Overzicht kennis en vaardigheden
1. PRAKTIJK 1.1 1.2 1.2 1.3 1.4
AFSTAND VAN 1500 M WATERTRAPPELEN : 2 MIN GEKLEED ZWEMMEN : 100 M HET GEBRUIK VAN EEN LUCHTZAK OPDUIKEN VAN VOORWERPEN
2. THEORIE 2.1 2.1 2.3 2.4
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ZWEMMEN EN STROMING TECHNIEKEN TER VOORKOMING VAN ONDERKOELING OVERLEVINGSKANSEN IN KOUD WATER
Toelichting bij overzicht
1. PRAKTIJK 1.1 AFSTAND VAN 1500 M 1.2 WATERTRAPPELEN : 2 MIN 1.3 GEKLEED ZWEMMEN : 100 M 1.4 HET GEBRUIK VAN EEN LUCHTZAK kleding in het water kunnen uittrekken. Met één kledingstuk een luchtzak maken en daarmee één min drijven zonder te bewegen. De luchtzak mag opnieuw gemaakt worden 1.5OPDUIKEN VAN VOORWERPEN 3 voorwerpen kunnen opduiken vanuit 3 meter diepte
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • ZWEMSTIJLEN
2. THEORIE 2.1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN veiligheidsvoorschriften voor zwemmen in onbekend en open water kennen 2.2 ZWEMMEN EN STROMING weten waar je moet opletten als je in water zwemt met een sterke stroming 2.3 TECHNIEKEN TER VOORKOMING VAN ONDERKOELING 2.4 OVERLEVINGSKANSEN IN KOUD WATER Deze zwemcursus zal in hoofdzaak gaan over veiligheidsvoorschriften, zwemmen en stroming, technieken ter voorkomen van onderkoeling en overlevingskansen in koud water. Maar voor we daar aan toe zijn, moeten we eerst kunnen zwemmen. Wie al een tijdje bij de zeescouts is kan normaalgezien wel zwemmen. Maar kan je ook een langere afstand aan, heb je er al eens bij stilgestaan hoe je energie kan besparen en daardoor langer kan zwemmen? Neen, dan gaan we beginnen met een klein woordje uitleg over de twee meest voorkomende zwemstijlen, en hoe je die kan verbeteren.
Zwemstijlen De twee meest voorkomende zwemstijlen zijn schoolslag en crawl. Schoolslag geeft duidelijk aan waar je dit geleerd hebt. Het is voor de meeste onder jullie de eerste zwemstijl die je ooit aangeleerd kreeg. Het is een makkelijk aan te leren stijl, en je kan het lange tijd volhouden. Crawl daarentegen vergt al heel wat oefening voor je de perfecte coördinatie onder de knie hebt. Maar wie eenmaal zover is zal merken dat je met crawl een stuk sneller vooruit kan gaan, en dat je het met een beetje conditie ook lange tijd kan volhouden.
·1·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • ZWEMSTIJLEN
Inhoudstabel
Bij het zwemmen van schoolslag moet je volgende punten in het achterhoofd houden: • De stuwing is vooral afkomstig van de benen. • De armen zorgen hoofdzakelijk voor de ademhaling • De coördinatie is van groot belang.
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • ZWEMSTIJLEN
Puntje één vermelde al dat de voortbeweging hoofdzakelijk afkomstig is van je benenwerk. En van dit benenwerk is de houding van de voeten het eerste probleem. De voeten moeten immers haaks gehouden worden. Dit wil zeggen dat je in feite je voeten moet houden, alsof je op het droge enkel op je hielen zou steunen. De tenen worden dus omhooggetrokken en naar buiten weggedraaid. Zo krijg je bij het zwemmen een groter stuwoppervlak met je voeten. Je kan dit dus oefenen door op het droge rond te lopen op je hielen. De voortstuwende beenbeweging in feite uit vier deelbewegingen. Namelijk buigen, strekken, sluiten, en wachten. Bij het buigen worden de benen opgetrokken terwijl de hielen elkaar blijven raken en de knieën van elkaar gaan. Op die manier kom je vanzelf met haaks gehouden voeten. Bij het strekken wordt het haaks houden van de voeten plotseling weer zeer belangrijk. Dit is immers de stuwende fase van de beenbeweging. De voeten lossen elkaar nu en de benen worden volledig uitgestrekt. Bij het sluiten van de benen worden de voeten nog steeds gehaakt gehouden, omdat de stuwende fase nog niet is opgehouden. De wachtfase beïnvloedt de drijffase, maar daar hebben we het straks nog wel over. Tijdens de wachtfase worden de voeten weer gewoon gehouden, om de weerstand tijdens het uitdrijven te verminderen.
Fase 1
Fase 2
Fase 4
Fase 5
Fase 3
Figuur 1 Beenbeweging schoolslag
De armbeweging bij schoolslag is relatief eenvoudig. Toch zijn er enkele aandachtspunten, waarop moet gelet worden. ·2·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • ZWEMSTIJLEN
1. SCHOOLSLAG
Het water moet dus met de handpalmen naar achter worden getrokken, wat betekent dat je je handen naar buiten moet draaien, tijdens de trekbeweging. Zorg er ook voor dat je handen voldoende gedraaid zijn, want met hand die evenwijdig liggen met het wateroppervlak kan je niet veel weerstand ontwikkelen. De vingers moeten ook gestrekt blijven, zo krijg je het grootst mogelijke oppervlak om je af te zetten tegen het water.
Heel belangrijk bij schoolslag is de drijffase. Het bouwt een moment van rust in en geeft een begin en eindfase aan de schoolslagbeweging. Met een minimum aan inspanning wordt het lichaam zo gestroomlijnd mogelijk gehouden. Enkele tips om deze drijffase optimaal te maken: Maak je zeer lang en smal tijdens het drijven Kijk tijdens het drijven naar de bodem. Houd de handen op elkaar. Je moet je bovenarmen achter je oren tegen je hoofd voelen. Je voeten moeten tijdens het drijven tegen elkaar zijn.
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • ZWEMSTIJLEN
• • • • •
·3·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • ZWEMSTIJLEN
• Het water moet met de handpalmen naar achter worden getrokken. • De handen en vingers mogen geen water willen vastgrijpen. • Maak de beging groot genoeg, maar niet té groot.
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • ZWEMSTIJLEN
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • ZWEMSTIJLEN
Figuur 2 coördinatie arm en beenbeweging
Figuur 3 in - en uitademen bij schoolslag
·4·
Crawl is een iets moeilijker zwemstijl, omdat de coördinatie en de manier van in en uitademen niet echt natuurlijk overkomen. Het is ook geen zwemstijl om lange afstanden of lange periodes te overbruggen. Deze manier van zwemmen is veel uitputtender en lastiger dan schoolslag zwemmen, al gaat het wel iets rapper.
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
We gaan hier niet de ganse uitleg geven over hoe men crawl moet zwemmen, maar aan de hand van enkele prentjes lichten we toch een tipje van de sluier op.
Figuur 4 coördinatie arm en beenbeweging bij crawl
·5·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
2. CRAWL
Zwemmen in een open water is heel iets anders dan zwemmen in een zwembad. Een zwembad heeft helder en klaar water, er liggen geen obstakels in de weg en er is steeds een redder aanwezig. Toch gebeuren er zelfs in een zwembad nog tientallen verdrinkingen per jaar. Een reden temeer om in een onbekend water nog meer op je hoede te zijn tijdens het zwemmen/
1. MOERASSEN Zwemmen in moerassen is niet een activiteit voor een gemiddelde zeescout, maar je weet nooit dat je erin terechtkomt. Ook dan moet je weten hoe je er het best in overleeft. Als je eenmaal terechtkomt in een moeras zul je wegzinken in de drassige, modderige bodem. Door het eigen lichaamsgewicht zak je steeds verder weg. Door zo vlak mogelijk te gaan liggen, en heftige bewegingen te vermijden, kan je het wegzinken zodanig vertragen, dat je op hulp kunt wachten.
2. VIJVERS Daar moet je een onderscheid maken in vijvers zonder waterplanten, en vijvers met waterplanten. Deze waterplanten vergen maken een groot verschil in het zwemmen. • Vijvers zonder waterplanten
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Vijvers zijn meestal niet zo diep maar hun bodem is bedekt met een dikke slijmlaag. Bovendien zijn ze vaak een weggestoken vuilnisbelt, die scherpe en gevaarlijke voorwerpen kan bevatten. Het is aangeraden om bij het zwemmen in zulke vijvers iets van schoeisel aan te houden, om jezelf te beschermen tegen snijwonden. • Vijvers met waterplanten Waterplanten kunne zowel op de bodem van stilstaand als stromend water voorkomen. Meestal treffen we ze aan in ondiepe wateren. Naast de lissoorten met dunne en scherprandige bladeren die flinke snijwonden kunnen veroorzaken, zijn er ook de woekerende en taaie stengels van andere waterplanten, die zich gemakkelijk rond ieder bewegend voorwerp strengelen en zo een werkelijk gevaar betekenen voor de zwemmers en baders. Ook hier is het aangeraden om schoenen aan te houden, om snijwonden te voorkomen. Moest je ooit met je voeten verstrengeld geraken in liaanachtige onderwaterstengels, moet je niet proberen om je met aal geweld los te rukken. In veel gevallen verergert dit alleen maar de situatie. Het komt er dus op neer om met kalme bewegingen te proberen uit de omstrengeling te geraken. 3. Stromend water Het zwemmen in stromend water kan je ook opdelen in verschillende stukjes. Je kan zwemmen in rivieren en stromen, in kanalen of in zee. Er bestaan voor deze drie onderdelen specifieke veiligheidsvoorschriften.
3. RIVIEREN EN STROMEN Dit gedeelte wordt nog eens opgesplitst in rivieren en stromen zonder draaikolken en rivieren en stromen met draaikolken. • Rivieren en stromen zonder draaikolken Stromen en rivieren hebben soms een vrij sterke stroming, vooral na een lange regenperiode of bij dooi. Daarbij komt het gevaar van de vaak lage watertemperatuur en de bodem kan bedekt zijn met scherpe keien of afval. Het is dan ook aangeraden om schoenen en eventueel enige kledij aan te houden (lage temperatuur). Houd er ook rekening mee dat in een recht vaarwater met stromend water de stroming het sterkst is in het midden. In een bochtig vaarwater is de stroming het sterkst aan de buitenkant van de bocht. Als je een stromend water wil overzwemmen, probeer dan niet precies aan de overkant uit te komen ·6·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Veiligheidsvoorschriften
• Rivieren en stromen met draaikolken In ons land en in Nederland komen draaikolken in de echte betekenis van het woord weinig of niet voor. We moeten immers een onderscheid maken tussen vaste draaikolken (de échte) en toevallige draaikolken. Vaste draaikolken vinden hun ontstaan door een blijvende hindernis, die de stroming afremt. Ze komen bijna uitsluitend voor in grote rivieren of stromen, met een sterk debiet en een natuurlijke, zeer onregelmatige oeverbouw of bedding. In de vaaratlassen voor binnenvaart worden zij trouwens aangeduid. Deze draaikolken zijn bestendig en gevaarlijk, niet in het minst door het afval die zich onderaan deze draaikolk opstapelt.
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Toevallige draaikolken ontstaan wanneer een plotse verandering optreedt die de gewone stroming van het water onderbreekt. Meestal gebeurt dit bij een verhoogde waterstand en een sterk debiet. Pijlers van bruggen, sluizen en afdammingen, kunstmatige stroomvernauwingen, … kunnen oorzaak zijn van deze draaikolken. De kenmerken van een draaikolk: ˚ Een draaikolk kan men zich het best voorstellen als een uitgerokken spiraal of als een omgekeerde kegel. ˚ Hoe sterker de draaikolkstroming en hoe dieper het water, hoe groter het draaiend wateroppervlak zal zijn. ˚ Een kolk in het water draait spiraalvormig tegen de rivierstroming in naar beneden. ˚ De neerwaartse zuigkracht en de stroomsnelheid verminderen naar beneden toe evenredig met de voortdurende vernauwing van de kolk zelf. ˚ Een ernstig bijkomend gevaar wordt veroorzaakt door de langzame opstapeling van afval, die in de kolkstroming werd meegevoerd, onderaan de spiraalpunt. Hoe moet je nu reageren als je tijdens het zwemmen in een draaikolk terechtkomt, Zodra je opmerkt dat je ergens in een ronddraaiende cirkel terechtkomt, onmiddellijk omdraaien en tegen de stroming in of zijwaarts ervan zwemmen, duiken, en zo hard mogelijk enkele meters onder water zwemmen. Aan de buitenomtrek van de draaikolk neemt immers alleen het oppervlaktewater aan de draaistroom deel. Lukt dat niet en word je toch door de draaikolk meegezogen, blijf dan rustig en laat je meevoeren in de draaibeweging tot je ervaart dat de draaisnelheid en dus ook de zuigkracht afneemt. Zodra je deze verzwakking duidelijk aanvoelt, met de stroming mee uit de zeer verkleinde kolk wegzwemmen en zo snel mogelijk stroomafwaarts opduiken.
4. KANALEN ˚ Zonder stuwen of sluizen De kanalen in België hebben meestal slechts een geringe diepgang. Het water in deze kanalen is dikwijls bezoedeld, ondoorzichtig en troebel. Bovendien kunnen de oevers grillige vormen aannemen en kunnen op de bodem voorwerpen liggen die de zwemmer kunnen kwetsen. Daarom is het belangrijk om voorzichtig te water te gaan en ook om een goede plek te zoeken om terug uit het ·7·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
van waar je te water bent gegaan. Op die manier verbruik je enorm veel energie om tegen de stroming in te zwemmen. Het gaat het gemakkelijkst als je jezelf een stuk laat mee stromen, en ondertussen naar de overkant zwemt. Je komt dus altijd een stuk meer stroomafwaarts uit dan waar je begonnen bent. Zorg er wel voor dat je jezelf ervan verzekerd hebt dat je stroomafwaarts een plek vindt waar je uit het water kan komen. Bij het te water gaan is het gevaarlijk om in het water te springen. Je laat je best van de oever afglijden, om kwetsuren van stenen of afval te vermijden. Hou er ook rekening mee dat het water in Belgische en Nederlandse rivieren en kanalen meestal vertroebeld is door zand en modder. Onder water kan je meestal geen hand voor je ogen zien. Daag het lot dan ook niet uit, en blijf aan de oppervlakte.
˚ Met stuwen en/of sluizen Tussen stuwen en sluizen bestaat volgend onderscheid:
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Stuwen worden gebruikt om het water tegen te houden. Ze bestaan uit een muur (stuwdam) poort of tussenschot dat het water tegenhoudt. Het ophalen of openen van de stuw gebeurt om het verlangde waterpeil te bekomen. De stroming bij stuwwen is zeer groot omdat het water over of onder de ophaalbare tussenschotten loopt of onder de geopende deur of het verlaat stroomt. Meestal liggen er ook takken en aangespoeld afval tegen de deuren opgehoopt. De wet verbiedt om te gaan zwemmen in nabijheid van stuwen en sassen. Mocht je per ongeluk toch in het water terechtkomen nabij een stuw in werking, dan zul je door de sterke stroming naar de stuw gevoerd worden. De enige mogelijkheid om dan uit het water te geraken is dat iemand er voor zorgt dat de stroming gestopt wordt door de stuw stil te leggen. Sluizen of sassen dienen om schepen van één waterpeil naar een ander over te brengen. Om het waterpeil in de sassen te regelen maakt men gebruik van de verlaatopeningen om het water te laten wegstromen of binnenstromen. Verlaatopeningen zijn de openingen of kokers van wisselende grootte die zich in de sasdeuren bevinden. Soms wordt het water afgevoerd via verlaatpijpen in de sasmuren. De gaten in de muren zijn meestal afgedekt met brede roosters. Mocht je nu in het sas terechtkomen, dan heb je nog twee mogelijkheden. Of er is stroming, of er is geen stroming. Indien er geen stroming is probeer je gewoon zo snel mogelijk om het water te verlaten. Meestal is er wel voldoende volk in de buurt om je daarbij te helpen. Is er wel stroming in het sas, of met andere woorden: zijn de verlaatopeningen geopend, dan wordt het allemaal veel gevaarlijker. Als je onder die omstandigheden in het water terechtkomt, dan word je vrijwel zeker met de stroming naar de meegezogen naar de openingen. Als die openingen groot genoeg zijn kan je naar een lager gelegen sasgedeelte worden gezogen en daar misschien naar de oppervlakte worden gestuwd. In ieder geval moet iemand ervoor zorgen dat het mechanisme van de sluis wordt afgezet, zodat de stroming verdwijnt.
5. DE ZEE Meestal worden er zwemzones ingericht tussen twee golfbrekers in. Hier zal de stroming het kleinst zijn en de bodem ook het minst uitgeschuurd, zodat er minder muien, zwinnen en zandbanken voorkomen. Er mag enkel gebaad worden als er een kustreddingsdienst aanwezig is Het is noodzakelijk alle voorschriften en waarschuwingen van de redder stipt op te volgen. Om veiligheidsredenen is het af te raden alleen of op afgelegen plaatsen te gaan zwemmen. Als een bal tijdens het spelen in het water terechtkomt mag men er bij landwind niet achter zwemmen. De bal wordt immers steeds verder weg geblazen en voor je het weet ben jezelf al te ver gegaan om nog te kunnen terugkeren. Stel je voor het baden op de hoogte van de bodemgesteldheid, om te voorkomen dat je tussen de zandbanken terechtkomt. De stroming kan daar immers soms zeer sterk zijn. Mocht je toch in een muistroming (weg van de kust) of een zwinstroom (evenwijdig met de kust) terechtkomen, zwem dan met de stroom mee naar de kust en voel af en toe of er geen zandbank is waarop je kan gaan staan. Onthou goed dat je bij eb niet te ver in zee mag gaan, en dat je bij vloed goed moet opleeten voor de onderstroom. Mocht je bij eb toch te ver in zee geraakt zijn, laat je dan meedrijven met de stroming en zwem in schuine richting met de stroom mee naar de kust. Tenslotte dient nog vermeld te worden dat je best niet zwemt in de buurt van golfbrekers, pieren en staketsels.
·8·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
water te komen.
˚ Zwemplaatsen met een open verbinding naar een grote rivier zijn dicht bij de aansluiting met die rivier vaak vervuild. ˚ Verlaat bij onweer en bliksem zo snel mogelijk het water en zoek beschutting. Niet onder een boom maar bij voorkeur in een auto. ˚ Op een luchtbed kan je snel een heel eind afdrijven. Blijf daarom wakker en let goed op. ˚ Blijf uit de buurt van vaargeulen, scheepvaartroutes, gemalen, stuwen en sluizen. ˚ Zwem niet in grote rivieren. ˚ Zwem niet in de buurt van zandzuigers, waterlozingen en zuiveringsinstallaties. ˚ Zwem niet in de buurt van plaatsen waar veel schepen liggen of waar zich veel watervogels ophouden. ˚ Let op kinderen, laat ze nooit alleen spelen of zwemmen in het water. ˚ Duik nooit in ondiep of troebel water. ˚ Zandwinplaatsen en grindgaten kunnen erg diep zijn. Daar zijn vaak plaatselijke koude stromingen. ˚ Ook geoefende zwemmers kunnen in noodsituaties terechtkomen. Ga daarom nooit alleen zwemmen. ˚ Raak bij kramp niet in paniek. Probeer kalm te blijven en trek zo effectief mogelijk de aandacht van andere zwemmers. ˚ Zwem niet in of in de buurt van een drijvende algenlaag.
3. Enkele veel voorkomende gevaren
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
1. BOTULISME Er bestaan verschillende soorten botulisme, maar de soort die in België en Nederland het meest voorkomt is niet schadelijk voor de mens. Dat is het echter wel voor watervogels en vissen. Als de besmette dode dieren te lang blijven liggen, kunnen er andere soorten botulisme ontstaan die wel schadelijk zijn voor de mens. Raak daarom dus nooit dode dieren aan als je gaat zwemmen. Je weet immers nooit waaraan ze zijn gestorven en hoe lang ze er al liggen.
2. BLAUWWIEREN Blauwwieren kunnen huidirritatie, of wanneer u je ze binnenkrijgt, maag en darmstoornissen veroorzaken. De wieren zien eruit als een blauwgroene, olie-achtige laag die op het water drijft. Zolang je niet door deze laag zwemt heb je er normaal geen last van. Toch is het aan te bevelen om na het zwemmen te douchen.
3. HYPOTHERMIE Er wordt steeds meer aandacht besteed aan het fenomeen hypothermie als reden van een verdrinking. Maar wat wil hypothermie nu eigenlijk zeggen. De gewone Nederlandstalig term "onderkoeling" klinkt al wat vertrouwder in de oren, maar maakt toch nog niet alles duidelijk. Wanneer men van deze term gebruik maakt, maakt men een onderscheid tussen inwendige temperatuur of kerntemperatuur en de uitwendige temperatuur of huidtemperatuur van een persoon. Met kerntemperatuur wordt de inwendige temperatuur bedoeld, namelijk deze van de hersenen, de borst - en de buikholte. De kerntemperatuur mag geen grote schommelingen ondergaan om enkele complexe processen in gang te zetten die zullen proberen om de temperatuur terug te regelen. Een daling van 1 à 1,5 °C veroorzaakt reeds een functievermindering van het hart, de longen, de nieren en de hersenen. De slechtere werking van het hart uit zich door een zwakke onregelmatige polsslag, die meestal vertraagd is maar ook versneld kan optreden. De longfunctie verzwakt waardoor ademen moeilijker wordt omdat de opname van zuurstof door de longwand minder goed verloopt. Door de afkoeling van de hersenen treden snel verwardheid, desoriëntatie en vervolgens apathie en bewusteloosheid op. Bovendien zullen de spieren minder functioneren en zal het bloed verdikken en dus moeilijker stromen. Door al deze verstoringen kan een shockbeeld ontstaan of kan de dood optreden. Men gaat ervan uit dat de grenzen van de kerntemperatuur waarbinnen leven nog moge·9·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
6. NOG ENKELE TIPS OM VEILIG TE ZWEMMEN
Met huidtemperatuur wordt de uitwendige temperatuur bedoeld, namelijk deze van de extremiteiten (armen en benen) en van de huid. De huidtemperatuur kan in tegenstelling tot de kerntemperatuur grotere schommelingen ondergaan. Ze kan in sommige gevallen tot 20 °C lager zijn dan de kerntemperatuur. Men neemt aan dat bij een persoon in rust het ideale verschil tussen beide ongeveer 4 °C is. De huid neemt snel de temperatuur van de omgeving aan. Wanneer men het heeft over hypothermie, dan heeft dit steeds betrekking op de kerntemperatuur. Tegenwoordig wordt een onderscheid gemaakt tussen (eenvoudige) en diepe hypothermie. Er is sprake van eenvoudige hypothermie wanneer het lichaam zoveel warmte heeft verloren dat de kerntemperatuur daalt beneden 34.4 °C. Symptomen zoals mentale verwarring, loomheid, verminderde gevoeligheid en verzwakt motorisch vermogen zijn hiervan het gevolg. Wanneer de kerntemperatuur beneden de 32 °C daalt spreekt men van diepe hypothermie. Het slachtoffer is nauwelijks nog bij bewustzijn en reageert niet meer op pijnlijke koudeprikkels. Daarnaast heeft men last van een vertraagde ademhaling en hartslag, en meestal hartonregelmatigheden. Wanneer de kerntemperatuur daalt tot onder de 30 °C verliest men het bewustzijn. Het lichaam voelt koud aan en de huid is bleek en grijsachtig. De nek, de armen en de benen kunnen niet meer gebogen worden, en er is geen duidelijke polsslag meer voelbaar. De hiermee gepaard gaande daling van het hartritme en slagvolume kunnen bij deze en lager temperaturen leiden tot de dood.
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Enkele begrippen in verband met warmteregeling De mens heeft een warmbloedig lichaam en produceert warmte door spierarbeid, voedselopname en allerlei verbrandingsprocessen. Hij kan zijn warmte verliezen door uitstraling, transpiratie, respiratie en excretie. Het evenwicht tussen warmteproductie en warmteverlies bepaalt de lichaamstemperatuur. Omdat het lichaam ideaal werkt bij een temperatuur tussen 36 en 37 °C zal het lichaam proberen op deze temperatuur te kunnen behouden. Wanneer een lichaam nu wordt ondergedompeld in koud water, zorgen enkele warmteregelende reacties voor een beperking aan warmteverlies en een verhoging van de warmteproductie. 1. HET WARMTEVERLIES BEPERKEN Het warmteverlies zal beperkt worden door de bloedvaten te vernauwen. De isolatie capaciteit van de huid zal hierdoor veranderen en de huid zal tot zes maal beter isoleren. De huid neemt redelijk snel de temperatuur van de omgeving aan terwijl de onderliggende delen warmer blijven. Aangezien er op het schedeldak weinig isolerende vetlagen zijn ondergaan de bloedvaten daar in veel mindere mate die vernauwing. De huid moet immers warm blijven om de hersenen zo lang mogelijk tegen de koude te beschermen. Deze zijn immers van enorm belang bij het zo lang mogelijk vervullen van de lichaamsfuncties. Het hoofd zal in tegenstelling tot de rest van het lichaam ook niet koud aanvoelen. Er bevinden zich immers weinig zenuwen en bloedvaten rond de schedel. Daarom merkt men niet zo rap op dat het hoofd moet beschermd worden tegen de koude. Het hoofd kan beschouwd worden als het lichaamsdeel met het grootste warmteverlies. Volgens sommige bronnen verliest een persoon met ondergedompeld hoofd in koud water tot 50% van zijn lichaamswarmte via het hoofd, de nek en de hals. Het is daarom weinig nuttig om drijftechnieken toe te passen waarbij het hoofd ondergedompeld wordt. In koud water is het dus van eerste belang om het hoofd boven water te houden. Bij het regelmatig uit het water halen van het hoofd om te ademen en dan terug onderdompelen kan immers ook nog hyperventilatie optreden, wat nog meer warmteverlies tot gevolg heeft en ook kan leiden tot bewusteloosheid. Wanneer de kerntemperatuur daalt tot onder de hypothermiegrens van 34.4 °C treedt er een gevoel van misselijkheid op, met hoofdpijn en spierkrampen en wat men in het Engels noemt "spiritual failure", de wil om te overleven verdwijnt. Het bewaren van de warmte is dus prioritair om te overleven. Wanneer de watertemperatuur beneden de 12 °C ligt, schiet het vernauwen van de bloedbanen na verloop van tijd tekort. Dit wordt "hunting" genoemd en wordt veroorzaakt door de verlamming van · 10 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
lijk is zich tussen 25 en 43 °C bevinden.
De hersenprikkels veroorzaken ook het zogenaamde kippenvel, een verschijnsel waarbij door samentrekking van de haarspieren de haren rechtop komen te staan. Deze reflex is bij de mens echter van weinig belang in verband met het warmtebehoud. 2. DE WARMTEPRODUCTIE VERHOGEN
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
De warmteproductie zal toenemen door zowel een verhoging van de activiteiten in de organen als door een samentrekking van de spieren. Dit laatste zal eerst leiden tot rillen, nadien tot beven en klappertanden. Deze reacties kunnen de warmteproductie tot vijf maal verhogen. Factoren die de temperatuur beïnvloeden Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen temperaturen die aan het individu of de persoon gebonden zijn, en factoren die aan het milieu of de omgeving gebonden zijn. • Aan de persoon gebonden factoren • De onderhuidse vethoeveelheid is een belangrijke, zoniet de belangrijkste beschermende factor tegen een koude omgeving. Dikkere mensen zullen dus langer kunnen overleven dan magere mensen. Behalve isoleren zal het vetgehalte ook bijdragen aan het drijfvermogen. • Grotere mensen hebben een groter absoluut lichaamsoppervlakte. Er wordt met andere woorden een grotere contactlaag blootgesteld met het koude water, met een groter warmteverlies tot gevolg. • Oudere mensen hebben meestal een iets groter vetgehalte dan jonge mensen. Kinderen hebben daarenboven een grotere relatieve lichaamsoppervlakte, waardoor ze sneller afkoelen dan oudere mensen. • Een mens kan een zekere graad van koudegewenning ontwikkelen wanneer hij regelmatig in koude temperaturen vertoeft. Dit wordt ontwikkeld door een verhoging van de energieproductie in het lichaam, waardoor het koudeverlies wordt gecompenseerd. • De afkoeling van sommige lichaamsdelen is groter dan bij bepaalde andere delen. Er werd al vermeld dat via hoofd, hals en nek veel energie verloren gaat. Dit geldt ook voor de oksels, de schouders en de lieszone. 3. AAN DE OMGEVING GEBONDEN FACTOREN Algemeen kan men stellen dat een persoon die zwemt in water met een temperatuur tussen 28 en 35 °C meer warmte produceert dan verliest. In water tussen 24 en 28 °C zal een mens zich comfortabel voelen. Bij een watertemperatuur van 21 tot 24 °C kan je je lichaamstemperatuur nog op peil houden. In water met een temperatuur lager dan 21 °C kan de warmteproductie her warmteverlies niet meer compenseren en zal het lichaam afkoelen. Men beschouwt een temperatuur van 35 tot 36,5 °C als thermisch neutraal. Daarin kan je als mens redelijk lang in overleven. Wanneer de temperatuur minder dan 30 °C bedraagt zullen de meeste personen na een tijdje aan onderkoeling beginnen leiden. In water van 24 °C zal wie in badpak drijft en met het hoofd ondergedompeld snel afkoelen. Als het hoofd boven water wordt gehouden kan je als mens in deze temperatuur gemakkelijk een tiental uur overleven alvorens er bevingen en spierkrampen optreden. Algemeen wordt aangenomen dat een onderdompeling van 4 tot 5 minuten in koud water de uiterste limiet voor overlevingskansen vormt. Er wordt soms melding gemaakt van mensen die 10 tot 40 minuten in ijskoud water vertoefden nog overleefden. De reden hiervoor is dat door het zeer koude water een soort winterslaaptoestand optreedt. Door de plotse afkoeling ontstaat er een vertraagde bloedsomloop en een vertraagd metabolisme (stofwisseling) waardoor er minder zuurstof nodig is. Het lichaam werkt dus in een vertraagde toestand, en dat jaagt de overlevingskansen de hoogte in. Maar de kans dat zoiets in perfecte mate voorkomt is wel enorm klein. Meestal treedt er verdrinking op alvorens men voldoende afkoelt om in deze winterslaap te kunnen komen.
· 11 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
de bloedvaten door de koude. Dit is een geleidelijk in werking tredend verdedigingsmechanisme van het lichaam tegen het afsterven van lichaamsdelen die onvoldoende doorbloed werden. De symptomen die dit aantonen zijn een rode huid met plekken en jeuk op de aangetaste zones.
De belangrijkste factor is evenwel de kleding die je als mens in koud water draagt, wanneer je ter plaatse blijft drijven. Het al dan niet aanhouden van kleding is afhankelijk van twee factoren. De isolerende eigenschap van het kledingstuk enerzijds en het gewicht ervan anderzijds. Goed isolerende kleding voldoet aan twee vereisten: ze moet goed aan het lichaam aansluiten zonder evenwel de bewegingsvrijheid te beperken, en ze moet dicht geweven zijn. Onder deze voorwaarden kan kledij de isolatiewaarde met 50 % verhogen. Zwaardere kledij zoals een regenjas of laarzen kan men beter gebruiken als drijfmiddel dan als extra isolerende laag, omdat zij de zwemmer anders naar beneden zouden trekken. In een noodsituatie is het aan te raden zoveel mogelijk kledingstukken aan te houden en zo weinig mogelijk te bewegen. Verder beschikt men best over een vlotmiddel waaraan men zich kan vasthouden en liefst hoofd en schouders boven water kan houden. Wanneer men er dan nog in slaagt om de armen voor de borst te kruisen en de knieën kan optrekken om de lieszone te beschermen, dan zal men het warmteverlies tot een minimum beperken, en de overlevingstijd aanzienlijk verlengen. Tenslotte kan ingehouden urine in de urineblaas als een bijkomende warmtebron fungeren.
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Het aanhouden van hinderlijke kleding tijdens het zwemmen wordt ten stelligste afgeraden. Er werd immers berekend dat een drenkeling op deze manier 35 % meer afkoelt tijdens het zwemmen dan tijdens het ter plaatse drijven. Hoe sneller een drenkeling zwemt, des te sneller zal het opgewarmde water uit de kleding wegvloeien en de drenkeling afkoelen. Er mag dus besloten worden dat zwemmen in koud water, ook wanneer men gekleed is, het warmteverlies drastisch zal versnellen. Kleding zal ook tijdens het zwemmen de bewegingen beperken en de zwemmer vermoeien. De meeste zijn bovendien niet geoefend in gekleed zwemmen. In ieder geval mag men een vlotmiddel zoals bijvoorbeeld een reddingsboei of een zwemvest nooit uitdoen om sneller te kunnen zwemmen. Als drenkeling moet men er zich rekenschap van geven dat de keuze tussen ter plaatse drijven en hulp afwachten enerzijds en naar de kust zwemmen anderzijds afhankelijk is van diverse factoren zoals: ˚ De watertemperatuur ˚ De af te leggen afstand en dus ook de eigen zwemcapaciteit ˚ Het al dan niet beschikken over vlotmiddelen. Een belangrijke stelregel: laat nooit je vlotmiddel in de steek, neem het desnoods mee. ˚ Het al dan niet gekleed zijn Vanzelfsprekend is niet aangeraden naar de kust te zwemmen wanneer men zich bevindt in water met een temperatuur lager dan 21 °C, isolerende kleding draagt, een vlotmiddel heeft en het hoofd uit het water kan houden, en weet dat de af te leggen afstand te groot is. Mocht men toch proberen te zwemmen, denk er dan aan dat het warmteverlies hierdoor groter zal zijn dan de warmteproductie, wat spoedig kan leiden tot onderkoeling: regelrechte zelfmoord dus. 4. PREVENTIE VAN HYPOTHERMIE Wees op het water steeds mentaal voorbereid op een mogelijk ongeval en wees steeds op uw hoede voor gevaar. ˚ Draag dicht geweven kleding ˚ Draag op een boot en reddingsvest die minstens voldoet aan volgende vereisten: – Nauw aansluiten op het lichaam – Voldoende drijfvermogen kunnen ontwikkelen zodat je als drenkeling met hoofd, nek en hals uit het water kan worden getild – Zo veel mogelijk warmteverlies zones bedekken – Indien er geen reddingsvest voorhanden is, kijk dan uit naar mogelijke hulp vlotmiddelen zoals een plastiek zak, een plank, een boei, …
· 12 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Wanneer er golven en stroming zijn zal je lichaam sneller afkoelen omdat het koude water dat steeds langs het lichaam stroomt veel warmte zal wegnemen.
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Wees alert in het water en let op tekenen van hypothermie zoals: koud aanvoelen, rillen, beven, blauwachtig worden van de lippen, trage spraak en gestoorde motoriek van vingers en tenen. Wanneer deze laatste verschijnselen optreden is het al te laat om uit het water te komen. Kom daarom tijdig uit het water en zorg voor een goede opwarming zoals een goeie warme douche.
· 13 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Figuur 5 H.E.L.P. staat voor "Heat Escape Lessening Posture" wat wil zeggen: warmteverlies beperkende houding
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
De volgende grafieken geven een idee van hoe lang je kan overleven in koud water. De eerste grafiek toont de symptomen die optreden bij het zakken van de kerntemperatuur. De tweede grafiek geeft een indicatie van de overlevingsduur in koud water.
Figuur 6 De kerntemperatuur gekoppeld aan de meest voorkomende symptomen
· 14 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
5. OVERLEVINGSKANSEN IN KOUD WATER
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
4. DE ZELFREDDING Onder zelfredding bedoelt men het zich in moeilijke omstandigheden kunnen redden in het water, zonder de hulp van derden. De zelfredding bestaat uit het toepassen van technieken waardoor de eigen overlevingskansen aanzienlijk vergroten. Welke techniek men ook aanwendt, steeds moeten volgende richtlijnen in acht worden genomen: ˚ ˚ ˚ ˚ ˚ ˚ ˚ ˚
Paniek vermijden Aandacht trekken van anderen Zich zo veel mogelijk ontspannen Zo weinig mogelijk warmte verliezen Regelmatig ademen Hulpmiddelen gebruiken om te vlotten Regelmatig van houding of zwemwijze verwisselen Zo veel mogelijk lichaamsdelen onderdompelen, maar niet het hoofd, de nek en de hals, want langs daar verlies je de meeste warmte
De term overlevings'zwemmen' geeft een verkeerd beeld van de optimale overlevingstechniek. Men zou beter spreken van overleven in het water. Het is immers niet zozeer het zwemmen maar het economisch vlotten waarbij rekening gehouden wordt met het afkoelen en uitputting, dat belangrijk is. Wanneer men in het water terechtkomt moet men de nuttige kleding aanhouden (betere isolatie) en zo snel mogelijk proberen uit het water te komen. Wanneer dit niet mogelijk is treft men in afwachting van hulp, ter plaatse maatregelen om te verkomen dat men veel warmte en energie verliest, wat de kans op overleven vergroot. 1. WATERTRAPPEN EN WRIKKEN Watertrappen is een essentiële vaardigheid in het overlevingszwemmen. Door rustig te watertrappen kan men in een noodsituatie het energieverbruik verminderen en de afkoeling afremmen. Meestal gebruikt men de schoolslag - beweging . Het watertrappen kan ook ondersteund worden door een wrikkende beweging van de handen. Een goede zwemmer kan met een wrikbeweging van de handen het hoofd boven water houden. Als hij dan de benen optrekt om de lieszone af te schermen kan hij het warmteverlies sterk beperken. Wanneer hij de bovenarmen tegen de romp houdt en enkel met de onderarmen wrikt beschermt men zo ook de okselzone.
· 15 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Figuur 7 Gemiddelde overlevingsduur bij verschillende watertemperaturen
2. OVERLEVINGSVLOTPOSITIES De overlevingsvlotpositie behoort tot een van de onontbeerlijke technieken van de overleving in het water. De beheersing ervan geeft de drenkeling de kans energie te besparen, en zo deze energie te sparen om warmteverlies tegen te gaan. Hierbij is het belangrijk overbodige bewegingen te vermijden, rustig en kalm te ademen en het lichaam zoveel mogelijk ondergedompeld te houden om zo het drijfvermogen te verhogen. Het drijfvermogen van een lichaam is bij iedereen verschillend. Iedereen moet dus voor zichzelf uitmaken hoe hij maximaal gebruik kan maken van de draagkracht van het water en eventuele hulpmiddelen, zonder daarbij veel energie te verliezen.
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
• Drijven Het drijven is een essentiële vaardigheid om te kunnen overleven in het water. Normaal gezien drijft iedereen met volle longen. Het gebruik van het drijfvermogen van vooral de longen moet op voorhand goed geoefend worden. Iemand die verticaal in het water hangt kan door een correcte wisseling tussen in en uitademen urenlang drijven zonder een vinger te bewegen. • ruggelingse overlevingsvlotpositie ˚ Bewegingsloos vlotten op de rug De zwemmer ligt in ruglig, met de armen zij - opwaarts gespreid en gestrekt, en de benen zijwaarts gespreid. Hierdoor komt het zwaartepunt onder het perspunt te liggen, zodat de zwemmer in evenwicht ligt. Deze techniek is toepasbaar voor personen met een goed vlotvermogen. De ademhaling kan op een ontspannen manier gebeuren.
Figuur 9 Vlotten ˚ Verticale drijfhouding met aangezicht uit het water De zwemmer ligt gestrekt in het water. Het hoofd wordt achterover gestrekt zodat mond en neus boven water komen. Om het maximale drijfvermogen in deze positie te behouden, moet men snel in en uitademen als volgt: een vlugge krachtige uitademing, onmiddellijk gevolgd door een snelle inademing door de mond. Vervolgens even de adem inhouden en herhalen. ˚ Ruggelings vlotten met lichte wrikbeweging De zwemmer ligt op zijn rug met de armen naast het lichaam. Met beide handen voert hij wrikbe· 16 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Figuur 8 Wrikken en watertrappen
• Voorlingse overlevingsvlotpositie ° Kwaldrijven
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Kwaldrijven is een voorlingse vlotpositie waarbij het aangezicht en hoofd bijna constant ondergedompeld zijn. De zwemmer ligt voorlings in het water, de benen opgetrokken onder het lichaam en de armen rond de knieën geslagen. Het hoofd hangt neerwaarts en bevindt zich onder water. Om te ademen worden de armen neerwaarts geduwd en wordt het hoofd omhoog gebracht, zodanig dat neus en mond boven het wateroppervlak komen. Deze manier is zeer economisch omdat het lichaam zich grotendeels onder water bevindt wat het drijfvermogen bevordert. Deze manier is echter af te raden om lange tijd te overleven omdat het hoofd voortdurend onder water is en hierdoor veel warmte verloren gaat.
Figuur 10 verticale drijfhouding, ruglings vlotten en wrikken, kwaldrijven ˚ Drownproofingstechniek Deze techniek is in feite een variant op het kwaldrijven. De persoon ligt voorovergebogen in het water met het hoofd onder water, de armen zij - opwaarts gestrekt en de benen naar beneden hangend. De kruin van het hoofd en de schouders zijn zichtbaar aan de oppervlakte. Om te ademen volstaat het het hoofd op te heffen terwijl de armen neerwaarts worden gedrukt. Het hoofd komt zo boven water zodat men kan inademen. Om dezelfde reden als het kwaldrijven kan deze techniek niet toegepast worden om lange tijd te overleven.
· 17 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
wegingen uit ter hoogt van de dijen. Met beide benen doet hij een lichte crawlbeweging. Deze houding garandeert een goed evenwicht en is zelfs vol te houden door zwemmers met een gering vlotvermogen. De ademhaling kan ook hier op een ontspannen manier gebeuren.
• Overlevingsvlotposities met hulpmiddelen ˚ Kleding als hulpmiddel
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Kleding kan omgevormd worden tot een luchtzak en als zodanig een hulpmiddel zijn bij het drijven. Het al dan niet aanhouden van kleding en dus gebruiken als vlotmiddel zal afhangen van de watertemperatuur, de af te leggen afstand, de geoefendheid van de zwemmer, … De zwemmer moet een onderscheid kunnen maken tussen nuttige en gevaarlijke kledij. Zware of wijdmazige kledij zoals een wollen trui, een regenjas of laarzen zullen veel water opslorpen, de bewegingen beperken en de zwemmer nog meer vermoeien. Als je geen vlotmiddelen hebt trek je deze kledij best uit. Als er wel een vlotmiddel voorhanden is kan deze kledij aangehouden worden om de temperatuur van het lichaam op peil te houden. Lichte of fijnmazige kledij blijft, ook wanneer ze nat is, een tijdje een isolerende lchtlaag tussen het kledingstuk en het lichaam behouden. Ze kunnen ook goed gebruikt worden als luchtzak. Vooraleer een zwemmer zich begint uit te kleden moet hij goed overwegen wat hij zal aanhouden en wat hij zal uittrekken. In geval van nood kan men van kledingstukken luchtzakken maken. Verscheidene natte kledingstukken hebben immers de eigenschap dat ze lucht kunnen vasthouden. Lucht kan geruime tijd in kleding worden vastgehouden op voorwaarde dat men deze niet te diep onder water trekt of er de lucht niet uitduwt door erop te leunen. Linnen, katoen en de meeste synthetische kledij is erg geschikt. Dat betekent niet dat zware kledij onmiddellijk moet weggeworpen worden. Een zware laars bijvoorbeeld kan een uitstekend vlotmiddel zijn. • Uitdoen van kleding ˚ Uitdoen van t-shirt, polo, hemd of jas Kleding met een sluiting vooraan wordt als een jas uitgedaan. Namelijk in ruglig of al watertrappelend. Alle knopen of de ritssluiting losmaken, en hemd van de schouders en de armen laten afglijden. Men kan ook het hemd oprollen tot onder de schouders, het achteraan vastnemen zich onder water laten zakken en het hemd over het hoofd uittrekken. Kleding die vooraan gesloten is wordt over het hoofd uitgetrokken. Ook hier kan je het oprollen tot onder de schouders, achteraan vastnemen en zich onder water laten zakken om het over het hoofd uittrekken. Of men kan de armen kruisen, het hemd onderaan vastnemen en over het hoofd trekken en vervolgens de armen uit de mouwen trekken.
Figuur 1 uitdoen van kleding
· 18 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Figuur 11 Drownproofing
1e manier: ruglig, losknopen, ritssluiting openen, crawl - beenslag uitvoeren, de broek naar beneden afschuiven over de enkels. 2e manier: watertrappen, losknopen, ritssluiting openen, onder water gaan met de voeten eerst, terug omhoog duwen met de armen, de broek glijdt af door de waterweerstand. 3e manier: losknopen, onder water gaan, de broek met de handen afduwen tot over de enkels. ˚ Uitdoen van een jurk 1e manier: watertrappen, en de jurk optrekken tot aan de heupen, de armen kruisen en de jurk gekruist onderaan vastnemen en over het hoofd trekken. 2e manier: ritssluiting openen, de armen uit de jurk halen en de jurk naar beneden duwen met de handen. ˚ Uitdoen van een rok 1e manier: watertrappen, losknopen, ritssluiting openen, onder water gaan met de voeten eerst, terug omhoogduwen met de armen, de rok glijdt af door de waterweerstand.
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
2e manier: ruglig, losknopen, ritssluiting openen, benen crawl en handen wrikken, onder water gaan en de rok afduwen tot over de enkels. 3e manier: watertrappen, losknopen, ritssluiting openen onder water gaan en de rok met de handen afduwen tot over de enkels. ˚ Uitdoen van schoenen Schoenen worden een voor een uitgedaan. Dit kan door ze met de andere voet uit te duwen of de voeten op te trekken en de schoenen met de handen uit te trekken. • Opblazen van kleding in het water De kleren worden over het algemeen het best gevuld door gebruik te maken van de volgende vier technieken: – – – –
Het kledingstuk door de lucht zwaaien Lucht in de opening kloppen Lucht in de opening blazen Lucht doorheen de stofwand blazen
˚ Een broek vullen met lucht Eerst de broek uitdoen en de pijpen zo laag mogelijk tegen de enkels toeknopen, ook de ritssluiting en de knop toedoen. Nadien kan men: – de broek door de lucht zwaaien De broek met beide handen vastnemen en deze achter het hoofd brengen. Met een krachtige beweging de broek door de lucht zwaaien. Deze zwaaibeweging eindigt met de onderdompeling van de broeksband vlak voor het lichaam.
· 19 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
˚ Uitdoen van een broek
– lucht in de broekopening kloppen De opening met de ene hand onder water houden. Met de andere hand lucht en water in de opening slaan. Als er voldoende lucht in de broek aanwezig is de opening met de handen sluiten. – lucht in de opening blazen De heupband met beide handen vastnemen en onder water houden. Zich laten zakken en uitademen in de opening. Dit verschillende malen herhalen tot de broek met lucht gevuld is. – lucht doorheen de stofwand blazen
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Nadat de broek op een van de drie vorige manieren is gevuld kan ze bijgevuld worden door lucht doorheen de stofwand te blazen.
Figuur 3 lucht in de opening kloppen, lucht in de opening blazen, lucht doorheen stofwand blazen. ˚ Een hemd vullen met lucht – Het hemd door de lucht zwaaien Het hemd uitdoen, een knoop leggen in de mouwen, het hemd over de schouder leggen en vastknopen aan de boord. Het hemd omdraaien zodat het als een slabbetje voor het lichaam hangt. Op de rug gaan liggen, de onderzijde vastnemen en deze door de lucht zwaaien – Lucht in het hemd kloppen Het hemd onderaan vasthouden en met de andere hand water en lucht onder het hemd kloppen. – Lucht in het hemd blazen Als de kraagband los is kan me deze over de kin trekken en lucht in het hemd blazen. – Lucht doorheen de stofwand blazen Eventueel het hemd bijvullen door lucht door de stofwand te blazen. ˚ Een jas vullen met lucht
· 20 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
Figuur 2 De broek door de lucht zwaaien
˚ Een rok vullen met lucht – De rok door de lucht zwaaien De rok gewoon aanhouden, op de rug liggen en de rok vastgrijpen aan de onderkant. De rok door de lucht zwaaien. – Lucht in de rokopening kloppen De rok gewoon aanhouden en onderaan vasthouden. Met de ander hand lucht en water onder de rok kloppen. ˚ Schoenen en laarzen vullen met lucht De schoen en/of laarzen worden gewoon omgekeerd op het water gelegd. • Drijven met kleding
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
˚ Drijven met een broek De opgezwollen broek biedt vele mogelijkheden tot drijven. Men kan de heupband gewoon vasthouden en ruggelings drijven. De heupband kan tussen de enkels en de knieën geklemd worden en de zwemmer blijft op de rug drijven. De broek kan ook gebruikt worden om de romp te ondersteunen. Men kan verticaal drijven en de broek voor zich vasthouden, of zelfs een hand tussen de broekspijpen leggen en de heupband dichtsnoeren met de hand. Ook kan men voorlings op de broek liggen door onder elke arm een pijp te leggen. Men kan ook de pijpen aan elkaar binden, het hoofd er doorheen steken en de heupband dichthouden met een hand. Een echte reddingsboei.
Figuur 4 drijven met een broek ˚ Drijven met andere kledingstukken Met overige kledingstukken zoals een hemd of een rok, gebruikt men steeds dezelfde drijfmanier. Deze kledingstukken zijn aan de romp bevestigd en de bevestiging bepaalt de drijftechniek.
· 21 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN • VEEL VOORKOMENDE GEVAREN
De armen in de mouwen houden en de jas van achter over de rug en het hoofd trekken. Nadien de jas onderaan vastnemen en lucht vangen zoals bij een hemd. De uiteinden onder water houden om lucht te vangen.
Men ligt meestal op de rug met de schoenen of laarzen voor de romp. Laarzen kan men ook onder de oksels houden.
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN
Figuur 5 drijven met andere kledingstukken en allerlei voorwerpen ˚ Andere drijvende voorwerpen als hulpmiddel Alles wat drijft en men kan vastnemen is bruikbaar. Niet enkel gespecialiseerd reddingsmateriaal zoals zwemvesten, reddingsboeien, vlotten, … Een omgekeerde emmer, houten planken, lege flessen, plastiek vuilniszakken, ballen en ballonnen, … zijn allemaal uitstekende drijvende voorwerpen. Een eenvoudig laken dat met lucht gevuld wordt kan gedurende uren een uitstekend vlotmiddel zijn voor meerder personen.
· 22 ·
DEELINSIGNE 2 ZWEMMEN
˚ Drijven met schoenen en/of laarzen