Inleiding Niets is gemakkelijker, om mensen te verzamelen, dan een schooljaar beginnen. Wij worden opnieuw aan elkaar gegeven, mensen aan mensen, om een schooljaar lang en dag na dag met elkaar te leven. Hoe zullen wij dat samen doen? Zullen wìj het aankunnen om met een groep van honderden mensen samen een gemeenschap van vrede te maken? Wij zullen het proberen. Terwijl sommige machthebbers enkel aan oorlog en kernbommen denken, zullen wij proberen aan vrede te denken, en zullen wij van onze school een huis van vrede maken. Daarom komen wij hier samen bij het begin van dit schooljaar. Wij wìllen onze goede wil uitspreken en zingen over de vrede voor alle mensen. Wij willen opkijken naar Jezus, de man van vrede. Naar Hem willen wij luìsteren. En wij willen "welkom" zeggen aan elkaar in ons huis van vrede.
Inleidingstekst We willen samen beginnen
Ook met de nieuwe gezichten in een nieuwe klas ... Met nieuwe leerkrachten En moeilijke leerstof Iedereen is van harte welkom: De grote babbelaars en de stille krachten... De pittige grappenmakers en de altijd zwijgers... De tere harten en de eeuwige onverschilligen Het kan heel goed worden Als we het samen doen Hand in hand En gods hand Die altijd op ons rust
Steen Er zijn leerlingen die als stenen gewoon één steentje bijdragen om deze schoolgemeenschap op te bouwen: ze zijn onmisbaar in het grote geheel.
Er zijn mensen die hier zijn, een korte tijd, slechts enkele jaren, hun aanwezigheid is als een stapsteen: nodig voor wie achterkomt.
Er zijn leerlingen die als een hoeksteen een stukje van de gemeenschap dragen: onmisbaar zijn ze, zonder hen zou de groep niet leven.
Ooit was een Mens - Jezus Christus zijn Naam en Zijn daden zijn het fundament geworden waarop deze school gebouwd is.
Er zijn er die als steunbalken de schoolgroep dragen: onzichtbaar is hun inzet, zonder hun steun zou het hier onleefbaar zijn.
Zonder Hem zou deze school op los zand gebouwd zijn, zou deze gemeenschap niet samenhangen. Maar wat is een fundament zonder gebouw erop? Wat is een gebouw zonder fundament?
Er zijn mensen die als sierstenen kleur en leven geven aan de school, ze worden kleur en leven in het dagelijkse schoolleven.
Hij, onze Christus, en wij, een schoolgroep we hebben elkaar nodig ...
Er zijn er als mortel tussen de stenen, ze houden de losse stenen samen, (Uit: Ankers los, ze zijn stille aanwezigheid, zonder hen zou de schoolgemeenschap niet bestaan.
Inleiding Een schoolgebouw wordt met stenen gebouwd en die stenen zitten onwrikbaar vast. Zolang er geen afbreker komt, maken die stenen het schoolleven mee ... Een schoolgemeenschap wordt ook met stenen gebouwd: het onderhoudspersoneel en de nieuwe leerlingen en de leerkrachten en alle leerlingen die het hier al lang gewoon zijn en de directie en het secretariaat: iedereen is er even hard nodig; anders zakt deze schoolgemeenschap in elkaar. Net zoals elke steen zijn eigen kleur, zijn eigen functie heeft, en op die bepaalde plaats nodig is, zo geeft ieder van ons zijn eigen kleur aan het schoolleven. De stille leerling en de lawaaierige leerling, de leerkracht met het moeilijke vak en de opvoeder met de administratiepapieren, de schuchtere en de uitbundige, de angstige en de zelfverzekerde: iedereen heeft een eigen inbreng in dit schoolleven ... Om te bouwen heb je veel geduld nodig. Eerst wordt er lange tijd over gepraat, worden er plannen gemaakt en hermaakt. De grondwerken duren lang en na de ruwbouw duurt het nog een hele tijd vooraleer het gebouw afgewerkt is. Om van deze groep mensen een gemeenschap te maken heb je ook veel geduld nodig. Eerst kijkt men wat rond, wacht men af, wordt er zomaar wat gepraat, dan lijkt het plots te vlotten, maar dan zijn er weer problemen en pas na lange tijd kan men zeggen: wij vormen een groep. Geduld hebben met elkaar: bij het begin van dit schooljaar komen wij samen, om Gods hulp te vragen, om te vragen dat Hij met ons zou mee bouwen aan deze gemeenschap. (Uit: Ankers los, DTSP Antwerpen)
Bezinningstekst voor de leraren bij het begin van het jaar
Nog steeds jaag ik het doel na, ga ik vooruit, trek ik verder, ben ik onderweg en streef ik voorwaarts. Ik ben immers nog niet aangekomen. AIs ook gij verder trekt en vooruit wilt komen, bedacht op de komende dingen, vergeet dan wat achter u ligt. Kijk niet om; anders loopt ge gevaar te blijven staan op de plaats waar ge omgekeken hebt. Denk aan de vrouw van Lot (Gen 19,26)... Ieder van ons is volmaakt en tegelijk onvolmaakt. Wij zijn volmaakte reizigers, maar nog geen volmaakte bezitters... Als reizigers zijn wij onderweg. Gij vraagt: verder trekken, wat betekent dat?
Om het kort te zeggen: dat betekent vooruitgaan. Anders verstaat ge het misschien verkeerd en gaat ge langzamer lopen... Onderzoek uzelf . Wilt ge bereiken wat ge nog niet zijt, wees dan ontevreden met wat ge nu zijt. Want zodra ge zelfgenoegzaam wordt, blijft ge stilstaan. Zodra ge zegt: het is genoeg, gaat ge ten onder. Doe er steeds iets bij, trek steeds verder maak steeds vooruitgang. (Augustinus, Preek 269,15,18.)
De hondsgrot In de buurt van Napels bevindt zich de Hondsgrot. Dat is een heel natuurlijke holte, die echter hier en daar met een giftige atmosfeer gevuld is. Daar komt kaloxydegas uit de grond. Daar dit zwaarder dan lucht is, blijft het tot een hoogte van 120 cm boven de grond hangen. Gaat men rechtop door het hol, dan kunnen de giftige gassen niets doen, maar zodra men gaat zitten of liggen, kunnen ze in een paar seconden noodlottig worden.
Je ware gezicht
Hoe opener en oprechter je bent, hoe eerder dat een medemens je zal herkennen. Wil je voor vriendschap in aanmerking komen, dan kun je maar best zoveel mogelijk jezelf zijn. Wie zich verbergt, zich niet laat kennen, stoot anderen alleen maar af. Je ware gezicht laten zien is de eerste stap op weg naar de vriendschap. Het is niet zo eenvoudig steeds maar jezelf te zijn. Vaak ben je gedwongen een rol te spelen. Allerlei situaties vragen een aangepast, functioneel gedrag. Zo kan je houding bepaald worden door je beroep. Iemand, die een bedrijf vertegenwoordigt, zal meer het gezicht van dat bedrijf dan zijn eigen gezicht moeten tonen. Maar aan hoeveel verwachtingen en normen je ook moet voldoen, er zijn toch altijd nog wel omstandigheden, waarin je onomwonden kunt zijn wie je in werkelijkheid bent. Omstandigheden, waarin vriendschap kan groeien. Trefpunten in de marge van het zo veeleisende en verwarrende bestaan. Zo'n trefpunt kan de kunst zijn - muziek, literatuur. Of een sport. Of fotograferen. Of reizen. Als je je érgens in laat kennen, dan hiérin. Je verdringt niets, je voert niets op - volkomen van je samen met jezelf. Ook in één of ander engagement kun je je blootgeven. Je doet iets voor de wijk, waarin je woont. Of je bent actief in de kerk. Of je zit in een milieugroep. Of in een werkgroep vredesvraagstukken. Natuurlijk hoeft een ontmoeting binnen deze kaders nog niet direct tot vriendschap te leiden. Maar omdat jij je laat kennen op hetzelfde specifieke terrein, waarop ook anderen zich laten kennen, is de kans op vriendschap wel groot. (Hans Bouma, Vriendschap is geluk hebben)
Niet om loon Men vroeg de 'maggid' van Zlotzow: Er staat geschreven: 'Wanneer gij in mijn inzettingen wandelt, mijn geboden bewaart en die doet, zal ik u op zijn tijd uw regenstromen geven en zal de aarde haar gewas en de bomen des velds hun vruchten geven. Hoe zit dat, dat God ons loon belooft, wanneer wij Hem willen dienen? Onze wijzen hebben ons immers gezegd dat wij niet als knechten moesten zijn, die hun Heer dienen op voorwaarde dat ze loon ontvangen'. De 'tsaddik' gaf het volgende antwoord: 'Wel, wie een gebod vervult ter wille van de een of andere winst, al is het dan ook in de toekomende wereld, die krijgt niets; want hij heeft alleen maar zichzelf willen dienen. Maar wie het vervult in vreze en liefde, diens doen straalt uit in de wereld en trekt overvloedige zegen aan. Op die manier is de gunst van hemel en aarde een teken van de juiste vervulling, die niet geschiedt om loon, maar om God zelf. Daarom staat er ook geschreven: 'Leven en dood heb Ik voor u neergelegd, zegening en vervloeking; kies dan het leven, opdat gij leven moogt, gij en uw zaad na u. Kies de daad des levens, die overvloedig leven over de wereld brengt'. (Buber, Chassidische vertellingen, 179-180. OT Lev 26, 3 - OT Dt 23, 19)
Liefde
Wie God is
De liefde is niet sentimenteel of een voorbijgaande bewogenheid van het gemoed. Zij is aandacht voor de andere die geleidelijk aan een engagement wordt, een ervaring van verbondenheid en een wederzijds aan elkaar toebehoren. Zij betekent luisteren, zich in de plaats van de andere stellen, begrijpen en aanvaarden, aan verwachtingen beantwoorden en medeleven met de anderen in alle fasen van zijn bestaan.
heeft geen mens ooit gezien. Alles wat we weten is dat telkens weer in de geschiedenis mensen door Hem gegrepen worden, door zijn liefde geraakt en dat zoiets je leven kan veranderen.
(Jean Vanier, Toch is het leven goed)
En dat Hij een Naam heeft: "Ik zal er zijn voor u". Ik zal er zijn in je diepste binnenste, in je hart en je handen, in je spreken en handelen. Ik zal er zijn als liefde en trouw in je omgaan met mensen, in je werken aan beter samenleven voor allen. Voor de rest heeft niemand God gezien. Tenzij Hij misschien wel eens te zien zou kunnen zijn in mensen die elk op hun manier van Gods Naam een werkwoord maken dat ze in alle vormen en wijzen vervoegen. Ja, God is te zien in mensen die geloven dat Hij te doen is. (Kijk waar je staat)
Bidden na de krant Een krant openslaan betekent op woorden stuiten of ze nu feiten en gebeurtenissen weergeven, ter vergelijking of camouflage dienen of een vermoeden, een verdenking of een vooroordeel uiten. Kranten zijn reëler dan het menselijk leven dat ze willen registreren. Als Jezus adviezen wilde geven voor het leven, vertelde hij vaak verhalen die zo in de krant konden staan: "Eens viel iemand die op weg was van Jeruzalem naar Jericho in de handen van rovers." En Hij begon zulke verhalen dikwijls met het woord: Zie. Zie toe. Neem het goed in u op. Dat is gebeurd, dat hebben mensen meegemaakt, dat is mogelijk geweest. Let daarop, neem dat feit, die vingerwijzing ter harte. In onze dagen kunnen we zo spreken: Als u de krant leest, let dan op de gebeurtenissen. Let op de gewelddaden, de leugens, de verborgen feiten, de geschiedenissen achter de woorden. In de regel komt het niet aan op de sensaties, maar op het kleine geluk, de ellende, het leed dat achter de berichten schuilt. Zoek naar de ziekte in de mensengemeenschap, naar schuld en boete, naar de goede wil en het geringe effect. Naar de verhoudingen die moeten veranderen, die omwille van de mensen en hun situaties niet zo kunnen blijven. De krant lezen betekent zich inzetten, opschrikken, zich verbazen of bang worden. Wie niet weet wat hij bidden moet, moet de krant maar eens opendoen en met God praten over wat hij daarin leest. Voor hij het weet is hij een voorspreker. Hij zal God danken voor zijn eigen lot. Hij zal begrijpen wat het zeggen wil, dat vreemde mensen zijn broeders en zusters zijn. Hij zal loskomen van zichzelf. Misschien zal hij juist op deze manier het gebed ontdekken. Hij zal met God praten over het verschrikkelijke feit dat zijn rijk daar niet is, en over de wegen die tot de verwerkelijking van Gods Rijk onder de mensen kunnen leiden. (J. Zink, Het nieuwe woord. NT Lc. 10, 25-37)
Pak het moeilijke aan, als het nog gemakkelijk is. Doe het grote als het nog klein is. Al wat zwaar is op aarde begint steeds als iets lichts. Al wat groot is op aarde begint steeds als iets kleins. (Lao-Tse)
Er zijn er zeven die iets doen. Er zijn er twintig die discussiëren over wat die zeven doen. Er zijn er tachtig die de schouders ophalen als die zeven iets doen. Het gebeurt dat één van de honderd de manier komt uitleggen aan één van de zeven hoe hij het zou moeten doen. Eén van de zeven is het dan plotseling inwendig beu maar uitwendig behoudt hij de glimlach. En hij zwijgt, want hij heeft niet de gewoonte om veel te praten. Overigens, hij heeft iets te doen. (naar een anoniem schrijven)
Elke taak behartigen Een mensenleven krijgt inhoud als men geen tijd onbenut laat en op het gunstige ogenblik doet wat te doen valt; zoals het Boek der Wijsheid leert: "Wie steeds op de wind let is nooit aan zaaien toe en wie steeds naar de wolken kijkt is nooit aan oogsten toe". Het werken wordt een vreugde en geeft duurzame resultaten als men zich inzet met hart en ziel, niets aan het toeval overlaat en alles tot het einde toe voltooit. Maar grote mensen lijken dikwijls op kleine kinderen die van de ene bezigheid naar de andere vlinderen. De spreuk uit onze studietijd "onverdroten arbeid overwint alles" komt wellicht belerend over maar doet het nog altijd, ook vandaag. (Valeer Deschacht)
Iemand vroeg aan een wijze - is het juist wat ik meen, dat het christendom pijn, offer, ascese, inzet betekent? En de wijze antwoordde: - ja, het is pijn en begon de tafel te dekken eten te bereiden, bloemen te zetten, ontstak de lamp, ruimde alles netjes op, en na het maal, nam hij de citer en maakte muziek en vertelde zijn lange leven, de dagen en de nachten, wat hij voor zichzelf en voor anderen gedaan had en nog deed. En toen midden de lange stilte die als een wierook van vriendschap hangen bleef, zei hij: - ja, het is vreugde. (Ward Bruyninckx, Om mens te zijn)
In een welvaartsstaat maken de mensen zich weleens zorgen ... Omdat ze zo weinig hebben? Dat denken ze. Omdat ze zo weinig zijn? Zo weinig echt mens kunnen zijn? Daar valt over te denken!... ... maar zorgen verdwijnen slechts door er iets aan te doen! Wat je kan doén? Denk er eens over! Doe dàt! als je dan maar bedenkt dat het dan nog té doén staat! (Ward Bruyninckx, Dag kleine mens)
Oproep Goede leerkrachten en directie, mogen wij proberen te zeggen, wat wij van u verwachten? Wij vragen u ons niet enkel vol te proppen met de noodzakelijke boekenwijsheid, maar geef ons ook les uit uw leven. Boei ons met stukken waarheid, recht uit uw hart. Lees ons niet alleen het evangelie voor, lééf het ons voor en spreek ons aan als mensen van het jaar 1996. Leg uw gezag niet op, maar begeleid ons dag na dag. Gij zijt ons licht, wij zijn uw kracht: wij horen bij elkaar. Wij vragen aan allen die hier zijn, lesgevers en opvoeders, 10 maanden van prettig werk en lieve zorg, met iedereen en voor iedereen.
Een goede boom ken je aan zijn goede vruchten. Neen, lang niet iedereen die mij zijn Heer noemt mag denken dat hij er is! Tot het rijk, de echte gemeenschap van mijn Vader, zal alleen behoren wie ook Zijn wil gedaan heeft. Velen zullen wel zeggen: Heer, Heer, hebben wij geen geweldige dingen gedaan in Uw naam?! Ik zal ze recht in hun gezicht zeggen: Ik heb je nooit gekend! Ga maar weg van mij, jullie boosdoeners! (Ward Bruyninckx, Dag kleine mens. NT Mt. 7, 16-23)
Aan alle opvoeders - Laat mij zelf mijn eigen weg vinden. Als je alles in mijn plaats doet, zal ik het nooit leren. - Vergelijk mij met niemand, zeker niet met mijn broer of zus. Als ik beter lijk dan de ander, zal die eronder lijden, en als ik slechter lijk, dan zal ik eronder lijden. - Verander niet om de haverklap van mening over wat ik moet doen. Beslis en hou je aan die beslissing. - Wanneer je je hebt vergist, geef dit dan toe. Dat zal mijn geloof in jou versterken en het zal me leren mijn eigen vergissingen ook toe te geven. - Doe wat je belooft, om het even of het goed of slecht is. Als je me een beloning belooft of een straf, geef ze mij dan. - Leer me God kennen en liefhebben: het heeft geen zin erover te leren in de les, als ik er bij jou niets van zie. - Zie mij graag en zeg het me. lk heb graag dat je het zegt, ook al vind je dat niet nodig. - Geef me niet alles wat ik vraag. Soms vraag ik alleen om te weten hoeveel ik kan krijgen. - Wanneer ik je een probleem voorleg, zeg dan niet: "lk heb geen tijd voor onbenulligheden" of "Dat heeft geen belang". Probeer me te begrijpen en te helpen.
Wanneer ik iets verkeerds doe, vraag me dan niet steeds naar het 'waarom'. Soms weet ik dat zelf niet. DANK VOOR JE MEDEWERKING (Vgl. Colombiaanse jongerengroep, Brief van een jongere. Uit: Jona, 1992, blz. 3.)
Bezinningstekst: 10 tips om de klasgroep te kelderen Wees er heilig van overtuigd dat jij altijd gelijk hebt. Nooit toegeven, ook al heb je ongelijk. Spreek altijd over jezelf en wat jij zoal gedaan hebt. Bedenk steeds hoe je een ander het woord zult afnemen en geef het zelf niet te vlug af. Zoek steeds de gebreken van de anderen en praat er maar duchtig op los als ze er niet bij zijn. Noem de anderen nooit bij hun naam, vooral geen voornamen.
Van "leven naast" over "leven met" tot "leven voor" elkaar is een hele weg. Soms ontbreekt ons de moed om te beginnen en dat is wellicht de belangrijkste moet! (Ward Bruyninckx, Aan elkaar gegeven)
Discussieer veel en lang, zoek steeds de verschilpunten en nooit de punten van overeenstemming. Verdedig je vergissingen door dik en dun. Geef nooit toe dat je dik in de fout ging. Pronk vooral met al je kennis en al je verstand, daar staan de anderen namelijk van te kijken. Noem de anderen vlug 'zageventen' of 'lullepoten'. Gun de anderen niet dat ze hun hart ophalen. Vind jezelf altijd beter dan om het even wie.
Als je eenmaal wakker bent geworden of geschud, als je eenmaal bent geraakt door een mens concreet, als je eenmaal je laat grijpen door die toekomst ons voorgezegd, als je eenmaal kunt ontrafelen die droom die eeuwen al mensen stuwt, ... als je vooral eenmaal medestanders hebt gevonden, bondgenoten weet, in gemeenschap bent geworden, ... wel, dan kun je moeilijk nog terugkrabbelen zonder voor jezelf je gezicht te verliezen, dan kom je de ontmoediging die jouw deel wordt wel te boven, dan ben je eens voorgoed in een beweging meegenomen - niet meegesleurd, als in een draaikolk, maar gestuurd, onomkeerbaar gericht een leefbare toekomst voor allen tegemoet ... OF je bent niet meer. (Lef)
Wij staan weerbarstig tegenover alles wat offer en pijn heet. Wij willen wel 't geluk maar zonder prijs te betalen. Wij schuwen de inzet die het ons kost, vrezen toch zo vlug ons "eigen-lieve-ik" zeer te doen ... Wij weten 't wel: leven en leed zijn elkaars verwanten. Wij weten ook dat "zo de graankorrel niet sterft ..." Maar ja, tussen weten en doen vinden wij een hele boel excuses. Kinderen van de welvaartstaat sluiten liefst de buiten- en de binnendeuren zodat de mensen in de kou daarbuitende knusse, gezellige sfeer niet storen. Het ligt toch zo in onze mond: wij hebben niets gehoord wij wisten van niets wij hebben er ook voor gewerkt Jezus zei: Kom niet af met te zeggen "Ik heb van U gehouden" als ge uw medemensen in de steek hebt gelaten. Dàt is leugen. En met te roepen: Heer! Heer! gaat ge het niet goed maken. Ja, laten we oppassen voor die korst van egoïsme die verhardt. Vandaag en alle dagen van ons leven. (W. Bruyninckx, Op weg met mensen. NT Mt. 7, 2123)
Inzet Laat u bij uw inzet leiden door dit beginsel: vertrouw zo op God alsof het resultaat van uw werk van u en niet van God afhangt; en zet u zo in alsof niets door u maar alles door God tot stand gebracht zal worden. (Ignatius) Ja / Neen Kunnen 'neen' zeggen kunnen 'ja' zeggen ..sommige mensen zeggen altijd 'neen' ze worden dan ook vaak opzij gezet en leven afgezonderd. Anderen zeggen altijd 'ja', wat vaak voor overbelasting zorgt. Duidelijk 'ja' en duidelijk 'neen' zeggen is vaak het resultaat van vele jaren ervaring, zelfkennis, het bewust zijn van eigen grenzen, voorrang kunnen geven, een evenwicht zoeken tussen opkomen voor de medemens en opkomen voor mezelf..
Team work Er waren eens drie mensen: Iedereen, Iemand en Niemand. Op een dag moest er een belangrijke opdracht worden vervuld. Iedereen dacht echter dat Iemand het wel zou doen. En hoewel Iedereen het kon, deed Niemand het. Hierdoor werd Iedereen boos. Omdat het de taak van Iedereen was en nu Niemand het had gedaan. Iedereen dacht dat Iemand het had kunnen doen, maar Niemand had zich gerealiseerd dat niet Iedereen het wilde doen. Aan het eind beschuldigde Iedereen Iemand omdat Niemand deed wat Iedereen had kunnen doen.
Actie / Leven De manier waarop je actie voert, moet samenhangen met de manier van leven.
... En woord houden... Als ik het niet doe - wie zal het dan doen?
Plicht Op hen die het voorrecht hebben onderwijs te genieten, rust de plicht het offer te vergoeden dat anderen daarvoor hebben gebracht. Zij zijn te vergelijken met een man die in een uitgehongerd dorp al het beschikbare voedsel heeft gekregen, opdat hij de kracht zou hebben om op een verafgelegen plaats nieuwe voorraad te gaan ophalen. Aanvaardt hij dit voedsel zonder daarmee zijn broeders te helpen, dan is hij een verrader. (Julius Nyerere)
Als ik het nù niet doe, wanneer moet ik het dan doen? Maar als ik het alleen maar voor mezelf doe - wat ben ik dan? (Hillel, een joodse talmoedwijze)
Parabel van de twee cymbalen Er was eens een man die meespeelde in een groot orkest. Hij hanteerde de cymbalen. Het orkest gaf een grote uitvoering. De koning van het land zou aanwezig zijn. De man met de cymbalen moest maar één keer "toeslaan", maar hij lag er nachten van wakker. Het leek hem een grote opdracht. Hij mocht namelijk geen fractie van een seconde te vroeg of te laat zijn. Op het ogenblik van de uitvoering waren zijn handen klam van het zweet en zijn zenuwen tot het uiterste gespannen. En toen was het grote moment gekomen. Hij sloeg zijn cymbalen op het goede ogenblik. Hij sloeg ze met hart en ziel. Hij zag dat de koning naar hem keek, en er stroomde een gevoel van geluk over hem. Na de uitvoering gingen het applaus en de bloemen naar de dirigent en de soliste; hun naam stond 's anderendaags in de krant. De man met de cymbalen is diezelfde avond stil naar huis gegaan en is gelukkig ingeslapen. Zijn kleine taak had hij op een grootse wijze volbracht en de Koning had het gezien. (Manu Verhulst)
Van huis naar werk de mens overschrijdt de grens tussen binnen en buiten. hij slaat deuren dicht, wandelt, rept zich voort, rijdt in auto's en trams, op fietsen en karbouwen van minuut naar minuut, van bed naar brood, van huis naar werk. snelwegen, akkers, steden worden geboren. de zon stijgt en wentelt, het wiel wordt uitgevonden de dolle klok bijt in de staart van de vluchtende tijd. het startschot van fabriekssirene en prikklok; de wedstrijd begint, computers, telexapparaten, telefoons, schrijfmachines, telegraafsleutels schrapen hun kelen. deze éne seconde 6 miljoen gemanicuurde vingers slaan dezelfde datum aan. scheepsladingen graan, chinese hongersnoden objectiveren tot koersen. linten worden doorgeknipt arbeiders vallen in scheepsruimen, chirurgen heffen lancetten, kardinalen slaan kruisen, raketten worden afgevuurd. mijne heren, in antwoord op uw gewaardeerd schrijven kunnen wij u het volgende meedelen: de dag is begonnen, de mens werkt. (Gerrit Kouwenaar)
Zaad moet sterven om te leven Onze taal kent wonderlijke dubbelzinnigheden. Volkomen tegengestelde dingen worden soms door een en hetzelfde woord aangeduid. Zo'n dubbelzinnig woord is: 'Het leven geven'. Dat kan allereerst betekenen: aan een nieuw wezen het bestaan schenken. Maar het kan ook betekenen: het eigen bestaan àfgeven, zijn leven geven, sterven! Een groter tegenstelling is nauwelijks denkbaar. Misschien is de dubbelzinnigheid van onze taal niet zo vreemd, en onthult zij iets van de diepe menselijke werkelijkheid, dat mensen pas leven schenken aan anderen, als zij het eigen leven ervoor durven inzetten. Of zoals Christus zei: 'Niemand heeft groter liefde dan hij die zijn leven geeft voor zijn vrienden!' En ... Hij zelf heeft het voorgedaan: het zaad moet sterven om te leven. (Jan Duin, Bewezen diensten. NT Joh. 15, 13 - NT Joh. 12, 24)
Het licht
Wie door en door schoolmeester is, neemt alles, slechts met betrekking tot zijn leerlingen, serieus - zelfs zichzelf. (Friedrich Nietzsche)
is in de wereld gekomen en ieder beslisse of hij wil wandelen in het licht van scheppende mensenliefde of in de duisternis van afbrekende zelfzucht dit is het oordeel voortdurend herhaalt het leven zijn dringende vraag: 'wat doe jij voor de anderen?' (Martin Luther King. NT Joh. 12,24)
Als bomen Als de bomen in een bos, zo innig zijn we als mensen op elkaar aangewezen. Zo zelfstandig als we zijn, zo afhankelijk zijn we ook van elkaar. Alleen samen, in een hechte stamverwantschap, blijven wij overeind. Sámen ben je mens, of geen mens ben je. In een tijd van verregaande individualisering mag dit wel weer 's benadrukt worden. Zeker, op zichzelf stellen we heel wat voor. Los van alles en iedereen hebben wij betekenis. We hebben alle reden om hartgrondig 'ik' te zeggen. Een mens is tenslotte een mens - zoals een boom een boom is. Maar als niemand ooit 'jij' tegen je zegt, wat blijft er van je 'ik' dan nog over? Het verliest z'n kleur, het loopt leeg, het verschrompelt. Wie ben je nog, wanneer niemand je herkent, je bijvalt, je bevestigt? Zeg je 'ik', je gelooft jezelf niet meer. Ach, hoe kwetsbaar, hoe incompleet zijn we toch. Wat moeten we het toch van elkaar hebben. Een mens is een mens - zoals een boom een boom is. Onmiskenbaar horen we bij elkaar en op allerlei manieren kunnen we onze verbondenheid tot expressie brengen. Wat alleen al een groet kan doen, een opgestoken hand, zomaar op straat. Of een telefoontje, een kaart, een brief. Wanneer het gaat om het belijden en vieren van hun saamhorigheid, kunnen mensen soms erg terughoudend zijn. Het lijkt wel alsof ze zich er een beetje voor generen. Ze voelen wel van alles, maar ze laten dat niet of slechts zeer gebrekkig merken. Jammer is dat. Ondanks alle warmte, die ze in zich hebben, blijft de temperatuur toch laag. Waar ze veel van zouden kunnen leren: van de bomen. (Hans Bouma)
God is in de bomen op een keer was ik weer eens met de kinderen het bos ingetrokken ineens zei Saskía: "God is in de bomen" Saskía is een blíj maar ook een díepzinnig kind ze had wel meer van die plotse uitspraken maar deze vond ik toch bijzonder merkwaardíg "zit God ín de bomen?" vroeg ik dan ook verwonderd "God zit niet in de bomen" wedervoer ze mij heftig "God is in de bomen" ha zo... we zwegen allebei een poosje ik durfde niet zo dadelijk een verdere verklaring vragen maar ineens gaf zij die zelf: "God is toch ín alles wat beweegt?" "ja" zei ik "en daarom is God in de bomen?" "ha ja" huppelde zij verder "de bomen bewegen toch ziet ge dat niet?" ja dat zag ik we luisterden allebei naar hun suizend gezwiep "en waarom beweegt God?" vroeg ik behoedzaam dat was een héél domme vraag: "God moet toch overal zijn om de mensen te gaan helpen ? dat zegt mijn mama toch" ja dat moest ik erkennen de mama van Saskia zegt mooie dingen "is God ook ín de wolken?" vroeg ik
"ha ja, dat ziet ge toch: ze bewegen" ja inderdaad; ze bewogen huppel huppel "en in het water?" "dat hangt ervan af" zei kleine Saskia ze kneep in mijn knuist van het nadenken: "in de beek wel" kwam het er uiteindelijk uit "maar niet in de plas want de plas beweegt niet" huppel huppel zelf was ik er stil bij geworden toen waagde ik mij aan mijn laatste vraag : "en in de mensen is God ook in de mensen?" "dat hangt er van af hé" zei kleine Saskia: "àls ze bewegen."
Bomen van mensen 'Leefde ik maar als de bomen / zo standvastig zo trouw / zo geworteld in de aarde / zo zingend zo verheven / zo onder dak bij de hemel./ Leefde ik maar als de bomen / zo reëel zo onverdeeld / zo duurzaam zo voltooid./ Was ik maar mens / mens zoals het moet.' Bomen spreken dichters zeer tot de verbeelding. Koning Salomo wijdde er al de nodige spreuken aan: 'Hij sprak over de bomen, van de ceder op de Libanon af tot de hysop toe die aan de muur uitschiet' (1 Koningen 4: 33). Salomo was wijs en daarom was hij wijs met de bomen. Guillaume van der Graft ziet ze vanuit de trein en schrijft: 'Veren van in hun wiek geschoten engelen die / over het land heenvlogen in de lente.' Gerrit Achterberg dicht: 'Ik heb de linde heilig doen verklaren,/ die ik gedurig voor een vrouw aanzie./ Ver genoeg weg wordt het verschil nihil:/ de stam het lichaam, klederen de blaren / en goud haar de bloesem bovendien.' Hans Andreus: 'Naar een boom / ziende zie ik / hemel en aarde in elkanders / armen./ Want een boom,/ een boom is een bruiloft.' Maar het gaat slecht met de bomen. Zo'n 30% van alle bomen in ons land is niet meer te redden. Slachtoffers van zure regen: regen die geen zegen, maar een vloek is. Zover is het dus al met ons gekomen: dat we zelfs bomen niet meer het leven gunnen.
'Leefde ik maar als de bomen.' Waren we maar bomen van mensen, werkelijk humane mensen geweest. Een triest verhaal: Omdat mensen er geen méns bij blijven, kunnen bomen er geen bóóm bij blijven. Al die zieke bomen vertellen ons, hoe ziek we zélf zijn. Zoals al die nog gezonde bomen ons eraan herinneren dat het nog steeds niet te laat is: om méns te worden. (Hans Bouma)
De viool Dit is de parabel van de viool het zijn haar eigen woorden: "Toen ik nog in de bossen leefde, heb ik gezwegen. Nu ik gestorven ben, zing ik." Want hoe gaat het ?
Eindelijk komt het hout terecht bij de vioolbouwer En daar is het wonder gebeurd : het hout van de boom is die licht gebogen viool geworden, ze rust in de hand van de speler en verkondigt telkens : " Nu ik gestorven ben, zing ik !" (Vrij naar Heemsken)
In het bos staat een boom. Praten en gedag zeggen of zingen kan hij niet. Totdat zo'n boom wordt gekapt, de takken gaan eraf, de schors wordt afgestroopt, de stam wordt stukgezaagd tot planken, mijn god, welke martelingen ondergaat zo'n boom nog meer.
Zending Jij, die een taak opneemt in het voorgaan en begeleiden van kinderen: weet, ze verwachten veel van je, meer dan je denkt. Ze willen je in vertrouwen nemen en met jou verre gaan, verder dan je denkt. Ze willen van jou weten wat de moeite waard is om voor te leven; hoe je je tegen onrecht verzet en hoe je jezelf aan het kwade ontwent. Ze kijken naar je op omdat jij kan bidden ook met hen, ook voor hen.
Voel je nooit alleen, want er zijn er meer die elke dag opnieuw in de Kracht van de Geest proberen door te gaan voor en met anderen, meer dan je denkt. Jij, je maakt ons blij door je inzet, je enthousiasme en je geloof, en wat je nu doet, doet ons geloven dat dit morgen ook kan.
Opvoeden Opvoeden is een stukje van de schepping in onze handen krijgen, een parel, uit Gods hand gevallen, met onze zorg omringen, aanvaarden en ontvankelijk zijn, geduldig kunnen wachten, niet lachen met een kindertraan, en woorden in het hart bewaren. Opvoeden is liefhebben, geloven in het leven, geloven in het goede, antwoorden op vele vragen en dromen kunnen raden, bewonderen, geestdriftig zijn, veel zien en nog méér zwijgen, zien groeien, zien ontluiken, zien zoeken en zien tasten, niet kwetsen en eerbied hebben, niet alles willen weten, niet alles willen doen : men weet immers niet hoe de bomen groeien, hun kracht ligt in hun wortels. Opvoeden is wagen, vertrouwen op de toekomst, kijken naar de verten, jong heimwee kunnen herbergen en goede paden kennen, leiden, vast zijn, goed zijn, streng zijn en bestraffen, eisen, maar met liefde, gebieden met gezag, behoedzaam zijn, wijs en volwassen zijn, zichzelf zijn, de vreugde kennen mens te zijn en anderen daartoe te helpen. Opvoeden is grootbrengen, tot zelfheid brengen, bevrijden uit benauwing, uit angst, uit kleinheid en onrijpheid, is losmaken, op weg zetten en laten gaan, is afscheid nemen, afstand doen, hen toevertrouwen aan het leven, aan ... henzelf, aan God. Opvoeden is een stukje van de schepping weer bij de Schepper brengen, een parel uit Gods hand gevallen weer in Zijn handen leggen. (F. Jansen)
Schoonheid De mensen zijn tot schoonheid opgeroepen.
De handen om schoonheid vorm te geven.
De geest om schoonheid te denken.
Het hart om schoonheid . in de wereld uit te dragen.
De ogen om schoonheid te horen.
(Scheppingslied Indianen)
van
de
Toas-
De handen om schoonheid vorm te geven.
Een klein geschenk
Een jonge vrouw uit Europa verbleef eens geruime tijd in China. Het was lente, toen zij in Sjanghai aankwam. Het was er afschuwelijk heet en de stank van riolen, vermengd met de lucht van soja-olie, was ondraaglijk. ln deze vreemde wereld voelde zij zich helemaal verloren. Er was niemand die naar haar omkeek, die haar ook maar eens vroeg hoe zij zich voelde. Ze mocht enkele dagen bij een Europese familie logeren, die Chinese bedienden hadden. De chef van de bedienden was de kok Ta-tsa-Fu, de grote keukenmeester. Op een avond, toen zij weer eens met een behuild gezicht op haar kamer zat, overhandigde Ta-tsa-Fu haar een klein je. Het was een Chinese munt, met een gat in het midden. Door dat gat waren vele kleurige wollen draden gestoken, die tot een vlecht waren samengeknoopt. De wollen draden, zo zei hij, zijn van mij en mijn vrouw, van de kamerbediende en zijn zus en van de ouders en broers van de oven-koelie. De jonge vrouw was verrast met dit en dankte hartelijk. Later legde men haar uit, dat elke wollen draad een uur geluk betekende. De kok was naar zijn vrienden gegaan en had hun gevraagd: ,,Wil jij van de gelukkige uren, die in het leven voor jou weggelegd zijn, een uur afstaan?" Daarop had de stoker, de kamerbediende en hun familieleden voor de vreemde Europese vrouw een wollen draad gegeven, als teken dat zij voor haar van hun geluk een uur wilden afstaan. Dat was een groot offer, want niemand van hen wist, welk uur in hun leven dit zou zijn. Het lot zou beslissen, of ze het uur zouden afgeven, waarop een rijk familielid hun een grote erfenis zou geven, of een gelukkig stervensuur of een van de gelukkige uren, die ze zo dikwijls samen doorbrachten bij het drinken van de rijstwijn. Blindelings en toch met wijd open ogen schonken ze een deel van hun leven aan de vreemdelinge. ln heel haar leven had de Europese vrouw nooit meer zo een cadeau gekregen, dat zij met dit had kunnen vergelijken. Vanaf deze dag voelde zij zich in China thuis. De munt met de kleurige wollen vlecht droeg zij jarenlang met zich mee, tot zij op zekere dag iemand leerde kennen, die er nog erger aan toe was dan zij in Shanghai. Toen nam zij een wollen draad, knoopte hem bij de anderen en gaf de munt door. (Joe Lederer)