2
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 4 Financiële implicaties van Hinder door Openbare Werken? .................................................................. 5 UNIZO-enquête Hinder door Openbare Werken, 2003-2013............................................................. 5 Conclusies ........................................................................................................................................... 6 Op welke manier tracht de overheid dit te remediëren? ....................................................................... 8 Welke maatregelen zijn er op dit moment? ....................................................................................... 8 Analyse van de maatregelen en vaststellingen................................................................................. 11 Conclusies ......................................................................................................................................... 20 UNIZO-Voorstellen ................................................................................................................................ 22 Bijlagen .................................................................................................................................................. 26
3
Inleiding Het zal u wel al overkomen zijn... Op een goeie zondagochtend komt u op het schitterende idee om uw vrouw eens te verwennen met een mooi boeket bloemen van haar geliefde bloemist. U stapt in uw wagen, een boeket laat zich immers niet makkelijk vervoeren, en rijdt naar de bloemist in het volgende dorp. U rijdt het dorp binnen en op het moment dat u de straat van de bloemist wil inrijden, staat er een wegversperring met de boodschap “wegomleiding wegens werken” en “handelaars bereikbaar”. Gezien de staat waarin het wegdek zich bevindt, twijfelt u of de “handelaars” wel degelijk “bereikbaar” zijn en maakt u rechtsomkeer. Een boeket van een andere bloemist zal ook wel volstaan realiseert u zich, het is immers het gebaar dat telt. Resultaat is dat u op zoek gaat naar een andere bloemist en de eerste op zoek mag gaan naar nieuwe klanten, pas nadat de werken voltooid zijn uiteraard. Uit onderzoek weten we dat openbare werken gemiddeld achttien maanden en twee weken duren. Het gevolg laat zich raden... Handelaars die geconfronteerd worden met openbare werken verliezen klanten en moeten vaak extra kosten maken om dat verlies enigszins te compenseren. De overheid voorziet wel in (gedeeltelijke) compensaties, maar die blijken in de praktijk vaak onvoldoende. Dit dossier werd opgebouwd rond de vraag naar de financiële implicaties voor KMO’s wanneer zij worden geconfronteerd met openbare werken. In een eerste deel wordt een overzicht gegeven van de financiële implicaties die openbare werken veroorzaken voor ondernemers op basis van twee enquêtes die UNIZO heeft uitgevoerd bij haar leden in 2003 en 2013. Vervolgens zal een overzicht worden gegeven van de compensatiemaatregelen die op dit moment bestaan, zowel federaal als Vlaams/Brussels en volgt ook een cijfermatige analyse van deze maatregelen. Tot slot worden op basis van de vaststellingen een aantal voorstellen gedaan.
4
Financiële implicaties van Hinder door Openbare Werken? UNIZO-ENQUÊTE HINDER DOOR OPENBARE WERKEN, 2003-2013 In 2003 deed UNIZO een enquête bij 110 ondernemers die recentelijk geconfronteerd werden met openbare werken, verspreid over Vlaanderen en waarin onder andere werd gepeild naar de financiële implicaties van openbare werken op hun handelszaak. In 2013 voerde UNIZO opnieuw een enquête uit bij 306 ondernemers, verspreid over Vlaanderen, die recent te maken hebben gehad met openbare werken. Daarbij werd gekeken naar vijf parameters om de financiële impact te meten: met name de omzetdaling; kosten gemaakt om verlies te beperken; materiële schade; moeilijkheden bij het verkrijgen van kredieten en ontslag van personeel ten gevolge van de werken. Tabel 1: Vergelijking financiële implicaties UNIZO-enquête 2003 en 2013 2003
2013 Tijdens de werken
Na de werken
Omzetdaling
72%
73%
24,5%
Kosten om verlies te beperken
12%
15%
2,9%
Materiële schade
11%
14,7%
8,2%
Moeilijkheden bij verkrijgen van krediet
2%
2%
1,6%
Ontslag
2%
Arbeiders: 3,6%
Arbeiders: 1,0%
Bedienden: 3,6%
Bedienden: 0,3%
Bron: UNIZO
5
OMZETDALING In 2003 gaf 72% van de ondervraagden aan een omzetdaling te hebben geleden als gevolg van (lopende) werken. In 2013 gaf 73% van de ondervraagden aan omzetdaling te hebben geleden tijdens de werken en bijna een kwart van de ondervraagden gaf aan dat er na de werken nog steeds sprake was van omzetdaling. Redenen hiervoor kunnen velerlei zijn: klanten hebben intussen een nieuwe handelszaak gevonden of er is bijvoorbeeld gesnoeid in parkeermogelijkheden ten gevolge van de werken. KOSTEN OM VERLIES TE BEPERKEN In 2003 gaf 12% van de ondervraagden aan kosten te hebben gemaakt om het verlies enigszins te beperken. Die kosten kunnen bijvoorbeeld bestaan uit: het organiseren van speciale acties, extra publiciteit, zelf bewegwijzering voorzien, tijdelijke verhuis, handelszaak toegankelijker proberen maken, belevering aan huis,…. In 2013 steeg dit percentage licht naar 15% tijdens de werken en 2,9% na de werken. MATERIËLE SCHADE Zeer problematisch is ook dat 1 op 10 van de getroffen ondernemers aangeeft materiële schade te lijden als gevolg van de werken. Bijvoorbeeld barsten in muren, stof,…. In de enquête van 2013 stijgt dit percentage zelfs tot 14,7% van de ondervraagde ondernemers. MOEILIJKHEDEN BIJ HET VERKRIJGEN VAN KREDIETEN In 2003 en 2013 geeft 2% van de ondervraagden aan moeilijkheden te hebben ondervonden bij het verkrijgen van kredieten. ONTSLAG In 2003 gaf 2% van de ondervraagde ondernemers aan, personeel te hebben ontslagen als gevolg van openbare werken. In 2013 steeg dit percentage tot 7,2%. Openbare werken en de economische crisis zijn dus factoren die elkaar versterken om personeel te ontslaan.
CONCLUSIES Uit bovenstaande cijfers blijkt duidelijk de enorme financiële implicaties die openbare werken veroorzaken voor ondernemers. Niet enkel lijden zij schade tijdens de werken door klantenverlies, door materiële schade als gevolg van de werken of door extra kosten die zij moeten maken. Maar
6
ook na het beëindigen van de werken blijft men schade ondervinden in de zin van een blijvende omzetdaling (klanten hebben intussen hun weg gevonden naar een andere zaak) en men ondervindt moeilijkheden bij het verkrijgen van krediet dat men nodig heeft om zijn zaak nieuw leven in te blazen.
7
Op welke manier tracht de overheid dit te remediëren? WELKE MAATREGELEN ZIJN ER OP DIT MOMENT? FEDERAAL: INKOMENSCOMPENSATIEVERGOEDING De Inkomenscompensatievergoeding is een vergoeding die ondernemingen kunnen aanvragen wanneer zij worden geconfronteerd met openbare werken in de buurt van hun handelszaak en die (minstens gedeeltelijk) de schade moet compenseren die een onderneming hierdoor lijdt. De vergoeding werd ingevoerd bij Wet van 3 december 2005 betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van openbare werken (hierna: Wet Dedecker). De maatregel richt zich tot kleine ondernemingen (minder dan 10 personeelsleden, jaarlijks omzetcijfer en balanstotaal lager of gelijk aan € 2 miljoen) met als hoofdactiviteit de rechtstreekse verkoop of het aanbieden van diensten aan consumenten of kleine gebruikers, waarbij een rechtstreeks en persoonlijk contact vereist is, dat, in normale omstandigheden, plaatsvindt in de gebouwde inrichting. De ondernemer heeft recht op de vergoeding voor zover er geen andere beroepsinkomsten zijn; de hinder tot gevolg heeft dat de opening van de zaak nutteloos is voor een periode van minstens zeven dagen en de onderneming moet effectief gesloten zijn. De Inkomenscompensatievergoeding is bestemd voor alle zelfstandigen werkzaam in de onderneming, met inbegrip van de meewerkende partners. Binnen eenzelfde zaak kunnen dus meerdere zelfstandigen de vergoeding genieten. De onderneming die hierop aanspraak wenst te maken, moet eerst een hinderattest aanvragen bij de gemeente. De gemeente is verplicht om dit document, op verzoek, uit te reiken wanneer er openbare werken aan de gang zijn en de toegang tot de inrichting wordt belemmerd, verhinderd of ernstig bemoeilijkt is. En wanneer de werken tot gevolg hebben dat hetzij geen enkele van de reglementair aangelegde openbare parkeerplaatsen benut kan worden van de straat waarin de inrichting is gelegen; hetzij geen enkele van de reglementair aangelegde openbaar parkeerplaatsen
8
benut kan worden in een straal van 100 meter rond enige toegang tot de inrichting; hetzij een toegangsweg tot de inrichting wordt afgesloten voor doorgaand verkeer in één of twee richtingen.1 Met dit attest doet de ondernemer vervolgens een aanvraag bij het Participatiefonds om de uiteindelijke vergoeding te bekomen. De vergoeding voor 2013 bedraagt € 75,55 per dag, vanaf de achtste sluitingsdag. VLAANDEREN: RENTETOELAGE De Rentetoelage is een toelage die de Vlaamse overheid betaalt op de rente van leningen die ondernemingen, die met openbare werken worden geconfronteerd, afsluiten of hebben afgesloten. De mogelijkheid tot het bekomen van een Rentetoelage in het kader van hinder door openbare werken werd ingevoerd bij Decreet van 7 juli 2006 houdende toekenning van een rentetoelage voor ondernemingen die lijden onder de verstoorde bereikbaarheid ten gevolge van hinder door openbare werken. KMO’s met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest, die worden getroffen door openbare werken, kunnen vanaf 10 juli 2007 een Rentetoelage aanvragen bij het Agentschap Ondernemen. Op basis van het decreet moeten de kleine en middelgrote ondernemingen die in aanmerking willen komen, voldoen aan volgende voorwaarden: (huidige) tewerkstelling: minder dan 250 VTE (= voltijdse equivalenten); jaaromzet minder dan € 50 miljoen; balanstotaal minder dan € 43 miljoen euro. Deze criteria zijn gebaseerd op de Europese KMO-verordening2. Om aanspraak te kunnen maken op de Rentetoelage moet het krediet ontvankelijk zijn en moet er sprake zijn van “verstoorde bereikbaarheid” die door de gemeente wordt geattesteerd in een hinderattest. Dit attest wordt door het Agentschap Ondernemen rechtstreeks opgevraagd bij de gemeente en niet door de ondernemer zelf zoals bij de Inkomenscompensatievergoeding. De mate van hinder of de perimeter waarin de openbare werken moeten plaatsvinden, is niet wettelijk bepaald in tegenstelling tot de Inkomenscompensatievergoeding. De Vlaamse Regering heeft geen gebruik gemaakt van de opening die hier werd gemaakt in het Decreet om dit begrip zelf verder in te vullen. De minimale duurtijd van de openbare werken is één maand om voor de Rentetoelage in aanmerking te komen. De Rentetoelage bedraagt maximaal 80 % van de totale rentekosten en (jaarlijks) 8 % van het geleende bedrag (uitgezonderd kaskredieten). In bepaalde gevallen wordt de Rentetoelage met terugwerkende kracht verhoogd tot 100% van de totale rentekosten. Aanvankelijk gold deze 1
Artikel 6§3 Wet Dedecker. Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EGVerdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen. 2
9
maatregel enkel voor nieuwe overbruggingskredieten maar vanaf 1 januari 2011 werd ze uitgebreid naar bestaande beroepsleningen die voor de start van de openbare werken werden aangegaan. Het Agentschap Ondernemen is belast met het opvragen van de hinderattesten bij de gemeenten en de behandeling en goedkeuring van de dossiers. BRUSSEL: RENTETOELAGE Een Rentetoelage is een toelage die de Brusselse overheid betaalt op de rente van leningen die ondernemingen, die met openbare werken worden geconfronteerd, afsluiten of hebben afgesloten. De Brusselse Rentetoelage werd ingevoerd bij Ordonnantie betreffende de economische expansie van 13 december 2007 en Besluit van de Brusselse Regering van 13 november 2008 betreffende de steun aan ondernemingen tijdens werken aan de openbare weg. De ondernemingen die in aanmerking komen zijn micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Een micro-onderneming telt minder dan 10 VTE’s, en heeft een omzet van € 2miljoen of minder, een middelgrote onderneming telt minder dan 250 VTE’s telt en heeft een omzet van € 50 miljoen of minder. Deze definitie is gebaseerd op de Europese definitie, zoals vervat in de KMO-verordening.3 Ondernemingen kunnen een beroep doen op deze steunmaatregel indien er sprake is van “verstoorde bereikbaarheid” die niet korter mag zijn dan twee maand. De steun bedraagt 4% van het ingeschreven kapitaal in het kader van het kaskrediet of krediet op korte termijn, met een minimum van € 400 en een maximum van € 4.000. In tegenstelling tot de Inkomenscompensatievergoeding en de Vlaamse Rentetoelage moet geen hinderattest opgevraagd worden maar moet de aanvrager zelf informatie verschaffen over de werken in het aanvraagformulier. Het Bestuur Economie en Werkgelegenheid is het bevoegde orgaan dat beslist over de toekenning van de steun. VLAANDEREN: WAARBORGREGELING De Waarborgregeling is een maatregel waarbij de Vlaamse overheid zich garant stelt voor een bepaald deel van een lening die ondernemingen, die worden geconfronteerd met openbare werken, afsluiten of hebben afgesloten.
3
Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EGVerdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen. 10
Bij openbare werken zijn handelaars soms moeilijk bereikbaar. Daardoor hebben zij minder inkomsten en krijgen zij vaak moeilijk toegang tot bankkredieten. Om hieraan tegemoet te komen werkte de Vlaamse overheid de Waarborgregeling uit bij Decreet van 6 februari 2004 betreffende de Waarborgregeling. Kleine, middelgrote en grote ondernemingen kunnen een beroep doen op de Waarborgregeling. Financiële instellingen die werden erkend als waarborghouders, kunnen leningen toekennen ter financiering van het bedrijfskapitaal of ter herfinanciering van lopende schulden op korte termijn, die voor maximaal 75 % kunnen worden gewaarborgd door de Vlaamse overheid. In tegenstelling tot de andere waarborgregeling is deze in het kader van openbare werken gratis. De minimale duurtijd van de werken is één maand. Vanaf 2009 dient men geen omzetverlies meer aan te tonen, zoals bij de Rentetoelage sinds 2008. De Waarborgregeling valt onder de bevoegdheid van PMV, maar het is de bank die uiteindelijk zal beslissen of een ondernemer in aanmerking komt voor de Waarborgregeling.
ANALYSE VAN DE MAATREGELEN EN VASTSTELLINGEN INKOMENSCOMPENSATIEVE RGOEDING
Bedragen, vergoede dagen en dossiers Bij de start van de regeling werden voor gans België slechts 86 dossiers goedgekeurd. Tussen 2009 en 2011 is er wel een spectaculaire stijging geweest van het aantal dossiers, zoals blijkt uit onderstaande tabel. In 2009 werden 748 dossiers goedgekeurd, 1.158 in 2010 en 1.289 in 2011. Voor 2012 werden maar 1.102 dossiers ingediend en goedgekeurd, die daling ten aanzien van 2011 kan verklaard worden door het pre-verkiezingsjaar waarin traditioneel nog heel wat openbare werken op poten worden gezet. In 2012 was het aantal dossiers lager dan in 2011, maar het gemiddeld uitgekeerd bedrag per dossier was wel hoger. In 2011 werd gemiddeld € 1.897 uitgekeerd per dossier en in 2012 € 1.943. Het gemiddeld aantal sluitingsdagen per dossier is 26 dagen voor 2011 en 2012.
11
Tabel 2: Bedragen, vergoede dagen en dossiers Inkomenscompensatievergoeding (2007-2013)
In bedragen (EUR) In aantal dossiers/schijven Gemiddeld bedrag per dossier In aantal vergoede dagen
2007
2008
2009
2010
2011
2012
143.905
417.347
1.418.480
1.921.656
2.445.718
2.142.258
313.309
86
159
748
1.158
1.289
1.102
174
1.673
2.624
1.896
1.659
1.897
1.943
1.800
20.264
27.523
34.139
28.969
4.147
12.698
2013 (3 maanden)
Bron: Participatiefonds
Onontvankelijke of geweigerde dossiers Tabel 3: Onontvankelijke of geweigerde dossiers Inkomenscompensatievergoeding (2007-2013) 2007-2008 In aantal dossiers In procent
2009
2010
2011
2012
2013 (3maanden)
233
124
123
157
143
11
51,2%
14,2%
9,6%
10,8%
11,4%
5,9%
Bron: Participatiefonds
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat in de beginfase zeer veel dossiers onontvankelijk werden verklaard, namelijk 51% voor 2007 en 2008 samen. In 2011 en 2012 werd nog steeds bijna 11% van de dossiers onontvankelijk verklaard of geweigerd omwille van een andere reden. De redenen voor de niet ontvankelijkheid of weigering van dossiers zijn voornamelijk de volgende4: Hinderattest ontbreekt of is onvolledig; Verkeerde informatie of informatie van de gemeentebesturen die de zelfstandigen laattijdig bereikt; Niet-naleving van de termijn van 14 of 7 dagen tussen het versturen van de aanvraag en de sluiting van de inrichting; Sluiting van minder dan 14 of 7 kalenderdagen; Aanvraag met terugwerkende kracht; Andere inkomsten en/of meerdere uitbatingsadressen; Geen sluiting van de inrichting; De aanvrager heeft niet het zelfstandig statuut in hoofdberoep; Geen antwoord binnen de wettelijke termijnen op de vraag tot bijkomende inlichtingen.
4
Bron: Participatiefonds. 12
Verdeling per provincie In 2011 werd procentueel het grootst aantal dossiers goedgekeurd voor Henegouwen met 37%, gevolgd door West-Vlaanderen met 29% en vervolgens Oost-Vlaanderen met 7%. Brussel is maar goed voor 6% van de ingediende dossiers. Dit betekent dus dat 66% van de dossiers, aanvragen waren die uit twee provincies kwamen. Een gelijkaardige tendens tekende zich af voor 2010. In 2010 kwam 35% van de dossiers uit Henegouwen, 26% uit West-Vlaanderen, 12% uit Oost-Vlaanderen en 2,8% uit Brussel. Op gewestelijk niveau betekent dit dat 51% uit Vlaanderen kwam, 42% uit Wallonië en 6% uit Brussel. Tabel 4:Verdeling inkomenscompensatie over de provincies (2007-2011) 2007 Brussel
2008
2009
2010
2011
4
14
40
33
78
19
8
80
65
74
Vlaams-Brabant
7
12
26
59
43
West-Vlaanderen
30
66
308
297
380
Oost-Vlaanderen
9
27
102
96
89
Limburg
5
10
44
142
75
Waals-Brabant
0
0
5
2
8
Henegouwen
3
2
102
402
479
Luik
7
18
7
26
44
Luxemburg
2
1
11
0
4
Namen
0
1
23
36
15
TOTAAL
86
159
748
1.158
1.289
Antwerpen
Bron: Participatiefonds obv. parlementaire vraag.
13
Aantal sluitingsdagen Tabel 5: Aantal sluitingsdagen 2012 7 dagen % Aantal dossiers
> 7 dagen 1%
50%
> 1maand 21%
> 3maand 20%
> 6maand
> 1jaar
6%
2%
Bron: Participatiefonds
De helft van de ingediende dossiers heeft geleid tot een sluiting tussen 7 en 30 kalenderdagen. Eén op 4 heeft zijn zaak gedurende 1 en 3 maand gesloten en nog eens 1 op 4 heeft tussen 3 en 6 maand gesloten. Voor 2012 betekent dit een gemiddelde van 27 sluitingsdagen. Verdeling per sector In 2011 kwam het grootst aantal dossiers uit de groot- en kleinhandel, gevolgd door de horeca. Tabel 6: verdeling inkomenscompensatie per sector voor 2011 Activiteitssector
Aantal dossiers/schijven
Groot- en kleinhandel
1.095
Hotels en restaurants
813
Verwerkende industrie
137
Andere dienstenactiviteiten
113
Administratieve en ondersteunende activiteiten
98
Bron: Participatiefonds obv. parlementaire vraag
Financiering De maatregel wordt gefinancierd op basis van een dotatie van de FOD Economie aan het Participatiefonds. Het bedrag dat gebudgetteerd was voor 2012 bedroeg € 1.029.000, het bedrag van de uitgekeerde vergoedingen echter bedroeg € 2.445.718. De toegekende dotatie is dus ruimschoots onvoldoende waardoor het Participatiefonds uit zijn eigen middelen moet putten om de vergoedingen te kunnen uitkeren. Het bedrag dat op dit moment gebudgetteerd is voor 2013 bedraagt € 2.400.000. De Wet Dedecker voorzag oorspronkelijk in een medefinanciering van de maatregel door de bouwheren. Maar voor facturen opgemaakt vanaf 1 januari 2010 moet de bouwheer geen bijdrage meer betalen.
14
Controle op toepassing van de sluiting Van 1 januari 2007 tot 31 maart 2013 werden 31 inbreuken vastgesteld op 223 controles ter plaatse. Het totaal geëiste bedrag aan minnelijke schikkingen bedraagt € 56.320,61 maar het totaal ontvangen bedrag bedraagt slechts € 26.216,26. Dit betekent dat de helft van de voorgestelde minnelijke schikkingen niet betaald werd. RENTETOELAGE (VLAANDEREN) Aantal dossiers Tabel 7: Aantal dossiers Rentetoelage (2007-2012) 2007
2008
2009
2010
2011
2012
Antwerpen
1
0
5
5
55
66
Limburg
0
0
3
4
39
54
Oost-Vlaanderen
0
0
6
5
51
92
West-Vlaanderen
0
1
12
9
132
112
Vlaams-Brabant
0
0
3
3
15
43
TOTAAL
1
1
29
26
292
367
Bron: Agentschap Ondernemen
Uit bovenstaande cijfers blijkt duidelijk dat de maatregel aanvankelijk weinig succes kende bij zijn opstart en pas vanaf 2011 een goede start heeft genomen. Voor 2007 en 2008 is er slechts sprake van 2 toekenningen voor een bedrag van € 555 in 2007 en € 5.000 in 2008 (zie tabel 9). In 2008 kwam er dan ook een eerste bijsturing van het decreet. Vanaf 2008 diende er geen omzetdaling meer te worden aangetoond, zoals bij de Waarborgregeling en is de minimale duurtijd van de openbare werken gehalveerd tot één maand. In 2011 kwam er een tweede aanpassing aan het decreet. Vanaf 1 januari 2011 kan de Rentetoelage ook gebruikt worden voor reeds bestaande leningen en niet enkel voor nieuw afgesloten leningen. Deze wijziging heeft logischerwijze gezorgd voor een enorme stijging van het aantal dossiers naar 292 in 2011 en 367 voor 2012.
15
Tabel 8: Gemiddelde steun Rentetoelage per dossier en per provincie (2007-2012) 2007 Antwerpen
2008
2009
2010
2011
2012
555
0
16.207,94
3.492,70
8.348,89
7.488,20
Limburg
0
0
3.854,58
5.125,28
10.472,41
7.968,27
Oost-Vlaanderen
0
0
3.229,12
13.772,66
9.036,93
10.369,88
West-Vlaanderen
0
5.000
8.646,65
10.127,30
7.830,52
9.694,56
Vlaams-Brabant
0
0
18.632,09
7.100,84
6.578,12
7.749,74
555
5.000
9.366,70
8.433,70
8.427,39
8.991,96
TOTAAL Bron: Agentschap Ondernemen
Tabel 9: Totale steun Rentetoelage per provincie (2007-2012) 2007 Antwerpen
2008
2009
2010
2011
2012
555
0
81.039,72
17.463,50
459.188,77
494.220,97
Limburg
0
0
11.563,75
20.501,12
408.423,80
430.286,63
Oost-Vlaanderen
0
0
19.374,72
68.863,32
460.883,55
956.513,05
West-Vlaanderen
0
5.000
103.759,79
91.145,74
1.033.629,12
1.085.790,69
Vlaams-Brabant
0
0
55.896,28
21.302,52
98.671,74
333.238,65
555
5.000
271.634,26
219.276,20
2.460.796,98
3.300.049,99
TOTAAL
Bron: Agentschap Ondernemen
Uit bovenstaande tabellen blijkt dat de provincie West-Vlaanderen koploper is op het vlak van aanvragen Rentetoelage in 2012, met 112 toekenningen voor een totaal bedrag aan steun van € 1.085.790,69 en een gemiddelde steun per dossier van € 9.694,56. West-Vlaanderen is daarbij goed voor 40% van de nieuwe aanvragen en toegekende steun in 2012. De provincie Vlaams-Brabant kreeg het minst toekenningen. Amper 43 dossiers werden goedgekeurd voor Vlaams-Brabant, wat neerkomt op een toegekende steun van € 333.238,65 en een gemiddelde steun per dossier van € 7.749,74. Op een parlementaire vraag aan Minister-President Kris Peeters, naar het succes van de maatregel in West-Vlaanderen, antwoordde die “dat er geen eenduidige verklaring is voor het grotere succes van 16
de rentetoelage in die provincie. Wel is het is zo dat er in 2011 in deze provincie op heel wat plaatsen openbare werken aan de gang waren). Eens het bestaan en de mogelijkheden van de Rentetoelage werden opgepikt door de ondernemer/handelaar dan wel door diens entourage (van boekhouders en bankfiliaalhouders) was het slechts een kwestie van tijd totdat collega-handelaars uit dezelfde straat ook de Rentetoelage aanvroegen bij Agentschap Ondernemen, aldus de Minister-President.”5 (zie bijlage 2) Daarbij dient onderstreept te worden dat UNIZO de voorbije jaren sterk heeft ingezet op hinder door openbare werken, o.a. door de inzet van bereikbaarheidsadviseurs in West-Vlaanderen, Limburg en Antwerpen. In 2009 lanceerde UNIZO onder leiding van de toenmalige UNIZO-bereikbaarheidsadviseur voor West-Vlaanderen, een engagementsverklaring voor steden en gemeenten. De bedoeling was om steden en gemeenten te engageren om rekening te houden met aspecten van minder hinder bij het plannen van openbare werken. Deze engagementsverklaring hield o.a. in dat steden en gemeenten actief informatie zouden verstrekken over compensatiemaatregelen op het vlak van openbare werken in hun communicatie over de werken. Conclusie is dat de maatregel nog steeds een beperkt succes kent, ook na de versoepeling van de regeling in 2011 naar bestaande leningen. Op een parlementaire vraag naar deze vaststelling antwoordde Minister-President Kris Peeters dat “dit verklaard kan worden door de zeer smalle basis van de doelgroep die uiteindelijk voor de Rentetoelage in aanmerking komt. Terwijl doorgaans vier op de tien van alle Vlaamse steden en gemeenten worden geconfronteerd met zware openbare werken die frequent tussen de een à twee jaar in beslag nemen, richt de maatregel zich momenteel uitsluitend naar die ondernemingen die zelf over onvoldoende reserves beschikken en naar de bank moeten stappen op zoek naar een oplossing van hun liquiditeitsprobleem. Als er al kredieten lopen, is het niet evident dat de bank nog met een nieuw krediet over de brug zal willen komen. In de nasleep van de financieel-economische crisis zijn banken ook strenger geworden in de beoordeling van kredietrisico’s.”6
Motivatie indienen dossiers Uit de contacten met de betrokken partijen en de screening van de aanvragen door het Agentschap Ondernemen is gebleken dat de volgende factoren een determinerende rol spelen in de beslissing van de zelfstandige of ondernemer om de Rentetoelage al dan niet aan te vragen7: Kennis over de maatregel via stad/gemeente of via collega-handelaars uit dezelfde straat; Duur van de openbare werken en graad van hinder die de werkzaamheden veroorzaken; Ontleend bedrag, datum van de kredietcontracten en bestemming van de kredieten; 5 6 7
Parlementaire vraag Griet Smaers, vraag nr. 233 van 27 februari 2012. Idem Idem 17
Ingewikkeldheid van de procedure; Beschikbare tijd; Hulp van de bank, boekhouder of middenveldorganisatie; Individuele houding tegenover de administratie en subsidies.8
Financiering Wat betreft financiering is de Rentetoelage volgens Minister-President Kris Peeters “een nichemaatregel voor een strikt afgelijnde doelgroep en is om die reden budgettair relatief goed beheersbaar”. De Rentetoelage zit nu op kruissnelheid en kost naar schatting jaarlijks zo’n 2 à 2,5miljoen €.9
RENTETOELAGE (BRUSSEL) Tabel 10: Aantal dossiers Rentetoelage (2009-2011) 2009
2010
2011
Aantal dossiers
5
2
2
Aantal dossiers met gunstig advies
0
2
1
Bron: Jaarverslag Bestuur Economie en Werkgelegenheid (2011)
Uit bovenstaande cijfers blijkt dat er zeer weinig gebruik wordt gemaakt van de Rentetoelage in Brussel, vermoedelijk omwille van zijn beperkte bekendheid. De maatregel maakt deel uit van een groter geheel, namelijk de steunmaatregelen voor bedrijven, die ook betrekking hebben op steun voor opleiding, investeringen en consultancy zoals vervat in de Ordonnantie Economische Expansie. Een aparte communicatie ten aanzien van de getroffen ondernemers is zo goed als onbestaande. De financiële tussenkomst is ook beperkter, zowel wat het bedrag, als de looptijd van de kredieten betreft. De procedure is nochtans eenvoudig.
8 9
Parlementaire vraag Lode Vereeck, vraag nr. 302 van 2 juli 2010. Parlementaire vraag van Griet Smaers, vraag nr. 233 van 27 februari 2013. 18
WAARBORGREGELING Aantal dossiers en waarborgbedragen Tabel 11: Aantal verbintenissen en bedragen Waarborgregeling (2005-2012) Jaar
Aantal verbintenissen
Investeringsbedrag
Kredietbedrag
Waarborgbedrag
Gemiddelde duur waarborg (in jaren)
2005
1
€ 150.000,00
€ 150.000,00
€ 112.500,00
5,00
2006
3
€ 66.000,00
€ 51.000,00
€ 38.250,00
2,33
2007
1
€ 12.500,00
€ 12.500,00
€ 9.375,00
5,00
2009
5
€ 126.000,00
€ 116.000,00
€ 84.500,00
2,80
2010
1
€ 10.000,00
€ 10.000,00
€ 7.500,00
2,00
2011
5
€ 290.000,00
€ 290.000,00
€ 217.500,00
3,40
2012
5
€ 477.500,00
€ 477.500,00
€ 304.375,00
4,20
21
€ 1.132.000,00
€ 1.107.000,00
€ 774.000,00
3,38
TOTAAL Bron: PMV
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er op 7 jaar tijd slechts 21 dossiers zijn ingediend en goedgekeurd onder de Waarborgregeling voor een totaal waarborgbedrag van € 774.000. De gemiddelde duur van de waarborg is ook relatief beperkt wanneer we die bekijken over 7 jaar, met een gemiddelde van 3,38 jaar. Daarenboven blijken de investeringsbedragen ook eerder aan de lage kant te zijn met een gemiddelde van € 160.857. Sinds 1 juli 2009 moet de ondernemer geen omzetverlies meer aantonen (zoals bij de Rentetoelage) om aanspraak te kunnen maken op de voordelige Waarborgregeling bij hinder door openbare werken en is er een schrapping van de verplichting dat de kredietnemer onderworpen moet zijn aan de BTW en een BTW-inschrijvingsnummer moet hebben. Het is dan ook vooral vanaf 2009 dat het aantal verbintenissen begint te stijgen, zoals blijkt uit bovenstaande cijfers. Een verklaring voor het beperkte aantal dossiers kan gezocht worden in ofwel de beperkte bekendheid van de maatregel ofwel de weinig interessante voorwaarden. Aangezien de Waarborgregeling standaard wordt vermeld als de derde compensatiemaatregel naast de Inkomenscompensatievergoeding en de Rentetoelage kunnen we uitsluiten dat enkel de beperkte bekendheid aan de basis ligt van het beperkt aantal dossiers.
19
Uitgaven Sinds de start van de Waarborgregeling tot 31 december 2011, dienden er voor 3 verbintenissen een tussenkomst te worden betaald voor een totaalbedrag van € 82.811,57.
Verdeling over de provincies Tabel 12: Aantal verbintenissen Waarborgregeling per provincie (2005-2011) 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
TOTAAL
Antwerpen
1
2
0
0
2
0
2
7
Limburg
0
0
0
0
1
1
0
2
Oost-Vlaanderen
0
0
0
0
0
0
1
1
West-Vlaanderen
0
1
1
0
2
1
1
6
Vlaams-Brabant
0
0
0
0
0
0
1
1
TOTAAL
1
3
1
0
5
2
5
17
Bron: PMV
Wanneer we de verdeling van de Waarborgregeling per provincie bekijken, zien we dat provincie Antwerpen koploper is met 7 verbintenissen, gevolgd door de provincie West-Vlaanderen met 6 verbintenissen. Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen delen de laatste plaats met elk slechts 1 dossier.
CONCLUSIES Het aantal dossiers Inkomenscompensatievergoeding stijgt jaar na jaar met 2011 als hoogtepunt. Uit cijfers van het Participatiefonds blijkt ook dat de financiering van de maatregel, op basis van een dotatie van de FOD Economie ruimschoots onvoldoende is en het Participatiefonds voor bijna de helft van de dossiers moet putten uit eigen middelen. Het aantal onontvankelijke of geweigerde dossiers schommelt rond de 11%. Het aantal goedgekeurde dossiers is min of meer gelijk verdeeld over de gewesten maar er zijn grote verschillen op provinciaal niveau. West-Vlaanderen en Henegouwen zijn koploper. In 2011 en 2012 sloten ondernemers gemiddeld 26 dagen hun zaak als gevolg van hinder door openbare werken. Het grootst aantal dossiers kwam uit de groot- en kleinhandel, gevolgd door de horeca in 2011.
20
De Vlaamse Rentetoelage kende een zeer bescheiden start in 2007 maar door aanpassingen in 2008 en 2011 won de maatregel stilaan aan populariteit. Voor 2011 werden 292 dossiers goedgekeurd en voor 2012 367. Daarnaast stellen we vast dat de provincie West-Vlaanderen koploper is in de aanvragen voor de Vlaamse Rentetoelage. De verklaring hiervoor kan gevonden worden in het grote aantal openbare werken in die provincie, de “mond-aan-mond”-reclame voor de maatregel en de aanwezigheid van een UNIZO-bereikbaarheidsadviseur in West-Vlaanderen. De Rentetoelage kostte € 3,3 miljoen in 2012, een hoger bedrag voor Vlaanderen dus dan de kost voor de Inkomenscompensatievergoeding voor gans België in datzelfde jaar. Die bedroeg slechts € 2;1 miljoen. De Brusselse Rentetoelage heeft een zéér marginale impact met een totaal van 3 gunstige dossiers op 9 ingediende dossiers, op 3 jaar tijd. De Waarborgregeling is een maatregel met een marginale impact, die op 7 jaar tijd slechts 21 ondernemers heeft weten te bereiken. De verklaring hiervoor is te vinden in de weinig interessante voorwaarden die verbonden zijn aan een Waarborgregeling. Antwerpen is koploper op het vlak van verbintenissen maar het verschil is eigenlijk marginaal gezien het beperkte aantal dossiers. Sinds de start van de Waarborgregeling tot 31 december 2011, dienden er voor 3 verbintenissen een tussenkomst te worden betaald voor een totaalbedrag van € 82.811,57.
21
UNIZO-Voorstellen In het kader van de zesde staatshervorming zal het Participatiefonds en daarbij dus ook de Inkomenscompensatievergoeding worden overgedragen naar de Gewesten. Dit is het uitgelezen moment om in Vlaanderen en Brussel echt werk te maken van een decretale regeling in het kader van openbare werken, waarbij de bestaande vergoedingssystemen, evenals de verplichtingen van gemeenten in het kader van openbare werken (momenteel opgenomen in de Wet Dedecker) worden gecoördineerd in één decreet. Heel concreet doet UNIZO een aantal voorstellen op korte termijn met betrekking tot de Inkomenscompensatievergoeding en Nadeelcompensatie. VEREENVOUDIG DE PROCEDURE TOT TOEKENNING INKOMENSCOMPENSATIEVE RGOEDINGEN EN BREIDT DE VERGOEDING UIT
VAN
Uit bovenstaande cijfers bleek dat het succes van de Inkomenscompensatievergoeding, hoewel een interessant instrument, toch eerder beperkt blijft. Volgens UNIZO zou men meer ondernemers kunnen bereiken indien men de procedure zou vereenvoudigen, de vergoeding zou uitbreiden en de voorwaarden zou versoepelen. -
Vereenvoudig de aanvraagprocedure
Zoals bleek uit bovenstaande analyse heeft men zowel voor de aanvraag van een Rentetoelage als voor de aanvraag van een Inkomenscompensatievergoeding een hinderattest nodig van de gemeente. Maar in het kader van de Rentetoelage is het het Agentschap Ondernemen zelf dat dit document zal opvragen bij de gemeente. Uit de praktijk blijkt immers dat gemeenten vaak niet op de hoogte zijn van dit attest of dit verkeerdelijk invullen met als resultaat dat het dossier van de ondernemer wordt geweigerd bij het Participatiefonds. UNIZO stelt voor om dit probleem te ondervangen door het Participatiefonds zelf de opdracht geven om de hinderattesten op te vragen bij de gemeente. -
Vergoeding vanaf de eerste dag
Op basis van de Wet Dedecker heeft men slechts recht op een Inkomenscompensatievergoeding vanaf de achtste sluitingsdag. Met andere woorden, men moet eerst 7 dagen sluiten, zonder enig recht op een vergoeding, alvorens men zijn rechten onder de Wet Dedecker kan doen gelden.
22
UNIZO stelt voor om het recht op een vergoeding te laten gelden vanaf de 1e dag sluiting. -
Schaf de strikte termijnen voor aanvraag af
Onder de huidige wet is men verplicht om de aanvraag tot vergoeding 7 dagen voor de sluiting in te dienen. Wanneer men zijn aanvraag indient, heeft het Participatiefonds vervolgens 30 werkdagen (met andere woorden 6 weken) de tijd om de ontvankelijkheid na te gaan en dan nog eens 15 werkdagen om te beslissen over de grond van het dossier. UNIZO stelt voor om deze rigide regeling te versoepelen, waarbij de zelfstandige de aanvraag indient wanneer hij wil en dan een vergoeding ontvangt van de eerste werkdag ná het ontvangen van de aanvraag door het Participatiefonds. Momenteel moet men dus maximum 9 weken wachten op een finale beslissing van het Participatiefonds. Deze termijn wordt vooral problematisch wanneer steden en gemeenten talmen met het informeren van de handelaars bij het plannen van openbare werken. Daarom vraagt UNIZO dat men werk maakt van het verkorten van de termijnen bij de aanvraag van een dossier. -
Maak de Inkomenscompensatievergoeding belastingvrij
UNIZO vraagt dat de regering werk maakt van het belastingvrij maken van de Inkomenscompensatievergoeding voor het aanslagjaar 2014. Met een uitgave van € 2.142.258 voor 2012 aan vergoedingen, zou deze maatregel slechts € 1.071.129 kosten. VERANKER DE “NADEELCOMPENSATIE” NAAR NEDERLANDS MODEL In Nederland bestaat er zoiets als een “nadeelcompensatie”, waar ondernemers een beroep kunnen op doen wanneer zij schade lijden als gevolg van rechtmatig overheidsoptreden (lees: openbare werken), gebaseerd op het algemeen beginsel van de gelijkheid van openbare lasten. Het gelijkheidsbeginsel is een algemeen aanvaard beginsel dat degene die in vergelijking met anderen onevenredig zwaar wordt getroffen door rechtmatig overheidsoptreden, hiervoor een vergoeding kan bekomen. Belangrijk is wel dat dit een regeling is die enkel in uitzonderlijke gevallen van toepassing zal zijn en dus slechts als aanvulling kan fungeren ten aanzien van de bestaande vergoedingsregelingen. De voorwaarden zijn tweeledig. Ten eerste moet er sprake zijn van “abnormale lasten”, dit betekent dat de schade buiten het normale maatschappelijke of normale bedrijfsrisico moet vallen om voor vergoeding in aanmerking te komen. Daarnaast moet er sprake zijn van “speciale lasten”, die op een beperkte groep burgers of instellingen onevenredig zwaar drukt, zodat de gelijke behandeling met een vergelijkbare groep die niet door de handeling wordt getroffen, wordt verstoord.
23
In België bestaat een vergelijkbare theorie over overheidsaansprakelijkheid voor rechtmatig handelen, dat voor een beperkte groep particulieren abnormale nadelige gevolgen met zich meebrengt. Op basis van het princiepsarrest van het Hof van Cassatie van 24 juni 2010, kan in zo’n gevallen schadevergoeding worden toegekend aan burgers, ook al was er geen wettelijke of decretale grondslag, op basis van het gelijkheidsbeginsel.10 Het Hof heeft zich hierbij laten inspireren door de Nederlandse rechtspraak. Op 1 juli 2013 treedt in Nederland de Wet Nadeelcompensatie in werking die dit principe wettelijk verankerd. UNIZO vraagt dat dit principe ook in België wettelijk zou verankerd worden, op basis van bovengenoemde cassatierechtspraak. Daarnaast doet UNIZO een aantal voorstellen naar aanleiding van de regionalisering van het Participatiefonds naar de gewesten. INTEGREER DE VERSCHILLENDE COMPENSATIEREGELINGEN IN HET KADER VAN OPENBARE WERKEN IN ÉÉN DECREET (VOOR VLAANDEREN) OF ORDONNANTIE (VOOR BRUSSEL) De regionalisering van het Participatiefonds maakt thans deel uit van het Vlinderakkoord. Ervan uitgaande dat hierdoor ook de volledige Wet Dedecker mee zal geregionaliseerd worden, vraagt UNIZO dat de Gewestregeringen werk maken van een ambitieuze wijziging van de wetgeving in het kader van openbare werken dat minstens de volgende elementen bevat op vlak van compensatiemaatregelen:
-
Twee vergoedingsregelingen in één decreet of ordonnantie
De bestaande vergoedingsregelingen in het kader van openbare werken zijn momenteel verspreid over één wet en verschillende decreten. Naast de Wet Dedecker die de Inkomenscompensatievergoeding regelt, is er op Vlaams en Brussels niveau ook nog een decreet/ordonnantie die de Rentetoelage regelt en één die de Waarborgregeling bevat. UNIZO vraagt dat deze verschillende compensatieregelingen geïntegreerd worden in één decreet. De compensaties op het vlak van hinder door openbare werken zouden dan op twee pijlers steunen nl. de Inkomenscompensatievergoeding en de Rentetoelage. UNIZO is voorstander van het optimaal inzetten van de beschikbare middelen op deze twee maatregelen en niet langer op de Waarborgregeling. De Waarborgregeling bereikt een té beperkte groep ondernemers en heeft dus slechts een marginale impact.
10
Eubelius, september 2010. 24
-
Eén aanspreekpunt in kader van openbare werken
UNIZO stelt voor om niet enkel de wetgeving te integreren, maar eveneens de dienstverlening hieromtrent. Dit door de oprichting van één uniek aanspreekpunt voor financiële steun rond openbare werken, waar ondernemers terecht kunnen voor alle informatie omtrent compensaties voor openbare werken. Deze dienst handelt ook de aanvragen tot tussenkomst af en verzorgt het contact met steden en gemeenten voor de aanvraag van een hinderattest. UNIZO ziet hierin een rol weggelegd voor het Agentschap Ondernemen in Vlaanderen. In Brussel moet deze rol verder ingevuld worden door het Bestuur Economie en Werkgelegenheid.
25
Bijlagen BIJLAGE 1: SYNOPTISCHE TABEL COMPENSATIEMAATREGELEN
Inkomenscompensatievergoeding
Vlaamse Rentetoelage
Waarborgregeling
Brusselse Rentetoelage
Doelgroep
Kleine ondernemingen (minder dan 10 personeelsleden, jaarlijkse omzet of balanstotaal < of = € 2miljoen)
Kleine en middelgrote ondernemingen obv. KMOverordening
Kleine, middelgrote en grote ondernemingen obv. KMOverordening
Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen obv. KMO-verordening
Definitie hinder
3 criteria op basis van de wet (artikel 6§3 Wet Dedecker)
Geen criteria, ruime beoordelingsmarge
Geen criteria, ruime beoordelingsmarge
“verstoorde bereikbaarheid”
Wie vraagt hinderattest op?
Ondernemer bij de gemeente
Agentschap Ondernemen
Agentschap Ondernemen
Geen hinderattest
Minimale duurtijd werken
Niet bepaald maar men moet minstens 7 dagen sluiten om recht te hebben op een vergoeding
1 maand (sinds 2009, voorheen 2 maand)
1 maand
2 maand
Wie beslist over toekenning?
Participatiefonds
Agentschap Ondernemen
Bank bij wie krediet loopt (controle door PMV)
Bestuur van Economie en Werkgelegenheid
Bedrag van de steun
€ 75,55 per dag (in 2013), vanaf de achtste dag sluiting
maximaal 80 % van de totale rentekosten en (jaarlijks) 4 % van het geleende bedrag
Waarborg van maximaal 75% van het kredietbedrag
4% van het ingeschreven kapitaal in het kader van het kaskrediet of krediet op korte termijn, met een minimum van € 400 en een maximum van € 4.000.
BIJLAGE 2: VERDELING AANTAL DOSSIERS RENTETOELAGE OVER STE DEN EN GEMEENTEN
Stad/gemeente
Aantal aanvragen
Izegem
34
Assenede
24
Lier
18
Waarschoot
14
Kortrijk
15
Oostende
14
Lokeren
14
Eeklo
13
Hasselt
13
Geel
13
Ieper
12
Deinze
12
Edegem
11
Tongeren
11
Mechelen
10
Riemst
10
Wakken
10
Aalbeke
9
Poperinge
8
De Panne
8
Gent
8
Brugge
8
Dentergem
7
Roeselare
7
Maldegem
7
Retie
6
Zutendaal
6
Genk
6
Harelbeke
6
Alsemberg
6
=
provincie West-Vlaanderen.
Bron: Parlementaire vraag van Griet Smaers, vraag nr. 233 van 27 februari 2013
28