Behavioural and Societal Sciences Van Mourik Broekmanweg 6 2628 XE Delft Postbus 49 2600 AA Delft www.tno.nl
TNO-rapport
T +31 88 866 30 00 F +31 88 866 30 10
[email protected]
TNO 2013 R10274
Initiatieven richting duurzame ontwikkeling ondergrond succesvoller met ‘Grondslagen voor Governance’ “Analyse van SKB projecten uit het programma Duurzame Ontwikkeling Ondergrond leidt tot 5 grondslagen voor governance. Eindresultaat SKB e
dwarslijn Governance – 1 fase
Datum
28 februari 2013
Auteur(s)
Frank Boons (Erasmus Universiteit Rotterdam) Thijs Boxem (TNO) Mike Duijn (TNO) Barend van Engelenburg (DCMR) Jurgen van der Heijden (AT Osborne) Dessie Lividikou (AT Osborne) Hanneke Puts (TNO)
Exemplaarnummer Oplage Aantal pagina's Aantal bijlagen Opdrachtgever Projectnaam Projectnummer
5 (incl. bijlagen) SKB SKB Dwarslijn Governance 054.02554
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, foto-kopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belang-hebbenden is toegestaan. © 2013 TNO
TNO rapport | TNO 2013 R10274
2 / 53
TNO-rapport | TNO 2013 R10274
Dit project is uitgevoerd in het programma Duurzame Ontwikkeling Ondergrond van de Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem (SKB). Doel van dit programma is ontwikkelen en delen van kennis en ervaring over verantwoord gebruik en beheer van bodem en ondergrond ten behoeve van publieke en private praktijkontwikkeling. Deze notitie is het eindresultaat van de SKB dwarslijn ‘Governance’. In het consortium dat deze dwarslijn uitvoert, werken TNO (Thijs Boxem, Mike Duijn, Hanneke Puts), Erasmus Universiteit Rotterdam (Frank Boons) en AT Osborne (Jurgen van der Heijden, Dessie Lividikou). Bij de uitvoering van de screening is ook DCMR (Barend van Engelenburg, Anton Roeloffzen) betrokken geweest. Het projectteam werkt nauw samen met het programmateam van SKB (opdrachtgever); Arno Peekel en Geiske Bouma hebben steeds opgetreden als eerste aanspreekpunten vanuit SKB. Dit eindresultaat komt voort uit gezamenlijke inspanningen en bijdragen. Eindrapportage – 28 februari 2013
TNO rapport | TNO 2013 R10274
3 / 53
TNO-rapport | TNO 2013 R10274
Samenvatting In opdracht van SKB hebben TNO, Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), AT Osborne en DCMR afgelopen maanden een strategie ontwikkeld, waarmee de impact van veelal technisch georiënteerde projecten - met als doel een duurzame ontwikkeling van de ondergrond - kan worden vergroot. Wat deze strategie toevoegt aan de huidige (traditionele) bodem gerelateerde activiteiten is dat de context waarbinnen een project moet worden uitgevoerd centraal wordt gezet. Welke belangen worden geraakt door de beoogde aanpak en wie heb je nodig om het gedroomde resultaat te bereiken? Kortom: wat beweegt mensen om te bewegen? Deze strategie is ontwikkeld als onderdeel van de zogenaamde ‘SKB dwarslijn governance’. SKB onderkent dat governance aspecten van een duurzame ontwikkeling van de ondergrond een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van haar programmadoelstellingen. Met de start van de 6 gehonoreerde showcases ontstaat een kans om hier extra aandacht aan te besteden, ten dienste van de ambities en uitvoering van die showcases. Tegelijkertijd is er een rijke geschiedenis aan projecten binnen SKB en heeft SKB veel materiaal beschikbaar uit de voorbije jaren. e Daarom zijn we in de 1 fase van de governance dwarslijn gestart met een analyse van de huidige SKB projectervaringen en –resultaten om van daaruit vooruit te e kijken naar de showcases en de toekomst. Het doel van deze 1 fase was om invulling te geven aan de governance dwarslijn op basis van een soort ‘nulmeting’: hoe worden governance vraagstukken op dit moment opgepakt in de SKB projecten en wat kan daaraan worden verbeterd t.b.v. meer impact met de projecten en het SKB programma als geheel? Dit hebben we gedaan door: 1. Screening van projectvoorstellen die onder het huidige SKB-DOO programma zijn ingediend; 2. Interviews met relevante partners uit het SKB-netwerk ter verrijking van de conclusies uit de screening; 3. Kennismakingsgesprekken met de showcase eigenaren om een inventarisatie te maken van de governance uitdagingen per showcase; 4. Het opstellen van een ‘governance-actieplan’ ter ondersteuning van de showcases in de volgende fase van de governance dwarslijn. Uit de screening van een groot aantal SKB projectvoorstellen uit het huidige SKBDOO programma hebben we één generieke aanname gehaald ten aanzien van doorwerking van projectresultaten en vijf zogenaamde ‘grondslagen voor governance’ gedestilleerd voor het vergroten van impact met projecten of showcases en zelfs hert gehele SKB-programma Duurzame Ontwikkeling van de Ondergrond.
De resultaten van de screening van SKB projecten zijn opgenomen in hoofdstuk 2 en bijlage B. De projecten zijn doorgelicht op: • Sturingsopgave: de opgave die centraal staat in het projectvoorstel; de verandering of beweging die in het projectvoorstel wordt voorgesteld om een bepaald doel te bereiken. • Sturingsfilosofie: referentiekader en overwegingen om voor een bepaalde aanpak en/of oplossing voor de sturingsopgave te kiezen.
TNO rapport | TNO 2013 R10274
4 / 53
TNO-rapport | TNO 2013 R10274
•
• • •
•
Sturingsstijl: de stijl die wordt gehanteerd om tot een verandering, beweging of oplossing te komen, waarbij we (grofweg) onderscheid maken tussen een hiërarchisch en consensuele sturingsstijl. Sturingsactiviteiten: de activiteiten die zijn beoogd in het project om de gewenste verandering of beweging voor elkaar te krijgen. Gestuurde activiteiten: de activiteiten die in de toekomst veranderd of verbeterd worden via de beoogde aanpak. Sturingsinstrumenten: de instrumenten die door het consortium worden ingezet om met de sturingsopgave om te gaan en het beoogde doel te bereiken , waarbij we (grofweg) vier typen instrumenten onderscheiden: organisatie, kennis, financiering en wet- en regelgeving. Observaties: Wat valt op in algemene zin vanuit onze eigen expertise?
Generieke aanname t.a.v. doorwerking Een opvallende overeenkomst tussen de projecten was een bijna vanzelfsprekend ‘geloof’ dat anderen – vaak partijen die niet betrokken zijn bij de uitvoering van een project – na afronding van het project enthousiast met de resultaten aan de slag zullen gaan. Het lijkt erop dat men verwacht dat de nieuwe kennis of technologie zonder twijfel de praktijk zal gaan veranderen. Naar ons oordeel is deze aanname in veel gevallen voorbarig en niet gerechtvaardigd. Omissies en governance grondslagen In de projecten kwamen we drie dominante ‘omissies’ tegen: 1. Er is weinig expliciete aandacht voor grenzen waar men mogelijk tegenaan gaat lopen, zoals belangen van partijen die niet direct profijt hebben van de beoogde verandering, grenzen in wetgeving of beperkte financiële middelen. 2. Daarnaast lijkt de aandacht vooral uit te gaan naar een goede uitvoering van de projecten en minder naar de fase daarna, waarin de projectresultaten en – ervaringen daadwerkelijk in de praktijk gebruikt moeten gaan worden. 3. Tenslotte zagen we veel aannames over de doorwerking van kennis uit het SKB-project naar de (bodembeheer)praktijk. Daarom adviseren we om in elk project of showcase rekening te houden met drie zogenaamde ‘governance grondslagen’ (hoofdstuk 3): 1. de context waarin een beweging of verandering tot stand moet komen: - de plek als uitgangspunt voor sturing (verandering). 2. de individuele belangenafwegingen en bedrijfsvoering van betrokken (of te betrekken) actoren: - wat beweegt actoren om te bewegen? 3. de inter-organisationele keten (actorenketen) die de activiteiten en gewenste verandering mogelijk (moeten) maken: - de omgang met grenzen als sturingsuitdaging. Daarnaast hebben we 2 grondslagen geformuleerd die vooral voor het SKBprogramma gelden: 4. het veranderen van de uitvoeringspraktijk via het doen van projecten die via het SKB-programma worden aangestuurd vereist aanvullende inspanningen. 5. kennis is een indirect sturingsinstrument: - toepassing van nieuwe kennis in de praktijk gebeurt niet automatisch.
TNO rapport | TNO 2013 R10274
5 / 53
TNO-rapport | TNO 2013 R10274
Deze resultaten hebben we getoetst in een reeks interviews met praktijkprofessionals uit 8 maatschappelijke organisaties (hoofdstuk 4). Zij onderschrijven de resultaten van de screening en herkennen de omissies in hun eigen praktijk. Daarnaast voegen zij een aantal interessante vragen en perspectieven aan de analyse toe: Vernieuwen binnen het oude regime of zelfs naar een geheel nieuw regime: hoe doe je dat? Organiseren van kennis rondom bodem en RO vraagstukken: hoe kom je tot kruisbestuiving en integratie? Beter benutten van specialistische bodemkennis in een nieuw regime: een hele uitdaging. Verandering betekent leren: faciliteren van leerprocessen onmisbaar Urgentie versus marginalisering ‘bodem’: waar komt de prikkel voor gedrag en keuzes vandaan? Hoe zal de transitie verlopen? Verschuiving naar ‘de plek’ onvermijdelijk. We besluiten de rapportage met een doorkijk naar de showcases (hoofdstuk 5). Wat betekenen alle bevindingen en nieuwe inzichten voor de uitvoering van de showcases? Elke showcase kent haar eigen dynamiek, betrokken partijen en dus governance uitdagingen. Daar moet aandacht op maat voor zijn. Daarnaast zijn er ook een aantal generieke governance uitdagingen die in meerdere showcases terugkomen. Deze lenen zich goed om een gezamenlijke leeromgeving te creëren, waarin de showcase eigenaren en projectuitvoerder met en van elkaar kunnen leren en ontwikkelen.