. Het zal louter goede effecten opleveren. Bij duivelse influisteringen juist slechte: De ziel houdt er een grote dorheid aan over en een zekere onrust. De ervaring kan nooit in strijd zijn met de artikelen van het geloof, en de kerkelijke leer. Je moet er altijd openlijk voor durven uitkomen in gehoorzaamheid aan de kerkelijke meerderen. Heb je reden om iets geheim te houden, dan is dat een veeg teken. Het Goddelijke hoef je nooit te verbergen. Toch bleef er bij velen de nodige scepsis en moest ze zich keer op keer verdedigen. Toch had ze soms ook biechtvaders die haar wel begrepen en adviezen gaven ter bemoediging. Ze werd geadviseerd een kruisteken te maken bij elke vervoering. Maar dat was zo vaak, dat ze daarom maar steeds een kruisbeeldje bij zich droeg aan een rozenkrans. Kort daarop verscheen Jezus aan haar, nam het kruis en legde het in met vier grote stenen, schitterender dan diamanten, waarop de 5 wonden van Christus gegraveerd waren. Niemand kon ze zien, maar voor haar was het kruis voor altijd anders dan voorheen. Ze ervoer dit moment als een ‘mystieke verloving’. Vandaar dat je haar ook vaak ziet afgebeeld met dit kruis in haar handen. In een andere mystieke ervaring was het alsof haar hart en ingewanden met een vurige pijl of lans werd doorboord. (o.a. verbeeld door Bernini in Rome) ‘De ziel gaat hierdoor, uit liefde tot de Heer, zichzelf verafschuwen en wil van ganser harte haar leven voor God geven’. Dat zou alleen door de dood kunnen, maar het leven zelf beëindigen was natuurlijk geen optie. ‘Toch was die onuitsprekelijke (geheel bij God willen zijn, en toch nog gebonden zijn aan het aardse) pijn buitengewoon zoet’. Ze hoopt dat ieder die ervaring zou mogen smaken. Reden waarom ze verschillende boeken schrijft om de lezers daarbij te helpen. Daarover later meer. In deze tijd van innig contact met God raakte ze ervan overtuigd dat ze de orde van de Karmelietessen waartoe ze behoorde moest hervormen. Zij had gehoord dat de oorspronkelijke regel van haar orde veel strenger was dan de toenmalige, en zij verlangt dan om te leven overeenkomstig de oorspronkelijke inspiratie van haar orde: een volstrekte geslotenheid, om volop de gelegenheid te bieden aan de contemplatie. Met heel veel weerstand van de notabelen van de stad en de kerk, stichtte zij met enkele jongere medestanders een nieuw klooster, 'Sint Jozef’ genaamd. Die weerstand komt vooral voort uit de gedachte, dat een dergelijk klooster niet gaat leven van vaste inkomsten via de bruidschat van de zusters en de vaste bijdragen van weldoeners voor wie ze moeten bidden en voor wie ze te pas en te onpas beschikbaar moeten zijn. Nee, de inkomsten moeten komen van vrije gaven aan de bedelende zusters. Dit met de bedoeling vrijer te zijn voor de eigenlijke kern van het kloosterleven: de contemplatie. Een andere reden voor hun bezwaar was uiteraard de confrontatie met hun eigen oppervlakkigheid. Want het feit dat Theresia een streng klooster wilde, hield vanzelfsprekend meteen de kritiek in op de bestaande kloosters, die zij te slap vond. Ze vonden haar daarom nogal hovaardig: ‘Denk je dat jij beter bent dan wij?’ Het leest als een spannende roman, zoals de notabelen, en zelfs haar medezusters van het klooster ‘Encarnation’ allerlei intriges opzetten om het klooster te voorkomen,
3
en hoe slim en doortastend Theresia zich verdedigt en doorzet. Maar ook hoe ze soms aan het twijfelen wordt gebracht, een twijfel die ze heel precies verwoord en die vaak ook reëel klink. Een mystieke ervaring waarbij een zuil van licht uit de hemel kwam, ontmaskerde de duivelse oorsprong van haar twijfels. Ze zag in dat haar enige probleem een gebrek aan moed was. Dus zette ze door en uiteindelijk komt het klooster er toch. Ook daar heeft ze weer vele mystieke ervaringen, waarvan haar medezusters vaak getuige zijn: er treden n.l. nogal eens uiterlijke tekenen op: zuchten en kreunen, en zelfs ‘Levitatie’. Ze zweeft dan op enige hoogte van de vloer. Zelf zegt ze dat dit een verbeelding is van de ziel die omhoog wil om zich te verenigen met God. Dat verlangen is zo sterk, dat de ziel het lichaam als het ware met zich meetrekt. Dergelijke ervaringen overkomen haar ongevraagd. Ze vind het vervelend en bidt God vurig, dit niet meer te doen en dan stopt het ook. Na vijf jaar verleende de Generaal-Overste haar volmacht om andere kloosters te stichten. Ondanks dat zij vaak hevige tegenstand ondervindt, zal zij uiteindelijk in twintig jaar tijd zeventien kloosters stichten, waaronder ook enkele mannenkloosters. Dat laatste wil ze, omdat ze weet dat haar wens tot hervormingen maar beperkt zou blijven, als die ook geen mannenkloosters zou omvatten; vrouwen zouden nooit even serieus genomen worden. Eén van de mannen die zij voor haar zaak weet te winnen is Johannes van het Kruis, die evenals Theresia uitgroeide tot een groot mysticus. Haar grote drijfveer daarbij is het redden van zoveel mogelijk zielen, door een goed spiritueel klimaat en steun bij de geestelijke weg van mensen. Dit zowel in haar kloosters, als door het gebed voor de geestelijke groei van predikers en theologen, zodat ze met wijsheid en juiste woorden de mensen ‘in de wereld’ kunnen behoeden voor geestelijke dwaalwegen. Teresia overleed te Alba de Tormes op 4 oktober 1582, de laatste dag van de Juliaanse kalender. De volgende dag was het de 15e oktober van de Gregoriaanse kalender, vandaar dat op die dag haar gedachtenis wordt gevierd. Paus Gregorius XV verklaarde Teresia heilig in 1622 In 1617 riep het Spaanse parlement haar al uit tot Patrones van Spanje. Paus Paulus VI verleende haar in 1970 de titel van Kerklerares, vanwege het bijzonder gezag van haar mystiek-theologische geschriften. In Alba de Tormes worden haar hart en rechterarm bewaard en vereerd. Overige resten zijn verspreid over diverse kloosters en kerken over de hele wereld. DE MYSTIEKE WERKEN VAN TERESA: Ik wil nu wat dieper ingaan op datgene wat Teresia leert over het mystieke leven. Teresia was geen theologisch geschoolde vrouw, en zij betreurt dat. Zij heeft groot ontzag voor theologische kennis en het zit haar dwars dat vrouwen daarvan uitgesloten zijn. In de eerste – ongekuiste – versie van haar boek ‘Camino’ (‘De weg van volmaaktheid’) legt zij zich er bij neer. God luistert ook naar de gebeden van vrouwen en ze herinnert Hem daaraan met de woorden: ‘Toen u (in de persoon van Jezus) op aarde leefde, vond U evenveel liefde in hen (de vrouwen) en meer geloof, dan in mannen… Is het niet genoeg, Heer, dat de wereld ons opsluit en het ons onmogelijk maakt in het openbaar iets waardevols voor U te doen, dat we geen waarheden durven spreken waar wij in het verborgene om wenen, dan dat U ook nog zou weigeren naar een zo gerechtvaardigde smeekbede te luisteren?’ Zij heeft dit er later – op advies van haar geestelijke raadgever Garcia de Toledo – toch weer uitgehaald. Ze heeft zich altijd laten leiden door theologen die haar raad gaven. Maar al mag het haar dan ontbroken hebben aan theologische scholing, zij put uit een zeer rijke bron van eigen ervaring en een gezond psychologisch inzicht. Zij schrijft levendig en persoonlijk. Het is bijzonder plezierig om haar te lezen, al valt ze wel eens in onnodige herhalingen. Soms is ze ook heel vermakelijk: Zo waarschuwt zij haar medezusters in haar boek ‘Fundaciones’ (Kloosterstichtingen) tegen ‘verwijfdheid’. Ze moeten ‘varoniles’ zijn, krachtig als mannen, en zich niet overgeven aan het geven van koosnaampjes aan elkaar, geen gestreel, geroddel of geknijp. ‘Maar als je doet wat je in je hebt om te doen, zal de Heer jullie zo sterk maken dat je mannen zult verbazen.’ Natuurlijk moet men haar lezen tegen de achtergrond van haar tijd, ook om heen te kunnen zien door de tijdgebonden elementen in haar denken en beleven. Maar wie dat doet, zal van deze vrouw genieten, en veel van haar leren! De mystiek van Theresia is mystiek van het gebed. Daarbij moeten we niet in de eerste plaats denken aan het gebed waarbij de mens met God spreekt, Hem vragen voorlegt, of voor Hem het hart uitstort. Hoewel Teresia deze vorm van gebed niet afwijst, gaat het haar veel meer om een wijze van gebed waardoor zij leeft in volkomen gemeenschap met God. We hebben al herhaaldelijk geciteerd uit haar autobiografie, de ‘Vida’. Zij vergelijkt hier de verschillende stadia in het gebed met vier manieren om een tuin te besproeien. Laten we even kijken hoe we die tuin van water kunnen voorzien, wat er ons te doen staat, of het de
4
moeite loont en hoelang we ons moeten inzetten. Naar mijn mening kun je op vier manieren in water voorzien: ofwel door het water uit een put te halen, wat veel inspanning vergt, ofwel door met een scheprad en bakken het water draaiend omhoog te brengen. Enkele keren heb ik het gedaan. Het kost niet alleen minder moeite, maar brengt ook meer water aan,ofwel, veel beter nog, door watervoorziening langs een rivier of beek. De grond wordt overvloediger gedrenkt en je hoeft niet zo vaak te bevloeien, wat heel wat minder werk betekent voor de hovenier. Wanneer het tenslotte veel regent, besproeit de Heer zelf de tuin zonder enige moeite van onze kant. En dit is van al wat ik aanhaalde, ontegensprekelijk het beste. De eerste wijze van begieten, door middel van moeizaam putten is vergelijkbaar met de beginfase van hen die zich toeleggen op het inwendig gebed. Zij spreekt hier allereerst over het mondgebed, en hoe men dit hardop bidden van (vaak formulier-)gebeden kan vervolmaken door er werkelijk met aandacht bij te zijn. Hoe moeizaam verloopt deze beginfase! Men tracht zich los te maken van allerlei beslommeringen om zich op God te concentreren, en dat is een zwaar werk. En vaak trekt men nog maar weinig profijt van deze wijze van bidden. Wanneer men echter trouw volhardt zonder bepaalde uitzonderlijke gevoelens na te streven, dan oefent men zijn geest tot ware overgave en legt men een goede basis voor het vervolg. Dan komt na verloop van tijd het tweede stadium. Dan kan men ook de woorden wel weglaten en in gedachten bidden. Dit noemt zij het inwendig gebed. Evenals degene die de tuin begiet met behulp van een scheprad en bakken meer rust kan nemen, zo is voor dit stadium een rustige ingekeerdheid kenmerkend. ‘Deze rust en deze ingekeerdheid van de ziel laten zich diep ervaren door innerlijke voldoening en vrede, gepaard aan een intens geluk en een diepe rust van de vermogens, in een heerlijk genieten’. Velen blijven in dit stadium steken en stellen zich tevreden met deze innerlijke voldoening. Maar wie God zijn gang laat gaan, die komt in het derde stadium: Waar het vooral op aan komt is, dat men leert verder de aandacht te concentreren op God en op niets anders. Dit noemt zij het gebed van inkeer: ‘Laten we nu de derde manier bespreken waarop de tuin van water wordt voorzien. Het stroomt toe vanuit een rivier of een bron. De besproeiing kost veel minder inspanning al vraagt het geleiden van het water een weinig arbeid. De Heer wil de tuinman hier helpen. Hij wordt als het ware zelf de tuinier. Hij is het die alles doet. Het is een slaap van de vermogens. Ze zijn niet helemaal opgeheven maar weten ook niet hoe ze werken. Het genot, de heerlijkheid en de voldoening zijn onvergelijkelijk groter dan in het vorige stadium. De geestelijke vermogens, zoals het verstand, de verbeelding, en de wil, zijn hier dus in beslag genomen door God. Het hart is vol, de gedachten staan stil. Het is een extatisch genieten van God. Toch kan men onderwijl wel met andere dingen bezig zijn. De geest is verslonden in God, maar ondertussen is men bezig met de afwas, of het verzorgen van zieken.Ondanks het feit, dat men intens betrokken is op God, wordt men zo nu en dan wel gehinderd door ronddwarrelende gedachten’. Er is echter nog het vierde stadium. een eenvoudig, rustig bidden, zonder bepaalde gedachtengangen, verwijlen bij de goddelijke aanwezigheid, of liever in-wezigheid. Theresia noemt dit ook wel het gebed van vereniging. De regen daalt neer op de tuin. Zo ontvangt de mens de vereniging met God, zonder er zelf iets voor te doen. In deze vereniging heeft de ziel zich helemaal verloren in God. Er is geen enkele distantie meer. Daarom is het ook zo moeilijk onder woorden te brengen wat het nu precies is. Ze probeert het als volgt: ‘Laten we nu even nagaan wat de ziel hier innerlijk ervaart. Laten zij die het weten het zeggen, want het is niet te begrijpen en minder nog onder woorden te brengen! Toen ik aan de beschrijving dacht — het was na de communie en ik had de gebedstoestand waarover ik spreek doorgemaakt — vroeg ik me af: wat doet de ziel op dat ogenblik? De Heer richtte tot mij de volgende woorden: 'Dochter, ze ontdoet zich helemaal van zichzelf om beter in Mij te kunnen opgaan. Zij leeft niet meer maar Ik leef in haar. En daar ze niet kan begrijpen wat ze toch begrijpt, is het een niet-begrijpen als gevolg van wat ze inzag'. In een ander beroemd boek van haar ‘De Innerlijke burcht’ beschrijft ze de fasen van de mystieke weg weer op een andere manier. Hierin vergelijkt zij de ziel met een burcht, die zeven kamers telt. In het binnenste vertrek woont God. Maar voor men bij Hem is, moet men eerst de andere zes vertrekken door. Het eerste verblijf wordt betreden door mensen die begeren God te kennen, maar die nog helemaal aan het begin staan. Zij zijn wel in de burcht, maar merken het nauwelijks op. Zo in beslag genomen zijn zij door de dagelijkse beslommeringen: ‘Ze zijn sterk door de wereld in beslag genomen maar hebben goede verlangens en soms, al is het maar nu en dan, bevelen zij zich bij de Heer aan. Ze bedenken wie ze zijn, maar gaan er niet dieper op in. Van tijd tot tijd in de loop van de maand bidden zij, daarbij vervuld van duizend en een dingen waar ze zich meestal in gedachten mee bezighouden en waar ze zo aan vast zitten; waar ze hun schat hebben daar is ook hun hart. ‘Ze denken er wel eens over zich ervan los te maken. Die zelfkennis en de vaststelling op het verkeerde pad te zijn om de ingangspoort te vinden is al heel wat. Tenslotte gaan ze de eerste verblijven, die beneden zijn, binnen. Maar door al het ongedierte dat met hen meekomt kunnen ze
5
de schoonheid van de burcht niet zien en er niet tot rust komen. Er binnentreden was reeds veel voor hen’. Het ongedierte waarover Teresia hier spreekt, dat zijn alle dingen die ons vaak zo in beslag nemen: afgunst, ruzies, de eerste willen zijn, de jacht naar succes, en bezit. Deze dingen beletten ons om werkelijk aandacht te schenken aan de echt belangrijke dingen. Het vraagt ook een innerlijk afstand doen van al die passies, en dat betekent eigenlijk: innerlijk afstand doen van jezelf, van je eigen ik, om een dieper zelf te vinden. 'Wie zijn leven verliest, die zal het vinden’. Dit is een geleidelijk proces, een groei in eenvoud, die met veel strijd gepaard gaat. Het tweede verblijf is de plek waar deze strijd geleverd wordt. Zwaar is de strijd: De Heer wil vaak dat slechte gedachten ons achtervolgen en kwellen, zonder dat we in staat zijn ze te verjagen. Dorheden laat Hij toe. Soms stemt Hij er zelfs mee in dat we gebeten worden (door het ongedierte) om zo in de toekomst waakzamer te zijn en ook om onze diepe spijt, Hem beledigd te hebben, te testen. Gebeurt het dat je valt, wees dan niet ontmoedigd. Geef de inspanning om vooruit te komen niet op. God zal zelfs die val ten goede leiden, Wie zo zichzelf overwint, betreedt het derde verblijf. Hij heeft geleerd zijn leven op God te richten. Zij heeft een afschuw van de zonde, leeft vanuit haar innerlijk, legt zich toe op liefde tot de medemens. Het is nu erg belangrijk om op te passen voor hoogmoed en zelfingenomenheid. Beter is het zichzelf voortdurend kritisch onder de loupe te nemen. Men komt dan in het vierde verblijf. Het is het verblijf van de geestelijke genietingen. Als ik even mag herinneren aan de oude mystieke driedeling, dan zijn we hier, na de loutering, gekomen bij de verlichting. Het hart dat zo gezwoegd heeft om zich te reinigen, wordt nu grenzeloos verruimd. Het komt er nu op aan zich te durven geven. Niet om gevoelens van verrukking na te jagen en vast te willen houden, want dan zou men God ondergeschikt maken aan eigen voldoening. Maar om God werkelijk toe te durven laten in je leven. ‘Het is een verruiming of verwijding in de ziel... (God) maakt haar bekwaam en bereid om alles in zich op te nemen. Vrede, blijdschap, het smaken van een zoetheid, het snuiven van een lieflijke geur, en vooral een groeiende onbaatzuchtigheid en vreesloosheid in de dienst van God. Dat zijn de uitwerkingen van deze verlichting. Want al is haar verlangen om God niet meer te beledigen groter, hier verliest ze haar slaafse vrees, ze bezit het ruime vertrouwen Hem eens te genieten’. Weliswaar liggen hier ook gevaren om de hoek, vooral ook omdat deze fase zo emotioneel is. Men kan zichzelf heel wat voorspiegelen, en dit kan tot grote ontaardingen leiden. Teresia wijdt hier vele hoofdstukken aan, met fijnzinnige raadgevingen om echt van onecht te kunnen onderscheiden, zoals eerder al is verteld. Maar men mag, als men zich niet vastklampt aan enige gevoelservaring, zich toch ook overgeven aan de werking van de Geest. In het vijfde verblijf neemt de eigen werkzaamheid verder af. God zelf doet zich nu op een wonderlijke wijze kennen. Terwijl het 'derde' en Vierde' verblijf kenmerkend zijn voor het 'gebed van rust' neemt hier 'het gebed van vereniging' een aanvang. Men moet tijdens het mediteren niet proberen na te denken. Alleen ontvankelijk zijn voor Gods invloed. Men ervaart, meestal voor korte duur, rechtstreeks het komen van God. Theresia maakt een uitgebreide, prachtige vergelijking met een rups: Zoals een rups in een cocon verandert in een prachtige witte vlinder, zo vergaat het ook de ziel. Die wordt zo goed als dood, totdat de warmte van de heilige Geest haar tot leven wekt en voedt met goede boeken, preken en de biecht. Zelf weven we de cocon door boetedoening, gebed, versterving, gehoorzaamheid, enz. Als de ziel aan de wereld gestorven is, komt de kleine witte vlinder tevoorschijn. Zij wordt rusteloos en weet niet waar te gaan zitten. Je ervaart nu heel nieuw iets. Je kunt niets anders meer, dan verlangen naar de eenwording met God, die je eigenlijk al in je voelt. Net zomin als de vlinder zich nog kan gedragen als een rups, kan de ziel terug naar het oude leefpatroon. ‘Hoe kan een vlinder lopend gelukkig zijn, als zij kan vliegen?’ Je wordt anders dan men zich ooit heeft voorgesteld. Je kent jezelf niet terug. Onbegrijpelijk zijn ook de nieuwe beproevingen die nu komen. Het wordt een last te moeten leven in een wereld met zoveel onrecht en ongeloof. Men lijdt mét God aan de wereld. Men geeft zich daarbij helemaal over aan de wil van God, wat blijkt uit een grote liefde voor de naaste. Zij die het zesde verblijf betreden, worden nog zwaarder op de proef gesteld. Praatjes van mensen tasten hun reputatie aan. Vriendschappen breken af. Men wordt overvallen door ernstige ziekten, en ook geestelijk lijdt men hevig. De gedachte dringt zich door dit alles op dat men door God verstoten is. Men is ten einde raad. Voelt helemaal niets meer van liefde tot God. Er valt niets anders te doen, dan te wachten op Gods barmhartigheid. En die komt! Plotseling ervaart men Gods aanwezigheid. Op het meest onverwachte moment wordt men door een heerlijke gloed overvallen. Deze geschiedt tenslotte in het zevende verblijf. Teresia spreekt in dit zevende verblijf over het goddelijk huwelijk: ‘Behaagt het Zijne Majesteit haar de genade van dit goddelijk huwelijk te schenken dan leidt Hij haar eerst zijn verblijf binnen. Zijne Majesteit stelt Zich niet meer tevreden met de vervoeringen die Hij haar reeds leerde kennen en waarbij Hij, naar mij dunkt, Zich met haar verenigde. Ook niet met het gebed van vereniging waarover ik sprak en waar de ziel niet zo duidelijk
6
als in dit verblijf, de indruk kreeg uitgenodigd te worden, om binnen te treden in haar centrum, doch alleen in het hogere deel. Nu, dit heeft weinig belang. Op de een of andere manier verenigt de Heer haar met Zich’.
In haar boek over het ‘Hooglied’ ‘Meditaciones sobre los Cantares’ beschrijft zij die eenheid ook als een spiritueel huwelijk. Aanleiding is een mystiek ervaring die haar overkwam toen zij een keer ter Communie ging. Om haar ervaringen wat in te tomen, gaf de dienstdoende priester haar slechts een halve hostie. Toch raakte ze in extase. Ze hoorde God zeggen: ‘Wees niet bang, mijn dochter, niemand kan jou van Mij scheiden. Daarom nam Hij haar hand in de zijne en zei: ‘Kijk naar deze ijzeren nagel, het is een teken dat jij vanaf nu mijn vrouw bent’. Er is nu een eenheid die niet meer verbroken wordt. En die werkt heel veel uit. Men vergeet zichzelf, bekommert zich niet meer om wat zou kunnen gebeuren, alleen nog om de eer van God. Ja, voor God zou men graag alles lijden, en men ervaart zelfs in grote nood een innerlijke vrede en een genot dat niet verstoord kan worden. Bang voor de dood is men niet meer, maar men wil graag leven, om God te verheerlijken. Er zijn haast geen vervoeringen meer, maar er is een blijvende innerlijke dialoog tussen de ziel en God. Dit alles betekent niet, dat deze mensen niet meer zondigen, of alleen geluk en voorspoed hebben. Ook trekken zij zich niet terug in een zalige innerlijkheid. Nee: 'daden, altijd daden moeten eruit geboren worden'. Deze mensen zijn één geest met God, één met de Sterke, en die sterkte werkt aanstekelijk. Het zet hen aan tot een leven van navolging, lijden en liefde. Ik eindig met een bemoediging die Theresia gaf aan haar volgelingen: ‘Nada te turbe, nada te espante; quien a Dios tiene nada le falta. Nada te turbe, nada te espante : solo Dios basta’. Vertaling:
‘Laat niets je verontrusten, laat niets je beangstigen: wie God heeft, ontbreekt niets. God alleen is genoeg’. Literatuur:
‘Teresa van Avila, een spirituele biografie’ Een moderne biografie, met veel goede reflectie en eerlijk geschreven door Literatuurwetenschapster Catleen Medwick uit 2002 UitgeverijTen Have, Baarn. ISBN 90 259 5329 8 ‘Aan de bron. Teresa van Avila: vrouw en mystica’ door Otger Steggink. Een gezaghebbende beschrijving van Teresa en haar mystieke gedachtengoed, uit 1989. Uitgeverij Kok, Kampen ‘Gods dolende edelvrouwe’ Een wat traditioneel, soms wat braaf geschreven heiligenleven, als bijna een roman, door Marcelle Auclair. 1981 Uitgeverij Carmelitana, Gent. ISBN 90 7009219 0 ‘Laat je door niets verontrusten’ door Gerda van Wageningen. Een als roman geschreven levensverhaal van Theresia van Avila. ISBN10: 9061341760 ISBN13: 9789061341765
TEKSTEN VAN TERESA VAN AVILA TER BESPREKING VAN ONVRUCHTBARE GROND TOT TUIN (uit Teresa’s autobiografie) In de volgende tekst spreekt Teresa over mensen, die aan het begin staan van hun geestelijke weg. Zij vergelijkt dit met het verzorgen van een tuin. Dit begin wordt gemarkeerd doordat er iets van Godswege gebeurt, waardoor er een existentiële ontvankelijkheid ontstaat voor de werking van Gods scheppende aanwezigheid in de mens zelf: 'Een beginneling moet zich voorstellen, dat hij een tuin gaat aanleggen op zeer onvruchtbare grond vol onkruid, opdat de Heer zich verheugt. Zijne Majesteit trekt het onkruid eruit en zal er goede kruiden in planten. Maar laten wij veronderstellen dat dit reeds gebeurd is, wanneer de ziel ertoe besluit zich aan het gebed te wijden en is begonnen met de beoefening ervan. Met Gods hulp hebben wij, als goede hoveniers, ervoor te zorgen dat deze planten groeien en erop te letten, dat we ze water geven. Ze mogen niet doodgaan, maar bloemen voortbrengen, die een heerlijke geur verspreiden en rust geven aan Onze Heer.'
7
VRAGEN TER BESPREKING: Heb je in je leven ooit ervaren dat je aangeraakt werd door een goddelijke Aanwezigheid? Hoe heeft deze ervaring jouw leven veranderd. Als je je leven probeert voor te stellen als een tuin, hoe ziet jouw tuin er dan uit? Welke bloemen en planten staan erin? Hoe is het SPIRITUEEL gesteld met jouw grond? Is de grond nat, droog, dor, koud? Is het lente, zomer, herfst of winter? Wat zijn jouw bloemen: gaven, mogelijkheden en talenten? Hoe verzorg je die? Stadium 1: DE WEG VAN DE VERBEELDING 'Over hen die beginnen met het gebed, kunnen wij zeggen, dat zij water uit de put halen en dat het hun veel moeite kost, zoals ik gezegd heb. Zij moeten zich inspannen om hun zinnen tot inkeer te brengen. Aangezien ze gewend zijn met verstrooiingen mee te lopen, kost dat veel inspanning. Het is nodig dat ze er zich aan gaan wennen dat hun niets te zien en niets te horen wordt gegeven. Zij moeten dit ook verwerkelijken in de uren van het gebed. Zij moeten in eenzaamheid verblijven en in afzondering over hun verleden nadenken (dit moet iedereen vaak doen, zowel degenen die op de laagste trap staan als degenen die op de hoogste trap staan). Dat nadenken kan in meer of mindere mate nodig zijn zoals ik later uiteen zal zetten. In het begin doet het nog pijn dat men niet tot het besef is gekomen, of men berouw heeft over zijn zonden. Zij hebben dit zeker, want ze zijn vastbesloten God oprecht te dienen. Ze moeten proberen zich bezig te houden met het leven van Christus en dat vermoeit hun verstand. Tot hier kunnen we zelf komen. Wel te verstaan met Gods gunst, want zonder Hem, en dat weten we, kunnen wij geen goede gedachten vormen. Dit is beginnen met water ophalen uit de put en mocht het God behagen water te willen hebben! En God is zo goed, wanneer Hij om redenen die Zijne Majesteit kent -voor ons tot een groot voordeel - wil dat deze put droog is en wij, als goede hoveniers, doen wat we kunnen, dat Hij de bloemen zonder water in leven houdt en de deugden doet groeien. Ik noem water hier tranen en als ze ontbreken tederheid en een innerlijk gevoel van toewijding.' VRAGEN TER BESPREKING: Waar vind je water om innerlijk te leven? Wie of wat is jouw inspiratiebron. Waar vind je inspiratie? Ken je ervaringen dat je zo je best doet om te bidden, dat het vanzelf gaat? Hoe concentreer je je? Wat doe je om je niet door de buitenwereld te laten meenemen? Wanneer lukt het je wel om erbij te blijven en wanneer niet? Heb je ervaringen in het gebed dat je niets ervaart en dat je verschillende pogingen onderneemt die op niets uitlopen? Wat doe je dan, of wat doe je niet? Teresa spreekt in deze teksten ook over huilen. Herken je deze 'gave van tranen' in je eigen (gebeds)leven, het huilen waarin je thuiskomt bij jezelf en bevrijd wordt van krampachtigheid? ‘Buscate en Mi - Zoek jezelf in Mij’
(een gedicht van Teresa van Avila)
Ziel, zoeken moet je jezelf in Mij, en Mij moet je zoeken in jezelf. Zo heeft, o ziel, de liefde jouw beeld in Mij kunnen prenten, dat geen wijs schilder, met al zijn meesterschap, dat beeld zou kunnen maken. Jij werd uit liefde geschapen, mooi, knap en zo diep in mijn binnenste getekend, dat, als jij jezelf verliest, mijn lief, ziel, jij jezelf moet zoeken in Mij. Ik weet, als jij je ooit zou vinden getekend in mijn hart
8
en zo naar het leven uitgebeeld, dat het je verheugen zou, bij het zien van jezelf, je zo prachtig getekend te zien. En mocht je soms niet weten waar je Mij zult vinden, dwaal dan niet van hier naar ginds, maar, als je Mij vinden wilt, moet je Mij in jezelf zoeken. Want jij bent mijn onderdak, jij bent mijn thuis en verblijf, en daarom klop ik altijd bij jou aan, wanneer ik vind in jouw gedachten de deur gesloten. Buiten jezelf hoef je Mij niet te zoeken, want om Mij te vinden zal het genoeg zijn Mij alleen maar te roepen; Ik zal dan zonder talmen naar jou toegaan en Mij moet je zoeken in jezelf. VRAGEN TER BESPREKING: Onderstreep de zin die jou het meest raakt en wissel dit aan elkaar uit: Waarom raakt jou deze tekst? Wat heeft deze tekst met jouw leven te maken? Wat zegt het over jouw geestelijke weg op dit moment?
9