JO COENEN
Inhoudsopgave
Voorwoord Masterplanner & Stedenbouwkundige
4-5 6 - 25
Supervisor & Stedelijk Adviseur
28 - 40
Nederlands Rijksbouwmeester
44 - 49
Biografie
52 - 53
Contact
54
Voorwoord
Jo Coenens stedenbouwkundige activiteiten zijn zeer divers: naast zijn expertise van stadsbouwmeester in vele steden en gebieden tot rijksbouwmeester van heel Nederland, hoogleraar, professor, adviseur en jurylid voor ontelbare studies en competities in binnen- en buitenland, werkt hij al meer dan drie decennia aan vele concrete stadsontwerpen en transformaties van belangrijke urbane gebieden.
Er bestaat inmiddels een lange, uitgebreide lijst van uitbreidingsplannen, masterplannen voor voormalige industriële gebieden, waterfronten en sierlijke inwevingen van nieuwe inplant in bestaande weefsels. Even lang en uitgebreid is de lijst met projecten waar Jo Coenen als supervisor en stedelijk adviseur bij betrokken is geweest. Dit document toont een greep uit de talrijke uiteenlopende projecten, activiteiten en initiatieven waar Coenen de afgelopen 35 jaar bij betrokken is geweest en is als volgt ingedeeld:
Coenen is op zijn best indien hij het gehele repertoire van de stedelijke grammatica mag rangschikken en ordenen: niet enkel de gebouwde delen maar ook de niet gebouwde landschappelijke contexten. Dit alles altijd tegen de achtergrond van het historisch beladen erfgoed.
Masterplanner & Stedenbouwkundige
Supervisor & Stedelijk adviseur
Nederlands Rijksbouwmeester
Dit hoofdstuk laat een aantal (gerealiseerde) masterplannen van Coenens hand zien, van zijn eerste grote stedenbouwkundige opdracht voor het Sphinx Céramique terrein in Maastricht - waarmee hij bekendheid kreeg in binnen- en buitenland - tot het zeer recente plan voor Mantes La Jolie nabij Parijs. Kenmerkend voor Coenens werk zijn de internationale contacten die hij steeds weer aanboort, zijn inspirerende langetermijnvisie en grensoverschrijdend denken.
De projecten die in dit hoofdstuk aan de orde komen, zijn van meer op onderzoek gerichte en analyserende aard. Coenen verdiept zich in de historie, de infrastructuur, de dynamiek van een (deel)gebied en brengt daar advies over uit. Als supervisor van verschillende plannen, treedt hij op als bewaker van de ruimtelijke kwaliteit van het publiek domein, van de stedenbouw en van de architectuur.
Binnen de Nederlandse architectuur treedt Coenen op als pleitbezorger voor meer historisch besef, meer diepgang en meer gevoel voor continuïteit. Tijdens zijn Nederlands rijksbouwmeester periode (2000 – 2004) heeft hij op verschillende vlakken een stempel kunnen drukken wanneer het gaat om kwalitatief beleid inzake architectuur, stedenbouw en opdrachtgeverschap. Dit hoofdstuk gaat in op een aantal van Coenens initiatieven en projecten uit deze periode.
Onder de talrijke stedenbouwkundige plannen bevinden zich vele uitbreidingen cq. inbreidingen van stukken stad, maar het zijn in eerste plaats de transformaties van bestaande contexten en te repareren gebieden, die de hoofdmoot van zijn productie zijn gaan vormen. Het thema ‘nieuw versus oud’ is door hem uitgebreid met het hoofdstuk ‘nieuw versus bestaand’ en hij richtte met name voor deze ontwerpattitude een geheel nieuwe leerstoel aan de Faculteit voor Architectuur aan de TU Delft op. Coenen zoekt net zolang totdat het bestaande integraal gebruikt kan worden en ongemoeid en als vanzelfsprekend door het nieuw toegevoegde geassimileerd wordt. Hij noemt deze ´Kunst van de Versmelting´ het hoogtepunt van de stadsontwerpkunst: een reeds lang vergeten ontwerpattitude die de intellectuele basis en motivatie leverde voor de transformatie en groei van grote historische steden met een cultureel volwaardige en integrale snit. Daar hij geen voorstander is van de methode van additie van autonome, op zichzelf staande objecten, zoekt Coenen steeds naar de mogelijkheden en voorwaarden voor (ver)bindingen, continueringen en markeringen. Hij bespeelt de identiteit en authenticiteit van domeinen op de meest uiteenlopende wijzen en gaat daarbij de complexiteit niet uit de weg.
4
5
6 7
MASTERPLANNER & STEDENBOUWKUNDIGE
JO COENEN
Sphinx Céramique | Maastricht
opdrachtgevers: gemeente Maastricht, Vesteda Project 1987 - 2008
Het stedenbouwkundig plan voor de herinrichting van het ruim 23 hectare grote voormalig industrieterrein van Sphinx Céramique berust op drie hoofdgedachten: • Uitbreiding: Céramique wordt geen buitenwijk maar een echt binnenstadsgebied, een uitbreiding van het stadshart. • Verzoening: Céramique sluit zorgvuldig aan bij de bestaande stadswijken waaraan het aan drie kanten grenst. • Connectie: er komt een goede, intensief gebruikte verbinding tussen het oude en het nieuwe centrum, een voetgangersbrug over de Maas. De hoofdstructuur van het plan bestaat uit de Avenue Céramique, van precies dezelfde breedte (40 meter) als de wegen waarop hij aansluit. Alle andere straten, met grotendeels hofachtige bebouwing, staan dwars op deze Avenue. De Noordknoop en de Zuidknoop vormen de polen waartussen Céramique zich uitstrekt. Het zijn belangrijke trefpunten: de bebouwing is hier zeer compact en concentreert publieke functies. De openbare ruimte is er als verblijfsplek ingericht. Architectonisch is, met inzet van een keur aan buiten- en binnenlandse architecten (onder wie Alvaro Siza, Mario Botta, Aurelio Galfetti, Jan Keromnes, Boudewijn Snelder, Arno Meijs en Ger Rosier, Hans Zuketto, Luigi Snozzi, Antonio Cruz en Antonio Ortiz en René Greisch), voor waarachtig stedelijk elan gezorgd. Hier gaat de Avenue Céramique over in respectievelijk de Wilhelminasingel (via een royale zwenking) aan de noordzijde en de Limburglaan (via een rotonde) aan de zuidkant.
Avenue Céramique - Maastricht
Direct langs het water bevindt zich een driehoekige parkzone: een rustig wandelgebied zonder commerciële functies. Dit weerspiegelt het park dat zich precies aan de overkant bevindt, en grenst aan het stenige gebied van de Noordknoop. De nieuwe voetgangers- en fietsersbrug verbindt het gebied met het centrum van de stad aan de andere zijde van de rivier de Maas.
8
Architectuur & Céramique • La Fortezza: Mario Botta • Bonnefantenmuseum: Aldo Rossi • Stoa: Luigi Snozzi • Patio Sevilla: Cruz y Ortis • Résidence Sonneville: Bob van Reeth • Centre Céramique: Jo Coenen
9
KNSM-Eiland | Amsterdam opdrachtgever: gemeente Amsterdam 1988 - 1995
Coenens eerste grote opdracht betrof de herinrichting van een Amsterdams haveneiland, vrijgekomen nadat het havenbedrijf in een van haar vele groeistuipen definitief westwaarts was getrokken, richting Noordzee. Coenen koos voor een gesloten stedelijke bebouwing die reminiscenties oproept aan negentiende-eeuwse plannen voor grootscheepse nieuwbouw in en rond het Open Havenfront. De hoofdstructuur is voor een bezoeker in een oogopslag te herkennen: een brede boulevard met ruime groenstroken als ruggengraat van het plan, aan de zuidkant traditionele gesloten bouwblokken – met als bijzonderheid ronde pleintjes in de binnenhoven – aan de noordkant een toren en drie halfopen bouwblokken met terraswoningen en op de kop van het eiland een grote rotonde omringd door urban villa’s. De schaal van de bebouwing is afgestemd op de forse maten van het water, de kades en de laatste resten van de havenloodsen. Het gesloten straatbeeld zorgt voor herbergzaamheid op deze winderige plek.
KNSM-eiland - Amsterdam
De blokken werden onder supervisie van Jo Coenen en Tjeerd Dijkstra uitgevoerd door Bruno Albert, Hans Kolhoff, Wiel Arets, Hein de Haan en de gebroeders Frank en Paul Wintermans. De kop nam Coenen zelf voor zijn rekening. Een deel van de oude havengebouwen werd gehandhaafd, zoals het kantinegebouw, de dokterwoningen, Loods 6, het douanegebouw en het kantoor van de Rijn Scheepvaart Maatschappij. Loods 6 is nu o.a. een ateliergebouw en biedt onderdak aan diverse winkels, een galerie en een kunstuitleen.
10
Architectuur & KNSM-eiland • Piraeus: Hans Kolhoff & Christian Rapp • Barcelona: Bruno Albert • Skydome: Wiel Arets • Hoogland: Diener&Diener • Emerald Empire: Jo Coenen
11
Vaillantlaan | Den Haag opdrachtgever: gemeente Den Haag 1989 - 2006
Uitgangspunt van het stedenbouwkundig-architectonisch plan was om met de nieuwe Vaillantlaan een tegenwicht te bieden tegen de versnippering in de rest van de Schilderswijk, die het gevolg is van tal van uiteenlopende stadsvernieuwingsingrepen. Met behulp van een groot aantal basiselementen werd een `bouwdoos’ samengesteld waarmee de architecten van de verschillende planonderdelen hun gevels moesten componeren: raamkaders, daklijsten, vloerbanden en plinten. De ritmische toepassing van arcaden, etage-hoge ramen met Franse balkons en ramen met diepe neggen moest over een lengte van 1.100 meter voor een gevarieerd, maar samenhangend beeld zorgen in de gevels, zonder de toepassing van woningvarianten te frustreren. Geprefabriceerd (halfsteens) metselwerk moest de verticale lijnen in de gevel accentueren. Het blok aan het Vaillantplein is door Coenen zelf uitgewerkt. Ook ontwierp hij tussen het Vaillantplein en de Van Ostadestraat een nieuw profiel voor de laan. Door de rooilijnen aan beide zijden vijf meter terug te leggen krijgt de laan een breedte van 32 meter die ruimte biedt voor bomen, brede trottoirs, vrije fietspaden en speciale parkeerhavens.
Vaillantlaan - Den Haag
De Vaillantlaan Bouwdoos
12
13
Maasoevers & Maas-Markt | Maastricht opdrachtgevers: 3W Vastgoed i.s.m. gemeente Maastricht 1989 - 2007
Dit masterplan concentreert zich op de Maasoevers aan de kant van het oude stadshart, maar richt zich meteen op de samenhang daarvan met de hele stad. De centrale vraag die Coenen zich stelde was: hoe kan ik deze oevers weer inlijven bij het publieke domein van de stad en de waterkant weer echt bereikbaar maken, met name in het gebied tussen de Servaasbrug en de Wilhelminabrug. De belangrijkste ingreep is het aanleggen van een tunnel die het autoverkeer langs de hele Maaskade (dus: feitelijk langs de gehele binnenstad) ondergronds maakt. Waar de oever weer groen wordt, mag de auto naar boven. Deze kade wordt dan ingericht als publiek domein dat aanhaakt bij de bestaande voetgangerscircuits: bij het oude circuit, langs de pleinen in het oude centrum, maar ook bij het nieuwe circuit naar Céramique, dat via een nieuwe voetgangersbrug bereikbaar wordt. In het plan wordt ingespeeld op alle historische sporen die ter plekke aanwezig waren. Zo worden de niveauverschillen langs de oever, die al bij de Kamer van Koophandel werden gebruikt, ditmaal aangewend voor de aanleg van een dubbele promenade: een kadelaag gelegen direct langs het water, en een hogere aan de stadskant daarnaast. Maar ook wordt de oude bebouwing uitgebuit; een bij de afgravingen blootgelegde boog van de Servaasbrug wordt nu een poort over het wandelpad. Nieuwbouw wordt toegevoegd: een rederijkantoor, een fietsenstalling, een restaurant, cafés en kantoren. Bestrating, beplanting en straatmeubilair maken integraal deel uit van het masterplan: ze geven maat aan een anders mateloos groot gebied. Het beoogde resultaat is, in de woorden van Coenen, ‘een genereuze uitbreiding van het publiek domein, vergelijkbaar met Céramique, waarbij de totale ingreep uiteindelijk zo onzichtbaar is dat mensen zullen denken dat het altijd zo geweest is.‘
Maas-Markt masterplan - Maastricht
Inrichting Openbare Ruimte
14
15
Smalle Haven | Eindhoven opdrachtgever: gemeente Eindhoven 1990 - 2006
Het stedenbouwkundig plan Smalle Haven weerspiegelt de binnenstad van Eindhoven, die gekenmerkt wordt door een reeks -soms fragmentarische accenten, opgenomen in het stedelijk weefsel. Deze accenten openbaren zich zowel in de gebouwde omgeving als in de openbare ruimte. Het plan Smalle Haven vormt de sluitsteen van het centrum van Eindhoven. In dit stedenbouwkundig ontwerp streeft Jo Coenen naar een maximale doorwaadbaarheid van de openbare ruimte in samenhang met de gebouwde omgeving. Een belangrijk punt hierin vormt het Catharinaplein waar de oude binnenstad, de Heuvelgalerie, Stratumseind en de Smalle Haven elkaar ontmoeten. Op deze plek haakt het plan Smalle Haven aan het binnenstedelijk weefsel. De opbouw van het plan bestaat uit een geheel van twee lagen waarboven diverse delen uitsteken. Het introduceren van een opeenvolgende reeks stadstypologieën als straten, tuinen, arcaden en (soms overdekte) pleinen zorgt voor de continuïteit van de openbare ruimte. Het doel van Jo Coenen is deze reeks -als tegenhanger van de drukke verkeersaders Vestdijk en Ten Hagestraat-onderdeel te laten worden van het informele voetgangersdomein. Dit voetgangersdomein heeft duidelijke grenzen door in het hele gebied alle plandelen op een ietwat opgetild niveau te brengen. De hoofdbestanddelen van het ontwerp zijn, van noordwest naar zuidoost gelezen: de stadstuin met colonnade-bebouwing, de integratie van het jongerencentrum Dynamo, het nieuwe gebouw voor de gemeentelijke dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (WZl), de woontoren aan de Vestdijk en tenslotte het woonensemble ‘Medina’. Verschillende schalen komen in Smalle Haven bij elkaar.
Smalle Haven - Eindhoven
Architectuur & Smalle Haven
16
• Medina: Neave Brown • Catharinaplein, Catharinahuis: Charles Vandenhove • Dynamo: Bert Dirrix & Roland Laurey • WZI gebouw: Jeanne Dekkers • Collonadebebouwing & Vestedatoren: Jo Coenen
17
Plan van Aanleg | Oud-Rekem (BE) opdrachtgever: particulier 1993-1995 (niet gerealiseerd)
In jaren ‘90 maakte Coenen kennis met het Belgische dorp Oud-Rekem toen hij uitgenodigd werd door Leon Hermans om het gebied, 12 hectare groot inclusief kasteel, maar met verlaten panden van een voormalig gesticht, te ontwikkelen tot woon-werkgebied. Het ging hier om een dorp met een rijke historie, en de niet te onderschatten complexiteit van België. En wat Coenen nog niet wist: er was nog geen bestemmingsplan. Dat was zijn eerste opdracht: maak een plan dat zo goed is dat de bestuurlijke afhandeling een formaliteit is. Het tegendeel was het geval, zo bleek. Een moeizaam proces volgde, het ging per slot van rekening om historisch erfgoed. Maar na een paar jaar kregen ze groen licht. In zijn Plan van Aanleg voorzag Coenen allereerst woningen om Oud-Rekem als dorp de ‘rug’ te geven die tot dan toe door muur en gebouwen van kasteel en gesticht werd verschaft. In het kasteel zou een museum voor hedendaagse kunst komen, in het poortgebouw een café-restaurant, in het minderbroedersklooster ateliers en woningen. Het terrein zelf was bestemd als park met veel publieke ruimte en plek voor luxe villa’s en huizen.
Luchtfoto - Oud-Rekem
Coenen haalde gerenommeerde collega’s als Francesco Venezia en Luigi Snozzi naar Oud-Rekem om onderdelen van het plan voor hun rekening te nemen. Zelf ontwierp Coenen aan de kant van het kanaal een voor Hermans bestemde villa, een eerbetoon aan Mies van der Rohe. Christian Kieckens nam de renovatie van drukkerij Salto, gevestigd in de voormalige wasserij van het gesticht, voor zijn rekening. Het is het enige onderdeel van het plan-Coenen dat daadwerkelijk is uitgevoerd.
18
Architectuur & Oud-Rekem • Francesco Venezia • Luigi Snozzi • Christian Kieckens • Jo Coenen
19
Belval-West | Esch-Sur-Alzette (LU)
opdrachtgever: Agora 2002 - 2020
Waar decennia lang een hoogoventerrein het beeld van het landschap bepaalde, verrijst een nieuw hoogstedelijk woon- en werkmilieu. Bijzonder aan het plan is de manier waarop wordt omgegaan met het industrieel erfgoed. Naast de industriële gebouwen, relicten en materialen, wordt ook de specifiek ontstane vegetatiestructuur van het terrein geïntegreerd in het masterplan. Esch/Belval is een project in Esch-sur-Alzette, de op één na grootste stad van Luxemburg. Esch ligt ongeveer 20km ten zuiden van de hoofdstad, op de Franse grens. Het 120 hectaren tellende projectgebied ligt op een voormalig industrieterrein, waar in het verleden drie 60-meter hoge hoogovens ijzererts omsmolten tot ijzer. De twee overgebleven hoogovens zullen het middelpunt vormen van het gebied. Het plan is opgedeeld in vier delen; Cité des Sciences, Square Mile, Belval-Nord en Belval-Süd. Cité des Sciences, gelegen rond de hoogovens, zal voornamelijk bestaan uit kantoren en openbare gebouwen zoals een universiteit en een concertgebouw. Square Mile ligt op een plateau tussen Cité des Sciences en het hoger gelegen beboste terrein van Belval-Nord en Belval-Süd. In Square Mile worden winkels, kantoren en appartementen gebouwd. In Belval-Nord en Süd zijn alleen woningen gepland. Esch/Belval zal in de toekomst woongelegenheid bieden aan 7.000 mensen en er zullen elke dag naar schatting 25.000 mensen in Esch/Belval gaan werken. In augustus 2003 is men begonnen met de bouw van de eerste twee bouwwerken, een concertgebouw en een bank. Naar verwachting zal het zo’n 20 jaar duren voordat het hele plan gerealiseerd is. Het stedenbouwkundige ontwerp werd gemaakt door Jo Coenen & Co. De vormgeving van de openbare ruimte lag in handen van Buro Lubbers.
Belval West Esch-Sur-Alzette
Vergelijkbare projecten
20
• Herinrichting voormalig industrieterrein Bottrop, DE, (prijsvraag) • Herinrichting en masterplan vormalig industrieterrein Treptow, Berlijn, DE, (prijsvraag) • Herinrichting industrieterrein Neuss, DE, (prijsvraag) • Stedenbouwkundig ontwerp voormalig industrieterrein Bayer Schering, Berlijn, DE (prijsvraag)
21
Parmaverà | Parma (IT)
opdrachtgevers: Impresa Pizzarotti & Co, ING Real Estate (tot 2011) 2006 - 2014 In samenwerking met Giorgio Goffi In het hoofdontwerp voor het voormalige industrieterrein Rossi & Catelli ligt de nadruk op de natuurlijke setting van de woonwijken ten zuiden van het historische centrum van Parma. De stedelijke configuratie van het project betreft woningbouw in een lage dichtheid, opgenomen in een systeem van een groot openbaar park dat van noord tot zuid loopt, kleine pleinen en drie oost-west verbindingen. Door het gebied, van in totaal 73.000 vierkante meter, tot twee meter boven het straatniveau te verhogen, krijgt het landschap een overzichtelijke identiteit. De zeer milieuvriendelijke, duurzame ontwikkeling wordt bepaald door de ordening en het type van de gebouwen: de architectonische vorm is kleinschalig en horizontaal georiënteerd, waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de stand van de zon. In plaats van de gewoonlijk strikte grenzen tussen private en publieke zones, biedt het ontwerp een meer hybride oplossing door de twee te integreren met behulp van knap ontworpen begrenzingen in een overwegend natuurlijke setting, die voortgezet wordt in de bebouwing in de vorm van talrijke privé tuinen, patio’s, balkons en dakterrassen. Alle privé parkeerplekken bevinden zich ondergronds, terwijl de verschillende onderdelen van het ontwerp onderling verbonden zijn door verscheidene voetgangerspaden en fietsroutes; de publieke zone is een gebruikersvriendelijk en veilig milieu. Het project van de westelijke woningblokken met zicht op de nieuwe oprijlaan werd ontworpen door Italiaanse architecten zoals Cino Zucchi (blok S2-S3) en Carlo Quintelli (blok S8).
Parmaverà masterplan
Italiaanse (samenwerkings)projecten
22
• Openbare bibliotheek en cultuurcentrum BEIC Milano, i.s.m. Paolo Caputo & Giorgio Goffi (2001, prijsvraag) • Cultuur- en sportcentrum Vigevano, i.s.m. Paolo Caputo & Giorgio Goffi (2001, prijsvraag)
23
Floriade 2012 & Greenpark | Venlo
opdrachtgever: Provincie Limburg 2007 - 2014
In Noord-Limburg bevindt zich het op een na grootste tuinbouwcluster van Nederland: Greenport Venlo. De provincie Limburg en de regionale gemeenten willen het gebied duurzaam ontwikkelen. Ruim tien jaar geleden ontstond daarbij het idee de Wereldtuinbouwtentoonstelling, de Floriade, naar de regio te halen als aanjager voor deze ontwikkelingen. Een gebied van 66 hectare werd aangewezen als locatie, strategisch gelegen bij het kruispunt van de A67 en de A73 en aan de overzijde van Fresh Park Venlo, een clustering van bedrijvigheid in de tuinbouwsector. De provincie vroeg Jo Coenen Architects & Urbanists om een schetsplan te maken voor de selectiefase. Arcadis werd betrokken vanwege zijn ervaring met de Floriade 2002 in de Haarlemmermeer. De Floriade 2012 moest echter gericht zijn op een meer duurzaam gebruik. Na afloop moest het gebied zijn functie behouden als parkachtige werkomgeving en daarmee een katalysator zijn voor de grotere regionale ontwikkelingen.
Innovatoren, entreegebouw Floriadeterrein & Greenport Venlo
Vanaf de eerste ideeën droeg het schetsplan zowel de ontwikkeling van het Floriadepark op de korte termijn in zich, als de totstandkoming van een landschappelijk ingebed bedrijvenpark op de lange termijn. Als derde laag werd de authenticiteit van het landschap, met de cultuurhistorie zoals de St. Janskapel, archeologische vondsten waaronder prehistorische grafheuvels, en oude paden en groenstructuren, versmolten met nieuwe structuren en toevoegingen.
24
Coenen wist met minimale ingrepen een aantal expositievelden te creëren uit de aanwezige open plekken omzoomd door een 125 jaar oud productiebos voor de mijnindustrie. De grootste open plek is een handvormig veld, aan de zijde van de A73 geschikt als compacte entreezone en aan de westzijde uitwaaierend om uiteindelijk te worden begrensd door de Mierbeek, door Coenen verbreed om de landschappelijke kwaliteit van het gebied te vergroten. Het park wordt ontsloten via een voetgangersbrug over de A73. Op het Floriadeterrein zijn uiteindelijk drie blijvende gebouwen gerealiseerd, die tot stand zijn gekomen op initiatief van de verschillende overheden om een door de crisis noodzakelijke impuls te geven aan de planontwikkeling.
Permanente bebouwing terrein • Villa Flora: Jón Kristinsson • Het Rijkspaviljoen: ontwerpbureau 2D3D • De Innovatoren: Jo Coenen
25
Mantes La Jolie | Parijs (FR) opdrachtgever: Epamsa 2010 - 2030 In samenwerking met Agence Ter
De schoonheid van het veranderende landschap, de veranderende jaargetijden en het veranderende licht zijn nog steeds tastbaar als je langs de oevers van de Seine rijdt, hoewel er door de industriële revolutie een hoop gewijzigd is in het landschap. Tussen de oevers en de mergelrotsen bevonden zich de jachtgebieden van de Parijse aristocratie, nu heeft zich tevens de zware industrie genesteld langs deze oevers op de route van Le Havre naar Parijs. In de jaren 60 en 70 verdubbelde het aantal inwoners van Mantes la Jolie door de aanleg van de Banlieue le ValFourre ten westen van de stad. De locatie ligt op de grens van het verstilde Franse landschap met het klassieke dorp Rosny sur Seine aan de oostzijde en Le Val Fourre aan de westzijde, een plek geïnspireerd door het op het modernisme gestoelde ideaal van Le Corbusier, met zijn immigratie en criminaliteitsproblematiek. Het doel van het project is om het prachtige landschap en de totaal verschillende schalen van het dorp en de stad op enkele plaatsen met elkaar te verbinden en op andere plaatsen juist te scheiden. De enorme huisvestingsbehoefte van 5000 woningen in dit eco-quartier is verdeeld in een viertal Quartiers. 1. Les Jardins de Seine; een ecowijk met tuinen gegroepeerd rondom een weidse openbare ruimte met uitzicht op de Seine die het natuurlijke reliëf volgt. Een plek die zeer geschikt is voor picknicks. 2. Le Port; langs de werf kunnen de boten aanmeren en kunnen stedelijke activiteiten zich ontplooien. Er is hier een grotere dichtheid en de plek wordt verbonden aan een aantal kleinschalige pleinen die uitzicht geven op de natuur. 3. Le Bois des Berges; deze wijk sluit aan op de sociaal complexe Banlieu en wordt verbonden met een brede straat. Veel openbare ruimtes zijn hier georiënteerd op sport. 4. Le Prairie; dit gebied heeft de bijzondere morfologie van de prairie, met vergezichten en een brede wildernis. De wijkjes worden gevormd door kleine clusters in het landschap, waardoor een directe relatie ontstaat met de flora en fauna. Het infrastructurele strikje verknoopt de wijken en loopt door de verschillende landschappen op de locatie. Het rivierlandschap, het natuurgebied Les Hautes Garennes, de gecultiveerde vallei en de bosrand vormen de rijkdom van dit gebied en dienen intact te blijven door strategisch om te gaan met de natuur, agricultuur en het vrijetijdslandschap.
Mantes-La-Jolie
Zorgvuldig ontworpen straatprofiel
26
27
28 29
SUPERVISOR & STEDELIJK ADVISEUR
JO COENEN
Supervisie stedenbouwkundig plan Centrum-Zuid | Tilburg opdrachtgever: gemeente Tilburg 1992 - 1996
In het begin van de jaren 90 stelde Jo Coenen het stedenbouwkundig plan Centrum-Zuid op. Dit plan geeft richting aan het zuidelijk deel van het Tilburgse stadscentrum. Het concertgebouw functioneert als de grote aanjager van de stedenbouwkundige herstructurering, maar ook het kunstkluster is een belangrijke drager van de plannen. Het stedenbouwkundig plan kenmerkt zich door zijn zogenoemde weefseltechniek. Op een minutieuze manier worden nieuwe functies en gebouwen geïntroduceerd en ingeweven in de bestaande stad. Soms haakt de nieuwbouw letterlijk aan de bestaande gebouwen aan. De openbare ruimte vertoont een fijnmazige structuur. De blokstructuur van de oude stad biedt en maakt ruimte voor een stelsel van binnentuinen en pleinen. Het Willemsplein, het Stadhuisplein, het Koningsplein en de nieuwe binnenruimte van het kunstkluster bieden rustpunten in de stadsdrukte. Deze pleinen met ieder een eigen karakter liggen op korte onderlinge afstand. Het ‘pleinenplan’ omvat de herinrichting van Koningsplein, Stadhuisplein, Schouwburgplein en Willemsplein, die bovendien onderling worden verbonden door een netwerk van voetgangers- en fietsroutes. Het autoverkeer wordt sterk teruggedrongen. Bestaande gebouwen komen meer tot hun recht. Dat geldt bijvoorbeeld door de ‘Witte Villa’ (onder meer in gebruik als trouwkapel), de schouwburg en de Heuvelkerk, en bovenal voor het kantongericht. Dit architectonisch juweel van de Tilburgse architect Jos. Bedaux, waarvan alle vier de gevels een ander aanzien hebben, wordt nu het hart van het gebied. Er is begonnen met het Willemsplein, waar een kunstwerk met fontein (Joost Beljon, 1963) van vorm is veranderd. Waar het aan de Schouwburgkant deels is afgezaagd, is het aan de kant van de Heuvelstraat het juist vergroot tot verhoogde zitplaats. Dit podium sluit direct aan bij een café-restaurant met terras, dat voorheen nogal geïsoleerd lag maar nu, als centraal trefpunt, de levendigheid op het plein sterk vergroot.
‘Pleinenplan’ Centrum-Zuid Tilburg
Coenen & Tilburg
30
• Transformatie Koningsplein, Stadhuisplein, Willemsplein (1994-1998) • Inrichting Openbare Ruimte Pieter Vreedeplein (1997-1999) • Stedenbouwkundige studie Koningsplein West (1999) • Stedenbouwkundige studie Spoorzone (2009)
31
Supervisie structuurplan Universiteit Limburg | Maastricht opdrachtgever: Universiteit Limburg 1996 - 1997
Deze studie is een vervolg op een onderzoek uit 1987 naar de gebouwen van de Rijksuniversiteit Limburg - nu Universiteit Maastricht (UM) - gevisualiseerd en in onderlinge samenhang in de binnenstad van Maastricht. Negen jaar later heeft de Universiteit Maastricht een opmerkelijke ontwikkeling doorgemaakt en blijkt actualisering van voornoemd onderzoek noodzakelijk. Binnen de Nederlandse en internationale universiteitenwereld heeft de UM zich verder geprofileerd. De UM kent een gestage groei van studentenaantallen en de verwachting is dat deze trend zich zal voortzetten. Het huisvestingsbeleid moet hierop anticiperen. Daarom zijn er in de binnenstad een tweetal belangrijke aankopen gedaan die de universiteit de noodzakelijke ‘speelruimte’ verschaffen om ook in deze verder te kunnen groeien. Naast de aankoop van de voormalige rechtbank aan de Minderbroedersberg, een gebouw dat als Bestuursen Administratiecentrum zal gaan fungeren, is de verwerving van het gebouw van de Stadsbibliotheek ten behoeve van de universiteitsbibliotheek een belangrijke strategische stap geweest. Echter minstens zo evident voor een volledige sociale en culturele integratie van de universiteit in de binnenstad is de potentie van de Universiteit Maastricht door te groeien naar een ‘urban campus’-model, waarin niet enkel de onderwijsgebouwen, maar ook de algemene en specifieke studentenvoorzieningen (mensa, studentenverenigingen, etc.) een plaats kunnen krijgen. Gezien de enigszins excentrische ligging van zowel bibliotheek als bestuurshuis, is het van groot belang dat dergelijke algemene functies - ook geografisch gezien - een zwaartepunt krijgen in het weefsel van universiteitsgebouwen en instellingen. Een generale herverdeling van instituten, faculteiten en diensten is derhalve gewenst.
Analyse Urban Campus - Maastricht
Door middel van kaarten en beschrijvingen heeft Coenen een overzicht gemaakt van de huidige situatie, de bewegingen die plaats zullen gaan vinden en het toekomstige model. Ten einde het idee van de ‘urbancampus’ beter te kunnen integreren in het bestaande stedelijke weefsel, zijn een aantal ingrepen noodzakelijk. Tenslotte is er gekeken naar de circulatie van de voetganger, fietser en automobilist, en de groenvoorzieningen en zijn het toekomstige bestand van UM-gebouwen en overige onderwijsinstituten in kaart gebracht.
32
Coenen & Maastricht • Adviesbureau A2 (2004) • Haalbaarheidsstudie transformatie Tapijnkazerne (2005) • Spoorzone Maastricht (2007) • Strategieplan Urban Campus (2010)
33
Supervisie Masterplan Zitterd Revisited | Sittard
opdrachtgevers: gemeente Sittard-Geleen, Vesteda Poject, 3W Vastgoed 1999 - 2012
Een opdracht voor herinrichting van een winkelcentrum aan de Rijksweg, uitgebreid met een studieopdracht voor herinrichting van het aanpalend ziekenhuisterrein, mondde uit in dit masterplan. Coenen stelde een integrale visie op voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Sittardse binnenstad. Uitgangspunt van deze visie is het respecteren en versterken van het historisch karakter van de binnenstad. In dit historisch karakter en haar regionale functie, ligt de kracht van de binnenstad en daarmee ook de basis voor alle verdere vernieuwing. Zowel in ruimtelijke als in functionele zin is de binnenstad van Sittard toe aan revitalisering. In de loop der jaren hebben er in en rond de historische binnenstad ontwikkelingen plaatsgevonden die de schoonheid en functionaliteit van de stad verstoren. Het ‘ontkernen’ van de binnenstad maakt de bijzondere kwaliteiten opnieuw zichtbaar. Daardoor ontstaat er weer ruimte voor groen en water in de stad. Het versterken van de bestaande routes, én het introduceren van nieuwe routes en verblijfsplekken, brengt nieuwe dynamiek. De skyline van Sittard wordt gekenmerkt door de torenspitsen van de vele kerken en kapellen die de stad rijk is. Uitzicht op deze torenspitsen versterkt de oriëntatie in de binnenstad. Er ontstaat meer samenhang tussen de verschillende deelgebieden. De rijke historie van Sittard heeft haar sporen nagelaten, al zijn deze soms nauwelijks nog te zien of te ervaren. In deze ‘oude sporen’ ligt een belangrijk deel van de eigen identiteit van de stad verborgen. Dit geldt voor de historische bebouwing, maar ook voor de oude structuren van straten, pleinen, beken en verdedigingswerken. Een straat is vaak veel ouder dan de gebouwen die eraan staan. Zitterd Revisited wil de ‘oude sporen’ blootleggen en een nieuwe betekenis geven in de stad. Via twee beeklopen dringen landschap en ecologie door tot diep in de historische binnenstad. De Schootsvelden vormen in het stedelijk gebied een belangrijke schakel in het groen en ecologisch netwerk. Om dit te versterken wordt het water in de beken weer zichtbaar gemaakt en wordt het water in de Schootsvelden teruggebracht. In deze stedenbouwkundige en functionele ontwikkelingen van Zitterd Revisited spelen economische, sociaal-culturele en ecologische processen een samenhangende rol.
Zitterd Revisited - Sittard
Vergelijkbare projecten
34
• Stedenbouwkundige studie Heerlen Oost (1991) • Onderzoeksontwerp stationsgebied & Heerlen Noord (1995) • Stedenbouwkundig ontwerp Stadspark Oranje Nassau (2000) • Centrumplan Kern Meerssen (1996-2009)
35
Supervisie masterplan & stedenbouwkundige ontwikkeling Leidsche Rijn Centrum | Utrecht
opdrachtgever: gemeente Utrecht 2004 - 2030
Leidsche Rijn Centrum is gepositioneerd op de grens van de vinexwijk Leidsche Rijn terzijde van de historische binnenstad van Utrecht en vormt de schakel tussen de nieuwe woonwijken ten westen van de A2 en het Amsterdams Rijnkanaal ten oosten ervan. Een ambitie uit het masterplan Leidsche Rijn Centrum is het uitgesproken stedelijke karakter, dat een contrast met de woonwijken eromheen vormt en dat tot uiting komt in een relatief hoge en dichte bebouwing. Het centrum wordt omzoomd door landschappelijk zich aftekenende zones, zoals singels en parken. Zo wordt de identiteit en herkenbaarheid van het Centrum verhelderd. De centrale ligging, de veelheid en variatie aan functies en de hoogteverschillen maken Leidsche Rijn Centrum uniek. De compositie van het centrumgebied bouwt voort op de traditie van de West-Europese stad en bestaat uit een openbare ruimte die als het ware uitgesneden is uit een massa met gelijkmatige bouwhoogte: het centrum bestaat uit een netwerk van openbare stedelijke ruimtes, met afwisselende sferen en belevingen. De pleinen en straten krijgen hun specifieke betekenis door afmeting, inrichting en beoogd gebruik, zoals het ‘Stadsplein’ de ‘Stadstuin’ en de ‘Singel’. Accenten in bouwhoogte en verbijzondering van de programmatische invulling dragen hieraan bij. De gemiddelde bouwhoogte in het centrum is vijf tot zeven lagen hoog. Om een verbinding in Leidsche Rijn Centrum te maken van de singel naar de A2 kap, dient een hoogteverschil van 7 meter overbrugd te worden. Hierdoor ontstaan een lager en een hoger gelegen stadsdeel. Dit hoogteverschil wordt ingezet om de identiteit van de stad te maken. De overgangen tussen deze gebieden worden veelal gevormd door langzaam oplopende hellende straten. Op bepaalde punten wordt gekozen voor contrast, waardoor bijzondere plekken kunnen ontstaan. De uitwerking blijkt een reeks van bijzondere elementen die uitblinken door zorgvuldige detaillering en inpassing op te leveren. Voor auto, bus, fiets en mindervaliden zijn de doorgaande verkeersbewegingen vloeiend van verloop. Op een aantal punten, zoals in de tussenstraten aan de Singel en aan de Stadstuin, zijn deze hoogteovergangen contrastrijker van aard en ontstaan trappartijen. Deze elementen, zoals keermuren, trappen, hellingbanen e.d., ontlenen hun kracht aan de onderlinge samenhang en de aansluiting op de bebouwing.
Leidsche Rijn Centrum
Architectuur & Leidsche Rijn Centrum
36
• Cruz y Ortiz Arquitectos • AWG architecten (Christine de Ruyter) • Hans Kollhoff • Geurst & Schulze • DOK architecten • Kokon Architectuur & Stedenbouw
37
Stedenbouwkundig plan en supervisie Driehoek Strijp S | Eindhoven opdrachtgevers: Trudo & Gemeente Eindhoven 2006 - 2013
Het Strijp S terrein dat zich op het eerste oog als een autonoom eiland binnen de stedelijke structuur van Eindhoven genesteld heeft, krijgt een nieuwe functionele invulling; Philips vertrekt. Strijp S, waar radio’s, scheerapparaten en beeldbuizen werden ontwikkeld, is verworden tot een halffabricaat. Het terrein vertelt het verhaal van de elektronicafabrikant die deze plaats in de loop der tijd tot stand heeft gebracht. De bewoner, de passant, de ondernemer zal gestaag beslag op deze plek gaan leggen. De stad wordt gevormd met horten en stoten. Met de sociaal culturele betekenis van de plek in het achterhoofd, ligt hier een uitdaging die de stedelijke structuur van Eindhoven zou kunnen versterken en aanvullen. Door de functieverandering zal een schaalverkleining binnen het aanwezige stedelijke weefsel plaatsvinden dat een intiemer karakter voor de toekomstige gebruikers van Strijp S tot gevolg heeft. Dit alles echter zonder het industriële karakter aan te tasten en te ontkrachten. Aan de Noordzijde van de Hoge Rug, een aaneengesloten reeks van drie grote industriegebouwen die het hart vormen van Strijp S, wordt een hoogstedelijk dynamisch milieu gecreëerd, waar in de collectieve ruimte een grote hoeveelheid activiteiten kan plaats vinden. Om een kleinschalige “urban fabric” te projecteren dwars door deze grootschalige structuur heen, besloot Coenen op maaiveldniveau de structuur te reduceren tot de verschillende grids van de bestaande gebouwen. Deze grids zijn het organiserende systeem dat vrijheid genereert. Hierbinnen kan een labyrint ontstaan waarbinnen elk individu zijn weg vindt naar activiteiten op specifieke plekken.
Strijp S - Eindhoven
Architectuur & Strijp S
38
• Anton: DiederenDirrix • Gerard: Jo Coenen • SAS-3: De Architekten Cie, Grosfeld van der Velde Architecten & architecten|en|en • Daktuinen Anton & Gerard: Buro Lubbers • Leidingstraat: Piet Oudolf • Veemgebouw: Caruso St. John
39
College d‘Experts masterplan Praille Acacias Vernets | Genève (CH) opdrachtgever: République et Canton de Genève 2005 - 2010
“Les Sept Livres sur PAV-Geneva” zijn samengesteld naar aanleiding van Jo Coenens rol van adviseur binnen het College d’Experts voor de General Direction van het Praille, Acacias en Vernets gebied. Jo Coenen werd, samen met Jean Pierre Pranlas-Descours en Carl Fingerhuth, door de Republiek en het Canton van Genève gevraagd om hun expertise om te zetten in een advies over de toekomst van deze perimeter. Men is voornemens om het 230 hectare omvangende gebied als deel van de stad Genève op te nemen met de behoefte aan een georganiseerde en geregelde urbanisatie als gevolg. Van oktober 2008 tot mei 2009 heeft Jo Coenen zich gebogen over vragen als ‘Hoe ‘bouwen’ we dit nieuwe gedeelte van de stad?’ Daarvoor was het allereerst noodzakelijk om gedetailleerde analyses van het gebied en haar subgebieden te maken. Deze analyses zijn terug te vinden in de eerste vijf boeken en behandelen onderwerpen als de exploratie van het bestaande, een studie van de referenties, analyses en een conclusie. De boeken brengen de karakters van het gebied in kaart, net als het stedelijke landschap, de infrastructuur, het gebruik van het programma, de densiteiten, de openbare ruimte en de mogelijkheid van fasering. Boek 6 beschrijft de verschillende scenario’s voor de verschillende gebieden. In dit geval is het Rive Bleue gebied opgenomen in de Acacias area. Verschillende hypotheses van mogelijkheden worden aangetoond door middel van renderings en/of referenties van vergelijkbare situaties, net als het belang van de te maken keuzes. Dit alles om interesse te wekken en om verschillende visies uit te lokken; om het discussie platform te creëren waar verschillende richtingen naar oplossingen kunnen worden besproken. De haalbaarheid van de gepresenteerde hypotheses is van een andere orde en de administratieve gevolgen zijn soms ver van realistisch. Desalniettemin is het noodzakelijk om ook de extreme situaties in overweging te nemen, waarmee de doelen van de verschillende ‘actoren’ die betrokken zijn bij het transformatieproces, kunnen worden geverifieerd.
Les Sept Livres sur PAV-Geneva
Het laatste boek presenteert een van de vele verschillende hypotheses. Op deze manier kan een resultaat in meer detail worden uitgewerkt. Na het bestuderen van de analyses en het participeren in de werkgroepen met de verschillende actoren en andere consultants, beschrijft dit boek de strategie voor het PAV gebied die Jo Coenen op dit moment het beste acht. Het boek getuigt van zijn visie op de besproken items en is bedoeld als basis voor de verdere ontwikkeling op lange termijn.
40
Coenen & Zwitserland • Ontwerp Kulturzentrum Les Arts, Gstaad (2010, prijsvraag) • Testplanung Bären Areal Ostermundigen (prijsvraag, 2011) • SBB Zürich, jury
41
Masterplan binnenstad ontwikkeling | Deventer
opdrachtgever: gemeente Deventer 2005 - 2010 In samenwerking met Fons Asselbergs
Wat in september 2009 begon als een advies voor het “vlottrekken” van het “Huis van Deventer”, groeide vervolgens uit tot een studie voor de binnenstad, en zelfs voor de hele binnenstad+. Deze studie heeft vorm gekregen in het document ‘Deventer: een bericht aan de stad’, waarin Fons Asselbergs en Jo Coenen hun mening over de toekomst van Deventer toelichten, waarbij de gepresenteerde schetsen dienen als een strategisch raamwerk, met een aantal scenario’s van mogelijkheden. In een samenhangende aanpak wordt rondom de verwachting van de bewoners, de werkers en de bezoekers binnen het actieplan onderscheid gemaakt tussen de stad met haar ruimtelijke kwaliteit en identiteit, de vitaliteit van de economie en de bereikbaarheid en het comfort van de stedelijke functies en het voorzieningenpatroon. De onmiskenbare onderlinge afhankelijkheid tussen deze drie aspecten moeten bij elke ruimtelijke en/of programmatisch maatregel in acht worden genomen. Als dat niet gebeurt, zal het besluit onvolkomen blijven en loopt men het risico dat zich bezwaren voordoen over het verwaarloosde aspect.
Analyse ontwikkeling binnenstad Deventer
Het boek omvat onder meer een analyse van de binnenstad die zich concentreert op verschillende aspecten: historisch, geografisch, leegstand en dissonanten, dynamiek, knelpunten openbare ruimte. Hierbij is op drie verschillende manieren naar Deventer gekeken: - Vlak: kaart Deventer + kaart matjes, - Lijn: kaart analyses routes/entiteiten/verkeer, - Punten: schetsen en matrix van mogelijkheden
42
Vergelijkbaar project • Supervisie stedenbouwkundig plan stadsdeelhart Schalkwijk, Haarlem (2004-2010)
43
44 45
NEDERLANDS RIJKSBOUWMEESTER
JO COENEN
Atelier Rijksbouwmeester & College van Rijksadviseurs De rijksbouwmeester, benoemd bij Koninklijk Besluit, vervult een belangrijke rol in het architectuurbeleid. Hij adviseert gevraagd of ongevraagd via de minister van VROM het kabinet over architectuurbeleid in de brede zin van het woord. De looptijd van de derde architectuurnota ´Ontwerpen aan Nederland´ (2001-2004) viel vrijwel volledig samen met het rijksbouwmeesterschap van Jo Coenen (september 2000 – oktober 2004). Coenen nam het stokje over van Wytze Patijn, onder wiens verantwoordelijkheid de derde architectuurnota tot stand was gekomen. Een prominent onderdeel van de derde architectuurnota vormden de tien Grote Projecten. De vijf betrokken ministeries brachten elk één of meer projecten in. De regie over het project bleef bij het verantwoordelijke ministerie, maar met het predicaat Groot Project werd beoogd om vanuit het architectuurbeleid iets extra’s toe te voegen aan deze al lopende projecten, die verschillende schaalniveaus en disciplines omvatten: stedenbouw, landschap en infrastructuur, en een afspiegeling vormen van ontwerp- en bouwopgaven van het Rijk. De taak van de rijksbouwmeester bij de tien Grote Projecten werd omschreven als ‘het treffen van maatregelen voor de kwaliteitsborging’. Door goed te kijken en te luisteren, door wat Coenen noemt ‘de essentiële architectonische feiten’ op een rij te zetten en zichtbaar te maken, door te analyseren en wetmatigheden op te sporen, gaf hij een nieuwe invulling aan het begrip kwaliteitsborging en vernieuwde en verbreedde daarmee ook het rijksbouwmeesterschap zelf. Een van de eerste maatregelen die Coenen trof, was dat hij het ministerie van VROM verliet en een zelfstandig Atelier Rijksbouwmeester opzette in de Haagse binnenstad, een paar deuren verwijderd van het paleis van koningin Beatrix aan het Noordeinde. Hier werd weer geschetst, getekend en ontwerpend onderzoek verricht. Hij nodigde politici, ambtenaren, vakgenoten en geïnteresseerden uit om langs te komen. Vanuit het Ontwerpatelier zette hij de eerste verkenningen uit, om de vraagstelling bij de Grote Projecten scherper te definiëren.
Atelier Rijksbouwmeester
De vele nieuwe eisen die onder meer het werken aan de tien Grote Projecten stelde, noopten tot een verbreding van de onafhankelijke adviseursrol voor het Rijk op het terrein van infrastructuur, landschap en cultuurhistorie. De rijksadviseur voor het Landschap, de rijksadviseur voor Infrastructuur, en de rijksadviseur voor Cultureel Erfgoed vormen samen met de rijksbouwmeester sinds 2005 het College van Rijksadviseurs onder voorzitterschap van de rijksbouwmeester. Het instituut van het rijksbouwmeesterschap heeft hiermee aan gezag gewonnen en over ruimtelijke vraagstukken wordt nu breed en integraal geadviseerd.
46
Eerste College van Rijksadviseurs • Rijksadviseur voor Infrastructuur: Jan Brouwer • Rijksadviseur voor Landschap: Dirk Sijmons • Rijksadviseur voor Cultureel Erfgoed: Fons Asselbergs
47
Nieuwe Rijksmuseum, Rijksdiensten ROB/RDMZ & Deltametropool Tijdens zijn rijksbouwmeesterperiode is Jo Coenen intensief betrokken bij drie van de Grote Projecten: het Nieuwe Rijksmuseum in Amsterdam, de Nieuwbouw van de Rijksdiensten ROB/RDMZ in Amersfoort en de Deltametropool. Doorslaggevend voor de kwaliteit van een project is de selectie van de verschillende adviseurs in het algemeen, en van de architect in het bijzonder. De rijksbouwmeester speelt bij architectenselecties voor rijksopdrachten een voorname rol. Hij kan verschillende vormen van selectie hanteren, zoals de meervoudige opdracht, een visiegesprek of het uitschrijven van een prijsvraag. Bij de meervoudige opdracht voor het Nieuwe Rijksmuseum zijn de deelnemers geselecteerd in samenspraak tussen Wytze Patijn en Jo Coenen. Het uitschrijven van de opdracht viel samen met de overdracht van het rijksbouwmeesterschap, zodat werd besloten dat Patijn en Coenen beiden kandidaten konden voordragen. De uiteindelijke keuze van de architect voor het Rijksmuseum (Cruz y Ortiz) en ook voor het gebouw van de Rijksdiensten ROB/RDMZ in Amersfoort (Baldeweg) was de keuze van de beoordelingscommissies. Coenen probeerde steeds de verschillende kandidaten zo objectief mogelijk voor een ieder te tonen in een reeks van zittingen, waarbij de uitkomsten voortdurende werden beredeneerd, uitgelegd en geobjectiveerd. Bij Cruz y Ortiz en bij Baldeweg, maar ook bij andere Spaanse ontwerpers, is volgens Coenen een integrale manier van werken te herkennen, gebaseerd op een traditie die in Nederland steeds meer dreigt te verdwijnen. Van oudsher gaan ontwerpen en ingenieurschap in Spanje hand in hand. Omdat alles wat ontworpen wordt ook volledig moet worden doorgerekend, spelen Spaanse architecten nog steeds een zeer grote rol in het bouwproces. Ook in andere opzichten is in Spanje de continuïteit in het denken zichtbaar in de gebouwde omgeving. In de keuze voor de zogenaamde Keurmeesters van de Deltametropool had Coenen iets meer de vrije hand, aangezien het een relatief kleinschalige studieopdracht betrof. Hij koos ‘metropooldeskundigen’, die verschillende ontwerptradities vertegenwoordigden. De resultaten werden via een videoconferentie uitgewisseld. Het keurmeesterproject kreeg later een vervolg in de vorm van een grootschalig opgezet Ontwerpatelier Deltametropool, waarbij de keuze voor de ‘trekkers’ van de verschillende ontwerpteams in nauw overleg geschiedde met de directeur-generaal Ruimte van het ministerie van VROM.
Deltametropool
De 10 Grote Projecten
48
• Het Nieuwe Rijksmuseum • Nieuwbouw Rijksdiensten ROB/RDMZ • Deltametropool • Particulier Opdrachtgeverschap • Openbare Ruimte in Revisie
• Zuiderzeelijn • Routeontwerp Rijksweg A12 • Architectuur en bBedrijventerreinen • De Nieuwe Hollandese Waterlinie • Reconstructie Zandgebieden
49
Experiment, Wet Architecten Titel & ®MIT Rond het jaar 2000 is ook Het Experiment over praktijkervaring voor jonge architecten opgestart. Het is een belangrijk onderdeel van het architectuurbeleid. Jo Coenen heeft in dat dossier een doorslaggevende rol gespeeld. Een stuk of veertig architectenbureaus bood praktijkplaatsen aan pas afgestudeerde architecten. Eind 2005 is de eerste ronde van Het Experiment afgesloten. In 2006 ging een tweede ronde van Het Experiment van start. Het uiteindelijke doel van deze exercitie is dat architecten zich – net als in vele andere landen – pas nadat zij twee jaar praktijkervaring hebben opgedaan kunnen inschrijven in het Architectenregister. Het Experiment loopt vooruit op de wettelijke aanpassing van de architectentitel, de Wet Architecten Titel, die in 2011 in werking is getreden. Jo Coenen werkt inmiddels gestaag verder aan de realisatie van zijn idealen. Een inhoudelijke verbreding en verdieping van de architectuur ziet hij in het zoeken naar nieuwe verbanden tussen het bestaand een het nieuwe, tussen erfgoed en contemporaine bouwkunst. Coenen noemt dit de kunst van de versmelting en plaatst dit tegenover de dualistische positie tussen het bestaande en het nieuwe, een positie die in Nederland thans overheerst en waarmee het in Europa een uitzonderingspositie lijkt in te nemen.
Deelnemers aan Het Experiment
Dit thema raakt zowel de vakbeoefening als ook de opleidingen. Jo Coenen werd na zijn rijksbouwmeesterschap benoemd tot hoogleraar Restauratie bij de faculteit Bouwkunde van de TU Delft en richtte vanuit die positie het Research Centre Modification Intervention Transformation (®MIT) op. De leerstoel biedt hem de gelegenheid om kennis en vaardigheden over te dragen aan een nieuwe generatie ontwerpers. Het kenniscentrum ®MIT beschouwt hij als een laboratorium voor wetenschappelijk onderzoek, waar niet alleen kennis over het ontwerpen kan worden verzameld, geanalyseerd en verspreid, maar waar ook via ontwerponderzoek oplossingen worden gezocht voor prangende ruimtelijke kwesties, zoals de transformatie van de Deltametropool. Dit grootste der Grote Projecten is op zijn persoonlijke agenda blijven staan.
50
51
Biografie
Prof. Ir. J.M.J. Coenen
Data
Professor
Prijzen & Onderscheidingen
Jury’s
Publicaties
Prof. Dr. Ir. J.M.J. Coenen Directeur Jo Coenen Architects & Urbanists
Professor aan de Technische Universiteit van Karlsruhe, 1987-1995
BNA-kubus, 1995
UNESCO Nederland ‘Tomorrow’s Habitat’, 1984
‘Jo Coenen, de ontdekking van de architectuur’, Ibelings, Hans, 1989
Erelid Bund Deutscher Architekten, 1995
Prix de Rome, Italië, 1986
Afgestudeerd aan de Technische Universiteit Eindhoven, 1975
Professor aan de Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule Aachen, 1995
Eredoctoraat Open Universiteit, 2004
Europan, Amsterdam, Arnhem, Den Haag, 1989
Oprichting eigen bureau, 1979
Professor aan de Technische Universiteit van Eindhoven, 1997-2001
Nederlandse Bouwprijs |Glaspaleis (i.s.m. Wiel Arets), 2005
Prijs IIIe Architectuur Biennale, São Paulo, Brazilië, 1997
‘Jo Coenen, architect’, Oxenaar, Aaert, 1994 ‘Arquitectos Holandeses’, Brandolini, Sebastiano, 1995
Werkzaam als architect en stedenbouwkundige in o.a. Nederland, Frankrijk, Luxemburg, Italië en Zwitserland Nederlands Rijksbouwmeester, 2000-2004 Supervisor voor stedelijke ontwikkelingen in o.a. Amsterdam, Maastricht, Tilburg, Eindhoven en Den Haag.
Archiprix International, 2001 Professor ‘Openbare Gebouwen’, ‘Restoratie’ en medeoprichter van het ®MIT aan de Technische Universiteit van Delft, sinds 2001
BNA Gebouw van het jaar | Innovatoren, 2007
Als gastprofessor verbonden aan bekende Europese universiteiten, waaronder de École Politechniqe Federale de Lausanne, de Universitat de Barcelona, de Istituto Universitario di Architettura di Venezia, de Universidade de Coimbra, Harvard University in Boston
Meest Duurzame Gebouw van Amsterdam | Openbare Bibliotheek, 2008
Victor de Stuersprijs | Mosae Forum, 2008
Gouden Piramide, prijs voor inspirerend opdrachtgeverschap, 2003 BNA Gebouw van het jaar, 2006 Hoofdkantoor SBB, Bern, Zwitserland, 2009
‘Jo Coenen & Co, building the territory’, Kernland, Janicke, 1997 ‘Cahier Céramique I + II’, John Cüsters, 1999 ‘Schetsen | Roughs Noordknoop Céramique, Maastricht’, Coenen, Herman, 2001 ‘Jo Coenen van stadsontwerp tot architectonisch detail’, de Haan, Hilde, 2004
Honorary Fellowship American Institute of Architects, 2009
Nike Architekturpreis, 2010
WAN-Award Civic Building of the Year | Openbare Bibliotheek, 2009
Giuria dei Premi Premio Nazionale IN/ARCH-ANCE IV, Rome, Italië, 2011
‘Coenen & Eindhoven 1989-2007’, Ibelings, Hans, 2007
International Architecture Award of the Chicago Athenaeum Museau | Mosae Forum, 2010
Vitaal Betonprijs, 2012
‘Steen’, Idsinga, Ton, 2009
WAN Concrete in Architecture Award, 2014
‘Noties’, Mesan, Maarten, 2010
‘Coenen & Tilburg 1987-2007’, Ibelings, Hans, 2006
Benelux Aluminium Prijs | Amicitia, 2011 Dirk Roosenburgprijs | Gerard (Strijp S), 2013 52
‘De Innovatoren’, Verbeek, Kees, 2012 53
Contact Prof. Ir. J.M.J. Coenen Keizersgracht 126 1016 CW Amsterdam Nederland 0031(0)205307010
[email protected]
14|04|17|NL © DOC-C