INLEIDING
5
DEEL 1
7
1 UITGANGSPUNTEN
7
2 ONTWIKKELINGSASPECTEN DIE WIJ WILLEN BENADRUKKEN
9
3 RELATIE PEDAGOGISCH MEDEWERKSTER/GASTOUDER EN KIND
11
3.1 SENSITIEVE RESPONSIVITEIT 3.2 RESPECT VOOR DE AUTONOMIE 3.3 PRATEN, UITLEGGEN EN LUISTEREN 3.4 STRUCTUUR, RITUELEN, GRENZEN EN REGELS 3.5 ONTWIKKELINGSSTIMULERING 3.6 ONDERSTEUNEN VAN POSITIEVE RELATIES TUSSEN DE KINDEREN
11 13 13 13 15 17
4 HET BELANG VAN TRAINING VAN COMMUNICATIEVAARDIGHEDEN EN ONZE KEUZE VOOR HET COMMUNICATIEMODEL VAN THOMAS GORDON 19 4.1 GORDON TRAINING 4.2 HOE TE HANDELEN VOLGENS HET MODEL VAN THOMAS GORDON? 5 KIND IN DE LEEFOMGEVING
19 21
ZIE OOK: DEEL 3, AANVULLINGEN, P. 65 23 23
5.1 DE GROEPSRUIMTE 5.2 GROEPSINDELING, GROEPSGROOTTE EN DE VERHOUDING TUSSEN HET AANTAL KINDEREN EN DE PEDAGOGISCH MEDEWERKSTER 5.2.1 GROEPSINDELING IN DE KINDERDAGVERBLIJVEN 5.2.2 GROEPSINDELING IN DE BUITENSCHOOLSE OPVANG 5.3 NATUURBELEVING IN DE KINDEROPVANG
25 25 27 27
6 PARTNER IN OPVOEDING
33
6.1 HET CONTACT TUSSEN OUDER EN PEDAGOGISCH MEDEWERKSTER 6.2 DE OUDERCOMMISSIE 6.3 MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING
33 33 35
7 KINDEROPVANG IN 2013
37
7.1 TRENDS 7.2 EXTRA AANDACHT VOOR BEWEGEN EN BEWEEGPLEZIER 7.3 EXTRA AANDACHT VOOR NATUURBELEVING
37 39 41
DEEL 2
43
VERDIEPING
43
BIJLAGE I OVER POSITIEF ZELFBEELD, ZELFVERTROUWEN, EMPATHIE EN ZELFBEHEERSING BIJLAGE 2
43 43 54
2
PEDAGOGISCH BELEID 2013 OVER DE ZONE VAN DE NAASTE ONTWIKKELING (VYGOTSKY) BIJLAGE 3 OVER KORCZAK BIJLAGE 4 OVER DE PEDAGOGIEK VAN REGGIO EMILIA BIJLAGE 5 DE ZES STAPPEN VAN OMGAAN MET CONFLICTEN VOLGENS THOMAS GORDON BIJLAGE 6 BIJLAGE 6 HET GEDRAGSRAAM VAN THOMAS GORDON BIJLAGE 7 OM VERDER TE LEZEN:
54 55 55 56 56 58 58 59 60 60 61 61
DEEL 3
64
AANVULLINGEN
64
1 (STAM-‐ EN BASIS)GROEPEN 2 LEEFTIJDSOPBOUW 3 WERKWIJZE IN DE GROEP 4 WIJZE WAAROP KINDEREN WENNEN AAN EEN NIEUWE GROEP 5 BELEID TEN AANZIEN VAN HET GEBRUIK MAKEN VAN EXTRA DAGDELEN 6 DE ONDERSTEUNING VAN BEROEPSKRACHTEN DOOR ANDERE VOLWASSENEN 7 HET VIEROGENPRINCIPE
64 65 65 66 67 67 67
COLOFON
69
3
~ Visie zonder actie is een dagdroom, actie zonder visie is een nachtmerrie ~ (Japans gezegde)
4
PEDAGOGISCH BELEID 2013
Inleiding De manier waarop wij onze kinderen opvoeden is voor iedere opvoeder weer anders. Wij voeden op vanuit onze eigen (opvoedings-)ervaringen, ideeën en idealen. Er zijn geen goede of slechte manieren van opvoeden als we er vanuit gaan dat opvoeders jonge kinderen willen begeleiden naar zelfstandige, gelukkige en evenwichtige volwassenen. Bij de Stichting Kinderopvang Hoeksche Waard Oost werken circa 60 vaste pedagogisch medewerksters met weliswaar allemaal een pedagogische opleiding maar daarnaast ook met eigen opvoedingservaringen en - ideeën. Om de kinderen een eenduidig pedagogisch klimaat te kunnen bieden is er het pedagogisch beleidsplan. Een pedagogisch beleidsplan is een document in ontwikkeling. Het is belangrijk dat wij het beleidsplan geregeld toetsen aan de werkelijkheid. Komt het (nog) overeen met wat wij vinden en wat wij doen. De pedagogisch medewerkster is belangrijk in dit proces. Dit pedagogisch beleidsplan bestaat uit twee delen. In deel 1 vindt u het volgende: We geven aan vanuit welke kijk op kinderen en welke uitgangspunten we werken (hoofdstuk 1). We benoemen de ontwikkelingsaspecten die we willen benadrukken in onze begeleiding van de kinderen (hoofdstuk2). We beschrijven wat we belangrijke elementen vinden in de relatie van de pedagogisch medewerksters met de kinderen (hoofdstuk 3). Communicatie is 90 % van ons werk. In hoofdstuk 4 schrijven we over het communicatiemodel van Thomas Gordon, dat we een goede basis vinden voor onze communicatie met de kinderen, met ouders en collega’s. Hoofdstuk 5 gaat over het kind in de leefomgeving. Hoofdstuk 6 over kinderopvang als partner van ouders in de opvoeding. In hoofdstuk 7 gaan we in op enkele actuele thema’s binnen onze organisatie. In deel 2 vindt u een verdieping en achtergrondinformatie bij ons pedagogisch beleid in de vorm van een aantal bijlagen. We beperken ons in dit pedagogisch beleid tot wat volgens ons het belangrijkste is. Toch schrijven we hier veel, we vinden ook veel, we willen heel veel. Maar uiteindelijk gaat het erom wat we dóen en hóe we het doen. Dat is zichtbaar in de dagelijkse praktijk. Dat kleurt de dag van de kinderen in kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang en bij de gastouder.
5
Uit: Toon Hermans: “Vandaag is de dag”, Amsterdam 1987
6
PEDAGOGISCH BELEID 2013
DEEL 1 1 Uitgangspunten Dit zijn de belangrijkste uitgangspunten van waaruit we werken en naar kinderen kijken:
Ø
Het kind staat centraal. Alles wat we doen, draait om het kind en om het belang van het kind. Om hen een plezierige en uitdagende dag te bezorgen.
Ø
Kinderen hebben warmte, veiligheid en geborgenheid nodig. Vanuit een basis van veiligheid, kan een kind de uitdaging aan om de wereld te ontdekken en relaties aan te gaan.
Ø
Kinderen leven in het hier en in het nu. 1.
“Ze hebben recht op de dag van vandaag” volgens Janus Korczak Ook wij vinden de kinderjaren een waardevolle periode, niet (alleen) een voorbereiding op het echte volwassen leven. We willen graag dat kinderen plezier hebben bij ons.
Ø Ieder kind is uniek en ontwikkelt zich – naar ons idee – op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo, vanuit zijn natuurlijke drijfveer om de wereld te ontdekken, te ervaren en te leren begrijpen. Vanuit een totale betrokkenheid, met hart, hoofd en handen, als één geheel. Dit in wisselwerking met opvoeders die oog en oor hebben voor hem. Wat we willen is dat kinderen zichzelf kunnen zijn. We geven ieder kind graag het gevoel dat hij goed-is-zoals-ie-is.
Het is belangrijk dat pedagogisch medewerkers het kind zijn eigen tempo en interesse laten volgen en dat zij het kind ruimte bieden om zelf te ontdekken en te ervaren. We hebben vertrouwen in de eigen ontwikkelingskracht van een kind. Een rijke omgeving, waarin de nieuwsgierigheid geprikkeld wordt en waarin veel te zien en te ontdekken valt, is wat wij willen bieden. Dit geeft het kind zelfvertrouwen en een gevoel van greep te krijgen op de wereld.
1
Janus Korczak: Hoe houd je van een kind? Utrecht 1986
7
~ Tussen stimulus en respons zit onze grootste kracht: de vrijheid om te kiezen ~ (Stephen Covey)
8
PEDAGOGISCH BELEID 2013
2 Ontwikkelingsaspecten die wij willen benadrukken Drie aspecten vinden we van het grootste belang dat kinderen ontwikkelen:
Ø Positief zelfbeeld en zelfvertrouwen daar draagt een opvoeder aan bij door positief te reageren, opbouwende kritiek te geven, een kind te laten voelen dat het goed is-zoals-het-is.
Ø Empathie, het vermogen zich in te leven in de gedachten en gevoelens van anderen Dit kunnen we vóórdoen, al lang voor het kind de fase bereikt waarin het zich kan inleven in een ander. We benoemen de gevoelens die we waarnemen bij een kind en we benoemen welke gevoelens het gedrag van het kind teweegbrengt bij de anderen.
Ø Zelfbeheersing is een uniek menselijke eigenschap die mogelijk is door het menselijk verstand. Alleen de mens kan denken over zijn eigen impulsen en gedrag en kan bewust kiezen voor het uitstellen of afzien van het volgen van zijn impulsen. Zelfbeheersing maak het mogelijk om te leven volgens regels, normen en waarden. De mate waarin we zelfbeheersing kunnen verwachten is sterk afhankelijk van de leeftijd van een kind.
Waarom willen we dit? We hebben een ideaal: een gelukkig leven voor ieder kind en mens in verbinding met een democratische maatschappij. Wat betekent dit? Hoe doen we dit? Hoe dragen we bij aan de ontwikkeling van deze drie belangrijke aspecten? Hierover schrijven we in DEEL 2, bijlage 1, over positief zelfbeeld, zelfvertrouwen, empathie en zelfbeheersing
9
~ You don’t need to push a river ~ (anoniem)
10
PEDAGOGISCH BELEID 2013
3 Relatie pedagogisch medewerkster/gastouder en kind De relatie tussen pedagogisch medewerkster of gastouder en kind is de spil waar ons werk om draait. Hoe de pedagogisch medewerkster omgaat met het kind is de basis van de pedagogische kwaliteit. Haar handelen wordt beïnvloed door haar eigen opvoeding, achtergrond en door de wijze waarop zij in het leven staat. Belangrijk is dat zij zich hiervan bewust is. Alle medewerkers die rechtstreeks met de kinderen werken, ook de gastouders, hebben een pedagogische opleiding gevolgd. Vanuit deze professionaliteit kunnen zij, ieder met accenten vanuit hun eigen achtergrond en in overleg met elkaar, handelen vanuit de visie en het beleid van de Stichting.
In de communicatie tussen pedagogisch medewerkster en kind zijn de volgende interactievaardigheden van belang2:
Ø Sensitieve responsiviteit Ø Respect voor de autonomie van het kind Ø Praten, uitleggen en luisteren Ø Structuur en rituelen (dagritme) Ø Ondersteunen van positieve relaties tussen de kinderen Ø Ontwikkelingsstimulering
3.1 Sensitieve responsiviteit Sensitief, daarmee bedoelen we dat een pedagogisch medewerkster gevoelig is voor wat een kind bezig houdt en aangeeft. Dit vergt goed kijken, goed luisteren, open staan voor de signalen van een kind. Responsief, dwz. dat een pedagogisch medewerkster reageert op signalen van het kind en het kind laat merken, in positieve, bevestigende woorden, dat het initiatief van het kind ontvangen wordt. Pedagogisch medewerksters proberen steeds weer uit te vinden wat een kind of wat de groep nodig heeft. De medewerkster geeft alle kinderen positieve aandacht.
2
Uit: Elly Singer en Loes Kleerekoper: Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar, p. 73.
11
De regenworm en zijn moeder
Er was een regenworm in Sneek die altijd naar de sterren keek, en fluisterde: hoe schoon, hoe schoon! Zijn moeder zei: Doe toch gewoon, kijk naar beneden naar de grond, dat is normaal, dat is gezond, kijk naar beneden, zoals ik.
En toen? Toen kwam de leeuwerik! Het wormpje, dat naar boven staarde, zag hem op tijd en kroop in d’aarde, maar moe die naar beneden keek, werd opgegeten (daar in Sneek).
Dus doe nooit wat je moeder zegt, dan komt het allemaal terecht. Annie M.G. Schmidt
Uit: Annie M.G. Schmidt: Ziezo, de 347 kinderversjes, Amsterdam 2012
12
PEDAGOGISCH BELEID 2013
3.2 Respect voor de autonomie Een kind is vanaf de geboorte uniek en competent, met een eigen temperament. Het laat op zijn eigen wijze de behoefte aan autonomie blijken. Bij een baby toon je respect voor zijn autonomie, door de initiatieven van het kind te volgen. Ook bijvoorbeeld door een baby niet zomaar op te pakken, maar door eerst oogcontact te maken en te vertellen wat je gaat doen. Dreumesen willen veel zelf doen. Hieraan toegeven en tegelijkertijd emotionele steun bieden door in de buurt te zijn en oogcontact te houden, komt tegemoet aan de behoefte aan autonomie èn afhankelijkheid. Peuters zijn meer autonoom in de relatie tot de pedagogisch medewerksters. Als ze haar nodig hebben, zoeken ze vaak zelf contact. Waar ze hulp bij nodig hebben van de pedagogisch medewerkster, is bij het leren samen spelen met andere kinderen. Bij de omgang met schoolkinderen is het steeds zoeken naar de juiste balans tussen beschermen en loslaten. Zij willen kunnen spelen zonder direct toezicht, we respecteren hun autonomie als we hen stimuleren zichzelf te zijn, als we hun verantwoordelijkheid geven, als we hen stimuleren om te durven en hen niet te snel helpen of corrigeren. Het getuigt van respect voor de autonomie als we kinderen van alle leeftijden de gelegenheid bieden om zelf oplossingen te vinden en keuzes te maken.
3.3 Praten, uitleggen en luisteren Praten en uitleggen maakt de buitenwereld en de gevoelswereld voor de kinderen begrijpelijk. Pedagogisch medewerksters begeleiden wat er feitelijk gebeurt of wat ze gaan doen, met woorden, steeds weer. Het vertellen of voorlezen van verhalen helpt kinderen om de buitenwereld te ontdekken en is goed voor de taalontwikkeling
3.4 Structuur, rituelen, grenzen en regels Als medewerksters duidelijke leiding geven en grenzen stellen, weten de kinderen waar ze aan toe zijn. Het is belangrijk positieve gedragsaanwijzingen te geven.
13
~ Toen een journalist eens aan Einstein vroeg hoe het kwam dat hij zo bewonderenswaardig geleerd was geworden antwoordde Einstein: "Dat komt door m'n moeder" ...Na enig doorvragen vertelde hij: "Als ik thuiskwam uit school vroeg zij mij vaak: 'En, Albert, heb je vandaag nog een goede vraag gesteld?'" Hij voegde er nog aan toe: "Ik ben niet zo geleerd hoor, maar ik heb wel geleerd om oprecht nieuwsgierig te zijn en vragen te stellen" ~ Uit: Klaas Kunst en Anne de Graaf: Einstein en de kunst van het zeilen, 2011
14
PEDAGOGISCH BELEID 2013 ‘Nee’ gebruiken we liever alleen voor een paar regels: elkaar geen pijn doen, geen dingen kapot maken, niet doen: gevaarlijk. Positieve hoofdregels: om de beurt, we helpen elkaar, we luisteren naar elkaar, we lossen ruzies op door met elkaar te praten, we hebben respect voor elkaar en onze omgeving, wij zijn vriendelijk tegen elkaar, iedereen hoort erbij. Door rituelen leren de kinderen wat ze kunnen verwachten en wat van hen wordt verwacht en dat geeft houvast. We zien structuur en dagritme als hulpmiddelen om voor de kinderen het gedrag en de dag voorspelbaar te maken. Dit schept een gevoel van geborgenheid. Structuur en regels zijn geen doel op zich. Als de kinderen enthousiast bezig zijn met een activiteit, dan kunnen pedagogisch medewerksters kiezen om bijv. later te gaan eten met de kinderen. Een ‘alles-is-anders-dag’ kan veel plezier opleveren.
3.5 Ontwikkelingsstimulering Een kind ontwikkelt zich, leert, speelt vanuit een totale betrokkenheid, met hart, hoofd en handen, als één geheel. Wij als volwassenen kunnen dit ‘geheel’ uiteenrafelen om te kijken of we een volwaardig aanbod doen aan de kinderen om zich te ontwikkelen. In het totale leren kunnen we verschillende competenties onderscheiden. De vraag die we ons vervolgens kunnen stellen, wordt dan: Hoe dragen we bij aan de ontwikkeling van sociale, persoonlijke (= emotionele, cognitieve, communicatieve, motorisch-zintuiglijke, creatief beeldende) en morele competenties?3. Wij stimuleren de ontwikkeling van kinderen bij voorkeur door aan te sluiten bij waar zij mee bezig zijn, waar hun belangstelling op het moment naar uitgaat. Ontdekkingsdrang, nieuwsgierigheid moedigen we graag aan. Als een kind geboeid door ‘springen’ is, kan het hem stimuleren als de pedagogisch medewerkster hem nèt een iets moeilijkere activiteit met springen aanbiedt en hem begeleidt, zodat het kind de uitdaging aan kan gaan en trots kan zijn op zijn succes als het hem lukt4. ‘Kansen zien en grijpen’ noemen we deze wijze van ontwikkelingsstimulering. Een andere wijze is ‘kansen creëren’, bijvoorbeeld door aan een kind, enkele kinderen of de hele groep een activiteit aan te bieden. Hiermee biedt een pedagogisch medewerkster hun ervaringen, wekt hun belangstelling of leert hen vaardigheden aan: hoe gebruik je de kwast met verven? Wat voor kleur krijg je als je gele en blauwe verf mengt? Of voor de BSO: hoe leid je als captain je hockeyteam?
3
De Wet kinderopvang schrijft voor dat kinderopvang zich richt op deze competenties, ontleend aan Mw. prof. dr. J.M.A. Riksen-Walraven 4
Zone van naaste ontwikkeling, noemt Vygotsky dit. Zie deel 2, bijlage 2
15
~ Als je iets goeds ziet, geef dan een compliment. Als je iets fouts ziet, bied dan je hulp aan ~ (Nelson Mandela)
16
PEDAGOGISCH BELEID 2013
3.6 Ondersteunen van positieve relaties tussen de kinderen In de kinderopvang (bij gastouderopvang in mindere mate) is een kind naast individu ook lid van een groep. Wij vinden dit de kracht van kinderopvang. Het biedt de mogelijkheid om voortdurend te ervaren en te spelen met ik versus de anderen, met opkomen voor jezelf en je voegen in de groep, met je eigen grenzen weten en bewaken, een speelveld voor leren communiceren, leren omgaan met (groep-)regels, leren van sociale weerbaarheid. Het heeft de aandacht van de pedagogisch medewerksters hoe een kind zich in dit speelveld beweegt en we stimuleren en helpen het graag. Medewerksters helpen mee een positieve sfeer en positieve relaties tot stand te brengen. We willen het kind laten ervaren dat vriendelijkheid, respect voor zichzelf en anderen, sociaal gedrag lóónt en geven graag het goede voorbeeld. Hiermee dragen we er ook aan bij dat kinderen leren dat de vrijheid van de ene mens beperkt is door het recht op vrijheid van de andere mens, een basisvoorwaarde voor democratie en harmonieus samenleven. Bij conflictjes tussen kinderen probeert de medewerkster om niet direct in te grijpen, maar om de kinderen te begeleiden bij het zelf oplossen van het conflict. Ze stimuleert de kinderen om aan elkaar te vertellen wat er aan de hand is, ze helpt te verwoorden hoe het voelt bij de kinderen en vraagt hen naar oplossingen5 Pedagogisch medewerksters stimuleren verbondenheid in de groep en een wij-gevoel door positieve aandacht voor alle kinderen. Rituelen als samen zingen, samen dansen en spelletjes met z’n allen zonder competitie-element en samen lachen bevorderen een positieve groepssfeer. Zij stimuleren vriendschap tussen de kinderen. Samen plezier beleven is belangrijk!
5
Zie: de zes stappen van omgaan met conflicten volgens de Gordon-methode, in deel 2, bijlage 5
17
18
PEDAGOGISCH BELEID 2013
4 Het belang van training van communicatievaardigheden en onze keuze voor het communicatiemodel van Thomas Gordon 4.1 Gordon training Omdat de communicatievaardigheden van de pedagogisch medewerksters zo cruciaal zijn in de kinderopvang, hebben we ervoor gekozen om zoveel mogelijk medewerkers de training ‘Effectief omgaan met kinderen in de kinderopvang’ aan te bieden. Deze training stoelt op het gedachtegoed van de Amerikaanse psycholoog Thomas Gordon6, die opvoeden zonder macht in te zetten, respectvolle relaties en aandacht voor de gevoelens en behoeften van het kind centraal stelt. Dit en de aandacht voor het zelfbeeld en zelfvertrouwen van het kind sluit goed aan bij onze visie. De Gordon-methode gaat uit van gelijkwaardigheid in relaties, zodat iedereen zichzelf kan zijn en zijn verantwoordelijkheid neemt, rekening houdend met de ander. Thomas Gordon ontwikkelde een methode, om opvoeders beter met de kinderen te leren communiceren. Hij gaat uit van een model, waarin er geen winnaars en verliezers zijn en waarin de kinderen de opvoeders kunnen begrijpen en de opvoeders leren naar de kinderen te luisteren. In de training gaat het om praktische vaardigheden: • • • • •
zó luisteren dat kinderen zich begrepen voelen, zó praten dat kinderen je ook begrijpen, zó conflicten oplossen dat niemand verliest, zó afspraken maken dat iedereen zich eraan houdt, constructief omgaan met verschillen in waarden.
Door deze vaardigheden in de relatie tussen pedagogisch medewerkster en kind toe te passen, bereiken we: • • • • • • •
6
meer zelfvertrouwen bij opvoeder en kind meer begrip en geduld voor elkaar een betere sfeer minder conflicten betere oplossingen voor conflicten meer verantwoordelijkheidsgevoel bij het kind positievere gevoelens.
Thomas Gordon: Luisteren naar kinderen, Baarn 2005
19
~ Wees scherp in je blik en mild in je oordeel ~ (Leo Tolstoy)
20
PEDAGOGISCH BELEID 2013
4.2 Hoe te handelen volgens het model van Thomas Gordon? Belangrijke elementen in communiceren volgens het model van Gordon7: Ø
Zie het gedrag van een kind, zonder te oordelen. Oordelen hebben we allemaal, maar besef wat dat oordeel zegt over jou en over de ander. Laat je oordeel los.
Ø
Stel jezelf de vraag: vind ik dit gedrag aanvaardbaar of onaanvaardbaar? Meet dit af aan wat het gevolg is van dit gedrag voor jou.
Ø
Als je het gedrag onaanvaardbaar vindt voor jou, vertel dit dan met een ik-boodschap, waarin je het gedrag benoemt, het gevolg voor jou, en je gevoel erbij.
Ø
Als je het gedrag aanvaardbaar vindt, kan het kind het nog wel als een probleem ervaren. Luister dan actief (met speciale aandacht voor het benoemen van het gevoel van het kind). Dit helpt het kind om zelf zijn probleem op te lossen.
Ø
Geef bij een conflict tussen kinderen niet jouw oplossing, maar begeleid de kinderen om samen het conflict op te lossen
Ø
Ga eens na welk gevoel je hebt bij het gedrag van/ het contact met de ander. Welke behoefte zit achter dit gevoel? Welk gevoel zou de ander hebben? Welke behoefte zou er achter dit gevoel kunnen zitten? Er is meestal meer dan één manier om aan een behoefte van jezelf of van de ander tegemoet te komen.
Ø
Geef het kind verantwoordelijkheden die bij hem passen. Help een kind om zelf een probleem op te lossen. Dit bevordert zelfstandigheid en zelfvertrouwen
Zeker, de honderd is er wel 7
In deel 2, bijlage 6 is in schema het model van Thomas Gordon weergegeven, als geheugensteun voor diegenen die de training hebben gevolgd
21
Het kind bestaat uit honderd Het kind heeft honderd talen honderd handen honderd gedachten honderd manieren van denken spelen en praten Honderd alsmaar honderd manieren van luisteren verbazen, liefhebben honderd vreugdes om te zingen en te begrijpen honderd werelden om te ontdekken honderd werelden om uit te vinden honderd werelden om te dromen Het kind heeft honderd talen (en nog eens honderd honderd honderd) maar ze stelen er negenennegentig De school en de cultuur scheiden het hoofd van het lichaam Ze zeggen hem: te denken zonder handen te doen zonder hoofd te luisteren en niet te praten te begrijpen zonder vreugde lief te hebben en zich te verbazen alleen met Pasen en met Kerstmis Ze zeggen hem: dat spel en werk realiteit en fantasie wetenschap en verbeelding hemel en aarde verstand en droom dingen zijn die niet bij elkaar horen Kortom, ze zeggen hem dat de honderd er niet is Het kind zegt: Zeker, de honderd is er wel!
Loris Malaguzzi (één van de grondleggers van Reggio Emilia)
22
PEDAGOGISCH BELEID 2013
5 Kind in de leefomgeving
Zie ook: DEEL
3, aanvullingen, p. 65
5.1 De groepsruimte De ruimte waarin de kinderopvang plaats vindt, wordt wel de derde opvoeder genoemd8. Dit geeft aan hoe belangrijk de ruimte is. We bieden graag een rijke omgeving aan, die uitdaagt tot verkenning en onderzoek, tot verwondering en nieuwsgierigheid enerzijds, en die veiligheid en vertrouwdheid biedt anderzijds. De pedagogisch medewerksters zorgen voor steeds nieuwe impulsen door wisselend materiaal neer te zetten: bijvoorbeeld een grote doos, een enorme opblaasbal, lappen en wasknijpers in de kinderdagverblijven, kosteloos knutselmateriaal in de BSO. Door goed te kijken zoeken zij naar aansluiting bij de belangstelling van de kinderen. Speelmateriaal waarmee kinderen zelfstandig kunnen spelen, kunnen ze zelf zien en pakken. Materiaal dat onder begeleiding van een pedagogisch medewerkster wordt gebruikt of dat incidenteel wordt gebruikt, staat hoog of in de kast. Op verzoek van de kinderen of op initiatief van de medewerkster komt dit te voorschijn. Een indeling in verschillende hoeken (snoezel-/relax-/chillhoek, een hoek met bouwmateriaal, poppenhoek, verkleedhoek, enz.) zorgt ervoor dat kinderen geconcentreerd kunnen spelen, zonder dat hun spel snel verstoord wordt door kinderen die met iets heel anders bezig zijn. Ruime tafels bieden de mogelijkheid om gezamenlijk te eten of te spelen. In de kinderdagverblijven biedt de hal of de gang ruimte voor grof motorisch spel. Dit is ook een plek waar kinderen uit verschillende groepen elkaar kunnen ontmoeten. Alle BSO’s en de twee dagverblijven hebben een buitenspeelruimte. De inrichting is overal verschillend, afhankelijk van de mogelijkheden. We vinden divers spelmateriaal voor het buiten spelen erg belangrijk.
8
Dit is een term uit de pedagogiek van Reggio Emilia, zie deel 2, bijlage 4, p. 56
23
24
PEDAGOGISCH BELEID 2013
5.2 Groepsindeling, groepsgrootte en de verhouding tussen het aantal kinderen en de pedagogisch medewerkster
5.2.1 Groepsindeling in de kinderdagverblijven In kinderdagverblijf De Tovertuin zijn twee verticale groepen, waarin kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar bij elkaar in een groep zijn. Verticale groepen kennen een aantal voordelen: -
De kunst afkijken bij oudere kinderen, je groot voelen omdat jij andere kindjes kan helpen. Jong en oud samen in een groep, dat is de kracht van verticaal.
-
Bijna 4 jaar lang gaan de kinderen naar dezelfde groep. Het kind krijgt hierdoor de gelegenheid om te groeien in het groepsproces.
-
Er is geen breuk in het hechtingsproces aan pedagogisch medewerksters bij de overgang van baby- naar dreumes- of peutergroep.
-
Pedagogisch medewerksters leren kinderen beter kennen.
-
Er is een langduriger vertrouwensrelatie tussen ouder en pedagogisch medewerksters mogelijk.
-
Een planningsvoordeel: het is eenvoudiger om kinderen van diverse leeftijden te laten instromen in de groep.
Van pedagogisch medewerksters vraagt het werken in een verticale groep meer organisatie en samenwerking. Pedagogisch medewerksters leggen bewust hun focus op ieder kind individueel èn op de groep als geheel. Er is extra aandacht voor de planning van de dag nodig, zodat er bewust tijd en aandacht gegeven kan worden aan de ontwikkeling en de behoeften van ieder kind.
In kinderdagverblijf ’t Kwetternest wordt gewerkt met horizontale groepen: twee baby- en twee peutergroepen. Horizontale groepen hebben als voordeel: -
Aan baby’s kan meer rust geboden worden.
-
Groepsactiviteiten kunnen eenvoudiger afgestemd worden op de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de kinderen.
Voor de groepsgrootte en pedagogisch-medewerker-kindratio (PKR) gelden wettelijke regels, vastgelegd in een Ministeriële Regeling bij de Wet Kinderopvang. We houden
25
~ Met elkaar lachen is de kortste verbinding tussen twee mensen ~ (Victor Borge)
26
PEDAGOGISCH BELEID 2013 ons aan de regelgeving wat betreft de groepsgrootte en het aantal pedagogisch medewerkster op de groep. Vaste pedagogisch medewerksters zijn vooral voor de emotionele veiligheid van jonge kinderen belangrijk. Voor het ontwikkelen van kindervriendschappen is het prettig als kinderen veel dezelfde kinderen zien op de dagen dat ze naar de kinderopvang komen. Voor ouders zijn echter hun werkdagen leidend bij de bepaling welke dagen hun kind naar de kinderopvang komt. Wij sturen hier niet in.
5.2.2 Groepsindeling in de buitenschoolse opvang Er zijn BSO’s met maximaal 20 kinderen, begeleid door twee pedagogisch medewerksters, en BSO’s waarin totaal maximaal 30 kinderen worden opgevangen. De laatste hebben 3 stamgroepen van maximaal 10 kinderen met elk een pedagogisch medewerkster. Om de emotionele veiligheid van de kinderen extra in het oog te houden, heeft ieder kind in deze grotere BSO’s een mentor. Ook in de BSO’s houden we ons wat betreft PKR uiteraard aan de Ministeriële regeling bij de Wet kinderopvang
5.3 Natuurbeleving in de kinderopvang In 2012 hebben we ‘natuur’ als speerpunt gekozen voor de thema’s van dat jaar. We organiseerden in-company een training ‘natuurlijk groen’, gegeven door Agnes Meijs van Natuurlijkheden
9
.
We vinden natuurbeleving zo belangrijk dat we het in dit pedagogisch beleid opnemen, zodat we blijvend aandacht aan de natuur als leefomgeving waarborgen. NATUUR is deel van de wereld om ons heen, een belangrijk deel, de basis. Het is niet meer zo vanzelfsprekend dat ieder kind in het dagelijks leven vanzelf met alle facetten van de natuur in aanraking komt. We vinden vertrouwd zijn en verbondenheid voelen met , het ‘oergevoel’10 ervaren in de natuur waardevol voor kinderen. Uit onderzoek blijkt dat in een groene omgeving en in de natuur alle mensen rust ervaren.
9
zie de site van Agnes Meijs: www.natuurlijkheden.nl
10
‘het oergevoel’ is ook de titel van een boek van Agnes Meijs: het oergevoel, over vuur maken, sporen zoeken, sluipen en nog veel meer, mei 2012
27
Uit: M.I.L.K: Moments of pure enjoyment, 2003
28
PEDAGOGISCH BELEID 2013 We willen waar het kan de natuur in gaan en we willen de natuur naar de kinderen toe halen. We willen dat kinderen zich verwonderen, zich verbazen over natuur, dat zij ontdekken, ervaren, beleven wat natuur te bieden heeft. Natuur prikkelt de zintuigen bij uitstek, het biedt een feest voor de zintuiglijke ontwikkeling. Dit is het centrale thema in de kinderdagverblijven en in de BSO’s. Voor de BSO’s breiden we dit thema uit. Door kinderen ontzag voor en verbondenheid met natuur te laten ervaren, willen we ook bereiken dat zij een begin maken met verantwoord omgaan met natuur.
Wat doen we om de kinderen natuur te laten beleven? Zintuigen: Ø voelen (veertje zacht, snaveltje hard, stekelplant, riet, bloem, slak, dauw, zon) Ø kijken (licht, schaduw, pissebedden onder een steen, een groeiende boon, het vogeltje buiten) Ø ruiken (planten, kruiden, bloemen, koemest, aardbei, de boerderij) Ø horen (vogel, wind, stilte, ruisen van bladeren, regen) Ø proeven (zoet, zout, zuur, bitter, een framboos, een limoen, kerriepoeder, enz)
We denken klein: Madeliefjes plukken, of gras. Je schaduw tekenen, het licht ‘vangen’, jezelf zien in een waterplas, steentjes keilen, kikkervisjes en kuikentjes in de groep, afval scheiden, compost maken. Wat is ervoor nodig? Een goede communicatie met ouders is heel belangrijk. Als we goed kunnen uitleggen wat we willen en waarom, kunnen we de boodschap dat kinderen bij ons, als bijverschijnsel, weleens vies kunnen worden, beter vertellen. Laarzen, regenkleding (al kan een vuilniszak met gaten erin geknipt voor hoofd en armen ook een uitkomst brengen als het regent). Warme kleding. ‘Er bestaat geen slecht weer, alleen slechte kleding’ zegt men in de Noorse kinderopvang. Veel ideeën en enthousiasme als zuurstof om het vuurtje brandende te houden.
29
De ontdekking
Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is (K. Schippers)
30
PEDAGOGISCH BELEID 2013 Wat zijn de consequenties? In de modder vallen, vieze kleding, een splinter, een snee in de vinger van het riet, geprikt aan een brandnetel. Dan kan allemaal gebeuren. We vinden kleine ongelukjes een aanvaardbaar risico.
31
“What day is it?" asked Pooh "It's today", squeaked Piglet "My favorite day", said Pooh
32
PEDAGOGISCH BELEID 2013
6 Partner in opvoeding 6.1 Het contact tussen ouder en pedagogisch medewerkster Alle ouders maken hun eigen opvoedkeuzes, voeden op vanuit hun eigen idealen, op een manier die bij hen past. Met bijpassende indrukken en belevingen voor het kind als gevolg. Die keuzes worden bepaald door de aard van het kind, de situatie waarin je als gezin leeft, de eigen opvoeding van de ouders, de persoonlijkheid van de ouders en de sociaalculturele omgeving. De vraag is niet: wat is de beste keuze? Maar wel: voelen de ouders zich goed bij hun keuzes? Want dan zijn ze in staat om iets van levensenthousiasme door te geven aan hun kinderen, zodat die later vanuit een positieve basis eigen keuzes kunnen maken. Wij respecteren de opvoedingsstijl van ouders en oordelen daar niet over. De kinderopvang deelt in de opvoeding. We zien ouders en pedagogisch medewerksters als partners in opvoeding. Ook wij hebben een visie – daarover schrijven we nu juist dit stuk – op basis waarvan we keuzes maken. Wij willen graag náást ouders gaan staan, rekening houden met de opvoedingsstijl en –methoden van de ouders, uiteraard voor zover deze niet strijdig zijn met onze visie op kinderen en opvoeden. Verschillen tussen thuis en kinderopvang zullen er altijd zijn. Kinderen kunnen - is onze ervaring - deze verschillen goed hanteren. Het maakt het voor kinderen gemakkelijker wanneer zowel thuis als in de kinderopvang veiligheid en geborgenheid worden geboden. Een duidelijke opvoedstijl, warmte, structuur in aanpak en dagritme (vaste rituelen, duidelijk en positief zijn) dragen bij aan het gevoel van veiligheid. Een goed contact tussen pedagogisch medewerksters en ouders met aandacht voor wat het kind heeft meegemaakt brengt de twee werelden (thuis en kinderopvang) bij elkaar.
6.2 De oudercommissie Om ouders formeel bij de organisatie te betrekken, streven we ernaar dat iedere vestiging een Oudercommissie heeft. Hierin kunnen ouders meepraten en adviseren over het beleid van de organisatie. Voor die vestigingen waar geen oudercommissie is, wordt jaarlijks een werving gehouden voor oudercommissieleden. Een modelreglement ligt klaar voor nieuw op te starten oudercommissies. Het vaststellen daarvan is één van de eerste taken voor een nieuwe oudercommissie.
33
~ Je kunt van kinderen heel veel leren, bijvoorbeeld hoeveel geduld je hebt ~ (Franklin P. Jones)
34
PEDAGOGISCH BELEID 2013
6.3 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling De organisatie voelt zich verantwoordelijk voor het welzijn en welbevinden van alle kinderen tijdens de opvang. Soms zijn er bij een pedagogisch medewerkster signalen of vermoedens dat een kind mishandeld of verwaarloosd wordt. Wij hanteren de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de branche kinderopvang’ als leidraad bij vermoedens van kindermishandeling. In de meldcode is ook een protocol opgenomen hoe te handelen bij vermoedens van kindermishandeling door medewerksters van de organisatie en bij grensoverschrijdend gedrag van kinderen. In de organisatie is een aandachtsfunctionaris kindermishandeling aangesteld.
35
~ Niets is blijvend behalve verandering ~ (Heraclitus)
36
PEDAGOGISCH BELEID 2013
7 Kinderopvang in 2013 7.1 Trends In de 20 jaar van het bestaan van Stichting Kinderopvang Hoeksche Waard Oost is de kinderopvang gegroeid van ‘opvang’ naar een professionele en volwaardige opvoedingspartner naast het gezin, als dienstverlening aan ouders op de momenten dat deze werken of studeren of andere motieven hebben om hun kind naar de kinderopvang te brengen. Dit geeft ons de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat we kinderen ervaringen bieden, kansen om de wereld om hen heen te ontdekken. Wij willen hierbij graag aansluiten bij het spontane leren en spelen van de kinderen. Om voor ons zelf inzichtelijk te maken of we ieder kind optimale ontwikkelingskansen bieden, bieden we een breed aanbod van activiteiten ter stimulering van de diverse ontwikkelingsgebieden (motorische, zintuiglijke, cognitieve, sociale, emotionele, creatiefbeeldende, morele ontwikkeling). We gunnen– we schreven het al - ieder kind zijn eigen manier en tempo om zich te ontwikkelen. Responsief en sensitief zijn, inspelen op elk kind, een ontspannen, vrolijke, uitdagende omgeving bieden is onze manier van omgaan met kinderen. Kansen grijpen die we zien om de ontwikkeling van kinderen te ondersteunen, noemen we dat. Daarnaast richten we ons ook op kansen creëren: activiteiten aan een kind, groepje of de hele groep aanbieden ter stimulering van een specifiek ontwikkelingsgebied of in het kader van een thema. We zoeken naar een balans tussen vrij spel en een gericht aanbod aan activiteiten. Voor de kinderdagverblijven is een themapakket Uk & Puk aangeschaft, waarvan de medewerksters gebruik kunnen maken om inspiratie op te doen voor een divers aanbod aan activiteiten.
In de BSO’s hebben we sinds de start de nadruk gelegd op de huiselijke sfeer. BSO-tijd is vrije tijd, die de kinderen zelf mogen en kunnen invullen op de wijze van hun eigen keuze. We willen steeds meer een variatie aanbieden aan activiteiten naast de tijd voor het vrij spel. Hierbij proberen we steeds aan te sluiten bij wat de kinderen op dat moment boeit. In de schoolvakanties wordt een gevarieerd programma aangeboden, vaak met een thema. Iedere vakantieweek is er een uitstapje. BSO-vestigingen worden in de schoolvakantieperiode indien wenselijk met het oog op het aantal kinderen samengevoegd. De BSO’s organiseren afhankelijk van de behoeften en mogelijkheden ook workshops, gitaarles, e.d., waar mogelijk in samenwerking met andere organisaties.
37
~ Wees de verandering die je wilt zien in de wereld ~ (Mahatma Gandhi)
38
PEDAGOGISCH BELEID 2013
7.2 Extra aandacht voor bewegen en beweegplezier Gezond bewegen en gezond eten zijn op het moment belangrijke maatschappelijke thema’s. Overheid en maatschappelijke organisaties vragen aandacht voor het bestrijden van overgewicht bij kinderen en van bewegingsarmoede. Bewegen hoort bij kinderen, is hun manier om de wereld en het eigen lijf te verkennen en om ervaringen op te doen. Bewegen is een belangrijk onderdeel in het totaal van de ontwikkeling. Lekker bewegen = lekker in je vel zitten. Bewegen is ook belangrijk voor de taalontwikkeling: een kind leert beter wat ‘in’, ‘op’ en ‘onder’ betekent, als het ergens in, op of onder klimt. En ook voor ruimtelijk inzicht, voor afstanden en snelheid schatten helpt bewegen, want dan ervaar je snelheid en afstand. We willen bewust bezig zijn met beweegactiviteiten voor kinderen van 0 tot 13 jaar. Met beweegactiviteiten vragen we geen sportieve prestatie. Het gaat niet om ‘winnen’ of de beste zijn, meestal. In BSO’s en met bijna 4 jarigen misschien weleens, omdat ook winnen en verliezen geoefend en geleerd kan worden. Interessanter vinden we: hoe kunnen we dit kind uitnodigen om iets te proberen, iets te durven? We richten ons ook niet in eerste instantie op overgewicht en bewegingsarmoede, al helpt plezier in bewegen wel in het voorkómen van overgewicht. Het gaat vooral om het plezier in het bewegen en om de motorische ontwikkeling. 6 pedagogisch medewerksters van de kinderdagverblijven hebben in het najaar van 2011 een cursus ‘beweegkriebels’ gevolgd, om geïnspireerd te blijven en om te leren nieuwe, uitdagende activiteiten aan te bieden. In de BSO is eerder een training sport en spel gevolgd en zijn extra materialen aangeschaft. In het najaar van 2012 volgt een aantal BSO-medewerksters de cursus Beweegplezier vanaf 4.
39
~ There are two things we should give our children : One is roots and the other is wings ~ (Hodding Carter)
40
PEDAGOGISCH BELEID 2013
Met alle medewerksters hebben wij de intentie om het plezier in bewegen regelmatig te laten terugkeren in de groepen. Nieuwe initiatieven blijven borrelen. In de talentopdracht voor de eindejaarsuitkering 2012 hebben enkele medewerksters een initiërende en coördinerende taak op zich genomen op het gebied van beweegplezier.
7.3 Extra aandacht voor natuurbeleving In 2012 is er op alle vestigingen van kinderdagverblijf en BSO extra aandacht geweest voor het thema natuur. We vinden aandacht voor natuurbeleving door kinderen zo belangrijk dat natuurbeleving sindsdien een blijvend terugkerend onderdeel van de activiteiten is. We schrijven hierover in hoofdstuk 5 van dit pedagogisch beleid (zie 5.3, p. 27)
41
~ De weg zelf is je bestemming ~ (Confucius)
42
PEDAGOGISCH BELEID 2013
DEEL 2
Verdieping In dit deel 2 van het pedagogisch beleid vindt u in bijlagen verdieping en achtergrondartikelen bij deel 1.
Bijlage I Over positief zelfbeeld, zelfvertrouwen, empathie en zelfbeheersing In dit pedagogisch beleid noemen we Ø Positief zelfbeeld en zelfvertrouwen Ø Empathie Ø Zelfbeheersing drie aspecten die we graag helpen ontwikkelen bij kinderen. In deze bijlage gaan we in op wat we hieronder verstaan, waarom we dit zo belangrijk vinden en hoe de pedagogisch medewerkers en gastouders in hun werk eraan kunnen bijdragen om deze eigenschappen te helpen ontwikkelen.
43
I.I Positief zelfbeeld en zelfvertrouwen
In het pedagogisch beleid van de Stichting Kinderopvang Hoeksche Waard Oost staat dat wij, de medewerkers van de Stichting, het erg belangrijk vinden dat kinderen een positief zelfbeeld en zelfvertrouwen ontwikkelen.
Wat is een positief zelfbeeld, waarom vinden we het zo belangrijk, hoe kan je als (gast-)ouder / pedagogisch medewerkster bijdragen aan de ontwikkeling ervan?
Zelfbeeld De manier waarop je naar jezelf kijkt en over jezelf denkt, wordt je zelfbeeld genoemd. Het maakt uit hoe je naar jezelf kijkt.
Sommige mensen zien vaak alleen de minder plezierige kanten van zichzelf en gaan zich daarom steeds minder plezierig voelen. Als er steeds op je gemopperd wordt, krijgt een kind geleidelijk het idee dat het onaardig is en niet veel waard. Het kind gaat steeds negatiever over zichzelf denken en het gevolg is dat het zich ook steeds negatiever zal gedragen. Anderen zijn wel in staat zichzelf als een prima mens te zien met veel goede en leuke kanten en natuurlijk ook wel met wat ‘schoonheidsfoutjes’.
De manier waarop anderen, en vooral je ouders en andere voor het kind belangrijke volwassenen, met je omgaan als kind, maakt uit hoe je naar jezelf leert kijken.
Wordt er vaak positief op je gereageerd, wordt er gelachen om je grapjes, wordt er naar je geluisterd als je wat te vertellen hebt, word je gehoord als je verdriet hebt, dan is de kans groot dat je leert dat je een prima persoon bent. Je leert jezelf te waarderen, je wordt een persoon met een positief zelfbeeld.
44
PEDAGOGISCH BELEID 2013 Zelfvertrouwen Een kind dat in het algemeen een positief zelfbeeld heeft, heeft ook zelfvertrouwen. Iemand met zelfvertrouwen staat stevig in zijn schoenen, kan met problemen omgaan, toont initiatief en durft taken aan, durft iets te vragen, en kan omgaan met kritiek en complimentjes. Hij kan uitdagingen aan en durft de wereld te ontdekken.
Zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld moet zich ontwikkelen bij een kind; het is niet zonder meer aangeboren. En daarom is de rol van ouders en verzorgers zo belangrijk.
Het is belangrijk wat opvoeders tegen een kind zeggen en hoe ze dat zeggen.
Kritiek krijgt vaak een grotere plaats dan waardering. Natuurlijk is het onmogelijk om nooit kritiek te uiten, maar er is verschil tussen negatieve kritiek en opbouwende kritiek.
Opbouwende kritiek is kritiek die positief verwoord wordt, je legt de nadruk op wat het kind al wel goed kan en leert hoe het de volgende keer nog beter of anders kan.
Reageer bij het geven van kritiek op het gedrag van het kind en keur niet zijn persoon af.
Een voorbeeld: Als een kind een ander kind slaat, zeggen we vaak “wat ben je toch vervelend”, daarmee geef je een oordeel over het kind. Je zou ook kunnen zeggen: “ík vind het akelig dat je Jantje slaat, dat doet pijn”. Je benoemt dan het gedrag van het kind. Het kind leert dat je kritiek op zijn gedrag hebt en niet op hem als persoon. Laat het kind voelen dat het welkom is en dat jij als opvoeder interesse hebt in zijn leven. Weet je bijv. dat een kind uit je groep bij oma is geweest in het weekend, knoop dan een praatje aan over dat bezoek.
45
Adviezen op een rijtje Wat kun je nog meer doen om het zelfvertrouwen van het kind te vergroten?
Dorothea Timmers-Huigens, schrijfster van o.a. ‘Van nul tot vier’, heeft jarenlang een spreekuur gehouden voor ouders met opvoedingsvragen. Al haar adviezen, schrijft ze, komen in feite neer op het opbouwen en versterken van het zelfvertrouwen van het kind11.
Hier volgen haar adviezen in een notendop:
11
•
Accepteer elk kind als uniek medemens, met eigen mogelijkheden en onmogelijkheden.
•
Accepteer jezelf. Accepteer dat je als opvoeder ook maar een mens bent. Dat je fouten maakt en je stemmingen en remmingen hebt. Ken vooral ook je goede en sterke kanten.
•
Stimuleer de mogelijkheden van een kind door de ruimte en de gelegenheid te geven om kind te zijn. Door te accepteren dat kinderen zich kinderlijk gedragen. Door fouten te accepteren. Door ruimte te geven om te experimenteren.
•
Geef een kind zoveel verantwoordelijkheid als het aankan. Niet te veel, maar ook niet te weinig.
•
Eis geen onmogelijke dingen van kinderen op het lichamelijke en geestelijke vlak. Overvraag kinderen niet. Niet in hun schoolprestaties, niet in hun vrijetijdsbesteding, niet in hun gehoorzaamheid.
•
Straf rechtvaardig, straf nooit dubbel en verander straffen niet tussentijds.
•
Weet te vergeven. Vergeven is een uitmuntend opvoedingsmiddel.
•
Haal nooit oude koeien uit de sloot door bijvoorbeeld “Toen was je ook al zo” te zeggen. Geef nieuwe kansen. Laat een kind elke dag opnieuw beginnen.
•
Geef jezelf als opvoeder elke dag een nieuwe kans. Elke dag is er een om het anders te doen. Elke dag is er een om verder te gaan. Elke dag heeft zijn eigen mogelijkheden.
•
Wees consequent. Niet onrechtvaardig, maar rustig en evenwichtig. Regels zijn regels, op een enkele uitzondering na. Afspraken zijn afspraken, ja is ja en nee is nee.
Uit: Dorothea Timmers-Huigens: Opvoeden praktisch bekeken, Houten 1989
46
PEDAGOGISCH BELEID 2013 •
Zie de positieve dingen. Communiceer op een positieve manier. Zeg wat wel mag, zeg wat goed gaat. Geef zelfvertrouwen omdat je het kind vertrouwt.
•
Herstel het vertrouwen als het geschonden is. Als er een ernstige vertrouwenscrisis is geweest, spreek er dan over. Herstel de relatie en zeg dat ook: “nu is het voorbij, we gaan weer op een andere voet verder.”
•
Praat, denk, werk en communiceer met de kinderen. Houdt altijd het gesprek open. Sluit nooit de weg af.
•
Humor is een sterk wapen. Voor de opvoeder en het kind om de moed erin te houden. Lachen lucht op en is gezond.
•
Laat het kind merken: voor mij ben je, met al je hebbelijkheden en onhebbelijkheden, goed genoeg.
47
I.II Empathie
In het pedagogisch beleid van de Stichting Kinderopvang Hoeksche Waard Oost noemen we empathie een heel belangrijke menselijke eigenschap, die we graag helpen ontwikkelen bij kinderen.
Wat is empathie, waarom vinden we het zo belangrijk, hoe ontwikkelt empathie zich bij een kind, hoe kan je als pedagogisch medewerkster of (gast-)ouder bijdragen aan de ontwikkeling ervan?
Wat is empathie? Empathie is invoelingsvermogen; het vermogen om zich in te kunnen leven in de gedachten en gevoelens van anderen.
Waarom vinden we empathie zo belangrijk? Empathie is de sleutel naar een sociaal bevredigend en communicatief vaardig leven. Echt contact komt van twee kanten en heeft twee kanten: zenden en ontvangen. Door het bezit van empathie kan je je een voorstelling maken van wat er in een ander omgaat en wordt het mogelijk om in te schatten wat de effecten zijn van je woorden en daden op anderen.
Hoe ontwikkelt empathie zich bij een kind? Een baby heeft nog geen besef van het verschil tussen ‘ik’ en ‘de ander’. Dat ontwikkelt zich langzaam in het contact met voor hem belangrijke anderen. Als hij het woord ‘ik’ gaat gebruiken, is dit een uiting van een beginnend zelfbesef. Met het woord ‘nee’ laat een kind horen dat hij zijn eigen wil begint te ontdekken. Een peuter is egocentrisch, hij kán de wereld nog niet anders bekijken dan vanuit zichzelf als het middelpunt van zijn eigen wereldje. Tussen 3 en 4 jaar vestigt zich het ik-gevoel zodanig dat het het afzetterige karakter verliest en ook ruimte kan laten voor wat prettig is voor een ander.12 Dit wil niet zeggen dat hij zich in de periode dat zijn wereldbeeld egocentrisch is, niet oriënteert op andere mensen, zoals hij van zijn geboorte af al doet: als baby is hij al zeer geïnteresseerd in gezichten; van alle geluiden die hij hoort, heeft hij de meeste belangstelling voor de menselijke stem. Hij zíet nog niet dat een ander echt een ander is, met eigen ervaringen en gevoelens.
12
Rita Kohnstamm: Kleine ontwikkelingspsychologie deel 1 het jonge kind, Deventer ’88, p.134
48
PEDAGOGISCH BELEID 2013 Kleuters handelen nog impulsief vanuit hun driften en behoeften; een kind is zich vaak niet bewust van waarom hij iets doet. Een kind kan niet verwoorden wat zijn gevoelens zijn. Kan je dan verwachten van een kind dat hij zich inleeft in een ánder? Vele onderzoekers gaan ervan uit dat er een zeker verstandelijk inzicht nodig is, dat tussen het vijfde en zesde doorbreekt, om emotioneel met iemand te kunnen meeleven. Pas als het besef is doorgebroken dat een ander echt een ander is, kan er sprake zijn van meeleven in de altruïstische betekenis. Toch kan een peuter een huilend kind dat zich heeft pijn gedaan, proberen te troosten. Tegen het einde van het tweede levensjaar is er een toename van dit soort meeleven, hoewel het verstandelijk voor een kind op die leeftijd bijna onmogelijk is zich pijn voor te stellen die het zelf niet voelt. Wie tegen een peutertje dat een ander kind heeft pijn gedaan zegt: ‘kijk nou eens wat je hebt gedaan’, trekt het kind als het ware even op naar een hoger sociaal niveau dan waar hij uit zichzelf aan toe is.13
Nieuw onderzoek richt zich op de betekenis van spiegelneuronen: in het brein van de toeschouwer zijn dezelfde hersengebieden actief als in het brein van degene naar wiens actie de toeschouwer kijkt. Dit houdt in dat er een vroegere en snellere reactie op de ander kan plaatsvinden dan via de weg van het cognitieve begrip.
Ook al is het voor een klein kind moeilijk om zich in te leven in een ander, het is wel mogelijk om de weg voor te voorbereiden. Het goede voorbeeld is ook hierin een overtuigend opvoedingsmiddel.
Wat kan je doen om de ontwikkeling van empathie bij kinderen te stimuleren? Je helpt een kind door te benoemen welke gevoelens je ziet bij hem. Als je zegt: ‘je bent verdrietig, hè?’ help je hem om zich bewust te worden van wat hij voelt. Je geeft woorden aan de gevoelens van het kind, iets wat een klein kind zelf nog niet kan, omdat hij de woordenschat er nog niet voor heeft, of omdat hij zijn eigen gevoel niet signaleert. Het overkomt hem gewoon. Door de gevoelens serieus te nemen, leer je hem ook dat zijn gevoelens er mogen zijn, dat gevoel iets is waarmee je rekening houdt. Hoe hij uiting geeft aan zijn gevoel in zijn gedrag, daaraan geven we wel grenzen. Je hoeft niet te accepteren dat een boos kind schopt en slaat. Maar zeg liever niet:
13
Idem, p. 310
49
je mag niet boos zijn; wees niet zo bang, dat is nergens voor nodig: je hoeft niet verdrietig te zijn. Erken dat het gevoel er is.
Het helpt een kind om empathie te ontwikkelen, als je je eigen gevoelens en behoeften duidelijk verwoordt. Want dan maak je je kind attent op de gevolgen van zijn gedrag. Gebruik ‘ik-boodschappen’ 14 waarin je aangeeft wat er in je omgaat. Vertel wat het gevolg is van het gedrag van je kind en wat dat met je doet. Je bent duidelijker als je zegt: ‘als je me slaat, dan heb ik pijn; dat vind ik vervelend’ dan als je zegt: ‘vervelend joch, je hoort je moeder niet te slaan!’ Als je wilt, dat je kind leert zich in te leven in jouw situatie, geef dan woorden aan wat jíj voelt en ervaart. Het blijkt dat sociaal gedrag niet zo makkelijk en snel wordt geïmiteerd als bijvoorbeeld agressie. Sociale eigenschappen als meelevendheid, behulpzaamheid, vrijgevigheid leer je een kind niet door één keer voor te doen, maar door model te staan. Maakt een kind dag in dag uit mee dat opvoeders deze sociale eigenschappen uitoefenen, dan neemt het kind dit gedrag op den duur over.
14
Zie ook deel 1, 4.2, p. 21: Hoe te handelen volgens het communicatiemodel van Thomas Gordon
50
PEDAGOGISCH BELEID 2013 I.III Zelfbeheersing, leven volgens normen en waarden, gewetensvorming
In de pedagogische visie van de Stichting Kinderopvang Hoeksche Waard Oost wordt zelfbeheersing genoemd als één van de drie aspecten waarvan wij het belangrijk vinden dat kinderen dit goed ontwikkelen. Wat is zelfbeheersing, waarom vinden wij het zo belangrijk, wat heeft zelfbeheersing te maken met normen en waarden en met de ontwikkeling van het geweten? Hoe ontwikkelt zelfbeheersing zich bij kinderen, hoe kunnen leidsters of (gast)ouders hen daarbij helpen ?
Wat is zelfbeheersing? Zelfbeheersing is een uniek menselijke eigenschap die mogelijk is door het menselijk verstand. Alleen de mens kan denken over zijn impulsen en gedrag en kan er bewust voor kiezen om deze om te buigen, uit te stellen of er vanaf te zien. Een volwassen mens kan afwegingen en keuzes maken; deze keuzemogelijkheid biedt de mens ruimte om zich al of niet aan te passen aan de regels, normen en waarden en om een geweten te ontwikkelen.
Waarom vinden we zelfbeheersing belangrijk? Ieder mens is behalve dat hij of zij een individu is, ook een onderdeel van een groep/ maatschappij. Om deel te kunnen zijn van ‘de groep’ en daar voordeel uit halen, zal hij of zij zich aan moeten passen aan de regels van deze groep (normen en waarden) zónder zichzelf te verliezen. Door eigen behoeften niet te verdringen maar te beheersen blijven we onszelf de baas!
Hoe ontwikkelt een kind zelfbeheersing? Een baby reageert primair op zijn eigen behoeften als honger en onbehagen door te huilen. Pas als deze behoeften worden bevredigd, zal het stoppen. Als een baby ervaart dat zijn ouder/ verzorger steeds voorziet in zijn behoefte, voelt hij zich veilig en geborgen. Vanuit deze veiligheid kan hij ervaren dat hij niet overstuur hoeft te raken, als hij eens een minuutje moet wachten voor er aan zijn behoefte tegemoet wordt gekomen. Gaat een kind kruipen en lopen, dan wordt ook zijn drang om de wereld te ontdekken groot en onstuitbaar. Hij zal overal aanzitten, ook aan breekbare of gevaarlijke dingen. Hij moet nog leren wat het ‘nee’ van zijn ouder/verzorger betekent. Steeds ‘nee’ horen heeft bij lange na niet altijd te uitwerking op het kind die je als opvoeder wenst. En het kost de ouder/verzorger veel energie. Beter is het soms om zijn belangstelling om te buigen of hem af te leiden. Langzaamaan leert een kind de betekenis van nee. Vaak zal zijn drang om te ontdekken toch groter zijn en zal hij het toch doen, ondanks jouw nee. Jouw ‘nee’ is ook gekoppeld aan je directe fysieke nabijheid.
Wat betekent het als een peuter – zonder jouw directe aanwezigheid – bij de TV staat – zelf ‘nee, nee, niet doen, Tommie’ tegen zichzelf zegt – en
51
vervolgens de TV aanzet? Niet dat hij ongehoorzaam is. Hij heeft een belangrijke stap gemaakt in zijn ontwikkeling! Hij begint te beseffen dat iets niet mag, zonder dat je dat direct zegt. Hij oefent ermee en de uitwerking is nog niet perfect, maar het begin is er! Door zijn ontdekkingsdrang ervaart hij vanaf zijn tweede jaar regelmatig dat zijn behoefte botst met de behoeften van zijn ouder/verzorger. Als opvoeders duidelijk zijn, leert hij dat zijn vrijheid beperkt wordt waar hij de vrijheid van anderen in het gedrang brengt. Deze beperking van zijn vrijheid ervaart hij als frustratie dat niet alles wat hij wil, ook kan, omdat hij rekening moet houden met de behoeften van anderen. Als we als ouder/verzorger hem hierbij helpen, begint hij te leren hoe hij met frustraties om kan gaan. Maatschappelijk gezien een belangrijke taak in de tijd van korte lontjes! Vanaf 3 jaar tot ongeveer 10 jaar zal de reactie van kinderen afhankelijk zijn van de goed- of afkeuring van de belangrijke volwassenen in hun omgeving, die zij graag willen behagen. In deze leeftijdsfase bevinden kinderen zich in een afhankelijkheidspositie ten opzichte van volwassenen. Zij hebben immers hun liefde en aandacht nodig en willen deze niet op het spel zetten door dingen te doen die niet de goedkeuring hebben van hun ouder/verzorger Ze zijn erg gevoelig voor complimentjes. Vanaf 7 jaar zullen kinderen zich tevens laten leiden door het voordeel dat ze zien. Regels staan in deze fase erg in de belangstelling. Kijk maar eens naar de vele en ingewikkelde regels die kinderen onderling afspreken bij bijvoorbeeld een knikkerspelletje. En hoe fanatiek ze deze handhaven en hoe onrechtvaardig ze het vinden als je tegen een regel ingaat. Hun rechtvaardigheidsgevoel groeit. Vanaf 10 jaar heeft de omgeving (vrienden, of personen waarvoor zij grote bewondering hebben) grote invloed. Zij zullen eerdere regels / gewoonten van thuis loslaten en de regels van ‘de groep’, waar ze op dat moment bij willen horen, aannemen. In en na de pubertijd komt er een fase waarin het kind eigen keuzes gaat maken en de eerder opgelegde regels eigendom worden; we spreken dan over geweten, d.w.z. hij heeft een intern controlesysteem en is niet meer afhankelijk van controle van buitenaf door zijn opvoeder/verzorger.
Wat kan je doen om zelfbeheersing bij kinderen te ontwikkelen? Kinderen hebben hun omgeving (volwassenen) nodig om zelfbeheersing te ontwikkelen. Het valt niet mee om je behoeftes uit te stellen of er misschien vanaf te zien; daar heb je hulp bij nodig. Voor baby’s is zelfbeheersing nog niet zo aan de orde. Belangrijk is dat (gast)ouders, en pedagogisch medewerksters reageren op de behoefte van de baby zodat het zich veilig voelt. Dat wil niet zeggen dat we altijd meteen tegemoet moeten komen aan zijn of haar behoefte.
Een baby die huilt om eten zal soms even op de fles moeten wachten. Door tegen hem of haar te praten en te benoemen dat het zo aan de beurt is, neem je de emoties van het kind serieus en ‘leert’ het toch even te wachten.
PEDAGOGISCH BELEID 2013 Vanaf de peuterleeftijd is het vooral belangrijk het goede voorbeeld te geven. Kinderen leren veel door imitatie. Als opvoeders voorspelbaar zijn in hun gedrag, scheppen ze een veilige omgeving waarin kinderen zichzelf kunnen zijn. Waar ze positieve en negatieve gevoelens durven te uiten. Het benoemen van hun gevoelens en oplossingen bieden geeft hen handvatten bij het ontwikkelen van zelfbeheersing. Een kinderdagverblijf- en BSO-groep is een leeromgeving om te leren omgaan met zelfbeheersing. Het is de maatschappij in het klein met regels en afspraken (normen en waarden). Bij een gastoudergezin is hier ook sprake van. Kinderen zullen buiten de regels en afspraken binnen hun eigen gezin, ook die van de groep / het gastgezin eigen moeten maken. Dit geeft hun de gelegenheid om te leren zien dat er verschillende regels in verschillende groepen/gezinnen zijn dat er verschillende manieren van omgaan met regels zijn, die allemaal toch goed zijn.
Kinderen zijn onderdeel van de groep waardoor eigen behoeften soms op de tweede plaats komen. Hoe ouder kinderen worden hoe belangrijker het voor hen wordt om bij de groep te horen. Op BSO-groepen schuilt daarin het gevaar dat kinderen zichzelf verliezen om maar bij de groep te horen en daar alles voor doen. Het is dan ook belangrijk dat pedagogisch medewerksters / gastouders het individuele kind niet uit het oog verliezen.
53
Bijlage 2 Over de zone van de naaste ontwikkeling (Vygotsky)15 Help het kind Kinderen ontwikkelen zich in een enorm tempo in de eerste periode van hun leven. Ze zijn voortdurend bezig om dingen te ontdekken en zich zo verder te ontwikkelen. Een voorwaarde is wel dat de omgeving waarin een kind opgroeit, uitdaging en stimulering biedt. Deze uitdaging en stimulering worden geboden door inrichting en materiaal in de ruimte, maar het meeste leert een kind in contact met andere mensen. Kinderen leren veel door hun eigen ontdekkingstochten, maar in interactie met een ouder kind of een volwassene leert een kind nog meer. Door iets aan te bieden wat binnen het bereik ligt van wat een kind zelfstandig kan en wat het kind nog net niet zelfstandig kan, help je het kind een stapje verder te zetten in zijn ontwikkeling. Dit gebied wordt ook wel de 'zone van de naaste ontwikkeling' genoemd. Overgangsgebied De zone van naaste ontwikkeling is het overgangsgebied tussen wat het kind al kan en wat het kind nog net niet zelfstandig kan, maar wel met hulp van een volwassene. De zone van naaste ontwikkeling kun je omschrijven als een gezamenlijke activiteit van kind en volwassene, waarbij het kind wordt uitgedaagd om iets te doen wat het nog net niet zelfstandig kan. Je kunt als pedagogisch medewerker de zone van naaste ontwikkeling van kinderen opzoeken, als je weet: • wat het kind graag wil; • wat het kind bijna kan; • wat je bij het kind door middel van de activiteit wilt
ontwikkelen.
Goed kijken Het belangrijkste bij het stimuleren van de ontwikkeling van een kind is dat je goed kijkt. Zo krijg je de ontwikkelingsbehoeften van een kind goed in kaart. Verder is het van belang dat je inzicht hebt in de verschillende ontwikkelingslijnen, om te weten wat de volgende stap van het kind zou kunnen zijn.
15
Dit artikel is overgenomen van: www.benikinbeeld.org
PEDAGOGISCH BELEID 2013
Bijlage 3 Over Korczak16
Het kind is in elke fase een volwaardig menselijk wezen en niet slechts een onaf mens, die nog van alles niet kan. We hebben in het algemeen te weinig respect voor de ervaringen waarover het kind reeds beschikt. Korczaks observaties tonen ons welke inspanningen er van een kind gevraagd worden bij het opgroeien. Elke stap moet veroverd worden. We zijn de gevoeligheid voor dit moeizame proces verloren. Kortom, we zijn ongeduldig geworden en gunnen het kind niet "het recht op de dag van vandaag". We hebben het steeds, juist in scholen, over wat het kind moet worden.
Hij pleit voor de "absoluutheid" van de kindertijd. Kind-zijn heeft hier en nu een eigen, zelfstandige betekenis.
Korczak plaatst vertrouwen tegenover wantrouwen in de opvoeding. We laten het kind te weinig zelf dingen ervaren en beleven. We willen eigenlijk over alles wat het doet waken, aldus Korczak. Wij zijn ervaren en we hebben het beste met je voor, en doe het maar zoals wij het zeggen. Korczak wil volwassenen gevoelig maken voor het feit dat storend gedrag van een kind ook kan voortkomen uit eisen die teveel het wezenlijke van het kind vernietigen. Korczaks visie op wat kinderen van hun opvoedingsomgeving vragen: niet teveel 'opvoeding', maar respect voor eigen kunnen, durven en willen van kinderen en solidariteit of beschikbaarheid van volwassenen. De overeenkomst waarop ik doel zou 'het recht op ontwikkeling' kunnen heten. De erkenning van het eigen actief aandeel van kinderen in hun ontwikkeling, ook hun ontwikkeling in school met inbegrip van hun eigen verantwoordelijkheid daarvoor en de uitdaging dit eigen aandeel actief ter hand te nemen.
16
Dit artikel is overgenomen van de website www.korczak.nl en geschreven door Theo Cappon
55
Bijlage 4 Over de Pedagogiek van Reggio Emilia17 Grondlegger van de pedagogiek van Reggio Emilia is de Italiaan Loris Malaguzzi (1920-1994). In 1945 was Malaguzzi als leerkracht betrokken bij de bouw van een nieuw kindercentrum in Italië. Hij verdiepte zich in visies over onderwijs aan jonge kinderen en combineerde deze met zijn eigen ideeën en ervaringen tot een eigen pedagogiek. De stad en de pedagogiek Reggio Emilia is een stad in Noord-Italië. De 33 kleuterscholen en kindercentra in deze stad werken sinds 1945 volgens de Reggio-Emiliabenadering. Aan elke school of centrum zijn een kunstenaar en een pedagoog verbonden. Communiceren in meerdere talen Uitgangspunt van de Reggio-Emiliabenadering is dat kinderen gericht zijn op communicatie. Zij drukken zich daarbij niet alleen uit in gesproken en geschreven taal, maar ook via mimiek, geluid, beweging, dans, drama en muziek. Al deze vormen van communicatie zijn van belang, omdat elke vorm zijn eigen zeggingskracht en mogelijkheden heeft. Er is dan ook veel aandacht voor kunstzinnige vorming om kinderen bewust te maken van de vele uitdrukkingsmogelijkheden. Jonge onderzoekers Kinderen zijn niet alleen gericht op communicatie, maar ook, via communicatie, op het onderzoeken van de wereld om hen heen. De Reggio-Emiliabenadering speelt hierop in door kinderen te laten werken in kleine groepjes waarin de kans op onderlinge uitwisseling optimaal is. Als vanzelf leren kinderen van elkaar, over elkaar, over zichzelf en over de wereld. Drie 'pedagogen' Een van de ideeën van Reggio Emilia is dat kinderen elkaars 'eerste pedagoog' zijn. Volwassenen ziet men als 'tweede pedagoog' en de omgeving als 'derde pedagoog'. De omgeving wordt zo ingericht dat deze de creativiteit die ieder kind van nature bezit, stimuleert. Daarbij is aandacht voor architectuur, inrichting, lichtval en de kleurkeuze van meubels en materialen. Ook is er standaard een atelier aanwezig voor de kinderen. Projectwerken Reggio Emilia werkt met een curriculum waarin een deel gepland is en een deel open. Dit zogenoemde 'projectwerken' is opgebouwd rondom onderwerpen die de kinderen bezighouden. Daarnaast is er altijd ruimte voor onverwachte gebeurtenissen die aandacht vragen. Observeren en documenteren Kenmerkend voor Reggio Emilia is dat leerkrachten het onderzoeksproces van kinderen observeren, analyseren en documenteren. Van alle kinderen zijn er foto's, video's, teksten en werkstukken. Voor de kinderen dient dit materiaal als inspiratiebron. 17
dit artikel is overgenomen van: http://www.cultuurplein.nl/primair-onderwijs/scholen-met-veelcultuur/reggio-emilia/pedagogiek-van-reggio-emilia
PEDAGOGISCH BELEID 2013 Voor ouders is het prettig te zien waar hun kinderen mee bezig zijn. Honderd talen Over Reggio Emilia in de praktijk leest u in De honderd talen van kinderen, een bundel praktijkverhalen en interviews met de werkers in Reggio Emilia
57
Bijlage 5 De zes stappen van omgaan met conflicten volgens Thomas Gordon18
18
Uit: Werkboek Effectief omgaan met kinderen in de Kinderopvang, 2009
PEDAGOGISCH BELEID 2013
Bijlage 6
59
Bijlage 6 Het gedragsraam van Thomas Gordon19
19
Uit: Werkboek Effectief omgaan met kinderen in de Kinderopvang, 2009
PEDAGOGISCH BELEID 2013
Bijlage 7 Om verder te lezen: Onze pedagogische visie en de manier van omgaan met kinderen die wij voorstaan en uitwerken in dit pedagogisch beleid, is mede op de ideeën van de schrijvers van onderstaande boeken geïnspireerd. Deze boeken zijn aanwezig en te leen bij de Stichting Kinderopvang Hoeksche Waard Oost.
Elly Singer en Loes Kleerekoper:
Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar Maarssen 2009 Een pedagogisch raamwerk voor het werken met jonge kinderen in kindercentra
Liesbeth Schreuder e.a.: Pedagogisch kader kindercentra 4-13
jaar, Amsterdam 2011 Dit boek geeft een overzicht van de praktijkervaring van de sector bso in Nederland, aangevuld met wetenschappelijke inzichten over de ontwikkeling van kinderen
Dr. Thomas Gordon: Luisteren naar kinderen De methode voor overleg in het gezin, Baarn, 2005
252 p.
Luisteren naar kinderen, het boek waarmee de Amerikaanse psycholoog dr. Thomas Gordon wereldberoemd werd, is inmiddels uitgegroeid tot een opvoedklassieker. Al vele ouders hebben baat gehad bij de methode die Gordon ontwikkelde om effectiever met kinderen te communiceren en zo conflicten binnen het gezin op te lossen.
Joyce Gabeler, Wilna Weeda, Janny van Wieringen: Kinderen zijn
zichzelf Amsterdam 2002 80 p. Werken met kinderen en goede communicatie tot stand brengen vereist een deskundig oog zowel voor de behoeften van het kind als die van jezelf. Een goed contact met kinderen, ouders en collega’s is geen kwestie van ‘op goed geluk’. Dit vraagt om concrete communicatievaardigheden als luisteren en duidelijk zijn in het omgaan met elkaar. Om je te ondersteunen in je werk als pedagogisch medewerkster laten de schrijfsters je in dit boekje kennismaken met de Gordon-methode. Dit is een manier van omgaan
61
met anderen, kinderen en volwassenen, die leidt tot meer zelfstandigheid, zelfvertrouwen en groei bij opvoeder en kind.
drs. H. van Hasselt- Mooy: Huilen - boos zijn - ruzie Cursus omgaan met emoties bij kinderen van 0 tot 8 jaar, Amsterdam, 2004 112 p. Huilen, boos zijn, ruzie bij kinderen zijn gevoelens en gedragingen waarmee opvoeders nogal eens worstelen. Dit boek wil hen meer inzicht bieden in emoties die een rol spelen bij dergelijk gedrag en reikt concrete richtlijnen aan hoe zij hier het beste mee om kunnen gaan. Daarbij ook aandacht voor de gevoelens en gedachten van de opvoeders zelf. Huilen, boos zijn, ruzie richt de aandacht op het belang van het zelfvertrouwen van een kind; op het (mogen) ontladen van emoties en deze niet af te reageren en op het in de omgang met anderen leren opkomen voor jezelf en rekening houden met de ander. Onmisbaar bij dit alles is, dat opvoeders openstaan voor de aanleg, de talenten en de ontwikkelingsfase van het kind. Drs. Hanneke van Hasselt-Mooy is ontwikkelingspsycholoog, gespecialiseerd in beeldend werken met kinderen en bio-energetica. Zij is lange tijd werkzaam geweest in een psychologische adviespraktijk voor ouders en kinderen, en is thans werkzaam als Gordon-docent. Zij ontwikkelt en geeft trainingen en cursussen op diverse terreinen van opvoedingbegeleiding en -ondersteuning. Zie ook www.huilenbooszijnruzie.nl
De volgende boeken vinden we, hoewel ze niet direct de basis vormen van onze pedagogische visie en – beleid, ook zeer inspirerend en nuttig voor het werken met kinderen in de kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang van onze Stichting:
Elly Singer en Dorian de Haan: Kijken, kijken, kijken Over samenspelen, botsen en verzoenen bij jonge kinderen Amsterdam 2006 196 p. Kijken, kijken, kijken geeft een levendig beeld van het sociale leven van jonge kinderen in kindercentra. In de bespreking van de sociale kwesties die peuters bezighouden, is er steeds aandacht voor de leidster of opvoeder. Hoe kunnen zij kinderen helpen om spelenderwijs basale sociale waarden, regels en vaardigheden te leren? De auteurs baseren zich op jarenlange ervaring met wetenschappelijk onderzoek en het ontwikkelen van trainingen voor leidsters in de kinderopvang
PEDAGOGISCH BELEID 2013
Selma H. Fraiberg: De magische wereld van het kind De ontwikkeling van het kind tijdens de eerste zes levensjaren Houten 2002 271 p. In de magische wereld van het kind schets Selma Fraiberg de eigen wereld van het kind in de eerste zes levensjaren. Niet zwaarwichtig, maar goed gefundeerd. De schrijfster geeft blijk van een gedegen inzicht in de klassieke psychoanalytische theorie, die zij bijzonder knap weet te verbinden met de laatste ontwikkelingen van de psychoanalyse. Toch is het in de eerste plaats een praktisch boek, waarin met veel gezond verstand en humor de normale ontwikkeling van het kind wordt beschreven.
Steven Pont : Mensenkinderen! De zeventien belangrijkste ontwikkelingsgebieden van kinderen tussen nul en vier jaar Amsterdam 2012 274 p. In Mensenkinderen legt Steven Pont op boeiende wijze uit hoe het gedrag van kinderen in de leeftijdsfase van 0 tot 4 jaar zich ontwikkelt. Hij onderscheidt 17 ontwikkelingsgebieden: Grofmotorisch, fijnmotorisch, cognitief, taalontwikkeling, gebaren-., sociaal-emotionele, morele, empathie-., zindelijkheids-., teken-., eet-, virtuele, seksuele, lach-, spel-, hechtings- en zintuiglijke ontwikkeling.
63
DEEL 3 Aanvullingen De Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 is gewijzigd. De wijzigingen zijn gepubliceerd in de Staatscourant van 30 okt. 2012. De inspectie kinderopvang van de GGD heeft hierop de eisen aangepast die gesteld worden aan de inhoud van het pedagogisch beleidsplan. N.a.v. een inspectiebezoek heeft de inspecteur een aantal omissies geconstateerd in dit pedagogisch beleidsplan. Om het pedagogisch beleid aan de wettelijke eisen te laten voldoen, nemen we de volgende aanvullingen op, die te zijner tijd in de voorgaande tekst verwerkt worden:
1 (Stam- en basis)groepen In de Wet kinderopvang wordt gesproken over stamgroepen (kinderdagverblijf) en basisgroepen (buitenschoolse opvang). We spreken in dit pedagogisch beleid en tijdens het werk over groep. Een uitzondering maken we voor de BSO’s waar maximaal 30 kinderen geplaatst kunnen worden. Deze hebben 3 stamtafels/basisgroepen van maximaal 10 kinderen (zie: 5.2.2, p. 27). Iedere groep heeft een eigen groepsruimte (zie: 5.1, p 23), uitgezonderd de stamtafels/basisgroepen in BSO’s met maximaal 30 kindplaatsen. Zij delen de groepsruimte met de drie stamtafels/basisgroepen. In de kinderdagverblijven en de BSO’s is een kind in het algemeen in één groep geplaatst. Op rustige dagen worden groepen soms samengevoegd in één ruimte. Ouders zijn hiervan op de hoogte. Op woensdag en vrijdag zijn enkele groepen standaard samengevoegd. Hierdoor maken sommige kinderen gebruik van twee verschillende (stam-)groepen en van twee verschillende groepsruimtes. Ook hiervan zijn ouders op de hoogte. Mocht het een keer vóórkomen, bijvoorbeeld bij contractuitbreiding of bij een nieuwe plaatsing, dat een kind tijdelijk een dag in een andere groep wordt geplaatst, dan gebeurt dit in overleg met en op verzoek van ouders, die door ondertekening van de overeenkomst hiermee schriftelijk instemmen. Dit heeft niet onze voorkeur, maar kan vóórkomen om ouders tegemoet te komen in hun behoefte aan opvang voor hun kind. Gebruikelijk is dat er twee of drie pedagogisch medewerksters op een groep aanwezig zijn. Mocht het aantal kinderen zodanig zijn, dan volgens de rekenregels (zie hieronder) kan worden volstaan met één pedagogisch medewerkster, dan wordt er één pedagogisch
PEDAGOGISCH BELEID 2013 medewerkster ingezet, in de kinderdagverblijven voor enkele uren per dag, in de BSO gedurende de openingstijden van de voorschoolse of naschoolse opvang. Babygroepen in het kinderdagverblijf tellen maximaal 9 kinderen, peutergroepen maximaal 14. Verticale groepen met kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar, hebben maximaal 12 kinderen. Een groep met kinderen in de leeftijd van 1 tot 4 jaar bevat maximaal 13 kinderen. Verticale groepen kunnen doorgroeien naar maximaal 16 kinderen, als er een derde pedagogisch medewerkster wordt ingezet. Er zijn BSO’s met slechts één groep, waarin maximaal 20 kinderen geplaatst worden. Andere BSO’s bieden opvang aan maximaal 30 kinderen, die zijn verdeeld over drie stamtafels/basisgroepen en drie pedagogisch medewerksters. Deze drie basisgroepen verblijven in één ruimte. Eten doen kinderen uit een zelfde basisgroep aan één tafel, bij vrij spelen kan de hele ruimte worden gebruikt. Iedere BSO heeft een eigen groepsruimte. Op verschillende vestigingen kan gebruik gemaakt worden van een extra ruimte of een speelzaal. Voor de groepsgrootte en pedagogisch-medewerker-kindratio (PKR) gelden wettelijke regels, waaraan de organisatie zich houdt. Daarnaast kijken we ook naar de groepssamenstelling bij het plaatsen van een kind. De site http://1ratio.nl/rekenregels.aspx biedt rekenregels en een rekentool, die wij gebruiken bij het vaststellen of de groepsgrootte en de PKR wettelijk geoorloofd is.
2 Leeftijdsopbouw In de kinderdagverblijven worden kinderen doorgaans tot hun vierde verjaardag opgevangen. De verticale groepen hebben een gevarieerde leeftijdsopbouw. In horizontale babygroepen blijven kinderen tot circa hun tweede verjaardag. Het moment van overgaan van baby- naar peutergroep kan variëren rekening houdend met de ontwikkeling van het kind en de groepssamenstelling. In de BSO’s zijn de groepen gemengd in leeftijd van 4 tot 13 jaar.
3 Werkwijze in de groep In de werkwijze op de groep spelen de interactievaardigheden van de pedagogisch medewerkster een belangrijke rol (zie 3, p 11). In de groepen biedt een min of meer vaste structuur en dagritme duidelijkheid en veiligheid aan de kinderen. De vaste momenten in het dagritme in de groepen in het kinderdagverblijf: -
binnenkomst van de kinderen, begroeten en afscheid nemen van de ouder
65
-
tafelmoment: iets drinken en een kaakje/koekje lunch naar bed gaan en slapen fruit eten en iets drinken begroeten van ouders en gedag zeggen van het kind
In de BSO wordt in de vakantiedagen eenzelfde ritme aangehouden als beschreven in het kinderdagverblijf (afgezien van het naar bed gaan en slapen uiteraard), echter met meer flexibiliteit. Op de dag dat er een uitstapje is, is natuurlijk alles anders. Op schooldagen zijn de vaste momenten in de BSO: -
het ophalen van de kinderen van school (in een enkele BSO, die inpandig in een school is gevestigd en alleen kinderen van deze school opvang biedt, is dit niet nodig) of het vervoer naar de BSO per taxi het binnenkomen in de BSO tafelmoment: iets drinken en een crackertje en fruit het ophalen door de ouder
Op kinderdagverblijf en BSO is er tussen deze vaste momenten ruimte voor vrij spel of voor een gerichte activiteit. Als het weer het even toelaat, wordt er buiten gespeeld. De vaste momenten en de overgangsmomenten kennen hun eigen rituelen en dynamiek: In het kinderdagverblijf: -
papa of mama uitzwaaien voor het raam een liedje als het tijd is om op te ruimen uit de heen- en weerschriftjes lezen/vertellen voor het drinken een verhaaltje aan tafel of voor het slapen gaan ieder kind bij naam noemen bij het eerste tafelmoment
In de BSO zijn er opruimmomenten en wassen de kinderen hun handen voor het eten. Tijdens het tafelmoment worden de kinderen uitgenodigd om te vertellen over gebeurtenissen van school of thuis (zie ook: 3.4 structuur, rituelen, grenzen en regels en 3.5 ontwikkelingsstimulering).
4 Wijze waarop kinderen wennen aan een nieuwe groep Als kinderen nieuw komen op BSO of kinderdagverblijf, worden er met ouders wenafspraken gemaakt. De vorm en inhoud is afhankelijk van de leeftijd van het kind en van de inschatting van de ouders van wat wenselijk is in het belang van het kind. Eerst komt een kind een korte tijd, later iets langer, dan blijft het een keer slapen (op kinderdagverblijf), totdat het kind de volle tijd aanwezig is. Bij de interne overgang naar een andere groep in het kinderdagverblijf, wordt het wennen ook langzaam opgebouwd. Wennen kan als de groepsgrootte en de PKR dit toelaat.
PEDAGOGISCH BELEID 2013
5 Beleid ten aanzien van het gebruik maken van extra dagdelen Ouders hebben de mogelijkheid om de opvang een dag te ruilen, als de bezetting op de groep dit toelaat. Dit kan één dag per kalendermaand. Extra dagdelen kunnen worden aangevraagd bij het Centraal Bureau, waar de planningsmedewerkster zicht heeft op de mogelijkheden gezien groepsgrootte en PKR. Behalve hiernaar wordt ook gekeken naar de wenselijkheid in verband met de rust en de samenstelling van de groep.
6 De ondersteuning van beroepskrachten door andere volwassenen In de kinderdagverblijven is een huishoudelijk medewerkster werkzaam op een beperkt aantal uren van de dag en dagen van de week. Er is een klusjesman voor kinderdagverblijven en BSO’s voor enige uren per week. Vaak werken in kinderdagverblijf en BSO stagiaires mee op de groep. Zij zijn altijd boventallig aanwezig en hun aanwezigheid staat ten dienste van hun leerproces. In sommige BSO’s werken pedagogisch medewerksters alleen, als de groepsgrootte niet groter dan 10 kinderen is. Dan is een achterwachtregeling van kracht. Deze is vermeld op het personeelsrooster van de BSO. De achterwacht kan binnen 15 minuten aanwezig zijn. Deze achterwacht is ook op te roepen als er aan de randen van de dag afgeweken wordt van de PKR. Bijvoorbeeld tijdens de opvang in de schoolvakanties, wanneer er gestart wordt met één pedagogisch medewerkster en afgesloten wordt door één andere pedagogisch medewerkster ivm de omvang van diensten. In schoolweken komt deze situatie zelden voor. In een enkele BSO wordt een groepshulp ingezet voor hand- en spandiensten. Zij is boventallig aanwezig. Tijdens de openingstijden van de vestigingen is een lid van het managementteam telefonisch bereikbaar via het telefoonnummer van het Centraal Bureau. Alle ondersteunende volwassenen zijn net als alle personeel in het bezit van een Verklaring omtrent Gedrag.
7 Het vierogenprincipe Eén van de wijzigingen in de wet- en regelgeving voor kinderdagverblijven per 2013 is de invoering van het vierogenprincipe, dat per 1 juli 2013 in werking treedt voor de kinderdagverblijven. Dit vierogenprincipe vloeit voort uit de aanbevelingen die de commissie Gunning n.a.v. de Amsterdamse zedenzaak heeft gedaan om (seksueel) misbruik in de kinderopvang te voorkómen. In de brief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 febr. 2013
67
over dit onderwerp staat: Dit (vierogen)principe houdt in dat altijd een volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met een beroepskracht. Een beroepskracht mag nog steeds alleen op de groep staan. Zolang maar op elk moment een andere volwassene de mogelijkheid heeft om mee te kijken en of luisteren. Wij vinden transparantie en controleerbaarheid een onderdeel van het werk. Een professionele pedagogisch medewerkster stáát voor haar werk en heeft niets te verbergen tijdens het uitoefenen van haar vak. Aan collega’s laten zien wat je doet en collega’s bevragen verhoogt de kwaliteit van de pedagogisch medewerksters en houdt hen scherp. In onze kinderdagverblijven is de aanwezigheid van volwassene zodanig, dat er altijd kans is dat er iemand kán binnenlopen en meekijken met een pedagogisch medewerkster in haar contact met een kind. We vergroten de transparantie van de gebouwen door regels af te spreken over het beplakken van deuren en ramen en over het openstaan van deuren op momenten dat een pedagogisch medewerkster alleen is in een ruimte. We besteden aandacht aan andere maatregelen om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. Zo maken we werk van het ontwikkelen en continueren van een open aanspreekcultuur tussen collega’s. We zetten in op het vergroten van de deskundigheid over de seksuele ontwikkeling van kinderen, zodat we kinderen deskundig en vanuit een positieve invalshoek kunnen begeleiden in hun ontwikkeling. Ook het weerbaar maken van kinderen heeft onze aandacht. Een uitgebreidere beschrijving van hoe wij het vierogenprincipe ten uitvoer brengen is opgenomen in het handboek voor pedagogisch medewerksters en is op 1 juni ’13 op onze site vermeld onder ‘nieuws’.
PEDAGOGISCH BELEID 2013
Colofon Pedagogisch beleid voor kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau
Deel 1 en 2: Januari 2013 Deel 3: juni 2013
Kinderopvang Hoeksche Waard Oost Biezenvijver 5 3297 GK Puttershoek
Telefoon 078-6765188 Fax 078-6762461 Email:
[email protected] www.kinderopvanghwo.nl
69