Figure 1 logo vrouwenraad
Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Stand van zaken en Vrouwenraadcommentaar 2012
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief INHOUDSTAFEL
Inleiding .................................................................... 4 Recente overheidsingrepen ....................................... 4 Afremming van de pensioenuitgaven ........................................... 4 Pensioenhervorming van 1997 .................................................................. 5 Zilverfonds................................................................................................ 7 2011-2012 ................................................................................................. 7
Maatregelen voor een betere pensioenbescherming .................. 15
Pensioenleeftijd ...................................................... 17 Soorten wettelijke pensioenen ................................ 18 Berekening .............................................................. 18 Gelijkgestelde periodes ........................................... 21 Individuele en afgeleide rechten .............................. 23 Cijfers ...................................................................... 28 Loopbanen van werkne(e)m(st)ers ............................................. 28 Aantal pensioengerechtigden..................................................... 30 Intredeleeftijd ............................................................................ 33 Pensioenuitgaven ...................................................................... 33
Pagina 2
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
Pensioeninkomens ..................................................................... 34 Gemiddelde pensioenbedragen werkne(e)m(st)ers ..................... 38 Gelijkgestelde dagen in de pensioenen ....................................... 41
Aanbevelingen ........................................................ 45 Versterking eerste pijler ............................................................. 45 Individuele rechten .................................................................... 45 Gelijkgestelde periodes .............................................................. 46
Pagina 3
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
Inleiding De wettelijke pensioenen of de zogenaamde eerste pensioenpijler is wat de meeste mensen nog steeds onder 'het pensioen' verstaan. Iedereen geniet na de beroepsloopbaan een wettelijk rust- of overlevingspensioen. De federale overheid beheert de wettelijke pensioenen. Ze worden gefinancierd met verplichte bijdragen van werknemers, werkgevers en zelfstandigen aan de sociale zekerheid/sociaal statuut der zelfstandigen. De werkenden van vandaag betalen voor de gepensioneerden van vandaag (het zogenaamde repartitiesysteem). Voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren zijn er aparte pensioenregimes. De wettelijke pensioenen zijn de laatste drie decennia aan het verglijden naar een “minimumpensioen of een basispensioen”. Ze behoren tot de laagste in Europa. België heeft ook het hoogst aantal armen onder zijn gepensioneerden. Voor vele pensioengerechtigden valt het wettelijk pensioen ook lager uit dan ze dachten. Eén op vijf 65-plussers (20,6%) leeft onder de armoedegrens. Dat is meer dan bij de rest van de bevolking. Vrouwelijke 65-plussers worden nog meer getroffen (21,5%). Bij 75-plussers heeft één op vier (24,6%) een inkomen onder de armoedegrens 1. Ambtenaren hebben gemiddeld dubbel zoveel wettelijk pensioen als werknemers uit de privé sector. Het ambtenarenpensioen wordt fiscaal anders behandeld. Het werknemerspensioen is op zijn beurt gemiddeld het dubbele van het gemiddelde zelfstandigenpensioen. We hebben te maken met een ‘pensioenkloof’ tussen vrouwen en mannen. De verschillen in de pensioenbedragen tussen vrouwen en mannen zijn een gevolg van de loopbaankloof v/m. In dit dossier hebben we aandacht voor de wettelijke pensioenen van werknemers. Bepaalde aspecten komen aan bod zoals de recentste pensioenhervormingen, de pensioenberekening, de gelijkgestelde perioden, de individuele en afgeleide rechten, diverse cijfergegevens.
Recente overheidsingrepen Overheidsingrepen van de laatste decennia worden gekenmerkt door afremmingen van de pensioenuitgaven en tegelijk ook door maatregelen voor een betere pensioenbescherming.
Afremming van de pensioenuitgaven De overheid sleutelt al enige tijd aan de afremming van de pensioenuitgaven: 1
FOD Economie, Studiecommissie Vergrijzing, Jaarlijks verslag 2007, p. 20.
Pagina 4
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Vanaf de jaren 1980 zijn er een aantal pensioenhervomingen geweest: de loongrens voor de bijdragen werd doorbroken (bijdragen op het volledige loon, terwijl de hoogste loondelen niet meetellen voor de pensioenberekening); de bevriezing van het plafond van het pensioenbedrag; de welvaartsaanpassingen die enkel gelden voor de laagste pensioenen; de aanvullende pensioenen via een kapitalisatiesysteem.
Pensioenhervorming van 1997 Vrouwen droegen hun steentje bij in de besparing op de pensioenuitgaven via de verhoging van de pensioenleeftijd van 60 tot 65 jaar en de berekeningsbreuk van 40sten naar 45sten. Deze maatregel, opgelegd door een Europese richtlijn2, betekende een gelijkschakeling van de pensioenleeftijd en -berekening met die van mannen. In de praktijk hebben/zullen vele vrouwen die beroepsactief waren/zijn daardoor hun pensioenuitkeringen zien verminderen. De belangrijkste kritieken van de Vrouwenraad (standpunt sociale zekerheid 2001), de Raad van de Gelijke Kansen voor mannen en vrouwen en andere vrouwenorganisaties waren: - m.b.t. de gelijkmaking van de berekeningswijze van de rustpensioenen voor mannen en vrouwen door voortaan een berekening in 45sten te hanteren, middels een overgangsperiode van 13 jaar (van 1997 tot 2010, met een stap om de 3 jaar) dat deze overgangsperiode onvoldoende lang was en dat de compensatiemechanismen onvoldoende waren; 3 - het minimumjaarrecht per loopbaanjaar op zich is interessant maar het geldt enkel voor werknemers die minstens halftijds zijn tewerkgesteld; - de mogelijkheid om vervroegd op pensioen te gaan op 60 jaar is minder toegankelijk voor vrouwen omdat ze moeilijker aan de loopbaanvoorwaarde kunnen vervullen. Het Advies nr. 15 van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen4 over deze pensioenhervorming maakt een berekening van wat deze hervoming de werkneemsters gaat kosten: PENSIOENHERVORMING : WAT GAAT DIT DE WERKNEEMSTERS KOSTEN ? De pensioenhervorming omvat in hoofdzaak drie luiken, waarvan het globaal financieel impact werd geraamd tot in 2009. Het impact van deze hervorming is geventileerd per geslacht tot in 2005. Dit wordt vergeleken met de bedragen van de pensioenen die, bij een ongewijzigde wetgeving, vanaf 1997 genomen zouden worden. De eerste twee luiken zijn cumulatief; het derde luik komt bovenop de verminderingen die het gevolg zijn van de eerste twee luiken. De verminderingen komen hoofdzakelijk op de schouders van de vrouwen terecht. De pensioenen van de mannen en de afgeleide rechten worden niet of nauwelijks geraakt. De drie luiken
Tegen 2009
Tegen 2005
1. verhoging van de normale pensioenleeftijd, berekening
laat een besparing toe van 24 miljard.
* de werkneemsters verliezen 17,7 miljard, of 29,2 % van de bij
2
Europese richtlijn 79/7 betreffende de gelijkheid in de wettelijke stelsels van de sociale zekerheid. De Raad van de Gelijke Kansen voor mannen en vrouwen formuleert aanbevelingen inzake de compensatiemechanismen in zijn Aanbeveling van 31 maart 1995. 4 Het Advies nr. 15 van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen van 21 maart 1997 betreffende bepaalde maatregelen goedgekeurd in het kader van de modernisering van de sociale zekerheid; p. 4-5, p. 13-14. 3
Pagina 5
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief in 45sten en loopbaanvoorwaarde ingeval van toepassing van de flexibiliteit.
ongewijzigde wetgeving te verwachten massa. Alleen al de loopbaanvoorwaarde doet hen 5,8 miljard verliezen. * de pensioenen van de mannen worden niet geraakt door dit eerste luik, de afgeleide rechten bijgevolg ook niet.
2. progressieve afbouw van de herwaarderscoëfficient (momenteel 1,036 %).
brengt een vermindering van 10,2 miljard met zich mee.
vertegenwoordigt een vermindering van 7,1 miljard, hetzij : * een vermindering van 5,6 miljard van de pensioenen van de mannen (of 4,1 % van de bij ongewijzigde wetgeving te verwachten massa); * een vermindering van 1,48 miljard van de vrouwenpensioenen (of 2,4 % van de bij ongewijzigde wetgeving te verwachten pensioenen).
3. invoeren van een geplafonneerd minimumjaarrecht voor hen die een loopbaan hebben van minimum 15 jaar.
brengt een verhoging van de pensioenen met 7,6 miljard met zich mee.
brengt een vermeerdering met zich mee van : * 1,8 miljard voor de mannen (of 1,3 % van het te verwachten bedrag); * 3,2 miljard voor de vrouwen (of 5,3 % van het te verwachten bedrag).
Totaal van de drie luiken :
Het pensioenstelsel zal 26,6 miljard verliezen.
Het stelsel zal 19,7 miljard verliezen, of 10 % van het te verwachten totaalbedrag. ./...
Deze vermindering valt voor 80,7 % ten laste van de vrouwenpensioenen en voor 19,3 % van die van de mannen. Concreet betekent dit dat de vrouwen 15,9 miljard zullen verliezen, of 26,2 % van het te verwachten bedrag. De mannen zullen 3,8 miljard, of 2,7 % van het te verwachten bedrag, verliezen. De afgeleide rechten, die hieraan verbonden zijn, volgen diezelfde ontwikkeling. Opmerking : deze raming van het impact van de hervorming houdt geen rekening met de gelijkgestelde perioden.
Pagina 6
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
Zilverfonds Voor de financiering van de wettelijke pensioenen is de federale overheid gestart met het Zilverfonds in 2002. Dat fonds reserveert een percentage (tot 0,3%) van eventuele overschotten op de begroting en de sociale zekerheid.
2011-2012
Regeerakkoord van december 2011 - wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen - aanpassingen februari 2012 De afremming van de pensioenuitgaven wordt aangescherpt door volgende ingrepen:
Verhoging van de effectieve leeftijd om op vervroegd pensioen te gaan Onderstaande maatregelen hebben geen terugwerkende kracht en zijn van toepassing op de pensioenen die ten vroegste op 1 januari 2013 ingaan. Ze hebben in eerste instantie betrekking op de leeftijd waarop het pensioen vervroegd kan ingaan. De minimumleeftijd voor toegang tot het vervroegd pensioen op 60 jaar wordt gefaseerd opgetrokken als volgt: Datum Minimumleeftijd
Loopbaanvoorwaarde (*) Uitzonderingen lange loopbanen
2012
60 jaar
35 jaar
/
2013
60,5 jaar
38 jaar
60 jaar, indien 40 jaar loopbaan
2014
61 jaar
39 jaar
60 jaar, indien 40 jaar loopbaan
2015
61,5 jaar
40 jaar
60 jaar, indien 41 jaar loopbaan
2016
62 jaar
40 jaar
60 jaar, indien 42 jaar loopbaan 61 jaar, indien 41 jaar loopbaan
(*) Tijdsvakken van binnen- en buitenlandse pensioenverzekering (periodes gewerkt als werknemer, zelfstandige of ambtenaar met inbegrip van gelijkgestelde periodes zoals ziekte, brugpensioen, werkloosheid enzovoort) tellen mee om aan de loopbaanvoorwaarde te voldoen
Er worden overgangsmaatregelen voorzien voor de werknemers : -
van wie de opzegtermijn ingaat voor 1 januari 2012 en eindigt na 31 december 2012. Er zijn ook overgangsmaatregelen voorzien voor de werknemers die vóór 28 november 2011 in onderling overleg met hun werkgever een overeenkomst van vervroegde uittreding op de leeftijd van 60 jaar hebben afgesloten terwijl ze, bij gebrek aan voldoende loopbaanjaren op dat ogenblik, geen aanspraak kunnen maken op hun wettelijk pensioen. Dat kan enkel voor zover deze werknemers op de leeftijd van 60 jaar minstens een loopbaan van 35 jaren bewijzen.
Pagina 7
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Wie in 2012 60 jaar is en 35 jaar gewerkt heeft, voldoet aan de voorwaarden om in 2012 op vervroegd pensioen te gaan. In2013 schuift die loopbaanvoorwaarde op naar 38 jaar. Om te vermijden dat: - Diegenen die langer willen werken gestraft worden terwijl ze op een bepaald ogenblik voldoen aan de voorwaarden vereist voor het vervroegd pensioen - Ofwel dat ze worden aangezet om hun loopbaan voortijdig stop te zetten om recht te hebben op het vervroegd pensioen Zullen de personen die op een bepaald ogenblik voldoen aan de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden om op vervroegd pensioen te gaan, de mogelijkheid behouden om hun aanvraag voor een vervroegd pensioen in te dienen (ongeacht de datum waarop het pensioen later daadwerkelijk ingaat). De werknemer die ten laatste op 31 december 2012 de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden vervult om het vervroegd pensioen op te nemen, volgens zijn eigen keuze en op zijn vraag, zal ten vroegste een vervroegd pensioen kunnen bekomen vanaf 1 januari 2013. Wie in 2012 niet aan de loopbaan- en leeftijdsvoorwaarden voldoet en onder de oude regeling op één, twee of drie jaar van zijn vervroegd pensioen stond zal door de nieuwe regeling in een aantal gevallen drie tot vijf jaar langer moeten werken dan voorzien. Leeftijd 61 60 60 59 59 59 59 59 58 58 58 58 58 57 57 57
Loopbaan 34 34 33 36 35 34 33 32 35 34 33 32 31 34 33 32
Oude regeling 62 61 62 60 60 60 61 62 60 60 60 61 62 60 60 60
Nieuwe regeling 65 ( +3) 65 (+4) 65 (+3) 63 (+3) 64 (+4) 65 (+5) 65 (+4) 65 (+3) 63 (+3) 64 (+4) 65 (+5) 65 (+4) 65 (+3) 63 (+3) 64 (+4) 65 (+5)
Overgangsregeling 64 63 64 62 62 62 63 64 62 62 62 63 64 62 62 62
Het voorstel van overgangsregeling luidt als volgt: voor wie op 31 december 2012 tussen 57 en 61 jaar is en wegens een te korte loopbaan drie tot vijf jaar langer zal moeten werken dan onder de oude regeling, wordt het aantal bijkomend te werken jaren beperkt tot twee. Commentaar Vrouwenraad: Deze maatregel van de verhoging van de effectieve leeftijd om op vervroegd pensioen te gaan treft vooral vrouwen: op 62 jaar vervroegd met pensioen gaan is voor hen minder toegankelijk dan voor mannen omdat ze moeilijker de loopbaan- en leeftijdsvoorwaarde kunnen vervullen.
Pagina 8
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Bij de pensioenberekening het werk meer laten doorwegen ten opzichte van de periodes van inactiviteit -
-
-
De regering zal de mogelijkheid onderzoeken om de uitvoeringsregels voor de gelijkstelling van de voor alle pensioenstelsels gemeenschappelijke periodes op elkaar af te stemmen De werkloosheid van de 3e periode en de brugpensioenperioden vóór 60 jaar zullen in de pensioenberekening gevaloriseerd worden op basis van het minimumrecht per loopbaanjaar, met uitzondering van de brugpensioenen in geval van een bedrijf in moeilijkheden of herstructurering, evenals die welke ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96 werden genomen. 5 De periodes van vrijwillige werkonderbreking, buiten het gemotiveerde tijdskrediet en de thematische verloven, zullen bij de pensioenberekening nog voor maximum een jaar gevaloriseerd worden. In geval van een arbeidsduurvermindering van 1/5de tijd zal deze gelijkstelling in dagen kunnen worden geteld Deze maatregelen zullen voor de betrokken periodes vanaf 2012 in werking treden.
Concreet volgens de wet van 28 december 2011 Brugpensioen vóór 60 jaar: -
Gelijkstelling wordt beperkt tot het bedrag van het minimumjaarrecht. Personen die al in het stelsel van brugpensioen zitten of vóór 28.11.2011 een toezegging hadden, vallen niet onder de maatregel. - Brugpensioen na 60 jaar blijft volledig vrijgesteld. Het halftijds brugpensioen dooft uit. 6
Vrijwillige loopbaanonderbreking of tijdskrediet vóór de leeftijd van 60 jaar: -
Gelijkstelling wordt beperkt tot maximum 1 jaar. De onderbrekingen van de loopbaan met een bepaald motief (tijdskrediet voor opvoeding, zorg of opleiding, ouderschapsverlof, palliatief verlof, zorgverlof) blijven volledig gelijkgesteld. Personen die al in het stelsel van tijdskrediet zitten of vóór 28.11.2011 een aanvraag ingediend hebben, vallen niet onder de maatregel.
Voor mensen die in de toekomst in een landingsbaan intreden of een aanvraag na 28 november 2011 indienen: - Vóór de leeftijd van 60 jaar wordt een gelijkstelling voorzien zoals voor brugpensioen (dus op basis van het minimumrecht = minimumpensioen voor die periodes). 5
De naam brugpensioen wordt gewijzigd in werkloosheid met bedrijfstoeslag. De loopbaanvereiste en leeftijd wordt stelselmatig opgetrokken. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen CAO’s die of collectieve akkoorden die na of voor 31/12/2011 werden gesloten. Volgens de algemene regel moest de werknemer 60 jaar bereikt hebben en een loopbaar van 30 jaar kunnen aantonen. Hierop zijn talrijke uitzonderingen gemaakt via CAO’s. Vanaf 1 januari is de algemene regel 60 jaar met een loopbaan van 40 jaar en er worden overgangsmaatregelen ingevoerd en uitzonderingsregelingen. 6 Vanaf 1 januari 2012 wordt het KB van 30 juli 1994 inzake het halftijds brugpensioen opgeheven via de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen.
Pagina 9
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief -
Na de leeftijd van 60 jaar wordt er in een volledige gelijkstelling voorzien voor de duurtijd van 1 jaar VTE (dus 2 jaar 1/2de landingsbaan of 5 jaar 1/5de landingsbaan). Voor de periodes daarnaast gebeurt de gelijkstelling op basis van het minimumrecht. Uitzonderingen: o Brugpensioen, tijdskrediet, loopbaanonderbreking en landingsbanen vanaf 60 jaar. o Personen ouder dan 50 jaar die vóór 28.11.2011 al in een stelsel van tijdskrediet of loopbaanonderbreking zaten.
Aanpassingen februari 2012 Basistijdskrediet
Het basistijdskrediet opgenomen voor erkende motieven: 1 jaar gelijkstelling proportioneel voor 1/2de tijdskrediet.
Eindeloopbaan
Voor het tijdskrediet en de specifieke loopbaanonderbreking op het einde van de loopbaan wordt de toegang tot en het recht op verhoogde uitkeringen op 55 jaar gebracht voor het 1/5de tijdskrediet en voor het halftijdse tijdskrediet. Er worden uitzonderingen voorzien voor de zware beroepen die tegelijk knelpuntberoepen7 zijn. Na besprekingen met de sociale partners wordt de leeftijdsgrens naar 50 jaar gebracht om een 1/5de landingsbaan te kunnen nemen; of: - Indien men een zwaar beroep 8 uitoefent conform het KB van 28 december 2011 (en op advies van de NAR kan de definitie van een zwaar beroep worden aangepast); - Indien men werkne(e)m(st)er in een bouwbedrijf is 9; - Indien met op 50 jaar 28 jaar effectieve loopbaanjaren heeft waarbij enkel moederschapsverlof, vaderschapsverlof en adoptieverlof gelijkgesteld wordt 10; - Voor ondernemingen in moeilijkheden of herstructurering indien dit het aantal ontslagen/brugpensioenen beperkt; deze landingsbanen worden volledig gelijkgesteld. De sociale partners zullen ook onderzoeken hoe landingsbanen tot langer werken kunnen leiden.
Tabel Overzicht hervormingen tijdskrediet en loopbaanvermindering en gelijkstelling voor de pensioenen 2011 Tijdskrediet privé-sector Tijdskrediet voor een volledige schorsing van de arbeidsprestaties voor alle werknemers jonger of ouder dan 50 jaar:
2012 Algemeen stelsel zonder motief (1) De werknemer met 5 jaar loopbaan als loontrekkende en 2 jaar anciënniteit bij de werkgever heeft recht op: - ofwel 12 maanden volledige onderbreking
7
Elke gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling werkt regelmatig een lijst met knelpuntberoepen bij. Dat zijn beroepen waarvoor er een belangrijk tekort aan arbeidskrachten bestaat. Op grond van deze lijsten publiceert de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) een officiële lijst met knelpuntberoepen: Raadpleeg de "Lijst van studies die voorbereiden op beroepen waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat" . 8 Wisselende ploegen, onderbroken diensten, nachtarbeid gedurende laatste 5/10 jaar of 7/15 jaar. 9 Verminderde arbeidsgeschiktheid en 10 jaar in bouw. 10 Loopbaanjaar is minimum 285 dagen gedekt door loon; alleen mogelijk mits sectorale CAO; wordt de budgettaire doelstelling niet gehaald dan wordt de loopbaanvoorwaarde verhoogd tot 29 of 30 jaar.
Pagina 10
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief voor gerechtigden op een onderbrekingsuitkering is de gelijkstelling beperkt tot 12 maanden; - de sector of de onderneming kan het voltijds tijdskrediet tot maximum 60 maanden optrekken; in dit geval zijn de eerste 36 maanden gratis gelijkgesteld en zijn de overige 24 maanden niet regulariseerbaar door vrijwillige bijdragen te betalen. Thematische verloven Verlof voor de verzorging van een zwaar ziek gezinsof familielid: de - vorm: volledige onderbreking, halftijds of 1/5 - duur: max. 12 maanden volledig of max. 2-4 maanden deeltijds per periode van min. 1 maand en max. 3 maanden - tewerkstellingsvoorwaarde: voltijds werken voor de volledige onderbreking of 1/5 vermindering, de minstens 3/4 werken in geval van vermindering tot halftijds. Verlof voor palliatieve zorgen: - vorm: idem - duur: max. 1 maand, verlengbaar met 1 maand - tewerkstellingsvoorwaarde: voltijds werken op moment van aanvraag in geval van vermindering de tot halftijds of voor 1/5 vermindering. Tijdskrediet voor een vermindering van de tewerkstelling tot een halftijdse baan voor werknemers jonger dan 50 jaar Tijdskrediet voor een vermindering van de tewerkstelling tot een halftijdse betrekking voor werknemers jonger dan 50 jaar: - het voltijds of halftijds tijdskrediet is toekenbaar tot maximum 60 maanden gedurende de hele loopbaan - het tijdskrediet kan slechts tot maximum 36 maanden gelijkgesteld worden - een werknemer die gedurende 5 jaar halftijds tijdskrediet verkrijgt, bekomt slechts de eerste 3 jaar gelijkstelling; dit komt dus neer op een gratis gelijkstelling van 3 x 6 maanden = 18 maanden - ook hier is geen regularisatie mogelijk voor de laatste 2 jaar halftijds tijdskrediet - de beperking tot 36 maanden gratis gelijkstelling geldt gezamenlijk voor de perioden bedoeld onder de twee eerste streepjes. Tijdskrediet voor een vermindering van de de tewerkstelling met 1/5 voor werknemers jonger dan 50 jaar - een gratis gelijkstelling voor een periode van maximum 5 jaar wanneer de tewerkstelling met -
-
ofwel 24 maanden halftijdse vermindering ofwel 60 maanden 1/5 vermindering of een combinatie van deze stelsels tot een voltijds equivalent van 12 maanden
→1 jaar gelijkstelling Algemeen stelsel met motief zorg en opleiding (1) De werknemer met 2 jaar anciënniteit bij de werkgever heeft recht op een bijkomend recht op onderbrekingsuitkeringen van maximaal 36 maanden volledige onderbreking, halftijdse vermindering of 1/5 vermindering (2): - om zorg te dragen voor zijn kind tot 8 jaar - om palliatieve zorgen toe te dienen - om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen - om een opleiding te volgen. →volledige gelijkstelling Algemeen stelsel met motief ziek kind (1) De werknemer met 2 jaar anciënniteit bij de werkgever heeft recht op een bijkomend recht op onderbrekingsuitkeringen van maximaal 48 maanden volledige onderbreking, halftijdse vermindering of 1/5 vermindering (3): - om zorg te dragen voor zijn gehandicapt kind tot 21 jaar; - om zijn zwaar ziek kind of een zwaar ziek kind dat deel uitmaakt van het gezin bij te staan of te verzorgen. →volledige gelijkstelling
Pagina 11
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief de
1/5 verminderd wordt; - deze gelijkstelling kan boven op de gelijkstelling van 3 jaar worden verkregen; - werknemers die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben en hun tewerkstelling tot 50% of met de 1/5 verminderen; - gratis gelijkstelling tot de wettelijke pensioenleeftijd zoals dit voordien al het geval was in het stelsel van loopbaanonderbreking. Kortom: 11 Sinds 1 januari 2012 hebben werknemers recht op : - 1 jaar basiskrediet en 3 jaar gemotiveerd krediet; anciënniteitsvoorwaarde niet-gemotiveerd tijdkrediet van 2 naar 5 jaar; - voor het basistijdkrediet (1 jaar pro rata) nog maar 1 kalenderjaar gelijkstelling voor pensioen (5 jaar voor 4/5) en dit voor alle periodes (ook de lopende) vanaf 1 januari [...] Eindeloopbaan De werknemer met 25 jaar beroepsloopbaan (i.p.v. 20 jaar voordien) heeft recht op een onderbrekingsuitkering vanaf 55 jaar (i.p.v. 50 jaar voordien) in het kader van een halftijdse en 1/5 vermindering tot aan de pensioenleeftijd Afwijking: vanaf 50 jaar: - voor de werknemers die een zwaar beroep hebben uitgeoefend; - en op voorwaarde dat het zwaar beroep voorkomt op de lijst van knelpuntberoepen. Uitzondering: De werknemers die reeds in het stelsel zitten en die niet aangevraagd hebben tot aan de pensioenleeftijd, kunnen genieten van de oude bepalingen indien zij een nieuw aanvraagformulier met de pensioenleeftijd als einddatum indienen. 1) in het verleden opgenomen krediet wordt verrekend (2) 12 maanden zonder motief + 36 maanden met motief zorg en opleiding. De genoten periodes met motief ziek kind, met uitzondering van de eerste 12 maanden, worden in mindering gebracht van de 36 maanden. Het betreft kalenderperiodes die niet gerekend worden in voltijdse equivalenten. (3) 12 maanden zonder motief + 48 maanden met motief ziek kind. De genoten periodes met motief zorg en opleiding worden in mindering gebracht van de 48 maanden. Het betreft kalenderperiodes die niet gerekend worden in voltijdse equivalenten. Bron 2012: http://www.rva.be/frames/frameset.aspx?Path=D_opdracht_LBO/&Items=1&Language=NL
Commentaar Vrouwenraad →over bij de pensioenberekening het werk meer laten doorwegen ten opzichte van de periodes van inactiviteit:
http://www.dereparaties.be/?utm_source=acvonline&utm_medium=presslinkfront&utm_campaign=pressacvonline 11
Pagina 12
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Het onderzoek om de uitvoeringsregels voor de gelijkstelling van de voor alle pensioenstelsels gemeenschappelijke periodes op elkaar af te stemmen biedt de mogelijkheid om ongelijke behandelingen weg te werken (zoals de Vrouwenraad voorstelt in zijn dossier over de Gelijkgestelde periodes ). De werkloosheid van de derde periode en de brugpensioenperioden vóór 60 jaar zullen in de pensioenberekening gevaloriseerd worden op basis van het minimumrecht 12 per loopbaanjaar: zeker wat de werkloosheid van de derde periode betreft, zal dit vooral vrouwen treffen omdat zij als ‘samenwonende’ het meest in deze categorie vertegenwoordigd zijn en daardoor ook al een lagere werkloosheidsuitkering ontvangen (in verhouding tot wat ze voor hun werkloosheidsperiode bijgedragen hebben). De combinatie van beroeps- en gezinsleven komt onder druk te staan. De totale duur via de combinatie van de verschillende onderbrekingsmogelijkheden (vóór 2012 : tijdskrediet en thematische verloven) vermindert tot 4 jaar (basistijdskrediet + gemotiveerd tijdskrediet). De anciënniteitsvoorwaarden verhogen en de gelijkstelling voor het pensioen vermindert voor het basistijdskrediet. Het risico bestaat dat vooral vrouwen de combinatie dan zullen ‘oplossen’ door (meer) deeltijds te gaan werken: dit heeft een negatieve impact voor de opbouw van hun pensioenrechten. Er zijn meer loopbaanjaren vereist voor de toegang tot eindeloopbaanstelsels: vrouwen hebben het moeilijker dan mannen om aan deze nieuwe voorwaarde te voldoen. De koppeling van zware beroepen met knelpuntberoepen betekent een beperking van het aantal zware beroepen dat in aanmerking komt voor een landingsbaan op 50 jaar.
Brugpensioen
De minimumleeftijd wordt verhoogd naar 60 jaar en de anciënniteit naar 40 jaar voor nieuwe cao’s vanaf 1 januari 2012 en voor bestaande cao’s vanaf 2015. Het recht op brugpensioen op 56 jaar met een loopbaan van 40 jaar wordt verlengd tot 2015 en de voorwaarde dat men 78 arbeidsdagen moet kunnen aantonen voor de leeftijd van 17 jaar wordt geschrapt. Voor zware beroepen (wisselende ploegen, nachtarbeid en onderbroken diensten) zal brugpensioen verder mogelijk blijven vanaf 58 jaar na 35 loopbaanjaren: hier geldt dus geen verstrenging van leeftijds- en loopbaanvoorwaarden tot 60 jaar en 40 jaar. Inzake gelijkstellingen zijn er wijzigingen ten aanzien van de verstrengingen in het regeerakkoord; volledig gelijkgesteld zijn nu: - Brugpensioen ondernemingen in moeilijkheden of herstructurering, 56 jaar lange loopbaan 40 jaar, 56 jaar nachtarbeid, 56 jaar bouw, 58 jaar zware beroepen en 58 jaar mindervaliden of ernstig lichamelijk letsel;
12
i.p.v. op basis van het fictieve loon: de hoogte van het werknemerspensioen hangt af van het jaarlijks verdiende of fictieve loon. Een fictief loon is een loon dat wordt toegekend in een periode van gelijkstelling. Het wordt in principe berekend op het gemiddelde loon van het afgelopen kalenderjaar.
Pagina 13
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief -
Brugpensioen 58 jaar en lange loopbaan 38 jaar of regelingen 55/56/57 jaar ononderbroken verlengd (=uitdovend stelsel): tot 59 jaar gelijkstelling aan minimumrecht, vanaf 59 jaar volledig gelijkgesteld; Pseudobrugpensioen: tot 59 jaar gelijkstelling aan minimumrecht, vanaf 59 jaar volledig gelijkgesteld.
Tabel ‘Brugpensioen’ vanaf 1 januari 2012 Minimumleeftijd
CAO's gesloten en neergelegd vóór 01.01.2012 of na deze datum verlengd
60 jaar
CAO nr. 17 (van toepassing in alle ondernemingen van de privésector) Sectorale of ondernemings-CAO Sectorale of ondernemings-CAO
58 58
Vereist minimum beroepsverleden
Vereist minimum beroepsverleden
Vereist minimum beroepsverleden
2012 M :35 jaar V : 28 jaar
2013 M :35 jaar V : 28 jaar
2014 M :35 jaar V : 28 jaar
M :38 jaar V : 35 jaar 35 jaar waaronder een aantal jaren in een zwaar beroep
M :38 jaar V : 35 jaar 35 jaar waaronder een aantal jaren in een zwaar beroep
M :38 jaar V : 38 jaar 35 jaar waaronder een aantal jaren in een zwaar beroep
Uitleg : Voor de algemene stelsels (zie tabel) zullen de toegangsvoorwaarden (leeftijd en aantal jaren beroepsverleden) geleidelijk aan verhoogd worden. Voor de CAO's die al bestonden op 31 december 2011 (*) en voor de CAO's die deze verlengen, zal deze verhoging pas gevolgen hebben vanaf 1 januari 2015. (*) gesloten en neergelegd vóór 1 januari 2012
De specifieke stelsels (58 jaar met 35 jaar beroepsverleden voor de werknemer met zware medische problemen, 56 jaar met 33 jaar beroepsverleden waarvan 20 jaar nachtarbeid, het stelsel op 56 jaar in de bouwsector, het stelsel op 56 of 57 jaar met 38 jaar beroepsverleden, het stelsel van de CAO 92 op 56 jaar met 40 jaar beroepsverleden) blijven ongewijzigd. Voor de ondernemingen erkend als onderneming in moeilijkheden zal de leeftijdsvoorwaarde geleidelijk aan verhoogd worden tot 55 jaar in 2018. Zo wordt de leeftijd vanaf 1 januari 2012 op 52 jaar gebracht, maar enkel voor de ondernemingen waarvan de periode van erkenning als onderneming in moeilijkheden aanvangt na 31 december 2011. Met andere woorden, de erkenning als onderneming in moeilijkheden die is aangevangen vóór 1 januari 2012 kan toegepast worden onder de leeftijdsvoorwaarden zoals vastgelegd in de ministeriële beslissing. Voor de ondernemingen erkend als onderneming in herstructurering wordt de leeftijdsvoorwaarde vanaf 1 januari 2013 op 55 jaar gebracht (het betreft enkel de periodes van erkenning die ingaan vanaf 1 januari 2013).
Pagina 14
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Bron : http://www.rva.be/frames/Frameset.aspx?Path=D_opdracht_BP/Regl/Reglementering/&Language=NL&Items= 1/1/2
De overlevingspensioenen beperken De mensen die hun partner verliezen zullen een ‘overgangsuitkering’ ontvangen waarvan de duur zal afhangen van de leeftijd, het aantal kinderen en het aantal jaren van wettelijk samenwonen of huwelijk. Na afloop van de overgangsuitkering en bij gebrek aan een baan zal er onmiddellijk een recht op werkloosheidsuitkering geopend worden, zonder wachttijd en met een aangepaste en vroegtijdige begeleiding. Om een overgang tussen het oude en het nieuwe stelsel te garanderen, zal de regering ervoor zorgen dat voor de mensen die op 1 januari 2012 de leeftijd van 30 jaar hebben bereikt, in geval hun partner overlijdt, het rustpensioen zal worden verhoogd met een bedrag ter waarde van wat ze in het kader van het huidige overlevingspensioenstelsel zouden hebben ontvangen. De regels om een pensioen en een beroepsinkomen te cumuleren zullen worden versoepeld, teneinde de werkloosheidsvallen te bestrijden. Commentaar Vrouwenraad: Het principe van de beperking van de overlevingspensioenen, de invoering van een overgangsuitkering en het onmiddellijk recht op een werkloosheidsuitkering sluit aan bij de visie van de Vrouwenraad in het kader van de individualisering van de socialezekerheidsrechten. Positief is ook dat wettelijk samenwonenden gelijk zullen worden behandeld als gehuwden. De Vrouwenraad is alert voor concretere maatregelen die nog zullen genomen worden.
Vraag: Wat gaat de pensioenhervorming 2011-2012 de werkneemsters kosten in vergelijking met de werknemers?
Maatregelen voor een betere pensioenbescherming In het verleden zijn een aantal maatregelen genomen die een betere pensioenbescherming voor vrouwen/mannen voor ogen hebben: - midden jaren 1970: echtscheidingspensioen; - 1984: het overlevingspensioen wordt ook toegankelijk voor mannen; - 1997: ter compensatie van het geleidelijk optrekken van de pensioenleeftijd van vrouwen naar 65 jaar: invoering van het minimumrecht per loopbaanjaar (pensioen opgebouwd tijdens een bepaald loopbaanjaar kan niet lager zijn dan een bepaald minimum); - 2005-2007: vier conferenties 'Vrouw en Pensioen', op initiatief van de minister van Pensioenen. En verder:
Aanpassing aan de levensduurte (indexering) Het bedrag van de toegekende pensioenen is verbonden aan de zogenaamde gezondheidsindex (prijsindexcijfer waaruit de prijsstijgingen van producten, zoals sigaretten, alcohol, benzine ...
Pagina 15
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief verwijderd zijn). Als de afgevlakte index de volgende spilindex bereikt, verhoogt de RVP de bedragen die hij uitbetaalt met 2 %.
Aanpassing aan het welvaartspeil Onafhankelijk van de indexaanpassing, past de wetgever de pensioenbedragen aan de evolutie van het algemeen welzijn aan, het zogenaamde welvaartspeil. Dit was één van de maatregelen uit het Generatiepact om het langer werken aan te moedigen. 13 Andere maatregelen waren de pensioenbonus en de welvaartsbonus. De maatregel over de pensioenbonus wordt met een
jaar verlengd (wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen).
Cijfers over wie de pensioenbonus ontvangt: zie RVP, Jaarlijkse statistieken 2011, p. 87-148.
De impact van het Generatiepact 2005 In het Vrouwenraaddossier ‘Generatiepact en eindeloopbaan’(2005) 14 geven we een overzicht van de positieve maatregelen: Positieve maatregelen voor oudere vrouwen: - voor de berekening van het minimumpensioen zal rekening gehouden worden met de deeltijds gewerkte jaren - 15 miljoen euro voor maatregelen ter verbetering van het pensioen van diegenen met een atypische loopbaan - een nieuwe definitie van zware arbeid zou moeten kansen bieden voor vrouwen - cumul overlevingspensioen/toegelaten arbeid: het gaat hier slechts om een kleine minderheid van vrouwen die genieten van afgeleide rechten (>< standpunt Vrouwenraad individuele rechten) Maatregelen die vooral ten goede komen aan oudere mannen: - de afzwakking van de leeftijds- en anciënniteitslogica in ruil voor de zogenaamde secundaire arbeidsvoorwaarden (extra vakantiedagen, verruimde toegang tot deeltijds tijdskrediet,…) - lichtere job voor werknemers boven 45 jaar met zwaar beroep - bonussysteem voor extra pensioenrechten voor wie na 60 jaar blijft werken - gunstiger fiscale behandeling tweede pensioenpijler - 4/5de tijdskrediet voor 55-plussers
Regeerakkoord van december 2011 en wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen De inkomens van gepensioneerden optrekken en hen beter informeren
De pensioenen van de zelfstandigen en van de loontrekkenden zullen in het kader van de welvaartsenveloppe worden opgewaardeerd. Alle werkenden zullen zeer regelmatig, en vanaf het begin van hun loopbaan, een raming van hun toekomstige pensioenrechten ontvangen. 13 14
Wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact. Dit dossier kan bij de Vrouwenraad opgevraagd worden via
[email protected]
Pagina 16
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief De loopbaangegevens over de drie pensioenstelsels en de aanvullende pensioenen zullen in één databank worden bijeengebracht waarin de gegevens onder een format zullen zijn opgeslaan dat voor alle takken van de sociale zekerheid bruikbaar is. Zo zal er maar één aanspreekpunt zijn om de gepensioneerden en de toekomstige gepensioneerden over hun toestand en rechten te informeren. Commentaar Vrouwenraad: Er wordt geen herwaardering of verhoging van het minimumpensioen voorzien en dit treft vooral vrouwen want zij hebben gemiddeld de laagste pensioenen.
Vraag: zal de regering compensatiemechanismen voor werkneemsters voorzien? Wat met de zware beroepen? In de loop van 2012 zullen een aantal maatregelen van het Generatiepact worden geëvalueerd, zoals de zware beroepen, solidarisering van de brugpensioenen, enzovoort en zullen de nodige correctiemaatregelen worden getroffen. Commentaar Vrouwenraad: De Vrouwenraad vraagt een duidelijke definitie/criteria inzake ‘zware beroepen’. Er moet rekening gehouden worden met de arbeidsvoorwaarden en de gezondheidstoestand bij de eindeloopbaan. Wij pleiten voor diverse uittredingsmogelijkheden/landingsformulers al naargelang de loopbanen en de beroepen van de werkne(e)m(st)ers. Dit moet opgevangen worden via de gelijkgestelde periodes op een zodanige wijze dat werkne(e)m(st)ers er niet financieel bij inboeten.
Pensioenleeftijd De pensioenleeftijd is 65 jaar voor iedereen. Voor vrouwen gold sinds de gelijkschakeling met de pensioenleeftijd van mannen in 1997 een overgangsfase tot 2009. Tot 1 december 2005 konden ze nog op 63 jaar met pensioen, tot 1 december 2008 op 64 jaar en vanaf 1 januari 2009 op 65 jaar.
Vervroegd pensioen
In het kader van het vervroegd pensioen of de zogenaamde de flexibele pensioenleeftijd konden werknemers tot het pensioenstelsel toetreden tussen 60 en 65 jaar mits een loopbaan van 35 jaar en in elk van die 35 jaar moet je minstens 1/3de gewerkt hebben als werknemer of 4 maanden bijgedragen als zelfstandige. Bij zelfstandigen wordt het bedrag van het rustpensioen verminderd met 5% per jaar vervroeging. Voor pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2003 wordt de vermindering wegens vervroeging niet toegepast indien je een (gemengde) loopbaan van 45 jaar kan bewijzen. Vanaf 1 januari 2006 wordt geen malus meer toegepast voor de nieuw gepensioneerden met een (gemengde) loopbaan van minstens 44 jaar. Vanaf 1 januari 2007 neemt de vermindering af in functie van de leeftijd van de gerechtigde op het ogenblik waarop het pensioen ingaat. Voor de nieuwe regeling inzake de verhoging van de effectieve leeftijd om vervroegd op pensioen te gaan (60→62 jaar): zie p. 7.
Voortijdige uittreding
Er bestaan een aantal uitzonderingsregimes waarlangs men de voortijdige uittreding kan organiseren. Hier volgen enkele mogelijkheden voor 55-plussers:
Pagina 17
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief -
de overstap naar deeltijds werk; de mogelijkheid om de loopbaan deeltijds te onderbreken met een premie (tijdskrediet, landingsbanen); ontslagen werknemers die van de werkgever aanvullingen krijgen bovenop de werkloosheidsuitkering: het brugpensioen dat met de pensioenhervorming van 2011-2012 werkloosheid met bedrijfstoeslag wordt.
Soorten wettelijke pensioenen Rustpensioen Overlevingspensioen Pensioen voor deeltijdse arbeid Feitelijke scheiding Pensioen van de uit de echt gescheidene
Subgroepen -
zuiver rustgepensioneerde werknemers zuiver rustgepensioneerde zelfstandigen zuiver rustgepensioneerde ambtenaren rustgepensioneerden met een gemengde loopbaan zuiver overlevingsgepensioneerden gepensioneerden die een inkomensgarantie ontvangen gepensioneerden met een rust- en overlevingspensioen gepensioneerden met een rustpensioen en een inkomensgarantie gepensioneerden met een overlevingspensioen en een inkomensgarantie gepensioneerden met een rust- en overlevingspensioen en een inkomensgarantie
Berekening Berekening van rustpensioen (voltijds en deeltijds) Berekening van overlevingspensioen Berekening van pensioen in geval van feitelijke scheiding Berekening van pensioen in geval van echtscheiding Het wettelijk pensioen wordt berekend op basis van: Het aantal loopbaanjaren: een volledige loopbaan die recht geeft op een volledig wettelijk rustpensioen bedraagt 45 jaar. Vanaf 2009 is dat ook zo voor vrouwen. Na 2/3de van de loopbaan (dus 30 jaar) kan je aanspraak maken op een minimumpensioen. Een loopbaanjaar is volledig wanneer je 285 dagen per jaar en minimaal 6u per dag hebt gewerkt. In bepaalde gevallen worden bepaalde periodes van inactiviteit meegerekend, dat zijn de zogenaamde gelijkgestelde dagen (bijvoorbeeld periodes van werkloosheid, moederschapsverlof, ouderschapsverlof,…);
Pagina 18
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Het bruto-inkomen dat je tijdens de loopbaan hebt verdiend. Er bestaat wel een maximumpensioen omdat het inkomen maar tot een bepaald plafond wordt meegerekend. Afhankelijk van je gezinssituatie ontvang je een gezinspensioen of een alleenstaande pensioen. Er wordt automatisch berekend wat het voordeligst voor jou is. Het gezinspensioen is een verhoging van het rustpensioen met 25% die je krijgt wanneer je echtgeno(o)t(e): - aanspraak kan maken op een pensioen dat minder bedraagt dan de toeslag van 25% of zelfs helemaal geen pensioen ontvangt; - een beroepsinkomen heeft dat lager is dan een bepaald bedrag Wanneer beide echtgenoten rustpensioenen hebben die samen meer bedragen dan het verhoogde pensioen van één van beiden, dan krijgen ze elk hun eigen rustpensioen, dat ook het alleenstaande pensioen wordt genoemd. Onder bepaalde voorwaarden kan je ook pensioenrechten krijgen op basis van het voorbije huwelijk, nl. een overlevingspensioen of een pensioen bij feitelijke scheiding of echtscheiding. Herwaardering van het loon De Rijksdienst voor Pensioenen houdt bij hoeveel we jaarlijks verdienen. Op het einde van de loopbaan wordt elk jaarloon aangepast aan de evolutie van de levensduurte. Het loon van toen wordt dus geherwaardeerd om een redelijk pensioen te kunnen samenstellen. Meer over: de herwaardering van het loon voor de pensioenberekening; over aanpassings- en herwaarderingscoëfficiënten.
Loongrens
Er is ook een loongrens of een plafond. Verdien je meer dan een bepaald bedrag, dan loopt je bijdrage wel op maar het deel van het loon dat boven die grens ligt wordt niet meegenomen in de berekening van je pensioen. Hier speelt het solidariteitsprincipe. Deze loongrens wordt ook jaarlijks vastgelegd en bedraagt voor werknemers 47.171,84 euro (2009). Na de herwaarderingen wordt elk aangepast en eventueel geplafonneerd jaarloon gedeeld door 45 omdat een volledige loopbaan bepaald is op 45 jaar. Veel werknemers komen niet aan een loopbaan van 45 jaar. Voor hen wordt een pensioenbreuk toegepast. Wie bijvoorbeeld 39 jaar gewerkt heeft, krijgt 39/45ste van zijn potentieel pensioen. Wie alleenstaande is of wiens partner een eigen inkomen heeft krijgt 60% van het bedrag dat via de pensioenbreuk wordt berekend effectief uitgekeerd. Wanneer er een gezinspensioen is waarvan twee partners moeten leven, dan wordt 75% uitgekeerd. Ook het resultaat van al die optellingen wordt beperkt tot jaarlijks ongeveer 20.000 euro voor een alleenstaande en 25.000 euro voor een gezin.
Minimumpensioen
Om recht te hebben op een minimumpensioen moet een werknemer (of zelfstandige) ten minste 2/3de van een volledige loopbaan gewerkt hebben (30 jaar) en die loopbaan moet samengesteld zijn uit jaren waarin telkens ten minste het equivalent van 208 voltijdse dagen arbeid wordt gehaald. Heeft men aan die voorwaarden voldaan, dan heeft men ten minste recht op een deel van het wettelijk minimumpensioen. Tabel: Jaarbedragen minimum rustpensioen voor een volledige loopbaan vanaf 1 september 2011
Pagina 19
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief gezinsbedrag 15.989,96
Werknemers
alleenstaande 12.796,00
overlevingspensioen 12.594,10
Wie geen 30 jaar gewerkt heeft, krijgt het bedrag dat met zijn pensioenbreuk overeenkomt. Deze vermelde bedragen zijn bruto. Er gaan nog bijdragen voor de sociale zekerheid en voor de belastingen af. Er is een belastingvrijstelling op de eerste inkomensschijf. Deze limiet geldt voor het gezin. De netto-inkomens van beide partners worden samengeteld.
Gemengd minimum
Indien de loopbaan van betrokkene niet aan het criterium van 2/3de loopbaan voldoet in de werknemersregeling, maar ook jaren als zelfstandige bevat, dan worden de perioden van tewerkstelling die erkend worden in het pensioenstelsel voor zelfstandigen toegevoegd aan de loopbaan als werknemer om aan de 2/3de loopbaanvoorwaarde te voldoen. Dit noemt men het gemengd minimim. Jaarbedragen minimumpensioen voor een volledige gemengde loopbaan Rustpensioen gezinsbedrag 13.492,10 Rustpensioen bedrag alleenstaande 10.370,11 Overlevingspensioen 10.370,11
Maximumpensioen
Wanneer je een volledige loopbaan als bediende bewijst en de bezoldigingen bereiken steeds - sinds 1958 - het grensbedrag voor de berekening van het pensioen, dan bedraagt het maximumpensioen : Mannen Vrouwen Rustpensioen Rustpensioen Rustpensioen gezin Rustpensioen gezin alleenstaande alleenstaande 01.05.2008 123,26 2.212,24 EUR 1.769,79 EUR 2.241,06 EUR 1.792,85 EUR 01.09.2010 128,24 Rustpensioen gezin: 2.391, 25 Rustpensioen alleenstaande: 1.913,00 01.01.2012 130,80 Rustpensioen gezin: 2.530,82 Rustpensioen alleenstaande: 2.024,66 N.B. : omwille van de inhoudingen, kan het bedrag dat je zult ontvangen lager zijn dan de hierboven vermelde Datum
Index
Vakantiegeld
Elk jaar wordt in mei een vakantiegeld uitbetaald aan de gepensioneerden die een werknemerspensioen ontvangen (rust- en/of overlevingspensioen). Dit vakantiegeld wordt bij het maandelijks bedrag van het pensioen gevoegd en samen uitbetaald. Bedragen mei 2010: Datum
Index
Pensioen gezinsbedrag
1 mei 2010 1 mei 2011
130,80
771,01 739,70
Pensioen bedrag alleenstaande of overlevingspensioen 568,80 591,75
Het bedrag van het vakantiegeld mag niet hoger zijn dan het voor de maand mei te betalen maandbedrag werknemer. Omwille van een eventuele fiscale inhouding, kan het ontvangen bedrag lager zijn dan wat hierboven is vermeld.
Pagina 20
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
Gelijkgestelde periodes Zowel periodes van tewerkstelling als gelijkgestelde dagen en gelijkgestelde periodes worden meegeteld bij het bepalen van de lengte van de beroepsloopbaan. De lengte van de loopbaan bepaalt mee de hoogte van het opgebouwde pensioen en het recht op een minimumpensioen vereist een beroepsloopbaan die minstens twee derde van een volledige loopbaan bedraagt. De hoogte van het werknemerspensioen hangt af van het jaarlijks verdiende of fictieve loon. Een fictief loon is een loon dat wordt toegekend in een periode van gelijkstelling. Het wordt in principe berekend op het gemiddelde loon van het afgelopen kalenderjaar. Een onderbreking op de arbeidsmarkt zal dus omwille van die gelijkgestelde periodes niet noodzakelijk een vermindering van de pensioenhoogte betekenen. Overzicht gelijkstellingen voor pensioenen volgens de Rijksdienst voor Pensioenen 1. perioden van onvrijwillige werkloosheid en van beroepsopleiding 2. periode van tewerkstelling als werkloze door de provincies, de gemeenten en de openbare instellingen 3. perioden van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of invaliditeit en de perioden van
moederschapsbescherming 4. perioden van loopbaanonderbreking (mits te voldoen aan bepaalde voorwaarden) 5. recht op tijdskrediet of loopbaanvermindering Ø voor deze periodes wordt de gelijkstelling slechts aanvaard zo men de wettelijk voorziene uitkeringen heeft genoten 6. arbeidsbeperking wegens herverdeling van de arbeid
7. deeltijds werknemer met behoud van rechten (met en zonder inkomensgarantieuitkering)
8. perioden dat men een wettelijke vergoeding genoot wegens arbeidsongeval of beroepsziekte en men ten minste 66% arbeidsongeschikt was 9. perioden van inactiviteit van een gebrekkige of verminkte of van een mindervalide die tenminste 65% arbeidsongeschikt was, evenals de periode van inactiviteit van een gehandicapte wiens verdienvermogen tot één derde of minder van die van een niet-gehandicapte werd verminderd 10. perioden van vakantie beoogd bij de wetgeving betreffende het jaarlijks verlof van de loonarbeiders 11. periode van staking erkend door de vakorganisaties en de perioden van arbeidsonderbreking wegens uitsluiting 12. periode van militaire dienst bij het Belgisch leger en de erkende perioden als gewetensbezwaarden op voorwaarde dat voor die perioden geen pensioen wordt toegekend in een ander pensioenstelsel,… 13. perioden van voortgezette verzekering zoals voorzien bij de wetgeving betreffende de ziekte- en invaliditeitsverzekering, gedekt door een attest. Dit is onder meer van toepassing op: - de werkloze werknemer aan wie het voordeel van de werkloosheidsvergoeding geweigerd is omdat hij niet de vereiste arbeidsprestaties heeft geleverd of omdat zijn loon te laag was - de werknemer wiens arbeidsovereenkomst na akkoord tussen de partijen is geschorst - de werkneemster die haar kind zoogt Meer info: RVP: Perioden van gelijkstelling
Pagina 21
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Vrouwenraaddossier gelijkgestelde periodes
In het kader van de pensioenhervorming 2011-2012 (wet van 28 december 2011, vanaf 1 januari 2012) worden de toekennings- en berekeningsregels gewijzigd voor de met arbeidsperiodes gelijkgestelde tijdvakken die betrekking hebben op: - de periodes van werkloosheid van de derde periode; - de periodes van brugpensioen toegekend voor de leeftijd van 60 jaar, met uitzondering van de brugpensioenen in geval van ondernemingen in moeilijkheden of ondernemingen in herstructurering; - de periodes van tijdskrediet op het einde van de loopbaan opgenomen voor de leeftijd van 60 jaar; - de periodes van tijdskrediet op het einde van de loopbaan opgenomen na 60 jaar, uitgezonderd twee jaar halftijds tijdskrediet en 5 jaar 1/5de tijdskrediet; - de periodes van gehele of gedeeltelijke vrijwillige loopbaanonderbreking en tijdskrediet, buiten het gemotiveerde tijdskrediet en de thematische verloven. Zie ook: Tabel Tijdskrediet en loopbaanvermindering en gelijkstelling voor de pensioenen, p. 11.
Pagina 22
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
Individuele en afgeleide rechten
15
De wettelijke pensioenen zijn gebaseerd op de individuele verloning en zouden sociaal herverdelend moeten zijn. De bijdragen worden ingehouden op lonen zonder dat er plafonds aan te pas komen. De pensioenen (uitkeringen) zelf worden wel berekend op geplafonneerde verloningen. De effectieve vervangingsratio van het pensioen in verhouding tot het loon is daardoor hoger wanneer het loon laag is en lager wanneer het loon hoog is. Dit herverdelend principe zou in het voordeel van vrouwen moeten spelen omdat hun lonen gemiddeld 24% (berekend op het bruto-jaarloon) lager liggen dan die van mannen en bijna altijd onder het berekeningsplafond liggen. De stelling dat de lage lonen van vrouwen de oorzaak zijn van hun lage pensioenen klopt echter niet wanneer men dit bekijkt vanuit de problematiek van de individuele (opgebouwd op basis van de eigen beroepsarbeid) en afgeleide rechten. Om eigen pensioenrechten op te bouwen spelen zijn volgende elementen van wezenlijk belang: - Een beroepsactiviteit uitoefenen met onderwerping aan een pensioenstelsel: 15
Vanuit een financieel-technische benadering (hoe het recht wordt gefinancieerd) wordt een onderscheid gemaakt tussen contributieve rechten (bijdrage) en niet-contributieve rechten (geen bijdrage). Zie Dossier/Standpunt Vrouwenraad over Sociale zekerheid (12 september 2001), p. 10. Zo zijn er vier categorieën rechten die elkaar uitsluiten en waarin alle sociale uitkeringen kunnen ondergebracht worden: Ø
Ø
Ø
de contributieve eigen rechten de niet-contributieve eigen rechten de afgeleide rechten de niet-ontvangen eigen rechten contributief eigen recht: recht op een sociale uitkering toegekend aan een individu omdat hij/zij bijdragen betaalt in de socialezekerheidsregeling waartoe hij/zij behoort. Dit geeft recht op een bedrag dat overeenstemt met het bedrag van de uitkering dat het individu zou ontvangen indien hij/zij een alleenstaande zou zijn en indien hij/zij slechts over een enig inkomen zou kunnen beschikken; niet-contributief eigen recht: recht op een sociale uitkering toegekend aan een individu zonder dat door hem/haar of voor hem/haar een bijdrage werd of wordt betaald en zonder dat er een band als bloedverwant, als aanverwant of als samenwonende met een individu dat bijdragen heeft betaald of betaalt wordt vereist. Dit zijn rechten erkend in de residuaire sociale beschermingsregelingen of voortkomend uit perioden gelijkgesteld met perioden van arbeid; afgeleid recht: recht op een sociale uitkering toegekend aan een individu op basis van een band als bloedverwant, als aanverwant of als samenwonende met een individu dat eigen al dan niet contributieve rechten heeft, ongeacht deze gerechtigde nog leeft of niet. Deze personen zijn of waren dus ten laste van iemand met eigen rechten. Een afgeleid recht is ook de eventuele verhoging van een eigen recht, aan de gerechtigde toegekend wegens zijn/haar toestand als niet-alleenstaande of wegens het hebben van personen ten laste. Afgeleide rechten kunnen uitgesplitst worden in: - contributieve afgeleide rechten - niet-contributieve afgeleide rechten naargelang het eigen recht waarvan zij afgeleid zijn, een al dan niet contributief recht is (was)
Ø
de niet-ontvangen eigen rechten: vermindering van het eigen recht wegens een toestand als samenwonende, waaruit kan worden afgeleid dat het individu niet over enig inkomen beschikt.
Pagina 23
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
-
-
-
Werknemers krijgen dan via het betalen van bijdragen recht op een individueel pensioen. De effectief verrichte arbeid opent ook recht op pensioen voor bepaalde tijdvakken van inactiviteit. Het gaat om de gelijkgestelde periodes. De ontvangen bezoldigingen en de loopbaan duur bepalen de hoogte van het pensioenbedrag. Loopbaanduur en arbeidsintensiteit: Je ontvangt een volledig pensioen na een tewerkstelling van 45 jaar, wat niet wil zeggen dat je pensioen voldoende hoog zal zijn. Verder speelt de arbeidsintensiteit een rol. Afhankelijk daarvan kan je recht hebben op een vervroegd pensioen. Tot voor kort was dat 60 jaar in geval van minstens 35 loopbaanjaren met elk ten minste een derde van een voltijdse tewerkstelling. Bovendien moeten werknemers een minimumtewerkstelling in voltijdse equivalenten bewijzen om recht te hebben op het minimumpensioen of op het minimumrecht per loopbaanjaar. Hoewel een deel va n de vrouwen 45 jaar of langer gewerkt heeft, is hun loopbaan vaak niet voldoende om aan de voorwaarden te voldoen; De loonkloof: Vrouwen die niet dezelfde kansen als mannen krijgen om door te stromen; de zogenaamde vrouwenberoepen die financieel minder gewaardeerd worden,…; De gelijkgestelde periodes: bepaalde onderbrekingen (deeltijdse arbeid, loopbaanonderbreking, tijdskrediet) van de beroepsloopbaan zijn niet volledig gelijkgesteld.
Men kan ook een pensioenuitkering verwerven op grond van de relatie met een persoon die onderworpen is aan een pensioenstelsel. Dit is het afgeleid recht. Bij alle wettelijke pensioenstelsels doet alleen het huwelijk afgeleide rechten ontstaan. De grootste verschillen tussen de pensioenen van vrouwen en mannen komen voort uit de toekenning van afgeleide rechten (gezins-, overlevings- en echtscheidingspensioen) die meestal berekend worden op de verloningen van de mannen, zonder dat ze daar ooit een extra bijdrage hebben voor betaald. Wanneer we de financieel-technische benadering van individuele/afgeleide rechten toepassen op de pensioenen komen we tot volgend resultaat:
Contributief eigen recht -
-
rustpensioen specifieke uitkeringen (zie verder ook bij contributief afgeleid recht): - gewaarborgd minimumpensioen: bedrag alleenstaande - gemengd minimum: rustpensioen bedrag alleenstaande - vakantiegeld: bedrag alleenstaande - bijzondere verwarmingstoelage: bedrag alleenstaande - maximum bediendenpensioen: bedrag rustpensioen alleenstaande/mannen en vrouwen andere pensioenvoordelen: pensioenbonus
Contributief afgeleid recht
Het gezinspensioen (verschil gezinsbedrag - bedrag rustpensioen alleenstaande). Het pensioen voor de gehuwde persoon waarvan de echtgenote of echtgenoot geen of een geringe beroepsactiviteit uitoefent of uitoefende of geen vervangingsinkomen geniet, wordt berekend op 75% van de werkelijk (geplafonneerde) lonen in plaats van op basis van 60% in het geval van een alleenstaande. Het zogenaamde gezinssupplement is een verhoging van 25%. Meestal gaat het om de echtgenote
Pagina 24
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief die nooit beroepsactief geweest is en er ook geen extra bijdrage betaalt voor het surplus van die 25%, ofwel is ze in geringe mate beroepsactief geweest zodanig dat een gezinspensioen financieel voordeliger is dan twee rustpensioenen. In dit laatste geval heeft de echtgenote wel ooit wat bijdragen betaald maar ze ziet er zelf niets van terug als een eigen recht. Gemiddeld tien loopbaanjaren volstaan ongeveer om een individueel pensioenbedrag te verwerven dat hoger is dan het gezinssupplement. 16 Door de stijgende arbeidsparticipatie van de vrouw van de afgelopen dertig jaar bouwen beide partners eigen pensioenrechten op en de ‘ontdubbeling’ van de pensioenen gebeurt dan ook in toenemende mate. Maar die ‘tweede’ pensioen is daarom nog geen behoorlijk pensioen. Het overlevingspensioen 17: meestal zijn het vrouwen die van een overlevingspensioen genieten. Ze waren nooit of nauwelijks beroepsactief en ze zijn vaak financieel beter af dan vrouwen die wel altijd beroepsactief geweest zijn en een eigen rustpensioen ontvangen. Vrouwen met een overlevingspensioen hebben hogere gemiddelde pensioenen dan vrouwen met enkel een rustpensioen. Het bedrag van het overlevingspensioen is in beginsel gelijk aan 80 % van het rustpensioen gezinsbedrag. In de praktijk is dat 60% =80% van 75% (= bedrag gezinspensioen). Een rust- en overlevingspensioen kan gecombineerd worden. Het pensioen bedraagt dan maximaal 110% van het bedrag van het overlevingspensioen. Het pensioengedeelte van de feitelijk gescheiden echtgenoot Als je gescheiden leeft van je echtgeno(o)t(e), kun je onder bepaalde voorwaarden een deel van zijn/haar pensioen genieten. Het afgeleid recht bestaat uit een gezinssupplement. Het recht ontstaat wanneer de andere partner zijn/haar recht op pensioen verkrijgt. Het pensioen van de uit de echtgescheiden echtgenoot Als uit de echt gescheiden persoon kun je, naast je pensioen uit eigen tewerkstelling, onder bepaalde voorwaarden ook een pensioen krijgen voor de beroepsbezigheden die je ex-echtgeno(o)t(e) tijdens de huwelijksperiode heeft uitgeoefend. Dat pensioen wordt toegekend alsof je die beroepsbezigheid hebt uitgeoefend. Een percentage (62,5%) van de lonen (of beroepsinkomsten) van de partner dient voor de berekening van het pensioen als echtgescheidene. In de praktijk komt dat neer op 37,5% =62,5% van 60% (= bedrag rustpensioen alleenstaande). Wanneer de betrokkene zelf in die periode een beroepsactiviteit heeft uitgeoefend, worden de eigen lonen in mindering gebracht. Het recht ontstaat wanneer de rechthebbende zelf aan de leeftijdsvoorwaarden voldoet. Dit pensioen heeft wel de kenmerken van een individueel pensioen. Met noemt het daarom ook een geïndividualiseerd afgeleid recht. Dezelfde cumulatieregels gelden. Net zoals een eigen rustpensioen kan het 16
Yvette Raes, Individuele en afgeleide rechten in het pensioensysteem van de werknemers, toegespitst op de de e situatie van de vrouwen, in Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 2 trimester 2009, 51 jaargang, p. 299. 17
Sedert 1984 hebben echtgenoten ook toegang tot dit afgeleid recht. Aan het overlevingspensioen zijn voorwaarden inzake leeftijd en duur van het huwelijk verbonden. De weduwe of weduwnaar moet in principe 45 jaar zijn. Onder bepaalde voorwaarden kunnen ook jongere weduwen/weduwnaars het overlevingspensioen ontvangen. Het huwelijk moet in principe één jaar geduurd hebben. Ook hier gelden voorwaarden en wanneer men er niet aan voldoet bestaat nog de mogelijkheid om een tijdelijk overlevingspensioen (één jaar) te genieten. Wanneer een gerechtigde op een bepaald moment niet meer aan de voorwaarden voldoet, kan deze gedurende een jaar ook nog verder het overlevingspensioen genieten, namelijk het voortgezet overlevingspensioen. Het tijdelijk en het voortgezet pensioen willen de herintegratie op de arbeidsmarkt stimuleren.
Pagina 25
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief gecumuleerd worden met een overlevingspensioen uit een ander huwelijk. Het overlijden van de expartner heeft geen gevolg voor het pensioen van de uit de echtgescheidene. Er is dus een verschil met het pensioen van de feitelijk echtgescheiden. Er is namelijk geen sprake van een vermindering van het rustpensioen van de partner uit wiens hoofde de rechten voor de ex-partner ontstaan. De ene ex-partner heeft geen recht meer op een overlevingspensioen wanneer de andere partner overlijdt. Hertrouwen kan het recht op een echtscheidingspensioen doen vervallen. Maar anderzijds kunnen meerdere ontbonden huwelijken meerdere pensioenen als echtgescheidene genereren, telkens voor de betrokken huwelijksjaren maar zonder dat er ooit een extra bijdrage werd voor betaald. Overzicht van de pensioenuitkeringen zonder extra bijdragebetalingen: - als echtpaar met gezinssupplement/gezinspensioen; - als echtgescheiden echtgenote/echtgenoot; - als nieuw echtpaar bij hertrouw: het pensioen van de ene partner heeft geen invloed op het individueel pensioen van de ex-partner en daarom kan er bij hertrouw aanspraak gemaakt worden op een gezinssupplement; - bij overlijden van de titularis: overlevingspensioen, zonder dat er impact is op het eventueel toegekend pensioen aan de echtgescheiden partner. De som van de individuele pensioenrechten voor de tweeverdieners evenals het desgevallend toe te kennen afgeleid pensioenrecht aan een van hen (overlevingspensioen, echtscheidingspensioen) kan lager liggen dan het gezinspensioen van de eenverdiener of lager dan het overlevingspensioen. De individuele pensioenrechten voor de tweeverdieners of de som ervan zijn vaak niet beter dan het pensioen dar aan iemand wordt toegekend uit hoofde van een huwelijksrelatie met een goed verdienende partner. De afgeleide rechten worden zonder extra-bijdragen toegekend. Ze worden geopend door het huidige of het voorbije huwelijk en ze komen ten goede aan: - de gerechtigde zelf (gezinspensioen); - de overlevende echtgeno(o)t(e) (overlevingspensioen) of de ex-echtgenoot (pensioen als uit de echtgescheidene) van deze gerechtigde. Het bedrag wordt berekend op basis van het huidige of toekomstige rustpensioen van de gerechtigde in kwestie. Twee van deze van het huwelijk afgeleide rechten worden beperkt of afgeschaft: wanneer de echtgeno(o)t(e) van de gerechtigde zelf een beroeps- of vervangingsinkomen ontvangt: - de cumulatie van een overlevingspensioen met een pensioen is toegelaten tot een plafond gelijk aan 110% van het overlevingspensioen (voor een volledige loopbaan). Ligt het overlevingspensioen van de overlevende hoger dan deze 110%, dan vervalt het overlevingspensioen. Dat gebeurt bij heel wat weduwnaars en ook bij een aantal weduwen; - het pensioen voor de uit de echtgescheiden echtgenoot wordt berekend op basis van het rustpensioen van de rechthebbende ex-echtgeno(o)t(e) en van het aantal huwelijksjaren. Wanneer de uit de echtgescheiden rechthebbende zelf beroepsactief is en rechtstreekse rechten heeft op het rustpensioen, dan wordt voor zijn/haar rechten op het pensioen als uit de echtgescheidene met deze jaren geen rekening gehouden. Het gezinspensioen haalt voordeel uit het feit dat de volledige loopbaan van de gerechtigde wordt gelijkgesteld met de situatie die op het ogenblik van het pensioen wordt aangegeven. Het gaat om de verhoging van 25% bij de berekening van het pensioen van de gerechtigde voor elk jaar van de
Pagina 26
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief loopbaan, zelfs voor de jaren waarin hij/zij niet gehuwd was of voor periodes waarin hij/zij met een echtgeno(o)t(e) leefde die niet ten laste was. Ca. 27% vrouwen laten het individuele rustpensioen vallen omdat het gezinspensioen voordeliger is. Ze hebben voor niets bijgedragen wat hun eigen situatie betreft want het gezinspensioen zou even hoog liggen als ze niet beroepsactief zouden geweest zijn. Deze bijdrage komt dan wel de solidariteit ten goede. Het feit dat vooral vrouwen afgeleide pensioenrechten genieten, beschouwen we als een onrechtstreekse discriminatie. Er is ook sprake van verschillende behandeling van vrouwen (mannen) onderling. Het gaat om vrouwen (mannen)die zich in dezelfde feitelijke situatie bevinden maar die verschillend behandeld worden, afhankelijk van hun status: huwelijk versus alleenstaand of huwelijk versus samenwonend. Het meeste sprekende voorbeeld zijn de afgeleide rechten in de pensioenen die worden berekend op basis van het pensioen van de titularis, meestal de man. Daarom zijn ze vaak hoger dan de rechtstreeks door beroepsarbeid verworven rechten van vrouwen, bijvoorbeeld het zuivere overlevingspensioen voor iemand die nooit gewerkt heeft dat hoger is dan het eigen rustpensioen van een vrouw voor een volledige loopbaan. Een ander voorbeeld is de pensioenbescherming van gescheiden personen en van weduwen(aars): door de toepassing van een andere berekeningsformule worden weduwen(aars) bevoordeeld. Er bestaat geen overlevingspensioen, noch een echtscheidingspensioen voor wettelijk of feitelijk samenwonenden. Zie ook Vrouwenraaddossier Individuele rechten in de sociale zekerheid, p. 19-21, p. 55, p. 67.
Pagina 27
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
Cijfers Vrouwen en mannen op pensioengerechtigde leeftijd (vanaf 65 jaar) maken ongeveer een zesde van de bevolking uit. De verschillen in loopbanen en de loopbaankloof tussen vrouwen en mannen resulteert in een pensioenkloof. Dit betekent dat vrouwen gemiddeld lagere pensioenmaandbedragen ontvangen dan mannen. In het volgende cijferoverzicht kijken we naar vrouwen en mannen in de eindeloopbanen, naar het aantal pensioengerechtigden, hun intredeleeftijd, de pensioenuitgaven van de overheid , de pensioeninkomens per inkomensschijf, de gemiddelde maandelijkse pensioenbedragen en de gelijkgestelde periodes voor de pensioenen.
Loopbanen van werkne(e)m(st)ers Voltijdse en deeltijdse tewerkstelling per geslacht en leeftijdsgroep Leeftijdsgroep Totaal in % 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19
Mannen voltijds deeltijds 95 5 88 12 93 7 94 6 97 3 96 4 96 4 96 4 96 4 92 8 75 25
Vrouwen voltijds deeltijds 38 62 48 52 46 54 45 55 43 57 44 56 45 55 37 63 25 75 23 77 47 53
Bron: Rijksdienst voor Pensioenen, Statistische studies, april 2005 (tabel: gegevens van het N.I.S.)
Commentaar Vrouwenraad Deeltijdse tewerkstelling is een vrouwelijk fenomeen, vooral in de jongere leeftijdsgroepen tussen 20 en 29 jaar met ca. 75%. Daarna neemt het percentage van deeltijdse tewerkstelling geleidelijk af tot 52 % bij de 60-64-jarigen. Bij mannen is er weinig deeltijdse arbeid, ca. 5% en enkel in de hoogste leeftijdsgroep 60-64 jaar bedraagt het percentage 12%. De gemiddelde loopbaanduur van werknemers van 55 jaar bedraagt voor mannen 23,4 jaar en voor vrouwen 17,3 jaar. Uit de vergelijking met de jongere cohorten van 45 en 34 jaar blijkt wel dat mannen en vrouwen naar elkaar toegroeien. Vrouwen hebben dus een inhaalbeweging ingezet omdat de gemiddelde loopbaanduur van mannen weinig evolueert. Loopbaanprofiel tussen 50 jaar en pensioen
Pagina 28
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Profielen 1 2
Activiteit op 50 jaar Voltijds Voltijds
3
Deeltijds
4
Activiteit laatste loopbaanjaren Voltijds Deeltijds Gelijkgestelde jaren (z, w, b, t) Vervroegde uittrede Deeltijds Gelijkgestelde jaren (z, w, b, t) Vervroegde uittrede Volledig vrijgestelde jaren (z, w, t)
Mannen % Vrouwen 25,76 12,61 62,88 19,33
Volledig vrijgestelde jaren 5 Inactief vóór 50 jaar Z: ziekte, w: werkloosheid, b: brugpensioen, t: tijdskrediet Bron: RVP, Statistische Studies, april 2005
1,59
12,61
9,77
27,73
0,00
27,73
Deze tabel betreft gerechtigden die van 1999 tot 2002 gepensioneerd zijn en die zowel een volledige loopbaan als werknemer, een gemengde loopbaan werknemer/zelfstandige en/of openbaar bestuur kunnen hebben. Bij profiel 1 beëindigt het grootste deel zijn loopbaan als werknemer (mannen 39% - vrouwen 42%). 36% van de mannen eindigt als ambtenaar en 25% als zelfstandige. Bij vrouwen is de overige 58% evenredig verdeeld tussen ambtenaar en zelfstandige. Een deel vrouwen begint de loopbaan op latere leeftijd. Bij profiel 2 ziet de verdeling naar het type gelijkstelling er als volgt uit: Mannen Vrouwen Ziekte 19,27 17,50 Werkloosheid 19,73 37,50 Brugpensioen 60,77 42,50 Tijdskrediet 0,23 2,50 Bron: Rijksdienst voor Pensioenen, Statistische studies, april 2005.
In loopbaanprofiel 5 zijn enkel vrouwen terug te vinden. Zij worden inactief op de gemiddelde leeftijd van 36 jaar na een gemiddelde loopbaan van 17 jaar. Vooral de statuten van brugpensioen en werkloosheid maken dat ouderen voor de wettelijke pensioenleeftijd afhaken van de arbeidsmarkt. Statuut einde loopbaan Statuut Actief (tewerkstelling of gelijkstelling) als Werknemer Zelfstandige Ambtenaar Buitenland ZIV Werkloos Brugpensioen Totaal
Mannen 12,21 7,20 9,89 0,73 14,29 15,87 36,14 96,34
Vrouwen 14,57 4,20 4,48 0,00 9,24 24,65 9,52 66,67
Pagina 29
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Inactief (geen tewerkstelling of gelijkstelling) geëindigd als Werknemer Zelfstandige Ambtenaar Totaal Bron: Rijksdienst voor Pensioenen, Statistische studies, april 2005.
0,73 0,49 2,44 3,66
30,81 1,68 0,84 33,33
Van alle mannen die nog ‘actief’ zijn in het laatste loopbaanjaar geniet bijna 70% een sociale uitkering en worden deze jaren in de pensioenberekening gelijkgesteld met actieve loopbaanjaren. Bij de vrouwen is een derde al gestopt na een korte loopbaan en van de ‘beroepsactieve’ vrouwen geniet 65% een sociale uitkering in het laatste loopbaanjaar (gelijkgestelde jaren). Zowel mannen als vrouwen bevinden zich in hun laatste loopbaanjaar grotendeels in gelijkstelling maar bij mannen ligt het accent op brugpensioen (36% van de nog actieven) en bij vrouwen op werkloosheid (24% van de nog actieven).
Vraag: situatie van de loopbanen van werkne(e)m(st)ers in 2011? Volgens onderzoek 18 ligt de gewenste pensioenleeftijd in Vlaanderen rond 57 jaar maar de meerderheid beseft dat men langer moet werken. Er is een klein aandeel ouderen dat het ziet zitten om na 65 jaar te blijven werken. Deze ouderen behoren tot degenen met de meer aangename en minder fysiek inspannende jobs. Het aantal voorstanders van een vrij te kiezen pensioenleeftijd is maar een klein beetje hoger dan het aantal tegenstanders. Een kwart is voorstander van een vaste pensioenleeftijd. Vooral ouderen staan achter de idee dat ze hun plaats moeten afstaan aan jongeren.
Aantal pensioengerechtigden
18
VRIND, 2004
Pagina 30
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Bron: RVP, Jaarlijkse statistieken 2011, p. 14
Aantal pensioengerechtigde werkne(e)m(st)ers in 2011. Bron: RVP, Jaarlijkse statistieken 2011, p. 23
Het bestand van de uitkeringsgerechtigden zag er op 1 januari 2011 uit als volgt 19: - totaal aantal uitkeringsgerechtigden: 1.884.221; maandelijkse uitgave: 1.777.887.909,88 - totaal aantal pensioengerechtigden: 1.817.262: maandelijkse uitgave: 1.727.445.755,15 - totaal aantal werknemers: 1.697.755; maandelijkse uitgave: 1.490.271.616,05 - Rustpensioenen werknemers: 1.461.865; maandelijkse uitgave: 1.128.360,65 - Overlevingspensioenen werknemers: 480.852; maandelijkse uitgave: 353.419.929,47 Aantal gerechtigden op 1 januari 2005, op 1 januari 2008, op 1 januari 2011 Categorie Werknemers Mannen Gehuwd, rustpensioen gezin Gehuwd, rustpensioen alleenstaande 19
1 januari 2005 2008 739.368 312.129 251.600
2011 765.404 307.352 271.846
808.840 300.212 304.083
RVP, Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden, 2011, p. 6
Pagina 31
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Niet gehuwd, rustpensioen alleenstaande 162.746 173.476 Rust- en overlevingspensioen 10.911 10.416 Overlevingspensioen 1.982 2.314 Vrouwen 867.151 871.048 Gehuwd, rustpensioen gezin 907 864 Gehuwd, rustpensioen alleenstaande 229.114 234.670 Niet gehuwd, rustpensioen alleenstaande 139.105 148.979 Rust- en overlevingspensioen 268.457 264.684 Overlevingspensioen 229.568 221.851 Mannen + Vrouwen 1.606.519 1.636.452 Gehuwd, rustpensioen gezin 313.036 308.216 Gehuwd, rustpensioen alleenstaande 480.714 506.516 Niet gehuwd, rustpensioen alleenstaande 301.851 322.455 Rust- en overlevingspensioen 279.368 275.100 Overlevingspensioen 231.550 224.165 Bron: RVP, Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden, 2005, 2008, 2011.
190.609 11.133 2.803 888.915 926 248.630 162.918 263.512 212.929 1.697.755 301.138 552.713 353.527 274.645 215.732
Commentaar Vrouwenraad Het aantal gepensioneerde werknemers stijgt met 29.933 personen tussen 2005 en 2008 en met 61.303 personen tussen 2008 en 2011. De stijging is groter bij mannen dan bij vrouwen maar in de totaliteit zijn er meer gepensioneerde vrouwen dan mannen. Uit bovenstaande figuur (staafdiagram) blijkt dat het aantal gepensioneerde vrouwen in de categorie werknemers groter wordt dan het aantal mannen vanaf de leeftijdsgroep 75-79 jaar. Mannen blijven de grootste ontvangers van het gezinspensioen, hoewel hun aantal in deze categorie lichtjes afneemt. Vrouwen blijven de grootste ontvangers van het overlevingspensioen maar hun aantal neemt in deze categorie lichtjes af en stijgt bij de eigen rustpensioenen. Vergelijking vrouwen onderling en mannen onderling: Verhouding tussen onderstaande categorieën vrouwen ten opzichte van het totaal aantal vrouwen en tussen onderstaande categorieën mannen ten opzichte van het totaal aantal mannen in 2005 en 2011. vrouwen in % 2005 Gehuwd, rustpensioen gezin Gehuwd, rustpensioen alleenstaande Niet gehuwd, rustpensioen alleenstaande Rust- en overlevingspensioen Overlevingspensioen
0,10 26,42 16,04 30,95 26,47
mannen 2005
2011 0,10 27,97 18,32 29,64 23,95
2011 42,21 34,02 22,01 1,47 0,27
37,11 37,59 23,56 1,37 0,34
Commentaar Vrouwenraad Gepensioneerde vrouwen met een gezinspensioen en dus een afgeleid recht voor hun echtgenoot zijn er nauwelijks. Gepensioneerde weduwen die een rust- en een overlevingspensioen combineren maken bijna 1/3de uit van het totaal gepensioneerde vrouwen. Ruim 1/4de van de gehuwde gepensioneerde vrouwen heeft een eigen rustpensioen en we zien een lichte stijging tussen 2005 en 2011. Ongeveer 1/4de vrouwen ontvangt een overlevingspensioen en het aantal daalt licht tussen 2005 en 2011. Ongeveer 1/5de vrouwen ontvangt een eigen rustpensioen als niet gehuwde (alleenstaande) en tussen 2005 en 2011 is een lichte stijging merkbaar.
Pagina 32
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Gepensioneerde mannen met een gezinspensioen zijn met hun ca. 40 % de grootste groep. Deze groep verkleint met 5% tussen 2005 en 2011. De tweede grootste groep zijn gepensioneerden mannen met een eigen rustpensioen, hun aantal neemt licht toe tot ruim 37% in 2011. De alleenstaande ongehuwde mannen maken bijna 1/4de uit. Mannen met een rust- en overlevingspensioen of enkel een overlevingspensioen zijn er nauwelijks.
Intredeleeftijd Volgens een studie van de RVP van 2005 ligt de gemiddelde intredeleeftijd bij mannen op 63 jaar en bij vrouwen op 60 à 61 jaar. De verhouding tussen de vervroegde of wettelijke intrede ligt op 37-63% bij mannen en op 28-72% bij vrouwen. De wettelijke intrede ligt hoger bij vrouwen door de invoering van de loopbaanvoorwaarde (minimum aantal loopbaanjaren voor vervroegde toetreding) die momenteel door veel vrouwen niet gehaald wordt. Gevolgen van de pensioenhervorming van 1997 (gelijkschakeling pensioenleeftijd m/v op 65 jaar en berekeningsbreuk m/v op 45 jaar): toename (langere) tewerkstelling van vrouwen. Tabel: Gemiddelde pensioenleeftijd m/v Geboortejaren en gemiddelde pensioenleeftijd vrouwen 1936 1937 1938 60,23 60,49 60,82 mannen 1931 1932 1933 63,56 63,50 63,48 Bron: RVP, Financiële Studies, Vrouw en Pensioen - december 2005
1939 61,46 1934 63,45
1940 61,56 1936 63,44
De gemiddelde pensioenleeftijd stijgt licht bij vrouwen en daalt wat bij mannen.
Vraag: welke is de gemiddelde intredeleeftijd anno 2011?
Pensioenuitgaven Categorie werknemers Mannen Gehuwd, rustpensioen gezin Gehuwd, rustpensioen alleenstaande Niet gehuwd, rustpensioen alleenstaande Rust- en overlevingspensioen Overlevingspensioen Totaal mannen Vrouwen Gehuwd, rustpensioen gezin Gehuwd, rustpensioen alleenstaande Niet gehuwd, rustpensioen alleenstaande Rust- en overlevingspensioen Overlevingspensioen
2005
2011 308.240.435,55 167.575.445,79 117.178.330,25 7.114.198,14 1.261.948,01 601.370.357,74
359.368.965,50 254.491.186,10 166.506.173,36 10.105.001,95 2.097.472,23 792.568.799,14
457.112,13 103.373.040,39 71.945.918,50 216.746.049,73 151.094.743,72
714.646,53 150.271.993,76 103.181.039,91 263.428.523,46 167.422.734,98
Pagina 33
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Totaal vrouwen Mannen + Vrouwen Gehuwd, rustpensioen gezin Gehuwd, rustpensioen alleenstaande Niet gehuwd, rustpensioen alleenstaande Rust- en overlevingspensioen Overlevingspensioen Totaal mannen + vrouwen
543.616.864,47
685.018.947,64
308.697.547,68 270.948.486,18 189.124.248,75 223.860.247,87 152.356.691,73 1.144.987.222,21
360.083.612,03 404.763.179,86 269.687.213,27 273.533.525,41 169.520.216,21 1.477.587.746,78
Niet-verdeelde gevallen 18.291,51 Algemeen totaal 1.145.005.513,72 Bron: RVP, Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden, 2005, 2011
Vergelijking vrouwen onderling en mannen onderling: Verhouding tussen onderstaande categorieën gepensioneerde vrouwen ten opzichte van het totaal aantal gepensioneerde vrouwen en tussen onderstaande categorieën gepensioneerde mannen ten opzichte van het totaal aantal gepensioneerde mannen in 2005 en 2011. Uitgaven euro Gehuwd, rustpensioen gezin Gehuwd, rustpensioen alleenstaande Niet gehuwd, rustpensioen alleenstaande Rust- en overlevingspensioen Overlevingspensioen
vrouwen % mannen 2005 2011 2005 2011 534.616.864,47 685.018.947,64 601.370.357,74 792.568.799,14 0,084 0,002 51,25 45,34 19,01 21,93 27 ,86 32,10 13,23 15,06 19,48 21,00 39,87 38,45 1 ,18 1,27 27,79 24,44 0,20 0,26
Commentaar Vrouwenraad De hoogste pensioenuitgaven gaan bij mannen naar de categorie ‘gehuwd, rustpensioen gezin’ maar deze uitgaven dalen tussen 2005 en 2011 met ca. 6%. Dit verschil wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een stijging van de pensioenuitgaven voor alleenstaande mannen met ruim 4%. Bij vrouwen gaan de hoogste uitgaven naar de rust- en overlevingspensioenen en naar de overlevingspensioenen maar we stellen bij de overlevingspensioenen een daling van ruim 3% vast. Met andere woorden, de pensioenuitgaven gaan nog voor een behoorlijk deel naar de zogenaamde afgeleide rechten: grosso modo gaat bij vrouwen 1/4de van de pensioenuitgaven naar het overlevingspensioenen, een kleine 40% naar de combinatie van rust- en overlevingspensioenen. De afgeleide rechten blijven een belangrijk pakket bij de pensioenuitgaven voor vrouwen.
Pensioeninkomens Aantal pensioengerechtigde werknemers naar geslacht en omvang van maandbedrag 2004 Maandbedrag 0,01-249,99 250,00-499,99 5000,00-749,99 750,00-999,99 1000,00-1249,99
Vrouwen 133.050 91.009 185.678 292.256 130.198
Mannen 65.332 35.206 102.243 198.206 162.727
Totaal 198.382 126.215 287.921 490.464 292.925
Pagina 34
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief 1250,00-1499,99 59.360 1500,00-1749,99 19.718 1750,00-1999,99 7.680 2000,00 en meer 12.735 Totaal 931.686 Bron: RVP, toestand op 1 januari 2004
107.521 67.207 24.580 32.564 795.586
166.881 86.925 32.260 45.299 1.727.272
Commentaar Vrouwenraad Gepensioneerde vrouwen bevinden zich vooral in de categorieën met de laagste maandbedragen. Gepensioneerde mannen zijn oververtegenwoordigd in de categorieën met de hoogste maandbedragen. Vanaf 1000,00 euro per maand zijn de mannen in de meerderheid. 63% van de Belgen ontvangt minder dan 1.000,00 euro per maand; bij vrouwen is dat 75% en bij mannen 50%. De gemiddelde kloof tussen de pensioenen van vrouwen en die van mannen is nog groter dan die tussen hun verloningen. Heel wat elementen zijn hiervan de oorzaak, zoals het gemiddeld minder aantal gewerkte jaren van vrouwen, de degradatie van de berekening van het pensioen bij vrijwillig deeltijds werk, de niet-gelijkstelling van bepaalde wettelijke periodes van loopbaanonderbreking, de pensioenhervorming van 1997, uitsluitingen van de werkloosheid, de toekenning van het gezinspensioen aan ruim 40% van de mannen en nauwelijks aan de vrouwen. Aantal pensioengerechtigde werknemers naar geslacht en omvang van maandbedrag 2011 Maandbedrag totaal 0,01-124,99 125,00-249,99 250,00-374,99 375,00-499,99 500,00-625,99
Vrouwen Mannen Totaal aantal bedrag aantal bedrag aantal bedrag 575.106 530.623.461,24 523.927 651.393.890,39 1.099.033 1.182.017.351,63 58.007 3.385.276,26 42.722 2.289.561,22 100.729 5.674.837,48 30.059 5.433.412,52 16.2769 2.936.741,57 46.355 8.370.154,09 23.733 7.438.500,08 9.486 2.924.054,72 33.219 10.362.554,80 22.580 9.863.438,88 6.602 2.872.404,08 29.182 12.735.842,96 20.845 11.721.932,60 6.197 3.491.366,68 27.042 15.213.299,28
625,00-749,99 750,00-874,99 875,00-999,99 1.000,00-1.124,99 1.250,00-1.249,99
20.163 13.924.017,36 26.169 21.343.570,94 35.512 33.507.853,90 136.596 144.035.798,75 64.897 76.734.936,07
6.835 8.510 14.660 62.105 57.600
4.704.286,37 6.942.154,46 13.847.768,70 65.868.055,65 68.054.561,66
26.998 34.679 50.172 198.701 122.497
18.628.303,73 28.285.725,40 47.355.622,60 209.903.854,40 144.789.497,73
1.250,00-1.374,99 1.375,00-1.499,99 1.500,00-1.624,99 1.625,00-1.749,99 1.750,00-1.874,99
46.477 34.422 25.810 17.289 7.872
60.804.674,62 49.377.259,91 40.242.931,61 29.070.197,40 14.198.614,91
56.640 58.380 50.131 42.817 27.931
74.233.926,38 83.911.396,07 78.314.492,14 72.095.387,10 50.526.052,68
103.087 92.802 75.941 60.106 35.803
135.038.601,00 133.288.655,98 118.557.423,75 101.165.584,50 64.724.66,59
1.875,00-1.999,99 2.000,00-2.124,99 2.125,00-2.249,99 2.250,00-2.374,99 2.375,00-2.499,99
2.938 1.046 354 144 52
5.661.501,68 2.145.517,95 770.940,99 331.280,05 126.317,63
21.604 19.072 10.357 4.221 867
41.849.382,49 39.304 .555,29 22.569.365,21 9.708.209,79 2.100.942,75
24.542 20.118 10.711 4.365 919
47.510.884,17 41.450.073,24 23.340.306,20 10.039.489,84 2.227.260,38
2.500,00-2.624,99 2.625,00-2.749,99
28 27
71.854,97 72.719,73
252 146
643.409,70 392.088,27
280 173
715.264,67 464.808,00
Pagina 35
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief 2.750,00-2.874,99 2.875,00-2.999,99 3.000,00-3.124,99 3,124,00 en >
26 24 19 47
73.345,74 69.795,87 57.960,62 159.810,20
102 39 34 341
286.632,67 114.082,79 103.948,98 1.309.062,97
128 63 53 388
359.978,41 183.878,66 161.909,60 1.468.873,17
Bron: RVP, Jaarlijkse statistieken 2011, p. 58-60.
Commentaar Vrouwenraad 52 % van de gepensioneerde werknemers zijn vrouwen en ze ontvangen 45% van het uitgekeerde maandelijks pensioenbedrag. 48% van de gepensioneerde werknemers zijn mannen en ze ontvangen 55% van het uitgekeerde maandelijks pensioenbedrag. Vrouwen zijn vooral oververtegenwoordigd in de lagere inkomenscategorieën. In de jaarlijkse statistieken van de RVP zijn bovenstaande cijfers ook gedetailleerder te vinden, zoals de verdeling per schijven van maandbedragen uitgesplitst naar gehuwd (rustpensioen gezinsbedrag en rustpensioen bedrag alleenstaande) en niet gehuwd (rustpensioen alleenstaande, rust- en overlevingspensioen, overlevingspensioen). Bovendien zijn deze cijfers ook opgedeeld naar zuivere loopbanen en gemengde loopbanen. Voor de werknemerspensioenen zijn er tabellen met de verdeling van het aantal gerechtigden v/m per ingangsjaar en categorie, meer bepaald over de rustpensioenen, de overlevingspensioenen, de uit de echt gescheiden echtgenoten, de vervroegde rustpensioenen, de gerechtigden op een overlevingspensioen jonger dan 45 jaar.
Pagina 36
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
Bron: RVP, Jaarlijkse statistieken 2011, p. 51
Deze staafdiagram omvat werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. Vrouwen zijn in de meerderheid bij de lagere maandelijkse pensioenbedragen. Vanaf 1.1250 euro en hoger zijn gepensioneerden mannen in de meerderheid.
Pagina 37
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
Gemiddelde pensioenbedragen werkne(e)m(st)ers 2006 Wettelijk pensioenbedrag op maandbasis naar leefsituatie, geslacht en soort pensioen, gemiddelde en mediaan, 2006 alleenstaand
koppelverband mannen mediaan
bedrag Rustpensioen Overlevingspensioen Inkomensgarantie RP+OP RP+IGO OP+IGO RP+OP+IGO
1.330 734 649 1.282 760 704 767
bedrag 1.119 896 697 1.054 765 724 773
mediaan 1.446 576 490 1.389 746 759 759
1.273 471 465 1.156 764 756 760
Vrouwen Rustpensioen 1.312 1.040 799 670 Overlevingspensioen 1.100 1.006 1.002 980 Inkomensgarantie 635 698 127 96 RP+OP 1.240 1.123 1.227 1.133 RP+IGO 742 759 443 402 OP+IGO 771 769 765 773 RP+OP+IGO 806 783 818 809 RP= rustpensioen, OP=overlevingspensioen, IGO= inkomensgarantie voor ouderen. Bron: Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. Working Paper. Nr 10. Toereikende pensioenen voor gepensioneerde huishoudens. Centrum voor Sociologisch Onderzoek (CeSO). Katholieke Universiteit Leuven. Jos Berghman, Giselda Curvers, Sofie Palmans, Hanne Vandermeerschen, Rika Verpoorten, p. 45.
Het gemiddelde wettelijk pensioen van de alleenstaande rustgepensioneerden ligt iets hoger dan dat van de rustgepensioneerden in koppelverband. Op het eerste zicht lijken de verschillen v/m bij de alleenstaande rustgepensioneerden niet zo groot te zijn. Maar uit bovenvermeld onderzoek blijkt dat een derde van de alleenstaande rustgepensioneerde vrouwen een wettelijk pensioen ontvangt dat lager ligt dan 900 euro per maand. Bij de samenwonende rustgepensioneerden is er een belangrijke groep vrouwen met een zeer laag eigen rustpensioen. In de meeste gevallen wordt dit wel gecompenseerd door het rustpensioen van hun echtgenoot. 2008 Gepensioneerde werkneemsters hebben een gemiddeld pensioen van 682 euro per maand. Dat is ongeveer 1/3de minder dan het pensioen van werknemers (939 euro). Mannen zitten daarmee boven de armoedegrens van 777 euro per maand. De gemiddelde bedragen verbergen echter grote verschillen tussen vrouwen onderling. Dit heeft te maken met de spanning tussen eigen opgebouwde rechten versus afgeleide rechten. Het wettelijk opgebouwde rustpensioen van vrouwen bedraagt 537 euro per maand en het overlevingspensioen (al dan niet in combinatie met een rustpensioen) 916 euro. Vrouwen genieten
Pagina 38
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief duidelijk een betere pensioenbescherming als ze een beroep kunnen doen op afgeleide rechten (pensioenrechten verkregen op basis van de gepresteerde arbeidstijd van de echtgenoot). 20
2.1 Eerste pijler Grafiek 1. Gemiddeld maandelijks netto eerstepijlerpensioen in decielen en naar gender, 2008 2200 2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 D1
D2
D3 Totaal
D4
D5
D6 Man
D7
D8
D9
D10
Vrouw
Van den Troost, A., en Peeters, H., Een slimme overheid denkt aan 'haar' pensioen op tijd. Over de pensioenberekening van vrouwen in België, in Geron, Tijdschrift over ouder worden & maatschappij, juli 2008, de 10 jaargang, nr. 2. 20
Pagina 39
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
2.1 Eerste pijler Grafiek 2. Gemiddeld maandelijks netto eerstepijlerpensioen naar leeftijd en gender, 2008 1600
1400
1200
1000
800
600
400
200
0 60-64
65-69 Totaal
70-74
Man
75-79
80-84
Vrouw
85+
2.1 Eerste pijler Grafiek 3. Gemiddeld maandelijks netto eerstepijlerpensioen naar type pensioen en gender, 2008 1600
1400
1200
1000
800
600
400
200
0 RP
OP Totaal
Man
RP + OP Vrouw
Bron: Presentatie Prof. Jos Berghman ‘Pensioenen voor vrouwen en uitdagingen voor het Belgische pensioenbeleid’, Studievoormiddag Gender en Pensioenen, Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen i.s.m. Vrouwenraad,14 februari 2012 14 februari 2012.
Pagina 40
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Bovenstaande figuren tonen dat: -
-
het gemiddeld maandelijks netto pensioenbedrag dat vrouwen ontvangen in elk inkomensdeciel lager ligt dan dat van mannen en het verschil is het grootst in de laagste decielen; het gemiddeld maandelijks netto pensioenbedrag dat vrouwen ontvangen in elke leeftijdsgroep (tussen 60 en 85+) lager ligt dan dat van mannen; en het hoogst in de jongste en oudste leeftijdsgroep; het gemiddeld maandelijks netto pensioenbedrag dat vrouwen ontvangen bij het pensioentype rustpensioen lager ligt dan dat van mannen, bij het overlevingspensioen hoger dan dat van mannen en bij de combinatie van rust- en overlevingspensioen even hoog als dat van mannen.
Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen 21 berekende dat de pensioenkloof tussen vrouwen en mannen 23% bedraagt, zonder onderscheid naar regeling. 59% van de pensioengerechtigde vrouwen en 33% van de pensioengerechtigde mannen ontvangt maandelijks een bedrag van minder dan 1.000 euro.
Gelijkgestelde dagen in de pensioenen Zie: Vrouw en pensioen, RVP – Financiële studies 2005: Figuur: Belang van de gelijkstelbare dagen per aard en geslacht
21
Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen , Vrouwen en mannen in België. Genderstatistieken en genderindicatoren. Tweede editie, Brussel, 2011, p. 69-73.
Pagina 41
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
Bron: RVP, Financiële studies, 2005
Hieruit blijkt dat het gros van de gelijkstelbare dagen voor de pensioenen in 2005 in de werkloosheid te situeren is met bijna 60% voor vrouwen en 45% voor mannen. Loopbaanonderbreking/tijdskrediet scoren het laagst (met ca. 7% voor vrouwen en ca. 2% voor mannen).
Vraag: hoe liggen de v/m verhoudingen van de gelijkstelbare dagen per sector/aard in 2011? In deze studie staan ook volgende figuren: -
-
Figuur: Belang van de gelijkgestelde dagen in de pensioenen. Verdeling van de toegekende loopbanen in gewerkte of gelijkgestelde dagen. Bedienden /mannen op 65 jaar en vrouwen op alle leeftijden Figuur: Belang van de gelijkgestelde dagen in de pensioenen. Verdeling van de toegekende loopbanen in gewerkte of gelijkgestelde dagen. Arbeid(st)ers/ mannen op 65 jaar en vrouwen op alle leeftijden
Pagina 42
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
3.1 Gelijkgestelde periodes Grafiek 9. Percentage gelijkgestelde dagen in pensioenopbouw naar leeftijd bij mannelijke arbeiders en bedienden, geboortecohorte 1937 (pensioenleeftijd in 2002) 64
59
54
Age
49
44
39
34 100
75
50
25
0
25
Bedienden
50
75
100
Arbeiders
3.1 Gelijkgestelde periodes Grafiek 10. Percentage gelijkgestelde dagen in pensioenopbouw naar leeftijd bij vrouwelijke arbeiders en bedienden, geboortecohorte 1942 (pensioenleeftijd in 2002) 59
54
49
Age
44
39
34
29 100
75
50
25 Bedienden
0
25
50
75
100
Arbeiders
Bron grafieken: Presentatie Prof. Jos Berghman ‘Pensioenen voor vrouwen en uitdagingen voor het Belgische pensioenbeleid’, Studievoormiddag Gender en Pensioenen, Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen i.s.m. Vrouwenraad, 14 februari 2012
Pagina 43
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Uit deze grafieken blijkt dat zowat 1/3de van de pensioenrechten gebaseerd zijn op gelijkgestelde periodes.
Meer info
Vrouw en pensioen. Wat je nu moet doen voor later (zie: Vrouw en pensioen – 2006) RVP, Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden, 2011: zie: http://www.onprvp.fgov.be/NL/profes/legal/statistics/annual/Pages/default.aspx Wil je weten hoeveel je wettelijk pensioen zal bedragen, surf naar www.kenuwpensioen.be .
Pagina 44
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief
Aanbevelingen We geven een beknopt overzicht van aanbevelingen die we de voorbije jaren voorgesteld hebben:
Versterking eerste pijler Elke hervorming van het pensioenstelsel van de eerste pijler moet tegemoetkomen aan de realiteit van de loopbanen van vrouwen en mannen. Concreet betekent dit een gender (en duurzaamheids)toets bij elke nieuwe beleidsmaatregel die voorgesteld wordt. Dit vragen we ook voor de hervormingen die in het regeerakkoord van 1 december 2011 Er moeten voldoende reserves aangelegd worden om prioritair de wettelijke pensioenen te blijven garanderen. Een regelmatige herwaardering van de laagste en oudste pensioenen en deze welvaartsvast houden is noodzakelijk. Het automatisch optrekken van het refertebedrag dat toegang geeft tot voordelen en rechten (Omnio, Maf, berekening huishuur sociale woning, …) en dit bij elke verhoging van het pensioenbedrag naar aanleiding van welvaartsaanpassingen; indexering om te vermijden dat de positieve gevolgen elders worden geneutraliseerd. Vrouwen moeten blijvend geïnformeerd worden over de gevolgen van hun keuzes inzake loopbaanonderbreking of –vermindering voor de combinatie van beroeps- en gezinsleven op hun pensioenen.
Individuele rechten Het Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid - nr. 2 van 2009 22- was gewijd aan de individualisering van de rechten in de sociale zekerheid. Het bevat de referaten van de gelijknamige studiedag, georganiseerd door de Vrouwenraad, het Comité de Liaison des Femmes en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (15 december 2008). Deze publicatie bevat een hoofdstuk over de pensioenen. Zie: Vrouwenraaddossier en aanbevelingen 2011: Individuele rechten in de sociale zekerheid (p. 6770): Afbouw afgeleide rechten Men kan de bestaande afgeleide rechten (gezinssupplement, overlevingspensioen na het overlijden van de gepensioneerde echtgeno(o)t(e)e, rustpensioen voor de uit de echtgescheiden echtgenoten/s) laten uitdoven: ze verdwijnen bij het overlijden van degenen die er momenteel van genieten. Individuele rechten voor iedere afgestudeerde 22
http://socialsecurity.fgov.be/nl/nieuws-publicaties/publicaties/btsz/nummers.htm
Pagina 45
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief We stellen voor om dit systeem in de nabije toekomst in te voeren: iedere afgestudeerde bouwt eigen pensioenrechten op. Maar om de pensioenkloof tussen vrouwen en mannen als gevolg van de loopbaankloof op te vangen vragen we om volgende pistes te onderzoeken: Verdeling van de beroepsinkomsten over de partners voor de duur van hun relatie: splitting Het loon of de beroepsinkomsten die in aanmerking komen voor de berekening van het pensioen van de meest verdienende partner wordt voor een deel overgeheveld naar de andere partner in functie van de opbouw van pensioenrechten/berekening. Het kan gaan om een automatische 50/50-regeling (voorkeur Vrouwenraad); Of, de partners kunnen voor dit systeem kiezen (dit systeem bestaat dan parallel naast het huidige: elk zijn eigen opgebouwde rechten) en bevestigen die keuze (jaarlijks) ten aanzien van de pensioeninstellingen of de databanken die de basisgegevens registreren. De verdeling kan zelf door het koppel bepaald worden: bijvoorbeeld alles wat tussen 50/50 en 40/60 ligt. Als incentive om in dit systeem te stappen kan het berekeningsplafond voor de hogere inkomens doorbroken worden. Op die manier kan: een onderbreking van de loopbaan of vermindering van de arbeidsduur van de ene partner worden opgevangen op het vlak van de pensioenrechten; en/of een loonverschil als gevolg van sectorale loonsegregaties worden opgevangen. In dit systeem bestaan geen afgeleide rechten meer. We vragen de beleidsmakers om na te gaan of: -
dit splittingsysteem in het nadeel zou zijn van de lagere inkomensklassen (in vergelijking met het huidig systeem); partners van personen uit de hoogste inkomensklassen daardoor aangemoedigd zouden worden om niet beroepsactief te zijn; het splittingsysteem zowel in de eerste pijler als in de tweede pijler (die ook veralgemeend moet worden) een optie is, ofwel enkel in de eerste of enkel in de tweede pijler; een dubbele of extra bijdrage van de beroepsactieve partner van een eenverdienersgezin ook een keuzemogelijkheid kan zijn naast het splittingsysteem.
Inzake de berekening van het pensioenbedrag: We verwijzen naar het voorstel van het Raadgevend Comité van de pensioensector (9 juni 2009): het bedrag van het eigen rustpensioen zou worden vastgesteld op 75% van het gemiddelde van het beroepsinkomen van de 25 beste jaren. Dit is een te overwegen piste en deze maakt het bestaan van het gezinsbedrag overbodig.
Gelijkgestelde periodes Zie Vrouwenraaddossier en aanbevelingen 2011: Gelijkgestelde periodes (p. 75-80): Uit de analyse van de gelijkgestelde periodes kunnen we besluiten dat ze op verschillende momenten in het verleden en vanuit verschillende invalshoeken tot stand gekomen zijn. De doelstellingen zijn
Pagina 46
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief verschillend, net als de variabelen (sekse, leeftijd, sociaal statuut, ...) en de sociale voordelen. Globaal gezien nemen meer vrouwen dan mannen onderbrekingen, met alle gevolgen voor hun inkomen. We hebben nu te maken met ongelijkheid in de uitkeringen en bij de gelijkstellingen. Er worden bijvoorbeeld bij deze uitkeringen verschillende technieken toegepast: - een bepaald percentage (bv. 60%, 75%, 78,273%) van het gemiddeld bruto-dagloon, beperkt tot het ZIV-plafond (deze plafonds variëren ook: ze liggen bijvoorbeeld hoger bij vaderschaps- en adoptieverlof dan bij moederschaps- en profylactisch borstvoedingsverlof) - een bepaald percentage (bv. 82%) van het niet-geplafonneerde bruto-dagloon - een bepaald percentage (bv. 82%) van het niet-begrensd bruto-uurloon - eerste 3 dagen behoud van normaal loon (door werkgever): vaderschapsverlof en adoptieverlof Is het te rechtvaardigen dat onderbrekingsperiodes die bijvoorbeeld genomen worden om kinderen op te voeden later bij de pensionering negatief in rekening worden gebracht (vooral vrouwen)? We stellen dit tegenover de zogenaamde landingsbanen voor 50-plussers die hogere uitkeringen ontvangen (vooral mannen). Momenteel heeft ook niet iedereen gelijke toegang tot het systeem van gelijkstelling want niet iedereen kan tijdskrediet of de thematische verloven opnemen omdat er geen automatische toegang tot het systeem is en/of omwille van persoonlijke financiële redenen. De bestaande regelgeving aanpassen in die zin dat alle onderbrekingen recht geven op volledige gelijkstelling voor de pensioenen en dat iedereen er op een gelijke manier toegang toe heeft. De Vrouwenraad vraagt zich af of alle perioden van inactiviteit op dezelfde manier vergoed en gelijkgesteld moeten worden? Moet er misschien een onderscheid gemaakt worden tussen: - De perioden van inactiviteit voor de echte sociale risico's (de onvrijwillige en deze die inherent zijn aan de arbeid); we denken hier aan ziekte- en invaliditeitsverzekering, werkloosheid 23, beroepsziekten, arbeidsongevallen, pensioenen. - Zwangerschap, kersvers moederschaps- en vaderschapsverlof, adoptieverlof; - De andere - vrijwillige - onderbrekingen die eerder gelinkt zijn aan de keuzes om beroeps- en gezinsarbeid beter te kunnen combineren: loopbaanonderbreking (vroeger systeem), tijdskrediet, ouderschapsverlof,... deeltijds werk 24
23
Verlies van gelijkgestelde dagen: door schorsing; statuut deeltijds werkende met behoud van rechten zonder inkomensgarantie-uitkering. 24 Deeltijds werk kan zowel vrijwillig als onvrijwillig zijn. Veel vrouwen maken deze keuze (zowel vrijwillig als onvrijwillig) omdat ze geen voltijds werk vinden, omdat ze hun beroeps- en gezinsarbeid enkel op die manier kunnen combineren of omdat hen door de werkgever enkel deeltijds werk wordt aangeboden (17%). Dit laatste is ook vaak gelinkt aan bepaalde sectoren, bv. de distributiesecor en de schoonmaaksector. Deeltijds werkende vrouwen, die verklaard hebben dit onvrijwillig te doen, maken 11% uit van het geheel van deeltijds werkenden (10,7% van de werkneemsters en 11,7% van alle werknemers) Maar slechts 11% van de deeltijds werkende werkneemsters wil niet voltijds werken. (Bron: Hoge Raad van de Arbeid – Rapport 2011). Deze vrouwen zijn er niet altijd van op de hoogte om zich in te schrijven in het stelsel van deeltijdse werknemer met behoud van rechten. Bijgevolg moeten deeltijds werkende vrouwen beter ingelicht worden over deze stelsels.
Pagina 47
Dossier 2012 Wettelijke pensioenen werkne(e)m(st)ers vanuit genderperspectief Een stap verder dan enkel sleutelen aan het huidig systeem is het hertekenen van het systeem van deze verlofregelingen/onderbrekingsperiodes 'bric à brac' in functie van de loopbaanregeling en de evolutie naar een levensloopregeling 25. Moeten we in de toekomst dan nog nieuwe verlofregelingen bij creëren of de huidige uitbreiden of inkrimpen of herschikken? Voltijds werken is immers de norm en op basis daarvan werden allerlei verlofregelingen ingevoerd. Of moeten we bijvoorbeeld sleutelen aan werktijdregelingen 26?
25
De keuze voor een bepaalde levensloopregeling, met tijdskrediet enz… moet kaderen in de algemene keuze van de soort arbeidsverdeling. 26 Vermits bedrijven voltijds en halftijds werk aanbieden, gaan werknemers verlofregelingen aanvragen, die in de loop van de laatste decennia zijn bijgecreëerd. In goed scorende bedrijven inzake work & life balance, blijkt duidelijk dat zij in de eerste plaats goede werktijden organiseren op maat van de individuele geschiedenissen van de gezinnen maar toch met een collectief karakter eraan. Deze bedrijven zitten niet meer met jaarlijkse aanvragen van zoveel onderbrekingen/verloven want de werknemers hebben veel minder nood aan die verloven. We moeten de werktijdregelingen plaatsen tegenover de nog nodige verlofregelingen. Bedrijven beginnen met voltijds en dan zien ze wel, tot alle rechten er zijn die afgedwongen zijn in overleg met de sociale partners en dan komen ze in de problemen.
Pagina 48