Figure 1 logo vrouwenraad
INKOMSTENBELASTING VANUIT GENDERPERSPECTIEF Boeken we vooruitgang sinds 2000?
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Inhoud
Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief............ 1 Inleiding/het genderperspectief ................................ 5 Enkele basisbeginselen .............................................. 7 Waarom belastingen? ............................................................................... 7 Directe en indirecte belastingen ............................................................... 7 Herverdeling en draagkracht..................................................................... 7 Gezin en individu ...................................................................................... 9 Soorten inkomsten ................................................................................... 9 Personen ten laste van de belastingplichtige ............................................ 9 Aftrekbare kosten en uitgaven.................................................................10 Belastingvrije sommen ............................................................................11 Belastingvermindering voor bepaalde uitgaven .......................................12 Belastingvermindering voor vervangingsinkomsten.................................12 Belastingkrediet voor personen die weinig verdienen .............................12 Belastingkrediet voor bepaalde uitgaven .................................................13 Voorheffingen en voorafbetalingen .........................................................13 Belastingberekening ................................................................................13
Pagina 2
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Vergelijking WIB 92 aanslagjaren 2000 en 2011........ 17 De verschillende inkomstenbelastingen – definities .................... 17 Personenbelasting ..................................................................... 17 Aan de belasting onderworpen personen ................................................18 Grondslag van de belasting ......................................................................20 Berekening van de belasting ....................................................................60
Aan de vier belastingen gemene bepalingen ............................ 100 Storting van de belasting door voorheffing ............................................ 100 Verrekening van de voorheffingen ......................................................... 103
Vestiging en invordering van de belastingen ............................ 107 Invordering van de belasting..................................................................107
Aandachtspunten en aanbevelingen ...................... 111 Gezinsvormen en burgerlijke staat......................................................... 111 Tweeverdienens versus eenverdieners (koppels) ................................... 113 Gezinsvormen en de mate van belasting................................................ 116 Meewerkende partners .........................................................................117 Maatregelen voor gezinnen ...................................................................117 Belastingtarieven ...................................................................................131 Het geheel van de fiscale voordelen ...................................................... 139 Minderontvangsten voor de staat.......................................................... 139
Pagina 3
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Curiosa ..................................................................................................143 Individu of gezin als basiseenheid? ........................................................ 144 Tegemoetkomingen voor kinderen ........................................................ 145 Sociale tegemoetkomingen versus belastingverminderingen ................. 146 Vermindering totale fiscale lasten op menselijke arbeid ........................ 146
Pagina 4
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Inleiding/het genderperspectief Het Peking Actieplatform van de Vierde Wereldvrouwenconferentie van 1995 stelt dat de staten acties moeten ondernemen om alle bestaande vooringenomenheden ten nadele van vrouwen weg te werken in de inkomstenbelasting. 1 De Vrouwenraad en het Comité de Liaison des Femmes hebben er in het verleden al meermaals op gewezen dat er systematische ongelijkheden bestaan in de verdeling van inkomsten, goederen en diensten tussen mannen en vrouwen, tussen gezinsvormen. Deze ongelijkheden hebben te maken met het bestaande gendersysteem. Om een fiscaal beleid gendergevoelig te maken is er in de eerste plaats een analyse nodig die de impact van het budget (het geheel van inkomsten en uitgaven) uitsplitst naar vrouwen en mannen. Wanneer we over deze gegevens beschikken kunnen we bestaande ongelijkheden bijstellen door aan gendergelijkheid te werken op basis van een beleidsintentie 2, onder andere via aanpassingen in de samenstelling van het pakket van inkomsten en uitgaven, via aanpassingen in het loonbeleid,… In 1996 organiseerde de Nederlandstalige Vrouwenraad een studiedag over 'Vrouwen, gezinnen en fiscaliteit' en werd een gelijknamig referatenboek gepubliceerd. Het was een eerste verkenning van de positie van vrouwen (in vergelijking met die van mannen) en gezinnen in de personenbelasting. In 2000 inventariseerde de Vrouwenraad de directe en indirecte discriminaties en onrechtvaardigheden in de inkomstenbelasting met als uitgangspunt de gender- en emancipatierelevantie. We namen een standpunt in over de afschaffing/uitdoving van het huwelijksquotiënt. De Vrouwenraad is vooral bekommerd om een rechtvaardige inning en terugvloeiing van de belastingen. Het doel voor de Vrouwenraad is om tot een zo rechtvaardig mogelijke herverdeling (v/m) te komen.
1
Zie: http://www.emancipatie.nl/_documenten/emb/dce/algemeen/thema/platform/159.htm , § 165 f.
2
De visietekst van de Vrouwenraad ‘Combinatie beroeps- en gezinsleven’ 2009 kan een model/uitgangspunt zijn voor een geïntegreerd gendergevoelig beleid.
Pagina 5
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
In dit dossier gaan we in de mate van het mogelijke na of er anno 2011 al vooruitgang is geboekt op het vlak van een genderneutrale personenbelasting en een rechtvaardige behandeling van gezinsvormen. In het eerste deel geven we een overzicht van een aantal belangrijke basisbeginselen en – principes. In het tweede deel vergelijken we de volgens ons relevante artikels in het Wetboek van Inkomstenbelasting (WIB/92) van de aanslagjaren 2000 en 2011. Op basis van de formulering van deze artikels proberen we een inschatting te maken van de impact van deze artikels op vrouwen en mannen en op de gezinsvormen. Een interessantere piste zou zijn om dit alles te combineren met cijfergegevens (resultaten) maar die zijn doorgaans niet of slechts gedeeltelijk beschikbaar en zelden naar v/m opgesplitst. Daarom is het zeer moeilijk om een duidelijk zicht te krijgen op de genderstructuur van de personenbelasting. Ook simulaties zouden een aantal genderrelevante zaken aan het licht kunnen brengen. We sluiten dit dossier af met een aantal aandachtspunten, aanbevelingen en te onderzoeken aspecten/pistes naar het beleid toe.
Pagina 6
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Enkele basisbeginselen Waarom belastingen? Op basis van geïnde belastingen stelt de overheid publieke goederen en diensten ter beschikking aan de gemeenschap (o.a. de overheidsadministratie, infrastructuur, justitie, onderwijs,…). Een andere functie is de stimulering van de economische groei. De overheid voert bovendien een fiscaal beleid waarmee ze de bestaande maatschappelijke ongelijkheden in de verdeling van inkomsten, vermogens, goederen en diensten wegwerkt. Op die manier kan ze ook de sociaaleconomische ontwikkeling sturen. Ze kent immers bijvoorbeeld bepaalde fiscale voordelen toe aan burgers en bedrijven waardoor deze minder belastingen moeten betalen. Op die manier geeft de overheid een deel van de geïnde belastingen terug aan de gemeenschap.
Directe en indirecte belastingen Ons belastingsysteem is complex en onoverzichtelijk. Het omvat in eerste instantie een combinatie van directe belastingen en indirecte belastingen. Tot de directe belastingen behoren de verschillende inkomstenbelastingen: personenbelasting, vennootschapsbelasting, rechtspersonenbelasting, kadastraal inkomen van onroerende goederen,…. De personenbelasting bestaat voor een groot stuk uit belastingen op lonen en wedden van werknemers, sociale uitkeringen, inkomens van zelfstandigen en vrije beroepen. Tot de indirecte belastingen behoren de : - verbruiksbelastingen (invoerrechten, accijnzen, milieutaksen) - belastingen op de juridische omloop van goederen (met het zegel gelijkgestelde taksen), registratie- en zegelrechten, successierechten - de BTW. Buiten categorie zijn er nog de socialezekerheidsbijdragen (de zogenaamde parafiscaliteit). De personenbelasting en de indirecte belasting zijn elk goed voor bijna 40% van de belastingsinkomsten en de vennootschapsbelasting voor ongeveer 13%.
Herverdeling en draagkracht Via deze stelsels streeft de overheid naar een inkomensherverdeling zodat iedereen kan delen in de algemene welvaart, waardoor het algemeen welzijn wordt bevorderd.
Pagina 7
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
De belastingsdruk 3 en de belastingstructuur 4 zijn de belangrijkste instrumenten om de herverdeling te realiseren. 5 Hier worden we geconfronteerd met een evenwichtsoefening. In welke mate moeten er meer of minder inkomsten geïnd worden uit directe of indirecte belastingen of uit parafiscale heffingen? In welke mate moeten arbeid, vermogen en kapitaal de belasting dragen? In welke mate moet het overheidsapparaat gefinancierd worden in functie van de verzorgingsstaat? Kiezen we voor lage belastingtarieven gebaseerd op een brede belastbare basis6 of voor hoge belastingtarieven gebaseerd op een smalle belastbare basis 7 of is er een gulden middenweg? Op basis van de economische theorie is een systeem met lage belastingtarieven op een brede belastbare basis billijker.8 Welke beleidsbeslissingen er hierover (zullen) genomen worden, ze hebben hoe dan ook een impact op de herverdeling. Het herverdelingsbeginsel is dus algemeen aanvaard. Dat blijkt ook uit het feit dat een aantal rechtvaardigheidsprincipes in concrete belastingtechnieken zijn omgezet. In de personenbelasting, waarop wij hier focussen, gaat het onder andere om de zogenaamde progressiviteit van de aanslagvoeten, het belastingvrij minimum, de kind- en gezinsvriendelijke maatregelen, het gebruik van belastingkredieten. Deze rechtvaardigheidsmaatregelen bevatten echter verborgen gebreken waardoor de herverdeling van hogere naar lagere inkomens niet optimaal wordt gerealiseerd. Naast het herverdelingsprincipe geldt ook het beginsel van de draagkracht. Dat betekent dat iedereen bijdraagt naargelang zijn/haar economische draagkracht. In onze fiscaliteit primeren op dit vlak het inkomen, het vermogen en de gezinssamenstelling.
3
Dit gaat over de mate waarin belastingheffingen drukken op het besteedbaar inkomen. De belastingdruk in een land wordt berekend als percentage van het Bruto Binnenlands Product. De belastingdruk is in België tamelijk hoog, vergeleken met de EU-landen (zie bijvoorbeeld: http://ec.europa.eu/belgium/news/100628_taxation_nl.htm)
4
De belastingstructuur bestaat in de meeste landen grosso modo uit volgende belastingsoorten: personenbelasting (progressief en voornamelijk op arbeidsinkomen geheven), vennootschapsbelasting (vormt samen met personenbelasting de inkomstenbelasting), vermogensbelasting, verbruiksbelastingen, sociale bijdragen. In België hebben we te maken met de de de ongeveer 1/3 inkomstenbelasting, 1/3 sociale bijdragen en 1/3 verbruiksbelastingen. De vermogensheffingen zijn de voorbije twee decennia iets belangrijker geworden. Bron: Jozef Pacolet en Tom Strengs, De kost van fiscale en parafiscale uitgaven en ontwijking in België, HIVA-KU-Leuven, 2011, p. 10
5
Jozef Pacolet en Tom Strengs, 2011, p. 9.
6
Fiscale uitgaven (verminderingen) verlagen het tarief op een deel van de belastbare basis.
7
Fiscale uitgaven (aftrekken, vrijstellingen) versmallen de belastbare basis.
8
Jozef Pacolet en Tom Strengs, De kost van fiscale en parafiscale uitgaven en ontwijking in België, HIVA-KU-Leuven, 2011, p. 15
Pagina 8
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Gezin en individu De basiseenheden gezin en individu bepalen mee de opbouw van de personenbelasting: Een kort historisch overzicht: -
-
1962: de inkomsten van gehuwden worden samengeteld voor de berekening van de belasting: de zogenaamde cumul. Vanaf 1976 is er voor gehuwde koppels een beperkte vorm van decumul. De mogelijkheid bestaat om het gezinsinkomen op te splitsen en afzonderlijk te belasten tot een vooraf vastgesteld maximum. Voor de bedragen hoger dan dit plafond blijft de cumul behouden. Om de belastingdruk voor tweeverdienersgezinnen te verlichten, wordt een onderscheid gemaakt met eenverdienersgezinnen: vanaf 1985 bepaalt het aantal beroepsactieve partners in het gezin de gebruikte aanslagvoet. In 1988 worden het huwelijksquotiënt en de onbeperkte decumul ingevoerd die vanaf aanslagjaar 1990 in werking treden. De individualisering van de personenbelasting wordt veralgemeend. De nieuwe belastinghervorming in 2001 wil een aantal discriminaties beperken door de belastingvrije som voor iedereen, ongeacht de burgerlijke staat, te laten gelden. Sinds het aanslagjaar 2005 worden gehuwden en wettelijk samenwonenden gelijk behandeld. Feitelijk samenwonenden worden door de fiscus als alleenstaande beschouwd.
Hier volgt een kort overzicht ‘van inkomen tot belasting’ in 2011 9:
Soorten inkomsten De belasting wordt berekend op je inkomsten uit beroepswerkzaamheden, onroerende goederen, roerende goederen en diverse inkomsten. De som van deze inkomsten vormt het netto-inkomen. Dit inkomstenbedrag is niet altijd datgene waarop je belast wordt. Want de fiscus houdt ook rekening met de kosten en de uitgaven die je met het oog op je inkomsten hebt gemaakt.
Personen ten laste van de belastingplichtige Je kan volgende personen ten laste nemen: - je kinderen of geadopteerde kinderen, kleinkinderen of achterkleinkinderen; - de kinderen die je volledig of hoofdzakelijk ten laste hebt; - je ouders, grootouders, enz.;
9
Budget & Recht, Belastinggids 2011, p. 94-98.
Pagina 9
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
- je broers en zussen; - de personen die je - toen je kind was - ten laste hadden. Hiervoor moet je aan enkele voorwaarden voldoen: - de persoon ten laste moet deel uitmaken van je gezin op 1 januari van het aanslagjaar; - de nettobestaanmiddelen van deze persoon mogen een bepaald bedrag niet overschrijden; - de persoon ten laste mag geen bezoldigingen ontvangen die je als beroepskosten inbrengt. Tabel: overzicht maximum aan bestaansmiddelen om fiscaal ten laste te kunnen zijn (inkomsten van 2010) Bedragen die niet meetellen: - eerste schijf pensioen 65-plusser in gezin - eerste schijf bezoldiging jobstudent - eerste schijf onderhoudsgeld kind -
voor een persoon ten laste voor een kind ten laste van een alleenstaande voor een kind met een handicap ten laste van een alleenstaande
22 770 euro 2 360 2 830 netto 2 830
bruto 3 537,50
4 080
5 100
5 180
6 475
Aftrekbare kosten en uitgaven Wat de aftrekbare kosten betreft, geniet je van een forfaitaire aftrek, bijvoorbeeld inzake de beroepskosten, maar soms is het interessanter om het reële kostenbedrag af te trekken. Er zijn ook specifieke uitgaven (aftrekbare bestedingen) waarmee je op een belastingvoordeel aanspraak kunt maken. Op dit vlak zijn er twee mogelijkheden. Ofwel zijn de uitgaven volledig of gedeeltelijk aftrekbaar (bijvoorbeeld leningsintresten, onderhoudsgeld, giften, kapitaalaflossingen van hypotheekleningen die onder de aftrek voor de enige woning vallen) ofwel geven ze recht op een belastingvermindering (pensioensparen, levensverzekeringspremies, …).
Pagina 10
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Belastingvrije sommen Op een bepaald bedrag van het inkomen van elke belastingplichtige wordt geen belasting aangerekend. Dit noemt men de minimumvrijstelling of het belastingvrij minimum. Het basisbedrag komt neer op 6.430 euro voor het belastbaar inkomen van meer dan 24.160 euro in 2010. Belastingplichtigen met minder dan 24.160 euro, krijgen een toeslag toegekend volgens het inkomen. De minimumvrijstelling bedraagt dan 6.690 euro wanneer het belastbaar inkomen hoogstens 23.900 euro bedraagt en wanneer het tussen 23.900 en 24.160 euro ligt: 6.690 euro. Door die toeslag kan maximaal 260 euro voor 2010 worden vrijgesteld van belasting en dat komt neer op een extra besparing van 65 euro (zonder rekening te houden met de gemeentelijke opcentiemen en de bijkomende belastingvrije sommen). In de praktijk genieten bijvoorbeeld personen die via het huwelijksquotiënt een beroepsinkomen krijgen toegekend van deze toeslag. Personen die een vervangingsinkomen trekken, kunnen er geen aanspraak op maken. Bepaalde categorieën van belastingplichtigen hebben ook een inkomensbedrag vrij van belasting (=bijkomende vrijstelling): voor kinderen ten laste, voor een persoon met een zware handicap,… Voor echtparen en wettelijk samenwonenden wordt de vrijstelling voor kinderen toegevoegd aan het al vrijgestelde inkomen van de partner met het hoogste bedrag aan inkomen. Dat betekent dat het belastingvrij minimum kan verhogen naargelang je gezinstoestand. Minimumvrijstelling Toeslag indien minder dan 23 900 euro Kinderen ten laste - 1 - 2 - 3 - 4 - Vanaf het 5de 65-plusser ten laste Handicap Kind minder dan 3 jaar voor wie men de opvangkosten niet aftrekt Alleenstaande ouder
6 430 euro + 260 1 370 3 250 7 880 12 750 + 4 870 2 730 1370 510 1 370
De totale vrijgestelde som wordt van je belastbaar inkomen afgetrokken en de fiscus (= de administratie) begint met de laagste schijven die het minst zwaar worden belast. Het komt op hetzelfde neer als zou de fiscus je op de vrijgestelde som een belastingvermindering toekennen berekend op het progressieve schijventarief.
Pagina 11
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Wanneer het inkomen lager is dan de belastingvrije som, hebben ouders met kinderen recht op een belastingkrediet; voor de inkomsten van 2010 is het belastingkrediet maximaal 390 euro per kind en 790 euro voor een kind met een zware handicap.
Belastingvermindering voor bepaalde uitgaven Je mag sommige uitgaven van je netto-inkomen aftrekken (zie hoger: aftrekbare kosten en uitgaven). Voor andere uitgaven kent de fiscus een belastingvermindering toe door het bedrag van de uitgave met een bepaalde coëfficiënt te vermenigvuldigen (bijvoorbeeld met je gemiddelde aanslagvoet). Dit geldt voor bedragen belegd in het kader van pensioensparen, de levensverzekeringspremies, bedragen besteed aan PWA-cheques, dienstencheques, energiebesparende uitgaven voor de woning, de persoonlijke bijdragen voor de groepsverzekering of voor het pensioenfonds van je werkgever.
Belastingvermindering voor vervangingsinkomsten Het betreft pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, ziekenfondsuitkeringen, brugpensioenen,… Het bedrag verschilt volgens het soort inkomen en volgens de hoogte van het inkomen. De uiteindelijke belastingvermindering hangt af van het totale inkomen van de belastingplichtige na aftrek van de beroepskosten en de andere aftrekbare uitgaven. Er worden ook nog drie speciale regels toegepast waardoor de belastingvermindering zeer klein kan zijn of zelfs helemaal wegvalt: -
Het maximumbedrag moet proportioneel worden beperkt volgens het deel dat het vervangingsinkomen in het totale inkomen uitmaakt; De vermindering wordt steeds kleiner zodra het totale inkomen een bepaalde drempel overschrijdt; Een belastingplichtige met een vervangingsinkomen komt niet in aanmerking voor de toeslag op het basisbedrag van de minimumvrijstelling en dat wordt als volgt geneutraliseerd in de vermindering: bestaat het inkomen enkel uit een vervangingsinkomen, dan wordt het maximale voordeel van het verhoogde bedrag van de minimumvrijstelling (65 euro in 2010) afgetrokken van de vermindering; is er naast het vervangingsinkomen ook een inkomen uit beroepsactiviteit, dan wordt de net vermelde correctie proportioneel toegepast (volgens het deel dat het vervangingsinkomen uitmaakt in het totale inkomen).
Belastingkrediet voor personen die weinig verdienen Werknemers van de overheidssector, nl. statutairen, stagiairs en tijdelijken en zelfstandigen van wie het inkomen van 2010 tussen 4.510 en 19.580 euro ligt, hebben recht op een belastingkrediet (een terugbetaling door de fiscus omdat deze personen omwille van hun lage inkomen geen belasting verschuldigd zijn). Het belastingkrediet kan tot 610 euro oplopen.
Pagina 12
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Werknemens die weinig verdienen hebben geen recht op het belastingkrediet maar ze krijgen een werkbonus als compensatie: het werknemersgedeelte van de sociale bijdrage die de werkgever op het loon inhoudt wordt verlaagd zodat de werknemer meer nettoloon overhoudt.
Belastingkrediet voor bepaalde uitgaven Bijvoorbeeld wanneer een persoon een laag vervangingsinkomen heeft of recht heeft op een hoog bedrag aan bijkomende belastingvrije sommen wegens kinderen ten laste. Het belastingkrediet geldt voor volgende uitgaven: aankoop van dienstencheques (2010: belastbaar inkomen van hoogstens 23.900 euro); plaatsing van isolatie voor dak, vloer of muur (nog enkel voor inkomsten 2010); vervanging van oude stookketel, onderhoud van stookketel, plaatsing van dubbele beglazing, plaatsing van thermostatische kranen en/of kamerthermostaat met tijdsinschakeling, uitvoeren van een energieaudit. Om het belastingvoordeel voor kinderen ten laste volledig te genieten moet het gezin voldoende inkomsten hebben. Lage inkomensgezinnen die hun belastingvrije sommen voor kinderen niet volledig kunnen uitputten krijgen sinds het inkomstenjaar 2002 een terugbetaalbaar belastingkrediet. Deze negatieve belasting is gelijk aan het niet opgebruikte gedeelte van de belastingvrije sommen voor kinderlast vermenigvuldigd met het tarief van de overeenstemmende inkomensschijf met een maximum van 250 euro te indexeren. Deze gezinnen krijgen deze tegemoetkoming ongeveer anderhalf tot twee jaar later. Vraag: Geldt een belastingkrediet voor deeltijds werkenden en zo ja, speelt het huwelijksquotiënt een rol ?
Voorheffingen en voorafbetalingen Bij de eindafrekening houdt de fiscus rekening met de voorheffingen die werden ingehouden en de voorafbetalingen die je hebt gestort. De voorheffingen worden doorgaans ingehouden door degene die het inkomen uitkeert. Dat gebeurt met de roerende voorheffing op roerende inkomsten en met de bedrijfsvoorheffing op beroepsinkomsten (voor werknemers) en voorafbetalingen voor zelfstandigen. Voor de onroerende voorheffing krijgen eigenaars een apart aanslagbiljet.
Belastingberekening De grote meerderheid van de inkomsten is gezamenlijk belastbaar. De fiscus telt dus de inkomsten op en past op de som het progressieve schijventarief toe. Als je inkomen hoger is dan het belastingvrij minimum is het dus belastbaar. Naarmate je meer verdient kom je in een hoger belastingtarief terecht; er zijn vijf inkomensschijven en bijgevolg ook vijf belastingtarieven.
Pagina 13
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Bepaalde inkomsten worden niet met de andere inkomsten samengevoegd maar ze worden afzonderlijk belast tegen een vaste aanslagvoet (bv. 16,5%, 25%, 33%,…; bijvoorbeeld opzeggingsvergoeding, kapitalen van een levensverzekering, achterstallige bezoldiging). De marginale aanslagvoet is het belastingpercentage dat van toepassing is op je hoogste inkomensschijf. Voor een inkomen boven 18.730 euro is dat 45% en voor een inkomen hoger dan 34.330 euro is dat 50%. De gemiddelde aanslagvoet is het belastingpercentage in verhouding tot het totaal van je gezamenlijk belastbaar inkomen 10. Je bekomt het door je belastingbedrag te delen door het inkomensbedrag. Je komt bijvoorbeeld aan 5.000 euro belasting met een gezamenlijk belastbaar inkomen van 20.000 euro: de gemiddelde aanslagvoet is dan 25% (5.000+20.000). De bijzondere gemiddelde aanslagvoet is je gemiddelde aanslagvoet met een bijzonderheid; deze geldt alleen voor de berekening van bepaalde belastingverminderingen. Aan het belastingbedrag berekend op basis van het schijventarief (elk jaar geïndexeerd) moeten nog de gemeentelijke opcentiemen toegevoegd worden. Dat houdt in dat elke gemeente een belasting heft waarvoor ze zich baseert op het belastingbedrag dat je aan de fiscus verschuldigd bent. De fiscus int die belasting en stort het bedrag door aan de gemeente waar je je hoofdverblijfplaats hebt. De gemeentelijke opcentiemen worden uitgedrukt in een percentage, dat meestal tussen 6 en 8% ligt. De personenbelasting wordt als volgt (schematisch) berekend: -, +,=
-
De belastingheffing gebeurt via oplopende barema’s Belastingvermindering voor gezinslasten Belastingvermindering voor uitgaven die recht geven op een belastingvoordeel
belastingvrij minimum en de progressiviteit van de belasting/5 inkomensschijven en 5 belastingtarieven Fiscale voordelen: - Aftrekbare uitgaven - Belastingverminderingen - Belastingkredieten Aftrekbare uitgaven: zijn de uitgaven die je deed tijdens het belastbaar tijdperk en waardoor het netto belastbaar inkomen wordt verminderd. Volgende uitgaven kunnen je belastbare basis verminderen:
10
Het gezamenlijk belastbaar inkomen is de som van de inkomsten uit beroepsarbeid, de inkomsten uit roerende goederen, uit onroerende goederen en andere inkomsten.
Pagina 14
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
-
Beroepskosten De enige en eigen woning Hypothecaire intresten Betaalde onderhoudsuitkeringen Kosten voor kinderopvang Giften Bezoldiging van huisbedienden Uitgaven voor het onderhoud en restauratie van geklasseerde gebouwen - … Belastingverminderingen: onder bepaalde voorwaarden geven uitgaven recht op een belastingvermindering tot een bepaald geplafonneerd bedrag. Deze uitgaven geven bijgevolg recht op een voordeligere belastingheffing op een bepaald bedrag. Bijvoorbeeld 30% op dienstencheques tot een maximum van 2.360 euro; - Premies van individuele levensverzekeringen - Kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen - Groepsverzekeringen en pensioenfonds - Pensioensparen - Aankoop van werknemersaandelen - Aankoop van milieuvriendelijke wagens - Uitgaven voor renovatie van woningen in de ‘grote steden’ - Obligaties uitgegeven door het Kringloopfonds - Startersobligaties - PWA-cheques en dienstencheques - Energiebesparende investeringen Belastingkredieten: of de zogenaamde negatieve belasting omdat het fiscale voordeel aan de belastingplichtige betaald wordt, zelfs wanneer geen enkele belasting op zijn naam wordt ingekohierd. Er zijn drie soorten belastingkrediet: - Het Start2Surf pakket - De ARKimedes- fondsen (Vlaanderen) - De Win Win-lening (Vlaanderen)
Pagina 15
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
-
Belastingvermindering voor vervangingsinkomsten, pensioenen,…
-
Belastingvermindering voor overuren die recht geven op een toeslag Basisbelasting Belastingvermindering voor inkomsten van buitenlandse oorsprong Totaal belastbaar inkomen Belasting op inkomsten die bijzonder belast zijn
= = + = + = + + =
Vervangingsinkomsten zijn belastbare inkomsten (prepensioenen, werkloosheidsuitkeringen, ziekte-uitkeringen, aanvullende ziekte-uitkeringen of uitkeringen bij ongeval). De vermindering verschilt volgens de andere gezinsinkomsten. Belasting op de wettelijke en extrawettelijke pensioenen: - Wettelijke pensioenen: ouderdomspensioen, brugpensioen, overlevingspensioen, rentes en uitkeringen ter vergoeding van een blijvend verlies van het beroepsinkomen. - Extra-wettelijke pensioenen: groepsverzekering, pensioenfonds, individuele levensverzekering, pensioensparen.
Bv. roerende inkomsten, diverse inkomsten, meerwaarden, groepsverzekering,…
Voorheffingen, belastingkredieten, voorafbetalingen en andere verrekenbare bestanddelen Verhoging wegens gebrek of tekort aan voorafbetalingen Bonificatie voor voorafbetalingen Belasting Staat Belasting voor gewesten en gemeenschappen Verhoging van de belasting bij laattijdige afgifte, het niet-afgeven of onjuist ingeven Bedrag verschuldigd door of aan de belastingplichtige
Bron: http://www.belgium.be/nl/belastingen/inkomstenbelastingen/particulieren_en_zelfstandigen/aangifte/berekening
Pagina 16
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Vergelijking WIB 92 aanslagjaren 2000 en 2011 Vrouwen – mannen/vrouwen – vrouwen/mannen – mannen Gezinnen - alleenstaanden Gehuwden en wettelijk samenwonenden - feitelijk samenwonenden en alleenstaanden Tweeverdieners - eenverdieners
De verschillende inkomstenbelastingen – definities WIB 92 Aanslagjaar 2000/inhoudstafel WIB 92 Aanslagjaar 2011/inhoudstafel Titel I: De verschillende inkomstenbelastingen – definities Art. 2, § 1, 2° Gehuwden en echtgenoten – wettelijk samenwonenden: de wettelijk samenwonenden worden gelijkgesteld met gehuwden, en een wettelijk samenwonende wordt gelijkgesteld met een echtgenoot Art. 2, § 1, 3° Gemeenschappelijke aanslag: de vestiging van één aanslag ten name van de beide echtgenoten of de beide wettelijk samenwonenden Art. 2 § 3. Kinderen : afstammelingen van de belastingplichtige en van zijn echtgenoot, alsmede de kinderen die hij volledig of hoofdzakelijk ten laste heeft.
Art. 2, § 1, 4° Kinderen: de afstammelingen van de belastingplichtige en die van zijn echtgenoot, alsmede de kinderen die hij volledig of hoofdzakelijk ten laste heeft.
Personenbelasting Titel II: Personenbelasting 2011 - Uitleg In de personenbelasting (belasting op je loon, je on/roerende goederen en je diverse inkomsten) zijn er twee categorieën belastingplichtigen: - De alleenstaanden: personen die niet gehuwd zijn of niet wettelijk samenwonen; de fiscus beschouwt de feitelijk samenwonenden als alleenstaanden; - De gehuwden en de wettelijk samenwonenden. Gehuwden en wettelijk samenwonenden krijgen een gemeenschappelijke aanslag op naam van
Pagina 17
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
beide partners maar het belastbaar inkomen wordt voor elke partner afzonderlijk vastgesteld. Bij de bepaling van het totale netto-inkomen van elke huwelijks- of wettelijk samenwonende partner, houdt de fiscus rekening met het beroepsinkomen (art. 86-89) na het eventueel toewijzen (onder bepaalde voorwaarden) van een meewerkinkomen aan één huwelijks- of wettelijk samenwonende partner wanneer de andere partner een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent, van een huwelijksquotiënt aan de partner van een werknemer die niet of slechts gering beroepsactief is of de decumulatie voor huwelijks- en wettelijk samenwonende partners/werknemers met twee inkomsten.
Aan de belasting onderworpen personen Hoofdstuk I: Aan de belasting onderworpen personen Art. 3 Art. 3 § 1 Aan de personenbelasting zijn de rijksinwoners onderworpen, dat wil zeggen: 1° de natuurlijke personen die in België hun woonplaats of de zetel van hun fortuin gevestigd hebben; 2° de Belgische diplomatieke ambtenaren en consulaire beroepsambtenaren die in het buitenland zijn geaccrediteerd, alsmede hun inwonende gezinsleden; 3° de andere leden van Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland, alsmede hun inwonende gezinsleden, daaronder niet begrepen consulaire ere-ambtenaren; 4° de andere ambtenaren, vertegenwoordigers en afgevaardigden van de Belgische Staat, van de Gemeenschappen, Gewesten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten en gemeenten, of van een Belgisch publiekrechtelijk lichaam, die de Belgische nationaliteit bezitten en hun werkzaamheden buitenslands uitoefenen in een land waar zij niet duurzaam verblijf houden. § 2 De vestiging van de woonplaats of van de zetel van het fortuin in België wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Evenwel worden, behoudens tegenbewijs, geacht hun woonplaats of de zetel van hun fortuin in België te hebben
De rijksinwoners zijn onderworpen aan de personenbelasting.
Pagina 18
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
gevestigd de natuurlijke personen die in het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ingeschreven. Voor gehuwden die zich niet in één van de in artikel 128, eerste lid, vermelde gevallen bevinden, wordt de belastingwoonplaats bepaald door de plaats waar het gezin is gevestigd. Uitleg Eén van de partners kan in België verblijven en de andere om beroepsmatige redenen in het buitenland. De echtgenoot die in het buitenland verblijft wordt geacht gedomicilieerd te zijn in het land waar zijn gezin zich bevindt. Gehuwd, wordt hij beschouwd als Belgisch inwoner en is hij belastbaar op zijn inkomsten die hij internationaal vergaart. Het kan ook dat één partner onderworpen is aan het WIB en de ander aan de INR (krachtens een internationaal verdrag). In dat geval worden de partners belast als zijnde alleenstaanden. De niet-gehuwde belastingplichtige wordt dan beschouwd als niet-inwoner en louter belastbaar op zijn inkomsten uit Belgische bron. Art. 4 Art. 4 Aan de personenbelasting zijn niet onderworpen: 1° de buitenlandse diplomatieke ambtenaren en de consulaire beroepsambtenaren die in België zijn geaccrediteerd, alsmede hun inwonende gezinsleden; 2° op voorwaarde van wederkerigheid, de andere leden van buitenlandse diplomatieke zendingen en consulaire posten in België, alsmede hun inwonende gezinsleden, mits de betrokkenen de Belgische nationaliteit niet bezitten of niet duurzaam verblijf houden in België; 3° op voorwaarde van wederkerigheid, de ambtenaren, vertegenwoordigers en afgevaardigden van vreemde Staten of van
Aan de personenbelasting zijn niet onderworpen: 1° de buitenlandse diplomatieke ambtenaren en de consulaire beroepsambtenaren die in België zijn geaccrediteerd, alsmede hun inwonende gezinsleden; 2°op voorwaarde van wederkerigheid, de andere leden van buitenlandse diplomatieke zendingen en consulaire posten in België, alsmede hun inwonende gezinsleden, mits de betrokkenen de Belgische nationaliteit niet bezitten of niet duurzaam verblijf houden in België; 3° op voorwaarde van wederkerigheid, de ambtenaren, vertegenwoordigers en afgevaardigden van vreemde Staten of van staatkundige onderdelen of plaatselijke
Pagina 19
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan of van een buitenlands publiekrechtelijk lichaam mits de betrokkenen de Belgische nationaliteit niet bezitten of niet duurzaam verblijf houden in België en hun diensten niet verstrekken in het kader van enig handels- of nijverheidsbedrijf.
gemeenschappen daarvan of van een buitenlands publiekrechtelijk lichaam mits de betrokkenen de Belgische nationaliteit niet bezitten of niet duurzaam verblijf houden in België en hun diensten niet verstrekken in het kader van enig handels- of nijverheidsbedrijf. Art. 5 Rijksinwoners zijn aan de personenbelasting onderworpen op grond van al hun in dit Wetboek als belastbaar vermelde inkomsten, zelfs indien sommige daarvan in het buitenland zijn behaald of verkregen.
Grondslag van de belasting Hoofdstuk II: Grondslag van de belasting Afdeling I: Algemene bepaling van het belastbare inkomen 2011: Art. 6 Het belastbare inkomen wordt gevormd door het totale netto-inkomen, verminderd met de aftrekbare bestedingen. Het totale netto-inkomen is de som van de netto-inkomens van de volgende categorieën: 1° inkomen van onroerende goederen; 2° inkomen van roerende goederen en kapitalen; 3° beroepsinkomen; 4° divers inkomen Afdeling II: Inkomen van onroerende goederen 2011: Beide partners moeten hun onroerende inkomsten (kadastraal inkomen, huur) in de aangifte opsplitsen volgens hun vermogensrechtelijke situatie: De verdeling van de inkomsten volgens de vermogensrechtelijke situatie ziet eruit als volgt: Samenlevingsvorm Deel van elke partner Gehuwd - Zonder huwelijkscontract De helft van de inkomsten
Pagina 20
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
-
Met huwelijkscontract: inkomsten zijn gemeenschappelijk bezit - Met huwelijkscontract: inkomsten vormen eigen bezit (scheiding van goederen) Wettelijk samenwonend - Zonder samenlevingscontract - Met samenlevingscontract: inkomsten vormen eigen bezit - Met samenlevingscontract: inkomsten zijn gemeenschappelijk Feitelijk samenwonend
De helft van de inkomsten Het eigen deel in de inkomsten
Het eigen deel in de inkomsten Het eigen deel in de inkomsten De helft van de inkomsten Het eigen deel in de inkomsten
Bron: Budget & Recht, Belastinggids 2011, p. 100.
Onderafdeling IV: Woningaftrek Art. 16
Art. 16
§ 1 Ingeval een belastingplichtige een woning betrekt waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is, wordt het kadastraal inkomen van die woning verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met een woningaftrek ten bedrage van 148.800 frank, verhoogd met 12.400 frank voor de echtgenoot en voor ieder persoon ten laste van de belastingplichtige op 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd
art. 16 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2006.
§ 2 Voor de vaststelling van de verhoogde woningaftrek komt in aanmerking het hoogste aantal kinderen dat de belastingplichtige op 1 januari van enig vorig jaar ten laste heeft gehad, voor zover hij nog dezelfde woning betrekt en die berekening een hogere aftrek oplevert dan uit de toepassing van § 1 volgt. § 3 Wanneer het totale netto-inkomen niet hoger is dan 1.055.000 frank, wordt de overeenkomstig § 1 beperkte woningaftrek verhoogd met de helft van het verschil tussen het kadastraal inkomen van de woning en de woningaftrek. Het overschrijden van de grens
De oude tekst van art. 16, zoals die bestond alvorens te zijn gewijzigd door de programmawet dd. 27.12.2004, blijft van toepassing op het kadastraal inkomen voor zover voldaan wordt aan de overgangsbepalingen van art.526, WIB 92 Uitleg Je moet je onroerende inkomsten in de aangifte opnemen en je betaalt er dan belastingen op. Meestal hoeft dit niet voor de hoofdverblijfplaats. Het K.I. voor de hoofdverblijfplaats is volledig vrijgesteld van de belasting wanneer je geen lening meer hebt lopen voor de aankoop of behoud van je eigen woning of wanneer je wel een lening hebt lopen die je ten vroegste in 2005 hebt afgesloten. In principe word je belast op het K.I. van je hoofdverblijfplaats wanneer je nog een lening afbetaalt die je voor 2005 hebt afgesloten. In de praktijk vervalt die belasting
Pagina 21
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
van 1.055.000 frank mag niet daartoe leiden dat de verhoging ingevolge het eerste lid wordt verminderd met meer dan de helft van het verschil tussen het totale netto-inkomen en die grens. § 4 Voor de toepassing van de §§ 1 tot 3 dient onder het kadastraal inkomen van de woning te worden verstaan het deel dat daarvan overblijft na de toepassing van artikel 14. § 5 Wanneer de belastingplichtige meer dan één woning betrekt, wordt de woningaftrek verleend voor één enkele woning naar zijn keuze. De woningaftrek wordt eveneens verleend wanneer de belastingplichtige om beroepsredenen of redenen van sociale aard niet persoonlijk de woning betrekt waarvan hij eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is. De woningaftrek wordt niet verleend voor het deel van de woning dat de belastingplichtige gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid of dat betrokken wordt door personen die geen deel uitmaken van zijn gezin. Uitleg Woningaftrek: Er wordt een vermindering van 120.000 BEF (148.000 BEF geïndexeerd) toegekend op het KI van de woning die men betrekt. Er wordt slechts een vermindering toegekend voor de twee echtgenoten, zelfs als ze tegelijk het huis bewonen waarvan ze ieder eigenaar zijn.
omdat de leningsintresten van het geïndexeerde bedrag van het K.I. worden afgetrokken dat daardoor dikwijls tot nul wordt teruggebracht en bovendien krijg je een deel van de O.V., die je eerder hebt betaalt, terug, nl. ten belope van 12,5% van het geïndexeerde bedrag van het K.I. Is het bedrag aan afgetrokken leningintresten kleiner dan het totaal van je O.I., dan heb je recht op de zogenaamde woningaftrek en daardoor komt het belastbare bedrag vaak op 0. Wanneer het K.I. van de hoofdverblijfplaats niet vrijgesteld is, kan de fiscus bij de belasting van die woning voor het aanslagjaar 2011 een aftrek toepassen van maximaal 4.638 euro + 378 euro per persoon ten laste. De verhoging voor personen ten laste wordt vastgesteld op grond van het maximum aantal kinderen dat de belastingplichtige ooit te zijnen laste heeft gehad, voor zover hij nog dezelfde woning betrekt. Wanneer je gehuwd bent of wettelijk samenwoont en allebei een deel van het O.I. van jullie woonhuis aangeeft, heb je elk apart recht op het bedrag van 4.638 euro en het surplus van 378 euro per persoon moet onder elkaar verdeeld worden net zoals het O.I. wordt opgesplitst. Tot de personen ten laste behoren het maximaal aantal kinderen dat je ooit tezelfdertijd op 1 januari ten laste had en een extra persoon voor elke persoon met een zware handicap; en ook als je zelf een zware handicap hebt.
De aftrek van 120.000 BEF wordt vermeerderd met 12.400 BEF voor de echtgenoot. De aftrek wordt vermeerderd met 12.400 BEF voor elke persoon ten laste op 1 januari. De kinderen van de echtgenoten worden slechts een keer in
Pagina 22
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
aanmerking genomen. Elke alleenstaande belastingplichtige heeft recht op een vermindering van 120.000 BEF, zelfs al woont hij met een andere belastingplichtige samen. Als hij niet het huis betrekt waarvan hij eigenaar is kan hij desondanks de vermindering krijgen als hij het niet betrekt om beroepsmatige of sociale redenen. Bijkomende woningaftrek : De vermindering wordt vermeerderd met de helft van het verschil tussen het KI en de woningaftrek indien de gezamenlijke inkomsten van de twee echtgenoten niet hoger zijn dan 950.000 BEF(te indexeren). Deze vermeerdering wordt geleidelijk verminderd in geval van overschrijding van de limiet. Het plafond van 950.000 BEF wordt bepaald uit hoofde van iedere samenwonende apart. Afdeling III: Inkomen van roerende goederen en kapitalen 2011: De inkomsten waarop roerende voorheffing is ingehouden moeten niet meer aangegeven worden. Deze voorheffing is ‘liberatoir’. Je moet enkel inkomsten aangeven waarop geen R.V. is ingehouden. Beide partners moeten de intresten en dividenden die ze ontvangen in hun aangifte opsplitsen volgens hun vermogensrechtelijke situatie (zie tabel bij onroerende inkomsten). Concreet gaat het over: - inkomsten van kapitalen Van de intresten van gewone Belgische spaarrekeningen bijvoorbeeld, waarop geen R.V. werd ingehouden, moet je dat gedeelte aangeven waarmee je boven de 1.730 euro per persoon uitkomt. De vrijstelling van roerende voorheffing op 1.730 euro van de intresten van een spaarrekening geldt per persoon. Gehuwden en wettelijk samenwonenden moeten dus alleen iets aangeven als het totale intrestbedrag waarop geen R.V. werd ingehouden, méér dan 3.640 euro bedraagt. Deze intresten zijn belastbaar tegen 15%; - Verhuring van roerende goederen - Lijfrenten of tijdelijke renten - Inkomsten uit cessie of consessie van auteursrechten - Innings- en bewaringskosten - Bijzonder aanslagstelsel: bepaalde buitenlandse R.I. Onderafdeling II: Niet als inkomsten van onroerende goederen en kapitalen belastbare
Pagina 23
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
inkomsten Art. 21
Art.21
De inkomsten van roerende goederen en kapitalen omvatten niet:
De inkomsten van roerende goederen en kapitalen omvatten niet:
5° de eerste schijf van 56.000 frank per jaar van de inkomsten uit spaardeposito's die zonder overeengekomen vaste termijn of opzeggingstermijn zijn ontvangen door de in België gevestigde kredietinstellingen die vallen onder de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, met dien verstande dat:
5° de eerste schijf van 1.730 EUR (basisbedrag 1.250 EUR) per jaar van de inkomsten uit spaardeposito's die zonder overeengekomen vaste termijn of opzeggingstermijn zijn ontvangen door de in België gevestigde kredietinstellingen die vallen onder de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, met dien verstande dat:
- deze deposito's bovendien moeten voldoen aan de vereisten die de Koning stelt op advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (...), wat betreft de munt waarin deze deposito's luiden en de voorwaarden en wijze van terugneming en opneming, evenals wat betreft de structuur en het niveau en de wijze van berekening van de vergoeding ervan; - als opzeggingstermijn in de zin van deze bepaling niet worden beschouwd de termijnen die slechts een waarborg zijn die de depositaris voor zich heeft bedongen. … Uitleg/commentaar De financiële instelling past de maatregel toe per inidvidueel deposito maar de fiscus verleent de vrijstelling slechts één keer per gezin. Bij samenwoners wordt de vrijstelling wettig aan de twee partners verleend.
- deze deposito's bovendien moeten voldoen aan de vereisten die de Koning stelt op advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (...), wat betreft de munt waarin deze deposito's luiden en de voorwaarden en wijze van terugneming en opneming, evenals wat betreft de structuur en het niveau en de wijze van berekening van de vergoeding ervan; - als opzeggingstermijn in de zin van deze bepaling niet worden beschouwd de termijnen die slechts een waarborg zijn die de depositaris voor zich heeft bedongen. Uitleg/commentaar De vrijstelling geldt per persoon; gehuwden en wettelijk samenwonenden enerzijds en feitelijk samenwonenden anderzijds worden gelijk behandeld.
Afdeling IV: Beroepsinkomsten
Pagina 24
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
2011: Tot de beroepsinkomsten van een werknemer behoren: de bezoldigingen 11 uitbetaald door de werkgever, brugpensioen, ziekte- of invaliditeitsuitkeringen, werkloosheidsuitkeringen, vervangingsinkomsten 12, aanvullend pensioen, overuren die recht geven op een overwerktoeslag,… De bedrijfsvoorheffing die de werknemer aangeeft, wordt afgetrokken van de totale belasting die zij/hij op de inkomsten verschuldigd is. In principe maakt de fiscus een aparte berekening voor de beroepsinkomsten die elke partner werkelijk heeft verdiend. Soms wordt daarvan afgeweken en wordt een deel van de beroepsinkomsten van de ene partner toegekend aan de andere partner. Dat deel wordt dan bij die andere partner belast. Het gaat om volgende situaties: Werknemer: Het huwelijksquotiënt: wanneer er een partner is zonder of met een heel laag inkomen (voor 2010: minder dan 9.280 euro en nog geen 30% van de totale beroepsinkomsten van het gezin) krijgt die partner via het mechanisme van het huwelijksquotiënt een deel van de inkomsten van de andere partner tot zij/hij aan 30% van de totale beroepsinkomsten van het gezin komt. De fiscus berekent dit zelf. De partner waarvoor het huwelijksquotiënt wordt toegekend is niet of slechts in geringe mate beroepsactief. Zelfstandige: De overheveling naar de meewerkende partner: een gehuwde of wettelijk samenwonende zelfstandige kan zijn winst fiscaal met zijn partner, die geen eigen of een veel lager inkomen heeft, delen. Er wordt 30% van het inkomen van de zelfstandige overgeheveld naar de meewerkende partner. Feitelijk gaat het hier over een betaling van een prestatie voor de hulp van de meewerkende partner in de zaak van de zelfstandige. Deze partner is dus beroepsactief. De wet vermeldt dus een overgeheveld bedrag dat 30% is van het nettobedrag van de gezamenlijke belastbare beroepsinkomsten op voorwaarde dat het werk van de meewerkende partner hiermee 11
Bezoldigingen omvatten: wedden en lonen volgens fiche, bezoldigingen zonder fiche (vakantiegeld niet door de werkgever uitbetaald), werkgeversaandelen, aandelenopties toegekend vanaf 1999, vervroegd vakantiegeld, achterstallige bezoldigingen, opzeggingsvergoedingen, inschakelingsvergoeding, terugbetaling woon-werkverkeer, werkgeverstussenkomst privé-pc, bezoldiging van sportbeoefenaars, trainers, scheidsrechters, forfait voor verre verplaatsingen en beroepskosten, sociale bijdragen,…
12
Het gaat over alle bedragen die je op een andere grond dan de ZIV-wetgeving hebt ontvangen als vergoeding voor een tijdelijk verlies aan beroepsinkomsten, bijvoorbeeld de vergoeding die je na je ontslag van de ex-werkgever ontvangt als aanvulling bovenop het brugpensioen (50+) of boven op je uitkering als volledig werkloze; uitkering bij beroepsziekte of arbeidsongeval,…
Pagina 25
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
overeenstemt maar het percentage kan ook hoger zijn als er meer werk is geleverd. Bij de overheveling naar de meewerkende partner zijn er twee mogelijkheden: - de toekenning aan de meewerkende partner (art. 86): wanneer de meewerkende partner op grond van een eigen beroepsactiviteit, uitgeoefend naast de medewerking met de zelfstandige partner, sociale zekerheidsrechten (ziekte, invaliditeit, pensioen) opbouwt en in 2010 ten hoogste 12.040 euro netto aan eigen beroepsinkomsten heeft verdiend (vervroegd vakantiegeld en achterstallige bezoldigingen tellen niet mee); of, wanneer de partner maar over een gedeeltelijke sociale dekking beschikt (ziekte en invaliditeit) (art. 87) en vóór 1956 is geboren en geen eigen beroepsactiviteit heeft of een eigen beroepsactiviteit van hoogstens 12.040 euro in 2010 die geen recht geeft op een volledige sociale dekking. De overheveling geldt enkel voor de berekening van de belasting. De partner die een deel van zijn winst aan de andere partner toekent, moet dat bedrag in zijn eigen kolom aangeven. Voor de sociale zekerheid telt het overgehevelde bedrag mee voor de bepaling van de sociale bijdragen; - de bezoldiging aan de meewerkende partner (art. 33, 33bis): is van toepassing wanneer de meewerkende partner geen of slechts een gedeeltelijke sociale dekking heeft op basis van een eigen beroepsactiviteit en verplicht is om een volledige dekking te nemen (ziekte, invaliditeit en pensioen) door zich aan te sluiten bij een socialeverzekeringsfonds voor zelfstandigen (behalve geboren vóór 1 januari 1956). De overheveling geldt voor de berekening van de belasting en voor de sociale zekerheid. De bezoldiging is voor de meewerkende partner een belastbaar inkomen waarop zij/hij sociale bijdragen verschuldigd is. Deze inkomsten moeten ook als zelfstandige aangegeven worden en er moeten voorafbetalingen betaald worden om belastingvermeerdering te voorkomen. De zelfstandige die de bezoldiging aan de meewerkende partner toekent mag dit bedrag als beroepskosten van zijn fiscale winst aftrekken. Het overgehevelde bedrag telt niet mee voor de bepaling van zijn sociale bijdragen. Onderafdeling I: Belastbare inkomsten F. Bezoldigingen Art. 33 Bezoldigingen van meewerkende echtgenoten zijn alle toekenningen van een deel van de winst en de baten aan de meewerkende echtgenoot die tijdens het belastbaar tijdperk geen beroepsactiviteit uitoefent die voor hem rechten opent op uitkeringen in een verplichte regeling voor pensioenen, kinderbijslagen en ziekte- en invaliditeitsverzekering die minstens gelijkwaardig zijn aan die van het sociaal statuut van zelfstandigen, noch een uitkering geniet binnen het raam van de sociale zekerheid die voor hem dergelijke rechten opent. Deze bezoldigingen moeten overeenstemmen met de
Pagina 26
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
normale bezoldiging van de prestaties van de meewerkende echtgenoot, doch mogen niet hoger zijn dan 30 pct. van het netto bedrag van de inkomsten van de beroepswerkzaamheid die met de hulp van de echtgenoot wordt uitgeoefend behoudens indien de prestaties van de meewerkende echtgenoot hem kennelijk recht geven op een groter deel. Art. 33bis Voor de toekenning van de in artikel 30, 3°, bedoelde bezoldigingen worden de beroepsinkomsten die afzonderlijk worden belast buiten beschouwing gelaten. Uitleg/commentaar In een éénmanszaak is het mogelijk fiscaal een meewerkinkomen aan de partner toe te kennen die samen met de zelfstandige werkzaam is in het bedrijf. Belangrijk hierbij is dat het niet over fictieve werkzaamheden mag gaan maar dat moet bewezen worden dat er daadwerkelijke hulp verleend wordt. Het meewerkinkomen mag bovendien niet meer bedragen dan 30% van de winsten of baten die voortvloeien uit de beroepswerkzaamheid waarin de medewerking is verleend. Van dat absolute maximum van 30% mag worden afgeweken wanneer de duur, de belangrijkheid en de aard van de geleverde prestaties de meewerkende echtgenote “kennelijk” recht geven op een grotere “normale bezoldiging”. In dergelijk geval kan in principe een maximale toekenning van 50% gebeuren. De bewijslast rust echter op de belastingplichtige, die zelf moet aantonen dat er wel degelijk sprake is van een kennelijk recht op de hogere toekenning. G. Pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen Art. 35
Art. 35
Pensioenen, renten en als zodanig geldende
… die aan beide echtgenoten samen worden
Pagina 27
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
toelagen, die aan beide echtgenoten samen worden betaald of toegekend, worden aangemerkt als inkomsten van de echtgenoot in wiens beroepswerkzaamheid zij voor het geheel of voor het grootste gedeelte hun oorsprong vinden. Uitleg De pensioenen die globaal worden toegekend aan beide echtgenoten zijn belastbaar uit hoofde van de echtgenoot in wiens activiteit de oorsprong van de pensioenen lag.
betaald of toegekend, worden aangemerkt als inkomsten van iedere echtgenoot in verhouding tot de persoonlijke rechten die iedere echtgenoot in die pensioenen heeft opgebouwd. De in het eerste lid beoogde verhouding wordt vastgesteld door de instelling die instaat voor de toekenning van de pensioenrechten. Commentaar: Dit geldt niet voor wettelijk en feitelijk samenwonenden .
Dit is een overblijfsel van het principe van de cumulatie van de inkomsten van echtgenoten. In plaats van het pensioen afzonderlijk te belasten uit hoofde van iedere begunstigde, wordt het geheel belast uit hoofde van één van de echtgenoten (meestal de man). Deze bepaling is niet van toepassing op samenwonenden.
Onderafdeling II: Vrijgestelde inkomsten A.Sociale en culturele vrijstellingen Art. 38 13 Uitleg Volledig vrijgesteld zijn de wettelijke sociale toelagen die geen vervangingsinkomsten zijn omdat ze niet werden toegekend als (geheel of gedeeltelijk) herstel van een (tijdelijk of bestendig) verlies van bedrijfsinkomsten door de rechthebbende of door degene van wie de rechthebbende de rechtverkrijgende is. Het gaat onder meer over wettelijke kraamgelden, kinderbijslagen, adoptiepremies;
13
http://ccff02.minfin.fgov.be/KMWeb/document.do?method=view&nav=1&id=61269247-4e5e-4a81-bb0ba90e5b182773&disableHighlightning=true#findHighlighted
Pagina 28
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
toelagen voor geneeskundige verzorging en voor begrafeniskosten,…; vergoedingen van vrijwilligers van de openbare brandweerkorpsen en van de Civiele bescherming ten belope van 2.850 euro (motivatie Doc. 52 2222/009): het bijzondere karakter van de door de vrijwillige brandweerlieden en vrijwilligers geleverde prestaties)…; het inkomen verkregen voor prestaties geleverd in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen wordt vrijgesteld ten belope van 4,10 euro per gepresteerd uur en het saldo wordt fiscaal gelijkgesteld met een werkloosheidsvergoeding (motivatie Doc. 52 2222/009): maatregel ter begunstiging van de sociale integratie van specifieke categorieën werklozen),… Onderafdeling III : Vaststelling van het nettoinkomen A.Beroepskosten Art. 51 (beroeps)kostenforfait Met betrekking tot andere bezoldigingen en baten dan vergoedingen verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen of baten, worden de beroepskosten, de in artikel 52, 7° en 8°, bedoelde bijdragen en sommen uitgezonderd, bij gebrek aan bewijzen forfaitair bepaald op percentages van het bruto bedrag van die inkomsten, vooraf verminderd met voormelde bijdragen. Die percentages bedragen: 1° Voor de bezoldiging van werknemers: a)28,7% van de eerste schijf van 5.190 euro (basisbedrag 3.750) b)10% van de schijf van 5.190 tot 10.330 euro
Pagina 29
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
(basisbedrag 7.450) c)5% van de schijf van 10.330 tot 17.170 euro (basisbedrag 12.400) d)3% van de schijf boven 17.170 euro 2° voor de bezoldiging van bedrijfsleiders: 3% 3° voor de bezoldiging van meewerkende echtgenoten: 5% Uitleg Een belastingplichtige kan de kosten gemaakt in het kader van de beroepsactiviteit aftrekken. Er zijn twee mogelijkheden: het kostenforfait of de werkelijke kosten. De inbreng van de werkelijke kosten kan soms een besparing opleveren maar het vergt ook een inspanning om de bewijzen te verzamelen. Als je kiest voor het kostenforfait dan is het aftrekbare bedrag wettelijk vastgelegd (zie hoger) en moet je je beroepskosten niet bewijzen. De fiscus berekent dit automatisch. Het bedrag dat de fiscus je toekent bij het kostenforfait hangt af van het bedrag van je loon en wordt berekend via een degressieve schaal: per inkomensschijf wordt een andere aanslagvoet toegepast en die daalt naarmate je inkomsten toenemen. Het absolute plafond is 3.590 euro voor het inkomstenjaar 2010. Het forfait wordt berekend op het belastbare loon (het totaal van de bedragen 1245+ van 1248 tot en met 1254 – 1255 -1257 + 1242 -1244 + van 1273 tot en met 1280). Er is een bijkomend forfait mogelijk voor verre verplaatsingen van ten minster 75km van je werk. Dat bedrag hangt af van de afstand en het wordt niet jaarlijks geïndexeerd. Van het beroepskostenforfait kunnen bijvoorbeeld ook zelfstandige onthaalouders gebruik maken (ze kunnen er ook voor kiezen om hun werkelijke beroepskosten af te trekken).
Pagina 30
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Deze onthaalouders hebben geen personeel in dienst. De forfaitaire vrijstelling bedraagt 15 euro per kind en per volledige dag kinderopvang (motivatie Doc . 52 2222/009): rekening houden met de specifieke lasten gebonden aan deze activiteit). Art. 52: …worden als beroepskosten aangemerkt:…
Art. 52: …worden als beroepskosten aangemerkt:…
4° de bezoldigingen van de gezinsleden van de belastingplichtige die met hem samenwerken, buiten zijn echtgenoot;
4°de bezoldigingen van de gezinsleden van de belastingplichtige die met hem samenwerken;
Commentaar De bezoldigingen toegekend door de ene samenwonende aan de andere, vormen in principe aftrekbare kosten. 8° de sommen die de belastingplichtige voor zichzelf, voor zijn echtgenoot en voor de gezinsleden te zijnen laste aan een bij KB erkend ziekenfonds bijdraagt in het kader van een aanvullende verzekering voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige verstrekkingen die terugbetaalbaar zijn ingevolge de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994,… Art. 53
8° de sommen die de belastingplichtige voor zichzelf, voor zijn echtgenoot en voor de gezinsleden te zijnen laste aan een bij KB erkend ziekenfonds bijdraagt in het kader van een aanvullende verzekering voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige verstrekkingen die terugbetaalbaar zijn ingevolge de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994,… Art. 53
Als beroepskosten worden niet aangemerkt: … 9° kosten van allerlei aard met betrekking tot jacht, visvangst, yachten of andere pleziervaartuigen en lusthuizen, behalve indien en in zover de belastingplichtige bewijst dat zij bij het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid en uit hoofde van de eigen aard daarvan noodzakelijk zijn, of in de belastbare bezoldigingen van de begunstigde personeelsleden zijn begrepen;
Als beroepskosten worden niet aangemerkt: … 9° kosten van allerlei aard met betrekking tot jacht, visvangst, yachten of andere pleziervaartuigen en lusthuizen, behalve indien en in zover de belastingplichtige bewijst dat zij bij het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid en uit hoofde van de eigen aard daarvan noodzakelijk zijn, of in de belastbare bezoldigingen van de begunstigde personeelsleden zijn begrepen;
Pagina 31
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Uitleg lusthuizen 14 Begripsomschrijving: 53/173: Onder lusthuizen worden de onroerende goederen verstaan die noch uitsluitend of hoofdzakelijk voor het uitoefenen van de werkelijke beroepswerkzaamheid worden gebruikt, noch als enige of belangrijkste woning ter beschikking van leden van het personeel of van de organen van bestuur worden gesteld. 53/174: Onder die bepaling vallen bv. niet de onroerende goederen die tot op zekere hoogte een uitbreiding van de inrichtingen van de onderneming vormen, zoals onroerende goederen die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt als restaurant voor de leden van de organen van bestuur of van het leidend personeel en voor hun bezoekers, als vergaderzalen of tot enig ander soortgelijk doel. 53/175: Bedoeld worden daarentegen wel, de onroerende goederen waarin leden van het personeel of van de organen van bestuur, vertegenwoordigers, klanten, levenranciers, zakenrelaties enz., individueel of in groep, kunnen worden uitgenodigd om er te verblijven zoals in een hotel. 53/176: In wezen betreft het een feitenkwestie waarover uitspraak moet worden gedaan met inachtneming van de bijzonderheden die zich in het beschouwde geval voordoen. Kosten die rechtstreeks met de uitgeoefende beroepsactiviteit rekening houden: 53/177: de hier bedoelde kosten betreffende de jacht, enz. mogen nochtans als beroepskosten worden afgesloten indien en in zover de belastingplichtige die ze rechtstreeks of onrechtstreeks heeft gedaan of gedragen, bewijst dat die kosten noodzakelijk zijn bij het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid op grond van de
14
Administratieve richtlijnen en commentaren. Circulaires: 53/173 en volgende.
Pagina 32
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
eigen aard daarvan. Voorbeelden van aftrekbare kosten zijn: 53/178: 4° de kosten met betrekking tot lusthuizen, wanneer de werkzaamheid van de onderneming welke die huizen heeft verworven, gebouwd of gehuurd, erin bestaat ze commercieel te verhuren, te onderverhuren of te exploiteren. 53/148: de kosten van recepties en andere op vermaak gerichte gebeurtenissen in lusthuizen moeten voor 100% worden verworpen. Bezoldigingen: 53/180 De in art. 53, 9° bedoelde kosten zijn ook aftrekbaar wanneer ze begrepen zijn in de belastbare bezoldigingen van de leden van het personeel of van de organen van bestuur ten behoeve van wie zij zijn gedaan (toepassing van art. 52, 3° en 4°) met dien verstande dat die bezoldigingen moeten worden opgenomen op de fiches en/op opgaven die zijn voorgeschreven om de controle van de persoonlijke aangifte van de begunstigden mogelijk te maken. Commentaar De fiscus beschouwt een lusthuis als een onroerend goed maar over aard van de beroepswerkzaamheden die erin plaatsvinden wordt met geen woord gerept. De Vrouwenraad laat zich hier inspireren door art. 380bis van het Strafwetboek 15; §1 , 2°: “hij die een huis van ontucht of prostitutie houdt”.
15
"Art. 380bis Sw. § 1.Met gevangenisstraf van een jaar tot vijf jaar en met geldboete van vijfhonderd frank (12,38 EUR) tot vijfentwintigduizend frank (619,73 EUR) wordt gestraft: 1° hij die, ten einde eens anders driften te voldoen, een meerderjarige zelfs met zijn toestemming, aanwerft, meeneemt, wegbrengt of bij zich houdt met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie; 2° hij die een huis van ontucht of prostitutie houdt; 3° hij die kamers of enige andere ruimte verkoopt, verhuurt of ter beschikking stelt met het oog op prostitutie met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren;
Pagina 33
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Het zich prostitueren is niet strafbaar maar de exploitatie van ontucht/prostitutie volgens dit art. wel (het uitbaten van huizen en het souteneurschap). In de praktijk gaat het volgens ons om bordelen, een bepaald type van drankgelegenheden, erotische sauna’s. Een erotische sauna beantwoordt immers ook aan wat onder art. 380, § 1, 2° Sw als een huis van ontucht en prostitutie dient aanzien (rechtspraak Corr. Dendermonde , 19e k., 8 april 2003 16). We kunnen besluiten dat art. 53, 9° ‘indirect’ 17 in strijd is met art. 380bis §1, 2° Sw. We vragen dan ook om het begrip “lusthuizen” te schrappen uit het WIB/92. Bovendien vragen we om art. 53, 9° genderneutraal in te vullen: dat houdt in dat niet enkel kosten van allerlei aard met betrekking tot jacht, visvangst, yachten of andere pleziervaartuigen in overweging mogen genomen worden. Misschien kunnen ook wellnesscentra , beauty farms (zonder erotische ‘beroeps’werkzaamheden) e.d. het lijstje vervoegen. 12° bezoldigingen die de belastingplichtige toekent aan zijn echtgenoot die met hem samenwerkt;
12° bezoldigingen die de belastingplichtige toekent aan zijn echtgenoot die met hem samenwerkt, behoudens de in art. 30, 3° bedoelde bezoldigingen; Uitleg De zelfstandige die een bezoldiging aan zijn meewerkende partner toekent mag dit bedrag als beroepskosten van zijn fiscale winst aftrekken.
13° bezoldigingen van de andere gezinsleden van de belastingplichtige in zover zij meer bedragen dan een normale wedde of een
13° bezoldigingen van de andere gezinsleden van van de belastingplichtige in zover zij meer bedragen dan een normale wedde of een
4° hij die, op welke manier ook, eens anders ontucht of prostitutie exploiteert. 16
http://www.elfri.be/huis-van-ontucht
17
Het gaat bij lusthuizen niet om de personen die deze etablissementen exploiteren maar wel om (primaire) klanten die hun (secundaire) klanten iets aanbieden.
Pagina 34
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
normaal loon, gelet op de aard en de duur van de werkelijke prestaties van de verkrijgers;
normaal loon, gelet op de aard en de duur van de werkelijke prestaties van de verkrijgers;
19° /
19° voor de belastingplichtigen die in art. 30,3° bedoelde bezoldigingen toekennen, de beroepskosten die eigen zijn aan de in art. 33, eerste lid, bedoelde meewerkende echtgenoten;
Art. 66 …
20° voor de in art. 33, eerste lid bedoelde meewerkende echtgenoten, de beroepskosten die betrekking hebben op de activiteiten van de echtgenoot met wie wordt meegewerkt. Art. 66 §1. Beroepskosten met betrekking tot het gebruik van de in artikel 65 bedoelde voertuigen zijn slechts tot 75 pct aftrekbaar. §4. In afwijking van § 1 worden de beroepskosten met betrekking tot de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling met een in die bepaling vermeld voertuig forfaitair op 0,15 EUR per afgelegde kilometer bepaald. Deze afwijking geldt niet voor voertuigen die, overeenkomstig artikel 5, § 1, 3°, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, van de verkeersbelasting zijn vrijgesteld.
§ 5 Het in § 4 vermelde forfaitair bedrag mag uitsluitend worden toegekend aan de belastingplichtige indien het betrokken voertuig:
§ 5. Het in § 4 vermelde forfaitair bedrag mag uitsluitend worden toegekend aan de belastingplichtige indien het betrokken voertuig:
1° hetzij zijn eigendom is;
1° hetzij zijn eigendom is;
2° hetzij op zijn naam is ingeschreven bij de Directie voor de Inschrijving van de Voertuigen.
2° hetzij op zijn naam is ingeschreven bij de Directie voor de Inschrijving van de Voertuigen.
3° hetzij door een huur- of leasingovereenkomst bestendig of gewoonlijk te zijner beschikking is.
3° hetzij door een huur- of leasingovereenkomst bestendig of gewoonlijk te zijner beschikking is.
…
…
In de gevallen vermeld in het eerste lid, 1° tot 3°, mag dat forfait worden toegekend aan de
In de gevallen vermeld in het eerste lid, 1° tot 3°, mag dat forfait worden toegekend aan de
Pagina 35
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
echtgenoot of aan een kind van de belastingplichtige indien die echtgenoot of dat kind het voertuig gebruikt voor de in § 4 vermelde verplaatsing, met dien verstande evenwel dat het forfait slechts aan één enkele belastingplichtige mag worden toegekend voor het gezamenlijk afgelegde traject.
echtgenoot of aan een kind van de belastingplichtige indien die echtgenoot of dat kind het voertuig gebruikt voor de in § 4 vermelde verplaatsing, met dien verstande evenwel dat het forfait slechts aan één enkele belastingplichtige mag worden toegekend voor het gezamenlijk afgelegde traject.
Uitleg Forfaitaire aftrek voor autokosten: De autokosten voor de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling zijn forfaitair aftrekbaar. Deze aftrek kan alleen worden toegekend als de auto eigendom is van de belastingplichtige of van zijn echtgenoot. Er is slechts een aftrek voor de twee echtgenoten als de verplaatsing gezamenlijk gebeurt. Bij samenwonenden is geen forfaitaire aftrek mogelijk als de gebruikte auto niet aan de belastingplichtige zelf toebehoort.
Art. 86
Onderafdeling IV: Toekenning en toerekening van een deel van de beroepsinkomsten aan de echtgenoot Art. 86
Wanneer de aanslag op naam van beide echtgenoten wordt gevestigd mag een deel van de winst en de baten als meewerkinkomen worden toegekend aan de echtgenoot die de andere echtgenoot in het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid werkelijk helpt en die uit hoofde van een afzonderlijke werkzaamheid tijdens het belastbare tijdperk zelf niet meer dan 389.000 frank aan beroepsinkomsten heeft verkregen.
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd ten laste van twee echtgenoten, mag een deel van de winsten of de baten van de activiteit van een van hen, als meewerkinkomen worden toegekend aan de niet in art. 33, eerste lid, bedoelde echtgenoot die de andere echtgenoot in het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid werkelijk helpt, voor zover de meewerkende echtgenoot uit hoofde van een afzonderlijke werkzaamheid tijdens het belastbare tijdperk zelf niet meer dan 12.040 Dat deel moet overeenstemmen met de normale euro (basisbedrag 8.700 euro) aan bezoldiging van de prestaties van de beroepsinkomsten heeft verkregen. Dat deel meewerkende echtgenoot, doch mag niet hoger moet overeenstemmen met de normale zijn dan 30 pct. van de inkomsten van de bezoldiging van de prestaties van de beroepswerkzaamheid die met de hulp van de meewerkende echtgenoot, doch mag niet hoger echtgenoot wordt uitgeoefend, behoudens
Pagina 36
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
indien de prestaties van de meewerkende echtgenoot hem kennelijk recht geven op een groter deel. Uitleg Deze maatregel kan men in verband brengen met het feit dat de salarissen die aan de partner worden toegekend aftrekbare kosten zijn. In tegenstelling tot de toekenning aan de meewerkende echtgenoot moeten voor deze salarissen bijdragen voor de sociale zekerheid betaald worden.
zijn dan 30% van de inkomsten van de beroepswerkzaamheid die met de hulp van de echtgenoot wordt uitgeoefend, behoudens indien de prestaties van de meewerkende echtgenoot hem kennelijk recht geven op een groter deel. Uitleg Dit artikel gaat over het meewerkinkomen (toekenning aan de meewerkende partner): een bedrag (tot 30%) van het inkomen van de (huwelijks)partner die als zelfstandige werkt, wordt fiscaal toegekend aan de andere partner met als resultaat dat de zelfstandige minder belastingen betaalt. De prestaties van de meewerkende (huwelijks)partner kunnen haar/hem ook recht geven op een hoger meewerkinkomen. Het bedrag dat toegekend wordt aan de meewerkende partner wordt concreet bepaald, rekening houdend met de opleiding van beide partners, het soort werk en de effectieve hulp die zij/hij geeft. Het nettobedrag dat de helpende partner op haar/zijn naam kan krijgen is 12 040 euro. Op het deel van het meewerkinkomen wordt geen sociale zekerheid ingehouden. Het meewerkinkomen is louter een fiscale techniek. De meewerkende (huwelijks)partner kan dat inkomen niet opeisen. Het meewerkinkomen is dus niet hetzelfde als de bezoldiging van de meewerkende huwelijkspartners (art. 33 en 33bis).
Art. 87
Art. 87
Wanneer de aanslag op naam van beide echtgenoten wordt gevestigd en de beroepsinkomsten van één echtgenoot minder bedragen dan 30 pct. van het totale bedrag van de beroepsinkomsten van beide echtgenoten, wordt hem van de beroepsinkomsten van de andere echtgenoot een zodanig deel
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en slechts één van de echtgenoten beroepsinkomsten heeft verkregen, wordt een deel daarvan toegerekend aan de andere echtgenoot, behalve wanneer daardoor de aanslag wordt verhoogd. Dat deel bedraagt 30% van die inkomsten, doch mag niet hoger zijn dan
Pagina 37
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
toegerekend dat de som van zijn eigen beroepsinkomsten en het toegerekend deel 30 pct. van dat totale bedrag bereikt, doch niet hoger is dan 300.000 frank. Commentaar De toekenning van een deel van de beroepsinkomsten aan de partner/persoon met wie men samenwoont is niet toegelaten.
9.280 euro (basisbedrag 6.700 euro). Motivatie Doc 52 2222/009 Rekening houden met de verminderde draagkracht van de echtgenoot die geen, of zo goed als geen, beroepsactiviteit heeft. Uitleg Het huwelijksquotiënt of de fiscale decumulatie is er voor : -
de eenverdienersgezinnen: tot 30% van het ene inkomen wordt fictief fiscaal toegekend aan de andere huwelijkspartner, tot maximaal 9.280 euro (basisbedrag: 6.700) voor het aanslagjaar 2011. - de tweeverdienersgezinnen: wanneer één huwelijkspartner een inkomen heeft dat lager is dan 30% van het beroepsinkomen van de andere, kent de fiscus een deel van de beroepsinkomsten van de meestverdienende toe aan de andere tot de 30% bereikt wordt. Sinds 2005 geldt het huwelijksquotiënt ook voor wettelijk samenwonenden. De voordelen van het huwelijksquotiënt: -een gedeelte van het beroepsinkomen van de (meest/alleen)verdienende partner wordt belast in een lagere belastingschijf, dus aan een lagere marginale aanslagvoet; - de minst verdiendende partner kan ook gebruik maken van belastingaftrekken en verminderingen waar zij/hij anders geen recht op zou hebben wegens een te laag of geen inkomen; haar/zijn belastingvrije som wordt optimaal benut. Nadelen: Men kan geen aanspraak meer maken op het HQ wanneer de persoon die het recht opende zelf
Pagina 38
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
zijn (directe) sociale rechten verliest, ook als de band met deze persoon wegvalt door echtscheiding of overlijden. Aanslagjaar
Aantal begunstigden HQ
Geraamde kostprijs in mio
Gemiddelde belastingvermindering/gezin
2005
230 167
277
1 203
2004
299 529
327
1 091
2003
302 070
321
1 061
Bron: Senaat, vraag nr. 3-7504 van 8 maart 2007.
Commentaar Geldt niet voor feitelijk samenwonenden. Zie Vrouwenraadstandpunt Huwelijksquotiënt (geleidelijke afbouw) 2000 en de hernomen aanbevelingen 2011 (p. 102-105) Art. 88
Art. 88
Wanneer de aanslag op naam van beide echtgenoten wordt gevestigd en de beroepsinkomsten van één echtgenoot minder bedragen dan 30 pct. van het totale bedrag van de beroepsinkomsten van beide echtgenoten, wordt hem van de beroepsinkomsten van de andere echtgenoot een zodanig deel toegerekend dat de som van zijn eigen beroepsinkomsten en het toegerekend deel 30 pct. van dat totale bedrag bereikt, doch niet hoger is dan 300.000 frank.
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd en de beroepsinkomsten van één echtgenoot minder bedragen dan 30% van het totale bedrag van de beroepsinkomsten van beide echtgenoten, wordt hem van de beroepsinkomsten van de andere echtgenoot een zodanig deel toegerekend dat de som van zijn eigen beroepsinkomsten en het toegerekend deel 30% van dat totale bedrag bereikt, doch niet hoger is dan 9.280 euro (basisbedrag 6.700 euro). Deze bepaling wordt niet toegepast wanneer daardoor de aanslag wordt verhoogd. Uitleg De ene partner kan met een deel van zijn/haar inkomen het inkomen van de andere bijpassen indien dat lager is dan 30% van het inkomen van de meestverdienende, tot een maximum van
Pagina 39
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
9.280 euro. Afdeling V: Diverse inkomsten Een aantal diverse inkomsten worden aangegeven bij de persoon die ze werkelijk heeft ontvangen, o.a. toevallige winsten of baten, de ontvangen onderhoudsuitkeringen. Andere diverse inkomsten (bijvoorbeeld uit onderverhuring, meerwaarden op gronden en gebouwen) worden door beide partners opgesplitst volgens hun vermogensrechtelijke situatie (zie tabel bij onroerende inkomsten). De meeste diverse inkomsten worden tegen een vast tarief belast maar de ontvangen onderhoudsuitkeringen worden belast tegen de marginale aanslagvoet, terwijl ze vroeger werden belast tegen de marginale aanslagvoet van de partner met de meeste beroepsinkomsten. Onderafdeling I : Bepaling … Art. 90 Art. 90 Diverse inkomsten zijn:
Diverse inkomsten zijn:
Prijzen en subsidies 2° prijzen en gedurende twee jaar ontvangen subsidies, voor de schijf boven 111.000 frank, en andere subsidies, renten of pensioenen die door Belgische of vreemde openbare machten of openbare instellingen zonder winstoogmerken zijn toegekend aan geleerden, schrijvers of kunstenaars, met uitzondering van de sommen die zijn betaald of toegekend als bezoldiging van bewezen diensten en beroepsinkomsten zijn. Commentaar: Samenwonenden kunnen elk de vrijstelling van deze eerste inkomensschijf opeisen.
Prijzen en subsidies 2° prijzen en gedurende twee jaar ontvangen subsidies, voor de schijf boven 3.460 EUR (basisbedrag 2.500 EUR), en andere subsidies, renten of pensioenen die door Belgische of vreemde openbare machten of openbare instellingen zonder winstoogmerken zijn toegekend aan geleerden, schrijvers of kunstenaars, met uitzondering van de sommen die zijn betaald of toegekend als bezoldiging van bewezen diensten en beroepsinkomsten zijn. De Koning stelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, de prijzen en subsidies vrij die zijn toegekend door de instellingen die Hij erkent Commentaar Feitelijk samenwonenden kunnen elk de vrijstelling van deze eerste inkomensschijf opeisen.
3° uitkeringen die aan de belastingplichtige regelmatig zijn toegekend door personen van
3° onderhoudsuitkeringen die aan de belastingplichtige regelmatig zijn toegekend
Pagina 40
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
wier gezin hij geen deel uitmaakt, wanneer ze worden toegekend ter uitvoering van een verplichting op grond van de artikelen 203, 203bis, 205, 205bis, 206, 207, 213, 221, 223, 301, 303, 306, 307, 307bis, 308, 311bis, 334, 336, 339bis, 364, 370, 475bis of 475quinquies van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 1258, 1271, 1280, 1288 of 1306 van het Gerechtelijk Wetboek, zomede kapitalen die zulke uitkeringen vervangen. Commentaar Aangifte van ontvangen onderhoudsgeld: Onderhoudsgelden toegekend aan kinderen worden best in een aparte aangifte op naam van de kinderen zelf aangegeven (fiscaal voordeliger). Vele alleenstaande ouders weten dit niet aangezien dit nergens bij de aangifte van de ouder vermeld staat. Gevolg is dat de ouder (vaak de moeder) de alimentatiegelden voor de kinderen in de eigen aangifte opneemt en zo meer belastingen betaalt (eigen inkomen wordt vergroot in de hoogste inkomensschijf). Men kan in de aangifte een apart vak voorzien voor onderhoudsgelden op naam van het kind.
18
EOT: echtscheiding door onderlinge toestemming
19
EOO: echtscheiding door onherstelbare ontwrichting
door personen van wier gezin hij geen deel uitmaakt, wanneer ze worden toegekend ter uitvoering van een verplichting op grond van het Burgerlijk of het Gerechtelijk Wetboek of van de wet van 23 november 1998 tot invoering van de wettelijke samenwoning, zomede kapitalen die zulke uitkeringen vervangen. Uitleg De persoonlijke onderhoudsuitkering is voor de ex-huwelijkspartner of de ex-wettelijk samenwonende partner die het ontvangt, een belastbaar inkomen (het onderhoudsgeld voor de kinderen is fiscaal geen inkomen voor de ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben). Het periodiek ontvangen onderhoudsgeld: Je geeft de volledige som aan en de fiscus voegt daarvan 80% toe aan je andere belastbare inkomen en het wordt belast tegen de marginale aanslagvoet. Deze onderhoudsuitkering moet betaald worden door een persoon die volgens de wet (veroordeeld tot het betalen van een onderhoudsuitkering aan de andere of ertoe verbonden in een overeenkomst van EOT 18) tegenover de betrokkene een onderhoudsplicht heeft, dat het gaat om een regelmatige en periodieke betaling en dat de exen niet samenwonen. Inzake de regelmatige en periodieke betaling: achterstallen zijn niet aftrekbaar/belastbaar en er zijn ook drie uitzonderingen op deze regel: onderhoudsuitkeringen betaald in de vorm van een kapitaal of natura, na een EOT, EOO 19, het overlijden van de ex-huwelijkspartner voor de
Pagina 41
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
behoeftige langstlevende onschuldige huwelijkspartner. De onderhoudsgerechtigde betaalt dus belastingen op 80% van het periodiek ontvangen onderhoudsgeld, op voorwaarde dat de onderhoudsplichtige het aftrekt van zijn/haar belastbaar inkomen. Onderhoudsgeld in natura: kan ook belast worden, bv. gratis wonen. Dit wordt door de fiscus ingeschat maar hier is het kadastraal inkomen het voordeligst en de huurwaarde het nadeligst en tussenin ligt de verkoopwaarde. Je kan best zelf 80% van het KI in je aangifte opnemen om de fiscus voor te zijn. De onderhoudsgerechtigde betaalt geen belastingen op de gerechtelijke intresten op onderhoudsuitkeringen of op achterstallige onderhoudsuitkeringen. Onderhoudsgeld ontvangen in de vorm van een kapitaal: De fiscus zet het kapitaal om in een rente (uitgekeerd na een EOT, een EOO, na het overlijden van de ex-huwelijkspartner voor de behoeftige langstlevende onschuldige huwelijkspartner). Het bedrag van de rente is lager naarmate je jonger bent. Leeftijd bedrag dat jaarlijks belast wordt Tot 40 jaar 1% van het kapitaal 41-45 1,5% 46-50 2% 51-55 2,5% 56-58 3% 59-60 3,5% 61-62 4% 63-64 4,5% 65 en meer 5% Je wordt elk jaar, ook het jaar dat je het kapitaal ontvangt of het jaar waarin je overlijdt, belast op
Pagina 42
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
het volledige jaarbedrag van de fictieve rente maar wel maar op 80% van dat bedrag. De rente loopt door tot aan het overlijden van de ontvanger. De intresten van het kapitaal (bij belegging) moeten niet aangegeven worden. Je kan ook overeenkomen om het kapitaal in verschillende schijven over meerdere jaren te ontvangen. De onderhoudsgerechtigde betaalt belastingen op het persoonlijk onderhoudsgeld zodra het totale aangegeven inkomen boven het belastingvrije minimum komt. Voor een alleenstaande is dat 6.690 euro; plus een bedrag voor kinderen ten laste (art. 132): 1ste kind
1.370 euro 2.150 4.360 4.870
Samengevoegde toeslag voor kinderen ten laste de 2 3.520 3de 7.880 4de 12.750 + 4.870 per kind boven het vierde En bijkomende toeslag voor ieder kind dat de leeftijd van 3 jaar niet heeft bereikt maar niet combineerbaar met aftrek voor kinderoppas art. 104,7° Het niet-gebruikte deel van je belastingvrije som geeft aanleiding tot een terugbetaalbaar belastingkrediet met als maximum in 2011 390 euro per kind ten laste en voor een kind met een zware handicap 790 euro. De belastingschijven (art. 130) zijn hier dus: totaal % op de inkomensschijf 0-7.900 25% 7.900-11.240 1.975 + 30% boven 7.900 11.240-18.730 2…+40% boven 11.240 18.730-34;330 5…+45% boven 18.730 Hoger dan 12…+50% boven 34.330 34.330 Commentaar In de uitleg bij het aanslagbiljet staat dat onderhoudsgelden toegekend aan kinderen in
Pagina 43
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
de aangifte van de kinderen moet opgenomen worden. Er geldt een belastingvermindering voor vervangingsinkomens. Deze inkomens zijn hoger dan het belastingvrije inkomen. Is het dan geen billijke oplossing om de onderhoudsuitkeringen minder zwaar te belasten; zeker niet aan de marginale aanslagvoet? 4° uitkeringen of aanvullende uitkeringen als vermeld onder 3° die, ter uitvoering van een gerechtelijke beslissing waarbij het bedrag ervan met terugwerkende kracht wordt vastgesteld of verhoogd, aan de belastingplichtige zijn betaald na het belastbare tijdperk waarop ze betrekking hebben
4° uitkeringen of aanvullende uitkeringen als vermeld onder 3° die, ter uitvoering van een gerechtelijke beslissing waarbij het bedrag ervan met terugwerkende kracht wordt vastgesteld of verhoogd, aan de belastingplichtige zijn betaald na het belastbare tijdperk waarop ze betrekking hebben
9° meerwaarden op aandelen die rechten in een binnenlandse vennootschap vertegenwoordigen en die naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van die aandelen aan een in artikel 227, 2° of 3°, vermelde rechtspersoon buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid zijn verwezenlijkt, indien de overdrager, of zijn rechtsvoorganger ingeval de aandelen niet onder bezwarende titel zijn verkregen, op enig tijdstip in de loop van vijf jaar vóór de overdracht, alleen of samen met zijn echtgenote of zijn afstammelingen, zijn ascendenten, zijn zijverwanten tot en met de tweede graad en die van zijn echtgenoot, middellijk of onmiddellijk meer dan 25 pct. heeft bezeten van de rechten in de vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen. Uitleg/Commentaar Sommige meerwaarden die verkregen zijn op participaties die meer dan 25% van de rechten van een vennootschap vertegenwoordigen zijn belastbaar aan een tarief van 16,5%. Om te bepalen of het gehalte bereikt is, neemt men name de participaties van de echtgenoot in overweging.
Pagina 44
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
De participaties die een parter-samenwonende heeft, worden niet in overweging genomen om het participatietarief te bepalen.
Onderafdeling II: Vaststelling van het nettoinkomen Art. 99 De in artikel 90, 3° en 4° , vermelde uitkeringen of kapitalen worden in aanmerking genomen tot 80 pct van het aan de verkrijger betaalde of toegekende bedrag. Motivatie Doc 52 2222/009 Gevolg van de aftrekbaarheid ten belope van 80% van die onderhoudsuitkeringen betaald in uitvoering van het Burgerlijk of Gerechtelijk wetboek.
Afdeling VI Aftrekbare bestedingen Onder bepaalde voorwaarden worden een aantal bestedingen van het totale netto inkomen afgetrokken, o.a.
Onder bepaalde voorwaarden worden een aantal bestedingen van het totale netto inkomen afgetrokken, o.a.
A.Algemeen
A.Algemeen
Art. 104 Binnen de grenzen en onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 107 tot 116, worden van het totale netto-inkomen de volgende bestedingen afgetrokken, in zover zij in het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald.
Art. 104 Van het totale netto-inkomen kunnen een aantal bestedingen worden afgetrokken; o.a.
1° 80 pct. van de uitkeringen die de belastingplichtige regelmatig heeft betaald aan personen die niet deel uitmaken van zijn gezin, wanneer ze zijn betaald ter uitvoering van een verplichting op grond van de artikelen 203, 203bis, 205, 205bis, 206, 207, 213, 221, 223, 301, 303, 306, 307, 307bis, 308, 311bis, 334, 336, 339bis, 364, 370, 475bis of 475quinquies van het Burgerlijk Wetboek en van de artikelen 1258, 1271, 1280, 1288 of 1306 van het Gerechtelijk Wetboek, zomede 80 pct. van de
1° 80% van de onderhoudsuitkeringen die de belastingplichtige regelmatig heeft betaald aan personen die niet deel uitmaken van zijn gezin,… Uitleg Dit is het voordeel van aftrek van 80% van het betaalde onderhoudsgeld. De fiscus doet dat automatisch bij de berekening van de belasting. De belastingbesparing hangt af de marginale aanslagvoet van degene die de
Pagina 45
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
kapitalen die zulke uitkeringen vervangen ; Evenwel zijn de uitkeringen betaald voor de kinderen voor welke de toepassing van artikel 132bis werd gevraagd, niet aftrekbaar. Commentaar Kinderen na feitelijke scheiding en echtscheiding: Betaalde onderhoudsgelden aan kinderen (meestal door de vader) in mindering gebracht aan de marginale aanslagvoet (40-45%). De ouder die het hoederecht heeft (meestal de moeder) heeft het fiscaal voordeel van "het kind ten laste". Dit wordt echter berekend aan de laagste aanslagvoet (25%) per kind ten laste. Indien het kind meer dan 110.000 BEF netto (geïndexeerd bedrag) aan eigen inkomsten geniet (onderhoudsgeld, vakantiejob), blijven de betaalde onderhoudsgelden aftrekbaar terwijl het voordeel van het kind ten laste vervalt. Samenwonenden hebben niet de verplichting jegens hun ex-partner van hulp en bijstand voorzien in het BW. Het huwelijksquotiënt bevoordeelt het huwelijk met een partner die geen of weinig beroepsinkomen heeft, de aftrek van alimentatie-uitkeringen aan de gescheiden of uit de echt gescheiden echtgenoot is een veel grotere stimulans voor echtgenoten om uit elkaar te gaan, want in tegenstelling tot wat het geval is bij de belastingverminderingen die voortvloeien uit het huwelijksquotiënt, er en geen maximum voor bepaald. 6° 50 pct. van de bezoldigingen betaald of toegekend aan een huisbediende met inbegrip van de op die bezoldigingen verschuldigde wettelijke sociale bijdragen;
onderhoudsuitkering betaalt, dat is het tarief van toepassing op de hoogste schijf van de inkomsten. Achterstallen van een periodiek te betalen onderhoudsgeld, die in één keer vereffend worden, zijn niet aftrekbaar als de achterstallen ouder zijn dan een jaar. Ze zijn wel aftrekbaar en belastbaar wanneer ze betaald worden als gevolg van een rechterlijke beslissing tot verhoging van het onderhoudsgeld (art. 90, 4°). De aanslagvoet op achterstallige onderhoudsgelden als gevolg van een rechterlijke beslissing, is de aanslagvoet die betrekking heeft op het geheel van de andere belastbare inkomsten (art. 171,6°). De betaling van onderhoudsgeld in de vorm van een eenmalige som of kapitaal is wel aftrekbaar in het jaar van betaling. Intresten op achterstallige betalingen van onderhoudsgelden zijn niet aftrekbaar/belastbaar. De achterstallen van onderhoudsgelden voor kinderen voor kinderen bij bilocatie (art. 132bis), zijn niet aftrekbaar (art. 104, 2°, laatste lid).
6° 50 pct van de bezoldigingen betaald of toegekend aan een huisbediende met inbegrip van de op die bezoldigingen verschuldigde wettelijke sociale bijdragen; Motivatie Doc 52 2222/009 Bevordering van de werkgelegenheid in de huishoudelijke sector om de hoge werkloosheid te verminderen.
Pagina 46
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
7° 80 pct. van de uitgaven voor de oppas van één of meer kinderen ten laste van de belastingplichtige Uitleg/commentaar Eén van de voorwaarden om de aftrek voor kinderopvang op te eisen is dat men beroepsinkomsten moet hebben. Het volstaat dat een echtgenoot beroepsinkomsten heeft om deze voorwaarde te vervullen. De alleenstaande samenwonende belastingplichtige die deze aftrek opeist moet beroepsinkomsten hebben. Art. 105 Verdeling van de aftrekbare uitgaven Wanneer de aanslag op naam van de beide echtgenoten wordt gevestigd, worden de aftrekken ingevolge artikel 104, 3° tot 9°, het eerst evenredig aangerekend op beide inkomensdelen en worden de in 1° en 2° van dat artikel vermelde aftrekken vervolgens bij voorrang aangerekend op het inkomensdeel van de echtgenoot die de uitgaven verschuldigd is en wordt het eventuele saldo op het inkomensdeel van de andere echtgenoot aangerekend. Uitleg/commentaar De uitgaven die geen uitkeringen zijn worden evenredig aangerekend op de inkomsten van elke echtgenoot. De uitkeringen zijn aftrekbaar van de inkomsten van de echtgenoot die ze verschuldigd is. Het saldo wordt aangerekend op de inkomsten van de andere echtgenoot. De uitgaven worden afgetrokken van de inkomsten van de belastingplichtige die de uitgaven heeft toegestaan. Als er niet genoeg inkomsten zijn, is het niet aangerekende saldo verloren.
Art. 109 Aftrekbare giften
7° uitgaven voor de oppas van één of meer kinderen: - ofwel ten laste van de belastingplichtige; - ofwel voor wie aan de belastingplichtige bij toepassing van artikel 132bis de helft van de toeslagen op de belastingvrije som bedoeld in artikel 132, eerste lid, 1° tot 5°, wordt toegekend. Motivatie Doc. 52 2222/009 Rekening houden met de lasten verbonden aan het feit dat alle volwassen leden van een huishouden een beroepsinkomen hebben. Art. 105 Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden de aftrekken bedoeld in artikel 104 als volgt aangerekend: 1° eerst wordt bij elke belastingplichtige de aftrek waarop hij overeenkomstig artikel 104, 9°, recht heeft, aangerekend op zijn netto-inkomen. Wanneer echter beide belastingplichtigen bestedingen hebben gedaan die recht geven op de voormelde aftrek, wordt die aftrek aangerekend volgens de verdeling die de belastingplichtigen kiezen binnen de in artikel 115, § 1, eerste lid, 6°, en 116 bedoelde begrenzingen; 2°vervolgens worden de in artikel 104, 3° tot 8°, bedoelde aftrekken evenredig aangerekend op de totale netto-inkomens van beide belastingplichtigen; 3° ten slotte worden de in artikel 104, 1° en 2°, bedoelde aftrekken bij voorrang aangerekend op het totale netto-inkomen van de belastingplichtige die de uitgaven verschuldigd is en het eventuele saldo wordt op het totale netto-inkomen van de andere belastingplichtige aangerekend. Art. 109
Pagina 47
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Het totale bedrag van de giften dat aftrekbaar is van de netto-inkomsten mag het bedrag van de giften dat overeenkomstig artikel 98, eerste lid, werd afgetrokken niet bevatten en mag niet hoger zijn dan 10 pct. van het totale nettoinkomen, noch hoger dan 11.103.000 frank.
Het totale bedrag van de giften dat aftrekbaar is van het totale netto-inkomen mag het bedrag van de giften dat overeenkomstig artikel 98, eerste lid, werd afgetrokken niet bevatten en mag niet hoger zijn dan 10 pct van het totale netto-inkomen, noch hoger dan 346.100 EUR (basisbedrag 250.000 EUR).
Uitleg/commentaar
Uitleg/commentaar
Bij samenwoners houdt men rekening met 10% van het inkomen van ieder van hen met een maximum van 10.000.000BEF voor elke partner. C.Bezoldiging van een huisbediende
De fiscus verdeelt de uitgaven zelf proportioneel onder beide partners (idem inzake de uitgave voor kinderopvang). C . Bezoldiging van een huisbediende
Art. 112 § 1 De in artikel 104, 6°, vermelde bezoldigingen van een huisbediende zijn aftrekbaar onder de volgende voorwaarden: 1° de bezoldigingen bedragen ten minste 111.000 frank per belastbaar tijdperk en zijn aan het stelsel van de sociale zekerheid onderworpen; 2° bij zijn indiensttreding is de huisbediende sedert ten minste 6 maanden gerechtigd tot uitkering als volledig werkloze of tot het bestaansminimum;
Art. 112 § 1. De in artikel 104, 6°, vermelde bezoldigingen van een huisbediende zijn aftrekbaar onder de volgende voorwaarden: 1° de bezoldigingen bedragen ten minste 3.390 EUR (basisbedrag 2.450 EUR) per belastbaar tijdperk en zijn aan het stelsel van de sociale zekerheid onderworpen; 2° bij zijn indiensttreding is de huisbediende sedert ten minste 6 maanden gerechtigd tot uitkering als volledig werkloze of tot het bestaansminimum [Vanaf een door de Koning vastgestelde datum: 2° de in dienst getreden huisbediende voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit nr. 483 van 22 december 1986 tot vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgevers bij de indienstneming van dienstboden.] 3° bij de indienstneming laat de belastingplichtige zich bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid als werkgever van huispersoneel inschrijven en de inschrijving is de eerste in die hoedanigheid sinds 1 januari 1980; 4° voor aftrek komen alleen de bezoldigingen van één huisbediende in aanmerking; 5° het bedrag van de aftrek is per belastbaar tijdperk niet hoger dan 6.920 EUR (basisbedrag 5.000 EUR).
3° bij de indienstneming laat de belastingplichtige zich bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid als werkgever van huispersoneel inschrijven en de inschrijving is de eerste in die hoedanigheid sinds 1 januari 1980; 4° voor aftrek komen alleen de bezoldigingen van één huisbediende in aanmerking; 5° het bedrag van de aftrek is per belastbaar tijdperk niet hoger dan 222.000 frank. § 2. De in § 1, 2° en 3°, bepaalde voorwaarden
Pagina 48
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
zijn niet van toepassing ingeval de belastingplichtige op 1 juli 1986 reeds sedert ten minste één jaar een huisbediende in dienst had. § 3. Na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst wordt de aftrek van de bezoldigingen van een huisbediende die voldoet aan de in § 1, 2°, gestelde voorwaarde verder toegestaan ingeval de belastingplichtige binnen 3 maanden een andere huisbediende in dienst neemt die aan dezelfde voorwaarden voldoet. Commentaar Voor alleenstaanden of twee samenwoners: telt dit in de praktijk dubbel.
D. Kinderoppas Art. 113 § 1. De in artikel 104, 7°, vermelde uitgaven voor kinderoppas zijn aftrekbaar onder de volgende voorwaarden: 1° de uitgaven zijn gedaan voor kinderen die de leeftijd van drie jaar niet hebben bereikt 2° de belastingplichtige verkrijgt beroepsinkomsten;
3° de uitgaven zijn betaald aan instellingen die erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd worden door Kind en Gezin, door het Office de la naissance et de l'enfance of door de Executieve van de Duitstalige gemeenschap, of aan
§ 2. De in § 1, 2° en 3°, bepaalde voorwaarden zijn niet van toepassing ingeval de belastingplichtige op 1 juli 1986 reeds sedert ten minste één jaar een huisbediende in dienst had. § 3. Na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst wordt de aftrek van de bezoldigingen van een huisbediende die voldoet aan de in § 1, 2°, gestelde voorwaarde verder toegestaan ingeval de belastingplichtige binnen 3 maanden een andere huisbediende in dienst neemt die aan dezelfde voorwaarden voldoet. Uitleg Je geeft de bezoldiging met inbegrip van de sociale bijdragen aan die je in 2010 aan een huisbediende hebt betaald, mits het om ten minste 3 390 euro gaat. Jijzelf of je partner (gehuwd of wettelijk samenwonend) mag maar aangeven wat aan één huisbediende werd betaald. Je geeft het volledige bedrag aan en daarvan wordt 50% in mindering gebracht en er geldt een maximum van 6 290 euro. Voor gehuwde en wettelijk samenwonende partners geldt dat maximum per gezin en niet per persoon. D. Kinderoppas Art. 113 § 1. De in artikel 104, 7°, vermelde uitgaven voor kinderoppas zijn aftrekbaar onder de volgende voorwaarden: 1° de uitgaven hebben betrekking op het vergoeden van kinderoppas in de Europese Economische Ruimte buiten de normale lesuren tijdens dewelke het kind onderwijs volgt en moeten gedaan zijn voor kinderen die de leeftijd van twaalf jaar niet hebben bereikt; 2° de belastingplichtige verkrijgt beroepsinkomsten; 3° de uitgaven zijn betaald: a)ofwel aan instellingen of opvangvoorzieningen die worden erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd: - door Kind en Gezin, door het « Office de la
Pagina 49
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
zelfstandige onthaalgezinnen of aan kinderdagverblijven die onder toezicht staan van de voormelde instellingen;
4° de echtheid en het bedrag van de uitgaven worden verantwoord door bewijsstukken die bij de aangifte zijn gevoegd; § 2. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit het hoogst aftrekbare bedrag per oppasdag en per kind bepalen, welk bedrag niet lager dan 160 frank mag zijn. Commentaar Aftrek van kosten voor kinderopvang: Er is geen aftrek voorzien voor opvangkosten van: - zieke kinderen, -kinderen ouder dan drie jaar (buitenschoolse opvang, voor- en naschoolse opvang, vakantieopvang), -kinderen opgevangen door familie en/of kennissen Voor de niet-beroepsactieve ouder die zelf haar/zijn kind opvangt, wordt 13.000 BEF van de inkomsten vrijgesteld van belasting. Als dit kind door een erkende instantie wordt opgevangen, dan kunnen de opvangkosten afgetrokken worden.
Naissance et de l'Enfance » of door de regering van de Duitstalige Gemeenschap - of door de lokale openbare besturen of openbare besturen van de gemeenschappen, andere dan de in het eerste streepje vermelde besturen, of van de gewesten; b) ofwel aan kinderdagverblijven of zelfstandige opvanggezinnen die onder toezicht staan van de in a, eerste of derde streepje, vermelde instellingen; c) ofwel aan scholen gevestigd in de Europese Economische Ruimte of aan instellingen of opvangvoorzieningen die verbonden zijn met de school of de inrichtende macht; 4° de belastingplichtige houdt de bewijsstukken ter beschikking van de administratie die de vaststelling mogelijk maken van: a)de echtheid en het bedrag van de uitgaven; b) de volledige identiteit of benaming van de personen, scholen, instellingen en openbare besturen als bedoeld in 3°; c) de naleving van de in dit artikel beoogde voorwaarden. In afwijking van het eerste lid, 1°, zijn de uitgaven gedaan voor de opvang van kinderen met een zware handicap die de leeftijd van achttien jaar niet hebben bereikt, eveneens aftrekbaar onder dezelfde voorwaarden. Voor de toepassing van dit artikel, wordt onder « kind met zware handicap » verstaan, het kind dat recht heeft op de verhoogde kinderbijslag op basis van een van de volgende criteria: 1° ofwel, meer dan 80 pct lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid met 7 tot 9 punten van de graad van zelfstandigheid gemeten aan de hand van de gids gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 96 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen; 2° ofwel, een totaal van minstens 15 punten, vastgesteld volgens de medisch-sociale schaal overeenkomstig het koninklijk besluit van 28
Pagina 50
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
maart 2003 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002. § 2. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit het hoogst aftrekbare bedrag per oppasdag en per kind bepalen, welk bedrag niet lager dan 4 EUR mag zijn. Uitleg Dit is een fiscaal voordeel voor kinderen ten laste. Voor de aftrek van de uitgaven voor kinderopvang moeten dus enkele voorwaarden vervuld zijn: -het kind is te uwen laste; bij gescheiden ouders die de bilocatie toepassen mag de ouder die de kinderen niet ten laste aangeeft, wel de opvangkosten aftrekken die hij/zij betaald heeft; - het kind was hooguit 12 jaar in 2010; je mag de opvangkosten slechts in mindering brengen tot de 12de verjaardag; - vanaf het inkomstenjaar 2010 is de leeftijdsgrens voor een kind met een zware handicap opgetrokken tot 18 jaar; - de opvang moet georganiseerd zijn door erkende instellingen, kleuter- of lagere school, een instelling die wordt erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd door een gemeente, de provincie, de gemeenschap of het gewest of een buitenlandse openbare instantie gevestigd in een Europees land en die tijdens de schoolvakanties een jeugd- of sportkamp organiseert; - je hebt beroepsinkomsten Met betrekking tot het aan te geven bedrag: Het bedrag dat je effectief betaald hebt vul je in op de aangifte maar er is een plafond van niet meer dan 11,20 euro per opvangdag/per kind. Bij kinderen tot 3 jaar heb je de keuze; ofwel de werkelijk betaalde opvangkosten aangeven ofwel recht hebben op een hoger
Pagina 51
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
inkomensbedrag dat van de belasting wordt vrijgesteld (vast bedrag van 510 euro: als je de opvangkosten niet aftrekt voor je kinderen onder de 3 jaar, wordt per kind 510 euro van je inkomsten vrijgesteld van belasting). De andere fiscale voordelen voor kinderen ten laste zijn de toeslag op de belastingvrije som voor kinderen ten laste (bedrag per kind ten laste art. 132 en de aanrekening van de toeslag op de belastingvrije som voor kinderen ten laste: art. 134bis) en de vermindering van de onroerende voorheffing vanaf minstens twee kinderen ten laste (Vlaams Gewest). Commentaar
Art. 114 De aftrek voor kinderoppas kan niet samengaan met de verhoging van de belastingvrije som ingevolge artikel 132, eerste lid, 6° E. Intrest van hypothecaire leningen Art. 115 De in artikel 104, 9°, vermelde interest van hypothecaire leningen is aftrekbaar onder de volgende voorwaarden: 1° de hypothecaire lening is door de belastingplichtige aangegaan om in België zijn enige woning hetzij: a)te bouwen b) in nieuwe staat te verwerven aan welke voorwaarde is voldaan indien de woning door de verkoper met toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde aan de belastingplichtige is vervreemd
De kosten die ouders betalen voor opvang door zelfstandige onthaalouders en minicrèches liggen hoger dan voor opvang door gesubsidieerde kinderdagverblijven. Er kan gedacht worden ‘andere’ fiscale aftrekbaarheid, bijvoorbeeld een aftrekbaar bedrag per opvangdag en per kind dat niet lager is dan x euro en niet hoger dan y euro, in verhouding tot het bedrag dat ouders betalen. Art. 114 De aftrek voor kinderoppas kan niet samengaan met de verhoging van de belastingvrije som. E. Aftrek voor enige woning Art. 115 § 1 De in artikel 104, 9°, vermelde bestedingen zijn aftrekbaar onder de volgende voorwaarden: 1° de bestedingen moeten zijn gedaan voor de woning die op 31 december van het jaar waarin het leningcontract is afgesloten, de enige woning van de belastingplichtige is en die hij op diezelfde datum zelf betrekt; 2° de hypothecaire lening en het levensverzekeringscontract die zijn bedoeld in artikel 104, 9°, zijn door de belastingplichtige aangegaan bij een instelling die in de Europese Economische Ruimte is gevestigd om in een
Pagina 52
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
c) volledig of gedeeltelijk te vernieuwen, mits het goed bij het sluiten van het leningscontract sedert ten minste 15 jaar in gebruik is genomen op vóór 01.11.1995 aangegane leningen: c) volledig of gedeeltelijk te vernieuwen, mits het goed bij het sluiten van het leningscontract sedert ten minste 20 jaar in gebruik is genomen 2° met betrekking tot een woning die volledig of gedeeltelijk wordt vernieuwd: … Uitleg/commentaar Het feit dat een van de twee eigenaar is van een andere woning doet niets af aan het recht van de een om de intrest op leningen die zijn aangegaan voor het huis waar hij eigenaar van is af te trekken. Iedere samenwonende kan de aftrek van intrest die hij betaalt voor het huis waarvan hij eigenaar is opeisen (bijvoorbeeld hoofdverblijfplaats en tweede huis). Het maximum van 2.000.000 BEF is van toepassing op de woning waarvan elke samenwonende eigenaar is (2X2.000.000 of 2X1.000.000 BEF alnaargelang). Als daarentegen de woning ondeelbaar eigendom is van de 2 samenwonenden, heeft iedere medeëigenaar recht op de bijkomende aftrek van intrest in verhouding tot zijn aandeel in het gemeenschappelijk bezit. Het plafond van 2.000.000 of 1.000.000 BEF wordt in dezelfde verhouding verminderd.
lidstaat van de Europese Economische Ruimte zijn in artikel 12, § 3, bedoelde woning te verwerven of te behouden; 3° de hypothecaire lening heeft een looptijd van ten minste 10 jaar; 4°het levensverzekeringscontract is aangegaan: a) door de belastingplichtige die daarbij alleen zichzelf heeft verzekerd; b) vóór de leeftijd van 65 jaar; contracten die tot na de oorspronkelijk bepaalde termijn worden verlengd, opnieuw van kracht gemaakt, gewijzigd of verhoogd wanneer de verzekerde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, worden geacht niet vóór die leeftijd te zijn aangegaan; c) voor een minimumlooptijd van 10 jaar wanneer het in voordelen bij leven voorziet; 5° de voordelen van het in 4° bedoelde contract zijn bedongen: a) bij leven, ten gunste van de belastingplichtige vanaf de leeftijd van 65 jaar; b) bij overlijden, ten gunste van de personen die ingevolge het overlijden van de verzekerde de volle eigendom of het vruchtgebruik van die woning verwerven; 6° het totaal aftrekbaar bedrag mag per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk niet meer bedragen dan 2.080 EUR (basisbedrag 1.500 EUR). Om te bepalen of de woning van de belastingplichtige, op 31 december van het jaar waarin het leningcontract is afgesloten, zijn enige woning is die hij zelf betrekt, wordt geen rekening gehouden met: 1° andere woningen waarvan hij, ingevolge erfenis, mede-eigenaar, naakte eigenaar of vruchtgebruiker is; 2° een andere woning die op die datum op de vastgoedmarkt te koop is aangeboden en die uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin het leningcontract is afgesloten, ook daadwerkelijk is verkocht; 3° het feit dat de belastingplichtige de woning niet zelf betrekt omwille van: - wettelijke of contractuele belemmeringen die het de belastingplichtige onmogelijk maken de
Pagina 53
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
woning op die datum zelf te betrekken; - de stand van de bouwwerkzaamheden of van de verbouwingswerkzaamheden die het de belastingplichtige nog niet toelaten de woning daadwerkelijk op diezelfde datum te betrekken. De aftrek wordt niet meer toegestaan: 1° vanaf het jaar volgend op het jaar waarin het leningcontract is afgesloten, indien op 31 december van dat jaar de in het vorige lid, 2°, bedoelde andere woning niet daadwerkelijk is verkocht; 2° vanaf het tweede jaar volgend op het jaar waarin het leningcontract is afgesloten, indien de belastingplichtige de in artikel 104, 9°, bedoelde woning op 31 december van dat jaar niet zelf betrekt. Wanneer de aftrek bij toepassing van het vorige lid, 2°, gedurende één of meer belastbare tijdperken niet is toegestaan en de belastingplichtige de in artikel 104, 9°, bedoelde woning zelf betrekt op 31 december van het belastbaar tijdperk waarin de in het tweede lid, 3°, bedoelde belemmeringen zijn weggevallen, wordt de aftrek opnieuw toegestaan vanaf dit belastbaar tijdperk. § 2. De in artikel 104, 9°, vermelde leningen zijn specifiek gesloten om een woning te verwerven of te behouden wanneer ze zijn aangegaan om: 1. een onroerend goed aan te kopen; 2. een onroerend goed te bouwen; 3. een onroerend goed volledig of gedeeltelijk te vernieuwen; 4. de successierechten met betrekking tot de in artikel 104, 9°, bedoelde woning te betalen met uitzondering van nalatigheidsinteresten verschuldigd bij laattijdige betaling. Wat de in het eerste lid, 3, bedoelde vernieuwing betreft, zijn de daarop betrekking hebbende dienstverrichtingen deze vermeld in rubriek XXXI van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven. § 3. De Koning bepaalt de
Pagina 54
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
toepassingsmodaliteiten van de in artikel 104, 9°, bedoelde aftrek Uitleg Je wordt belast op je hoofdverblijfplaats als volgt: -Je hebt geen lening (meer) of een lening gesloten ten vroegste in 2005, eventueel aangevuld met een lening gesloten voor 2005 waarbij je hebt afgezien van het belastingvoordeel volgens het oude fiscale systeem: het K.I. is volledig vrijgesteld en het belastbaar bedrag is 0 en er is geen verrekening van de onroerende voorheffing; -Je hebt voor de woning een lening afgeslote, voor 2005, eventueel aangevuld met een lening gesloten ten vroegste in 2005 waarbij je voor de eerste lening niet hebt afgezien van het belastingvoordeel volgens het oude fiscale systeem; voor het deel dat je privé gebruikt: a) door je aftrekbare intresten wordt het bedrag van je onroerende goederen teruggebracht op 0 euro, dus het belastbaar bedrag is 0 en de O.V. wordt verrekend; b) je kunt geen intresten aftrekken of het bedrag van je aftrekbare intresten is kleiner dan het totaal van je O.I.; je hebt dan recht op de woningaftrek tot maximaal 4.638 + 387 euro per persoon ten laste; b) 1) wanneer de netto-inkomsten van het gezin minder dan 32.530 euro bedragen is het belastbaar bedrag de helft van het deel van het K.I. dat overblijft na de aftrek van de intresten en na de woningaftrek; er is verrekening van de O.V. behalve voor het deel van het K.I. dat opgeslorpt is door de woningaftrek; b)2) de netto-inkomsten van het gezin bedragen ten minste 32.530 euro: het belastbaar bedrag is het deel van het K.I. dat overblijft na de aftrek van de intresten en na de woningaftrek; er is verrekening van de O.V behalve voor het deel van het K.I. dat is opgeslorpt door de woningaftrek.
Pagina 55
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Als je getrouwd bent of wettelijk samenwoont en allebei een deel van het O.I. van je woonhuis aangeeft, heb je elk apart recht op het maximum van 4.638 euro maar de 387 euro per persoon ten laste moet je onder elkaar verdelen net zoals je het O.I. moet opsplitsen.
Art. 116 De interest die overblijft na toepassing van de in artikel 14 vermelde aftrek is maar aftrekbaar in zover hij betrekking heeft op de eerste 2.221.000 frank, 2.332.000 frank, 2.443.000 frank, 2.665.000 frank of 2.887.000 frank van het aanvangsbedrag van de leningen ingeval het een te bouwen of in nieuwe staat te verwerven woning betreft of op de eerste 1.110.000 frank, 1.166.000 frank, 1.221.000 frank, 1.332.000 frank of 1.443.000 frank ingeval het een te vernieuwen woning betreft, naargelang de belastingplichtige geen, één, twee, drie of meer dan drie kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarin het leningscontract is geslote De aftrek wordt gespreid over ten hoogste twaalf opeenvolgende belastbare tijdperken waarvan de inkomsten het kadastraal inkomen van de woning omvatten, tot een bedrag dat voor de eerste vijf belastbare tijdperken gelijk is aan 80 pct. en voor elk van de zeven volgende belastbare tijdperken gelijk is aan respectievelijk 70, 60, 50, 40, 30, 20 en 10 pctn. Uitleg/commentaar Deze maxima worden vermeerderd naargelang het aantal kinderen ten laste (van het gezin). Bij samenwoners is dat naargelang het aantal kinderen ten laste van iedere persoon (een gemeenschappelijk kind wordt gezien als ten laste van beiden).
Motivatie Doc. 52 2222/009 Aan éénieder de kans bieden zijn eigen huis te verwerven en de huisvestingsector ondersteunen. Art. 116
Het in artikel 115, § 1, 6° , bedoelde bedrag wordt verhoogd met 690 EUR (basisbedrag 500 EUR) gedurende de eerste tien belastbare tijdperken vanaf het belastbaar tijdperk waarin het leningcontract wordt afgesloten. Het in het eerste lid vermelde bedrag wordt verhoogd met 70 EUR (basisbedrag 50 EUR) wanneer de belastingplichtige drie of meer dan drie kinderen ten laste heeft op 1 januari van het jaar na dat waarin het leningcontract is afgesloten. Voor de toepassing van het tweede lid worden als gehandicapt aangemerkte kinderen ten laste voor twee gerekend. De in het eerste en het tweede lid vermelde verhogingen worden niet toegepast vanaf het eerste belastbaar tijdperk waarin de belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker wordt van een tweede woning. De toestand wordt beoordeeld op 31 december van dat belastbaar tijdperk
Uitleg/commentaar Het bedrag wordt vermeerderd vanaf drie of meer kinderen ten laste en een kind met een handicap telt dubbel.
Pagina 56
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Afdeling VII Gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten en wettelijke samenwonenden Afdeling VII Aanslag van echtgenoten en hun kinderen
Afdeling VII Gemeenschappelijke aanslag voor echtgenoten en wettelijke samenwonenden
Art. 126 Ongeacht het huwelijksvermogensstelsel, worden de andere inkomsten dan beroepsinkomsten van echtgenoten samengevoegd met de beroepsinkomsten van de echtgenoot die het meest zulke inkomsten heeft. Inkomsten van kinderen worden bij de inkomsten van hun ouders gevoegd zolang deze laatsten het wettelijk genot daarvan hebben. De aanslag wordt op naam van beide echtgenoten gevestigd.
Art. 126 § 1. In geval van huwelijk of wettelijke samenwoning wordt een gemeenschappelijke aanslag op naam van beide echtgenoten gevestigd. Deze gemeenschappelijke aanslag belet niet dat het belastbare inkomen van elke echtgenoot afzonderlijk wordt vastgesteld. § 2. In volgende gevallen is § 1 niet van toepassing: 1° voor het jaar van het huwelijk of de verklaring van de wettelijke samenwoning; 2° vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden, voor zover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt; 3° voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bedof van de beëindiging van de wettelijke samenwoning; 4° wanneer een echtgenoot beroepsinkomsten heeft van meer dan 9.280 euro (basisbedrag 6.700) die bij overeenkomst zijn vrijgesteld,… § 3 Voor het jaar van ontbinding van het huwelijk of wettelijke samenwoning door overlijden, kan de overlevende echtgenoot kiezen voor een aanslag gevestigd overeenkomstig de bepalingen van § 1,… § 4 Inkomsten van kinderen worden bij de inkomsten van hun ouders gevoegd zolang de ouders het wettelijk genot daarvan hebben.
Uitleg Gehuwde partners, behalve zij die genoemd worden in art. 128, krijgen een gezamenlijke aanslag en worden beschouwd als een fiscale eenheid ongeacht hun huwelijksvermogensstelsel. Dit geldt niet voor ongehuwd samenwonenden en zij die bedoeld worden in art. 128; ze worden beschouwd als een aparte fiscale eenheid. De inkomsten uit onroerend goed van iedere samenwonende worden slechts gecumuleerd met zijn/haar eigen beroerpsinkomsten en andere inkomsten. Commentaar De inkomsten van de vrouw worden belast alsof ze door de man zouden zijn ontvangen (gecumuleerd met hoogste beroepsinkomsten); een deel van de inkomsten van de man wordt belast alsof ze door de vrouw zouden zijn ontvangen. Een gehuwde man met een beroepsinkomen,
Uitleg De decumulatie van de beroepsinkomens, ingevoerd vanaf het aanslagjaar 2005, van tweeverdienersgezinnen (gehuwden en wettelijk samenwonenden) houdt in dat de inkomsten van gehuwden en wettelijke samenwoners apart
Pagina 57
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
een vrouw die huisvrouw is en twee kinderen ten laste, betaalt minder belasting dan een alleenstaande vrouw die hetzelfde inkomen heeft en die ook twee kinderen ten laste heeft, ondanks het feit dat haar bijdragecapaciteit lager is (op een inkomen van 900.000 BEF betaalt de alleenstaande een bijkomende belasting van 83.754 BEF). Verder maakt het toekennen van een fictief inkomen aan een van de echtgenoten het mogelijk voor het gezin om een belastingvermindering te verkrijgen omwille van bedragen die men vroeger, bij gebrek aan inkomsten, niet kon aftrekken (levensverzekeringspremies, afschrijvingen hypotheekleningen).
Art. 127 Voor de berekening van de belasting wordt van het belastbare inkomen een deel afgezonderd dat overeenstemt met de beroepsinkomsten van de echtgenoot die het minst zulke inkomsten heeft en wordt op het aldus afgezonderde inkomen en op het resterende gezinsinkomen het met elk inkomensdeel overeenstemmende belastingtarief toegepast. Uitleg/commentaar
belast worden, zelfs al vullen ze één aangifte in. De decumul geldt ook voor gepensioneerde echtgenoten met twee aparte pensioenen en voor diegenen die opteren voor één gezinspensioen na een door ieder van hen uitgeoefende loopbaan. De andere inkomens die naast het beroepsinkomen apart belast worden zijn: -
De diverse inkomens, bv. onderhoudsuitkeringen (art.90); Andere inkomens die eigen zijn op grond van het huwelijksvermogensrecht (art. 127, 3°).
Commentaar Via de artikels 126 en 127, §1 wordt het verschil in behandeling van fiscaal alleenstaande feitelijke samenwoners en gehuwden (ook de wettige samenwoners) opgeheven: ondanks de gemeenschappelijke aanslag wordt het belastbaar inkomen van elke echtgenoot afzonderlijk vastgesteld, de aftrekbare bestedingen worden apart bepaald en de berekening van de belastingen zelf gebeurt afzonderlijk voor elke echtgenoot. Het resultaat is dat gehuwden met dezelfde gezamenlijke inkomsten niet meer in een hogere belastingschaal vallen dan de feitelijke samenwoners met hetzelfde inkomen. Art. 127 Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, wordt bij de vaststelling van het totale netto-inkomen van elke belastingplichtige rekening gehouden met : 1° het deel van zijn beroepsinkomsten zoals bepaald na toepassing van de artikelen 86 tot 89; 2° de door hem behaalde of aan hem toegekende inkomsten vermeld in artikel 90, 1° tot 4°, en 12°; 3° de niet in 1° en 2° vermelde inkomsten die
Pagina 58
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
De belasting op beroepsinkomsten van iemand die alleenstaand is wordt geheven aan het geheel van inkomsten van deze persoon.
eigen zijn op grond van het vermogensrecht; 4° 50 pct van de totaliteit van alle andere inkomsten van beide belastingplichtigen.
Art. 128
Art. 128
Voor de toepassing van deze afdeling en voor de berekening van de belasting worden gehuwde personen niet als echtgenoten maar als alleenstaanden aangemerkt: 1° voor het jaar van het huwelijk; 2° vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden, voor zover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt; 3° voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bed; 4° wanneer een echtgenoot beroepsinkomsten heeft van meer dan 300.000 frank die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op de andere inkomsten van het gezin.
Opgeheven
In deze gevallen worden twee afzonderlijke aanslagen gevestigd en wordt de belasting voor elke betrokkene bepaald naar zijn eigen inkomsten en die van zijn kinderen waarvan hij het wettelijk genot heeft. Deze twee afzonderlijke aanslagen worden evenwel, in het geval beoogd onder het eerste lid, 2°, ingekohierd op naam van de beide echtgenoten. Art. 129 Recuperatie van de verliezen geleden door de ene echtgenoot op de inkomsten van de andere Wanneer de inkomsten van een echtgenoot onvoldoende zijn om de overeenkomstig de artikelen 23, § 2, 2° en 3° en 103, aftrekbare verliezen erop aan te zuiveren, wordt het saldo aangerekend op de inkomsten van de andere echtgenoot met inachtneming van de in die artikelen gestelde beperkingen. De Koning bepaalt de wijze waarop de aanrekening gebeurt.
Art. 129
Wanneer de inkomsten van een echtgenoot onvoldoende zijn om de overeenkomstig de art. 23, §2,2° en 3° en 103, aftrekbare verliezen erop aan te zuiveren, wordt het saldo aangerekend op de inkomsten van de andere echtgenoot met inachtneming van de in die artikelen gestelde beperkingen. De Koning bepaalt de wijze waarop de aanrekening gebeurt.
Pagina 59
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Uitleg/commentaar De beroepsmatig geleden verliezen van de alleenstaande zijn in principe slechts aftrekbaar van de beroepsinkomsten in de volgende belastbare tijdperken (art. 78).
Berekening van de belasting Hoofdstuk III: Berekening van de belasting Afdeling I: Gewoon stelsel van aanslag Onderafdeling I: Belastingtarief Art. 130 De belasting wordt bepaald op: 25 pct. voor de inkomensschijf van 1 frank tot 255.000 frank; 30 pct. voor de schijf van 255.000 frank tot 339.000 frank; 40 pct. voor de schijf van 339.000 frank tot 483.000 frank; 45 pct. voor de schijf van 483.000 frank tot 1.110.000 frank; 50 pct. voor de schijf van 1.110.000 frank tot 1.665.000 frank; 52,5 pct. voor de schijf van 1.665.000 frank tot 2.443.000 frank; 55 pct. voor de schijf boven 2.443.000 frank. Commentaar Indirecte discriminatie: De progressiviteit van de belastingen werkt niet herverdelend tussen mannen en vrouwen. Vrouwen verdienen gemiddeld 25 tot 30% minder dan mannen. Bij de aangifte van 1990 vertegenwoordigden vrouwen 44% van de bijdragenbetalenden en ze gaven 32% aan van de belastbare inkomsten. De progressiviteit van de belastingen van mannen lijkt aanzienlijk afgeremd te worden door diverse fiscale
Art. 130 De belasting wordt bepaald op; 25% voor de inkomensschijf van 0 tot 7.900 euro; 30% voor de schijf van 7.900 tot 11.240 euro; 40% voor de schijf van 11.240 euro tot 18.730 euro; 45% voor de schijf van 18.730 tot 34.330 euro ; 50% voor meer dan 34.330 euro. Uitleg De belastingberekening gebeurt op basis van het overeenkomstig art. 6 vastgestelde belastbare inkomen van elke echtgenoot of wettelijk samenwonende afzonderlijk. Daarbij heeft elke partner recht op de in art. 131 vermelde belastingvrije som. De belastingvermindering voor bv. pensioenen en vervangingsinkomsten (art. 147, 1° en 2°) wordt overeenkomstig art. 150 per partner berekend. Ingeval van toepassing van het huwelijksquotiënt wordt de belastingvermindering krachtens art. 149 berekend zonder de toepassing van het huwelijksquotiënt. Commentaar
Pagina 60
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
voordelen die hun worden toegekend, zoals het huwelijksquotiënt en progressieve recuperatievormen zoals de hypotheeklening, bedrijfskosten, levensverzekeringen, pensioensparen, giften, enzovoort. De gemiddelde belastinggraad voor vrouwen bedroeg in 1990 22,4%, die voor mannen slechts 23,4%. Vrouwen worden dus, ondanks hun lagere inkomsten, zwaarder belast dan mannen. Ons progressief systeem is in feite een quasiproportioneel systeem. Eens het minimuminkomen overschreden, stijgen de belastingvoeten sneller en meer in de onderste schijven.
De progressiviteit van de belastingen werkt niet herverdelend tussen mannen en vrouwen (zie verder bij aandachtspunten en aanbevelingen).
Onderafdeling II: Belastingvrije som
Art. 131
Art. 131
Voor de berekening van de belasting wordt een belastingvrije som verleend die als volgt wordt bepaald: 1° voor een alleenstaande belastingplichtige een basisbedrag van 208.000 frank; 2° voor elke echtgenoot een basisbedrag van 165.000 frank.
Voor de berekening van de belasting wordt het volgende basisbedrag vrijgesteld van belasting: 1° wanneer het belastbare inkomen van de belastingplichtige niet meer bedraagt dan 23.900 EUR (basisbedrag 15.220 euro): 6.690 EUR (basisbedrag 4.260); 2° wanneer het belastbare inkomen van de belastingplichtige begrepen is tussen 23.900 euro (basisbedrag 15.220) en 23.900 euro (basisbedrag 15.220) verhoogd met het verschil tussen het bedrag vermeld in 1° en het bedrag vermeld in 3°: het in 1° vermelde bedrag verminderd met het verschil tussen het belastbare inkomen en 23.900 euro (basisbedrag 15.220); 3° in de andere gevallen: 6.430 euro (basisbedrag 4.095). Dit bedrag wordt verhoogd met 1.370 euro (basisbedrag 870) indien de belastingplichtige gehandicapt is.
Motivatie Doc 52 2222/009 Sedert het aanslag jaar 1990 heeft de fiscus belastingvrije sommen ingevoerd om rekening te houden met een inkomstenniveau beneden hetwelk er om sociale redenen geen belasting zou moeten geheven worden; met de
Pagina 61
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
gezinstoestand in functie waarvan de belastingvrije som wordt aangepast. Uitleg zie p. 3 Commentaar
Art. 132 Verhoging van de belastingvrije som voor personen ten laste De in artikel 131 vermelde basisbedragen worden verhoogd met de volgende toeslagen voor personen ten laste: 1° voor een kind : 44.000 frank; 2° voor twee kinderen : 113.000 frank; 3° voor drie kinderen : 255.000 frank; 4° voor vier kinderen : 412.000 frank; 5° voor meer dan vier kinderen : 412.000 frank plus 157.000 frank per kind boven het vierde; 6° een bijkomende toeslag van 16.000 frank voor ieder kind dat de leeftijd van 3 jaar niet heeft bereikt op 1 januari van het aanslagjaar, met dien verstande dat deze toeslag niet kan samengaan met de in artikel 104, 7°, vermelde aftrek voor kinderoppas; 7° voor iedere andere persoon ten laste : 44.000 frank; Voor de toepassing van het eerste lid worden als gehandicapt aangemerkte kinderen voor twee gerekend. Commentaar Dubbele aftrek voor de gemeenschappelijke kinderen van samenwonenden. Zels twee uit de echtgescheiden ex-echtgenoten die same
Het basisbedrag van de belastingvrije som wordt vastgelegd op een bepaald bedrag (4.260 euro) voor elke belastingplichtige ongeacht de samenlevingsvorm. Deze maatregel werkt een belangrijke discriminatie van gehuwden, veroorzaakt door het toekennen van een hogere belastingvrije som aan ongehuwden, weg vanaf het aanslagjaar 2005. Art. 132 Het bedrag dat krachtens art. 131 wordt vrijgesteld, wordt verhoogd met de volgende toeslagen voor personen ten laste: - Voor 1 kind: 1.370 euro (basisbedrag : 870) - Voor 2 kinderen: 3.520 (basisbedrag: 2.240) - Voor 3 kinderen 7.880 (basisbedrag: 5.020) -Voor 4 kinderen 12.750 (basisbedrag: 8.120) -Voor meer dan 4 kinderen 12.750 + 4.870 euro (basisbedrag: 3.100) per kind boven het vierde -Bijkomende toeslag van 510 euro (basisbedrag: 325) voor ieder kind dat de leeftijd van 3 jaar niet heeft bereikt op 1 januari van het aanslagjaar, met dien verstande dat deze toeslag niet kan samengaan met de in artikel 104, 7°, vermelde aftrek voor kinderoppas. -Voor elke persoon ten laste die is bedoeld in artikel 136, 2° en 3°, en die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt: 2.730 euro (basisbedrag:1.740) -Voor ieder ander persoon ten laste: 1.370 euro (basisbedrag: 870) Uitleg Art. 132 is een fiscaal voordeel voor kinderen ten laste dat hier bestaat uit de toeslag op de
Pagina 62
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
kinderen hebben kunnen elk de verhoging van de belastingvrije som genieten.
belastingvrije som voor kinderen ten laste (bedrag per kind ten laste en de aanrekening van de toeslag op de belastingvrije som voor kinderen ten laste: art. 134bis). Deze extra belastingvrije som maatregel dient net zoals de kinderbijslag in de sociale zekerheid om de ‘lasten’ van het onderhoud en de opvoeding te compenseren. Het bedrag waar elke persoon recht op heeft mag dus verhoogd worden per kind ten laste. Net zoals bij de kinderbijslag geldt een rangprogressiviteit. Hoe meer kinderen ten laste, hoe hoger de belastingvrije som. Kinderen onder drie jaar geven recht op een bijkomende verhoging wanneer er geen kosten voor kinderopvang ingebracht worden. Kinderen met een handicap tellen dubbel. Het komt erop neer dat naast de eigen rang, ook de belastingvrije som van de volgende rang mag afgetrokken worden. Een alleenstaande met kinderen ten laste kan rekenen op een verhoogde toeslag op de belastingvrije som. Voor andere personen ten laste, geldt een bedrag dat gelijkgesteld is aan de belastingvrije som voor kinderen van rang 1. De andere fiscale voordelen voor kinderen ten laste zijn de aftrek van de kosten voor collectieve kinderopvang (art. 52bis) en de vermindering van de onroerende voorheffing vanaf minstens twee kinderen ten laste (Vlaams Gewest). Feitelijk samenwonenden: Hebben recht op dezelfde belastingvrije som voor kinderen ten laste als een gehuwd of wettelijk samenwonend koppel. Degene die de kinderen fiscaal ten laste neemt heeft daarnaast recht op een bijkomende belastingvrijstelling en die bedraagt 1.370 euro voor het aanslagjaar 2011, ongeacht het aantal kinderen. Dat levert een extra besparing op van ca. 406 euro. 20
20
Budget & Recht, Belastinggids 2011, p.102.
Pagina 63
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Tabel: kinderen ten laste en hun invloed op de inkomstenbelasting aanslagjaar 2011 Belastingbesparing Dankzij elk kind apart 3 4 748 342 653 640 1.744 1.615 2.039 1.971 2.192 2.191
Dankzij alle kinderen samen 5 6 748 342 1.401 982 3.145 2.597 5.184 4.568 7.376 6.759
1 2 1 1.370 2 3.520 3 7.880 4 12.750 5 17.620 1: aantal kinderen 2: bijkomende vrijstelling 3: alleenstaande 4: gehuwd of wettelijk samenwonend 5: alleenstaande 6: gehuwd of wettelijk samenwonend Bron: Budget & Recht, Belastinggids 2011, p. 104
Art. 132bis Wanneer de vader en de moeder van een of meer kinderen ten laste, recht gevende op de toeslagen vermeld in artikel 132, eerste lid, 1° tot 5°, geen deel uitmaken van hetzelfde gezin, maar gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over hun gemeenschappelijke kinderen en er het gezamenlijke hoederecht over hebben, worden de in voormeld artikel bedoelde toeslagen waarop die kinderen recht geven, verdeeld over de beide ouders, op voorwaarde dat zij daartoe gezamenlijk een schriftelijke aanvraag indienen die bij hun aangifte van de inkomstenbelastingen dient te worden gevoegd. In dat geval worden de toeslagen waarop de gemeenschappelijke kinderen recht geven, en die vastgesteld worden ongeacht of er al of niet andere kinderen zijn in het gezin waarvan zij
In feite hangt de fiscale tegemoetkoming (verhoogde belastingvrije sommen voor kinderen ten laste) af van de burgelijke staat van de ouders, het aantal kinderen en de toegepaste gemeentebelasting. De combinatie van het feit dat de belastingvrije sommen stijgen naarmate de rang van het kind en het progressieve belastingstelsel maakt dat het belastingvoordeel per kind varieert naargelang de rang. Art. 132bis De toeslagen bedoeld in art. 132, eerste lid, 1° tot 6°, worden verdeeld over twee belastingplichtigen die geen deel uitmaken van hetzelfde gezin maar samen het ouderlijk gezag uitoefenen over één of meerdere kinderen ten laste die recht geven op de bovenvermelde toeslagen en waarvan de huisvesting gelijkmatig verdeeld is over beide belastingplichtigen… Uitleg Dit art. gaat over de fiscale bilocatie: ouders die een tweeverblijfsregeling toepassen kunnen het voordeel van de belastingvrije som delen. Dit is niet cumuleerbaar met het voordeel van aftrek van 80% van het betaalde onderhoudsgeld (art. 104, 1°)
Pagina 64
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
deel uitmaken, voor de helft toegekend aan de ouder bij wie de gemeenschappelijke kinderen hun fiscale woonplaats niet hebben, en wordt het totaal van de toeslagen waarop de andere ouder recht heeft, met eenzelfde bedrag verminderd. De in het eerste lid genoemde aanvraag geldt slechts voor één aanslagjaar; ze kan niet worden herroepen.
Art. 133
Wanneer ouders de fiscale bilocatie toepassen, kunnen ze ook de kosten voor kinderopvang voor kinderen tot twaalf jaar fiscaal in mindering brengen voor de helft van 490 euro voor kinderen jonger dan drie jaar. Elke alleenstaande ouder kan de verhoging van de belastingvrije som als ‘alleenstaande ouder’ vragen op voorwaarde werkelijk alleenstaand te zijn. Het fiscaal co-ouderschap wordt bij gelijk verblijf als norm naar voor geschoven. 21 Vanaf drie kinderen is het totale fiscale voordeel lager voor beide ouders samen. Het fiscaal co-ouderschap is ook nadelig voor ouders met een laag inkomen omdat alleen de ouder die de kinderen fiscaal ten laste heeft en de helft van de daaraan gekoppelde belastingvrije sommen afstaat aan de andere ouder, in aanmerking komt voor het terugbetaalbaar belastingkrediet van maximaal 400 euro per kind. De verdeling van de toeslagen voor kinderen ten laste werkt niet door in de bedrijfsvoorheffing. Voor de bedrijfsvoorheffing blijft het kind bijgevolg ten laste van één ouder, meestal de ouder bij wie het kind is ingeschreven in de bevolkingsregisters. Art. 133
§ 1. De belastingvrije som wordt bovendien nog met de volgende toeslagen verhoogd: 1° met 44.000 frank voor een niet-hertrouwde weduwnaar of weduwe, alsook voor een ongehuwde vader of moeder die één of meer kinderen ten laste heeft; 2° met 44.000 frank voor elk gehandicapte belastingplichtige;
Het bedrag dat krachtens art. 131 wordt vrijgesteld, wordt bovendien met de volgende toeslagen verhoogd: 1° 1.370 euro (basisbedrag 870) voor een belastingplichtige die alleen wordt belast en: - die één of meer kinderen ten laste heeft; - aan wie bij toepassing van artikel 132bis de helft van de toeslagen op de belastingvrije som
Commentaar Kinderen ten laste bij co-ouderschap: Sinds kort kan het voordeel van een kind ten laste bij co-ouderschap verdeeld worden over beide ouders (beiden 1/2 van het voordeel). De voorwaarde is wel dat de ex-partners jaarlijks hun akkoord hiervoor geven. Het volstaat dat een van beiden niet akkoord gaat om deze regeling niet te laten gelden.
21
Focus op de financiële gevolgen van een scheiding. Hoe valkuilen vermijden? Gezinsbond – Studiedienst, Brussel 2011, p. 80. Inzake het fiscaal co-ouderschap stelt de Gezinsbond voor: -
Duidelijk te communiceren naar ouders over het feit dat co-ouderschap een fiscale optie is waarbij er een klein voordeel kan zijn wanneer je 1 of 2 kinderen hebt maar die altijd nadelig is vanaf 3 kinderen; Bij een vonnis met gelijkmatige verdeelde huisvesting het fiscaal co-ouderschap niet langer automatisch op te leggen; In art. 132bis van het Wetboek van Inkomstenbelasting 1992 tot te voegen dat de rechterlijke beslissing naast gelijkmatig verdeelde huisvesting tevens moet bevatten dat de ouders de belastingvrije sommen voor hun kinderen moeten verdelen.
Pagina 65
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
3° met 44.000 frank voor iedere gehandicapte andere persoon ten laste;
bedoeld in artikel 132, eerste lid, 1° tot 6°, wordt toegekend; 2° 1.370 euro (basisbedrag 870) wanneer voor § 2. Voor het jaar waarin het huwelijk door het jaar van huwelijk of verklaring van de overlijden is ontbonden, wordt de belastingvrije wettelijke samenwoning een aanslag per som van de echtgenoten verhoogd met de als belastingplichtige wordt gevestigd en voor zover volgt vastgestelde toeslagen: de echtgenoot tijdens het jaar geen 1° wat de aanslag in de belasting op naam van bestaansmiddelen heeft gehad die meer dan de langstlevende echtgenoot betreft, een bedrag 2.830 euro (basisbedrag 1.800) netto bedragen. gelijk aan het positieve verschil tussen enerzijds Het eerste lid, 1°, is niet van toepassing op de 296.000 frank, en anderzijds het belastbare gevallen bedoeld in artikel 126, § 2, eerste lid, 4° nettoberoepsinkomen van de overleden echtgenoot; Uitleg 2° wat de aanslag in de belasting op de nalatenschap van de overleden echtgenoot Dit noemt men de verhoging van de betreft, een bedrag gelijk aan het positieve belastingvrije som of een toeslag op het van verschil tussen enerzijds 296.000 frank en belasting vrijgestelde inkomen. anderzijds het belastbare nettoberoepsinkomen van de langstlevende echtgenoot; Commentaar Die toeslagen worden evenwel verminderd indien de toekenning ervan ertoe zou leiden dat De fiscaal ongelijke behandeling van enerzijds uit het totaal van de belastingen die door de de echtgescheidenen en anderzijds nietlangstlevende echtgenoot zijn verschuldigd en hertrouwde weduwen/weduwnaars en van de belastingen die moeten worden betaald alleenstaande ouders is weggewerkt. op de nalatenschap van de overleden Maar er is sprake van verschillende behandeling echtgenoot, kleiner is dan de gezamenlijke ten opzichte van gehuwde en wettig belastingen die zouden zijn verschuldigd indien samenwonenden met kinderlast en van kinderen de echtgenoten niet als alleenstaanden hoefden onderling omdat er een verschil is naargelang de te worden beschouwd voor het berekenen van burgerlijke staat van hun ouders. de belasting. Voor de toepassing van deze paragraaf is: - het belastbare nettoberoepsinkomen van een echtgenoot het beroepsinkomen na aftrek van zijn aandeel in de bestedingen bedoeld in afdeling VI van hoofdstuk II van deze titel; - de verschuldigde belasting, de personenbelasting vastgesteld; - vóór toepassing van de in de artikelen 146 tot 154 bedoelde verminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten; -… Commentaar
Pagina 66
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Directe discriminatie Bijkomende vrijstelling Er is een fiscaal ongelijke behandeling van echtgescheidenen, niet-hertrouwde weduwen en alleenstaande moeders. Echtgescheiden vrouwen hebben geen recht op de bijkomende vrijstelling van belasting ten belope van 44.000 BEF, die wel toegekend wordt aan de niethertrouwde weduwnaar of weduwe en aan de ongehuwde vader of moeder die één of meer kinderen ten laste heeft. 1° : deze aftrek is niet van toepassing op gehuwde paren. Samenwoners hebben geen recht op dit supplement in het geval de partner overlijdt. Een samenwonende weduwnaar of weduwe mogen deze verhoging opeisen voor een alleenstaande vader of moeder met kind (43.000 BEF, geïndexeerd). Dit supplement versterkt nog het verschil in behandeling van alleenstaanden, die al van een hogere belastingvrije som genieten dan echtgenoten. Als het gaat om samenwonenden kunnen ze voorts hun gemeenschappelijke kinderen fiscaal ten laste nemen en ze hebben recht op een bijzondere verhoging voor ongehuwde vader of moeder. Alleen een ouder die nooit gehuwd is geweest wordt beschouwd als ongehuwde ouder. Iemand die gescheiden is, vervult deze voorwaarde niet. Een gehandicapte die gelijktijdig ten laste is van twee alleenstaanden die samenwonen (bijvoorbeeld verwant van twee samenwonende zusters) kan recht geven op een verhoging uit hoofde van iedere samenwonende. Samenwonenden hebben geen recht op het huwelijksquotiënt, dus zijn de verhogingen die het verlies van dit recht compenseren niet toepasbaar op hen. 4° : Het jaar van het huwelijk worden de twee echtgenoten belast alsof ze alleenstaanden zijn. Deze verhoging compenseert het verlies van de winst van het huwelijksquotiënt. Bij
Pagina 67
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
alleenstaanden gaat het niet-opgebruikte saldo van de belastingvrije som verloren. De verhogingen worden aangerekend op de inkomsten van de belastingplichtige die er recht op heeft. 5° een gelijkaardige maatregel wordt verleend het jaar date en van de echtgenoten sterft. In sommige gevallen volstaat de verhoging niet ter compensatie van het verlies van het huwelijksquotiënt. Voor samenwoners : idem als 4°. Art. 134 Het in artikel 131, 2°, vermelde basisbedrag wordt aangerekend op datgene van de in artikel 127, vermelde inkomensdelen dat bestaat uit de inkomsten van de betrokken echtgenoot of die inkomsten omvat. Wanneer één van die inkomensdelen lager is dan 165.000 frank, wordt het saldo aangerekend op het andere inkomensdeel. Daarna worden de in de artikelen 132 en 133, 2° en 3°, vermelde toeslagen bij voorrang aangerekend op het inkomensdeel van de echtgenoot met het hoogste beroepsinkomen. Wanneer dat inkomensdeel lager is dan het totaal van die toeslagen wordt het saldo aangerekend op het andere inkomensdeel. De belastingvrije som wordt aangerekend op de opeenvolgende inkomensschijven, te beginnen met de eerste.
Art. 134 § 1 De belastingvrije som wordt per belastingplichtige vastgesteld als het totaal van het, eventueel verhoogde, basisbedrag en de toeslagen vermeld in de art. 132 en 133. Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden de toeslagen vermeld in art. 132 aangerekend bij die belastingplichtige met het hoogst belastbare inkomen. Wanneer het belastbare inkomen van één van beide belastingplichtige lager is dan zijn belastingvrije som, wordt het saldo bij de belastingvrije som van de andere belastingplichtige gevoegd. § 2 De belastingvrije som wordt per belastingplichtige aangerekend op de opeenvolgende inkomensschijven, te beginnen met de eerste. § 3 Het deel van de belastingvrije som dat na toepassing van de §§ 1 en 2 niet is aangerekend, wordt in de mate dat het betrekking heeft op de toeslagen vermeld in art. 132, eerste lid, 1° tot 6° opgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet. Het belastingkrediet is gelijk aan het deel van de belastingvrije som dat met toepassing van het eerste lid kan worden omgezet, vermenigvuldigd met het tarief van de corresponderende inkomensschijf met een maximum van 390 euro (basisbedrag 250) per kind ten laste. Uitleg
Pagina 68
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Dit artikel handelt over de aanrekening van de toeslag op de belastingvrije som voor kinderen ten laste, het is een fiscaal voordeel voor kinderen ten laste: bij een gemeenschappelijke aanslag wordt de toeslag aangerekend bij de belastingplichtige met het hoogste inkomen. De belastingvrije som wordt per belastingplichtige aangerekend op de opeenvolgende inkomensschijven te beginnen met de eerste. Het deel van de belastingvrije som dat niet aangerekend is, wordt omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet dat gelijk is aan het deel van de belastingvrije som vermenigvuldigd met het tarief van de corresponderende inkomensschijven met een maximumbedrag van 390 euro. De andere fiscale voordelen voor kinderen ten laste zijn: art. 132: de toeslag op de belastingvrije som voor kinderen ten laste (bedrag per kind ten laste) ; de aftrek van de kosten voor collectieve kinderopvang (art. 52bis) en de vermindering van de onroerende voorheffing vanaf minstens twee kinderen ten laste (Vlaams Gewest). Commentaar Het gaat om een verschil in behandeling tussen gehuwden/wettelijk samenwonenden en feitelijk samenwonenden. Het voordeel voor een persoon ten laste wordt toegekend aan één belastingplichtige, ongeacht deze persoon al dan niet gehuwd/wettelijk samenwonend is. Een kind kan niet tegelijk als ten laste van beide ouders worden aangegeven. De fiscus maakt de keuze voor de belastingplichtige. Bij een gemeenschappelijke aanslag, worden de verhogingen van de belastingvrije som wegens personen ten laste aangerekend bij de belastingplichtige met het hoogste belastbare inkomen. Bij feitelijk samenwonenden die deel uitmaken van eenzelfde gezin, worden de personen ten laste toegewezen aan de belastingplichtige die
Pagina 69
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Art. 135
aan het hoofd van het gezin staan; zie verder art. 140. Art. 135
Als gehandicapt wordt aangemerkt: 1° diegene van wie, ongeacht de leeftijd, is vastgesteld dat ingevolge feiten overkomen en vastgesteld vóór de leeftijd van 65 jaar: - ofwel zijn lichamelijke of geestelijke toestand zijn verdienvermogen heeft verminderd tot één derde of minder van wat een valide persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen; - ofwel zijn gezondheidstoestand een volledig gebrek aan, of een vermindering van zelfredzaamheid van ten minste 9 punten tot gevolg heeft, gemeten volgens de handleiding en de medisch-sociale schaal van toepassing in het kader van de wetgeving met betrekking tot de tegemoetkomingen aan gehandicapten; - ofwel na de periode van primaire ongeschiktheid, bepaald in artikel 87 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, zijn verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder, zoals bepaald in artikel 100 van dezelfde gecoördineerde wet; - ofwel hij, ingevolge een administratieve of gerechtelijke beslissing, tot ten minste 66 pct. blijvend lichamelijk of geestelijk gehandicapt of arbeidsongeschikt is verklaard.
Als gehandicapt wordt aangemerkt: 1° diegene van wie, ongeacht de leeftijd, is vastgesteld dat ingevolge feiten overkomen en vastgesteld vóór de leeftijd van 65 jaar; -ofwel zijn lichamelijke of geestelijke toestand zijn verdienvermogen heeft verminderd tot één derde of minder van wat een valide persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen; -ofwel zijn gezondheidstoestand een volledig gebrek aan, of een vermindering van zelfredzaamheid van ten minste 9 punten tot gevolg heeft, gemeten volgens de handleiding en de medisch-sociale schaal van toepassing in het kader van de wetgeving met betrekking tot de tegemoetkomingen aan gehandicapten; -ofwel na de periode van primaire ongeschiktheid, bepaald in artikel 87 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, zijn verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder, zoals bepaald in artikel 100 van dezelfde gecoördineerde wet; -ofwel hij, ingevolge een administratieve of gerechtelijke beslissing, tot ten minste 66 pct blijvend lichamelijk of geestelijk gehandicapt of arbeidsongeschikt is verklaard;
2° het kind dat tot ten minste 66 pct. is getroffen door ontoereikende of verminderde lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen.
2°het kind dat tot ten minste 66 pct is getroffen door ontoereikende of verminderde lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen. De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wijst, voor de toepassing van de belastingwet, de overheden aan die de toestand als gehandicapte vaststellen. Art. 136 voorwaarden om personen fiscaal ten laste te hebben Over wie als ten laste van de belastingplichtigen worden aangemerkt, mits zij deel uitmaken van
Art. 136 Als ten laste van echtgenoten of van alleenstaanden worden aangemerkt, mits zij
Pagina 70
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
deel uitmaken van hun gezin op 1 januari van het aanslagjaar en zij persoonlijk in het belastbare tijdperk geen bestaansmiddelen hebben gehad die meer dan 76.000 frank netto bedragen: 1° hun kinderen 2° hun ascendenten 3° hun zijverwanten tot en met de tweede graad 4° personen van wie de belastingplichtige als kind volledig of hoofdzakelijk ten laste is geweest Uitleg/commentaar Kinderen ten laste Bij samenwoners wordt alleen rekening gehouden met de kinderen ten laste van de belastingplichtige die afzonderlijk belastbaar is. De kinderen die ten laste zijn van de samenwonende partner kunnen slechts in aanmerking worden genomen als de belastingplichtige er uitsluitend of voornamelijk de zorg voor draagt. Volgens deze hypothese kan een kind niet tegelijkertijd verzorgd worden door een van zijn eigen ouders. De verhoging van de belastingvrije som kan slechts 1 keer worden toegepast.
het gezin op 1 januari van het aanslagjaar en zij persoonlijk in het belastbaar tijdperk geen bestaansmiddelen hebben gehad die meer dan 2.830 euro (basisbedrag 2.600) netto bedragen: 1° hun kinderen 2° hun ascendenten 3° hun zijverwanten tot en met de tweede graad 4° personen van wie de belastingplichtige als kind volledig of hoofdzakelijk ten laste is geweest Uitleg algemeen Het principe is: hoe hoger het inkomen, hoe hoger de aanslagvoet is die gebruikt wordt om te bepalen hoeveel belastingen iemand moet betalen. Het is van belang te weten hoeveel personen de belastingplichtige ten laste heeft want de belastingvrije som waar elke persoon recht op heeft wordt verhoogd per persoon ten laste. De partner is nooit persoon te laste. Uitleg inzake de kinderen
De voorwaarden om kinderen fiscaal ten laste te hebben zijn dus: het kind moet deel uitmaken van je gezin en de nettobestaansmiddelen van het kind moeten lager zijn dan 2.830 euro per jaar. Andere personen ten laste Kinderen die ten laste van een alleenstaande Een echtgenoot kan de personen die ten laste zijn van zijn echtgenoto, die geen inkomen heeft, vallen, mogen meer verdienen dan kinderen die ten laste van gehuwde of wettelijk als ten zijner laste beschouwen. samenwonende koppels vallen. Bij samenwoners : er wordt alleen rekening gehouden met personen die ten laste zijn van de Kinderen van ouders die feitelijk samenwonen, belastingplichtige die afzonderlijk wordt belast. mogen slechts door één ouder ten laste worden De personen die ten laste zijn van de genomen, namelijk degene die volgens de fiscus samenwonende partner kunnen niet in aan het hoofd van het gezin staat. De ouders aanmerking genomen worden. moeten zelf aan de fiscus melden wie dat is. Iemand die ten laste is van twee samenwonende Wanneer ze het niet eens geraken, beslist de alleenstaanden (iemand die verwant is aan beide fiscus en gebruikt die daarvoor alle wettelijk alleenstaanden) kan wel in aanmerking worden toegestane bewijsmiddelen. genomen als persoon ten laste uit hoofde van beide alleenstaanden. Wanneer de ouders niet samenleven, kunnen ze kiezen: ofwel neemt een van hen de kinderen ten laste ofwel verdelen ze de toeslag op de
Pagina 71
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
belastingvrije som voor kinderen ten laste. Deze keuze kan niet gemaakt worden als de ene ouder onderhoudsgeld betaalt voor de kinderen en dit aftrekt. Je kunt onderhoudsgeld pas aftrekken voor een kind wanneer je niet met het kind samenwoont en het niet fiscaal ten laste neemt. Bij de bestaansmiddelen van een kind ten laste worden niet meegerekend: - Kinderbijslag, studiebeurzen, premies voor voorhuwelijkssparen, tegemoetkomingen aan gehandicapten, achterstallig betaalde uitkering tot onderhoud ten gevolge van een rechterlijke beslissing die ze verhoogde of verlaagde; - Onderhoudsgeld voor kinderen voor een bedrag van 2.830 euro per jaar; - Bezoldigingen van studenten voor een studentenjob ten belope van 2.360 euro per jaar. In vergelijking met de gezinsbijslagen zijn de uitgaven voor fiscale voordelen van kinderen ten laste beperkt (respectievelijk 3,3 miljard euro en 720 miljoen euro in 2007?).
Art. 137
Uitleg recht op belastingbesparing: Een persoon ten laste geeft recht op een belastingbesparing bij: - De belastingberekening - De woningaftrek - De belastingvermindering voor bouwsparen en de bijkomende intrestaftrek Art. 137
De kinderen van wie alle belastbare inkomsten worden samengevoegd met die van hun ouders, worden ten laste van deze laatsten beschouwd, ongeacht de omvang van hun inkomsten. Art. 138
De kinderen van wie alle belastbare inkomsten worden samengevoegd met die van hun ouders, worden ten laste van deze laatsten beschouwd, ongeacht de omvang van hun inkomsten. Art. 138
Een in het belastbare tijdperk overleden kind wordt geacht deel uit te maken van het gezin
Over een overleden kind, een doodgeboren kind of een kind verloren bij een miskraam na ten
Pagina 72
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
van de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar, op voorwaarde dat het reeds voor het vorige aanslagjaar te zijnen laste was of het tijdens het belastbare tijdperk geboren en overleden is. Art. 139
minste 180 zwangerschap: worden geacht op 1 januari van het aanslagjaar deel uit te maken van het gezin ;…
Ingeval een persoon als vermeld in artikel 136, 2° tot 4°, in het belastbare tijdperk is overleden, wordt hij geacht deel uit te maken van het gezin van de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar, op voorwaarde dat hij reeds voor het vorige aanslagjaar te zijnen laste was.
Een persoon die overleden is in het belastbare tijdperk wordt geacht op 1 januari van het aanslagjaar deel uit te maken van het gezin van de belastingplichtige;…
Art. 140
Art. 140
Wanneer verscheidene afzonderlijk belastbare belastingplichtigen deel uitmaken van hetzelfde gezin, worden de in artikel 136 vermelde personen die eveneens van dat gezin deel uitmaken, beschouwd als ten laste van de belastingplichtige die in feite aan het hoofd van dat gezin staat. Wanneer het samengetelde nettobedrag der bestaansmiddelen van die belastingplichtige en van de personen te zijnen laste lager is dan zoveel maal 76.000 frank als het gezin personen ten laste plus één telt, mag die belastingplichtige ervan afzien als te zijnen laste te beschouwen de personen waarvoor hij over geen 76.000 frank bestaansmiddelen beschikt en worden die personen alsdan beschouwd als ten laste van diegene van de andere van het gezin deel uitmakende belastingplichtigen die het meeste tot hun onderhoud bijdraagt.
Wanneer verscheidene afzonderlijk belastbare belastingplichtigen deel uitmaken van hetzelfde gezin, worden de in artikel 136 vermelde personen die eveneens van dat gezin deel uitmaken, beschouwd als ten laste van de belastingplichtige die in feite aan het hoofd van dat gezin staat. Wanneer het samengetelde nettobedrag der bestaansmiddelen van die belastingplichtige en van de personen te zijnen laste lager is dan zoveel maal 2.830 euro (basisbedrag 1.800) als het gezin personen ten laste plus één telt, mag die belastingplichtige ervan afzien als te zijnen laste te beschouwen de personen waarvoor hij over geen 2.830 euro (basisbedrag 1.800) bestaansmiddelen beschikt en worden die personen alsdan beschouwd als ten laste van diegene van de andere van het gezin deel uitmakende belastingplichtigen die het meeste tot hun onderhoud bijdraagt.
Uitleg: overdracht van personen ten laste De echtgenoot wordt gezien als een persoon ten laste ongeacht het bedrag van zijn bestaansmiddelen (Com IB 92 136/42,1°).
Art. 139
Commentaar De fiscale wetgeving omschrijft het begrip hoofd van het gezin niet. Maar ambtenaren gingen er in het verleden van uit dat de man of de partner met het hoogste beroepsinkomen gezinshoofd was. De fiscus is op deze visie teruggekomen via een
Pagina 73
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Art. 141 De in de artikelen 136 en 140 vermelde bedragen van 76.000 frank worden gebracht op 113.000 frank voor kinderen ten laste van een alleenstaande en op 151.000 frank voor kinderen ten laste van een alleenstaande die als gehandicapt worden aangemerkt.
circulaire van 20 november 2002 naar aanleiding van een arrest van het Grondwettelijk Hof van 8 mei 2001, nr. 57/2001. Als gevolg daarvan zijn het de belastingplichtigen zelf die bij het invullen van de aangifte aan de fiscus kenbaar maken wie aan ‘het hoofd van het gezin staat’. Wanneer beide belastingplichtigen aanspraak maken op de tenlasteneming van hetzelfde kind, neemt de belastingadministratie een beslissing door de in het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen toe te passen. En in een aantal gevallen leidt dit objectieve onderscheid in de regelgeving tussen gehuwden en feitelijke samenwonenden tot een verschil in taxatie. Dit gebeurt vooral wanneer het inkomen van de persoon met de hoogst belastbare inkomsten uit vrijgestelde inkomsten bestaat. Deze belastingplichtige zal dan geen of onvoldoende personenbelasting verschuldigd zijn waarop de toeslagen wegens personen ten laste kunnen worden toegerekend (vooral bij grensarbeiders). 22 Het komt er in feite op neer dat het huwelijk/wettelijk samenwonen de grensarbeid op fiscaal vlak kan belemmeren. Vandaar dat ze dezelfde keuze zouden moeten hebben als feitelijk samenwonenden. Zie ook art. 134 (§ 1, tweede lid zou kunnen opgeheven worden). Maar uiteindelijk blijft de notie gezinshoofd toch wel een rol spelen! Art. 141 De in de artikelen 136 en 140 vermelde bedragen van 2.830 euro (basisbedrag 1.800) worden gebracht op 4.080 euro (basisbedrag 2.600) voor kinderen ten laste van een belastingplichtige die alleen wordt belast en op 5.180 euro (basisbedrag 3.300) voor kinderen ten laste van een dergelijke belastingplichtige die als gehandicapt worden aangemerkt. Uitleg/Commentaar
22
Wetsvoorstel Kamer Doc 53 0504/001
Pagina 74
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Art. 142 Onder nettobedrag van de bestaansmiddelen wordt verstaan het brutobedrag daarvan verminderd met de kosten die de belastingplichtige verantwoordt gedurende het belastbare tijdperk te hebben gedaan of gedragen om die middelen te verkrijgen of te behouden. Bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens worden de aftrekbare kosten vastgesteld op 20 pct. van het brutobedrag van de bestaansmiddelen. Wanneer die bestaansmiddelen bestaan in bezoldigingen van werknemers of in baten, bedragen de aftrekbare kosten ten minste 13.000 frank.
Het kind mag geen persoonlijke bestaansmiddelen hebben die een bepaald bedrag overschrijden binnen het belastbaar tijdperk. Het maximumbedrag van de persoonlijke inkomsten van het kind (zie art. 136) verschilt naargelang het kind ten laste is van een gehuwde of wettig samenwonenden enerzijds of van een fiscaal alleenstaande anderzijds. Voor kinderen met een handicap ten laste van een fiscaal alleenstaande geldt nog een ander bedrag. Art. 142 Onder het nettobedrag van de bestaansmiddelen wordt verstaan het brutobedrag daarvan verminderd met de kosten die de belastingplichtige verantwoordt gedurende het belastbare tijdperk te hebben gedaan of gedragen om die middelen te verkrijgen of te behouden. Bij gebrek aan bewijskrachtige gegevens worden de aftrekbare kosten vastgesteld op 20% van het brutobedrag van de bestaansmiddelen. Wanneer die bestaansmiddelen bestaan in bezoldigingen van werknemers of in baten, bedragen de aftrekbare kosten ten minste 390 euro (basisbedrag 250). Uitleg
Art. 143
= minimumbedrag van de aftrekbare kosten wanneer de bestaansmiddelen bestaan in bezoldigingen van werknemers of in baten. Art. 143
Voor het vaststellen van het nettobedrag van de bestaansmiddelen komen niet in aanmerking: 1° wettelijke kinderbijslagen, kraamgelden en adoptiepremies, evenals studiebeurzen en premies voor het voorhuwelijkssparen; 2° tegemoetkomingen die ten laste van de Schatkist worden toegekend aan gehandicapten; 4° bezoldigingen verkregen door in artikel 135, bedoelde gehandicapten ingevolge tewerkstelling in een erkende beschutte
Voor het vaststellen van het nettobedrag van de bestaansmiddelen komen niet in aanmerking: 1° wettelijke kinderbijslagen, kraamgelden en adoptiepremies, evenals studiebeurzen en premies voor het voorhuwelijkssparen; 2° tegemoetkomingen die ten laste van de schatkist worden toegekend aan gehandicapten; 3° pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen als bedoeld in art. 34 die zijn verkregen door in art. 132, eerste lid, 7°, bedoelde
Pagina 75
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
werkplaats; 5° uitkeringen of aanvullende uitkeringen tot onderhoud die ter uitvoering van een gerechtelijke beslissing, waarbij het bedrag ervan met terugwerkende kracht wordt vastgesteld of verhoogd, aan de belastingplichtige zijn betaald na het belastbare tijdperk waarop ze betrekking hebben.
Art. 144
personen tot beloop van 22.770 euro (basisbedrag 14.500); 4°bezoldigingen verkregen door in art. 135, bedoelde gehandicapten ingevolge tewerkstelling in een erkende beschutte werkplaats; 5° uitkeringen of aanvullende uitkeringen tot onderhoud die ter uitvoering van een gerechtelijke beslissing, waarbij het bedrag ervan met terugwerkende krachte wordt vastgesteld of verhoogd, aan de belastingplichtige zij betaald na het belastbare tijdperk waarop ze betrekking hebben; 6° de uitkeringen vermeld in art. 90, 3°, die zijn toegekend aan kinderen tot beloop van 2.830 (basisbedrag 1.800); 7° bezoldigingen ontvangen door studenten…tot een bedrag van 2.360 euro per jaar (basisbedrag 1.500) Art. 144
Om uit te maken of een aan de zorgen van de belastingplichtige toevertrouwd kind volledig of hoofdzakelijk ten laste is, worden bijdragen van de overheid in de onderhoudskosten van dat kind niet meegerekend.
Om uit te maken of een aan de zorgen van de belastingplichtige toevertrouwd kind volledig of hoofdzakelijk ten laste is, worden bijdragen van de overheid in de onderhoudskosten van dat kind niet meegerekend.
Onderafdeling IIbis: Vermindering voor het lange termijnsparen A.Algemeen
Art. 145/1
Motivatie Doc. 52 2222/009 De fiscale voordelen ten gunste van het langetermijnsparen rechtvaardiger maken: de uitgaven die in het kader van het langetermijnsparen worden gedaan verkrijgen een belastingvoordeel dat wordt bepaald door op die uitgaven een verbeterd gemiddeld tarief tot te passen met een onder- en een bovengrens (de bijzondere gemiddelde aanslagvoet); de belastingvoordelen voor het bouwsparen worden selectiever gemaakt. Art. 145/1
Pagina 76
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Binnen de grenzen en onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 145/2 tot 145/16bis wordt een belastingvermindering verleend die wordt berekend op de volgende uitgaven die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald: 1° als persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood met het oog op het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden en die door de werkgever op de bezoldigingen zijn ingehouden; 2° als bijdragen van een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood die de belastingplichtige tot uitvoering van een individueel gesloten levensverzekeringscontract definitief in België heeft betaald voor het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden; 3° als betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van een hypothecaire lening die is aangegaan bij een instelling die binnen de Europese Unie gevestigd is, om een in België gelegen woning te bouwen, te verwerven of te verbouwen en gewaarborgd is door een definitief in België gesloten tijdelijke verzekering bij overlijden met afnemend kapitaal; 4° als betalingen in geld voor aandelen waarop de belastingplichtige als werknemer heeft ingeschreven en die een fractie vertegenwoordigen van het maatschappelijk kapitaal van de binnenlandse vennootschap die de belastingplichtige tewerkstelt of waarvan de vennootschap - werkgeefster in de zin van de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen onweerlegbaar wordt geacht een dochter- of kleindochteronderneming te zijn; 5° als betalingen voor het pensioensparen; 6° als bijdragen voor het vrij pensioen van meewerkende echtgenoot van een zelfstandige.
Binnen de grenzen en onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 145/2 tot 145/16 wordt een belastingvermindering verleend die wordt berekend op de volgende uitgaven die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald: 1° als in artikel 34, § 1, 2°, eerste lid, a tot c , bedoelde persoonlijke bijdragen en premies die worden betaald door de werkgever via inhouding op de bezoldigingen van de werknemer of door de onderneming via inhouding op de bezoldigingen van de bedrijfsleider zonder dienstverband; 2° als bijdragen van een aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood die de belastingplichtige tot uitvoering van een individueel gesloten levensverzekeringscontract definitief in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte heeft betaald voor het vestigen van een rente of van een kapitaal bij leven of bij overlijden en voor zover dat kapitaal niet dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van een hypothecaire lening die voor de in artikel 104, 9°, bedoelde woning is aangegaan; 3° als betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van een hypothecaire lening die is aangegaan om een in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen woning, andere dan de in artikel 104, 9°, vermelde woning, te bouwen, te verwerven of te verbouwen; 4°als betalingen in geld voor aandelen waarop de belastingplichtige als werknemer heeft ingeschreven en die een fractie vertegenwoordigen van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap met maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die de belastingplichtige tewerkstelt of waarvan de vennootschap - werkgeefster in de zin van het Wetboek van vennootschappen of van een daarmee vergelijkbare regelgeving van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte
Pagina 77
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Art. 145/2 De vermindering wordt berekend tegen een bijzondere gemiddelde aanslagvoet die overeenstemt met de belasting die op het geheel van de belastbare inkomsten, daaronder niet begrepen de inkomsten die ingevolge artikel 171 afzonderlijk worden belast, wordt berekend overeenkomstig de artikelen 130, 131 en 134, eerste en derde lid. De aanslagvoet die van toepassing is op de uitgaven die ten name van elke echtgenoot voor belastingvermindering in aanmerking komen, wordt voor elke echtgenoot afzonderlijk vastgesteld met inachtneming van de bepalingen van artikel 127. De aldus berekende aanslagvoet mag niet minder dan 30 pct., noch meer dan 40 pct. bedragen.
onweerlegbaar wordt geacht een dochter- of kleindochteronderneming te zijn; 5° als betalingen voor het pensioensparen. Art. 145/2 De vermindering wordt berekend tegen een bijzondere gemiddelde aanslagvoet die overeenstemt met de belasting die op het belastbare inkomen, daaronder niet begrepen de inkomsten die ingevolge artikel 171 afzonderlijk worden belast, wordt berekend overeenkomstig de artikelen 127, 130, 131, eerste lid en 134, § 2. De aldus berekende aanslagvoet mag niet minder dan 30 pct, noch meer dan 40 pct bedragen.
Uitleg Het bedrag van de vermindering wordt bepaald naargelang de mogelijke overheveling van belastingvrije inkomsten van de ene echtgenoot aan de andere. Bij samenwoners wordt het bedrag van de vermindering berekend als datgene dat van toepassing is op de algemeen belastbare inkomsten van de alleenstaande.
Art. 145/3 De in artikel 145/1, 1°, vermelde persoonlijke bijdragen komen voor vermindering in aanmerking op voorwaarde dat ze definitief zijn gestort aan een in België gevestigde verzekeringsonderneming of instelling voor sociale voorzieningen en dat de wettelijke en extra-wettelijke toekenningen naar aanleiding van de pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten, niet meer bedragen dan 80 pct. van de
B. Persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood Art. 145/3 De in artikel 145/1, 1° , vermelde persoonlijke bijdragen en premies komen voor vermindering in aanmerking op voorwaarde dat ze definitief zijn gestort aan een in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeringsonderneming, voorzorgsinstelling of instelling voor bedrijfspensioenvoorzieningen en dat de wettelijke en extra-wettelijke toekenningen naar aanleiding van de
Pagina 78
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
laatste normale bruto-jaarbezoldiging en worden berekend naar de normale duur van een beroepswerkzaamheid. Een indexering van de rente is toegelaten. De grens van 80 pct. wordt overeenkomstig artikel 59, derde lid, beoordeeld. De Koning bepaalt de voorwaarden en de wijze van toepassing van deze bepaling, inzonderheid wat de voorschotten op contracten en de inpandgevingen van contracten betreft.
pensionering, uitgedrukt in jaarlijkse renten, niet meer bedragen dan 80 pct van de laatste normale bruto-jaarbezoldiging en worden berekend naar de normale duur van een beroepswerkzaamheid. Een indexering van de rente is toegelaten. De grens van 80 pct wordt overeenkomstig artikel 59, § 4, beoordeeld. Wanneer de in artikel 145/1, 1°, vermelde persoonlijke bijdragen en premies betrekking hebben op de individuele voortzetting van een pensioentoezegging als bedoeld in artikel 33 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, mogen de aldus gedane stortingen niet meer bedragen dan 2.080 EUR (basisbedrag 1.500 EUR) per jaar. Dat jaarbedrag wordt verminderd in verhouding tot de dagen van aansluiting tijdens hetzelfde jaar bij een pensioenstelsel als bedoeld in de voornoemde wet. De Koning bepaalt de voorwaarden en de wijze van toepassing van deze bepaling. Voorschotten op prestaties, inpandgevingen van pensioenrechten voor het waarborgen van een lening en de toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van een hypothecair krediet vormen geen beletsel voor de definitieve storting van de bijdragen en premies die in § 1, 1°, wordt geëist wanneer ze worden toegestaan om het de werknemer mogelijk te maken in de Europese Economische Ruimte gelegen onroerende goederen die in België of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte belastbare inkomsten opbrengen, te verwerven, te bouwen, te verbeteren, te herstellen of te verbouwen en op voorwaarde dat de voorschotten en leningen terugbetaald worden zodra de voormelde goederen uit het vermogen van de werknemer verdwijnen. De beperking vermeld in het vijfde lid moet zijn ingeschreven in de reglementen van groepsverzekering, de verzekeringscontracten, de pensioenreglementen, de aanvullende
Pagina 79
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
pensioentoezeggingen bedoeld in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en de aanvullende pensioenovereenkomsten voor zelfstandigen bedoeld in de programmawet (I) van 24 december 2002. C.Premies van individuele levensverzekeringen Art. 145/4
Art. 145/4
De in artikel 145/1, 2°, vermelde bijdragen komen voor vermindering in aanmerking op voorwaarde dat: 1° het levensverzekeringscontract is aangegaan: door de belastingplichtige die daarbij alleen zichzelf heeft verzekerd vóór de leeftijd van 65 of 60 jaar, naargelang het een man of een vrouw betreft; contracten die tot na de oorspronkelijk bepaalde termijn verlengd, opnieuw van kracht gamaakt, gewijzigd of verhoogd worden wanneer de verzekerde de leeftijd van 65 of 60 jaarheeft bereikt, worden geacht niet vóór die leeftijd te zijn aangegaan; voor een minimumlooptijd van 10 jaar wanneer het in voordelen bij leven voorziet;
De in artikel 145/1, 2°, vermelde bijdragen komen voor vermindering in aanmerking op voorwaarde dat: 1° het levensverzekeringscontract is aangegaan: a) door de belastingplichtige die daarbij alleen zichzelf heeft verzekerd b)vóór de leeftijd van 65 jaar; contracten die tot na de oorspronkelijk bepaalde termijn verlengd, opnieuw van kracht gemaakt, gewijzigd of verhoogd worden wanneer de verzekerde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, worden geacht niet vóór die leeftijd te zijn aangegaan; c)voor een minimumlooptijd van 10 jaar wanneer het in voordelen bij leven voorziet;
2° de voordelen van het contract bedongen zijn: a) bij leven, ten gunste van de belastingplichtige vanaf de leeftijd van 65 jaar of 60 jaar, naargelang het een man of een vrouw betreft; b) bij overlijden, ten gunste van de echtgenoot of van bloedverwanten tot de tweede graad van de belastingplichtige.
2°de voordelen van het contract bedongen zijn: a)bij leven, ten gunste van de belastingplichtige vanaf de leeftijd van 65 jaar; b)bij overlijden: 1)wanneer het levensverzekeringscontract dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van een lening om een onroerend goed te verwerven of te behouden: -ten belope van het verzekerde kapitaal dat dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van de lening, ten gunste van de personen die ingevolge het overlijden van de verzekerde de volle eigendom of het vruchtgebruik van dat onroerend goed verkrijgen; -ten belope van het verzekerde kapitaal dat niet
Pagina 80
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
dient voor het wedersamenstellen of het waarborgen van de lening, ten gunste van de echtgenoot of van bloedverwanten tot de tweede graad van de belastingplichtige; 2)n alle andere gevallen, ten gunste van de echtgenoot of van bloedverwanten tot de tweede graad van de belastingplichtige; 3°die bijdragen niet geheel of gedeeltelijk in aanmerking kunnen komen voor de toepassing van artikel 52, 7°bis
Art. 145/5
Directe discriminatie opgeheven D. Aflossing of wedersamenstelling van hypothecaire leningen
De in artikel 145/1, 3°, vermelde betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van hypotheekleningen komen voor vermindering in aanmerking op voorwaarde dat: 1° het leningscontract en het verzekeringscontract een looptijd van ten minste 10 jaar hebben en de verzekerde kapitalen bij het sluiten van het verzekeringscontract ten minste gelijk zijn aan de geleende kapitalen; 2° de voordelen van het verzekeringscontract bedongen zijn ten gunste van de schuldeiser, van de echtgenoot of van bloedverwanten tot de tweede graad van de belastingplichtige; Wanneer de voor vermindering in aanmerking komende uitgave beperkt wordt ingevolge artikel 145/6, tweede lid, mag het verzekerde kapitaal, in afwijking van het eerste lid, 1°, verminderd worden tot het in aanmerking komende aanvangsbedrag van de leningen. Art. 145/6 De bijdragen en betalingen als vermeld in artikel 145/1, 2° en 3°, komen voor vermindering in aanmerking voor zover die uitgaven niet meer bedragen dan 15 pct. van de eerste schijf van 56.000 frank van het totale beroepsinkomen en 6 pct. van het overige, met een maximum van 67.000 frank.
Pagina 81
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Bovendien komen betalingen als vermeld in artikel 145/1, 3°,slechts voor vermindering in aanmerking in zoverre zij betrekking hebben op de eerste schijf van 2.221.000 frank van het aanvangsbedrag van de voor die woning aangegane leningen. De Koning bepaalt de voorwaarden en de wijze waarop de vermindering ingevolge artikel 145/1, 2° en 3°, wordt toegepast. Uitleg Com IB 92 145(5)/34: Als twee echtgenoten hoofdelijk een lening aangaan die bestemd is voor de bouw, koop of verbouwing van een woning, moet dit plafond gezien worden als gezamenlijk voor de twee echtgenoten en kan dus niet worden verdubbeld. Als iedere echtgenoot een hypothecaire lening aangaat om ieder een onroerend goed aan te werven dan kan de afschrijving in aanmerking genomen worden met een maximum van x BEF. Samenwoners: dit plafond moet ook gezien worden als een geheel voor de verschillende medeëigenaars van eenzelfde woning. E. Verwerving van werkgeversaandelen Art. 145/7 De in. artikel 145/1, 4°, vermelde betalingen in geld voor aandelen komen voor vermindering in aanmerking op voorwaarde dat de belastingplichtige: 1° tot staving van zijn aangifte in de personenbelasting van het belastbaar tijdperk waarin de betaling is gedaan, de stukken overlegt waaruit blijkt dat hij de aandelen heeft aangeschaft en deze op het einde van het tijdperk nog in zijn bezit heeft; 2° Voor hetzelfde belastbare tijdperk geen enkele vermindering geniet voor het pensioensparen. De vermindering wordt slechts behouden op voorwaarde dat de belastingplichtige tot staving
Pagina 82
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
van zijn aangiften in de personenbelasting van de volgende vijf belastbare tijdperken het bewijs levert dat hij de betrokken aandelen nog in zijn bezit heeft. Aan de voorwaarde vermeld in het tweede lid moet niet worden voldaan met ingang van het belastbare tijdperk waarin de werknemeraandeelhouder is overleden. De betalingen voor aandelen komen voor vermindering in aanmerking tot een bedrag van 690 EUR (basisbedrag 500 EUR) per belastbaar tijdperk. De Koning kan dit bedrag bij een in Ministerraad overlegd besluit tot ten hoogste 1.380 EUR (basisbedrag 1.000 EUR) verhogen F. Betalingen voor het pensioensparen Art. 145/8 De bedragen die ingevolge artikel 145/1, 5°, in het kader van het pensioensparen in aanmerking komen voor vermindering, zijn die welke in België definitief worden betaald: 1° of wel voor het aanleggen van een collectieve spaarrekening: 2° of wel voor het aanleggen van een individuele spaarrekening; 3° of wel als premie van een spaarverzekering. Het bedrag dat voor vermindering in aanmerking komt is beperkt tot 870 EUR (basisbedrag 625 EUR) per belastbaar tijdperk. Elke echtgenoot is gerechtigd op de vermindering indien hij persoonlijk houder is van een spaarrekening of een spaarverzekering. Het voormelde bedrag kan bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit tot ten hoogste 1.380 EUR (basisbedrag 1.000 EUR) worden verhoogd. De betalingen in een belastbaar tijdperk mogen slechts worden verricht voor één enkele collectieve spaarrekening of één enkele individuele spaarrekening of één enkele
Pagina 83
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
spaarverzekering. G. Bijdragen voor het vrij pensioen van meewerkende echtgenoot van een zelfstandige Art. 145/16bis Er wordt een belastingvermindering verleend, berekend op het bedrag van de bijdragen betaald met toepassing van art. 52bis,§2bis van het KB nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen.
Onderafdeling II ter Verhoogde vermindering voor het bouwsparen Art. 145/17-20 … De verhoogde vermindering wordt toegekend aan de belastingplichtige als die geen andere woning bezit. Commentaar Het feit dat één van de samenwonenden eigenaar is van een andere woning is geen obstakel voor de andere samenwonende om de verhoogde vermindering voor woonsparen op te eisen. Elk van de samenwonenden kan genieten van de verhoogde vermindering als ze beiden een lening hebben aangegaan om een woning te kopen. Onderafdeling II quater Vermindering voor uitgaven betaald aan plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen
G. Bijdragen voor het vrij pensioen van meewerkende echtgenoot van een zelfstandige Art. 145/16bis Opgeheven met ingang van aanslagjaar 2004.
Uitleg De oude tekst van artikel 145/17, zoals die bestond alvorens te zijn gewijzigd door de programmawet dd. 27.12.2004, blijft van toepassing op hypothecaire leningen of levensverzekeringscontracten die voldoen aan de overgangsbepalingen van art. 526 WIB.
Onderafdeling II quater: Vermindering voor uitgaven betaald aan werkgelegenheidsagenschappen en voor prestaties betaald met dienstencheques
Binnen de perken en onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 145/2 en 145/22, wordt een belastingvermindering verleend die wordt berekend op de uitgaven tot ten hoogste 81.000 frank die geen beroepskosten zijn en die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor prestaties, te verrichten door een
Pagina 84
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
werknemer in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen Art. 145/21
art. 145/21 Onder de voorwaarden bepaald in artikel 145/22, wordt een belastingvermindering verleend die wordt berekend op de uitgaven tot ten hoogste 2.510 EUR (basisbedrag 1.810 EUR) die geen beroepskosten zijn en die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor prestaties, te verrichten door een werknemer in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen of voor prestaties betaald met dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, andere dan sociale dienstencheques. De belastingvermindering voor uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen wordt verleend binnen de perken bepaald in artikel 145/2. De belastingvermindering voor uitgaven gedaan voor prestaties betaald met de in het eerste lid bedoelde dienstcheques is gelijk aan 30 pct. Voor het bepalen van het bedragen van de in het eerste lid vermelde uitgaven wordt alleen rekening gehouden met de nominale waarde van de P.W.A.-cheques vermeld in de reglementering betreffende de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen of met de nominale waarde van de in het eerste lid bedoelde dienstcheques. Motivatie Doc. 52 2222/009 Buurtdiensten aanmoedigen, zwartwerk tegengaan en werklozen weer inschakelen in het arbeidscircuit. Uitleg/commentaar De PWA-uitgaven geven recht op een belastingvermindering tegen de bijzondere gemiddelde aanslagvoet terwijl de dienstencheques recht geven op een
Pagina 85
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
vermindering tegen het tarief van 30%. Het plafond is hetzelfde voor beide categorieën van uitgaven. Art. 145/22 De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de in artikel 145/21 vermelde uitgaven moeten voldoen om voor belastingvermindering in aanmerking te komen Art. 145/23
Art. 145/23
Wanneer de aanslag op naam van de beide echtgenoten wordt gevestigd, worden de in artikel 145/21 vermelde uitgaven evenredig omgedeeld op ieders inkomensdeel.
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden de in artikel 145/21 vermelde uitgaven evenredig omgedeeld op ieders belastbare inkomen.
Commentaar
Uitleg
Samenwonenden kunnen een belastingvermindering opeisen voor uitgaven betaald aan een PVA, elk voor een bedrag van 81.000 BEF. De uitgaven worden verminderd uit hoofde van iedere samenwonende die de uitgaven gedaan heeft.
Maatregel combinatie beroeps- en gezinsleven. De fiscus houdt rekening met een bepaald maximumbedrag. Elke gehuwde of wettelijk samenwonende partner kan daar afzonderlijk aanspraak op maken. Voor het inkomstenjaar 2010 is het plafond vastgelegd op 2.510 euro voor PVW- en dienstencheques samen. Wanneer je het maximumbedrag overschrijdt met de twee uitgaven samen, geeft de fiscus voorrang aan de PWA-cheques. Dat kan een nadeel zijn wanneer je weinig of geen belasting betaalt omdat (een deel van) het belastingkrediet voor dienstencheques waarop de betrokken persoon aanspraak zou kunnen maken misschien zou weggvallen. De uitgaven voor PWA-cheques geven recht op een gewone belastingvermindering. Dat betekent dat de fiscus het gestorte bedrag vermenigvuldigt met de bijzondere gemiddelde aanslagvoet van de belastingplichtige. Die bedraagt 30 tot 40 % volgens het bedrag van het belastbaar inkomen. De uitgaven voor dienstencheques daarentegen geven recht op een vaste belastingvermindering van 30 % of op een belastingkrediet als je weinig of geen belastingen betaalt.
Pagina 86
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden de uitgaven evenredig omgedeeld op ieders belastbare inkomen. Het systeem van dienstencheques geeft aanleiding tot ongelijke behandeling tussen wettelijk en feitelijk samenwonende koppels en tussen alleenstaanden en feitelijke koppels. Voor de berekening van de belastingaftrek wordt rekening gehouden met de burelijke staat. Het maximaal aftrekbare bedrag is geplafonneerd voor wettelijke gezinnen en feitelijke gezinnen die als 2 alleenstaanden worden beschouwd, kunnen deze kosten twee keer aftrekken. Onderafdeling II Quinquies: vermindering voor energiebesparende uitgaven en passiefhuizen Art. 145/24 … Er wordt een belastingvermindering verleend voor een aantal uitgaven die werkelijk betaald zijn voor een rationeler energieverbruik waarvan de belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder is… …De belastingvermindering bedraagt 1° 400 euro (basisbedrag 300) voor een lage energiewoning; 2°830 euro (basis bedrag 600) voor een passiefwoning; 3° 1.660euro (basisbedrag 1.200- voor een 0energiewoning… …Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, wordt de belastingvermindering met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde woning evenredig omgedeeld in functie van het belastbaar inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de belastbare inkomsten van de beide echtgenoten… Commentaar Verschillen eenverdienersgezinnen met twee partners vergeleken met alleenstaanden of
Pagina 87
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
tweeverdieners : wanneer het toebedeelde inkomen (huwelijksquotiënt) zo laag is dat de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven geen effect heeft, wordt die vermindering tijdelijk omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet maar dit geldt niet voor de uitgaven voor zonnepanelen en geothermische warmtepompen, voor de vermindering van energiezuinige woningen en voor de vermindering voor groene leningen. Het fiscaal voordeel valt voor eenverdieners op dit vlak dus lager uit. Maar anderzijds genieten alleenstaanden en feitelijk samenwonende eenverdieners gezinnen niet van het huwelijksquotiënt. Onderafdeling III Vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten; art. 146
Art. 146
Motivatie Doc 52 2222/009 Maatregel genomen om rekening te houden met de vermindering van de fiscale draagkracht als gevolg van de overgang van de toestand van actieve werknemer naar die van inactieve en met het feit dat de basisbedragen van de sociale uitkering historisch gezien netto berekend worden. Art. 146
Voor de toepassing van deze onderafdeling gelden de volgende begripsomschrijvingen: 1° pensioenen : pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen als vermeld in artikel 34, met inbegrip van niet sub 2° vermelde brugpensioenen; 2° brugpensioenen oud stelsel : brugpensioenen verkregen ter uitvoering, ofwel van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 16 januari 1975, ofwel van sectoriële of bijzondere overeenkomsten die gelijkaardige voordelen inhouden die vóór 1 juni 1986 zijn ingegaan of die in de periode van 1 juni 1986 tot 31 december 1986 zijn ingegaan ter uitvoering van
Voor de toepassing van deze onderafdeling gelden de volgende begripsomschrijvingen: 1° pensioenen: pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen als vermeld in artikel 34; 3° werkloosheidsuitkeringen: wettelijke en extra-wettelijke uitkeringen van alle aard verkregen als volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen ten gevolge van volledige of gedeeltelijke onvrijwillige werkloosheid doch met uitsluiting van de in artikel 31bis, derde lid, 1°, bedoelde uitkeringen, alsmede het inkomen verkregen voor prestaties geleverd in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst, voor het saldo dat overblijft na toepassing van artikel 38, § 1,
Pagina 88
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
een vóór 1 juni 1986 neergelegde collectieve arbeidsovereenkomst; 3° werkloosheidsuitkeringen : wettelijke en extra-wettelijke uitkeringen van alle aard verkregen als volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen ten gevolge van volledige of gedeeltelijke onvrijwillige werkloosheid alsmede het inkomen verkregen voor prestaties geleverd in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst, voor het saldo dat overblijft na toepassing van artikel 38, eerste lid, 13 4° wettelijke ziekte- en invaliditeits-uitkeringen : uitkeringen krachtens de wetgeving betreffende de verzekering tegen ziekte of invaliditeit °; 4° wettelijke ziekte- en invaliditeits-uitkeringen : uitkeringen krachtens de wetgeving betreffende de verzekering tegen ziekte of invaliditeit; 5° andere vervangingsinkomsten : vergoedingen van alle aard verkregen als volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van winst, baten of bezoldigingen met uitzondering van de sub 2° tot 4° vermelde vervangingsinkomsten.
eerste lid, 13°; 4° wettelijke ziekte- en invaliditeits-uitkeringen: uitkeringen krachtens de wetgeving betreffende de verzekering tegen ziekte of invaliditeit; ° andere vervangingsinkomsten: vergoedingen van alle aard verkregen als volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van winst, baten of bezoldigingen met uitzondering van de sub 3° en 4° vermelde vervangingsinkomsten en, bij gebrek aan werkhervatting bij een andere werkgever of bij gebrek aan werkhervatting als zelfstandige, van de in artikel 31bis, eerste lid, 2°, vermelde aanvullende vergoedingen. Commentaar
Art. 147
De verminderingen voor pensioenen en vervangingsinkomsten worden bij echtgenoten en wettelijk samenwonenden per echtgenoot of partner berekend, behalve voor de meeste werkloosheidsuitkeringen. Het basisbedrag ervan is gelijkgeschakeld met dat van alleenstaanden en feitelijk samenwonenden. Deze maatregel streeft naar fiscale neutraliteit ten aanzien van de gezinsvormen. In geval van huwelijksquotiënt wordt geen belastingvermindering verleend op dat deel van het inkomen dat aan de niet- of nauwelijks beroepsactieve partner wordt toegerekend. De vermindering wordt daarom berekend op het totale netto-inkomen van elke echtgenoot of wettelijk samenwonende partner volgens art. 149, zonder toepassing van het huwelijksquotiënt. Wanneer slechts één partner een inkomen heeft, is de andere van de belastingvermindering uitgesloten. 23 Art. 147
Op de belasting met betrekking tot pensioenen en vervangingsinkomsten worden de volgende
Op de belastingen met betrekking tot pensioenen en vervangingsinkomsten worden
23
Kamercommissie Financiën, Mondelinge vraag nr. 12251, Beknopt verslag, Com. 1032, p. 11-12, 4 juli 2006.
Pagina 89
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
verminderingen verleend: 1° als het inkomen uitsluitend uit pensioenen of andere vervangingsinkomsten bestaat: - 54.240 frank (60.223 frank voor aj.2000) voor een alleenstaande belastingplichtige; - 63.332 frank (70.318 frank voor aj.2000) voor echtgenoten samen; 2° als het inkomen gedeeltelijk uit pensioenen of andere vervangingsinkomsten bestaat : een bedrag gelijk aan een gedeelte van de in 1° vermelde verminderingen, waarbij dat gedeelte wordt bepaald naar de verhouding tussen het nettobedrag van de pensioenen en andere vervangingsinkomsten enerzijds en het totale netto-inkomen anderzijds; 3° als het inkomen uitsluitend uit brugpensioenen oud stelsel bestaat; - 98.214 frank (109.047 frank voor aj.2000) voor een alleenstaande belastingplichtige; - 107.307 frank (119.143 frank voor aj.2000) voor echtgenoten samen; 4° als het inkomen gedeeltelijk uit brugpensioenen oud stelsel bestaat: een bedrag gelijk aan een gedeelte van de in 3° vermelde verminderingen, waarbij dat gedeelte wordt bepaald naar de verhouding tussen het nettobedrag van die brugpensioenen enerzijds en het totale netto-inkomen anderzijds 5° als het inkomen uitsluitend uit werkloosheidsuitkeringen bestaat : het bedrag van de verminderingen als vermeld in 1°; 6° als het inkomen gedeeltelijk uit werkloosheidsuitkeringen bestaat : een bedrag gelijk aan een gedeelte van de in 1° vermelde verminderingen, waarbij dat gedeelte wordt bepaald naar de verhouding tussen het nettobedrag van de werkloosheidsuitkeringen enerzijds en het totale netto- inkomen anderzijds; 7° als het inkomen uitsluitend uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen bestaat: -69.626 frank (77.306 frank voor aj.2000) voor een alleenstaande belastingplichtige; - 78.719 frank (87.402 frank voor aj.2000) voor echtgenoten samen;
de volgende verminderingen verleend: 1° als het netto-inkomen uitsluitend uit pensioenen of andere vervangingsinkomsten bestaat: 1.861,42 EUR (basisbedrag 1.344,57 EUR); 2° als het netto-inkomen gedeeltelijk uit pensioenen of andere vervangingsinkomsten bestaat: een gedeelte van het in 1° bedoelde bedrag, welk gedeelte evenredig is met de verhouding tussen, enerzijds, het netto bedrag van de pensioenen en de andere vervangingsinkomsten en, anderzijds, het nettoinkomen met uitsluiting: a) van het loon dat bij de nieuwe werkgever wordt verkregen of van het inkomen dat uit een nieuwe zelfstandige beroepsactiviteit wordt verkregen, in geval van het verkrijgen van: -ofwel, een in artikel 31bis, derde lid, 2°, bedoelde aanvullende vergoeding; -ofwel, een in artikel 31bis, derde lid, 2°, bedoelde aanvullende vergoeding samen met een in artikel 31bis, eerste lid, 1 °, eerste streepje, en tweede lid, bedoelde aanvullende vergoeding; - ofwel, een in artikel 31bis, eerste lid, 1°, tweede streepje, en tweede lid, bedoelde aanvullende vergoeding; b) van de activiteitsinkomsten, in geval van het verkrijgen door een belastingplichtige die de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt, van een wettelijk pensioen dat het bedrag bedoeld in artikel 154, § 2, 1°, niet overschrijdt of in geval van het verkrijgen van een overlevingspensioen; 7° als het netto-inkomen uitsluitend uit werkloosheidsuitkeringen bestaat: 1.861,42 EUR (basisbedrag 1.344,57 EUR); 8° als het netto-inkomen gedeeltelijk uit werkloosheidsuitkeringen bestaat: een gedeelte van het in 7° bedoelde bedrag, welk gedeelte evenredig is met de verhouding tussen het nettobedrag van de werkloosheidsuitkeringen, enerzijds en het netto-inkomen anderzijds; 9° als het netto-inkomen uitsluitend uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen bestaat: 2.389,45 EUR (basisbedrag 1.725,98
Pagina 90
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
8° als het inkomen gedeeltelijk uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen bestaat : een bedrag gelijk aan een gedeelte van de in 7° vermelde verminderingen, waarbij dat gedeelte wordt bepaald naar de verhouding tussen het nettobedrag van de wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen enerzijds en het totale netto-inkomen anderzijds. Uitleg/commentaar Het bedrag van de vermindering verschilt naargelang men als echtgenoot of als alleenstaande wordt belast (het verschil vloeit voort uit het verschil in het bedrag van de belastingvrije som). Het bedrag van de verminderingen van alleenstaanden-samenwonenden is dus bijna twee maal hoger dan dat voor echtgenoten.
EUR); 10° als het netto-inkomen gedeeltelijk uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen bestaat: een gedeelte van het in 9° vermelde bedrag, welk gedeelte evenredig is met de verhouding tussen het nettobedrag van de wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen enerzijds en het netto-inkomen anderzijds. Onder activiteitsinkomsten als bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt verstaan de beroepsinkomsten verminderd met: 1° de in artikel 23, § 1, 5°, bedoelde inkomsten; 2° de vergoedingen verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van inkomsten. Commentaar De fiscale discriminatie van gehuwden ten opzichte van samenwoners van wie het inkomen uitsluitend of gedeeltelijk uit pensioenen of vervangingsinkomsten bestaat, is opgeheven. Deze discriminatie werd vóór de belastinghervorming van 2001 in de hand gewerkt door de toekenning van een verschillende belastingvermindering naargelang de samenlevingsvorm. Er is nu een gelijkschakeling van de toegekende belastingvermindering voor gehuwden en wettig samenwonenden enerzijds en fiscaal alleenstaanden anderzijds, wanneer hun inkomsten uit pensioenen, brugpensioen oud stelsel en wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen bestaan. Maar er is nog steeds een ongelijke behandeling van personen van wie het netto-inkomen geheel of gedeeltelijk uit brugpensioen nieuw stelsel of uit werkloosheidsuitkeringen bestaat. De verleende belastingvermindering is voor een fiscaal alleenstaande lager (1.344,57 euro in 2010) dan voor beide gehuwden of wettig samenwonenden samen (1.569,96 euro). Art. 150
Pagina 91
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden de in deze onderafdeling bepaalde verminderingen en grenzen per belastingplichtige berekend. Art. 151
Art. 151
Wanneer het belastbare inkomen 833.000 frank of meer bedraagt, wordt de vermindering voor werkloosheidsuitkeringen, andere dan die welke zijn toegekend aan werklozen die op 1 januari van het aanslagjaar 58 jaar of ouder zijn en een anciënniteitstoeslag bevatten, niet toegepast; wanneer het belastbare inkomen begrepen is tussen 666.000 frank en 833.000 frank wordt die vermindering slechts verleend tot een deel dat wordt bepaald naar de verhouding tussen, eensdeels, het verschil tussen 833.000 frank en het belastbare inkomen en, anderdeels, 167.000 frank.
Wanneer het belastbare inkomen 25.750 EUR (basisbedrag 18.600 EUR) of meer bedraagt, worden de verminderingen voor werkloosheidsuitkeringen, andere dan die welke zijn toegekend aan werklozen die op 1 januari van het aanslagjaar 58 jaar of ouder zijn en een anciënniteitstoeslag bevatten, niet toegepast. Wanneer het belastbare inkomen begrepen is tussen 20.630 EUR (basisbedrag 14.900 EUR) en 25.750 EUR (basisbedrag 18.600 EUR), worden die verminderingen slechts verleend tot een deel dat wordt bepaald naar de verhouding tussen, eensdeels, het verschil tussen 25.750 EUR (basisbedrag 18.600 EUR) en het belastbare inkomen en, anderdeels, het verschil tussen 25.750 EUR (basisbedrag 18.600 EUR) en 20.630 EUR (basisbedrag 14.900 EUR). Uitleg
Art. 152
Dit artikel bepaalt dus de grensbedragen van het belastbare inkomen voor de toepassing van de belastingvermindering voor werkloosheidsuitkeringen. Art. 152
Wanneer het belastbare inkomen 1.332.000 frank of meer bedraagt, worden de niet in artikel 151 vermelde verminderingen slechts tot één derde verleend ; wanneer het belastbare inkomen begrepen is tussen 666.000 frank en 1.332.000 frank worden die verminderingen slechts verleend tot één derde, vermeerderd met een deel van de resterende tweederde dat bepaald wordt naar de verhouding tussen, eensdeels, het verschil tussen 1.332.000 frank en het belastbare inkomen en, anderdeels, 666.000 frank.
Wanneer het belastbare inkomen 41.260 EUR (basisbedrag 29.800 EUR) of meer bedraagt, worden de niet in artikel 151 vermelde verminderingen slechts tot één derde verleend. Wanneer het belastbare inkomen begrepen is tussen 20.630 EUR (basisbedrag 14.900 EUR) en 41.260 EUR (basisbedrag 29.800 EUR), wordt deze grens van één derde vermeerderd met een deel van de resterende tweederde bepaald door de verhouding tussen, eensdeels, het verschil tussen 41.260 EUR (basisbedrag 29.800 EUR) en het belastbare inkomen en, anderdeels, het
Pagina 92
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
verschil tussen 41.260 EUR (basisbedrag 29.800 EUR) en 20.630 EUR (basisbedrag 14.900 EUR). Commentaar
Commentaar
Samenwonenden: Voor de toepassing van deze regel (art. 151 en 152) wordt alleen het totale bedrag aan inkomsten van de alleenstaande belastingplichtige die vervangingsinkomsten heeft, in aanmerking genomen en niet die van de partner.
Feitelijk samenwonenden: idem ?
Art. 152bis Van de overeenkomstig de artikelen 147 tot 152 berekende vermindering wordt een bedrag afgetrokken dat gelijk is aan 25 pct van het verschil tussen het overeenkomstig artikel 131, eerste lid, 1° of 2°, toegepaste bedrag van de belastingvrije som en het in artikel 131, eerste lid, 3°, vermelde bedrag, wanneer het belastbaar inkomen van de belastingplichtige uitsluitend bestaat uit: - ofwel pensioenen of andere vervangingsinkomsten; - ofwel werkloosheidsuitkeringen; - ofwel wettelijke ziekte- en invaliditeitsvergoedingen In de andere gevallen wordt van de overeenkomstig de artikelen 147 tot 152 berekende verminderingen een bedrag afgetrokken dat gelijk is aan 25 pct van het in het vorige lid vermelde verschil, vermenigvuldigd met de verhouding tussen respectievelijk het bedrag van de pensioenen of andere vervangingsinkomsten, van de werkloosheidsuitkeringen of van de wettelijke ziekte- en invaliditeitsvergoedingen en het belastbaar inkomen van de belastingplichtige. Art. 153 Geen vermindering ingevolge deze onderafdeling mag hoger zijn dan het gedeelte
Pagina 93
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
van de belasting dat betrekking heeft op de inkomsten waarvoor zij is verleend. Uitleg
Art. 154
Het bedrag van de vermindering voor pensioenen en vervangingsinkomsten moet bijgevolg bij iedere echtgenoot of wettelijk samenwonende partner afzonderlijk worden begrensd tot het gedeelte van de belasting dat betrekking heeft op de in zijnen hoofde belastbare inkomsten waarvoor aan hem een vermindering voor pensioenen of vervangingsinkomsten wordt verleend. In geval van toepassing van het huwelijksquotiënt wordt geen belastingvermindering verleend op het deel van het inkomen dat aan de partner wordt toegerekend. Daarom wordt de vermindering berekend op basis van het netto-inkomen dat in art. 149 gedefinieerd wordt als het totale nettoinkomen van elke echtgenootof wettelijk samenwonende partner zonder toepassing van het huwelijksquotiënt. Bijgevolg is de niet- (of nauwelijks) beroepsactieve partner uitgesloten van de belastingvermindering. 24 Art. 154
Geen belasting is verschuldigd: 1° wanneer het inkomen uitsluitend uit pensioenen en vervangingsinkomsten bestaat en het totale bedrag van die inkomsten niet hoger is dan het maximumbedrag van de wettelijke werkloosheidsuitkering, de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen niet inbegrepen; 2° wanneer het inkomen uitsluitend uit brugpensioenen oud stelsel bestaat en het bedrag van die inkomsten niet hoger is dan het maximumbedrag van het bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 van 19 december 1974 bedoelde brugpensioen; 3° wanneer het inkomen uitsluitend uit
§1 Een bijkomende vermindering wordt verleend wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit pensioenen of vervangingsinkomsten. De bijkomende vermindering wordt berekend volgens de in de volgende paragrafen bepaalde regels: §2 De bijkomende vermindering is gelijk aan de belasting die overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 152bis wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit: 1° pensioenen of vervangingsinkomsten en het totale bedrag van die inkomsten niet hoger is dan het maximumbedrag van de wettelijke
24
Kamer, vraag nr. 1331, in Vragen en Antwoorden, 2005-2006, nr. 135, p. 26555-26557.
Pagina 94
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
werkloosheidsuitkeringen bestaat en het bedrag van die uitkeringen niet hoger is dan het maximumbedrag van de wettelijke werkloosheidsuitkering, in voorkomend geval met inbegrip van de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, indien de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt; 4° wanneer het inkomen uitsluitend uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen bestaat en het bedrag van die inkomsten niet hoger is dan tien negenden van het maximumbedrag van de wettelijke werkloosheidsuitkering, de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen niet inbegrepen. Uitleg Geen enkele belasting is verschuldigd wanneer het inkomen louter uit een basisvervangingsinkomen bestaat. Om deze regel toe te passen neemt men de inkomsten van beide echtgenoten in aanmerking. Voor samenwoners: idem.
werkloosheidsuitkering dat kan worden toegekend na de eerste twaalf maanden van volledige werkloosheid, de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen niet inbegrepen; 2° werkloosheidsuitkeringen en het bedrag van die uitkeringen niet hoger is dan het maximumbedrag van de wettelijke werkloosheidsuitkering dat kan worden toegekend tijdens de eerste twaalf maanden van volledige werkloosheid; 3° wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en het bedrag van die inkomsten niet hoger is dan tien negenden van het maximumbedrag van de wettelijke werkloosheidsuitkering dat kan worden toegekend na de eerste twaalf maanden van volledige werkloosheid, de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen niet inbegrepen; Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden de totale nettoinkomens van de beide echtgenoten samengeteld voor de toepassing van het eerste lid. §3 In de andere dan in § 2 bedoelde gevallen is de bijkomende vermindering gelijk aan het positieve verschil tussen: 1° het bedrag van de belasting die nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 152bis, en 2° het verschil tussen: - wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit pensioenen of vervangingsinkomsten, die pensioenen of vervangingsinkomsten en het maximumbedrag dat overeenkomstig § 2, 1 °, van toepassing is; - wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit werkloosheidsuitkeringen, die werkloosheidsuitkeringen en het maximumbedrag dat overeenkomstig § 2, 2°, van toepassing is; - wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, die wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en het maximumbedrag dat overeenkomstig § 2, 3°, van toepassing is; In het geval bedoeld in het eerste lid, 2°, eerste
Pagina 95
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
streepje, wordt de bijkomende vermindering in voorkomend geval verdeeld naar de verhouding van het gedeelte van de belasting dat nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 152bis en dat respectievelijk betrekking heeft op pensioenen of andere vervangingsinkomsten, op werkloosheidsuitkeringen of op wettelijke ziekte- en invaliditeitsvergoedingen en het totaal van de belasting dat nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 152bis. Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden zowel de totale nettoinkomens als het bedrag van de overblijvende belasting van de beide echtgenoten samengeteld voor de toepassing van het eerste lid. De aldus berekende bijkomende vermindering wordt verdeeld in verhouding tot het bedrag van de belasting van elke echtgenoot die nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 152bis.
Onderafdeling IV: vermindering voor inkomsten uit het buitenland Art. 155 Inkomsten die krachtens internationale overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting zijn vrijgesteld, komen in aanmerking voor het bepalen van de belasting, maar deze wordt verminderd naar de verhouding tussen de inkomsten die zijn vrijgesteld en het geheel van de inkomsten. Uitleg Vermindering voor inkomsten uit het buitenland (voorbehoud van geleidelijkheid) : De inkomsten die krachtens verdrag zijn vrijgesteld worden in aanmerking genomen om het belastingtarief voor andere inkomsten, belastbaar in België, vast te stellen. - In principe worden de belastingvrije inkomsten
Art. 155 Inkomsten die krachtens internationale overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting zijn vrijgesteld, komen in aanmerking voor het bepalen van de belasting, maar deze wordt verminderd naar de verhouding tussen de inkomsten die zijn vrijgesteld en het geheel van de inkomsten. Dit is eveneens het geval voor: - Inkomsten vrijgesteld krachtens andere internationale verdragen of akkoorden, voor zover zij een clausule van progressievoorbehoud bevatten; - Beroepsinkomsten betaald of toegekend aan leden en voormalige leden van het Europees Parlement of hun rechthebbenden en die worden onderwopen aan de Europese
Pagina 96
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
in aanmerking genomen om de hoogte van de aanslag van het gezin vast te stellen. Een arrest heeft deze administratieve praktijk veroordeeld. De vrijgestelde inkomsten mogen niet in aanmerking worden genomen om de hoogte van de aanslag op de inkomsten van de echtgenoot te bepalen die deze vrijgestelde inkomsten verkregen heeft. De administratie zal haar methode van toepassing niet wijzigen. - Een arrest van het arbitragehof dat zich moest uitspreken over het voorbehoud van geleidelijkheid dat door de administratie wordt toegepast op een gezin samengesteld uit een echtgenoot met vrijgestelde inkomsten en een echtgenote met lage werkloosheidsuitkering, oordeelde dat de toepassing van het huwelijksquotiënt als gevolg had dat de belasting verschuldigd door het gezin steeg, hetgeen tegenstrijdig is met het doel van de wetgever en dus discriminerend. De vrijgestelde inkomsten worden in aanmerking genomen om het belastingtarief vast te stellen van andere belastbare inkomsten van de alleenstaande.
Gemeenschapsbelasting. Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, wordt de vermindering per belastingplichtige op zijn totale netto-inkomen berekend.
Onderafdeling IV bis: omzetting van verminderingen in een terugbetaalbaar belastingkrediet Art. 156bis: het deel van de in de artikelen 145/1 tot 156 bedoelde verminderingen dat geen aanleiding geeft tot een daadwerkelijke Art. 156 Tot de helft wordt verminderd het deel van de belasting dat evenredig overeenstemt 1° met inkomsten van in het buitenland gelegen onroerende goederen; 2° met in het buitenland behaalde en belaste beroepsinkomsten, met uitzondering van de inkomsten van roerende goederen en kapitalen die de belastingplichtige gebruikt voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid in inrichtingen waarover hij in België beschikt ; op bezoldigingen van bedrijfsleiders is deze bepaling slechts van toepassing in zover die inkomsten uit hoofde van een werkzaamheid die
Pagina 97
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
de verkrijgers ten behoeve van in het buitenland gelegen inrichtingen uitoefenen, op de resultaten van die inrichtingen worden toegerekend; 3° met de hierna vermelde diverse inkomsten: in het buitenland behaalde en belaste winst of baten; prijzen, subsidies, renten of pensioenen ten laste van vreemde openbare machten of openbare instellingen; onderhoudsuitkeringen ten laste van nietrijksinwoners.
Commentaar :
Dezelfde vragen rijzen bij dit artikel (als bij art. 155) dat bij gebrek aan overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting de belasting met betrekking tot de inkomsten uit het buitenland tot de helft vermindert.vermindering van de belasting die verschuldigd is na toepassing van artikel 156, wordt omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet in de mate dat het betrekking heeft op 1° de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen 145/21 tot 145/23 … en energiebesparende uitgaven.
Belastingverminderingen De fiscus berekent de belastingvermindering voor een aantal uitgaven, zoals de levensverzekeringspremie, storting in het kader van pensioensparen, energiebesparende uitgaven voor de woning,… voor elke partner apart. Het bedrag vermeld in de aangifte, wordt vermenigvuldigd met een vast percentage, de zogenaamde bijzondere gemiddelde aanslagvoet 25 van de betrokken persoon. Deze aanslagvoet is niet noodzakelijk dezelfde voor beide partners zodat elke partner voor een identieke uitgave aan een andere belastingvermindering kan komen. Ook de belastingvermindering voor een vervangingsinkomen wordt apart per persoon toegekend. Afdeling II: Bijzondere stelsels van aanslag Sommige inkomsten zijn niet onderworpen aan de progressieve tarieven maar worden afzonderlijk 25
De bijzondere gemiddelde aanslagvoet dient om bepaalde belastingverminderingen te berekenen. Het is de gemiddelde aanslagvoet waarbij geen rekening gehouden wordt met eventuele personen ten laste of met een persoon met een zware handicap binnen het gezin. Deze personen ten laste houden de gemiddelde aanslagvoet immers lager. De bijzondere gemiddelde aanslagvoet bedraagt minimaal 30% en maximaal 40%.
Pagina 98
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
belast aan een apart tarief. Art. 171 … Al naargelang de situatie worden volgende tarieven toegepast: 33%, 10%, 15%, 16,5%. 4°… Uitleg: Stopzettingsmeerwaarden De stopzettingsmeerwaarden voor een beroepswerkzaamheid zijn in principe belastbaar voor 33%. Dit percentage wordt verminderd tot 16,5% met name bij overlijden van de belastingplichtige. Com IB 171/78 Bij het overlijden van de meewerkende echtgenoot kan overwogen worden om een tarief van 16,5% te verlenen, als het verlenen van een niet onaanzienlijke toekenning aan die echtgenoot gerechtvaardigd was. Com IB 92 171/91 Dezelfde regels zijn van toepassing op de vergoedingen die men krijgt bij vermindering van de werkzaamheid door het overlijden van de meewerkende echtgenoot.
Onderafdeling II: Afzonderlijke aanslagen Art. 171: In afwijking van de artikelen 130 tot 168, zijn afzonderlijk belastbaar, behalve wanneer de aldus berekende belasting, vermeerderd met de belasting betreffende de andere inkomsten, meer bedraagt dan die welke zou voortvloeien uit de toepassing van de evenvermelde artikelen op het geheel van de belastbare inkomsten: …Bv 1° tegen een aanslagvoet van 33%: i) de beroepsinkomsten die worden betaald of toegekend aan: - sportbeoefenaars, uit hoofde van hun sportieve activiteiten en voor zover zij op 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt; - scheidsrechters, uit hoofde van hun activiteiten als scheidsrechter tijdens sportwedstrijden; - opleiders, trainers en begeleiders, uit hoofde van hun opleidende, omkaderende of ondersteunende activiteit ten behoeve van de sportbeoefenaars; Op voorwaarde dat zij beroepsinkomsten uit een andere beroepsactiviteit verkrijgen waarvan het totaal brutobelastbaar bedrag meer bedraagt dan het totaal brutobelastbaar bedrag van de beroepsinkomsten die zij behalen uit hun voornoemde activiteit ais sportbeoefenaar, scheidsrechter, opleider, trainer of begeleider Uitleg Wanneer samen belaste echtgenoten of wettelijk samenwonenden in art. 171 bedoelde inkomsten hebben verworven, gebeuren de berekeningen voor elke partner afzonderlijk, eendeels met toepassing van het stelsel van de volledige samenvoeging en anderdeels met
Pagina 99
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
toepassing van het stelsel van gedeeltelijke samenvoeging (idem art. 86, 87, 88). 26 Tegen andere aanslagvoeten 27… Bedenking Vanuit welke aanleidingen, redenen zijn de verschillende aanslagvoeten ontstaan? Welke logica?
Aan de vier belastingen gemene bepalingen Storting van de belasting door voorheffing Titel VI: aan de vier belastingen gemene bepalingen Hoofdstuk I: Storting van de belasting door voorheffing Afdeling II: onroerende voorheffing Art. 251
art. 251 van toepassing voor het Vlaams Gewest.
De onroerende voorheffing is verschuldigd door de eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker van de belastbare goederen, volgens de regels bepaald door de Koning. Art. 252 In afwijking van artikel 251 mag de onroerende voorheffing op de inkomsten van de persoonlijke onroerende goederen van de vrouw ten name van de man worden gevestigd. Directe discriminatie: onroerende voorheffing Deze voorheffing op naam van de echtgenoot wordt gesteld op de inkomsten van persoonlijke goederen van de gehuwde vrouw.
26
Art. 252 werd opgeheven met ingang van het aanslagjaar 2002 Zie de teksten van het Vlaams Gewest, Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Art. 257 van toepassing voor het Vlaams Gewest Zie: www.onroerendevoorheffing.be Onroerende voorheffing
Vraag nr. 1062, Vragen en Antwoorden Kamer, 2005-2006, nr. 136, p. 26654-26655, 10 januari 2006
27
Zie: http://ccff02.minfin.fgov.be/KMWeb/document.do?method=view&nav=1&id=dff07615-9154-4d8f-86d32170cc4d1855&disableHighlightning=true#findHighlighted
Pagina 100
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Afdeling IV: Bedrijfsvoorheffing Uitleg De bedrijfsvoorheffing op beroepsinkomsten is een verplichte afhouding op de werkelijke bruto-inkomsten, verminderd met de RSZ-bijdragen (bruto-inkomsten - RSZ = belastbaar inkomen). De werkgever moet de bedrijfsvoorheffing op het belastbaar inkomen inhouden en doorstorten naar de schatkist. De bedrijfsvoorheffing is eigenlijk een voorafbetaling van de persoonlijke belastingen. Schaal 1 is van toepassing wanneer de verkrijger van inkomsten een alleenstaande is of een echtgenoot of wettelijk samenwonende partner heeft die zelf beroepsinkomsten heeft. Schaal 2 is van toepassing wanneer de verkrijger van de inkomsten een echtgenoot of wettelijk samenwonende partner heeft die geen beroepsinkomsten heeft. Afhankelijk van het jaarinkomen en de gezinstoestand wordt maandelijks een bedrag afgetrokken van de belastingen die je moet betalen. De som van die maandelijkse bedragen wordt jaarlijks afgetrokken van de te betalen belastingen. Hoe meer gezinslasten hoe hoger het bedrag dat wordt afgetrokken. Ook op de sociale uitkeringen wordt bedrijfsvoorheffing betaald. Art. 270-275 Art. 270-275/8 Art. 275 § 1 De bedrijfsvoorheffing wordt vastgesteld volgens de aanduidingen van de schalen opgesteld door de Koning … Commentaar Directe discriminatie Bedrijfsvoorheffing Wat de bedrijfsvoorheffing betreft bepaalt bijlage III van het KB/WIB 92 in hoofdstuk 1, afdeling 2 dat "als de twee echtgenoten beroepsinkomsten hebben, de verminderingen voor gezinslasten aan de man dienen toegekend te worden". Een gevolg hiervan is dat als de man een beroepswerkzaamheid uitoefent waarvan de inkomsten niet in België belast worden, de vermindering niet kan worden toegekend op de inkomsten van de vrouw. In de omgekeerde situatie, wordt de vermindering wel toegekend aan de man.
Op de bedrijfsvoorheffing zijn volgende verminderingen van toepassing: Voor kinderen ten laste: Aantal kinderen Vermindering per maand 1 31,00 euro 2 85,00 3 229,00 4 418,00 5 618,00 6 817,00 7 1.016,00 8 1.231,00 Andere verminderingen ingevolge de gezinssituatie: Vermindering met 22,00 euro voor een alleenstaande (behalve gepensioneerde of bruggepensioneerde). Vermindering met 31,00 euro voor niet hetrouwde weduwe/weduwnaar met minstens 1 kind ten laste; mindervalide werknemer; mindervalide echtgeno(o)t(e) ten laste, schaal 2; personen ten laste (andere dan kinderen, echtgeno(o)t(e), wettelijk samenwonende partner); mindervalide personen ten laste (andere dan kinderen, echtgeno(o)t(e), wettelijk samenwonende partner). Vermindering met 99,50 euro, enkel schaal 1 als de echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner een beroepsinkomen heeft dan niet hoger is dan 199,00 euro per maand. Vermindering met 64,00 euro voor ouders, grootouders, broers of zussen ten laste die de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben. Vermindering gelijk aan 30% van het bedrag van
Pagina 101
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
persoonlijke bijdragen van de werknemer in het kader van groepsverzekering of pensioenfonds. Vermindering van 5,79 euro (na de uitvoering van de voorafgaande verminderingen) op de belastbare bezoldiging tot maximum 2095,98 euro voor werknemers met een laag of midden inkomen die recht hebben op de verhoogde belastingvrije som. …
Uitleg
Wanneer beide ouders een beroepsinkomen hebben, dan kunnen zij zelf meedelen aan de fiscus welke ouder de vermindering van de bedrijfsvoorheffing krijgt. Deze keuze moet vermeld worden in een attest (model van de fiscus ) en ze blijft gelden tot wanneer de ouders ze zelf veranderen. Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing geldt de gezinstoestand op 1 januari van het inkomstenjaar. Bij wijziging van die gezinstoestand in de loop van het jaar mag de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing de nieuwe toestand in aanmerking nemen zodra hij daarover ingelicht is. De directe discriminatie v/m is opgeheven maar er blijft nog altijd een verschillende behandeling Commentaar Het onderscheid tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden is weggewerkt in de inkomstenbelasting maar niet in de bedrijfsvoorheffing. Gehuwde en wettelijk samenwonende ouders ontvangen minder voorheffingsvermindering dan alleenstaande ouders. Er is ook een verschil tussen enerzijds gescheiden ouders die als alleenstaande belast worden en anderzijds weduwen/weduwnaren en alleenstaande ouders die nooit huwden. Alle ouders die als alleenstaanden belast worden, hebben recht op een bijkomende belastingvrije som. Maar bij de berekening van de bedrijfsvoorheffing wordt geen rekening gehouden met de feitelijke toestand van de betrokken personen. Gescheiden ouders die niet opnieuw huwen of wettelijk gaan samenwonen
Pagina 102
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
moeten meestal twee jaar wachten op deze financiële ondersteuning.
Verrekening van de voorheffingen Hoofdstuk II: Verrekening van de voorheffingen Afdeling IVbis: Belastingkrediet Commentaar Onrechtvaardigheden Geen fiscaal voordeel gezinslast bij lage inkomens Mensen met een zeer laag inkomen (dikwijks vrouwen) betalen geen belasting zodat zij uit de fiscaliteit geen voordeel halen voor kinderen of gezinsuitgaven. Er zijn personen van wie het inkomen zo laag is dat ze zelfs niet ingekohierd zijn. Ook zijn er ingekohierden die over een inkomen beschikken dat lager is dan de belastbare drempel (onder 206.000 BEF voor alleenstaanden en 324.000 BEF voor gehuwden zonder kinderen), namelijk het minimuminkomen (bestaansminimum of gewaarborgd inkomen voor bejaarden). Deze personen worden uitgesloten van de belastingstatistieken. Volgens ramingen op basis van steekproeven gaat het om 14% van de in België wonende personen. Het zijn vooral pensioentrekkers (10%), bestaansminimumtrekkers of kleine renteniers (4%). Er zijn geen gegevens over geslacht, leeftijd, gezinstoestand, beroepsverleden, enzovoort. Rekening houdend met diverse studies, die de feminisering van de armoede aantonen, ligt het voor de hand dat vrouwen een groot deel van de fiscaal uitgeslotenen vormen. De belangrijkste fiscaal aftrekbare onkosten die niet-belastingplichtigen niet in rekening kunnen brengen, zijn:
Onderafdeling I : Belastingkrediet voor belastingplichtigen - natuurlijke personen Art. 289bis §1. Met betrekking tot de in artikel 23, § 1, 1° en 2°, vermelde winst en baten, wordt met de personenbelasting een belastingkrediet verrekend van 10 pct, met een maximum van 3.750 EUR, van het meerdere van: - het op het einde van het belastbare tijperk bestaande positieve verschil tussen de fiscale waarde van de in artikel 41 vermelde vaste activa en het totale bedrag van de schulden met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar die betrekking hebben op uitgeoefende beroepswerkzaamheden die winst of baten opbrengen; - ten opzichte van het op het einde van één van de drie voorafgaande belastbare tijdperken bereikte hoogste bedrag van dit verschil; Het verlenen van het belastingkrediet is onderworpen aan de voorwaarde dat de belastingplichtige bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen een attest voegt waarvan het model door de Minister die bevoegd is voor het sociaal statuut van de zelfstandigen wordt vastgesteld en waarbij wordt bevestigd dat hij in orde is met de betaling van zijn sociale zekerheidsbijdragen als zelfstandige In de gevallen vermeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 1° en 3°, wordt het belastingkrediet bepaald alsof er geen verandering van belastingplichtige is geweest. Wanneer een gemeenschappelijke aanslag
Pagina 103
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Beroepsinkomsten aftrek van reële beroepskosten huwelijksquotiënt Aftrekbaar van het geheel belastbaar inkomen onderhoudsuitkeringen uitgaven voor de opvang van kinderen giften vrijstelling voor kinderen ten laste De belastingberekening zelf bijkomende vrijstelling voor ieder kind dat de leeftijd van drie jaar niet heeft bereikt en waarvoor er geen aftrek voor opvang van kinderen is aangeduid verhoogde vrijstelling voor gehandicapte kinderen vrijstelling voor ieder ander persoon ten laste: ouders, gehandicapte echtgenoot, alleenstaande ouder,… Uitgaven die recht geven op een belastingvermindering sommen bestemd voor pensioensparen premies van individuele levensverzekeringen aflossingen van een hypothecaire lening in functie van het soort woning dat werd verworven PWA-cheques Inkomsten van roerende goederen en kapitalen de eerste schijf van 55.000 BEF (per gezin) van de inkomsten uit spaardeposito's de eerste schijf van 5.000 BEF van dividenden van erkende coöperatieve vennootschappen BEVEK kapitalisatieproducten Inkomsten van onroerende goederen intresten van een lening aangegaan voor het verwerven van een woning forfaitaire aftrek op het kadastraal inkomen van het huis dat men betrekt (wat varieert in functie van het aantal personen ten laste)
wordt gevestigd, worden het percentage, het bedrag en de grens bepaald in het eerste lid per echtgenoot beoordeeld. § 2… § 3. Om recht te kunnen hebben op het belastingkrediet, moet de belastingplichtige bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar waarvoor hij de verrekening vraagt, een ingevulde, gedagtekende en ondertekende opgave voegen, waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde wordt vastgesteld. Motivatie Doc. 52 2222/009 Maatregel genomen om de heropleving van de economische activiteit te stimuleren door het eigen vermogen van de individuele ondernemingen te versterken. Art. 289ter: § 1. Wanneer het totale netto-inkomen van het belastbare tijdperk niet meer bedraagt dan 19.580 EUR (basisbedrag 14.140 EUR), heeft de rijksinwoner recht op een belastingkrediet waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van het bedrag van de activiteitsinkomsten. Het bedrag van de activiteitsinkomsten is gelijk aan het nettobedrag van de beroepsinkomsten verminderd met: 1° de in artikel 23, § 1, 5°, vermelde inkomsten; 2° de bezoldigingen die zijn bedoeld in: -artikel 30, 1°, verworven door belastingplichtigen andere dan personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten in de overheidssector; - artikel 30, 2°, wat de bedrijfsleiders betreft die zijn bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1°, en die tewerkgesteld zijn in dienstverband; 3° de vergoedingen verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van inkomsten; 4° de beroepsinkomsten die overeenkomstig artikel 171 afzonderlijk worden belast; 5° de winst of baten die voor de toepassing van de wetgeving betreffende het sociaal statuut van
Pagina 104
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
de zelfstandigen als inkomsten van een bijberoep worden beschouwd; Geen belastingkrediet wordt verleend aan de belastingplichtige die winst of baten heeft verkregen die zijn vastgesteld volgens forfaitaire grondslagen van aanslag. Bij een gemeenschappelijke aanslag worden het belastingkrediet, de inkomsten en de grenzen berekend per belastingplichtige vóór toepassing van de artikelen 86 tot 89. Geen belastingkrediet wordt verleend aan de in artikel 33, eerste lid, bedoelde meewerkende echtgenoten wanneer hun bezoldigingen voortkomen uit een activiteitsinkomen dat niet in aanmerking komt voor het belastingkrediet of dat wordt toegekend door een belastingplichtige als bedoeld in het derde lid. § 2. Om recht te geven op een belastingkrediet moet het bedrag van de activiteitsinkomsten hoger zijn dan 4.510 EUR (basisbedrag 3.260 EUR). Het bedrag van het belastingkrediet wordt als volgt bepaald: 1° wanneer het bedrag van de activiteitsinkomsten meer dan 4.510 EUR (basisbedrag 3.260 EUR) bedraagt doch niet meer dan 6.020 EUR (basisbedrag 4.350 EUR): 610 EUR (basisbedrag 440 EUR) vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het verschil tussen het bedrag van de activiteitsinkomsten en 4.510 EUR (basisbedrag 3.260 EUR) en de noemer gelijk is aan het verschil tussen 6.020 EUR (basisbedrag 4.350 EUR) en 4.510 EUR (basisbedrag 3.260 EUR); 2° wanneer het bedrag van de activiteitsinkomsten meer dan 6.020 EUR (basisbedrag 4.350 EUR) bedraagt doch niet meer dan 15.060 EUR (basisbedrag 10.880 EUR): 610 EUR (basisbedrag 440 EUR); 3° wanneer het bedrag van de activiteitsinkomsten meer dan 15.060 EUR (basisbedrag 10.880 EUR) bedraagt doch niet meer dan 19.580 EUR (basisbedrag 14.140 EUR): 610 EUR (basisbedrag 440 EUR) vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het
Pagina 105
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
verschil tussen 19.580 EUR (basisbedrag 14.140 EUR) en het bedrag van de activiteitsinkomsten en de noemer gelijk aan het verschil tussen 19.580 EUR (basisbedrag 14.140 EUR) en 15.060 EUR (basisbedrag 10.880 EUR). Wanneer de beroepsinkomsten slechts gedeeltelijk uit activiteitsinkomsten bestaan, wordt het belastingkrediet bepaald overeenkomstig het tweede lid verminderd in verhouding tot het gedeelte dat de activiteitsinkomsten vertegenwoordigen ten opzichte van het nettobedrag van de beroepsinkomsten. Wanneer het totale netto-inkomen meer bedraagt dan 15.060 EUR (basisbedrag 10.880 EUR) doch niet meer dan 19.580 EUR (basisbedrag 14.140 EUR), kan het belastingkrediet niet meer bedragen dan de uitkomst van de vermenigvuldiging van 610 EUR (basisbedrag 440 EUR) met een breuk waarvan de teller gelijk is aan het verschil tussen 19.580 EUR (basisbedrag 14.140 EUR) en het bedrag van het totale netto-inkomen en de noemer gelijk aan het verschil tussen 19.580 EUR (basisbedrag 14.140 EUR) en 15.060 EUR (basisbedrag 10.880 EUR). In afwijking van de vorige leden wordt, voor de in artikel 33, eerste lid , bedoelde meewerkende echtgenoten het bedrag van 610 EUR (basisbedrag 440 EUR) telkens vervangen door het bedrag van 280 EUR (basisbedrag 200 EUR). § 3. De bepalingen van artikel 178 zijn van toepassing op de in dit artikel vermelde bedragen. Motivatie Doc. 52 2222/009 Maatregel genomen om de laagste beroepsinkomens omhoog te trekken en een significant verschil te scheppen tussen inkomsten uit arbeid en vervangingsinkomen. Uitleg Gezinnen die niet ten volle kunnen gebruik maken van fiscale voordelen, hebben sinds 2002
Pagina 106
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
recht op een belastingkrediet. Dit komt tegemoet aan het probleem waarbij personen van wie het inkomen onder een bepaalde belastingdrempel ligt geen belastingen betalen en bijgevolg niets kunnen aftrekken, namelijk de armere werkneemsters. Enkel personen met kinderen ten laste kunnen dit recht opeisen want sinds 1994 moeten belastingplichtigen die geen beroepsactiviteit uitoefenen geen belastingaangifte invullen wanneer hun inkomen onder een bepaalde drempel ligt.
Vestiging en invordering van de belastingen Invordering van de belasting Titel VII: Vestiging en invordering van de belastingen Hoofdstuk VIII: Invordering van de belasting Afdeling I: Belastingschuldigen Art. 393
Art. 393
De belasting ingekohierd op naam van meerdere personen kan slechts ten laste van elk van hen worden ingevorderd voor het gedeelte dat verband houdt met hun eigen inkomsten Het kohier is uitvoerbaar tegen elk van hen in de mate dat de aanslag te hunnen laste kan worden ingevorderd op grond van het gemeen recht of op grond van de bepalingen van dit Wetboek.
§ 1: De belasting ingekohierd op naam van meerdere personen kan slechts ten laste van elk van hen worden ingevorderd voor het gedeelte dat verband houdt met hun eigen inkomsten.
Art. 393bis
Art. 393bis
De invordering van een belasting gevestigd overeenkomstig artikel 128, eerste lid, 2°, op de inkomsten van een feitelijk gescheiden echtgenoot mag slechts worden vervolgd ten laste van de andere echtgenoot op voorwaarde dat: 1° een ingebrekestelling tot betaling, bij ter post aangetekende brief, is toegezonden aan de echtgenoot op wiens inkomen de belasting is
De invordering van een belasting gevestigd overeenkomstig artikel 126, § 2, eerste lid, 2°, op de inkomsten van een feitelijk gescheiden echtgenoot mag slechts worden vervolgd ten laste van de andere echtgenoot op voorwaarde dat: 1° een ingebrekestelling tot betaling, bij ter post aangetekende brief, is toegezonden aan de echtgenoot op wiens inkomen de belasting is
Pagina 107
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
gevestigd; 2° aan de andere echtgenoot een exemplaar van het aanslagbiljet is toegezonden binnen een termijn die aanvangt de vijftiende werkdag volgend op die van de verzending van de ingebrekestelling en die verstrijkt op het einde van de vierde maand van deze verzending. Geen enkele ingebrekestelling tot betaling mag worden toegezonden aan de echtgenoot op wiens inkomen de belasting is gevestigd zolang hij de verplichtingen van het afbetalingsplan dat hem, in voorkomend geval, werd toegekend, naleeft…
gevestigd; 2° aan de andere echtgenoot een exemplaar van het aanslagbiljet is toegezonden binnen een termijn die aanvangt de vijftiende werkdag volgend op die van de verzending van de ingebrekestelling en die verstrijkt op het einde van de vierde maand van deze verzending; Geen enkele ingebrekestelling tot betaling mag worden toegezonden aan de echtgenoot op wiens inkomen de belasting is gevestigd zolang hij de verplichtingen van het afbetalingsplan dat hem, in voorkomend geval, werd toegekend, naleeft. De verzending van het aanslagbiljet doet, in hoofde van de geadresseerde, de termijn voor bezwaar, bepaald in artikel 371, lopen.
Art. 394
Art. 394
§ 1. De belasting of het gedeelte van de belasting in verband met de onderscheiden inkomsten van de echtgenoten alsook de voorheffing ingekohierd op naam van één van hen, mogen ongeacht het aangenomen huwelijksvermogensstelsel worden verhaald op al de eigen en de gemeenschappelijke goederen van beide echtgenoten. De belasting of het gedeelte van de belasting in verband met de inkomsten van één van de echtgenoten die voor de zetting van die belasting als persoonlijk verworven zijn aangemerkt, alsook de roerende voorheffing en de bedrijfsvoorheffing, ingekohierd op naam van één van hen, mogen evenwel niet worden verhaald op de eigen goederen van de andere echtgenoot wanneer deze laatste aantoont: 1° dat hij ze bezat vóór het huwelijk; 2° of dat zij voortkomen van een erfenis of van een schenking door een andere persoon dan zijn echtgenoot; 3° of dat hij ze heeft verkregen door middel van fondsen die voortkomen van de realisatie van dergelijke goederen; 4° of dat hij ze heeft verkregen met inkomsten die eigen zijn op grond van zijn
§ 1: De belasting of het gedeelte van de belasting in verband met het belastbare inkomen van een van de echtgenoten en de op zijn naam ingekohierde voorheffing mogen, ongeacht het aangenomen huwelijksvermogensstelsel of ongeacht de notariële overeenkomst waarin de wettelijke samenwoning wordt geregeld, op al de eigen en de gemeenschappelijke goederen van beide echtgenoten worden verhaald. Die belasting of het gedeelte van de belasting in verband met het belastbare inkomen van één van de echtgenoten, alsook de roerende voorheffing en de bedrijfsvoorheffing ingekohierd op naam van één van hen, mogen evenwel niet op de eigen goederen van de andere echtgenoot worden verhaald wanneer deze laatste aantoont: 1° dat hij ze bezat vóór het huwelijk of vóór het afleggen van de verklaring van wettelijke samenwoning; 2° of dat zij voortkomen van een erfenis of van een schenking door een andere persoon dan zijn echtgenoot; 3° of dat hij ze heeft verkregen door middel van fondsen die voortkomen van de realisatie van dergelijke goederen;
Pagina 108
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
huwelijksvermogensstelsel. § 2. Na de ontbinding van het huwelijk kunnen de onbetaalde belastingen en voorheffingen die betrekking hebben op de periode van het huwelijk, verhaald worden op de goederen van de beide echtgenoten voor zover als aangegeven is in paragraaf 1. Evenwel kan iedere echtgenoot alsdan die goederen onttrekken die ook, krachtens § 1, tweede lid, tijdens het huwelijk hadden kunnen worden onttrokken. § 3. De Koning bepaalt de wijze waarop het gedeelte van de belasting in verband met de onderscheiden inkomsten van de echtgenoten wordt vastgesteld. § 4. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de voorheffingen in verband met de periode vóór het huwelijk. Commentaar Invordering van gemeenschappelijke belastingschulden na feitelijke scheiding Hoewel een aparte belasting na een jaar feitelijke scheiding een feit is, blijven belastingschulden van beiden gemeenschappelijke schulden zolang het huwelijk niet beëindigd is. De belastingontvanger kan het te betalen deel van de man invorderen bij de vrouw wanneer het schulden betreft van tijdens het huwelijk en vice versa. Wat samenwonenden betreft: de fiscus kan zich nooit wenden tot de partner van een belastingplichtige om fiscale schulden van deze laatste te innen.
4° of dat het gaat om inkomsten die hem krachtens het burgerlijk recht eigen zijn of om goederen die hij met zulke inkomsten heeft verworven; § 2 In afwijking van § 1 kan, in geval van feitelijke scheiding van de echtgenoten, de belasting op het vanaf het tweede kalenderjaar na de feitelijke scheiding verworven inkomen van één van de echtgenoten, alsook de roerende voorheffing en de bedrijfsvoorheffing die vanaf hetzelfde kalenderjaar op naam van één van hen wordt ingekohierd, niet meer worden ingevorderd op het inkomen van de andere echtgenoot of op de goederen die deze met dat inkomen heeft verworven. § 3 Na de ontbinding van het huwelijk of de beëindiging van de wettelijke samenwoning in de zin van artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek kunnen de belastingen en voorheffingen die betrekking hebben op het inkomen dat de echtgenoten vóór die ontbinding of beëindiging hebben verkregen, worden ingevorderd op de goederen van de beide echtgenoten, op de wijze omschreven in § 1 en 2. § 4 Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, bepaalt de Koning de wijze waarop het gedeelte van de belasting in verband met het belastbare inkomen van elke belastingplichtige wordt vastgesteld. § 5 Paragraaf 1 is niet van toepassing op de belastingen en de voorheffingen in verband met de periode vóór het huwelijk en vóór het afleggen van de verklaring van wettelijke samenwoning.
Titel IX: het kadastraal inkomen van onroerende goederen Art. 471-504 Art. 471-504 Commentaar
Art. 471
Indirecte discriminatie Het kadastraal inkomen van het woonhuis wordt bij gehuwden altijd bij het hoogste inkomen
§ 1 Er wordt een kadastraal inkomen vastgesteld voor alle gebouwde of ongebouwde onroerende goederen, alsmede voor het materieel en de
Pagina 109
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
gevoegd (meestal de man), ook als de vrouw eigenaar is.
outillage die onroerend zijn van nature of door hun bestemming. § 2 Onder kadastraal inkomen wordt verstaan het gemiddeld normaal netto- inkomen van één jaar. … Art. 472 § 1 Het kadastraal inkomen wordt per kadastraal perceel bepaald. Tot dit doel gaat de administratie van het kadaster over tot de schatting der percelen volgens de regelen en de vormen die de Koning bepaalt. Uitleg/commentaar Bij gehuwde en wettelijk samenwonenden moet elk onderdeel van het gezinsinkomen apart worden belast. Bijgevolg moeten ze hun onroerende inkomsten onder elkaar verdelen op grond van hun vermogensrechtelijke situatie (zie tabel p. 17-18) zoals die is vastgelegd in een huwelijkscontract of een samenlevingscontract? Wie zonder huwelijkscontract getrouwd is valt onder het wettelijk stelsel en dat houdt in dat alle inkomsten gemeenschappelijk zijn waardoor beide partners elk de helft aangeven. In de gevallen dat een onroerend goed belastbaar is, moet het K.I. dat aan het goed wordt toegekend, aangegeven worden.
Pagina 110
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Aandachtspunten en aanbevelingen We hebben hoger een overzicht gegeven van de aandachts/knelpunten die al geruime tijd in de Vrouwenbeweging ‘leven’ en waarvan er enkele sedert 2000 aangepast zijn, op basis van onze lobby en mede onder invloed van maatschappelijke evoluties (en de aanpassingen in het burgerlijk recht). Om een beter zicht te krijgen op de genderimpact vragen we bijkomende gegevens om achteraf onze aanbevelingen beter te kunnen onderbouwen: -
alle uitgaven en aftrekken naar vrouw/man cijfers uitsplitsen; woon-werkverkeer: aantal v/m en verhouding tot aantal km/per jaar; evolutie van de gemiddelde bedragen van terugbetalingen v/m; PC voor thuisgebruik: cijfers v/m uitgesplitst naar sectoren/functieniveaus; Evolutie aandeel v/m bij belastingaangifte (% bijdragenbetalenden) en aandeel van de belastbare inkomsten; Evolutie gemiddelde belastinggraad v/m; De evolutie van de progressiviteit van de belastingen; van 7 naar 5 schijven en de link met de inkomensdecielen (v/m).
Andere aandachtspunten vergen in onze ogen ook nog aanpassingen en denkwerk:
Gezinsvormen en burgerlijke staat Gehuwden versus wettelijk samenwonenden Het onderscheid tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden is opgeheven behalve: - Art. 35: pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen die aan beide echtgenoten samen worden betaald worden beschouwd als inkomsten van elke echtgenoot in verhouding tot de persoonlijke rechten die elk van hen heeft opgebouwd. Dit geldt niet voor wettelijk en feitelijk samenwonenden. - In de bedrijfsvoorheffing (art. 270-275/8). Gehuwden en wettelijk samenwonenden versus feitelijk samenwonenden Vóór het inkomstenjaar 2004 werden gehuwden en samenwoners verschillend behandeld. Sindsdien staan gehuwden en wettelijk samenwonenden fiscaal op gelijke voet. Rest nog de categorie van de niet-wettelijk samenwonenden of - zoals wij ze noemen - de feitelijk samenwonenden, die de fiscus als fiscaal alleenstaanden beschouwt net zoals de feitelijk alleenstaanden.
Pagina 111
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Gehuwden, wettelijk samenwonenden en niet-wettelijk samenwonenden bevinden zich nochtans ‘feitelijk’ in dezelfde situatie. Ze leven als koppel met of zonder kinderen samen. De fiscus behandelt de niet-wettelijk samenwonenden anders dan de gehuwden en de wettelijk samenwonenden. Feitelijk samenwonenden Nadeel Ze zijn uitgesloten van het huwelijksquotiënt: de belastingbesparing die de feitelijk samenwonende misloopt voor het inkomstenjaar 2010 kan oplopen tot 3.923 euro wanneer de ene partner zeer veel inkomsten heeft en de andere helemaal geen. Voordelen - Art. 90, 2°: diverse inkomsten/prijzen en subsidies: feitelijk samenwonenden kunnen elk de vrijstelling van de eerste inkomensschijf opeisen. - Art. 112: bezoldiging van een huisbediende: van het volledige bedrag van de bezoldiging die je betaalt wordt 50% in mindering gebracht en er geldt een maximum van 6.290 euro. Voor feitelijk samenwonenden geldt dat maximum per persoon en dat is niet het geval voor gehuwden en wettelijk samenwonenden (per gezin). - Art. 133: voor een alleenstaande met kinderlast (dus ook voor feitelijk samenwonenden) wordt de belastingvrije som bijkomend verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de toeslag van één kind ten laste: zowel verschillende behandeling van gehuwde/wettelijk samenwonenden en fiscaal alleenstaanden als van kinderen zelf op basis van de burgerlijke staat van hun ouders. - Art. 136: kinderen die ten laste van een alleenstaande vallen mogen meer verdienen dan kinderen die ten laste van gehuwde of wettelijk samenwonende koppels vallen; kinderen van ouders die feitelijk samenwonen mogen slechts door één ouder ten laste worden genomen (= voordeel voor die ene ouder). - Art. 145/23: systeem van dienstencheques: feitelijk samenwonenden kunnen het maximaal aftrekbare bedrag elk (dus twee keer) aftrekken. - Art. 147: bij personen van wie het netto-inkomen volledig of deels uit een brugpensioenuitkering nieuw stelsel of uit een werkloosheidsuitkering bestaat verschilt het bedrag van de belastingvermindering naargelang het om een fiscaal alleenstaande gaat of om een gehuwde/wettelijk samenwonende. Het is duidelijk dat feitelijk samenwonenden anders behandeld worden dan gehuwden en wettelijke samenwoners. We vragen ons af of de behandeling van de feitelijk samenwonenden in het kader van de individualisering van de rechten (ook onze visie inzake de sociale zekerheid) niet de meest logische en rechtvaardige oplossing is (zie verder: individu of gezin als basiseenheid?).
Pagina 112
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Tweeverdienens versus eenverdieners (koppels) Restanten uit het kostwinnersmodel: huwelijksquotiënt … uitgebreid
Het huwelijksquotiënt werd in 1988 ingevoerd. De redenen die in parlementaire documenten werden aangehaald waren de opheffing van de discriminatie tussen gehuwde en ongehuwde koppels; een grotere keuzevrijheid bij de combinatie van gezin en arbeid (één van de ouders kan ervoor kiezen om niet te gaan werken en in te staan voor de opvoeding van de kinderen); een bijkomende inspanning voor bescheiden inkomens; rekening houden met de samenstelling van het gezin, vooral met de kinderen ten laste. In die periode was de werkloosheid erg groot en nam het beleid maatregelen om de arbeid te herverdelen. In de praktijk kwam het erop neer dat vrouwen onderling de arbeid verdeelden, o.a. door de invoering van deeltijdse banen (ontdubbeling van voltijdse banen) in sectoren waarin vooral vrouwen actief waren. Het huwelijksquotiënt was in die context ook een beleidsoptie om het arbeidsaanbod van vrouwen te beperken. Maar uit studies en onderzoek met betrekking tot de effecten van het huwelijksquotiënt blijkt dat de door de overheid beoogde doelstellingen niet echt gerealiseerd zijn: -
-
-
-
-
-
Herverdelingseffect op basis van het inkomen: het fiscale voordeel stijgt naarmate het inkomen toeneemt vooral bij eenverdienersgezinnen en minder bij tweeverdienersgezinnen omwille van het plafond; het voordeel is veel minder verspreid bij het laagste inkomensdeciel; Herverdelingseffect naargelang het aantal kinderen: gezinnen die geen (of niet langer) kinderen ten laste hebben blijken het meeste voordeel te hebben van het huwelijksquotiënt; Herverdelingseffect in functie van de leeftijd: het huwelijksquotiënt komt meer ten goede aan oudere koppels dan aan jonge gezinnen; drievierde van de koppels die gebruik maken van het huwelijksquotiënt zijn gepensioneerd; Herverdelingseffect in functie van de sociale zekerheidscategorie: de meest begunstigden zijn de gepensioneerden, gevolgd door bruggepensioneerden, personen die een ziekte-uitkering genieten, de werklozen…; Het bedrag dat overgeheveld wordt (30%) houdt in dat de niet-beroepsactieve partner naargelang het inkomen van de beroepsactieve partner fiscaal meer of minder gewaardeerd wordt (verschillende waardering van huishoudelijk werk van nietberoepsactieve vrouwen onderling); de allerlaagste inkomens kunnen maar een zeer laag bedrag overhevelen en als het totale gezinsinkomen onder een bepaalde benedengrens ligt, betalen ze geen belastingen, hoewel dit gedeeltelijk gecompenseerd wordt door het belastingkrediet; In een ruimer kader bekeken stellen we vast dat de overheid van een 50/50 regeling uitgaat voor de verdeling van de schuldvorderingen, erfenissen, scheidingen (hoewel bij EOT afwijkingen mogelijk zijn).
Pagina 113
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
-
Globaal gezien draagt het huwelijksquotiënt bij tot een vermindering van de bestaansonzekerheid.
De categorieën begunstigden van het huwelijksquotiënt zijn sinds het inkomstenjaar 2004 toegenomen: naast gehuwde heterokoppels voortaan ook gehuwde homo’s en lesbiennes, wettelijk samenwonende koppels (hetero’s, lesbiennes, homo’s; ook voor bijvoorbeeld twee vrienden of twee zussen die onder hetzelfde dak wonen en die een verklaring van wettelijke samenwoning afleggen). Eenoudergezinnen en feitelijke gezinnen kunnen er geen beroep op doen. Er bestaat geen parallel systeem van het huwelijksquotiënt (30%/70%) in de sociale zekerheid. Vandaar dat het huwelijksquotiënt ook beschouwd wordt als een bijzonder sociaal-fiscaal voordeel. De niet-werkende partner wordt wel via de afgeleide rechten in de sociale zekerheid beschermd tegen risico’s. Steeds meer huwelijken eindigen door echtscheiding en de afgeleide rechten bieden daarom geen sluitende (wel gedeeltelijke) bescherming. In de sociale zekerheid worden gehuwden en wettelijk en feitelijk samenwonenden soms gelijk, soms verschillende behandeld inzake afgeleide rechten. De burgerlijke staat wordt dus verschillend behandeld in de fiscaliteit en in de sociale zekerheid (daar ook verschillend in de socialezekerheidstakken). Is de tijd rijp voor eenvormigheid? Kritisch bekeken komt het huwelijksquotiënt voor de Vrouwenraad neer op: -
De vergoeding van de huishoudelijke arbeid bij eenverdieners; in de gezinnen die gebruik maken van het huwelijksquotiënt zijn het 98% vrouwen die niet beroepsactief zijn; De aanmoediging van de inactiviteit/werkloosheidsval; een eenverdienersgezin met hetzelfde inkomen als een tweeverdienersgezin bijvoorbeeld, wordt door het principe van fractinonering fiscaal begunstigd. Als een thuisgebleven vrouw bijvoorbeeld beslist om beroepsactief te worden, zal haar inkomen belast worden alsof het door de partner werd verdiend, dus aan de marginale aanslagvoet van de inkomsten van het gezin. De partner heeft via het HQ recht op een belastingvrije som op zijn eigen/haar inkomen maar heeft ook een afgeleid recht, namelijk het genot van een extra belastingvrije som op zijn/haar eigen inkomen doordat de ‘vrouw’ niet werkte. Wanneer die vrouw gaat werken, lijkt het alsof ze geen recht had op die belastingvrije som omdat deze al wordt toegekend aan de partner. Door beroepsactief te worden merkt ze geen voordeel van de gescheiden inkomstenbelasting en de aanslagvoet die voor inkomen geldt zal haar ontmoedigen. Ze moet een aanzienlijk beroepsinkomen verdienen om de ontmoedigende aanslagvoet te overstijgen en ook om andere uitgaven te compenseren (kosten voor vervoer, kinderopvang,…)
Pagina 114
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
-
-
-
-
De vermindering die voortvloeit uit het huwelijksquotiënt houdt in dat een thuisblijvende persoon (doorgaans een vrouw) wordt gelijkgesteld met minstens 6 kinderen ten laste of met 3 kinderen met een handicap; terwijl het zeer de vraag is of de persoon in kwestie moet beschouwd worden als een zware last; op één of andere manier genereert ze ook een inkomen; Het HQ houdt geen rekening met andere mogelijke inkomsten van de nietberoepsactieve partner, bijvoorbeeld uit vermogen en dit is vaak het geval voor thuisblijvende vrouwen in de hogere inkomensdecielen, die dan van de hoogste belastingverminderingen van het HQ kunnen genieten; Hoe groter het verschil binnen het koppel (de vrouw heeft geen of een erg laag inkomen) hoe meer het HQ de progressiviteit van de belastingen afremt; het HQ subsidieert in feite de ongelijkheid; Het HQ staat in schril contrast met de individualisering van de personenbelasting; Het HQ is eerder een beleidsmaatregel die de overheidshulp privatiseert i.p.v. een collectieve maatregel die deze hulp socialiseert; Tenslotte: het huwelijksquotiënt is niet rechtvaardig herverdelend en niet neutraal.
Aanbevelingen huwelijksquotiënt Afschaffing van het huwelijksquotiënt (tegelijk met de afbouw van afgeleide rechten in de sociale zekerheid), zonder dit systeem te ontzeggen aan degenen die er momenteel gebruik van maken. De afschaffing kan in stappen gebeuren (Vrouwenraadstandpunt 2000), bijvoorbeeld: - De invoering van een plafond voor gezinnen zonder kinderen; - De plafonnering voor alle gezinnen; - De volledige opheffing Of - Afschaffing van huwelijksquotiënt per cohorten, bijvoorbeeld: huwelijken /wettelijke samenlevingscontacten afgesloten vanaf een bepaalde datum kunnen niet meer gebruik maken van de fictieve overheveling van 30%. Gezinsquotiënt in plaats van huwelijksquotiënt? De Gezinsbond wil de regeling van het huwelijksquotiënt hervormen naar een gezinsquotiënt. Dat zou beter afgestemd zijn op zorg- en opvoedingssituaties door: - De invoering van een gezinsmodulering zodat het huidige plafond, dat maximaal mag worden overgeheveld, verhoogt met 10% per gezinslid (kind of zorgbehoevend familielid ten laste); - In afwachting van de invoering van dit gezinsquotiënt, voor gezinnen met kinderen ten laste of die mantelzorg opnemen, de bestaande splitsingsverhouding van 70-30 wijzigen in 50-50; - Al wie vandaag het huwelijksquotiënt geniet, behoudt de huidige regeling als verworven recht.
Pagina 115
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Commentaar Het gezinsquotiënt kan volgens de Vrouwenraad echter beschouwd worden als een variant van de cumulatie van de inkomsten van de echtgenoten. Zo’n systeem houdt geen rekening met het respectievelijke bijdragevermogen van iedere partner tot het gezinsinkomen. Vermits mannen nog altijd meer verdienen dan vrouwen, betalen zij in een progressief systeem meer dan vrouwen. Een gezinsquotiënt zou het inkomensverschil v/m nog versterken.
Gezinsvormen en de mate van belasting28 Gemiddelde aanslagvoet Koppels hebben een hogere gemiddelde aanslagvoet dan alleenstaanden. Oudere alleenstaanden hebben een veel lagere gemiddelde aanslagvoet. Bij grote gezinnen met ten minste drie kinderen is er een aanzienlijk lagere gemiddelde aanslagvoet.
Marginale aanslagvoet Om na te gaan of werken loont, is het zinvol om de marginale aanslagvoet nader te bekijken. Deze drukt uit hoe sterk de belasting aan de marge toeneemt. Welke zijn de gevolgen als iemand bijvoorbeeld een uur per week extra werkt? Microsimulatiemodellen laten toe om de marginale aanslagvoet voor dergelijke beslissing te berekenen op het niveau van het individu. Je kan daardoor een zicht krijgen op de intensieve marge (=het aantal uren voor degenen die reeds werken) en op de participatiebeslissing (=de overstap van niet beroepsactief naar beroepsactief) en de marginale aanslagvoet van zo’n beslissing berekenen. Uit de resultaten van het onderzoek van Decoster blijkt het volgende: -
-
De marginale aanslagvoet aan de intensieve marge (uren): meer dan de helft van de alleenstaanden wordt geconfronteerd met aanslagvoeten tussen 50 en 60%; bij mannen in koppels is dat 58%; Iets minder dan 40% van de vrouwen die niet beroepsactief zijn, hebben een participatieaanslagvoet tussen 70 en 80%. Bij de niet beroepsactieve alleenstaande mannen is er tweederde met aanslagvoeten tussen 60 en 80%.
28
André Decoster en Kristian Orsini, Verdient een vlaktaks zichzelf terug? Leuvense economische standpunten 2007/117, KULeuven Onderzoekseenheid voor Economische Studiën, mei 2007, p. 8-9.
Pagina 116
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Meewerkende partners UNIZO en Markant vinden het niet rechtvaardig dat slechts 30% van het inkomen wordt toegekend aan de meewerkende echtgenoten. Alleen wanneer ze zelf kunnen aantonen dat er kennelijk recht is op een hogere toekenning kan tot 50% worden toegekend. UNIZO en Markant zijn dan ook vragende partij om in alle gevallen een gelijke verdeling van de inkomsten toe te passen. Zelfs al zouden de meewerkende echtgenoten/partners niet voor 100% participeren in het bedrijf van de partner dan nog mag dit geen argument zijn om een lager inkomen toe te kennen. De meewerkende echtgenoten zorgen dan immers bijvoorbeeld via het huishouden, de begeleiding van de kinderen… dat de andere partner zich helemaal voor de onderneming kan inzetten. Een gelijke verdeling van de inkomsten kan bovendien ook belangrijk zijn bij scheiding omdat de meewerkende partner dan kan aantonen dat het bedrijf het resultaat was van hun beider inzet. Het fiscale luik wordt best in samenhang met het huwelijksvermogensrecht bekeken. Zelfstandigen en hun meewerkende echtgenoten/partners geven in de praktijk immers de voorkeur aan het stelsel van "scheiding van goederen" (dat de echtgenoten beschermt tegen de schulden en de verbintenissen van de zelfstandige). Dit soort overeenkomst geeft echter geen recht op de meerwaarde van de waarde van het patrimonium dat tijdens het huwelijk gerealiseerd werd (meerwaarde waaraan de meewerkende echtgenoot heeft meegewerkt). Een oplossing kan worden gevonden in het stelsel van "zuivere scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten". Aan de basis gaat het over een systeem van scheiding van goederen. Maar bij het ontbinden van het huwelijk heeft elke echtgenoot recht op de helft van de verrijking van de andere. Dat houdt in dat op het ogenblik van het ontbinden van het huwelijk de toename van het actief berekend moet worden die elk van de echtgenoten tijdens het stelsel gerealiseerd heeft. UNIZO is dan ook de mening toegedaan dat de zelfstandigen en meer bepaald de personen die zich in een relatie plaatsen van geholpen echtgenoot/meewerkende echtgenoot beter geïnformeerd zouden moeten worden over de verschillende soorten contracten en mogelijkheden die hen op dat niveau geboden worden.
Maatregelen voor gezinnen Huwelijksquotiënt Zie tweeverdieners versus eenverdieners
(Echt)scheiding en de gevolgen voor kinderen Fiscaal co-ouderschap Vanaf het inkomstenjaar 2007 zijn de bepalingen van het fiscaal co-ouderschap verruimd. De fiscus verdeelt zelf de belastingvrije sommen voor kinderen ten laste onder de gescheiden partners. Er is een verbod om deze regeling te combineren met de fiscale aftrek van
Pagina 117
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
onderhoudsgeld van kinderen. Toch zijn er bij bilocatie gevallen waarbij onderhoudsgeld verschuldigd blijft, namelijk wanneer de inkomsten van de ene ouder (aanzienlijk) hoger zijn dan de inkomsten van de andere ouder. Ook kunnen de niet-verblijfsgebonden kosten niet gelijkmatig verdeeld worden. Het systeem van bilocatie is fiscaal niet interessant voor expartners die meer dan twee kinderen hebben. In dat geval is het voordeliger dat één ouder de kinderen fiscaal ten laste neemt. Deze ouder moet ook minder bedrijfsvoorheffing betalen. De andere ouder kan het betaalde onderhoudsgeld voor de kinderen fiscaal aftrekken. Omwille van financiële redenen worden bepaalde (ex-)ouders (met meer dan twee kinderen) die voor co-ouderschap/bilocatie willen kiezen gedwongen om voor de ‘klassieke verblijfsregeling’ te kiezen. Aanbeveling - Wegwerken van de fiscale bestraffing: de fiscale aftrek van onderhoudsgeld voor kinderen zou moeten gecombineerd kunnen worden met het fiscaal co-ouderschap. Onderhoudsuitkeringen Momenteel wordt voor alle kinderen bij de bepaling van het bedrag van de netto bestaansmiddelen geen rekening meer gehouden met de onderhoudsgelden ten belope van 2.830 euro. De onderhoudsuitkeringen hebben nochtans als doel in de kosten van de kinderen te voorzien. Aanbevelingen - Voor de Vrouwenraad mogen deze gelden dan ook niet meegerekend worden om de grens van bestaansmiddelen van het kind, opdat het fiscaal ten laste zou zijn, te bepalen. - Het voordeel van de onderhoudsverschuldigde die de alimentatiegelden aftrekt, wordt berekend aan het marginale tarief (meestal 45 tot 50 %). Het voordeel van de partner – kind ten laste – wordt berekend aan het laagste tarief (25 tot 30 %): wij vragen bijgevolg een gelijke behandeling. - Er geldt een belastingvermindering voor vervangingsinkomens. Deze inkomens zijn hoger dan het belastingvrije inkomen. Is het dan geen billijke oplossing om de onderhoudsuitkeringen minder zwaar te belasten; zeker niet aan de marginale aanslagvoet?
Kinderen ten laste De fiscus houdt rekening met kinderen die volledig ten laste zijn en kinderen die na een feitelijke scheiding of een echtscheiding ten laste zijn van één van de ouders maar voor wie die ouder het belastingvoordeel met de andere ouder deelt. Voor de inkomsten van 2010 mag je bij de berekening van het nettobedrag voor de bestaansmiddelen eerst een bepaald bedrag aftrekken: - Als er onderhoudsgeld is voor een kind: de eerste schijf van 2 830 euro
Pagina 118
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
-
Als er een bezoldiging is ontvangen door een jobstudent: de eerste schijf van 2 360 euro Als je de opvangkosten niet aftrekt voor kinderen jonger dan drie jaar, wordt per kind 510 euro van je inkomsten vrijgesteld van belasting
Kinderen van alleenstaande ouders mogen meer bestaansmiddelen hebben dan kinderen van wie de ouders gehuwd zijn of wettelijk samenwonen. De fiscus heeft het over nettobestaansmiddelen, dus na een zekere aftrek. Tot de fiscale voordelen voor kinderen ten laste behoren: - Art. 113: aftrek van de uitgaven voor kinderopvang - De toeslag op de belastingvrije som voor kinderen ten laste (bedrag per kind ten laste art. 132 en de aanrekening van de toeslag op de belastingvrije som voor kinderen ten laste: art. 134bis) - De vermindering van de onroerende voorheffing vanaf minstens twee kinderen ten laste (Vlaams Gewest). Kinderopvang Zie hoger (art. 113) en verder: Meer aandacht voor combinatie beroeps- en gezinsleven Fiscaal co-ouderschap Zie hoger: Meer aandacht voor (echt)scheiding en de gevolgen voor kinderen Kinderen met een handicap tellen ‘dubbel’ of geven recht op bijkomende verhoging - Bij een kind is er sprake van een zware handicap als zijn lichamelijk of geestelijk vermogen met ten minste 66% is verminderd. Voor kinderen geboren vanaf 1 januari 1993 houdt het recht op verhoogde kinderbijslag fiscaal gezien geen zware handicap in, tenzij het werd toegekend op basis van een ongeschiktheid van ten minste 66% (circulaire van 05/06/2008). - Inzake de kosten voor kinderopvang is de leeftijdsgrens voor een kind met een zware handicap vanaf het inkomstenjaar 2010 opgetrokken naar 18 jaar. Art. 113 bepaalt wat er hier onder zware handicap wordt verstaan: “het kind dat recht heeft op de verhoogde kinderbijslag op basis van een van de volgende criteria: 1° ofwel, meer dan 80 pct lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid met 7 tot 9 punten van de graad van zelfstandigheid gemeten aan de hand van de gids gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 96 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen; 2° ofwel, een totaal van minstens 15 punten, vastgesteld volgens de medisch-sociale schaal overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de
Pagina 119
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
-
-
-
samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002.” Wat betreft het maximum bedrag om fiscaal ten laste te zijn in het jaar 2010 is dat voor een kind met een handicap ten laste van een alleenstaande vastgesteld op 5 180 euro (voor een kind te laste van een alleenstaande: 4 080 en een kind ten laste van een getrouwd of samenwonend koppel: 2 830). In het kader van belastingvrije sommen geldt een bijkomende vrijstelling voor een kind ten laste (1 kind: 1 370 euro, 2 kinderen: 3 520 euro, 3 kinderen: 7 880, 4 kinderen: 12 750; voor meer dan 5 kinderen: 12 750 + 4 780 per bijkomend kind) en per kind van minder dan drie jaar voor wie je de opvangkosten niet hebt afgetrokken: 510 euro en hier telt een gehandicapt kind voor twee. Deze extra belastingvrije som maatregel dient net zoals de kinderbijslag in de sociale zekerheid om de ‘lasten’ van het onderhoud en de opvoeding te compenseren. Het bedrag waar elke persoon recht op heeft mag dus verhoogd worden per kind ten laste. Net zoals bij de kinderbijslag geldt een rangprogressiviteit. Hoe meer kinderen ten laste, hoe hoger de belastingvrije som. Kinderen onder drie jaar geven recht op een bijkomende verhoging wanneer er geen kosten voor kinderopvang ingebracht worden. Kinderen met een handicap tellen dubbel. Wanneer het inkomen lager is dan de belastingvrije som, hebben ouders met kinderen recht op een belastingkrediet; voor de inkomsten van 2010 is het belastingkrediet maximaal 390 euro per kind en 790 euro voor een kind met een zware handicap.
Studenten Een studietoelage en een beurs om te doctoreren worden niet tot de bestaansmiddelen gerekend. Dit geldt ook voor het gedeelte van de bezoldiging die een jobstudent ontvangt en voor 2010 gaat het om de eerste schijf van 2 360 euro. Aanbevelingen kinderen - Op termijn moeten er gelijke belastingvrije sommen voor alle kinderen worden ingevoerd, ongeacht hun rang en zonder nivellering op een lager niveau. Op termijn moet elk kind ook recht geven op een gelijke belastingvrije som ten belope van het niveau voor het derde of vierde kind; - De plafonds van de nettobestaansmiddelen om als kind ten laste te blijven moeten voor alle kinderen gelijkgeschakeld en opgetrokken worden tot het niveau van het belastingvrije minimum, zodat ouders bijvoorbeeld hun belastingvoordeel niet kwijtspelen door te hoge inkomsten van hun kinderen die studentenjobs doen; - Voor de gezinnen met heel lage inkomens zou het maximaal terugbetaalbare belastingkrediet per kind bijvoorbeeld verdubbeld kunnen worden omdat het belastingkrediet momenteel een beperkt deel van het belastingvoordeel dat gezinnen met een hoger inkomen genieten, compenseert;
Pagina 120
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
-
-
Het begrip ‘kind met een zware handicap’ in de fiscale regeling van een kind ten laste (dubbeltelling) moet afgestemd worden op het evaluatiesysteem in de verhoogde kinderbijslag; De kosten voor kinderopvang tot 12 jaar zijn voor 100% aftrekbaar maar er is een plafond van 11,20 euro/dag. Dit bedrag verhoogt niet in verhouding met stijging van de kosten die ouders voor de opvang van hun kinderen betalen. Dit plafond zou jaarlijks moeten opgetrokken worden en automatisch geïndexeerd volgens de coëfficiënt van art. 178, §1 en §2 WIB.
Aandacht voor combinatie beroeps- en gezinsleven Het fiscaal beleid hanteert volgende maatregelen: Kinderopvang Je mag de uitgaven die je gedaan hebt voor de kosten van kinderopvang aftrekken als je het kind ten laste hebt. Bij gescheiden ouders die de bilocatie toepassen, mag de ouder die de kinderen niet fiscaal ten laste aangeeft, toch de opvangkosten aftrekken die hij/zij betaald heeft. Het kind mag ten hoogste 12 jaar zijn in 2010 (tot de 12 verjaardag mag je de opvangkosten in mindering brengen). De leeftijdsgrens voor een kind met een zware handicap is vanaf het inkomstenjaar opgetrokken naar 18 jaar. Het aan te geven bedrag is het bedrag dat je effectief betaald hebt maar het mag niet meer zijn dan 11,20 euro/dag per kind, zowel voor volledige als voor halve dagen. Bij kinderen tot 3 jaar heb je de keuze: ofwel geef je de werkelijk betaalde opvangkosten aan ofwel heb je recht op een hoger inkomensbedrag dat van de belasting wordt vrijgesteld (vast bedrag 510 euro). Het deel van de kinderbijslag dat rechtstreeks aan een (semi)internaat wordt betaald, komt in aanmerking als aftrekbare uitgave. Aanbevelingen Zowel de beroeps- als de niet-beroepsactieve ouder(s) hebben een voordeel gelinkt aan ‘de opvang van hun kinderen’. Maar de niet-beroepsactieve ouder betaalt geen opvangkosten. Een te onderzoeken piste is de afschaffing van de fiscale maatregelen inzake de kosten van kinderen en het invoeren van een kostendekkende kinderbijslag als recht van het kind… Huisbedienden - PWA-cheques – dienstencheques Gezinnen en alleenstaanden kunnen een beroep doen op huisbedienden, dienstboden, PWA’ers en dienstenchequewerknemers om de huishoudelijke taken te laten uitvoeren.
Pagina 121
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
29
Huisbedienden Bevordering van de werkgelegenheid in de huishoudelijke sector om de hoge werkloosheid te verminderen.
PWA-cheques Maatregel ter begunstiging van de sociale integratie van specifieke categorieën werklozen.
Wie is de gebruiker?
Werkgever = particulier = gebruiker
Privé-personen, lokale overheden (gemeenten, OCMW’s), VZW’s en andere niet-commerciële verenigingen, onderwijsinstellingen en land- of tuinbouwbedrijven
Wie is de werkgever?
Gebruiker = particulier = werkgever
PWA is vzw opgericht door een gemeente of een groep van gemeenten
Doel/motivatie volgens fiscus (Doc. 52 2222/009)
Buurtdiensten aanmoedigen, zwartwerk tegengaan en werklozen weer inschakelen in het arbeidscircuit.
Dienstencheques Idem 30
En in wet : combinatie arbeid en gezin vergemakkelijken; werkgelegenheid vergroten; zwart werk uitroeien. Ook mogelijkheid aan PWA’ers om naar een volwaardig werknemersstatuut over te stappen. Uitsluitend privépersonen; ouders van gehandicapte minderjarige kinderen kunnen bovendien een beroep doen op een erkende onderneming voor het begeleid vervoer van hun kind; zelfstandige werkneemsters die pas bevallen zijn en die na hun bevallingsrust opnieuw aan het werk gaan. Volgende ondernemingen kunnen dienstenchequebedrijve n worden: handelsvennootschap of burgerlijke vereniging van commerciële aard; vzw, gemeente, PWA, OCMW, invoegbedrijf,
29
Het betreft zowel huisbedienden als dienstboden. De Fiscus spreekt over de huisbediende, terwijl het socialezekerheidsrecht een onderscheid maakt tussen huisbediende en dienstbode. De huisbediende is een werknemer die zich verbindt tegen een loon onder het gezag van de werkgever hoofd- of handenarbeid uit te voeren binnen het onroerend goed (binnenshuis of buiten het huis) voor de privé-behoeften van de werkgever of van diens gezin. Een dienstbode is een werknemer die zich verbindt tegen een loon onder het gezag van de werkgever, in hoofdzaak huishoudelijke handenarbeid te verrichten i.v.m. de huishouding van de werkgever of van zijn gezin. Alle dienstboden zijn dus huisbedienden maar niet alle huisbedienden zijn dienstboden.
30
Wet van 10 juli 2001 ter bevordering van de buurtdiensten en –banen.
Pagina 122
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Taken
Wat verdient de werknemer?
Huisbediende: huishoudelijke handenarbeid binnen en buitenhuis en 31 hoofdarbeid. Dienstbode: huishoudelijke handenarbeid binnen en buitenhuis in het huishouden van de werkgever en haar/zijn 32 gezin. Voor de dienstbode schommelen de minimumlonen voor een wekelijkse arbeidsduur van 38 uren tussen min. 1444,25 en maximum 1720,53 euro (afhankelijk van de leeftijd en de weddeschaal, indewering inbegr.) . Er worden drie weddeschalen gehanteerd. Afhankelijk van de aard van de functieomschrijvingen opgenomen in de arbeidsovereenkomst of de specifieke taken die worden verwacht, zal geopteerd worden voor de weddeschalen 1, 2, of 3, eventuele voordelen in
Zie overzicht per gebruiker; Thuishulp met huishoudelijk karakter is niet toegelaten behalve voor gebruikers die hun inschrijving in het PWA wensen te hernieuwen, dit indien zij op 1 maart 2004 in het bezit waren van een geldig gebruikersformulier voor het verrichten van de activiteit thuishulp met huishoudelijk karakter. Wachtuitkering of werkloosheidsuitkering RVA + 4,10 euro per gepresteerd uur, belastingvrij; max. 45u = 184,50 euro/maand
interimbedrijf, natuurlijke persoon. Huishoudelijke hulp In huis: schoonmaken van de woning, wassen en strijken, kleine occasionele naaiwerken, bereiden van maaltijden Buiten huis: boodschappendienst, minder-mobielencentrale, strijken.
Zie overzicht: verschillende situaties naargelang de werkgever
( in land- en tuinbouwsector: max. 150 u/maand waarvan max 45u buiten deze sector; en 33 jaarlijkse limiet = 630u)
31
Als in hoofdzaak geestelijke arbeid verricht wordt, gaat het niet meer om een dienstbode maar wel om een bediende (gouvernantes, verpleegkundigen, private leerkrachten, enz. )
32
Schoonmaak(st)er, diensmeid/knecht, keukenpersoneel, kamermeisje of –knecht, kinderoppas. Een tuinier, een chauffeur of een conciërge is geen dienstbode. Wanneer dit werk gedaan wordt buiten de huishouding van de werkgever (bijv. horeca,…)dan is het geen dienstbode en wordt het sociaal statuut bepaald door het contract geldend binnen de sector. Dienstbodes mogen mee instaan voor de zorg van de kinderen (bijvoorbeeld eten geven), maar ze mogen niet instaan voor de opvoeding.
33
Voor het genot van een huis, appartement of grond die de werkgever ter beschikking stelt geldt de gebruikswaarde ervan voor de bewoner; uit: ACV-Voeding en Diensten, Beheer van gebouwen en dienstboden. Loon- en arbeidsvoorwaarden, Februari 2008, p. 15-17
Pagina 123
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
natura inbegrepen. Het in natura uitbetaalde gedeelte van het loon moet schriftelijk worden geschat en moet worden meegedeeld bij indiensttreding. Het aandeel van het loon in natura mag niet volgende maxima overschrijden: In geval van volledige huisvesting en voeding door de werkgever: 50 % van het totale brutoloon. Wanneer de werkgever een huis of een appartement ter beschikking stelt van de de dienstbode: 2/5 van het totale brutoloon. de Alle andere gevallen: 1/5 van het totale brutoloon. Dienstboden zijn huisbedienden voor zover ze geen geestelijke arbeid verrichten: dezelfde lonen als dienstboden.
Tarief voor de gebruiker
Gouvernantes, privateleerkrachten, private verpleegkundigen loon overeenkomstig bepaald in een bediendencontract. Idem
Het bedrag op een PWAcheque ligt tussen de 5,95 en 7,45 EUR/cheque/uur, in schijven van 0,25 euro. Het bedrag is afhankelijk van het type werk, het PWA en de gebruiker (particulier = cheque op naam; Gemeentebesturen, OCMW’s, vzw’s = naamloze cheque en aftrekbaar als beroepskosten; geen naamloze cheques voor
7,50 EUR/uur 500 cheques/jaar; 2000 cheques/jaar in volgende gevallen: mindervalide, gehandicapt kind ten laste, eenoudergezin.
Pagina 124
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
land- en tuinactiviteiten) Cijfers
34
2008: PC 323 : 1.069 werknemers voltijdse dienstboden 2010: 972
?
Vrijgestelde inkomsten
Art. 38 Volledig vrijgesteld zijn de wettelijke sociale toelagen die geen vervangingsinkomsten zijn; o.a. het inkomen verkregen voor prestaties geleverd in het kader van PWA’s wordt vrijgesteld ten belope van 4,10 euro per gepresteerd uur en het saldo wordt fiscaal gelijkgesteld met een werkloosheidsvergoeding
Beroepskosten
PWA-cheques die worden gebruikt in het kader van een beroepsactiviteit (bv. seizoens- en gelegenheidsgebonden activiteiten voor de land- en tuinbouwsector, zijn aftrekbaar als beroepskosten. Ze volgen het belastingstelsel dat er op van toepassing is (zie art. 51). Ze komen niet in aanmerking voor belastingvermindering.
Aftrekbare bestedingen Gebruiker = de particulier = werkgever
Vierde kwartaal 2010: 105.098 werknemers waarvan 102.824 vrouwen en 2.274 35 mannen (RSZ )
Art. 104 6°: 50 % van de bezoldigingen betaald of toegekend aan een huisbediende met inbegrip van de op die
34
Dit gaat over personeel met een arbeidsovereenkomst waarbij een werknemer, de dienstbode zich ertoe verbindt tegen een loon en onder gezag van een werkgever, in hoofdzaak huishoudelijke handenarbeid te verrichten in verband met de huishouding van de werkgever of van zijn gezin. Probleem: deze cijfers zijn onvolledig omdat niet alle dienstbodes onderworpen zijn aan de sociale zekerheid. Dienstbode is een apart statuut naast dit van arbeider en bediende. 35
http://rsz.be/nl/content/statistics/webstatistics/voucher.html#De-werknemer--13
Pagina 125
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
bezoldigingen verschuldigde wettelijke sociale bijdragen Art. 112: de bezoldigingen van een huisbediende zijn aftrekbaar onder een aantal voorwaarden (zie p. 43): o.a. de belastingplichtige laat zich bij de RSZ inschrijven als werkgever van huishoudpersoneel,… Belastingverminderingen: Vermindering voor uitgaven betaald aan werkgelegenheidsagentschappen en voor prestaties betaald met dienstencheques Gebruiker = de particulier
Art. 145/21 Belastingvermindering berekend op de uitgaven tot ten hoogste 2.510 EUR (basisbedrag 1.810 EUR) die geen beroepskosten zijn en die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor prestaties, te verrichten door een werknemer in het kader van PWA’s of voor prestaties betaald met dienstencheque.
Hetzelfde plafond: 2.510 EUR/particulier (=per echtgenoot, per wettelijk samenwonende of per alleenstaande)
Voor het bepalen van de bedragen van de in het eerste lid vermelde uitgaven wordt alleen rekening gehouden met de nominale waarde van de PWAcheques vermeld in de reglementering betreffende de PWA’s of met de nominale waarde van de dienstcheques die op je naam werden uitgeschreven. Als je zowel uitgaven voor PWA- als voor dienstencheques hebt gedaan, wordt de beperking bij voorrang op de uitgaven voor dienstencheques toegepast. De PWA-uitgaven geven recht op een
Dienstencheques geven recht op een
Pagina 126
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
belastingvermindering tegen de bijzondere gemiddelde aanslagvoet: tussen de 30% en 40% van de uitgave.
vermindering tegen het tarief van 30%: max. tot 753 euro (30% van 2.510 euro).
Het gaat hier over PWAcheques op naam; dus voor alleenstaanden of (feitelijk) samenwonenden waarvoor een afzonderlijke aanslag wordt gevestigd en voor gehuwden of wettelijk samenwonenden waarvoor een gemeenschappelijke 36 aanslag wordt gevestigd.
Voor alleenstaanden of (feitelijk) samenwonenden waarvoor een afzonderlijke aanslag wordt gevestigd en voor gehuwden of wettelijk samenwonenden waarvoor een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd. Voor deze laatste mogen de uitgaven voor PWA- en dienstencheques mogen de uitgaven per partner niet hoger zijn dan 2.510 euro/jaar. 105 gratis cheques ten laste van het sociale verzekeringsfonds waarbij ze is aangesloten en waarmee ze een erkende onderneming kan betalen voor hulp van huishoudelijke aard
Voor naamloze PWAcheques is er geen belastingvermindering; ze zijn wel aftrekbaar als beroepskosten. Gebruiker = de zelfstandige moeder wanneer ze na de geboorte van haar kind of kinderen haar activiteit herneemt
Belastingkrediet Gebruiker = de particulier
De dienstencheques zijn niet belastbaar. Ze komen niet in aanmerking voor de belastingvermindering voor prestaties betaald met dienstencheques. Belastbaar inkomen 2010 hoogstens 23.900 euro). Reductie kostprijs
36
Het plafond van 2.510 euro geldt per gehuwde of wettelijk samenwonende partner. Elke partner moet in de aangifte zijn eigen bedrag vermelden.
Pagina 127
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
van 7,5 euro naar 5,25 euro per cheque
Meer info PWA-cheques: - FOD Financiën: http://minfin.fgov.be/portail2/nl/themes/advantages/pwa-ale.htm ; - RVA: http://www.rva.be/frames/frameset.aspx?Path=D_opdracht_PWA/&Items=1&Language=NL Meer info Dienstencheques: - FOD Financiën: http://minfin.fgov.be/portail2/nl/themes/advantages/pwa-ale.htm - RVA: http://www.rva.be/frames/frameset.aspx?Path=D_opdracht_cheque/&Items=1&Language=NL
De functies van huisbedienden/dienstboden, PWA’ers en Dienstenchequewerknemers zijn op verschillende tijdstippen in het verleden gecreëerd. Ze worden ook op verschillende wijze behandeld in het arbeidsrecht, het socialezekerheidsrecht en de fiscaliteit. Nochtans is het werk dat verricht wordt in opdracht van een particulier (een gezin) voor een groot stuk overlappend.
Aanbevelingen We verwijzen naar het Vrouwenraaddossier met aanbevelingen over het huishoudpersoneel 2011-2012. Huishoudpersoneel is tewerkgesteld onder verschillende systemen: - via het dienstbodenstatuut; - via het statuut van huisbediende; - via het systeem van de dienstencheques; - via het systeem van de Plaatselijke Tewerkstellingsagentschappen (PWA); - via de au pairregeling; - via de regeling voor occasionele babysits van de Gezinsbond en de Ligue des Familles. Op termijn moet een volwaardige sector uitgebouwd worden voor de tewerkstelling van al het huishoudpersoneel (verbreding van de definitie en/of afstemming van statuten). Dit statuut moet ook kaderen in het toekomstige eenheidstatuut arbeiders en bedienden 37. We pleiten voor een intermediaire structuur/derdepartijsysteem die de werkgever is (i.p.v. de particulier die de werkgever is) en die de administratieve en arbeidsrechtelijke taken vervult en dit voor halftijds tot voltijds huishoudpersoneel.
37
cfr. Arrest 125/2011 van het Grondwettelijk Hof 7 juli 2011.
Pagina 128
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
De fiscale tegemoetkoming voor de gebruiker kan enkel onder strikte voorwaarden behouden blijven. Er kan een overgangsperiode van twee jaar worden ingesteld waarin rechtstreeks contracten tussen gebruiker en huishoud-st-er nog mogelijk zijn. Om de overstap naar een derdepartijsysteem aan te moedigen en aantrekkelijk te maken kan de overheid de mogelijkheid voorzien om een uniforme maar verlaagde werkgeversbijdrage in de RSZ te voorzien of de bestaande fiscale aftrek voor huisbedienden toe te passen op het derdepartijsysteem. Woon-werkverkeer De terugbetalingen voor het woon-werkverkeer gaan in 2006 in gelijke mate naar vrouwen (70,9%) en mannen (70,3%). Het gemiddeld bedrag dat ze ontvangen ligt voor vrouwen op 369,34 euro en voor mannen op 514,70 euro. Het Belgisch Loonkloofrapport 2010 verklaart dit door het feit dat mannen gemiddeld verder van hun werk wonen dan vrouwen en dat deeltijdwerkers, vooral vrouwen, minder kilometers afleggen. Tegemoetkomingen werkgever Wanneer je werkgever je (gedeeltelijk) vergoedt voor je verplaatsingskosten, kan je volledig of gedeeltelijk vrijgesteld zijn van belasting op die tegemoetkoming. Enerzijds is er de algemene vergoeding en anderzijds de fietsvergoeding. De regels zijn verschillend maar deze vergoedingen zijn wel cumuleerbaar. Wanneer een werknemer een abonnement heeft op het openbaar vervoer en zijn/haar bezoldiging een bepaald bedrag niet overschrijdt, is de werkgever verplicht om een tegemoetkoming te betalen. Voor deze algemene tegemoetkomingen zijn vrijstellingen voorzien. Vervoermiddel Eigen auto (of minibusje)
Aantal m/v en aantal km/jaar ?
Fiscale behandeling Werkelijke beroepskosten voor woonwerkverkeer + forfaitair 0,15 euro/km 38+ eventuele financieringskosten Tevens de kinderen wegbrengen: telt niet mee (wel voor arbeidsongevallenwet) Voor je beroepskosten kies je voor het wettelijk kostenforfait; en je rijdt nooit met openbaar vervoer: vrijstelling voor 350 euro
38
De forfaitaire aftrek van 0,15 euro dekt in principe alle autokosten: brandstof, verzekeringen, onderhoud, herstellingen, afschrijving van de aankoopprijs,…
Pagina 129
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Bedrijfsauto
?
Ander vervoermiddel dan eigen auto: carpooling (meerijden), openbaar vervoer, brom- of motorfiets, fiets, te voet
?
Gecombineerd
?
Bij gebruik voor ook persoonlijke doeleinden = belastbaar voordeel van alle aard. De waarde is een forfait/km en het bedrag hangt af van CO2 uitstoot/km en brandstoftype van voertuig. Keuze: ofwel trek je de werkelijke gebruikskosten af; ofwel een forfaitair bedrag van 0,15 euro/km en voor fiets 0,20/km met een max. van 100 km/traject. Attest van de werkgever nodig als bewijs. Voor je beroepskosten kies je voor het wettelijk kostenforfait : je gaat altijd werken met het openbaar vervoer: vrijstelling voor het volledige bedrag dat je betaald hebt; je combineert openbaar vervoer met andere vervoermiddelen: vrijstelling voor volledig bedrag openbaar vervoer + 350 euro; je rijdt nooit met openbaar vervoer: vrijstelling voor 350 euro. Je kiest niet voor het wettelijk kostenforfait: geen vrijstelling ?
Aanbeveling De Vrouwenraad wil een overzicht van de cijfers v/m om een zicht te krijgen op een mogelijk structurele ongelijke behandeling. (Gratis) PC voor thuisgebruik Wanneer je werkgever je gratis een PC ter beschikking stelt om thuis te werken en je die ook voor persoonlijke doeleinden mag gebruiken, geniet je een belastbaar voordeel van alle aard en daarvoor wordt 180 euro per jaar op je loonfiche toegevoegd. Ook als de werkgever de internetverbinding en een internetabonnement betaalt (bijvoorbeeld via internetcheques) komt er een belastbaar voordeel van 60 euro/jaar bij. Wanneer je de PC of de internetverbinding enkel voor beroepsdoeleinden mag gebruiken, geniet je geen voordeel van alle aard en zijn het kosten eigen aan de werkgever. De werkgever kan ook bijleggen in de kosten voor de aankoop van een nieuwe PC (ook met randapparatuur) of voor internetaansluiting en internetabonnement. Dit vormt een sociaal voordeel. Aanbeveling
Pagina 130
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Cijfers v/m uitgesplitst naar sectoren/functieniveaus. Technieken Grosso modo kiest de overheid uit vier technieken om het fiscale beleid gezinsvriendelijk te maken: belastingaftrek en -verminderingen, belastingkrediet, de belastingvrije som en het voordeligste belastingtarief.
Aandacht voor eenoudergezinnen De fiscus voorziet maatregelen in het voordeel van eenoudergezinnen: -
Kinderen van alleenstaande ouders mogen meer bestaansmiddelen hebben dan kinderen van gehuwde en wettelijk samenwonende koppels; Bij de beroepsactieve alleenstaande ouder wordt minder bedrijfsvoorheffing afgehouden dan bij beroepsactieve koppels; Belastingvrije sommen: de bijkomende vrijstelling voor een alleenstaande ouder met ten minste 1 kind ten laste (1 370 euro – inkomsten 2010); Bij echtscheiding: - Belastingvoordeel soms voor beide ouders: soms in geval van coouderschap/gelijkmatig verdeelde huisvesting: opsplitsing fiscaal voordeel. - Belastingvoordeel soms voor één enkele ouder: belastingvoordeel omwille van de kinderen komen aan één ouder toe; namelijk de ouder die de kinderen als ten zijnen laste aangeeft. - De onderhoudsuitkering voor de kinderen moet in een aparte aangifte op naam van elk betrokken kind worden ingediend en moet niet bij de inkomsten van de alleenstaande ouder die de kinderen ten laste heeft bijgeteld worden.
Ook in de sociale zekerheid zijn er heel wat overheidsmaatregelen voor eenoudergezinnen maar die kunnen doelmatiger uitgebouwd worden. 39 Daarvoor moet er eerst een consensus zijn over wat precies onder een eenoudergezin verstaan wordt.
Belastingtarieven Tarieven
Tarieven kunnen constant, proportioneel, progressief en degressief (regressief) zijn: Constant: een onveranderlijk tarief; bijvoorbeeld een forfait (forfaitaire aftrek).
39
Zie Advies nr. 125 van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen met betrekking tot eenoudergezinnen (http://www.raadvandegelijkekansen.be/nl/publicaties)
Pagina 131
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Proportioneel: het tarief is een onveranderlijk percentage van de grondslag (=element waarop de belasting wordt berekend); bijvoorbeeld bij aftrekbare bestedingen: 80% van de onderhoudsuitkeringen of 50% van de bezoldiging betaald aan een huisbediende. Vlaktaks: ieder inkomen wordt met hetzelfde percentage belast. 40 Progressief: het tarief is opklimmend; een stijgend percentage van de grondslag naarmate de grondslag stijgt. Een persoon met een hoog inkomen betaalt meer belasting dan een persoon met een laag inkomen. Het belastbaar inkomen wordt opgesplitst in schijven en voor een hogere inkomensschijf wordt een hogere aanslagvoet toegepast. Iedereen betaalt op dezelfde schijf van zijn inkomen evenveel belasting. Onze fiscaliteit past voor de belastingberekening in feite een getrapte progressie toe. Voorbeeld: Belastingberekening gewoon stelsel van aanslag Art. 130 De belasting wordt bepaald op:
Inkomensschijf - 25% voor de inkomensschijf van 0 tot 7.900 euro; - 30% voor de schijf van 7.900 tot 11.240 euro; - 40% voor de schijf van 11.240 euro tot 18.730 euro; - 45% voor de schijf van 18.730 tot 34.330 euro; - 50% voor meer dan 34.330 euro.
Totale aanslag - 25% van het inkomen -
30% van het inkomen - 395 euro
-
40% van het inkomen -1.519 euro
-
45% van het inkomen -2.455,50 euro
-
50% van het inkomen - 4. 172 euro
Bron: Belastinggids 2011, p. 151
De belasting die je moet betalen is de optelsom van de vijf bedragen die dan gelijk is aan een percentage van het belastbaar inkomen. Dit percentage is de gemiddelde aanslagvoet. Je kan het progressieve karakter afleiden van de stijging van de gemiddelde aanslagvoet naarmate het belastbaar inkomen stijgt. Niemand betaalt meer dan 50% belastingen omdat de marginale aanslagvoet (het belastingtarief van de hoogste inkomensschijf, dus alles boven 34.330 euro) 50% is.
40
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de vlaktaks de progressiviteit van de personenbelasting uitholt. De laagste inkomens verliezen, de hogere inkomens winnen. Bron: André Decoster en Kristian Orsini, Verdient een vlaktaks zichzelf terug? Leuvense economische standpunten 2007/117, KULeuven Onderzoekseenheid voor Economische Studiën, mei 2007, p. 1.
Pagina 132
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Een voorbeeld 41: Je hebt een netto belastbaar inkomen van 25.000 euro en een vrijgesteld inkomen van 9.950 euro (6.430+3.520 bijkomende vrijstelling wegens twee kinderen ten laste). Het schijventarief wordt als volg toegepast: - (25.000 x 45%) - 2.455,50= 8.794,50 - (9.950x30%)-395= 2.590 - Basisbelasting: 8.794,50-2.590= 6.204,50 De gemiddelde aanslagvoet voor deze persoon is dan: (6.204,50: 25.000=) 24,82%. Hoe is de progressiviteit geëvolueerd in de tijd 42? Tot 1983 werden de inkomsten uit kapitaal (spaargeld, aandelen, andere beleggingsvormen) samengeteld met het inkomen uit arbeid en samen aan het progressief tarief belast. Sindsdien geldt voor die inkomsten uit kapitaal ten hoogste een aanslagvoet van 25%. De tarieven en het hoogste tarief voor het belastbaar inkomen verminderen doorheen de tijd. Tot 1988 was het hoogste tarief nog 70% en er waren er dertien. Vanaf 1988 zijn er zeven tarieven en het hoogste bedraagt 55%. De laatste belastinghervorming tussen 2001 en 2005 schaft de twee hoogste tarieven van 55% en 52,5% af en het aantal tarieven wordt op vijf teruggebracht waarvan marginale aanslagvoet 50% is. Deze ingrepen leveren de grootste winst op voor de hoogste inkomenscategorieën. In die zin is er sprake van een uitholling van de progressiviteit. Maar die uitholling wordt ook in de hand gewerkt door andere mechanismen zoals de werkelijke aftrek van de beroepskosten die het belastbaar inkomen doen zakken en dus ook de te betalen belastingen en de belastinginkomsten van de staat. Voor de 10% hoogste inkomens betekent dat een daling van de gemiddelde belastingvoet van 27 naar 28% wanneer je dit zou vergelijken met het toepassen van de forfaitaire beroepskostenaftrek. Bij de groep loon- en weddetrekkenden en trekkers van vervangingsinkomens maakt dit nauwelijks een verschil, in tegenstelling tot de zelfstandige inkomens waar de gemiddelde aanslagvoet bij toepassing van de werkelijke beroepskostenaftrek van 30 tot ruim 12% daalt. Het progressief karakter is bij deze groep verdwenen. De werknemers hebben een hogere gemiddelde aanslagvoet dan zelfstandigen en vrije beroepen. Er is ook een trend tot oprichting van eenpersoons BVBA’s waarbij een marginale aanslagvoet tussen 25 en 34% wordt toegepast, wat voordeliger is dan de hogere aanslagvoeten van de personenbelasting. Deze ‘fiscale’ behandeling van werknemers en zelfstandigen moet volgens ons echter in samenhang met de sociale zekerheid voor werknemers en het sociaal statuut der zelfstandigen bekeken worden. Zou dit een genuanceerder beeld opleveren?
41
Belastinggids 2011, p. 96.
42
De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Over fiscale rechtvaardigheid onder het kapitalisme, De Wereld Morgen, 18 juni 2010.
Pagina 133
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Degressief: het tarief is een dalend percentage van de grondslag naarmate de grondslag stijgt (het tarief wordt lager naarmate het inkomen stijgt). Voorbeeld: Vaststelling netto-inkomen - beroepskostenforfait Art. 51, 1° 1° Voor de bezoldiging van werknemers: Het inkomen a)28,7% van de eerste schijf van 5.190 euro (basisbedrag 3.750) b)10% van de schijf van 5.190 tot 10.330 euro (basisbedrag 7.450) c)5% van de schijf van 10.330 tot 17.170 euro (basisbedrag 12.400) d)3% van de schijf boven 17.170 euro
Totaal forfait 28,7% van het inkomen 10% van het inkomen + 970,53 euro 5% van het inkomen + 1.486,03 euro 3% van het inkomen + 1.829,43 euro en in elk geval niet meer dan 3.590 euro
Het percentage daalt naarmate je beroepskosten toenemen. Deze tarieven zijn echter niet zuiver degressief: de percentages dalen sneller in de hoogste schijven; hoe lager je beroepskosten, des te hoger het relatief bedrag van de beroepskosten dat je kan aftrekken. De schijven b) en c) zijn in het nadeel van de lagere inkomens.
Progressiviteit in vraag De getrapte progressie is niet ‘zuiver’ getrapt progressief want eens het minimuminkomen overschreden, stijgen de belastingvoeten sneller en meer in de laagste schijven. Ze treffen dus vooral de lagere inkomensdecielen waarin vooral vrouwen zich bevinden); zie p. 54 art. 130 WIB 92. Met de vermindering van het aantal schijven van 7 naar 5 wordt deze indirecte discriminatie nog versterkt. Ons progressief systeem van belastingberekening is in feite een quasi-proportioneel (of een haast evenredig) systeem. Onze progressiviteit van de belastingen werkt bijgevolg niet herverdelend tussen mannen en vrouwen. Vrouwen verdienen gemiddeld 25 tot 30% minder dan mannen. Bij de aangifte van … vertegenwoordigden vrouwen ..% van de bijdragenbetalenden en ze gaven ..% aan van de belastbare inkomsten. De progressiviteit van de belastingen van mannen lijkt aanzienlijk afgeremd te worden door diverse fiscale voordelen die in de praktijk aan hen toekomen, zoals het huwelijksquotiënt en progressieve recuperatievormen zoals de hypotheeklening, bedrijfskosten, levensverzekeringen, pensioensparen, giften, enzovoort. De gemiddelde belastinggraad voor vrouwen bedroeg in 2010 …%, die voor mannen slechts …%. Vrouwen worden dus, ondanks hun lagere inkomsten, zwaarder belast dan mannen.43 43
De gemiddelde belastinggraad voor vrouwen bedroeg in 1990 22,4%, die voor mannen slechts 23,4%. Volgens een studie van Thérèse Meunier met betrekking tot de belastingaangiften van 1990 (inkomsten van 1989) lagen de inkomsten van vrouwen een tiental jaar geleden gemiddeld 25 tot 30% onder het niveau van die van mannen, waren
Pagina 134
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Tabel: Evolutie gemiddelde belastinggraad vrouwen en mannen Aanslagjaar 1990 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
v 22,4%
m 23,4%
…. uitleg Tabel: Evolutie gemiddelde inkomsten, aandeel van de belastingplichtigen, aandeel van de aangiftes van belastbare inkomsten, aandeel van de betaalde belastingen door vrouwen en mannen en de gemiddelde toegepaste aanslagvoet voor vrouwen en mannen Aanslagjaar
% inkomsten V
M
% belastingplichtigen V M
% aangifte van belastbare inkomsten V M
% betaalde belastingen door V
M
Gemiddelde toegepaste aanslagvoet V M
1990 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
vrouwen goed voor 44% van de belastingplichtigen, gaven zij slechts 32% van de belastbare inkomsten aan, betaalden zij 31 % van de belastingen en bedroeg de tijdens de beschouwde periode op hen toegepaste aanslagvoet gemiddeld 22,4%. Mannen maakten 56% van de belastingplichtigen uit, namen 68% van de belastbare inkomsten voor hun rekening en betaalden 69% van de belastingen; de op hen toegepaste aanslagvoet bedroeg tijdens diezelfde periode 23,4%. De progressie der belastingen verloopt voor mannen veel trager, dankzij fiscale voordelen zoals het huwelijksquotiënt en bepaalde vormen van geleidelijke teruginning die vooral voordelig zijn voor de hoge inkomenscategorieën. Bron: Kamer Doc 50 1187/001, p. 22.
Pagina 135
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
2009 2010
… uitleg Het belastingvermogen van een gezin wordt door de fiscus enkel geanalyseerd op basis van het aantal verbruikers die ten laste zijn van de beroepsinkomsten. Er wordt geen rekening gehouden met het aantal uren gezinswerk die gepaard gaan met het aantal afhankelijke personen die moeten onderhouden worden en dit ongeacht de gezinsvorm (tweeverdieners, eenverdieners, eenoudergezin,…). Een ander aspect van dit verhaal is dat het hoogste inkomensdeciel 32% van de aangegeven inkomens vertegenwoordigt en dat de hoogste drie decielen 60% van de inkomens vertegenwoordigen (aanslagjaar 2006). 44 De top 30% betaalt bijna 79% van de belastingen. Mannen zijn het sterkst vertegenwoordigt in de hoogste inkomensdecielen. Een kanttekening die hierbij wordt gemaakt is dat deze percentages beïnvloed zijn door belastingaftrekken, enerzijds voor vervangingsinkomens die vooral in de laagste decielen voorkomen en anderzijds door aftrekken die meer in de hoogste decielen voorkomen. In absolute termen betalen mannen inderdaad meer belastingen maar in relatieve termen zijn het volgens ons vrouwen die de grootste bijdrage leveren vermits ze ondanks hun lagere inkomens hoger belast worden. Wanneer we dit fiscaal plaatje v/m (vrouwen betalen in verhouding meer belastingen dan mannen) combineren met het socialezekerheidsplaatje m/v (vrouwen bouwen nog steeds minder rechten opbouwen dan mannen). Anderzijds lezen we dat de progressiviteit van de fiscaliteit en de parafiscaliteit en het herverdelende karakter worden versterkt door sociale uitkeringen maar de sociale bijdragen (een vlak percentage) temperen de progressiviteit. Kortom, de personenbelasting en de sociale uitkeringen zijn sterk herverdelend en dringen de ongelijkheid aanzienlijk terug.45 Aanbevelingen Een geïntegreerd progressief tariefsysteem Er dringt zich een nieuw tariefsysteem op. De Vrouwenraad neemt het Vrouwenraadcombinatiemodel (2008) als uitgangspunt.
44
Jozef Pacolet en Tom Strengs, 2011, p. 119-120.
45
Idem, p. 123-124.
Pagina 136
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Een nieuw tariefsysteem kan gebaseerd zijn op de combinatie van volgende criteria 46: - Het totaal aantal uren beroepsarbeid per week (of per jaar): 35-urenweek als fiscaal referentiepunt: een basistarief voor deze voltijdse baan en een gradueel tariefsysteem voor min of meer uren beroepsarbeid: hiervoor is eerst onderzoek nodig naar welk basistarief en welke graduele tarieven het meest doelmatig en rechtvaardig zijn. - Het beroepsinkomen per werkuur: de tarieven nemen toe met het beroepsinkomen per uur: beroepsactiviteiten met een lagere vergoeding per uur worden relatief minder belast dan deze met een hogere vergoeding per uur; de progressieve tarieven moeten gradueel zijn en mogen niet ondergraven worden door allerhande aftrekmogelijkheden waarvan vooral hogere inkomensgroepen profiteren. Dezelfde principes moeten in de sociale zekerheid worden toegepast. - De relatieve verdeling van de beroepsarbeid: enkel voor koppels (ongeacht de burgerlijke staat). Dit criterium komt in de plaats van de verdeling van het beroepsinkomen van partners. De reden is dat partners doorgaans een verschillend loon hebben (andere opleiding en competenties), dus een andere verdiencapaciteit. Het is niet de verdiencapaciteit die de hoofdrol speelt maar wel de tijdsverdeling omdat die grotendeels aan de basis ligt van het welzijn. Koppels combineren een aantal hoofdactiviteiten, met name beroepsarbeid, gezinsarbeid, opleiding, persoonlijke verzorging (o.a. slapen), sociale arbeid (vrijwilligerswerk), ontspanning, vervoer . Op termijn zullen de combinatie van een gelijke arbeidsverdeling en gelijk loon voor gelijk werk tot een gelijke verdiencapaciteit leiden tussen partners (v/m, v/v, m/m). Het referentiepunt voor de tarieven is de bijna gelijke verdeling tussen de partners, bijvoorbeeld 45-55 of 55-45%. De tarieven nemen toe naarmate de verdeling tussen partners minder gelijk is. Op basis van deze criteria zou een geïntegreerd progressief systeem moeten uitgewerkt worden voor personen met een beroepsinkomen. Voor personen zonder beroepsinkomen gelden progressieve tarieven op basis van het persoonlijk inkomen. De progressieve tarieven zouden ‘zuiver’ progressief moeten zijn en niet quasi proportioneel. Het geïntegreerd tariefsysteem voor beroepsactieven vertrekt van een progressieve belastingvoet voor het totaal beroepsinkomen per uur. Voor de hogere inkomens per uur geldt een progressieve positieve belastingvoet; voor alle lagere inkomens geldt een progressieve negatieve belastingvoet die resulteert in een netto inkomenssubsidie voor de persoon in kwestie zodat zij/hij over een voldoende totaal inkomen beschikt. Fiscale tijdskredieten De aanwezigheid van personen ten laste (kinderen, ouderen, langdurig zieken, personen met een handicap) vereist dat de tariefstructuur moet aangepast worden voor alleenstaanden of
46
Walter Van Dongen, Naar een democratische arbeidsverdeling in Vlaanderen en Europa? Het Combinatiemodel als basis voor een geïntegreerd beleid, SVR-Studie, 2008/1, p. 212-213.
Pagina 137
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
koppels met personen ten laste. Dit kan via de toekenning van een fiscaal tijdskrediet. Het graduele tarief kan dan starten bij een referentiebaan met een lager aantal werkuren per week of per jaar. Een koppel met één kind zou een fiscaal tijdskrediet van twee uur per week kunnen krijgen en dat resulteert in een referentiebaan van 32 tot 34 uur per week aan het laagste fiscaal tarief; voor een koppel met twee kinderen is de referentiebaan 31 tot 33 uur per week, enzovoort. Aan alleenstaande ouders met kinderen kan een aanvullende fiscaal tijdskrediet worden toegekend. Een alleenstaande met één kind zou dan kunnen overeenstemmen met een koppel met twee kinderen.
Bedrijfsvoorheffing 47 Te veel bedrijfsvoorheffing Alle belastingplichtigen betalen te veel bedrijfsvoorheffing. Gezinnen krijgen het teveel betaalde bedrag na twee jaar wel terug maar zonder rente. Gehuwden en wettelijk samenwonenden betalen in verhouding tot alleenstaanden te veel (264 euro in 2010). De verminderingen voor de kinderlast in de bedrijfsvoorheffing zijn te weinig afgestemd op de definitieve vermindering in de eindafrekening. Gescheiden ouders die belast worden als alleenstaanden genieten nog steeds niet de bijkomende vermindering die andere alleenstaande ouders wel ontvangen. Aanbevelingen: - De schalen en de kortingen van de bedrijfsvoorheffing nauwkeuriger afstemmen op de verschuldigde eindbelasting; - Een gelijke bedrijfsvoorheffing voor gehuwden en wettelijk samenwonenden vergeleken met alleenstaanden; - De verminderingen voor kinderen ten laste in de bedrijfsvoorheffing beter afstemmen op het effectieve belastingvoordeel; - De vermindering in de bedrijfsvoorheffing voor de niet-hertrouwde weduwe/weduwnaar of de ongehuwde ouder met één of meer kinderen ten laste ook toekennen aan gescheiden ouders die belast worden als alleenstaande. Bedrijfsvoorheffing op sociale uitkeringen Sinds 2004 int de overheid ook bedrijfsvoorheffing op alle sociale uitkeringen. De fiscus past daarop geen verminderingen toe voor gezinslast. Deze gezinnen moeten tot twee jaar wachten op hun belastingvoordeel. Aanbevelingen: - Geen of minder bedrijfsvoorheffing inhouden op de sociale uitkeringen; 47
Deze vaststellingen en aanbevelingen zijn grotendeels overgenomen van de Gezinsbond (memorandum 2010).
Pagina 138
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
-
Dezelfde verminderingen wegens gezinslast toepassen op de bedrijfsvoorheffing voor sociale uitkeringen als voor beroepsinkomsten.
Voordeel onderhoudsplichtige De bedrijfsvoorheffing houdt geen rekening met het fiscale voordeel dat de onderhoudsplichtige ouder (vaak de vader) krijgt wanneer hij/zij het betaalde onderhoudsgeld fiscaal aftrekt. Deze ouder verliest al de vermindering voor gezinslast waardoor zijn/haar netto-inkomen daalt. Met dat lager inkomen moeten ze onderhoudsgeld voor de kinderen betalen maar dat brengt hen pas later een fiscaal voordeel op. Dit zou het aantal wanbetalers in de hand werken. Aanbeveling: - In de berekening van de bedrijfsvoorheffing kan rekening gehouden worden met de aftrekbare onderhoudsgelden die de onderhoudsplichtige voor zijn/haar kinderen betaalt.
Het geheel van de fiscale voordelen Net zoals het Comité de Liaison des Femmes (memorandum 2010) wenst de Vrouwenraad inzicht te krijgen in welke mate de fiscale voordelen aan mannen en vrouwen toekomen. Het gaat dus over het geheel van aftrekbare uitgaven, belastingverminderingen en belastingkredieten. Tabel: Evolutie fiscale voordelen voor vrouwen en mannen Aanslagjaar
Aftrekbare uitgaven v m
Belastingverminderingen v m
Belastingkredieten v m
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
… uitleg
Minderontvangsten voor de staat Om een zicht te hebben op het budgettair evenwicht van de overheid is het van belang te weten hoeveel belastingen en bijdragen er worden geïnd maar ook hoeveel er niet geïnd
Pagina 139
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
wordt of kan geïnd worden. Gegevens over de niet-inning zijn terug te vinden in de bijlage bij de rijksmiddelenbegroting. De Hoge Raad van Financiën publiceert jaarlijks namelijk sinds 1985 een inventaris van alle vrijstellingen, aftrekmogelijkheden en verminderingen die de ontvangsten van de staat beïnvloeden. 48 Vrijstellingen, aftrekken en belastingverminderingen behoren tot het algemeen stelsel van belasting. Fiscale uitgaven 49 zijn een afwijking op het algemeen stelsel van belasting. De invulling van de ontvangsten en niet-ontvangsten zijn een instrument van de overheid om het beleid te bepalen en doelen voorop te stellen. De fiscale uitgaven en minderontvangsten zijn sinds 2000 toegenomen van ongeveer 10% naar ruim 18%. De parafiscale minderontvangsten (bv. vrijstellingen van socialezekerheidsbijdragen) zijn ook gestegen. De sociale en fiscale fraude moet hier ook nog in rekening gebracht worden.50 Figuur: Fiscale uitgaven als afwijkingen op het algemeen stelsel van de belasting
48
Zoals voorzien in het Advies van de Hoge Raad van Financiën van 25 juli 1985; zie Belgisch Staatsblad van 18 april 1986, p. 5320.
49
Kamerdocument 52 2222/009, p. 3: Het begrip fiscale uitgave wordt als volgt bepaald: “Een minderontvangst wegens fiscale tegemoetkomingen voortvloeiend uit een afwijking van het algemeen stelsel van een gegeven belasting ten voordele van zekere belastingplichtigen of van zekere economische, sociale, culturele,…activiteiten en die kan vervangen worden door een rechtstreekse betoelaging.” Cfr. Hoge Raad van Financiën, 1985.
50
Jozef Pacolet en Tom Strengers, 2011, p. 128-129.
Pagina 140
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Bron: Jozef Pacolet en Tom Strengers, 2011, p. 18 (gebaseerd op Hoge Raad van Financiën 2002).
De aftrekken die leiden tot de bepaling van het netto-inkomen 51 en de uitgaven die recht geven op een fiscaal voordeel 52 maken deel uit van het algemeen belastingstelsel. De fiscale uitgaven 53 niet. Tabel: verliezen aan ontvangsten ingevolge fiscale uitgaven Miljoenen euro
2004
2005
2006
2007
Personenbelasting Vennootschapsbel.
4.511,30 2.329,14
4.677,82 3.123,36
5.098,48 2.521,82
nb nb
51
% gemid. jaarlijkse groei 6,3 4,1
Bijvoorbeeld: aftrekken van intresten op hypotheekleningen en beroepskosten.
52
Bijvoorbeeld: huwelijksquotiënt, vrijstellingen voor kinderen ten laste, verlaagde accijnzen voor voertuigen met dieselaandrijving.
53
Bijvoorbeeld: verhoogde belastingvermindering voor het bouwsparen, levensverzekeringspremies en kapitaalaflossingen, pensioensparen, persoonlijke bijdragen voor groepsverzekering of pensioenfonds, uitgaven in kader van PWA, uitgaven in kader van dienstencheque, energiebesparende uitgaven, verminderingen werkloosheidsuitkeringen, verminderingen uitkeringen ziekte en invaliditeit, verminderingen pensioenen en andere vervangingsinkomsten (vanaf 2004 ook werkloosheidsuitkeringen met anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, belastingkrediet voor lage activiteitsinkomens.
Pagina 141
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Bedrijfsvoorheffing Roerende voorheffing eindbelasting Accijnzen BTW totaal
489,41
198,7 503,09
495,88 524,71
948,48 503,48
118,8 0,9
2.282,20 1.116,50 10.728,64
2.253,74 1.207,41 11.963,49
2.215,38 1.338,70 12.194,97
1.666,19 1.500,21
-10,0 10,3 6,6
Nb= niet bepaald; Bron: Kamerdocument 52 2222/009, p. 9
Tabel: verlies aan ontvangsten ingevolge belastingaftrek, -vrijstelling of -vermindering die geen fiscale uitgaven zijn Miljoenen euro
2004
2005
2006
2007
Personenbelasting Vennootschapsbel. Bedrijfsvoorheffing Roerende voorheffing eindbelasting Accijnzen BTW Totaal
18.284,41 7.353,70 0 0
17.909,60 17.578,22 0 0
18,731,23 21,946,32 0 0
nb nb 0 0
% gemid. jaarlijkse groei 1,2 72,8 -
0 0 25.638,11
0 0 35.487,82
0 0 40.677,55
0 0
-
Bron: Kamerdocument 52 2222/009, p 10.
Deze tabel drukt de kost uit van de bepalingen die deel uitmaken van het algemeen stelsel en dus niet als fiscale uitgaven beschouwd worden, in termen van verliezen aan ontvangsten. De personenbelasting omvat hier o.a. de aftrek voor beroepskosten, het huwelijksquotiënt, de aan de basis van belasting vrijgestelde schijf alsmede de bijkomende vrijstellingen die functie zijn van het aantal kinderen of van andere bijzondere gezinstoestanden. De resultaten van de personenbelasting: 54 - de belastingverminderingen voor vervangingsinkomens zijn de belangrijkste post bij de fiscale uitgaven: 2.498 miljoen euro voor de inkomsten van 2006; - dan volgen de belastingverminderingen voor het langetermijnsparen en voor onroerende beleggingen: 1.856 miljoen euro; het gaat om de verminderingen voor levensverzekeringspremies, de kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen, het
54
Kamerdocument 52 2222/009, p 15.
Pagina 142
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
-
-
nieuwe stelsel van de aftrek voor de enige eigen woning, de betalingen voor het pensioensparen, de betalingen voor het verwerven van werkgeversaandelen en de persoonlijke bijdragen voor groepsverzekeringen; deze twee posten vertegenwoordigen 85% van de kwantificeerbare verliezen; andere belangrijke posten: terugbetaling door de werkgever van de kosten van het woon-werkverkeer (142 mio euro), belastingkrediet op lage inkomens uit beroepsactiviteit (95 mio), de aftrek voor de kosten van kinderopvang (94 mio), de bijkomende intrestaftrek voor hypothecaire leningen (58 mio) en de giften (42 mio); tot de belastingverminderingen behoren in dalende volgorde: de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven (149 mio), de belastingvermindering voor de met dienstencheques betaalde uitgaven (52 mio) en de belastingvermindering voor overuren (44 mio)
We verwijzen ook naar Jozef Pacolet en Tom Strengers 2011, tabel 2.5, p. 32-33 over een aantal gekwantificeerde fiscale uitgaven en andere minderontvangsten in miljoen euro met een evolutie van 2000 tot 2007. Bijvoorbeeld het huwelijksquotiënt: in 2000: 748,8 (= 4,07%) en in 2007: 534,1 miljoen euro (= 2,36%)
Curiosa Lusthuizen In de rubriek beroepskosten lezen we onder andere dat de kosten van allerlei aard met betrekking tot jacht, visvangst, yachten of andere pleziervaartuigen en lusthuizen, niet aftrekbaar zijn behalve indien en in zover de belastingplichtige bewijst dat zij bij het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid en uit hoofde van de eigen aard daarvan noodzakelijk zijn, of in de belastbare bezoldigingen van de begunstigde personeelsleden zijn begrepen. De fiscus beschouwt een lusthuis als een onroerend goed maar over aard van de beroepswerkzaamheden die erin plaatsvinden wordt met geen woord gerept. De Vrouwenraad veronderstelt dat dit betrekking heeft op bordelen, bepaalde cafés waar ook gebruik kan gemaakt worden van seksuele diensten en erotische sauna’s. We verwijzen naar het Strafwetboek waarin staat dat de exploitatie van ontucht/prostitutie strafbaar is, dus ook het uitbaten van huizen en souteneurschap. Volgens ons is het artikel (53,9°) van het WIB waarin de lusthuizen vermeld worden indirect in strijd met het artikel (380bis, §1,2°) van het Strafwetboek omdat het gaat om het bezoeken van een etablissement dat voor die doeleinden niet mag uitgebaat worden en waarbij de kosten die eraan verbonden zijn via een ‘omweg’ als beroepskosten kunnen ingebracht worden. Aanbevelingen - We vragen dan ook om het begrip “lusthuizen” te schrappen uit het WIB/92; Pagina 143
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
-
-
Bovendien vragen we om art. 53, 9° genderneutraal in te vullen: dat houdt in dat niet enkel kosten van allerlei aard met betrekking tot jacht, visvangst, yachten of andere pleziervaartuigen in overweging mogen genomen worden. Misschien kunnen ook wellnesscenters, beauty farms (zonder erotische beroepswerkzaamheden) e.d. het lijstje vervoegen. Ofwel: artikel 53,9° kan ook gewoonweg geschrapt worden.
Individu of gezin als basiseenheid? We hebben te maken met een combinatie van twee verschillende fiscale invalshoeken. Het gezin vormt de basiseenheid van de belastingen voor koppels en het individu de basiseenheid voor alleenstaande personen, feitelijk samenwonenden en eenouders. Bij de berekening van de belasting houdt de fiscus rekening met de burgerlijke staat en het aantal beroepsinkomens waarop een gezin aanspraak kan maken. Gehuwden en wettelijk samenwonenden moeten gebruik maken van de regel van decumul of individualisatie (afzonderlijke belasting van de beroepsinkomsten). Ons huidig belastingstelsel hanteert wel nog steeds geen 100% decumul. De verminderingen voor kinderen ten laste worden bij voorrang toegekend aan de partner met het hoogste inkomen, dus vaak de man. Zelfs wanneer de inkomsten van beide partners gelijk zijn, gaat de totale vermindering voor kinderen ten laste systematisch naar de vader. Bij een gelijk belastbaar inkomen zal het netto-inkomen na belasting van de vader hoger zijn dan dat van de moeder. Het huidige aanslagsysteem draagt bijgevolg niet bij tot de herverdeling van de inkomsten maar eerder tot een verscherping van het verschil in inkomsten m/v. Een oplossing is de invoering van een systeem van belastingvermindering dat voor beide ouders gelijk is. De belasting op basis van het gezin als uitgangspunt gaat uit van de hypothese dat het geld van het huishouden op een gelijke manier circuleert tussen de gezinsleden en dat blijkt zo niet te zijn 55 . Moet de inkomstenbelasting berekend worden voor ieder individu, los van de gezinsvorm? De overstap naar de totale individualisering is logisch ook al wordt geen rekening gehouden met het lot van de eenverdienergezinnen met een lager inkomen. Maar de piste die we 55
Belgian Gender and Income Analysis. In het kader van dit project is een nieuwe methodologie ontwikkeld die armoede op individueel niveau analyseert veeleer dan op gezinsniveau. Het gaat over de middelen van elk individu, ongeacht de kenmerken van het gezin waartoe men behoort. De hypothese is dat de individuele inkomsten niet gedeeld worden. Deze hypothese is niet extremer dan de hypothese van tal van 'traditionele' studies over de armoedegraad die ervan uitgaan dat alle inkomens door de gezinsleden gedeeld gebruikt worden ongeacht hun eigen inbreng.
Pagina 144
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
voorstellen inzake een geïntegreerd progressief belastingsysteem en fiscale tijdskredieten, kan een oplossing bieden voor eenoudergezinnen met een lagere inkomen. Er wordt niet enkel rekening gehouden met de beroepsinkomsten maar ook met de tijdsverdeling. Het begrip gezinshoofd/referentiepersoon Het discriminerende begrip gezinshoofd duikt nog op in het WIB, zie art. 134 en 140. De fiscale wetgeving omschrijft het begrip hoofd van het gezin niet. Maar ambtenaren gingen er in het verleden van uit dat de man of de partner met het hoogste beroepsinkomen gezinshoofd was. De fiscus is op deze visie teruggekomen via een circulaire van 20 november 2002 naar aanleiding van een arrest van het Grondwettelijk Hof van 8 mei 2001, nr. 57/2001. Als gevolg daarvan zijn het de belastingplichtigen zelf die bij het invullen van de aangifte aan de fiscus kenbaar maken wie aan ‘het hoofd van het gezin staat’. Aanbevelingen Het begrip gezinshoofd moet uit het WIB geschrapt worden. Bij wijze van overgangsmaatregel zou de persoonlijke rekeningnummers van beide partners op de formulieren van de inkomstenbelasting kunnen opgenomen worden en de persoonlijke supplementaire betaling of teruggave zou via deze persoonlijke rekeningen kunnen verlopen.
Tegemoetkomingen voor kinderen De kinderbijslag compenseert de directe kosten van de kinderen. De sociale zekerheid voorziet ook ondersteuning aan ouders die zorgtijd aan hun kinderen willen besteden (bijvoorbeeld ouderschapsverlof, tijdskrediet). Bovendien zijn er fiscale maatregelen die op een indirecte manier de kosten van kinderen ondersteunen: de fiscale aftrek voor wie gebruik maakt van kinderopvang en die na de invoering van deze maatregel meteen werd gecompenseerd door een fiscale tegemoetkoming voor ouders die géén gebruik maken van die opvang; het huwelijksquotiënt, hoewel deze laatste regeling vooral gebruikt wordt door oudere koppels die geen kinderen meer ten laste hebben.
Pagina 145
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Het Centrum voor Sociaal Beleid van de UA stelt voor om alle indirecte vergoedingen voor kinderzorg te vervangen door een directe vergoeding, de zogenaamde zorgtijduitkering. 56 De onderzoekers berekenden hoeveel zorgtijd kinderen vergen. Door het bedrag van de indirecte uitkeringen ‘direct’ te maken zou dit vaak neerkomen op 60% van het kinderbijslagbedrag extra. Haast alle gezinnen met kinderen winnen erbij en vooral de gezinnen met jonge kinderen (vanaf 3 jaar neemt de overheid via de leerplicht en de school een groot deel van de zorgtijd over). Eenoudergezinnen zouden het meest winnen. Gezinnen zonder kinderen waarvan maar één partner werkt, zouden het meest verliezen. Aanbeveling Elk kind fiscaal gelijk behandelen…en/of kinderbijslagen kostendekkend maken?
Sociale tegemoetkomingen versus belastingverminderingen Het is voor de burger vaak voordeliger om een rechtstreekse subsidie/voordeel te ontvangen. Via fiscale weg duurt het doorgaans twee jaar voor gezinnen financieel geholpen worden, tenzij het voordeel in de bedrijfsvoorheffing wordt opgenomen. Een systeem van rechtstreekse uitkeringen is gemakkelijker te controleren dan belastingverlagingen en het is flexibeler om hulp te bieden aan personen of gezinnen die er nood aan hebben. Maar niet alle belastingvoordelen zijn geschikt om in directe uitkeringen te worden omgezet. Aanbeveling De Vrouwenraad vraagt een onderzoek waarin nagegaan wordt welke techniek het doelmatigst is; bijvoorbeeld: belastingkrediet versus fiscale aftrek versus subsidie/sociale tegemoetkoming,…
Vermindering totale fiscale lasten op menselijke arbeid -
-
Meer rechtvaardigheid in de fiscaliteit door een vermindering van de belastingen op lonen; compensatie met andere/hogere belastingen (op inkomsten uit vermogens, bedrijfswinsten, ...). Een verdergaande verrekening van de schadelijkheid van bepaalde producten.
56
Joris Ghysels, Josehine Vanhille en Gerlinde Verbist, Herwaardering van kinderzorgtijd in het tweeverdienertijdperk: sociaal-economische evaluatie van een alternatief beleidspakket, UA/Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck, CSBBerichten, juni 2010, p. 19-20.
Pagina 146
Vrouwenraad Inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
Bronnen Budget & Recht, Belastinggids 2011 Riet Bulckens, Dimitri Mortelmans, Marie-Thérèse Casman en Caroline Simaÿs, Families in beweging. Een gezinsbeleid op maat ? Editions Luc Pire, Eupen, 2007. André Decoster en Kristian Orsini, Verdient een vlaktaks zichzelf terug? Leuvense economische standpunten 2007/117, KULeuven Onderzoekseenheid voor Economische Studiën, mei 2007 Joris Ghysels, Josehine Vanhille en Gerlinde Verbist, Herwaardering van kinderzorgtijd in het tweeverdienertijdperk: sociaal-economische evaluatie van een alternatief beleidspakket, UA/Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck, CSB-Berichten, juni 2010 Jozef Pacolet en Tom Strengs, De kost van fiscale en parafiscale uitgaven en ontwijking in België, HIVA-KU-Leuven, 2011 Walter Van Dongen, Naar een democratische arbeidsverdeling in Vlaanderen en Europa ? Het Combinatiemodel als basis voor een geïntegreerd beleid, SVR-Studie 2008/1. Wetboek van Inkomstenbelasting WIB 92 aanslagjaar 2011
Fisconetplus
http://ccff02.minfin.fgov.be/KMWeb/document.do?method=view&id=9c2aedf3-227a-443a-adabab1b9a0c41ee#findHighlighted
Pagina 147