Universiteit van Amsterdam
Inkoopfraude door uitblijven van factuurplicht
Abdelilah Moukhal studentnummer: 0363790 Studiejaar: 2007/2008
Docent: Dhr. W. Kanning
Inhoudsopgave 1) Inleiding
2
2) Beschrijving van het fraudeproces
3
3) Maatregelen tegen fraude 3.1)
Algemene maatregelen tegen belastingfraude
7
3.1.1) Preventieve maatregelen
7
3.1.2) Repressieve maatregelen
8
3.2)
9
Maatregelen tegen inkoopfraude
4) Waarom zijn de maatregelen niet doeltreffend? 4.1)
Algemene maatregelen
10
4.1.1) Preventieve maatregen
10
4.1.2) repressieve maatregelen
11
4.2)
12
Specifieke maatregelen tegen inkoopfraude
5) Welke maatregelen kan de fiscus nog meer treffen tegen inkoopfraude
13
6) Advies over welk maatregel het beste kan worden ingevoerd
15
7) Beoordeling van de maatregel
15
8) Conclusie
16
Bibliografie
17
Bijlage: Deutsche kaufvertrag
18
1
1. Inleiding In Nederland wordt er veel gehandeld in gebruikte goederen, vooral door de opkomst van het internet worden er per dag via bekende sites zoals www.marktplaats.nl duizenden goederen verhandeld tussen particulieren. Verkoop van de goederen van particulieren is in beginsel onbelast, omdat de particulieren geen ondernemers zijn in de zin van artikel 3.4 wet IB 2001. Omdat particulieren geen ondernemers zijn hebben ze ook geen factuurplicht jegens hun verkoop: er is een mondelinge overeenkomst waar beide partijen zich aan dienen te houden. Maar wat als de kopende partij geen particulier is maar een ondernemer zoals bedoeld in artikel 3.4 wet IB 2001? Ook zij kunnen goederen inkopen van particulieren met als doel het goed daarna weer te verkopen. En aangezien de particulier ook hier geen factuurplicht heeft, is er ook hier een verkoop op basis van een mondelinge overeenkomst waarover geen gegevens zijn. Door het gebrek aan gegevens van de verkoop, kan de ondernemer hier misbruik van maken door het goed voor een veel hoger inkoopbedrag in de boeken te zetten. Dit houdt in dat er uiteindelijk op papier minder winst wordt gemaakt, waardoor de ondernemer minder belasting hoeft te betalen. Door de afwezigheid van de factuurplicht voor particulieren is er een lek ontstaan waarin ondernemers buiten de controle van de fiscus kunnen inkopen en frauderen. Hierdoor rijst de vraag welke maatregelen de fiscus moet nemen om de controle bij de verkoop van particulieren aan ondernemers te verscherpen om zodoende de fraude tegen te kunnen gaan. Doel van deze scriptie is het onderzoeken of de inkoop van particulieren door bedrijven inderdaad fraudegevoelig is. De focus ligt dan vooral op de inkoop van gebruikte auto’s door autobedrijven. Verder wordt er gekeken wat de mogelijkheden zijn voor de fiscus om de controle te kunnen verscherpen, zodat ze de mogelijke fraude tegen kunnen gaan. Allereerst wordt toegelicht hoe de werking van een inkoop bij particulieren precies verloopt en hoe het mogelijk is om daarmee fraude plegen. Daarnaast wordt ook bekeken wat de huidige regelgeving voor maatregelen heeft om fraude tegen te gaan en waarom deze maatregelen niet voldoende werken. Verder wordt besproken welke maatregelen genomen kunnen worden om de huidige regelgeving aan te vullen. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de regelgeving in andere landen binnen de EU. Ook zal zowel de juridische als economische haalbaarheid van de maatregelen worden getoetst en uiteindelijk zal er een advies komen met welke maatregelen de fiscus moet komen om de controle in de tweedehandssector te kunnen vergroten.
2
2. Beschrijving van het fraudeproces Voor de beschrijving van het fraudeproces wordt gekeken naar de handel van tweedehands auto’s door ondernemers. In 2005 bevinden er zich in Nederland 6235 autobedrijven die zich bezighouden met de verkoop van gebruikte auto’s. In 2005 zijn deze autobedrijven goed voor de verkoop van 1.045.355 auto’s en een gezamenlijke omzet van €20.952.456.832 (Mobiliteit in cijfers, ANWB 2006). De auto’s die worden ingekocht komen van autodealers, leasemaatschappijen en particulieren. Verder vallen de auto’s die worden ingekocht door de tweedehands autobedrijven onder de margeregeling (art.28b.1 Wet op de omzetbelasting 1968). De margeregeling houdt in dat er alleen BTW hoeft worden betaald over de marge die over een tweedehands auto wordt behaald. Bij inkoop van een ander bedrijf gaat dit volgens dezelfde regels als bij de inkoop van nieuwe auto’s. De ondernemer die zijn tweedehands auto verkoopt is verplicht op grond van artikel 35, lid 2 van de Wet op de omzetbelasting 1968 een factuur bij te voegen met daarbij de vermelding van de afnemer, verkoper, datum, btwnummer en hoogte van de verkoopprijs. De reden achter de factuurplicht van artikel 35, lid 2 wet OB 1968 is dat het voor de belastingheffing een belangrijk document is. Voor de ‘belaste’ afnemer/ondernemer is de factuur letterlijk waardevol, omdat hij op grond daarvan de geheven omzetbelasting kan terugkrijgen. Voor de Belastingdienst is de factuur onmisbaar om haar controlerende taak naar behoren te kunnen uitvoeren. Daarnaast moet bij gebruikte goederen worden vermeld of de margeregeling is toegepast (staatssecretaris van Financiën 2007). De wetgever vindt dus dat een factuur onmisbaar is voor de Belastingdienst om haar controlerende taak naar behoren uit te kunnen voeren. Bedrijven zijn niet de enige die gebruikte auto’s verkopen. In 2005 zijn er door particulieren in totaal 759.037 gebruikte auto’s verkocht aan zowel particulieren en bedrijven. Omdat een particulier die zijn gebruikte auto verkoopt niet wordt gekwalificeerd als een ondernemer in de zin van artikel 3.4 wet IB, komt hij ook niet in aanmerking met de factuurplicht op grond van art 35, lid 2 wet OB. De verkoop van de gebruikte auto wordt hierdoor een mondelinge overeenkomst die wettelijk wordt bekrachtigd door middel van de overschrijving van de auto bij het postkantoor of via de RijksDienst voor het Wegverkeer (RDW). Hierbij wordt er geen onderscheid gemaakt of de auto wordt verkocht aan een andere particulier of aan een ondernemer.
3
Mocht de auto worden verkocht aan een ondernemer, dan is de ondernemer wettelijk verplicht de auto in zijn bedrijfsvoorraad te boeken. Maar in tegenstelling tot inkoop bij een andere ondernemer is er geen wettelijke bewijs over de inkoop van het goed. Door het in gebreke blijven van het bewijs kan de ondernemer de ingekochte auto voor een hoger bedrag inboeken. Hier wordt het bovenstaande verduidelijkt door middel van een voorbeeld dhr. X wil zijn auto verkopen en besluit zijn auto het via een veilingsite aan te bieden voor €5000. Autobedrijf BV Y ziet de auto staan en reageert op het bod van de auto. Als dhr. X eenmaal het bod accepteert, betaald Autobedrijf BV Y dhr. X het aangeboden bedrag contant uit en schrijft uiteindelijk de auto op naam van het autobedrijf. Hiermee is feitelijk de verkoop afgehandeld. En zou er in de boeken de volgende journaalpost moeten worden gemaakt: 140 Crediteuren Aan 110 Kas En 700 Voorraad Goederen Aan 140 Crediteuren
5000 5000 5000 5000
Maar omdat er geen bewijs over de hoogte van de inkoop is, kan Autobedrijf BV Y ook zonder juridische gevolgen de volgende journaalposten kunnen maken: 140 Crediteuren Aan 110 Kas En 700 Voorraad Goederen Aan 140 Crediteuren
6000 6000 6000 6000
Door deze boeking treedt er een positief kasverschil op van €1000. Volgens de boeking zou er een bedrag van €6000 naar de crediteur zijn gegaan, maar in werkelijkheid is er maar €5000 gegaan. De overgebleven €1000 kan de ondernemer van autobedrijf Y gewoon in zijn zak steken. De auto zit nu in de voorraad van het autobedrijf en wordt te koop aangeboden voor €7000. Uiteindelijk wordt de auto verkocht en maakt autobedrijf BV Y de volgende boeking:
4
Debiteuren Aan Opbrengst verkochte goederen Aan Te betalen Omzetbelasting
7000
Kostprijs verkochte goederen Aan Voorraad goederen
6000
6810 190 6000
De verschuldigde belasting is: Btw-margeregeling (art 28b, lid 1 wet OB): is 19% over de marge van het product: Marge= 7000-6000= 1000 Verschuldigd btw: 19% van 1000= €190 Over de overgebleven winst is op grond van artikel 22 Vpb nog 25.5% vennootschapsbelasting verschuldigd: 25.5% van (1000-190)= €206.55 Totaal aan verschuldigde belastingpremie: €396.55 Had autobedrijf BV Y de auto ingeboekt voor het werkelijke inkoopbedrag dan was de verschuldigde belasting: Btw-margeregeling (art 28b, lid 1 wet OB): is 19% over de marge van het product: Marge= 7000-5000= 2000 Verschuldigd btw: 19% van 2000= €380 Over de overgebleven winst is op grond van artikel 22 Vpb nog 25.5% vennootschapsbelasting verschuldigd: 25.5% van (2000-380)= €413.10 Totaal aan verschuldigde belastingpremie: €793.10 Door het inboeken van de auto voor een hoger bedrag kan Autobedrijf Y niet alleen €1000 onbelast en ongemerkt overboeken naar privé, maar het levert hem ook een belastingvoordeel op van €396.55. Hiermee komt zijn totale onbelaste voordeel op €1396.55, dat is een rendement van 27.9% op een investering van €5000.
5
Voorwaarden Voor deze vorm van fraude moet de ondernemer wel aan de volgende criteria voldoen: •
De aankoop van de auto moet volledig contant worden gedaan. Mocht het bedrag chartaal worden overgemaakt, dan is hiervan een bewijs in het bankafschrift van het bedrijf.
•
Het inkoopbedrag van de auto mag niet hoger zijn dan €10.000, aangezien bij het storten van dat bedrag de particulier en de bank wettelijk verplicht zijn de afkomst van dat bedrag te melden.( wet Melding Ongebruikelijke Transacties)
6
Hoofdstuk 3 3.1 Algemene maatregelen tegen fraude Het nakomen van de fiscale verplichtingen probeert de belastingdienst te stimuleren door preventieve maatregelen en desnoods af te dwingen door repressieve maatregelen. In het Tijdschrift voor Criminologie beschrijft Denkers (2008, 50, 2) dat de maatregelen in overeenstemming zijn met het economische model van criminaliteit van Becker (1968). Dit model beschrijft fraude als een rekensom, waarbij een persoon de baten van het frauderen afzet tegen de verwachte kosten (bijvoorbeeld boete) en de kans daarop. De huidige maatregelen richten zich vanuit dit perspectief op het zodanig beïnvloeden van de kosten en baten van het frauderen dat het goedkoper is om de regels na te leven dan te frauderen. De preventieve maatregelen zijn erop gericht om de kans op fiscale fraude zo klein mogelijk te maken. De repressieve maatregelen zijn er daarentegen op gericht om de kans zo klein mogelijk te houden, dat een ondernemer ongestraft zijn fiscale verplichtingen niet nakomt.
3.1.1 Preventieve maatregelen Een belangrijke manier om belastingfraude te bestrijden is om het te voorkomen. Dit gebeurt door middel van preventie. Bij preventie wordt onderscheid gemaakt tussen onbewuste en bewuste fraude. Het doel van preventie bij onbewuste fraude is de bekendheid van de regelgeving bij de doelgroepen vergroten. Daarnaast moet de fraudealertheid bij medewerkers van instanties waar gefraudeerd kan worden door middel van trainingen verbeterd worden. Bij bewuste fraude is het doel van preventie de doelgroepen het idee te geven dat de pakkans bij fraude groot is. Hierdoor wordt de verleiding om te frauderen ontmoedigd wat ervoor kan zorgen dat er minder fraude wordt gepleegd. Het belang van preventie bij de Belastingdienst is zo groot dat het een groot deel uitmaakt van haar strategie, die gericht is op het bevorderen van compliance; het ervoor zorgen dat de bereidheid van de burgers tot nakoming van de wettelijke verplichtingen wordt versterkt. De belastingdienst gebruikt daar verschillende voorlichtingsinstrumenten voor om de belastingplichtigen en belastingadviseurs te informeren (Fraudebestrijding: Stand van zaken, Algemene Rekenkamer 2004).
7
3.1.2 Repressieve maatregelen Een repressieve maatregel voor fraude is het verhogen van pakkans van fraudeurs. Uit empirisch onderzoek van criminoloog H. Elffers (2008) 1 blijkt dat het verhogen van de pakkans meer effect heeft op het verminderen van fiscale fraude dan het verhogen van de strafmaat. En uit onderzoek van C. Fijnaut (2003) blijkt dat de overheid sinds 1998 beleidsplannen maakt om de pakkans bij horizontale (fraude binnen het financieeleconomische verkeer tussen burgers, bedrijfsleven en financiële instellingen) en verticale fraude (fraude binnen het financiële verkeer tussen burgers en overheid) te verhogen door het verbeteren van het justitiële apparaat en de multidisciplinaire samenwerking van de Fiscale opsporingsdiensten: de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) bij het Ministerie van Financiën, de Economische Controledienst (ECD) bij het Ministerie van Economische Zaken.
Bron: Algemene rekenkamer
Zoals bovenstaand model al laat zien, begint fraudebestrijding met preventieve maatregelen. Volgens het model van Becker is dat nodig om de burgers duidelijk te maken dat frauderen meer kost dan naleving van de regels. Daarna komen de repressieve maatregelen, hier worden de kosten door middel van toezicht, opsporing, vervolging en berechting voor de fraudeur zo hoog gemaakt dat het frauderen meer kost dan de naleving van de regels. De kosten moeten volgens het model wel zo hoog zijn dat door afschrikking de regelnaleving wordt bevorderd.
1
Zie voor nadere uitleg van het onderzoek: Keijser, J. W. de, & Elffers, H. (2008). Straffen in context: Het effect van referentiekaders op de publieke opinie over straf. Tijdschrift voor Criminologie,
8
3.2 Maatregelen tegen inkoopfraude Een van de preventieve maatregelen voor deze vorm van fraude is de inkoopverklaring: Inkoopverklaring Een wederverkoper is verplicht bij inkoop van particulieren of ondernemers die buiten de Btw-heffing vallen een inkoopverklaring in tweevoud uit te reiken. Het ene exemplaar van de inkoopverklaring is voor de leverancier, het andere exemplaar moet de afnemer/wederverkoper als inkoopdocument bij in zijn (inkoop)administratie bewaren. Een inkoopverklaring moet het volgende bevatten:
de datum waarop is geleverd
naam en adres van de afnemer/wederverkoper
naam en adres van de leverancier
een duidelijke omschrijving van het geleverde goed
bij de levering van een motorrijtuig: het kenteken
de hoeveelheid van de geleverde goederen
het bedrag dat de leverancier in rekening heeft gebracht
een verklaring van de leverancier dat hij met betrekking tot de levering van het goed aan hem helemaal geen voorbelasting heeft afgetrokken bron: belastingdienst.nl
Bij elke transactie tussen een particulier en een ondernemer moet er dus een inkoopverklaring worden ingevoerd en ondertekend. De inkoopverklaring is dus een vervanging van een factuur, aangezien een particulier geen verplichting heeft om een factuur op te maken bij een verkoop van een goed. De inkoopverklaring is de enige specifieke maatregel tegen deze inkoopfraude.
9
4 Waarom zijn de maatregelen niet doeltreffend
4.1 Algemene maatregelen 4.1.1 Preventieve maatregelen Volgens de Algemene Rekenkamer meten de instanties nog onvoldoende de bekendheid van de regels en plichten en de controlebeleving bij doelgroepen. En juist door meer informatie te winnen over de bekendheid van de regels en de controlebeleving van de doelgroep kunnen de instanties hun organisatie beter aanpassen en daardoor de effectiviteit van hun strategie vergroten. (Algemene Rekenkamer, www.rekenkamer.nl). Aanpassing van de strategie aan de doelgroep moet ook leiden tot aanpassing van de voorlichting. Uit onderzoek van de NIVRA Is de fraudedriehoek bekend, waarin de drie elementen zitten die tot fraude kunnen leiden: •
gelegenheid: er moet een gelegenheid zijn om fraude te kunnen;
•
motivatie (prikkel/druk): een fraudeur moet in de verleiding of een prikkel hebben om te gaan frauderen;
•
rationalisatie: het rechtvaardigen van de fraude, bijvoorbeeld Het denken dat er onrechtvaardig veel belasting wordt betaald.
bron: studierapport signaleren van fraude
10
Uit uitspraken van de NIVRA blijkt dat het van belang is om een goede preventiestrategie te hebben. Omdat een preventiestrategie die is aangepast op de doelgroep ervoor kan zorgen dat de elementen motivatie en rationalisatie van de fraudedriehoek kunnen worden tegengewerkt. (studierapport signaleren van fraude)
4.1.2 Repressieve maatregelen Uit empirisch onderzoek blijkt dat de pakkans een positief verband heeft met de capaciteit van de Belastingdienst en de FIOD-ECD. Hier zit het probleem van deze maatregel; alle fiscale opsporingsdiensten kampen ondanks het beleid van de overheid al jarenlang met een gestructureerde onderbezetting. Om de pakkans dus te verhogen, moet de capaciteit vergroot worden. Verder moeten de diensten niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief verbeteren. Dit houdt in dat ze betere controlestrategieen moeten hanteren en dat hun informatiesystemen verbeterd moeten worden, daarnaast helpt het bestrijden van fraude ook als informatiesystemen van verschillende instanties met elkaar gekoppeld worden.
Fraudesoort
Pakkans
Strafkans bij strafzaken in 2003
Fiscale fraude
Onbekend
70-80%/ 400 zaken
Horizontale fraude
Onbekend
80%/ 3200 zaken
Illegale tewerkstelling
5-10%
85%/ 713 zaken
Uitkeringsfraude
Bij zwart werken
80%/ 603 zaken
werknemersverzekeringen (WW,
1%Bij wit werken
WAO)
95%
Premiefraude werkn. verz.
Onbekend
65-70%/ 168 zaken Bron: Algemene Rekenkamer 2004
Nu rijst de vraag in hoeverre het economisch verantwoord is om de capaciteit van de instellingen te verhogen, want om de kosten van het verhogen van de capaciteit te kunnen dekken moet er ook een verhoging komen van de pakkans van fraude. Hierbij wordt met economisch verantwoord vooral gedoeld op het feit of de kosten van
11
een verhoging van de capaciteit niet hoger zijn dan de baten die de verhoging van de capaciteit met zich meebrengt. De Algemene Rekenkamer acht het voor de bepaling van de controlestrategie ook van belang dat er zicht bestaat op de mogelijke fraudeomvang. Zoals vermeld in de tabel hierboven is het voor de Algemene Rekenkamer onmogelijk de fiscale fraudeomvang te bepalen. Dit staat volgens de Algemene Rekenkamer een goede bepaling van de capaciteitsinzet op het terrein van fiscale fraude in de weg. Verder berekent de Algemene Rekenkamer dat de kosten voor het inzetten van extra personeel niet evenredig zullen zijn aan de baten van de vermindering van de fiscale fraude. Met andere woorden: de marginale kosten zijn hoger dan de marginale opbrengsten. De strategie die de fiscus hier voert is het optimaliseren van de belastingopbrengsten in plaats van maximaliseren (www.algemenerekenkamer.nl). Dit is duidelijk toe te lichten aan de hand van het model van Niskanen. Aan de hand van dit model is duidelijk te zien dat de strategie van de fiscus erop gericht is om zoveel mogelijk belastingopbrengsten te generen met zo weinig mogelijke kosten (punt A) in plaats van alle opbrengsten (punt B), want om alle opbrengsten te kunnen generen moet de capaciteit zo worden uitgebreid dat de kosten daarmee de opbrengsten overschrijden. Dit is goed te zien in het volgende model
Daarnaast zijn de maatregelen ook niet voldoende, omdat volgens Cyrille Fijnaut de huidige wetgeving niet altijd duidelijk is. Verder worden de effecten van de bestrijding van de fraude niet gestructureerd in kaart gebracht. Het is volgens Cyrille Fijnaut wel essentieel om deze 2 punten verbeteren, om het fraudeterrein beter af te kunnen bakenen en huidige maatregelen te kunnen evalueren en zodoende aan te passen om het huidige beleid van de overheid te kunnen verbeteren.
12
4.2 Specifieke maatregelen tegen inkoopfraude Inkoopverklaring Het probleem van een inkoopverklaring is dat het alleen terechtkomt in de administratie van de inkoper. De particuliere verkoper heeft daarentegen geen bewaarplicht en mag de inkoopverklaring na verkoop direct weggooien. De inkoopverklaring verliest hierdoor zijn controlerende functie voor de belastingdienst. Verder kan een inkoopverklaring na de verkoop eenvoudig worden nagemaakt of worden vervalst door de ondernemer zonder dat een particulier hier achterkomt.
5. welke maatregelen kan de fiscus nog meer treffen om inkoopfraude tegen te gaan Voor de inkoopfraude van een ondernemer bij een particulier kunnen er een aantal maatregelen worden genomen. Allereerst kan er gekeken worden hoe deze vorm van fraude in het buitenland bestreden wordt. Frankrijk Net als in Nederland is er in Frankrijk een levendige handel in tweedehands goederen. En ook daar heeft de wetgever ingezien dat er een gat in de wet zit, waardoor er gemakkelijk gefraudeerd kan worden tussen de transacties van particulieren en ondernemers. Om dit gat te dichten worden de particulieren gezien als incidentele onbelaste ondernemers. Dit houdt in dat ze weliswaar hun goed onbelast kunnen verkopen, maar dat ze de koop aan moeten gaan als zijnde een ondernemer. Met name in de handel van personenvoertuigen zijn hier strikte regels voor. Beide partijen maken een contract waarin de gegevens staan over de verkoop van het goed. Dit is te vergelijken met een inkoopverklaring, alleen moet de particulier zijn deel van het contract inleveren bij de overschrijving van de auto bij een prefecture (vergelijkbaar met een stadsdeelkantoor) en een kopie bijvoegen bij zijn aangifte van de belasting. Mocht er na de transactie geconstateerd worden dat ermee is gefraudeerd, dan is niet alleen de ondernemer maar ook de particulier schuldig aan fraude. Dit verhoogt de controle van de particulier bij de verkoop van zijn auto. In tegenstelling tot de gang van zaken in Nederland, waar de particulier na de verkoop van zijn auto niet medeplichtig is bij fraude en dus niet verplicht is om de factuur op onjuistheden te controleren (www.infofrankrijk.com).
13
Duitsland Ook in Duitsland gelden ongeveer dezelfde regels als in Frankrijk. Bij elke aankoop van een personenvoertuig moet er een standaardcontract worden opgesteld (zie bijlage). Deze worden geverifieerd en goedgekeurd bij een kantoor van de Technischer Überwachungs-Verein (TÜV, Duitse RDW). Daarnaast kan deze vorm van fraude met algemene maatregelen verder bestreden worden. Dhr. Fijnaut betoogt in zijn proefschrift voor het nemen van de volgende maatregelen:
•
Aanscherping van de controle op het geldverkeer om het witwassen tegen te gaan.
De winst die wordt behaald met deze vorm van fraude komt terecht in het zwarte circuit. Het geld moet dus witgewassen worden om het te kunnen gebruiken. Juist door aanscherping van de controle op het witwassen van zwart geld, wordt het de fraudeurs moeilijk gemaakt om het zwarte geld uit te geven. Dit wordt vooral bereikt door het verdere aanscherpen van de Wet Identificatie bij Dienstverlening (WID) en de wet Melding Ongebruikelijke Transacties (MOT), die professionele dienstverleners verplichten hun cliënten te identificeren en ongebruikelijke transacties te melden. Juist door het vergroten van de pakkans op het witwassen van zwartgeld, wordt ook de pakkans vergroot bij het fraudeurs. Omdat fraudeurs juist bezig zijn met het witwassen van hun zwartverdiende geld. •
Intensivering van de samenwerking tussen de FIOD, ECD en de AID.
Door het intensiveren van de samenwerking wordt er gezorgd dat de informatie die bij een van de instanties aanwezig is eenvoudig kan worden verkregen door andere instanties. Verder kan er door multidisciplinaire samenwerking ervoor gezorgd worden dat de verschillende instanties niet naast elkaar of zelfs tegen elkaar gaan werken. Uiteindelijk zorgt de betere samenwerking ervoor dat de instanties efficiënter gaan werken en uiteindelijk betere resultaten boeken. •
Versterking van de parketten en rechtbanken die veel te maken hebben met fiscale fraudezaken.
14
De versterking van de parketten en de rechtbanken zorgt ervoor dat berechting van de fraudeurs veel sneller en efficiënter gaat. Juist deze snelle afhandeling zorgt voor een afschrikbeeld dat volgens het model van Becker de regelnaleving bevordert. Omdat voor een fraudeur nu de verwachte kosten en de kans daarop omhoog gaan en het dus minder rendabel wordt om de wet te overtreden. •
Meer onderzoek van de overheid naar de omvang, aard en de ontwikkeling van het fraudeprobleem.
Door meer onderzoek te doen naar fraude (zowel horizontale als verticale fraude), maar ook naar de effectiviteit van de maatregelen. Kan de fiscus in samenwerking met de opsporingsdiensten hun preventieve en repressieve maatregelen beter laten aansluiten bij de huidige ontwikkeling van fraude. Door het volgen van de actuele ontwikkelingen van fraude geeft de fiscus en de opsporingsdiensten een beeld naar de buitenwereld dat ze serieus bezig zijn met het fenomeen.
6. Advies over welk maatregel het beste kan worden ingevoerd De combinatie van een inkoopverklaring samen met de verkoopcontracten zoals die onder andere in Frankrijk gebruikt worden, is voor Nederland een goede methode om de inkoopfraude tegen te gaan. Hier kan de inkoopverklaring aangevuld worden met een identiek nummer (bijvoorbeeld kenteken + aankoopdatum) en voor de verkoper verplicht worden om de aankoopverklaring te voegen bij zijn belastingaangifte. De fiscus heeft hierdoor een eenvoudige manier om het aankoopbedrag te controleren, waardoor het moeilijker wordt voor de ondernemer om hiermee te frauderen. Verder moet de particuliere verkoper net als in Frankrijk medeplichtig zijn bij fraude, wat hem ertoe verplicht om de inkoopverklaring naar waarheid in te vullen en goed te controleren op onjuistheden. Dit zorgt ervoor dat koper en verkoper allebei belang hebben om het inkoopformulier juist in te vullen. Verder kan door middel van goede voorlichting ervoor gezorgd worden dat de fiscus een duidelijk signaal geeft aan de fraudeurs dat er streng wordt gecontroleerd op inkoopfraude. De maatregelen moeten er uiteindelijk voor zorgen dat in overeenkomst met het model van Becker de fraudeurs de pakkans bij frauderen hoger inschatten. verder worden de opbrengsten lager geacht dan de kosten waardoor het niet meer winstgevend vinden om door te gaan met frauderen.
15
Comment [W1]: geven
7. Beoordeling van de maatregel Door het combineren van de inkoopverklaring met de verkoopcontracten en de verplichting om hier als particuliere verkoper melding van te maken bij de jaarlijkse belastingaangifte zorgt ervoor dat de facturering van de verkoop dezelfde vorm aanneemt als de facturering tussen bedrijven onderling. Het maakt het voor de fiscus eenvoudig om de gegevens te controleren. Verder kan het unieke identificatienummer ervoor zorgen dat de gegevens kunnen opgeslagen en opgevraagd worden in een database. De kosten voor het implementeren van deze maatregel zullen laag blijven, omdat de maatregel niet kapitaal- en arbeidsintensief zijn. Dit komt omdat de uitvoering van deze maatregel vooral zal liggen bij de verkoper van het goed. Het enige wat er bij de fiscus moet worden ingevoerd is een database waarin alle verkoopcontracten (digitaal) moeten worden ingevoerd en bijgehouden. Invoering van deze maatregel zorgt ervoor dat het element gelegenheid van de fraudedriehoek sterk wordt gereduceerd, terwijl de doelgroepgerichte voorlichting zoals eerder vermeld de elementen motivatie en rationalisatie verminderen.
8 Conclusie Het probleem van fraude is dat er geen juiste cijfers zijn over de omvang. Door het feit dat er een mogelijkheid bestaat om te frauderen binnen de Nederlandse regelgeving, moet de kans reëel worden geacht, dat er wel degelijk mee gefraudeerd wordt. Uit dit onderzoek blijkt dat fraude bij inkoop van particulieren door bedrijven wel degelijk mogelijk is. En daarmee moet ervan uitgegaan worden dat ook hier gebruik wordt gemaakt van het gat in de wet. De mogelijkheid tot frauderen komt doordat in tegenstelling tot inkoop van een andere onderneming, de fiscus hier geen contrafacturen heeft waarmee zij de inkoopbedragen kan controleren. Het probleem zit hier dus in het feit dat particulieren geen verplichting hebben tot factureren. Daarnaast wordt het frauderen voor de ondernemer gemakkelijk gemaakt omdat hij dit buiten het medeweten van de particuliere verkoper kan doen. Door de invoering van de voorgestelde maatregelen heeft de fiscus een methode waarin het controleren van de facturen bij de inkoop gelijk wordt gesteld aan die van de inkoop met andere ondernemers. Het voordeel van deze maatregelen is dat ze eenvoudig ingevoerd kunnen worden, omdat de invoering zowel economisch als juridisch haalbaar zijn. Voor de fiscus is elke maatregel tegen fraude een trade off tussen de verwachte kosten en opbrengsten. De voorgestelde maatregelen zijn
16
zodanig laag in kosten, dat invoering ervan zorgen voor een daling van de fraude in deze sector. Die daling zorgt voor een opbrengst voor de fiscus die de kosten van de invoering ver zullen overstijgen. Daarnaast kunnen deze maatregelen zonder problemen naast de bestaande maatregelen ingevoerd worden zonder dat de maatregelen de huidige regelgeving tegenwerken.
Bibliografie Algemene Rekenkamer (2008) Studierapport: Signaleren van fraude 2008 Algemene Rekenkamer (2004) Fraudebestrijding: stand van zaken 2004 Bovag (2006). Mobiliteit in cijfers. Retrieved 12 maart 2008, website: http://www.nnmedia.nl/bovag-rai.nl/index.php
17
Brűll, D., Zwemmer, J.W. en Cornelisse, R.P.C. (1999). Goed koopmansgebruik. Kluwer Denkers, A., Goslinga, S. (2008). Fraude in Beeld. Tijdschrift voor criminologie, (50) 2 Keijser, J. W. de, & Elffers, H. (2008). Straffen in context: Het effect van referentiekaders op de publieke opinie over straf. Tijdschrift voor Criminologie, 50, 3, 233-247. Fijnaut, C. (2003). De organisatie van de strijd tegen economische en financiële criminaliteit in Nederland in het licht van de strijd tegen fraude. Proefschrift, UVT Hoffmann, G., Stuivenwold A.P. (2003) Fraudebeheersing in het MKB. Kluwer Van Kesteren, H.W.M., Dongen, A. (2003). Omzetbelasting: fiscaal commentaar. Kluwer. Lubbers, A.O., Meussen, G.T.K. (2002). Hoofdzaken winst uit onderneming. Kluwer Mobiliteit in cijfers (2006). Retrieved 12 maart 2008, website: http://www.nnmedia.nl/bovag-rai.nl/index.php Ruysscaert, S., (2005). Auto en btw. Maklu. Sannen, T (2004). Winstmargeregeling voor tweedehandse vervoersmiddelen. Retrieved 12-maart 2008, website: http://doks.khk.be/eindwerk/do/record/Get?dispatch=view&recordId=SKHK413e bf17fb06726200fb06b5ecc1018e Staatssecretaris van Financiën (2007). Besluit omzetbelasting en margeregeling. Nederlands tijdschrift voor fiscaal recht, p53, 8/29 (2007), Sdu Fiscale en Financiële Uitgevers. Vermeend, W.A., Kogels, H.A. en Mees, H. (2002). Compendium van het Europees Belastingrecht. Kluwer. Wonen en leven in Frankrijk. Retrieved 28 juni 2008, website: www.infofrankrijk.com
Bijlage: Deutsche kaufvertrag
18
19
20
21
22
23
24