Inhoudsopgave Voorwoord ………………………………………………………. 2 Deel 1: Tradities 1. De traditie van de oudsten ……………………………………. 6 2. De traditie van de kerkvaders ………………………………… 14 Deel 2: De Bijbelse kerk 3. Een kort overzicht van de Bijbelse kerk ……………………… 4. Leiderschap en besluitvorming ……………………………….. 5. Samenkomsten in een huis ……………………………………. 6. Open samenkomsten ………………………………………….. 7. De maaltijd van de Heer ………………………………………
39 43 49 53 56
Deel 3: Beginnen maar ….. 8. Hoe te beginnen? ……………………………………………… 59 9. De samenkomst ……………………………………………….. 62 10. Wat wel en niet te doen ……………………………………… 64 Deel 4: Mensenwerk in Gods ‘kerk’ 11. Overzicht van de oorsprong van kerkgebruiken …………….. 75
1
Voorwoord Als huisgemeente Winterswijk, en als individuen, zijn we op zoek gegaan naar wat het betekend om samen gemeente te zijn. Wat zegt Gods Woord hierover? Hoe leerden, zagen en beleefden de mensen in de eerste gemeente het? Waarom is de kerk die de Bijbel omschrijft zo anders dan wat we om ons heen zien? Deze zoektocht heeft tot schokkende ontdekkingen geleid. Het heeft geleid tot een verandering van denken, handelen en het gemeente zijn beleven. In onze zoektocht werden we gewezen op het boek ‘Biblical Church’ van Beresford Job (ISBN 978-0-9558191-0-0). Een uitdaging om te lezen en een uitdaging om mee aan de slag te gaan. Het boek verwoordt waar wij naar op zoek waren. Het boek heeft ons geholpen om vorm te geven aan het gemeente zijn, om terug te gaan naar de Bijbel en toch te leven in deze tijd. Het is lastig om in paar zinnen te omschrijven hoe we als huisgemeente Winterswijk het gemeente zijn zien en beleven. Daarom hebben we besloten een leidraad te schrijven, aan de hand van Beresford Job’s boek, andere werken en verworven inzichten door verdere Bijbelstudie. Deel 1, 2 en 3 zijn een vertaling van een gemaakte samenvatting van ‘Biblical Church’. * We hopen dat je na het lezen van deze leidraad inzicht hebt gekregen in het gemeenteleven zoals Jezus dit voor ogen had en een verlangen zal krijgen om in de voetsporen te treden van de eerste gemeente. Meegewerkt aan de vertaling en samenstelling hebben Ronald & Anita Gouw en Benjamin & Pam Aeilkema. Contact met ons opnemen kan via www.huisgemeentewinterswijk.nl of
[email protected] * Deel 3 van ‘Biblical Church’ is grotendeels niet meegenomen in deze leidraad, omdat het of gaat om
2
persoonlijke ervaringen van de schrijver, of het niet geheel relevant is, of het gaat om punten die te ver voeren voor deze leidraad. Ook hoofdstuk 15 van ‘Biblical Church’ is niet geheel meegenomen, maar we hopen daarvan in de toekomst een aparte studie te maken. Uiteraard is één en ander in overleg met de schrijver gegaan en hebben we toestemming om zijn werk in deze vorm te gebruiken. Hoofdstuk 2 van onze leidraad, met name het begin en het gedeelte ‘het grote doopfiasco’ is uitgebreid met belangrijke aanvullende informatie en meer uitspraken van kerkvaders.
3
4
Deel 1: Tradities
5
Hoofdstuk 1: De traditie van de oudsten. De Bijbel spreekt over 2 soorten tradities: Bijbelse tradities tegenover onbijbelse tradities. Het Griekse woord voor traditie is paradosis, wat betekent: hetgeen overgeleverd of doorgegeven is. In het Nederlands wordt paradosis ook wel vertaald met inzettingen of overlevering. Met traditie wordt de aanvaarde manier om iets te doen bedoeld. Op zich is er niets mis met traditie, als ze tenminste Bijbels is. Ook de Bijbel spreekt over traditie in 1 Korintiërs 11:2, 2 Tessalonicenzen 2:15 en 2 Tessalonicenzen 3:6. Hier gaat het om goede Bijbelse tradities. Er staan ook voorbeelden van onbijbelse tradities in Gods Woord: Matteüs 15:1-9 en Marcus 7:8-13. Dit boekje houdt zich specifiek bezig met het onderzoeken van de aanvaarde manier van kerk houden. Dit boekje zal duidelijk laten zien dat als het om ‘kerkpraktijken’ gaat, de grote meerderheid van gelovigen door de kerkgeschiedenis heen, de manier waarop ze kerk beleven en kerk zijn, niet baseren op wat Gods Woord onderwijst. In tegenstelling, het is gebaseerd op wat mannen die de kerk leidden en beïnvloedden onderwezen. En ook op praktijken die zij introduceerden nadat de apostelen gestorven waren en het Nieuwe Testament al wel helemaal voltooid was. Voordat we Jezus' woorden in relatie tot de onbijbelse tradities kunnen begrijpen, moeten we eerst even aandacht schenken aan wat de Bijbel, de traditie van de oudsten noemt. Lees hiervoor Matteüs 15:1-2 en Marcus 7:1-5. De problemen tussen Jezus en de leiders van het volk hadden niets te maken met de wet van Mozes, maar alles met de traditie van de oudsten. Jezus ging nooit tegen Gods Woord in, uiteindelijk is Hij het Woord. Als de Joodse leiders dachten te leven naar het Woord van God en Jezus dat ook deed, vanwaar dan alle problemen? Het antwoord is verbazingwekkend. 6
De omheining. Toen de Joden uit Babylonië terugkwamen, waren ze zich er uitermate van bewust, dat hun ballingschap te danken was aan ontrouw en ongehoorzaamheid aan Gods wet. Om herhaling hiervan te voorkomen, onderwees Ezra het volk de wet van Mozes. Hij begon de school van de Soferim (wetgeleerden). De functie van deze school was om het volk de 613 wetten van Mozes te onderwijzen, en hen te helpen het te begrijpen en te gehoorzamen. Na Ezra's dood vond een latere generatie van Soferim het noodzakelijk om een andere benadering te volgen. Ze besloten secundaire wetten in het leven te roepen die het volk er van moesten weerhouden de wet van Mozes te overtreden. Ze bouwden een omheining om de Thora, om te waarschuwen dat bij het doorbreken van deze omheining, iemand dichtbij het overtreden van de wet was aanbelandt en het tijd was om terug te keren. Laten we naar een voorbeeld hiervan kijken. De wet van Mozes verbiedt het koken van een geitenjong in de melk van de moeder. Nu zou het in theorie kunnen voorkomen dat iemand in één maaltijd, de melk van de moeder drinkt en het vlees van haar jong eet. Door de spijsvertering zou dan het geitenjong in de melk van de moeder 'koken' en is de wet van Mozes overtreden. De introductie van de omheiningwetten van de scheiding van vlees- en melkproducten moest dit voorkomen. Het werd de Joden onder andere verboden om binnen een bepaalde tijd, zowel vlees- als melkproducten te nuttigen. Zo ontstonden er bijvoorbeeld 1500 omheiningwetten om één Sabbatwet heen. Uiteindelijk werd omheiningwet op omheiningwet gestapeld. Wel leerde de Soferim dat al deze wetten door de mens waren bedacht. Na de Soferim ontstond er een nieuwe groep Schriftgeleerden, de Tannaim. Volgens de Tannaim waren er in de omheiningwetten van de Soferim veel te veel gaten en ze riepen op 7
hun beurt een omheining om de omheining in het leven. Maar daar bleef het niet bij! Iedereen wist dat de wet van Mozes door God was geïnspireerd en de omheiningwetten van de Soferim niet. De Tannaim veranderde dit principe echter en beweerde dat de eerste omheiningwetten van Soferim door God geïnspireerd waren, maar de tweede omheiningwetten niet. De Soferim omheining kwam op één lijn te staan met de Thora. Dit alles vond plaats vlak voordat Jezus werd geboren. Later, na 200 AD, werden de omheiningwetten en onderwijzingen van De Soferim samen gebracht in de Mishna. Nog later ontstond de Talmud, een combinatie van de Mishna en andere geschriften, dat wordt beschouwd als de hoogste orthodoxe Joodse autoriteit. Maar hoe was het mogelijk dat de onderwijzingen en wetten van de Soferim (en later ook de Tannaim) verheven werden als door God geïnspireerd? Waar komt de omheining vandaan? De Joden, in het bijzonder de leiders, erkenden het Woord van God niet als de enige en de hoogste autoriteit, maar beriepen zich op de traditie van de oudsten als hoogste autoriteit. Deze traditie van de oudsten wordt ook wel de mondelinge wet genoemd. De Farizeeën onderwezen dat Mozes op de berg Sinaï twee wetten van God had ontvangen. De geschreven wet en een geheime mondelinge wet, die pas veel later, toen de tijd er rijp voor was, openbaar werd. Volgens de Mishna gaf Mozes deze wet door aan Jozua, die het doorgaf aan de oudsten (de Richteren), die het weer doorgaven aan de profeten en die gaven het uiteindelijk weer door aan de Soferim (de grote Synagoge) in Ezra's tijd. Ook al ontbreekt elk bewijs voor deze geschiedenis, toch werd (en wordt) het als een feit aanvaard. In Jezus tijd (en ook nu nog) werd deze wet aanvaardt als zijnde Goddelijk geïnspireerd en het had net zoveel waarde en autoriteit als het Oude Testament. Twee hoogste autoriteiten hebben is echter altijd een 8
probleem. Uiteindelijk werd deze geheime mondelinge doorgegeven wet boven het ware Woord van God (het Oude Testament) geplaatst. Luister maar eens naar de Mishna: het is meer strafbaar om tegen de woorden van de wetgeleerden (mondelinge wet – Soferim) in te gaan, dan tegen de geschriften (het Oude Testament – Woord van God). En nog een keer: luister aandachtiger naar de woorden van de wetgeleerden (mondelinge wet), dan naar de woorden van de Wet (Oude Testament). In Jezus tijd en ook nu nog was de traditie van de oudsten verheven boven Gods Woord. Wat maakte Jezus van deze traditie van de oudsten, deze zogenaamde mondelinge wet? Hoe ging Hij met Zichzelf en anderen om als Hij dit tegenkwam? Het antwoord op deze vraag is cruciaal om te kunnen begrijpen hoe wij om moeten gaan met verkeerde tradities als wij ze tegenkomen. Jezus campagne tegen de traditie van de oudsten. Als we ons afvragen hoe Jezus reageerde op de traditie van de oudsten, kan het een paar kanten op gaan. Als eerste zouden we kunnen ontdekken dat Hij deze traditie accepteerde en volgens de traditie leefde. Als tweede zouden we kunnen ontdekken dat Hij het niet accepteerde als geïnspireerd, maar er wel naar leefde om geen aanstoot te geven. Als derde zouden we kunnen ontdekken dat Jezus het niet accepteerde en er ook niet naar leefde en zelfs bewust deze traditie overtrad om zo de strijd met de traditie aan te gaan. Het laatste is overduidelijk de houding van Jezus tegenover de traditie van de oudsten. Het geval van de blinde man. We lezen deze geschiedenis in Johannes 9:1-41. Het is van vitaal belang dat we twee dingen die hier gebeuren begrijpen. Ten eerste genas Jezus de man op een Sabbat en door dat te doen brak Hij niet 9
de wet van Mozes, maar één van de meest heilige omheiningwetten. Volgens de traditie van de oudsten was het verboden om op de Sabbat te genezen. Er is slechts één uitzondering op die regel. De regel geldt niet als het gaat om een levensbedreigende situatie, maar in het geval van de blinde man had de genezing ook wel een dag later kunnen gebeuren. Nu zou je dit wonder van Jezus nog op kunnen vatten als een daad van barmhartigheid en niet een directe aanval op de traditie van oudsten. Dat brengt ons bij het tweede punt: de manier waarop Jezus genas. Luister maar eens naar wat de Mishna (Shabbat 108:20) te zeggen heeft: Om iemand te genezen op de Sabbat is het verboden om wijn in zijn ogen te injecteren. Het is ook verboden om modder van speeksel te maken en dit op iemands ogen te smeren. De traditie van de oudsten verbood niet alleen genezen op de Sabbat, het verteld ook de manieren waarop niet genezen mag worden. Jezus genas de man niet alleen op de verboden dag, maar ook nog eens op een verboden manier. Maar de grootste belediging moet nog komen. Hij stuurde de blinde man naar het badwater van Siloam, op de Sabbat tijdens het Loofhuttenfeest. Deze plaats stond centraal gedurende dit feest en er waren veel mensen op die plek aanwezig om getuige te zijn van de hele gebeurtenis. Jezus overtrad niet alleen de traditie van de oudsten, maar Hij deed het zo publiekelijk en provocerend mogelijk. Dat is inderdaad een open strijd tegen de traditie van de oudsten. Vrienden in lage plaatsen. Laten we Lucas 5:27-32 lezen. Volgens de traditie van de oudsten waren er twee groepen Joden waar absoluut niet mee omgegaan mocht worden: prostituees en tollenaars. Jezus gaat echter het gesprek aan met Levi, de tollenaar, en roept hem ook nog om Zijn volgeling te worden. Dan gaat Jezus naar een feestje ter ere van 10
Hemzelf bij Levi thuis. Omdat de Joden niet met Levi omgingen, is het onomkeerbaar dat zijn gasten kwamen uit de kringen waarmee Joden niet omgingen, dus andere tollenaars en prostituees. Jezus, die niet tot één van de groepen behoort, gaat zonder problemen, maar al te graag en helemaal publiekelijk, naar dit feest. Ook hier gaat Jezus weer openlijk en zonder schaamte de strijd aan met de traditie van de oudsten. Niet één, maar twee keer. We hebben al gelezen dat er 1500 omheiningwetten zijn als het gaat om de Sabbat. Er mocht niet geoogst, gedorst, gezift en graan opgeslagen worden tijdens de Sabbat. Het was zelfs verboden om tijdens de Sabbat door een graanveld te lopen. Je zou eens per ongeluk op graan trappen (oogsten) of er zou eens wat aan je kleren blijven hangen waardoor het kaf weggeblazen werd en het graan overbleef (dorsen). Kijk nu eens wat Jezus en Zijn discipelen doen op de Sabbat in Lucas 6:1-2. Jezus en Zijn discipelen, overtreden allerlei omheiningwetten, en het lijkt er toch sterk op dat Jezus Zijn discipelen aanmoedigt om mee te doen. Maar daar blijft het niet bij, laten we verder lezen in vers 6-11. Dit beschrijft een directe confrontatie tussen Jezus en de Farizeeën en een directe aanval op de traditie van de oudsten. Jezus benut elke gelegenheid om openlijk de strijd aan te gaan met deze onbijbelse traditie en het resultaat is duidelijk...... De Farizeeën en Schriftgeleerden waren buiten zichzelf van woede en overlegden met elkaar wat ze met Jezus zouden doen. Jezus' gedrag kon absoluut niet getolereerd worden en dit was één van de voornaamste redenen dat ze Hem zo veel haten en dat ze Hem zelfs wilden doden. De grote finale. Jezus doet er alles aan om de onbijbelse tradities in diskrediet te 11
brengen en doet ook nog eens alles wat Hij kan doen om dit publiekelijk te doen. Hij liet zelfs zien dat deze tradities hypocriete onzin waren. Dit kunnen we lezen in Matteüs 15:1-14. Waarom hadden de Farizeeën en de Schriftgeleerden een probleem met het eten met ongewassen handen? Hiervoor moet de Mishna gelezen worden (Sotah 4b & Challah 58:3): Iemand moet bereid zijn om 6 kilometer naar water te lopen, om zijn handen te kunnen wassen in plaats van te eten met ongewassen handen. Wie de handwassing negeert is als iemand die een moord pleegt. Natuurlijk is dit extreem belachelijk, maar toch was dit belangrijker voor veel Joden dan wat het Woord van God onderwees. Jezus’ punt was duidelijk, voor Hem is er niet een 'en en' situatie, maar er moet een keuze gemaakt worden. Het is of de Bijbel of de tradities die mondeling doorgegeven waren. De traditie van de oudsten was niet onbijbels op een ongevaarlijke of neutrale wijze, maar het was zelfs antibijbels. Het maakte dat mensen het Woord van God ongehoorzaam waren. Ze bevatten de wil van mensen doen in plaats van de wil van God doen. Het verlangen van Jezus en Zijn voorbeeld aan ons zijn duidelijk; buitenbijbelse onderwijzingen en praktijken die ingaan tegen Gods geschreven Woord, moeten tegengewerkt en opgegeven worden. Daarbij maakt het niet uit wat ze zijn of waar ze gevonden worden of wie ze heeft bedacht. Nu kunnen we als Christenen verbaast en zelfs beschuldigend naar Israël kijken, maar hoe zit het bij ons? Net zoals toen, geloven en praktiseren vele Christenen tradities en onderwijzingen die geheel tegen Gods geschreven Woord ingaan, zonder dat ze deze onderwijzing en tradities aan de kaak stellen of het onderzoeken. Het gaat zelfs een stap verder. Vaak zijn gelovigen bereid om te vechten voor deze valse leringen en tradities, en ze ook nog eens te beschermen! Ze maken het zelfs degenen die de valse leringen tegenspreken moeilijk, werken hen tegen en beschuldigen hen. Net 12
zoals de Farizeeën dat met Jezus deden en Hem beschuldigden van opruiing en het brengen van verdeeldheid. Het volgende hoofdstuk zal onze eigen Christelijke versie van de traditie van de oudsten openbaren en blootleggen.
13
Hoofdstuk 2: De traditie van de kerkvaders. In de jaren die volgden na de dood van de apostelen, werd de kerk geleid en zeer beïnvloed door een groep mannen, die we nu kennen als de kerkvaders. Wat was hun invloed op de kerk die Jezus in het leven had geroepen? Wat leerden deze mannen werkelijk als het gaat om de gemeente Gods? Er zijn behoorlijk wat kerkvaders geweest, maar we beperken ons in eerste instantie tot zes van hen. Later in het boekje geven we een kort overzicht van meerdere van hen, en de invloed die ze hebben gehad, en de veranderingen die ze teweeg hebben gebracht. Ook zal dit boekje later wat dieper op enkelen van hen persoonlijk ingaan en op de invloed van de reformatoren op de kerk. We beperken ons nu tot Clemens van Rome (AD 76-100), Ignatiüs van Antiochië (AD 70-110), Justinus de Martelaar (tot AD 165), Ireneüs van Lyon (AD 155-202), Tertullianus (AD 190-230, deze heeft de term Drie-eenheid in het leven geroepen), Cyprianus, bisschop van Carthago (AD 246-259). De data tussen haakjes geven de tijd aan waarin zij actief waren binnen de kerk (voor zover na te gaan). Voordat we naar hetgeen gaan dat deze mannen hebben geschreven en we gaan bekijken waar nu alles verkeerd is gegaan, moeten we een paar opmerkingen maken. Ten eerste moeten we ons realiseren dat deze mannen niet zoals wij, het Nieuwe Testament als compleet boek hadden. Zonder een compleet Nieuw Testament is fouten maken onontkoombaar. Normaliter zou dit een reden kunnen zijn waarom één en ander is misgegaan. Maar ..... uit de kerkgeschiedenis is vast te stellen dat op zijn minst 20 van de 27 boeken van het Nieuwe Testament (behalve Titus, Filemon, 2 Petrus, 1 en 2 Johannes, Judas en Openbaring) wijd en zijd circuleerden in de vroege kerken rond het jaar 100 AD. 14
Bij deze mannen komt dan echter nog een ander probleem om de hoek kijken ..... Als je de kerkgeschiedenis bestudeert en de brieven van deze mannen leest, worden enkele dingen duidelijk. Clemens van Rome was een metgezel van Paulus en Petrus. Uit zijn brieven blijkt dat hij in ieder geval bekend was met de Bijbelboeken Matteüs, Lucas, Handelingen, Romeinen, 1 & 2 Korintiërs, Hebreeën, 1 Timoteüs, Titus en 1 & 2 Petrus. Ignatiüs van Antiochië was een pupil van Johannes. Uit zijn brieven blijkt dat hij in ieder geval bekend was met de Bijbelboeken Matteüs, Lucas (zeer hoogstwaarschijnlijk ook Handelingen), Johannes, 1 Petrus, 1 Johannes, als ook 9 brieven van Paulus, waaronder: Romeinen, 1 Korintiërs, Galaten, Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen en 1 Tessalonicenzen. Ook bij Justinus de Martelaar is het niet echt anders. Samen met zo’n 266 zinsneden zijn er meer dan 330 citaten van het Nieuwe Testament in zijn werk aangetroffen. Ook de werken van Ireneüs van Lyon zijn gebaseerd op de Evangeliën, de brieven van Paulus en ook de brieven van andere apostelen. Eén van zijn werken heeft zelfs als titel: uitleg over de apostolische prediking. Tertullianus was lid van de Montanisten, een profetenbeweging die zich voornamelijk bezighield met eindtijdprofetieën. Ook hij was zeer bekend met de boeken van het Nieuwe Testament, hij vertaalde namelijk talrijke christelijke teksten vanuit het Grieks in het Latijn. Voor vele Bijbels-Griekse woorden heeft hij Latijnse equivalenten gesmeed. Over Cyprianus kunnen we kort zijn, in zijn tijd waren alle boeken van het Nieuwe Testament, behalve Hebreeën, Jakobus en 2 Petrus, erkend als zijnde Gods Woord en ruimschoots beschikbaar. Hij kon ook hier zeer zeker goed van op de hoogte zijn. Van Cyprianus is echter bekend dat hij als bron van inspiratie voor zijn werken, liever de werken van andere mensen gebruikte, dan dat hij het Nieuwe Testament ervoor gebruikte. Uit het voorgaande wordt duidelijk dat deze zogenoemde, of misschien toch zogenaamde kerkvaders er om één of andere reden toch voor kozen om op vele punten tegen het geschreven Woord van 15
God in te gaan. Zo ook tegen de overlevering van de apostelen, (die sommigen van hen zelfs persoonlijk van de apostelen hadden ontvangen), waardoor ze min of meer op één lijn kwamen te staan met de Farizeeën. Ze vonden hun eigen traditie, mening en werken belangrijker dan de overlevering van de apostelen. Maar ..... zodra het Nieuwe Testament als compleet beschikbaar was, was en is er geen excuus om deze verkeerde praktijken nog voort te zetten. De kerk heeft er vanaf dat moment wel voor gekozen om praktijken die tegen het geschreven Woord van God ingaan, in stand te houden en heel veel gelovigen doen dit heden ten dage nog steeds. Leiderschap in de kerk – het Goddelijke ontwerp. Als eerste kijken we naar de eerste en meest serieuze doctrinale fout die de kerkvaders hebben gemaakt. Eén die aan de basis ligt, en waar van uit andere doctrinale fouten groeiden en bloeiden. Deze fundamentele misleiding snijdt diep in het hart van het kerkleven en leiderschap in de kerk. Laten we eerst eens kijken naar wat het Nieuwe Testament te zeggen heeft over dit onderwerp, daarvoor lezen we Handelingen 20:17-28. Paulus spreekt hier de oudsten (Grieks = presbuteros) van Efeze aan. Let vooral op vers nbv 28: Zorg voor uzelf en voor de hele kudde waarover de heilige Geest u als herder heeft aangesteld; u bent de opzieners van Gods gemeente, die hij verworven heeft door het bloed van zijn eigen Zoon. Hij vertelt ze dat ze over de kudde moeten waken als toezichters, opzieners of bisschoppen (Grieks = episkopes) en om herders of voorgangers te zijn (Grieks = poimeno). Hier lezen we duidelijk dat al deze termen synoniem worden gebruikt voor één groep mensen: oudsten / ouderlingen / leiders en herders / voorgangers en toezichters / opzieners / bisschoppen. Toezichthouder staat voor de taak die deze mensen ten opzichte van gemeente hebben. Herder staat voor de relatie die ze tot de individuen in deze groep hebben. 16
Oudste staat in relatie tot volwassenheid in de Heer. Als het om oudsten gaat, moet ook opgemerkt worden dat deze term altijd in het meervoud staat in het Nieuwe Testament. Laten we ook nbv 1 Petrus 5:1-3 lezen: Ik doe een beroep op de oudsten onder u. Als uw mede-oudste en als ooggetuige van Christus’ lijden, en omdat ik evenals u zal delen in de luister die binnenkort zal worden geopenbaard, vraag ik u: Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht – niet gedwongen maar vrijwillig, zoals God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding. Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is toevertrouwd, maar geef het goede voorbeeld. De apostel instrueert oudsten, om herders en toezichthouders te zijn. Weer worden deze termen synoniem gebruikt voor één en dezelfde functie. We lezen ook nog nbv Titus 1:5-9: Ik heb je op Kreta achtergelaten om, volgens mijn richtlijnen, de resterende zaken te regelen en in elke stad oudsten aan te stellen: onberispelijke mannen, die maar één vrouw hebben, en gelovige kinderen die niet kunnen worden beschuldigd van schandelijk gedrag en ongehoorzaamheid. Een opziener moet als beheerder van Gods huis onberispelijk zijn: hij mag niet eigenzinnig optreden, niet driftig zijn, niet te veel drinken, niet gewelddadig zijn en niet hebzuchtig; hij moet juist gastvrij zijn, goedwillend, bezonnen, rechtvaardig, toegewijd en beheerst. En hij moet zich houden aan de betrouwbare boodschap die in overeenstemming is met de leer, zodat hij in staat is om anderen met heilzaam onderricht te bemoedigen en dwarsliggers terecht te wijzen. Ook hier worden de termen weer door elkaar gebruikt. De Bijbel laat duidelijk zien dat het gaat om één en hetzelfde. Niet verschillende functies, maar één en dezelfde functie. Ook is het duidelijk wat de 17
functie van deze mensen is, ze zijn niet meer of minder dan de anderen in de gemeente. ze worden niet op een voetstuk geplaatst en ze zijn ook niet een soort elitair leiderschap of super-christenen. Later in het boek gaan we nog verder op dit onderwerp in. Een verschuiving in kerkleiderschap. In een brief aan de Korintiërs schrijft Clemens van Rome het volgende: “De hogepriester had zijn eigen speciale diensten gekregen, de priesters hebben een eigen plaats toegewezen gekregen en de Levieten hadden speciale bedieningen. De leek (de gewone man, iemand die niet tot de geestelijke stand behoort) is gebonden door de ordonnanties (verordeningen of voorschriften) van het lekenpubliek (het gewone volk, de niet-geestelijken).” Clemens beargumenteerde dat een variatie op het Levitische priesterschap geadopteerd moest worden als leiderschap, en overheid van de Christelijke kerk. In 95 AD ontstond het eerste antibijbelse onderscheid tussen de priester en het volk, de geestelijkheid (clerus) en het lekenpubliek. Wat de apostelen hadden onderwezen, veranderde in een hiërarchisch priesterschap, afgezonderd en los van het gewone volk. nbv
1 Petrus 2:4-5 & 9 verteld ons toch heel iets anders: Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn. Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht.
18
Het is opmerkelijk dat het Griekse woord dat hier gebruikt wordt voor volk 'Laos' is, waar het woord leek van afgeleid is. Het volk is dus de priester....... We gaan ook nog even terug naar nbv 1 Petrus 5:2-3: Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht – niet gedwongen maar vrijwillig, zoals God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding. Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is toevertrouwd, maar geef het goede voorbeeld. Ook hier is iets interessants aan de hand. In dit gedeelte wordt het Griekse woord 'kleros' gebruikt, wat hier omschreven is als 'die aan u is toevertrouwd', de kleros is toevertrouwd aan de oudsten. Clerus of geestelijkheid is afgeleid van het Griekse kleros. Dus ...... de geestelijkheid (niet-oudsten) zijn toevertrouwd aan de oudsten, en het volk van God (iedereen, zowel oudsten als nietoudsten) zijn de priesters. Als we al terminologie willen gebruiken, dan zijn de niet-oudsten de geestelijken en alle gelovigen zijn priesters. Het is niet het systeem zoals Clemens van Rome het introduceerde. Maar daar bleef het niet bij, Ignatiüs van Antiochië bouwde rustig door op het antibijbelse systeem van Clemens van Rome. Luister naar wat hij schreef: “Uw geachte ouderlingen/priesters ..... zijn afgestemd op de bisschop als snaren op een lier ..... Laat ons zeer voorzichtig zijn om de bisschop niet te weerstaan, maar dat we door onze onderwerping aan de bisschop tot God mogen toebehoren ..... Het is duidelijk dat we de bisschop moeten achten als de Heer zelf .....” “Ik adviseer jullie, wees ijverig om altijd te handelen in goddelijke 19
overeenstemming; met de bisschop presiderend als de gelijke van God, de ouderlingen / priesters als de gelijken van het bestuur van de apostelen ..... Dus, zoals de Heer niets deed zonder de Vader, of door Zichzelf of door Zijn apostelen, zo moeten jullie niets doen zonder de bisschoppen en de ouderlingen / priesters.” “Als jullie gehoorzaam zijn aan de bisschop als aan Jezus Christus, is het duidelijk dat jullie niet als gewone mensen leven, maar volgens Jezus Christus ..... Het is daarom noodzakelijk dat jullie niets doen zonder de bisschop ..... Evenzo, laten alle mensen ..... de bisschop respecteren als de gelijke van de Vader en de ouderlingen/priesters als het bestuur van God en het college van apostelen: zonder dezen is geen kerk erkend.” “Een ieder van u volgt de bisschop, zoals Jezus Christus de Vader volgde ..... Laat niemand iets doen aangaande de kerk los van de bisschop ..... Het is niet geoorloofd om te dopen of een liefdesmaal te houden afzonderlijk van de bisschop. Maar alles wat hij goedkeurt, dat is ook welgevallig bij God; zodat al uw daden zeker en geldig mogen zijn.” Ongelofelijk, of niet soms? Vijftien jaar nadat Clemens van Rome het balletje van bestuur door priesterschap aan het rollen heeft gebracht, vloeide er een hiërarchie uit voort. Niet alleen werden lokale kerken geleid door priesters in plaats van plaatselijke oudsten, maar werden de kerken geleid door priesters die gezamenlijk onder de autoriteit van een almachtige bisschop stonden. Hetgeen de onderwijzing van het Nieuwe Testament wilde voorkomen, was werkelijkheid geworden. Op deze leer van de kerkvaders is nog steeds de huidige hiërarchie binnen kerken gebaseerd, en zelfs denominaties zijn gebaseerd op het principe van de kerkvaders. Tertullianus deed er nog een schep bovenop. Hij verklaarde het priesterschap superieur en verklaarde kerktraditie als autoriteit 20
hebbend. In plaats van het Woord van God was nu traditie de uiteindelijke autoriteit: “De superieure priester (dat is de bisschop) heeft het recht om de doop over te dragen, na hem de ouderlingen / priesters en de diakenen, maar alleen met de bisschop zijn autoriteit .... anders zouden de leken ook dat recht hebben.” “De scheiding tussen de orde van de geestelijkheid en het volk is vastgesteld door de autoriteit van de kerk en bij de eer die geheiligd is door de speciale tak van de orde (het priesterschap). Alsof dit nog niet genoeg was, deed Cyprianus, bisschop van Carthago, er nog maar een schep bij bovenop. Luister naar zijn uitspraak: “Als Jezus Christus, onze Heer en God, Zelf de Hoge Priester van God de Vader is, en Zichzelf eerst opofferde als een offer aan de Vader en gebood om dit te doen in nagedachtenis van Hemzelf, dan handelt de priester ongetwijfeld in Christus' plaats, als Hij reproduceert wat Christus deed, en hij een waar en volwaardig offer offert aan God de Vader, als hij begint te offeren zoals hij ziet dat Christus Zichzelf geofferd heeft.” Met deze uitspraak werd het priesterschap één dat afgevaardigd offerde en legde onder andere dit, het fundament voor de geboorte van de parodie en godslastering, wat wij als de katholieke eucharistieviering of mis kennen. De apostolische successie. De fundamentele dwaalleer van de kerkvaders zoals we hiervoor hebben gezien, gaf de bisschoppen en priesters een grote autoriteit en macht. Zo groot dat het onontkoombaar was, dat wanneer ze een andere leer of onderwijzing introduceerden, of ze nu overeenkwamen met Gods Woord of niet, deze zo goed als onbetwist aangenomen zou worden. De kerkvaders claimden voor zichzelf dezelfde soort en mate van autoriteit als de eerste apostelen van Jezus bezaten. Ze beargumenteerden dat wat zij onderwezen geheel correct was, omdat ze in directe lijn teruggingen naar de eerste apostelen. We laten een paar van hen maar weer zelf aan het woord. 21
Clemens van Rome: “De apostelen ontvingen van Jezus het evangelie voor ons: Jezus Christus was gezonden door God. Daarvoor is Jezus van God, de Apostelen van Jezus: beide keren was het proces ordelijk en naar de wil van God ..... De Apostelen ..... wezen hun eerste vrucht aan, nadat ze hen getest hadden door de Geest, om bisschoppen en diakenen te zijn voor hen die geloven.” Bedenk bij deze opmerking dat Clemens van Rome zijn ideeën over bisschoppen, heel anders was dan die van de eerste apostelen. Hij gebruikte dezelfde terminologie, maar bedoelde er iets heel anders mee. We hebben ook al gezien dat Tertullianus beweerde dat de bisschoppen als God zijn, en de ouderlingen / priesters als de eerste apostelen. Ireneüs van Lyon: “Bij kennis van de waarheid bedoelen we: de leer van de Apostelen; de orde van de kerk zoals die is gegrondvest in de eerste tijden door de hele wereld heen. Het karakteristieke zegel van het lichaam van Christus, bewaard door de episcopatische (bisschoppelijke) successie, want aan de bisschoppen vertrouwden de Apostelen de zorg van de kerk toe die in elke plaats is, welke naar ons overgebracht is in deze tijd, gewaarborgd zonder enige geschreven documenten.” Cyprianus, bisschop van Carthago: “Daarom moeten we aandachtig handelen volgens -, en ons houden aan de procedure die we ontvangen hebben van de goddelijke traditie en van de handelingen van de Apostelen, die onder ons bewaard is gebleven.” Deze redenatie hebben we eerder gezien, toen het ging om de Joodse mondelinge wet. Ireneüs erkent de autoriteit van wat de eerste apostelen onderwezen, maar voegt daaraan toe dat kerktraditie vastgesteld door de bisschoppelijke successie, ook als autoriteit beschouwd moet worden. We zien nu hetzelfde gebeuren als bij de 22
traditie van de oudsten, een geschreven doorgegeven Woord en een mondeling doorgegeven woord. We hebben nu het Nieuwe Testament en de traditie van de vroege kerkvaders. Beide zijn volgens de kerkvaders, door God geïnspireerd en hebben evenveel waarde. Door de eeuwen heen hebben kerken deze traditie ondersteund en zich eraan onderworpen. Dit in plaats van gehoorzaam te zijn aan de leer en traditie van de Apostelen van Jezus Christus, zoals we die kunnen vinden op de pagina’s van het Nieuwe Testament. In de kerk gebeurde/gebeurt precies hetzelfde als bij het Joodse volk, in plaats van de leer en praktijken van de kerkvaders tegen het licht van Gods Woord te houden en te corrigeren of verwerpen, werden / worden ze verheven boven Gods Woord. Velen lezen zelfs Gods Woord door de bril van de traditie van de kerkvaders. Als het gaat om het bestuur van de kerk, dan is elk idee of schijn van een scheiding tussen geestelijkheid / clerus en volk / lekenpubliek, geheel gebaseerd op de traditie van de kerkvaders en niet op het Nieuwe Testament. Of je het nu priesters, bisschoppen, ouderlingen, gewijde of ingezegende voorgangers of pastors noemt, leiders afgezonderd van de mensen en aangesteld over hen, zijn niet volgens Gods principe. De fundamentele fout is het hebben van wat voor “grote baas” dan ook, lokaal, nationaal of internationaal; het maakt niet uit wat voor vorm het heeft of hoe het wordt genoemd. Zelfs zogenaamde huiskerken met hiërarchische apostelen en senior oudsten zitten in dezelfde boot. Elke vorm van apart gezet leiderschap is verkeerd. Het verschil tussen Bijbels en onbijbels leiderschap, is dat het eerste deel van de kerk is, en het tweede 'los' van de kerk staat. Of het nu gaat om een Katholieke priester, Baptisten voorganger, Pinkster pastor of Senior oudste in een huisgemeente, het is de traditie van mensen die tegen het Woord van God ingaat. Niet de mens moet de leiding over de kerk hebben, maar Jezus Christus Zelf! 23
De keuze die voor ons ligt is duidelijk: moeten we ons schikken naar de traditie van de Apostelen zoals die geopenbaard wordt door de pagina’s van het Nieuwe Testament of naar de onbijbelse traditie van de kerkvaders? Het grote doopfiasco. De leer van de vroege kerkvaders over hiërarchisch leiderschap en apostolische successie, werd door de meeste kerken geaccepteerd en werden onontkoombaar gevolgd door andere doctrinale fouten en dwaalleren. We richten ons nog op één van deze dwaalleren, die een direct gevolg is van hun eerste grote fout. Dit zijn namelijk hun onderwijzingen en ideeën met betrekking tot de doop. Doop volgens de Apostelen. Wat laat het Nieuwe Testament ons zien over de doop? We lezen een aantal Bijbelgedeeltes over de doop, te beginnen in nbv Handelingen 2:37-41: Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’ Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’ Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. nbv Handelingen 8:12: Maar toen Filippus hen door zijn verkondiging van het koninkrijk van God en de naam van Jezus Christus tot geloof had gebracht, lieten ze zich dopen, mannen zowel als vrouwen. nbv Handelingen 8:36-38: Onderweg kwamen ze bij een plaats waar 24
water was, en de eunuch zei: ‘Kijk, water! Waarom zou ik niet gedoopt kunnen worden?’ Hij liet de wagen stilhouden en beiden liepen het water in, zowel Filippus als de eunuch, waarna Filippus hem doopte. nbv Handelingen 9:17-19: Ananias vertrok en ging naar het huis, waar hij Saulus de handen oplegde, terwijl hij zei: ‘Saul, broeder, ik ben gezonden door de Heer, door Jezus, die aan u verschenen is op de weg hierheen, om ervoor te zorgen dat u weer kunt zien en vervuld wordt van de heilige Geest.’ Meteen was het alsof er schellen van Saulus’ ogen vielen; hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen, en nadat hij gegeten had, kwam hij weer op krachten. nbv Handelingen 10:44-48: Terwijl Petrus nog aan het woord was, daalde de heilige Geest neer op iedereen die naar zijn toespraak luisterde. De Joodse gelovigen die met Petrus waren meegekomen, zagen vol verbazing dat ook heidenen het geschenk van de heilige Geest ontvingen, want ze hoorden hen in klanktaal spreken en God prijzen. Toen merkte Petrus op: ‘Wie kan nu nog weigeren deze mensen met water te dopen, nu ze net als wij de heilige Geest hebben ontvangen?’ En hij gaf opdracht hen te dopen in de naam van Jezus Christus. Daarna vroegen ze hem of hij nog enkele dagen wilde blijven. nbv Handelingen 16:29-33: De bewaarder vroeg om een fakkel, rende naar binnen en viel bevend voor Paulus en Silas op de grond. Hij bracht hen naar buiten en vroeg: ‘Zegt u mij, heren, wat moet ik doen om gered te worden?’ Ze antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten.’ En ze verkondigden het woord van de Heer aan hem en aan iedereen die bij hem woonde. Hoewel het midden in de nacht was, nam hij hen mee en maakte hun wonden schoon. Meteen daarna werden hij en zijn huisgenoten gedoopt. nbv Handelingen 19:1-5: Terwijl Apollos in Korinte verbleef, kwam Paulus na zijn reis door het binnenland in Efeze aan. Hij ontmoette daar enkele leerlingen, aan wie hij vroeg: ‘Hebben jullie de heilige Geest ontvangen toen jullie het geloof aanvaardden?’ Ze 25
antwoordden: ‘Nee, we hebben zelfs niet gehoord van het bestaan van een heilige Geest.’ Hij vroeg: ‘Hoe zijn jullie dan gedoopt?’ ‘Met de doop van Johannes,’ antwoordden ze. Daarop zei Paulus: ‘Johannes doopte de mensen om hen een nieuw leven te laten beginnen en zei tegen hen dat ze moesten geloven in degene die na hem kwam, in Jezus.’ Toen ze dat gehoord hadden, lieten ze zich dopen in de naam van de Heer Jezus. Zolang het onderwijs van de Apostelen standhield, doopten de gelovigen de mensen zo snel mogelijk na hun bekering, het liefst op dezelfde dag. Er was geen vorm van voorbereiding voor de doop, of iets dergelijks als dooponderricht. Ook was er geen noodzaak voor een speciale kerkbijeenkomst, of de noodzaak van de aanwezigheid van het kerkleiderschap tijdens de doop. Een gelovige die door de Heer gebruikt werd om iemand tot het geloof in Jezus te brengen, doopte de bekeerling ter plekke. Zo simpel was het! Maar wat leerden en praktiseerden de kerkvaders met betrekking tot de doop? We laten enkelen van hen aan het woord ..... De doop volgens de vroege kerkvaders. Ignatiüs van Antiochië: “Het is niet toegestaan om te dopen ..... onafhankelijk van de bisschop.” Justinus de Martelaar: “Allen die de dingen die wij onderwijzen en zeggen als waarheid accepteren en geloven, en wie pogen om de kracht te hebben daarna te leven, worden geleerd om te bidden en God te smeken, te vasten, voor de vergeving van vroegere zonden, terwijl wij ons voegen bij hun gebeden en vasten. Dan brengen wij ze naar een plaats waar water is, waar ze geregenereerd (vernieuwd) worden op dezelfde manier als dat wij dat werden.....” Tertullianus: “De doop van ongehuwden zou moeten worden uitgesteld; want verzoeking staat op hen te wachten, zowel op de 26
maagden als op de weduwen, want zij zijn zonder partners. Laten ze wachten tot ze getrouwd zijn of totdat ze de kracht hebben voor continentie (seksuele onthouding). Zij die het belang van de doop inzien, vrezen liever zijn bereik dan zijn uitstel.” We zien hier een aantal dingen gebeuren. Als eerste zien we dat de obsessie met hiërarchie en autoriteit van de kerkvaders langzaam doordringt tot elk gebied van het Christelijke leven. Daarna zien we dat er een tijd overlapping wordt geïntroduceerd tussen de tijd van bekering en de doop. Ook worden er extra voorwaarden gesteld aan de doop, bekering over een tijdsperiode, bidden en vasten. Maar alleen maar nadat er toestemming van de bisschop is. Dat is nog niet alles, ook wordt hier de dwaalleer geïntroduceerd dat wedergeboorte niet tijdens de bekering plaatsvindt, maar pas bij de doop. Om gered te worden moet je nu geloven, bekeren over een periode van tijd, bidden, vasten en de toestemming van de bisschop hebben. Dat is toch iets heel anders dan het Nieuwe Testament ons verteld. Ook is het beter als je als alleenstaande niet wordt gedoopt, tenzij je er absoluut zeker van bent dat je nooit seksuele zonden zult begaan. De doop wordt nu beschouwd als zo ernstig en plechtig, dat je voorbij serieuze zonden moet zijn om het te ontvangen. Waarom zou hij dit hebben gezegd? We laten Tertullianus verder gaan: “Maar er zijn andere serieuze zonden verschillend van deze, die te serieus en te vervallen zijn om genade te ontvangen. Zulke zijn moord, afgoderij, fraude, ontkenning van Christus, godslastering, en natuurlijk overspel en hoererij. Christus zal niet meer voorspreken voor zulke: hij die uit God geboren is zal ze nooit begaan: als hij ze doet zal hij geen zoon van God zijn.” Nog geen honderd jaar na het sterven van de Apostelen geloofden de kerkvaders dat de doop je vroegere zonden bedekte, maar niet de zonden die na je bekering gedaan werden. Mocht je zulke zonden begaan na je doop, dan was je voor eeuwig verloren. Vergeving van 27
zonden hing nu niet langer af van je zonden aan Jezus belijden, maar van de doop. Een Christen was iemand die geen serieuze zonden kon begaan. Natuurlijk kon alleen de bisschop bepalen wanneer iemand dat punt had bereikt en veilig gedoopt kon worden. Als je jezelf afvraagt hoe iemand als Tertullianus zulke onbijbelse onzin kon verkondigden, dan zal zijn volgende uitspraak dingen wel iets duidelijker maken. “Als het water ..... na aanroeping van God de sacramentele kracht van heiliging verkrijgt; want de Geest komt direct van de hemel op hen en is op het water om hen te reinigen door Zijn eigen kracht; en aldus gereinigd zijn ze tegelijk doordrongen met de kracht van heiliging.” Ongelofelijk; Tertullianus beweerde dat iemand opnieuw geboren werd tijdens de doop en niet tijdens bekering. Want het opnieuw geboren worden werd veroorzaakt door de bovennatuurlijke kracht van het doopwater, aangeroepen door de priester. Dit is natuurlijk onbijbelse onzin en heeft meer te maken met occultisme dan met wat het Woord van God leert. Echter zagen de kerkvaders dit wel als de wijze waarop iemand het Christelijk geloof binnenkwam. Een onbijbels ritueel gedaan door de priester ..... misschien moeten we het Christelijk maar gewoon achterwege laten. We laten ook Ireneüs van Lyon even aan het woord: “Het geloof nu veroorzaakt dit voor ons; zoals de oudsten (bisschoppen), de discipelen van de Apostelen het aan ons doorgegeven hebben. Als eerste gebiedt het ons om eraan te denken dat we de doop hebben ontvangen voor de vergeving van zonde, in de naam van God de Vader, en in de naam van Jezus Christus, de Zoon van God, die vlees geworden is en gestorven en opgestaan, en in de Heilige Geest van God. En dat deze doop de zegel is tot eeuwig leven, en het is de wedergeboorte tot God, dat wij niet langer de zonen van sterfelijke mensen zouden zijn, maar van de eeuwige en voortdurende God.” Dit gedeelte komt uit 'De demonstratie van de Apostolische 28
prediking' en ook al leefde hij eerder dan Tertullianus, we laten hem iets later aan het woord. Ireneüs zet (naar zijn mening) in dat werk uiteen wat door de Apostelen doorgegeven is aan de oudsten (lees bisschoppen). In dit werk haalt Ireneüs gedeeltes uit de volgende Bijbelboeken aan: Matteüs, Lucas, Johannes, Handelingen, Romeinen, 1&2 Korintiërs, Galaten, Efeziërs, Kolossenzen, 2 Timoteüs, Hebreeën, 1 & 2 Petrus, Judas en Openbaring. Het werk berust zich echter op dit punt (en ook nog andere punten) niet op het Nieuwe Testament, ook al worden een groot aantal boeken van het Nieuwe Testament aangehaald. Het berust op de overlevering van de oudsten en het is duidelijk uit dit kleine stukje, dat die overlevering voor Ireneüs belangrijker is dan het Nieuwe Testament. Ook Ireneüs leert dat de doop voor vergeving van zonden is, en dat je door de doop opnieuw geboren wordt. Hij beroept zich hierin op de overlevering van de oudsten. Het is duidelijk dat deze overlevering tegen het Nieuwe Testament ingaat en toch neemt Ireneüs het aan, ondanks het feit dat hij tijdens het schrijven de beschikking had over grote gedeeltes van het Nieuwe Testament. Ireneüs maakt een duidelijke keuze, voor hem is de traditie van de oudsten belangrijker dan de traditie van de Apostelen, zelfs als de traditie van de oudsten in gaat tegen de traditie van de Apostelen. Cyprianus, bisschop van Carthago nog zo'n honderd jaar later zei dit: “Een mens wordt niet wedergeboren door oplegging van handen, als hij de Heilige Geest ontvangt, maar door de doop.” Nog zo'n rare uitdrukking. Een mens wordt zeker niet wedergeboren door handoplegging, maar zeker ook niet door de doop. Voor zover het de kerkvaders betrof, kon iemand van hen de doop met de Heilige Geest ontvangen, nog voordat ze opnieuw geboren werden. Het gaat van kwaad tot erger. Maar .... daar blijft het niet bij. Cyprianus ging nog een stap verder, we laten hem nog één keer aan het woord (en dan heeft hij wel genoeg onbijbelse dingen gezegd): 29
“Als vergeving van zonden zelfs aan de grootste zondaars wordt gegeven en aan hun die vroeger vele zonden tegen God hebben bedreven, toen ze later geloofden, en als niemand de toegang tot de doop en genade wordt ontzegd; hoeveel te minder zou dan een jong kind de toegang ontzegd worden, die als nieuw geborene geen zonde heeft begaan, behalve dat het geboren is volgens het vlees als afstammeling van Adam en tijdens zijn eerste geboorte de besmetting van de eeuwenoude dood heeft opgelopen? Inderdaad, het jonge kind zijn benadering voor het ontvangen van de vergeving van zonde is de gemakkelijkere, vanwege het feit dat de zonden die worden kwijtgescholden niet zijn eigen zijn, maar dat van een ander.” De logica van deze uitspraak is onweerlegbaar. Als je gelooft dat mensen opnieuw geboren worden als ze worden gedoopt, omdat het water dit opnieuw geboren worden veroorzaakt, dan is het logisch om mensen als baby’s te dopen en ze vanaf het begin van hun leven te 'redden'. De kinderdoop heeft niet zijn grondslag in het Nieuwe Testament, maar in de traditie van de kerkvaders. Wat het Nieuwe Testament zo duidelijk leert, werd compleet afgedaan en vervangen door iets anders, waarvan we de gevolgen binnen vele kerken en kerkgenootschappen in één of andere vorm heden ten dage nog steeds tegenkomen. Het Nieuwe Testament kent geen tijdoverlapping tussen bekering en doop. Elk uitstel is niets anders dan een voorbereidende periode en proeftijd, tegengesteld aan het begrip van genade, dat doet geloven dat Jezus alleen niet voldoende is, terwijl dit volgens Gods Woord wel voldoende is. nbv 1 Korintiërs 15:1- 4 + 11: “Broeders en zusters, ik herinner u aan het evangelie dat ik u verkondigd heb, dat u ook hebt aangenomen, dat uw fundament is en uw redding, als u tenminste vasthoudt aan de boodschap die ik u verkondigd heb. Anders bent u tevergeefs tot geloof gekomen. Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, Vervolgens is hij 30
aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen ..... Hoe dan ook, of zij het nu zijn of ik, wij verkondigen allemaal dezelfde boodschap, en door die boodschap bent u tot geloof gekomen.” Nu zijn er maar weinig gelovigen die heden ten dage nog zo ver gaan als de kerkvaders met hun verplichte bidden en vasten, maar ideeën als dooponderwijs, doopvoorbereiding en dergelijke, stoelen op dezelfde fundamentele fouten. Van maaltijd naar ceremonie. Als laatste willen we nog kijken naar de maaltijd van de Heer, voor de meeste mensen beter bekend als het avondmaal. In hoofdstuk 3, 7 en 9 gaan we uitgebreider op de maaltijd van de Heer in, we kijken in dit gedeelte hoofdzakelijk hoe de kerkvaders hier over dachten en hoe ze het beleefden en uitvoerden. Als eerste laten we het geschreven Woord van God aan het woord: we lezen Lucas 22:1420, Handelingen 2:44-47 en 1 Korintiërs 11:20-26. Uit deze Bijbelgedeeltes wordt duidelijk dat de beker en het brood deel zijn van een volledige maaltijd, later in hoofdstuk 7 gaan we hier uitgebreid op in. De eerste gemeente nam het brood en de beker tijdens een gezamenlijke maaltijd in een huis. Toch beleven de meeste kerken en gelovigen het tegenwoordig heel anders, ze nemen het avondmaal op een heel andere manier. Vreemd, als je er over nadenkt. Om tijdens het avondmaal een stukje brood en een slokje wijn te nemen en verder niets, dat kan je toch zelfs met de beste bedoelingen eigenlijk geen avondmaal noemen. Wat is er gebeurt? Hoe is het gekomen dat de maaltijd van de Heer van een volledige maaltijd naar een ceremonie of ritueel is veranderd? Een samenkomst in de tweede eeuw. “In de vroegste christengemeenten waren de beker en het brood deel van een liefdesmaal (agape) dat door de lokale christenen 31
gezamenlijk genuttigd werd in een private woning. Vanaf de 2e eeuw is bij de vroegste kerkvaders, zoals Justinus de Martelaar en Cyprianus van Carthago, duidelijk dat het agape verdwenen is (een kerkelijke geschiedschrijver).” Op dit punt zijn bijna alle kerkelijke geschiedschrijvers het eens. Luister nu eens naar het verslag van Justinus de Martelaar over een samenkomst rond het jaar 150 (Eerste Apologie Hoofdstuk 65-67): “Op de dag die 'dag van de zon' genoemd wordt, komen alle bewoners zowel van de steden als van het platteland op eenzelfde plaats bijeen. Er wordt gelezen uit de gedenkschriften van de apostelen of de geschriften van de profeten, voor zover de tijd het toelaat. Wanneer dan de lektor de lezing beëindigd heeft, spreekt hij die voorgaat, een woord van vermaning en aansporing om al dat goede in praktijk te brengen. Vervolgens staan wij allen gezamenlijk op en zenden onze gebeden naar de hemel; voor onszelf en voor allen die elders zijn. Wij bidden dat wij waardig bevonden zullen worden, nu wij de waarheid hebben leren kennen, door onze goede daden te tonen, dat wij goede burgers zijn, die de wetten gehoorzamen en wij zo de eeuwige zaligheid ontvangen. Nadat het gebed beëindigd is, groeten wij elkaar met een kus. Dan wordt aan de celebrant brood en een beker water en wijn gebracht. Nadat hij deze ontvangen heeft, brengt hij lof en eer aan de Vader van het al, door de naam van de Zoon en de heilige Geest en hij spreekt een lange dankzegging (Grieks: eucharistía) uit, voor hetgeen wij van Hem mochten ontvangen. Wanneer hij de gebeden en dankzegging heeft beëindigd, zegt heel het aanwezige volk: Amen. En wanneer de celebrant de dankzegging heeft beëindigd en heel het volk heeft ingestemd, dan geven zij die bij ons diakenen worden genoemd, aan ieder die aanwezig is, van het brood en de wijn en het water. Zij brengen het ook aan de afwezigen.” Eerst even een opmerking over het water. Het water werd toegevoegd aan de wijn als symbool van Jezus menselijkheid. Het goddelijke van Jezus (de wijn) wordt vermengd met het menselijke van Jezus (het water). 32
Dit lijkt toch niet echt meer op wat we hebben gelezen in de Bijbel. We zijn van maaltijd naar ceremonie gegaan in nog geen honderd jaar! Let er ook eens op hoe Justinus de samenkomst beschrijft, in tegenstelling tot hoe die wordt beschreven in de Bijbel. Doordat de bisschop de enige is die het avondmaal mag leiden, wordt het verplaatst van een kleine groep mensen die samenkomt in een huis, naar een massale bijeenkomst. Doordat de bisschop de enige is die het avondmaal mag leiden, wordt het een ceremonie die alleen door hem mag worden geleid, in plaats van een maaltijd rondom het brood en de beker, die samen als gezin van God wordt beleeft. Een kleine verandering? Wat is er nu eigenlijk gebeurd? Hoe kwamen de mensen in de tijd van Justinus op het idee om zo het avondmaal te vieren? Waarom zijn er gaande weg allerlei elementen aan toegevoegd? We laten een paar van de kerkvaders aan het woord. Als eerste de grondlegger van deze verandering, Ignatiüs van Antiochië die in zijn brief aan de kerk in Smyrna het volgende schreef: “Laat ons afstand nemen van ketters en hun verbieden om deel te nemen aan de eucharistieviering en het gebed, omdat zij niet belijden dat de eucharistie het vlees van onze Here Jezus is.” In dezelfde brief schrijft hij ook dat de eucharistieviering niet zonder de bisschop plaats mag vinden en dat alleen hij of zijn gevolmachtigde de eucharistieviering mag bedienen, zoals we eerder in het stukje 'een verschuiving in kerkleiderschap' hebben gezien. In zijn brief aan de Efeziërs schrijft Ignatiüs van Antiochië het volgende: “Kom allemaal samen ..... in gehoorzaamheid aan de bisschop en de pastorie en in eenheid, om één en hetzelfde brood te breken, welke het medicijn van onsterfelijkheid is en een tegengif dat ons weerhoud van sterven, het is een reinigend middel om het kwaad 33
uit te drijven en het zorgt ervoor dat we door Jezus Christus in God kunnen leven.” Justinus de Martelaar bevestigt enkele van deze gedachten een halve eeuw later in zijn Eerste Apologie 148 AD, Hoofdstuk 66: “Wij noemen dit voedsel Eucharistie en niemand anders is geoorloofd om hieraan deel te nemen, dan hen die geloven dat onze leer waarheid is..... Want niet als gewoon brood of wijn ontvangen wij deze, maar zoals Jezus Christus onze Redder vlees geworden was door het Woord van God en Hij van vlees en bloed was voor onze redding, zo ook, hebben wij onderwezen gekregen, dat het voedsel dat gezegend is door het gebed van Zijn Woord en vanwaar ons bloed en vlees door transmutatie (omzetting) wordt gevoed, het vlees en bloed is van die Jezus die vleesgeworden was.” Cyprianus, bisschop van Carthago voegt, zoals we eerder hebben gezien, in zijn epistel nog een element toe aan dit alles: “als Jezus Christus, onze Heer en God, zelf de Hoge Priester van God de Vader is, en Zichzelf eerst opofferde als een offer aan de Vader en gebood om dit te doen in nagedachtenis aan Hemzelf, dan handelt de priester ongetwijfeld in Christus' plaats, als Hij reproduceert wat Christus deed, en hij een waar en volwaardig offer offert aan God de Vader, als hij begint te offeren zoals hij ziet dat Christus Zichzelf geofferd heeft.” Onder het bewind van Paus Gregorius de Grote (ca 540-604 AD) werd de eucharistieviering uitgebreid en uiteindelijk vastgelegd in de Canon (kerkregel) van de Mis. We hebben al geconstateerd dat de maaltijd van Heer veranderde van een volledige maaltijd naar een ceremonie, maar nu wordt het duidelijk dat we te maken hebben met een magisch ritueel, waarin het brood en de wijn op magische wijze veranderen in het lichaam en bloed van Jezus en zorgt voor onsterfelijkheid (we nemen dan maar 34
aan dat dit wel figuurlijk werd gezien). Ook mag alleen de bisschop het avondmaal bedienen. Daardoor moet het avondmaal wel in een grotere samenkomst gevierd worden, in plaats van in een huis. Per stad of streek (afhangend van de grootte) was er maar één bisschop aanwezig en die kon niet op zondag in alle huizen tegelijk aanwezig zijn. De samenkomst werd verplaatst vanuit vele huizen die tegelijk samenkwamen, naar een massale samenkomst waar iedereen tegelijk aanwezig was. Dit is verre van wat het Woord van God laat zien en ook hier zien we weer dat de kerkvaders zich beroepen op wat ze onderwezen hebben, en niet op het geschreven Woord van God. En nu? We hebben slechts naar drie peilers waarop de huidige kerkstructuren gefundamenteerd zijn gekeken. Het leiderschap, zaken omtrent de doop en het avondmaal (of maaltijd van de Heer) vinden alle drie hun oorsprong in de traditie van de kerkvaders en niet in die van de apostelen. Het probleem is echter iets complexer. Mocht de huidige kerk terugkeren naar het Bijbelse principe van leiderschap, doop en maaltijd van de Heer, dan is dat slechts het begin. Dan zullen ook andere praktijken zoals de manier en plaats van samenkomen, denominaties, Bijbelscholen, preken en nog veel meer, in het licht van de Bijbel bekeken moeten worden. Als één ding verandert, moet de rest mee veranderen. Met andere woorden, mocht de huidige kerk toegeven dat de Nieuwtestamentische manier van gemeente zijn de juiste is, dan verliest ze haar bestaansrecht. Dan verliezen ook denominaties hun bestaansrecht, verliezen vele bedieningen en organisaties hun bestaansrecht en daar zit waarschijnlijk ook wel de kern van het probleem. Hoe het ook zij, de reformatoren zoals Luther, Calvijn en Zwingli, de puriteinen, methodisten, baptisten, pinksterbeweging, charismatische beweging, vele huisgemeentes en andere kerkorganisaties hebben tot op heden gefaald om terug te gaan naar de Bijbelse maaltijd van de 35
Heer. Dit ondanks alle goede bedoelingen en veranderingen die zijn aangebracht. Vandaag de dag berust 'het avondmaal' (om maar niet te spreken van de eucharistieviering) nog steeds op de traditie van de kerkvaders. Nog steeds zijn het brood en de beker een op zichzelf staand ritueel, een ceremonie door mensen bedacht, dat los staat van wat het Nieuwe Testament laat zien. Ook op dit punt geldt de brandende vraag: gaan we door met de traditie van de kerkvaders, of keren we terug naar de maaltijd zoals Jezus die Zelf heeft ingesteld? Gaan we terug naar de waarheid van Gods Woord of blijven we liever de leugen(s) van de kerkvaders aanvaarden? Aan ons de keuze ..... We sluiten dit gedeelte van het boek af met deze gedachte: Als het geschreven Woord van God ergens, het maakt niet uit waarover, iets over zegt, dan is het correct. Aan de ander kant, als iets tegen het geschreven Woord van God ingaat, wat het ook maar is, dan is dat verkeerd. Als de 'Geest' iets openbaart dat tegen het geschreven Woord van God ingaat, dan is het verkeerd. Als een woord of profetie tegen het geschreven Woord van God ingaat, dan is het verkeerd. Als een leer of onderwijzing tegen het geschreven Woord van God ingaat, dan is het verkeerd. Zo ook als het gaat om kerkleven en kerkpraktijken. Waarvoor kies jij: De Here Jezus Christus en Zijn geschreven Woord, of de traditie van de (vroege) kerkvaders? We hebben nu beknopt naar slechts enkele dingen gekeken die fout zijn gegaan in de kerk, maar er is veel meer. Het leek ons beter om de rest van de informatie als extra deel aan het einde van het boekje te plaatsen. Deel 4 geeft een goed overzicht van waar allerlei kerkgebruiken komen, het bekijkt de heidense invloeden in de kerk en neemt de reformaties (van Maarten Luther tot aan de charismatische beweging) onder de loep. Aan het eind van dit boekje vind je hoofdstuk 11: Overzicht van de oorsprong van kerkgebruiken, hoofdstuk 12: De heidense invloeden in de 36
Christelijke kerk, en hoofdstuk 13: De Reformaties.
37
Deel 2: De Bijbelse Kerk 38
Hoofdstuk 3: Een kort overzicht van de Bijbelse kerk. Als eerste een vraag die gesteld moet worden: wie heeft de kerk in het leven geroepen? Het antwoord hierop is duidelijk, dat was Jezus zelf. De apostelen hebben Zijn visie voor de gemeente voortgezet op grond van Jezus’ instructies, maar de zogenaamde kerkvaders hebben alles veranderd. Het Nieuwe Testament laat ons duidelijk zien hoe de apostelen en gelovigen, hetgeen ze van Jezus hadden ontvangen, vorm gaven, uitleefden en in de praktijk brachten. De vier dingen die minimaal aanwezig moeten zijn om een Bijbelse kerk te zijn. Er zijn 4 dingen die de Bijbelse kerk onderscheidt van de huidige “gebruikelijke” kerken. 1. Leiderschap. Gebruikelijk: • De kerk heeft een leider (of een beperkt aantal leiders) die iedereen min of meer vertelt wat ze moeten doen. • Dit leiderschap is hiërarchisch en in autoriteit (en vaak autoritair), ze zijn de uitvoerende macht in de kerk, maken besluiten en nemen de beslissingen. • Voorgangers worden vaak van buiten de gemeente aangetrokken. Het Nieuwe Testament: • Groep mensen (de Bijbel noemt ze oudsten, voorgangers, overzieners, pastors of herders, dit is één en het zelfde) zijn de “leiders” • Het leiderschap is niet hiërarchisch, ze zijn niet in autoriteit. 39
• • • •
Het zijn nooit mensen van buitenaf. Altijd mannen. Ze maken geen beslissingen, groep neemt beslissingen. Zijn deel van de groep en worden herkend door de groep na verloop van tijd, vaak pas na jaren.
2. Locatie van samenkomst. Gebruikelijk: een (religieus) gebouw met zoveel mogelijk mensen erin. Het Nieuwe Testament: een specifieke en individuele kerk heeft als locatie altijd een huis. De kerk moet klein in aantal zijn om goed te kunnen functioneren. Punt 3 en 4 leggen uit waarom kerken klein waren en in huizen samenkwamen en hoe die samenkomst eruit zag. 3. De samenkomst. Gebruikelijk: • De voorganger leidt de samenkomst, die min of meer van te voren is bepaald. • De mensen zitten in rijen. • De leiders bepalen wat er gebeurt, de mensen volgen hun leiding, ze doen zelf niet 'echt' mee, hebben geen inspraak. • Velen zijn passief, enkelen actief. Het Nieuwe Testament: • Er is een tijd van aanbidding, gebed, getuigenissen, het Woord delen en de gaven van de Geest. • Niemand leidt, iedereen kan delen en meedoen (onder leiding van de Heilige Geest) gebaseerd op grondregels in het Woord van God. 40
• •
Iedereen is actief. De groep zit zo, bijvoorbeeld in een kring, zodat je contact kan hebben met iedereen.
4. Het avondmaal. Gebruikelijk: • Heilig avondmaal uitgevoerd als een ritueel met een stukje brood en een beetje wijn. • Vaak een sombere stemming. • Het wordt door de leiders uitgevoerd, in sommige kerken op enigszins mystieke wijze. Het Nieuwe Testament: • Het samen eten van een complete maaltijd. De Bijbel noemt het niet voor niets de maaltijd van de Heer. • De termen tafel des Heren, liefdemaal, feestmaal, maaltijd van de Heer, breken van het brood, betekenen allemaal het samen nuttigen van eten, de maaltijd c.q., de hoofdmaaltijd van de dag. • Een specifieke gezamenlijke maaltijd als kerkgezin met de aanwezigheid van het brood en de wijn als symbolische plaatsvervanger van Jezus. • De beker en het brood worden gebruikt in de context van de maaltijd. Vorm volgt functie. Het ontwerp van iets zorgt ervoor dat het zijn doel en functie kan waarmaken. Een passagiersvliegtuig heeft bijvoorbeeld een cockpit met piloten, vleugels, motoren en een zitgedeelte / laadruimte. Zonder deze elementen is een passagiersvliegtuig geen vliegtuig meer. Haal de vleugels eraf en het zal de functie van vliegen 41
verliezen. Zonder motoren bereikt het nooit zijn doel. Zo heeft ook de kerk een doel en een functie. Verander de Bijbelse vorm van de kerk en het zal haar doel en functie verliezen. De kerk is een uitbreiding van het gezin. Verschillende gezinnen (huishoudens) komen samen. De kerk is Gods gezin. Bekijk de volgende vergelijking maar eens van een gewone en ongewone familie die samen tijd doorbrengen. Deze families bestaan uit opa, oma, kinderen en kleinkinderen. De gewone familie: Ze gaan naar het huis van één van de familieleden. Het is een gezellig samenzijn, ze zitten in een kring (of rond een tafel), ze eten samen een maaltijd en er is veel interactie. De ongewone familie: Opa huurt of bouwt een speciaal gebouw voor het samenzijn. Hij zet alle stoelen in rijen en gaat er zelf voor staan. Opa bepaalt wat er gebeurt, hij leidt het samen zingen, houdt een speech en doet wat mededelingen met betrekking tot familiezaken, zoals tante Mien ligt in het ziekenhuis en bijvoorbeeld Jantje is geslaagd. Na afloop gaat iedereen snel naar huis om zelf thuis te eten. We zouden de tweede familie op zijn minst ongewoon vinden, al dan niet erg vreemd en misschien zelfs absurd. Toch behandelen wij Gods gezin over het algemeen op deze manier. Wij hebben de vorm van samenkomen van Gods gezin veranderd en daarmee heeft het haar functie als gezin verloren. Wij hebben wat God bedoeld had als een gezin, veranderd in een institutie.
42
Hoofdstuk 4: Leiderschap en besluitvorming. Hoe worden besluiten genomen in het Nieuwe Testament? Hoe werkte het leiderschap? Op welke basis vindt besluitvorming plaats? Voor een Bijbelse kerk zijn dit wezenlijke vragen, wil de gemeente zijn doel en functie niet voorbij schieten. Besluitvorming. Een plaatsvervanger voor Judas, Handelingen 1:15-16 + 21-26. Petrus neemt het voortouw en legt de zaak aan de 120 aanwezigen voor. Hierbij noemt hij ook de voorwaarden (gebaseerd op profetieën uit het Oude Testament) waaraan moet worden voldaan. Er moet een beslissing genomen worden over wie in aanmerking komt als plaatsvervanger van Judas. De 120 doen voorstellen en nemen samen de beslissing. Niet de apostelen alleen, maar allen. Het voedseldistributie probleem, Handelingen 6:1-5. Er is een duidelijk probleem. De apostelen roepen de hele kerk bij elkaar. De apostelen nemen het voortouw, leggen het probleem uit en doen een voorstel. De hele groep vindt dit een goed voorstel en besluit wie te kiezen. Het leiderschap faciliteert het geheel, maar neemt geen besluit, dat doen ze allemaal samen. Het besnijdenisprobleem, Handelingen 15:1-29. Er wordt een kwestie voorgelegd aan de apostelen en de oudsten in Jeruzalem. Moeten de besnijdenis en de wet nu wel of niet gehouden worden? De apostelen en oudsten vergaderen over de kwestie, en de hele gemeente inclusief de afgevaardigden van Antiochië zijn hierbij aanwezig (v6)! Uiteindelijk doet Petrus een voorstel, er volgt een debat (v12) en Jakobus doet een voorstel of te wel een opsomming 43
van het debat (v13). De hele groep vindt dit een goed voorstel en besluit wie er naar Antiochië moet gaan. In vers 23 en 24 wordt duidelijk dat er een consensus ( = breed gedragen overeenstemming over een bepaald onderwerp) plaatsvindt. Excommunicatie, Matteüs 18:15-20. Wie besluit wanneer iemand uit de gemeente gezet moet worden? De gemeente! Zie hiervoor ook 1 Korintiërs 5:1-5, Paulus wijst erop dat de hele gemeente als geheel actie had moeten ondernemen. Bijbels leiderschap. Bijbels leiderschap is niet hiërarchisch en autoritair. Besluiten worden genomen op basis van consensus, door iedereen op wie het besluit van invloed is of die er iets mee te maken heeft. Soms door een enkele huisgemeente, soms door meerdere samen. In het laatste geval debatteren de oudsten, iedereen luistert mee en samen wordt besloten. Er bestaat uiteindelijk maar één hiërarchie in de kerk; Jezus is het hoofd en wij zijn het lichaam, zie Efeziërs 4:7-16 en Kolossenzen 2:18+19. Hiërarchie is op zich niet verkeerd als het in relatie staat tot bijvoorbeeld de overheid, de verhouding tussen man en vrouw of ouders en kinderen, maar wel in de context van de gemeente. Lees Matteüs 20:25-28 maar eens, in dit gedeelte verbiedt Jezus autoritair en hiërarchisch leiderschap. De rol van de oudsten. Ook al hebben oudsten geen machtspositie in en over de gemeente, ook al zijn ze voor buitenstaanders “onzichtbaar”, ze zijn er niet voor niets. 44
1. Als er geen consensus is, maar de oudsten wel een duidelijk beeld hebben van de weg voorwaarts, wordt de kerk sterk aanbevolen hieraan gehoor te geven. 2. Ze zijn de “bewakers” van de kerk, die haar moeten beschermen tegen gevaren en aanvallen van zowel binnen- als buitenaf (Titus 1:9). Oudsten worden niet zomaar aangewezen. De Bijbel geeft hier duidelijke richtlijnen voor, zie 1 Timoteüs 3:1-7 en Titus 1:5-9. Zo wordt door de kerk erkend dat ze in Gods ogen geschikt zijn voor de taak, op grond van het jarenlange goede voorbeeld van hun christelijke levenswandel, aan degenen die zij zullen leiden. Hierdoor hebben de oudsten morele autoriteit door het gewonnen vertrouwen, i.p.v. door toegewezen autoriteit. Leiderschap, een verkeerde impressie? Als leiders zo belangrijk zijn als ze in de huidige kerk zijn (en eigenlijk al vanaf de kerkvaders), waarom kan je dan door heel Romeinen t/m Kolossenzen heen lezen, zonder ook maar bijna iets gericht op of over leiders tegen te komen (op de duidelijke groet in Filippenzen 1:1 na)? Lees 1 Tessalonicenzen 5:12-13. Dit gedeelte geeft de indruk dat leiders autoriteit hebben over de niet-leiders. Het woord leiden (of over u zijn gesteld) is in het Grieks proistemi. Proistemi betekent volgens Vine's Dictionary: er voor staan, zorgen voor, voor te gaan. Proistemi is geen woord dat hiërarchie aanduidt. Hetzelfde woord komen we ook in Titus 3:8+14 tegen. Hier wordt het vertaald in v8 met: er voor zorgen, vooraan te staan (of zorg dragen) en in v14 met voor te gaan. Het 'die u leiden in de Here' in 1 Tessalonicenzen 5:12 had vertaald moeten worden met 'die voor u zorgen in de Heer'. Hetzelfde woord Proistemi komen we ook tegen in Romeinen 12:8 en 1 Timoteüs 5:17. Ook hier is het vertaald met leiding, terwijl het 45
in Romeinen vertaald had moeten worden met wie zorgen voor..... en in Timoteüs met oudsten die goed voor de kerk zorgen .... Dit woord is verdraaid van een pastorale functie naar een autoritaire leiderschap functie. We gaan naar Hebreeën 13, met name vers 7, 17 en 24. We komen hier een aantal keren het woord voorgangers of leiders tegen. Het Griekse woord dat hier wordt gebruikt is Hegeomai. Hegeomai betekent mensen die de weg wijzen en die je hoogacht en waardoor je ervoor kiest om hen te volgen. Maar daar stopt Hebreeën niet. In vers 17 worden we opgeroepen hen te gehoorzamen. In het Grieks is gehoorzamen Hupakaou. Dat staat in relatie tot het gehoorzamen van slaven aan meesters en kinderen aan ouders. Dit woord staat echter niet in vers 17. In vers 17 staat het Griekse woord Peitho. Peitho kom je ook tegen in onder andere Matteüs 27:20: overhalen of overreden, in Matteüs 27:43: vertrouwen stellen op en in 2 Korintiërs 2:3: vertrouwen of zeker zijn van. Eigenlijk zou er in Hebreeën 13:17 geen gehoorzamen moeten staan, maar laat je overtuigen of overhalen. Dat is een veel betere vertaling. Waarom is dan toch voor gehoorzamen, de eigenlijke betekenis van Hupakaou, gekozen, terwijl er Peitho staat? Dit heeft te maken met de doctrinale positie en vooroordelen van de Bijbelvertalers. Laten we niet vergeten dat ook zij met een bepaalde bril naar de Bijbel kijken. Er staat nog een woord in Hebreeën vers 17 dat de impressie geeft, dat leiderschap in de kerk hiërarchisch en autoritair is. Vers 17 vertelt ons dat we onderdanig moeten zijn of ons moeten schikken naar de leiders. Weer een geval van onvolledige vertaling? Helaas wel. Het Griekse woord dat hier gebruikt wordt is Hupeiko, wat je overgeven of onderwerpen aan iemand die sterker is (bijvoorbeeld in een gevecht of aan een leger die een invasie pleegt). Het woord duidt op een vrijwillige overgave of onderwerping en staat absoluut niet in 46
relatie tot autoriteit, een indruk dat dit vers ons wel geeft door de manier waarop het vertaald is. Conclusie. Het Bijbels oudste zijn is niet hiërarchisch en ook niet autoritair. Kerkleiderschap bestaat in de strikte zin van het woord, volgens de Bijbel niet. Oudsten zijn gewoonweg volwassen broeders in de Heer, die erkend worden en voortgebracht worden vanuit de gemeente waar ze deel van zijn. Hun taak is adviserend in plaats van uitvoerend, functioneel in plaats van positioneel. Hun functioneren wordt kracht bij gezet door de morele autoriteit vanuit een bewezen volwassen Christelijk leven, dat leiding geeft door voorbeeld, in plaats van een opleggen van. Ze opereren vanaf de achterbank en van binnen de groep, in plaats van op de voorgrond, van bovenaf en separaat van de groep. Ze zijn broeders zoals alle anderen in de groep, hun oudstenschap is onzichtbaar, maar zichtbaar indien nodig. Ordinantie (wijding of inzegening). Er moet nog één ding besproken worden met betrekking tot leiderschap en dat is ordinantie / wijding of inzegening. We lezen als eerste Handelingen 14:21-23. Het lijkt erop dat de apostelen Paulus en Barnabas hier oudsten aanstellen, wat de indruk van een bepaalde hiërarchie geeft. Het aanstellen/aanwijzen in vers 23 is Cheirotoneo in het Grieks. Cheirotoneo betekent de hand toereiken of kiezen door de hand op te steken met betrekking tot een stemming. Ook bij het lezen van Titus 1:5 krijgen we de indruk dat er oudsten aangesteld worden door iemand die hiërarchisch boven hen staat. Het woord aanstellen dat hier wordt gebruikt is in het Grieks Kathistemi. Dat woord betekent aanwijzen en in dit geval iemand aanwijzen voor 47
een taak. Hetzelfde woord wordt in Handelingen 6:3 gebruikt bij de zeven die door de kerk uitgekozen worden en door de apostelen gesteld worden over de taak. We weten inmiddels dat er in dit gedeelte geen hiërarchie of autoriteit aan te pas komt, maar een consensus. Laten we eens kijken wat Vine's Dictionary over Kathistemi in relatie tot Titus 1:5 te zeggen heeft: Dit is geen formele kerkelijke ordinantie, maar een “aanwijzen” om duidelijkheid te geven aan de kerk. Dit gaat over hen die al voortgebracht en gekwalificeerd zijn door de Heilige Geest en hiervan bewijs hebben geleverd in hun leven en dienstbaarheid. Dat is wel even iets anders dan van boven af iemand aanwijzen of aanstellen. Een waarschuwing. Als laatste een waarschuwing van Paulus zelf, en die vinden we in Handelingen 20:17-31 en 2 Korintiërs 11:13-15. Er zullen wolven komen die de kerk infiltreren met bijvoorbeeld valse doctrines, maar ook van binnenuit dreigt gevaar. Een leiderschap zal opstaan die ervoor zal zorgen dat mensen hen volgen in plaats van Jezus. Leiders die de mensen hun discipelen maken en niet discipelen van Jezus. Ze laten mensen denken dat ze onder de kerkautoriteit moeten staan, in plaats van onder de directe autoriteit van Jezus zelf in gehoorzaamheid aan Gods Woord. Eeuwenlang is leiderschap in de kerk gebaseerd op onderwijzingen en praktijken die tegen Gods Woord in gaan, en waar Paulus over profeteerde en duidelijk tegen waarschuwde. In plaats van je te onderwerpen aan autoriteit van mensen en maar klakkeloos aan te nemen wat ze zeggen, moeten wij ons onderwerpen aan het geschreven Woord van God en alles daaraan toetsen. 48
Hoofdstuk 5: Samenkomsten in een huis. De locatie. Het woord kerk wordt in de Bijbel gebruikt om verschillende stadia aan te duiden, bijvoorbeeld de kerk wereldwijd, de kerk door alle eeuwen heen. Hier willen we ons richten op gelovigen op het lokale niveau, het kleinste functionele deel, de individuele en specifieke kerken. Het is de kerk waar iemand elke week opnieuw deel van kan zijn en deze kerk heeft, zonder uitzondering, altijd samenkomst in iemands huis. Lees Romeinen 16:3-5, I Korintiërs 16:19, Kolossenzen 4:15, Filemon 1:1-2. Hiermee sluiten we niet uit dat gelovigen nooit in grotere getallen samenkomen, dat zou ook niet Bijbels zijn. Uit Handelingen 2:42-47 blijkt duidelijk dat gelovigen samenkomen voor inter-kerk activiteiten; zoals Bijbelstudie, gebed en evangelisatie. Ook zien we meerdere individuele kerken samenkomen om problemen die hun allemaal aangaan, op te lossen. Zie Handelingen 6:1-26 en 15:1-35. Maar deze grotere samenkomsten waren nooit de wekelijkse samenkomst op de dag des Heren, die samenkomst werd alleen in een huisgemeente gehouden. De wekelijkse samenkomst in een huis was niet vanwege verdrukking, want die was er in het begin bijna niet en toch werd er van huis tot huis samengekomen op de dag des Heren. Het unieke aan de kerk was dat zij als enige bekende religieuze groep uit die tijd, geen vaste, speciaal opgerichte plaatsen van samenkomst en aanbidding hadden. Soms werden Christenen zelfs uitgemaakt voor atheïsten, omdat ze geen gebouw hadden waarin hun 'god' woonde, en namen de mensen maar aan dat ze gewoon niet geloofden in één of andere god. 49
Het is geen optie. Voor de Nieuwtestamentische gelovige was de samenkomst in een huis fundamenteel. Het was niet iets wat gelimiteerd was, niet iets tijdelijks dat zou veranderen zodra de omstandigheden dat toe lieten. Voor hen was het wat kerk was en hoe het kerkleven uitgevoerd werd. De kerk moest klein in aantal zijn, zodat iedereen deel kon nemen en ze samen een maaltijd konden nuttigen. De kerk is Gods gezin die samenkomt. Waar woont een gezin? In een huis! Waar ontmoeten families elkaar? In een huis! Wat is het centrum van gezinsleven? Het huis! Het huis was de compleet logische plaats voor kerken in het Nieuwe Testament. Dit is wat Jezus door Zijn Apostelen aan alle gelovigen heeft doorgegeven, we vinden het daarom keer op keer in Gods Woord terug. Gastvrijheid. Romeinen 12:12-13 samen met 1 Petrus 4:9 vertellen ons dat we onze huizen gastvrij en zonder klagen voor elkaar moeten openstellen. In het licht van een huisgemeente wordt dit erg duidelijk. Het idee van samenkomen is onder andere dat we betekenisvolle, voortdurende relaties met elkaar kunnen hebben. Samen groeiend in de Heer en in heiliging. Dat alles kan alleen maar echt plaatsvinden in een huiselijke omgeving. Het samenkomen in een gebouw benadeelt de Christenen in twee dingen. Ten eerste: het ontstaan en onderhouden van diepe en betekenisvolle relaties die de Heer voor ons heeft bedoeld, is daar erg lastig. Ten tweede werkt het ontmoeten in een gebouw alle pogingen tot het hebben van deze relaties tegen. Alleen in een huiselijke kring kan dit waarlijk tot stand komen. Er zijn gemeentes die dit probleem hebben onderkend en kringen als oplossing aanbieden. Het is een stap in de goede richting, maar toch is dat maar een halve brug. Het 50
is nog steeds geen terugkeer naar de Nieuwtestamentische kerk. Oudsten. Ook in betrekking tot het leiderschap in een kerk, is de samenkomst in huizen van groot belang. De Bijbelse kwalificaties van een oudste hebben niets te maken met opleiding, Bijbelschool, seminars enzovoort, maar alles met karakter, persoonlijk leven en godsvrucht. Dit staat beschreven in 1 Timoteüs 3:1-7 en Titus 1:5-9. Om dit alles van iemand te kunnen bepalen, moet de kerk de persoon een tijd lang kennen. Het begint bij gastvrijheid, daarin kan al een goed voorbeeld gegeven worden door iemand in een huiskerk. Veel van de genoemde kwaliteiten zullen in een kerkgebouw nooit belicht en gezien worden, daarvoor moeten we iemand in zijn thuisomgeving leren kennen. Daar leer je pas echt iemands huwelijks- en gezinsleven kennen. Ook leren we elkaar daar pas echt kennen, niet in een kerkdienst in een gebouw, waar we elkaar maar zeer gedeeltelijk of helemaal niet leren kennen. De Bijbelse beleving. Hoe we het ook bekijken, we zien maar één ding in het Nieuwe Testament ..... Het Goddelijke ontwerp voor kerk en het samenzijn als Gods gezin, is de eenvoudige gang van zaken van in aantallen kleine kerken die samenkomen in huizen. We kunnen het ontwerp veranderen zoveel we willen (en dat hebben we al bijna 2000 jaar lang gedaan), maar we eindigen altijd met iets dat tekortschiet in het licht van wat Gods Woord heeft bedoeld voor Zijn kinderen. Het echte familieleven dat God wil dat we samen delen (Efeziërs 2:1722), kan alleen maar tot stand komen binnen de huisgemeente. Oost west, thuis best! Een andere reden waarom Nieuwtestamentische kerken gebaseerd 51
waren op mensen in hun huizen, is eenvoudigweg omdat ze niets anders nodig hadden. Denk maar eens aan alle praktische voordelen. Geen logge organisaties meer. Geen gebouwen die onderhouden moeten worden. Geen leiderschap dat betaald moet worden. Geen dure apparatuur meer nodig. Bijbelse kerken hebben geen geld nodig om zichzelf in stand te houden, en hoeven daarom geen collectes te houden voor zichzelf. Het geld dat vrijkomt en gegeven wordt kan worden besteed aan zaken die echt van belang zijn, zoals de armen en bonafide bedieningen. Gewoon simpelweg samenkomen zonder de zorgen er omheen, gewoon samenzijn als Gods gezin. Als je de kerkgeschiedenis bekijkt is het een ongelofelijk en ontmoedigend verhaal. We zijn gegaan van een door de Geest geleid gezin dat samenkomt in elkaars huizen, naar een religieus instituut in (grote) gebouwen, gecentreerd rondom onbijbelse gestructureerde diensten. geleid door antibijbelse religieuze hiërarchieën. De uitdaging die voor ons ligt is eenvoudig gezegd dit: zijn wij dapper genoeg om zowel onder ogen te zien, als te omarmen en zonder compromis uit te voeren, hetgeen door Jezus aan de Apostelen is geopenbaard, zoals voor ons opgetekend in Gods Woord?
52
Hoofdstuk 6: Open samenkomsten. Waar gelovigen samenkomen om een groep te vormen waarmee ze samen de Heer willen zoeken, daar heb je een kerk. De vraag die voor ons ligt, is of de Bijbel nu wel of niet definitieve en verplichte manieren om dit te doen heeft vast gelegd. Wie zien dat dit zeker het geval is. Het gaat er niet om of een kerk een ware kerk is of niet, het gaat er om of een kerk volgens de Bijbelse maatstaven handelt of niet. Helaas zien we maar al te vaak dat de meerderheid van de kerken faalt, bij het in de praktijk brengen van wat de Bijbel openbaart en ze zelfs zo ver gaan dat ze het tegenovergestelde doen. De reden voor het ontwerp. We gaan het hebben over open samenkomsten en bekijken dit in het licht van “de reden voor het ontwerp”, wat eigenlijk geldt voor elk aspect van kerk zijn. Een deel van het ontwerp van de kerk door Jezus, is om iedereen die deel is van de kerk de mogelijkheid te geven om te kunnen functioneren naar hun roeping en geestelijke gaven, dit om meer en meer te ontdekken hoe de Heer ze wil gebruiken, zowel in de context van het kerkleven, als in de wereld van het dagelijkse leven. Laten we Efeziërs 4:11-13 erbij nemen. Hier vertelt Paulus ons dat zowel het kerkleven als het leiderschap, er zijn om naast allerlei andere dingen, Gods volk toe te rusten tot dienstbaarheid en ze daarbij te brengen naar volwassenheid in de Heer. Hierbij is het ontwerp van de kerk erg belangrijk, en een goede manier om hierin te falen is het houden van een gebruikelijke kerkof eredienst. We hebben al gezien dat het houden van een kerk- of eredienst niet in het Nieuwe Testament voorkomt, en dat de Nieuwtestamentische gelovigen dat gebruik niet kenden. Als een Nieuwtestamentische gelovige “naar de kerk ging”, dan was dat naar iemands huis. Daar was gedeeltelijk tenminste, een tijd was voor delen en aanbidden waar iedereen die aanwezig was, vrij was om aan deel te nemen, zoals de Geest het hun ingaf. 53
Actief of passief? In de samenkomst van een Bijbelse kerk zien we gelegenheden en uitdagingen, voor iedere aanwezige om actief deel te nemen. Terwijl een kerkdienst die geleid wordt van voor af (of van het podium), passiviteit en uiteindelijk het geestelijk wegkwijnen in de hand werkt. Gezonde activiteit die leidt tot geestelijke volwassenheid is hier het sleutelwoord, in tegenstelling tot inactief zijn en geestelijk afstompende passiviteit, ten gevolge van de religieuze kerkdienst in de onbijbelse kerk. In plaats van vragen “Hoe kan ik gezegend worden en wat zit er voor mij in?”, wordt er nu gevraagd “Wat kan ik brengen vandaag? Hoe kan ik tot zegen zijn?” Het zondag na zondag maar passief consumeren in de kerkdienst bouwt niet op, en motiveert niet om zelf het Woord te gaan bestuderen en onderzoeken. Wat voor een voorbeeld geven wij hiermee aan onze kinderen als we steeds maar consumeren en hen ook daar aan overleveren? Het enige wat we mogen doen is zingen en voor de rest wordt zo'n beetje alles voor ons gedaan. Gezinnen beleven de dienst niet samen, maar gaan elk naar hun eigen plek. Wat voor beeld krijgen onze kinderen van kerk zijn en hoe God over het gezin denkt? Maar als de ouders actief deelnemen aan de samenkomst door te delen en te bidden, zijn de ouders tot voorbeeld voor de kinderen. Samen de samenkomst beleven als gezin, want God is een God van gezinnen en niet van iedereen apart! De invulling. Ook over de invulling van de samenkomst op de dag des Heren is Gods Woord vrij duidelijk. De open samenkomsten vinden hun wortels in Gods Woord. Lees 1 Korintiërs 12:7-11 en 1 Korintiërs 14:26-33. Als dit het uitgangspunt is van een kerk voor de samenkomsten op de dag des Heren, en het vergezeld wordt door een 54
levendig, geestelijk gezamenlijk leven buiten de zondag om, dan zal geestelijke groei normaliter zijn, zoals omschreven wordt in Efeziërs 4:14-16.
55
Hoofdstuk 7: de maaltijd van de Heer. Eten is in het leven fundamenteel, we kunnen niet zonder. Ook in het familieleven is samen eten van groot belang, want aan tafel wordt het gezinsleven vaak benadrukt en vindt het vaak zijn hoogtepunt. Wanneer het gaat om de fundamenten van menselijke relaties, kunnen weinig dingen het opnemen tegen de simpele ervaring van samen een maaltijd delen. Als het gaat om Jezus in de evangeliën, dan zien we niet veel anders. Veel van Zijn onderricht vond plaats tijdens de maaltijd. In het Oude Testament zien we ook al hoe God het leven van Zijn volk centreerde rondom eten en festiviteiten. In het beloofde land waren de Israëlieten of aan het bijkomen en afvallen van het laatste feest, of ze waren eten aan het voorbereiden voor het volgende feest. Het hart van dit alles was natuurlijk het Pesach, een maaltijd die specifiek werd gegeten in de context van de uitbreiding van de Joodse familie en in het huis van de familie. De tegenhanger van het Pesach in de kerk, is de maaltijd van de Heer. Deze gaat verder in exact dezelfde Goddelijke traditie. Het Nieuwe Testament laat duidelijk zien dat de maaltijd van de Heer een maaltijd is die samen wordt gegeten, door de uitbreiding van Gods familie in elkaar's huizen. Een volledige maaltijd. Wat was het Pesach? Een volledige maaltijd! Wat was het laatste avondmaal? Een volledige maaltijd! Wat zal het bruiloftsfeest van het Lam zijn? Een volledige maaltijd! Hoe bizar zou het dan zijn als we in Gods Woord zouden ontdekken dat de maaltijd van de Heer op de Dag des Heren slechts een ritueel is met wat brood en wijn. In tegenstelling tot wat vele kerken en groepen doen, openbaart de Bijbel zoiets echter helemaal niet! Het is goed om de tijd te nemen om te lezen wat de Bijbel er allemaal over te zeggen heeft: Matteüs 56
26:26-30, Lucas 22:13-20, Handelingen 2:41-47, Handelingen 20:7 en I Korintiërs 11:20-34. De beker en het brood. Nu is de maaltijd van de Heer niet zomaar een gewone maaltijd, zoals elke andere. Waarom dit zo'n bijzondere maaltijd is wordt uitvoerig behandeld in het boek “Biblical Church”. Maar ons lijkt het goed om dat als apart onderricht te doen, omdat het behoorlijk diep gaat. Een onderdeel van de maaltijd van Heer is het brood en de beker. Deze zijn als het ware de plaatsvervangers van Jezus' fysieke aanwezigheid. Wanneer een kerk bijeenkomt is Hij letterlijk aanwezig, maar alleen door Zijn Geest. Voor de tijd dat Hij letterlijk met ons zal eten en drinken, moeten we wachten op het bruiloftsfeest van het Lam, bij Zijn terugkomst. Maar ondertussen delen we samen week na week het brood en de wijn, welke tot ons spreken over Hem en over alles wat Hij voor ons gedaan heeft en voor ons aan het voorbereiden is.
57
Deel Drie: Beginnen maar ..... 58
Hoofdstuk 8: Hoe te beginnen? De basis leggen. Breng samen tijd door in gebed om aan de Heer te vragen dat Hij een ieder zal laten groeien in Hem, zowel persoonlijk en als kerk zijnde. Duik samen het Woord in en lees over hoe de nieuwtestamentische gemeenten waren. Maak het je doelstelling om meer en meer op hun te gaan lijken. Lees en bestudeer 1 Korintiërs 10-14 en begrijp wat het onderwijst; over dat iedereen iets deelt om elkaar op te bouwen, en breng dit alles in de praktijk. Zorg ervoor dat iedereen kan deelnemen. Creëer een atmosfeer waarin de 'stillen' zich thuis voelen en comfortabel zijn om te delen. Help de meer nadrukkelijk aanwezigen om niet al het praten, delen en bidden te doen. Om te voorkomen dat Gods orde voor het gezin wordt ondermijnd, moet je ervoor waken dat de Bijbelse rolverdeling tussen mannen en vrouwen gewaarborgd blijft. Daardoor wordt ook voorkomen dat de man op de achterbank terechtkomt en de vrouw aan het stuur. De Heer zal zeer zeker door de aanwezige vrouwen spreken, daar hebben mannen in deze setting geen monopolie op. Hoe dan ook, wees er zeker van dat je er alles aan doet om de onbalans te voorkomen van dominante vrouwen en geestelijk passieve mannen die heden ten dage in vele kerken voorkomt. Doe het rustig aan. Het kost tijd om elkaar te leren kennen, aan te voelen, met elkaar leren om te gaan, te begrijpen, enz. Verdien het recht om elkaar op dingen te kunnen aanspreken. Begin niet te snel met elkaar aan te spreken over dingen, maar demonstreer je liefde voor elkaar door te laten zien dat je bereidt bent om van elkaar te leren en dien elkaar overal waar mogelijk. Op den duur zal dan het elkaar corrigeren en aanspreken op dingen groeien. 59
Om echt te kunnen groeien in de Heer, moeten we nederigheid omarmen en in de praktijk brengen. Daarnaast moeten we ook een toenemende bereidheid hebben om te luisteren naar - en te leren van wat anderen (dus iedereen!) in de kerk te zeggen en te delen hebben. Het is belangrijk om tot zegen te zijn voor de ander en te delen, in plaats van (alleen maar) te ontvangen. Laat je door de Heer gebruiken om anderen te zegenen met onderricht, een woord, lied enz. De enige manier om echt geestelijk te groeien is door te vergeten wat jij denkt nodig te hebben van anderen, niet op jezelf gericht zijn en door ernaar te streven hoe je op welke manier dan ook een zegen kunt zijn voor anderen. Een lange adem is nodig. Ook binnen de Bijbelse kerk zijn problemen, daar moeten we ons bewust van zijn. Maar het zijn juist problemen die we moeten hebben, problemen op het vlak van diepe persoonlijke voortdurende relaties met anderen in het gezin van God. Dit alles gebruikt God om ons te vormen naar Zijn wil. Het laat ons zien en begrijpen dat het echte probleem bijvoorbeeld niet is dat anderen irritant zijn, maar dat je zelf te prikkelbaar bent. Het is de realisatie dat het probleem niet alleen maar de zonden van anderen zijn, maar voornamelijk die van mijzelf. Als de huwelijksreis ten einde is en het nieuwe van het Bijbels kerk zijn eraf is, dan begint pas het echte werk van de Heilige Geest in ons. Wat je ook doet, blijf doorgaan en geef niet op, dat is belangrijker dan wat dan ook; toewijding en volhouden. Probeer niet te rennen voordat je lopen kunt! Het kan jaren duren voordat de kerk volledig functioneert zoals bedoeld is, niet alles hoeft van het begin af aan op zijn plaats te zijn. Al gaande en doende leert men. Raak niet ontmoedigd, maar vertrouw de Heer dat Hij Zijn kerk zal bouwen. Sommige dingen, 60
zoals het hebben van oudsten, zijn in het begin helemaal nog niet nodig als je maar met een paar gezinnen bent. Gewoon doen! Bedenk dat kerk zijn het samenzijn is met je familie, welke Jezus volgen, zo goed als ze kunnen, net zoals jij dat doet. Het is praten, lachen, bidden, zingen en samen eten & drinken, wetende dat Jezus er is en door ons wordt gezegend. Vergeet kerkdiensten, zet geïnstitutionaliseerde wegen van dingen doen en formele benaderingen uit je hoofd. We hebben het over kerk zijn! Dit is leven!
61
Hoofdstuk 9: De samenkomst. De samenkomst bestaat uit drie gedeeltes: het 1 Korintiërs 14:26 gedeelte van de samenkomst, de maaltijd van de Heer en het ontspannen samen zijn. Het 1 Korintiërs 14:26 gedeelte. nbv
Wat ik u hiermee wil zeggen, broeders en zusters, is dit. Tijdens uw bijeenkomsten heeft iedereen een bijdrage: een lied, een wijze les, een openbaring, het spreken in klanken of de uitleg daarvan. Maar laat alles zo gebeuren dat de gemeente ermee gediend is. Deze tijd wordt niet door één persoon geleid. Niet in het Woord en ook niet bij de aanbidding (worship). De rode draad door het gedeelte heen is aanbidding, zowel gezongen aanbidding als een houding van stille aanbidding waarin we wachten op de Heer. Iedereen is vrij om de stilte te doorbreken met een gebed, een tong, een interpretatie, een profetie, een woord van bemoediging, een woord van instructie vanuit de Bijbel of een lezing daaruit. Zolang het de aanwezigen maar opbouwt in de Heer. Als een tijd van gezamenlijk iets besproken te hebben ten einde loopt, keert iedereen weer terug naar het in persoonlijk gebed en aanbidding wachten op de Heer. De maaltijd van de Heer. Nadat het eten is voorbereid volgt de gezamenlijke maaltijd van de Heer. Hierbij zijn de beker en het brood aanwezig, ze zijn deel van de maaltijd, het is één geheel. Zie hiervoor Lucas 22: 14-20 en 1 Korintiërs 11: 20-26. Normaal gezien opent de 'heer des huizes' dit met een gebed en eventueel een kort onderricht met betrekking tot de beker en het brood. De rode draad tijdens dit gedeelte is het gericht zijn op waar de maaltijd allemaal om draait. 62
Het ontspannen samen zijn. De rode draad van dit gedeelte is meer de persoonlijke omgang met elkaar, dan die in de 1 Korintiërs 14:26 tijd. Dit kan gaan van persoonlijke gesprekken tot groepjes die een theologische discussie hebben. Van plezier en spelletjes doen in bijvoorbeeld de tuin, tot individuen die samen gaan bidden voor of over iets. De atmosfeer is één van ontspannen, informele, sociale vriendschap.
63
Hoofdstuk 10: Wat wel en niet te doen. Doen ..... •
•
• •
•
Beslis van tevoren wat de ontmoetingstijd is, in welke volgorde je dingen gaat doen en houd je er dan ook aan. Dit zal ervoor zorgen dat er duidelijkheid is voor iedereen die betrokken is, en iedereen weet wat er op welk moment van hem of haar wordt verwacht. Zorg ervoor dat je een vaststaande begintijd hebt voor de 1 Korintiërs 14:26 tijd. Zorg ervoor dat iedereen hiervan op de hoogte is, zodat ze in een houding kunnen zijn van stille aanbidding voor de Heer. Realiseer je dat de achtergrond van dit gedeelte er één is van aanbidding en wachten op de Heer. Wees moedig genoeg om één en ander op gang te helpen als er een ongemakkelijke stilte hangt. Wees aan de andere kant ook moedig genoeg om af te sluiten als de tijd daarvoor rijp is, zodat verder kan worden gegaan met het volgende gedeelte. Bereid je van te voren voor en bereid ook thuis een bijdrage voor. De samenkomst leent zich uitstekend voor spontane door de Geest geleide bijdragen, waarbij iedereen aanwezig om de beurt vrij is om iets bij te dragen. Maar er is ook helemaal niets ongeestelijks aan het van te voren iets voor bereiden om te delen. Denk bijvoorbeeld aan een kort onderricht, een getuigenis of het van te voren bepalen welk Bijbelgedeelte je wilt lezen of dat je een specifiek gebed wilt gaan bidden. De ervaring leert dat hoe trouwer we zijn in het van te voren iets voorbereiden, des te meer we open zullen zijn voor de spontane leiding van Gods Geest. Dit betekent niet dat als de Geest spontaan leidt, het voorbereidde ook nog aan de orde moet komen. Het trouw zijn in de voorbereiding is hier belangrijker dan het moeten delen van het voorbereidde. Het kan dus zijn dat de ene keer tijdens een samenkomst veel van het voorbereidde wordt gedeeld, een andere 64
keer maar weinig en een volgende keer helemaal niets. Niet doen ...... •
•
Zorg ervoor dat de 1 Korintiërs 14:26 niet te discussiegericht wordt. Soms is het goed dat er een algemene discussie plaatsvindt over iets dat wordt gedeeld, maar het is erg belangrijk dat zo’n discussie kort is en tot de hoofdzaak beperkt blijft. Houd hierbij de achtergrond van de samenkomst in het oog...... aanbidding, zowel gezongen aanbidding als een houding van stille aanbidding waarin we wachten op de Heer. Als dit niet in het oog wordt gehouden, ga je van hort naar her en verlies je de focus. Het 1 Korintiërs 14:26 gedeelte is een tijd om de Heer te aanbidden en om elkaar op te bouwen. Laat het niet worden tot een discussiegroep waarbij aanbidding, gebed, het lezen van Gods Woord en al het andere opbouwende wat kan voorkomen, buitengesloten worden. Nogmaals, af en toe zal de Heer het zo leiden dat er een korte, gerichte discussie ontstaat die op dat moment nodig is, maar als dat teveel voorkomt, zal de belangrijkste focus op de Heer wegkwijnen. Laat de dag van de Heer geen plaats worden voor te veel doctrinale debatten. Dit moet zeker niet plaatsvinden tijdens het 1 Korintiërs 14:26 gedeelte! Het gaat er dan niet om wanneer de opname plaats vindt, welke leerstellingen belangrijk zijn of het zoveelste debat over een Bijbelgedeelte of theologische leer, enzovoort. Wat er gedeeld wordt tijdens het 1 Korintiërs 14:26 gedeelte, moet zo worden gebracht dat iedereen die aanwezig is, inclusief de oudere kinderen, het kunnen bevatten en daardoor gezegend en opgebouwd worden. Doctrinale debatten en dergelijke kunnen worden gehouden tijdens de doordeweekse Bijbelstudie, maar zelfs dan met mate. Mochten sommigen graag bijvoorbeeld een gecompliceerd doctrinaal debat willen houden, dan houdt niets ze tegen om daar samen voor te komen. Dit op een tijdstip die ze zelf kiezen, buiten de 'officiële' samenkomsten 65
•
•
en ontmoetingen om. Laat de samenkomsten ook niet worden tot een therapie sessie voor mensen met het soort problemen die nooit lijken weg te gaan. Dat wil niet zeggen dat er geen tijd is om te rouwen met hen die rouwen (zie Romeinen 12:15 en 1 Korintiërs 12:26). We hebben het hier niet over het samen om iemand heen staan die in groot verdriet, nood, lijden of een tijd van testen verkeert. Het gaat hier om mensen die geheel met zichzelf geobsedeerd zijn, wiens 'hobby' het is om over hun 'problemen' te praten alsof zij de enigen zijn die zoiets hebben. Als hiervoor individuele counseling nodig is, dan is dat goed, tot op zekere hoogte, maar wat er ook gebeurt, laat je samenkomst niet week in en week uit gedomineerd (ook al doen ze dit niet bewust) worden door één of twee zwakkere broeders of zusters die alleen maar de hele tijd gefocust zijn op zichzelf. Dat is niet opbouwend voor alle aanwezigen en uiteindelijk helpt het de 'hulpbehoevenden' ook niet. Nu moeten wij zeker wel rekening houden met deze broeders en zusters, maar dit mag niet ten koste gaan van de samenkomst op de dag van de Heer. Een samenkomst moet nooit gedomineerd worden door één of enkele personen. Extra zorg en aandacht aan hen, kan veel beter worden gegeven door individuen in de kerk, buiten de samenkomsten om. Daarbij moet in de gaten worden gehouden dat het probleem wel eens een zelfobsessie kan zijn. Het is veel beter dat iedereen deel neemt aan de samenkomst, dan dat de samenkomst gecentreerd is op iemand. Laat de open setting van de aanbidding & tijd van delen niet een tijd worden waarin iedereen zijn doctrinale stokpaardjes en geloofsovertuigingen op de anderen probeert te leggen. Laten we eerlijk zijn, we hebben allemaal in het geloof onze eigen stokpaardjes. Die zijn vaak heel belangrijk voor ons, een bril waardoor wij naar het geloof kijken. Sommige gelovigen zullen de vrijheid die er is, gebruiken ten koste van anderen. Anderen zullen dingen delen die op henzelf zeker van betrekking zijn, 66
•
maar het wordt zo intens gebracht dat het erop lijkt dat iedereen het op hun manier moet zien, en dat Gods plan voor de toekomst daarvan afhankelijk is. Als dit niet direct een halt wordt toegeroepen, zal het de kerk uiteindelijk ten gronde richten. We moeten begrijpen dat we verantwoording moeten afleggen voor ons eigen leven en dat anderen de dingen anders kunnen en mogen zien. We zijn niet het geweten van iemand anders en we moeten niet onze overtuigingen opleggen aan een ander. Heb niet het gevoel dat je mensen tegen elke prijs bij de kerk moet houden. Gods Woord waarschuwt in Titus 3:8-10 voor mensen die verdeeldheid brengen en die twistziek en controversieel zijn. Als daar niet tegen op wordt getreden, dan zal dit de kerk ten gronde richten. Het gaat hier niet om iemand die af en toe eens wat al te heftig discuteert, maar daarna dingen weer in orde maakt en probeert te veranderen op dit punt. We moeten ons bewust zijn dat er gelovigen zijn die een niet bespreekbare agenda hebben, waarmee ze, zodra het maar even mogelijk is de overhand proberen te krijgen. Als zo iemand in de gemeente komt en zich op deze manier gedraagt, dan is het tijd dat de kerk dit gezamenlijk de halt toe roept en de persoon de keuze geeft om of te stoppen of de gemeente te verlaten. We weten allemaal dat dit het geval is met mensen die zich niet willen bekeren van seksuele immoraliteit, diefstal, dronkenschap, enz. (Zie 1 Korintiërs 5:9-13.) Maar het Nieuwe Testament is net zo duidelijk als het gaat om het geen omgang hebben met mensen die overduidelijk twistziek en zelfzuchtig in hun mening zijn en die van anderen verwachten dat ze naar hun zienswijze leven en die doorgaan totdat iedereen zich bij hun opinie neerlegt. Hier is moed voor nodig, maar als dit toegelaten wordt is het einde zoek. Satan zal alles uit de kast halen om de Bijbelse kerk tegen te werken en één van zijn meest effectieve manieren om dit te doen is het gebruiken van mensen die beweren Christenen te zijn, maar vasthouden aan zonde(n) in hun hart. Hieronder vallen ook mensen die misbruik maken van de vrijheid in de Bijbelse kerk 67
•
•
om valse leer te verkondigen, 1 Timoteüs 1:3-4. Ook hier moet tegen worden opgetreden, zeker als het gaat om essentiële zaken zoals de Goddelijkheid en menselijkheid van Jezus, redding door het geloof alleen door de genade van God, de lichamelijke opstanding en wederkomst van Jezus of de duidelijke morele geboden in het Woord. Laat doctrinale onenigheid niet in het middelpunt van aandacht staan, of een oorzaak zijn dat mensen in onenigheid met elkaar leven. Bij het bestuderen van de Bijbel kan met tot verschillende zienswijzen komen als het gaat om secundaire en niet fundamentele zaken. Deze dingen vallen niet onder de dwaalleren van het vorige punt, maar het gaat hier bijvoorbeeld om zaken als de opname van de gemeente, of Israël nu wel of geen toekomst heeft of verworpen is, of het ontvangen van de Heilige Geest tijdens de wedergeboorte plaatsvindt of later. Hierover mogen de standpunten verschillen en deze mogen nooit een reden zijn om omgang met iemand te weigeren. Het is geen probleem als er binnen Gods gezin verschillende zienswijzen en opinies leven, zolang de vorige twee punten maar in acht worden genomen. We moeten kunnen overeenkomen om verschillende zienswijzen te hebben en toch door Gods liefde samengebonden te worden, omdat hetgeen ons bindt veel zwaarder weegt. Houd geen langdurige Bijbelstudie op de dag van de Heer. Het is de bedoeling dat iedereen iets deelt en niet dat iemand een half uur lang een Bijbelstudie houdt. Het is belangrijk dat het Woord onderwezen wordt, maar in het licht van 1 Korintiërs 12 en 14 is het veel beter om 2 tot 4 mensen kort een studie te laten delen dan één iemand een lange studie, waardoor niemand anders meer aan bod komt. Een suggestie is bv. dat verschillende mensen een studie voorbereiden, die als ze in hun geheel gegeven zouden worden een lange studie zouden zijn. Maar in plaats van de hele studie in één keer te geven, verdeel je het in kortere stukjes die over een aantal weken verspreid worden. Het is erg waardevol dat verschillende mensen studies geven, omdat het een 68
voortdurende variatie geeft en het geeft mensen een veel groter panorama van wat de Bijbel onderricht. Ook is het goed om doordeweeks als kerk voor Bijbelstudie en gebed samen te komen. Dit om te waarborgen dat we samen blijven groeien in voortdurend ontwikkelende inzichten, in de hele beraadslaging van God als een fundamenteel gedeelte van ons leven samen. Dit is niet bedoeld als vervanging van persoonlijke studie, maar om dat juist aan te moedigen en aan te vullen. Omdat dit niet plaats vindt op de dag des Heren, kan het formaat van deze bijeenkomst ook heel anders zijn. Hier is wel ruimte voor een langere Bijbelstudie die door één persoon gegeven wordt. Ook kan het in de vorm van een discussie plaatsvinden of er kan gekozen worden voor andere interactieve manieren, om zo samen Gods Woord te ontdekken. Het gaat erom dat er tijdens deze samenkomst vrijheid, ruimte en gelegenheid is om dieper (en langer) in het Woord van God te duiken. Samenvattend: grondregels voor de 1 Korintiërs 14 tijd. •
•
•
•
Alles moet gedaan worden met het doel om alle aanwezigen op te bouwen in de Heer. Dit is niet de plaats voor persoonlijke doctrinale agenda’s, theologische debatten van het 'kip en ei' soort, het in het spotlicht staan van één persoon of om een persoonlijke bediening uit te oefenen. Slechts één persoon tegelijk is aan het woord of bidt, de rest is hier aandachtig mee bezig. Het geheel moet ordelijk verlopen, zodat alle aanwezigen door hebben wat er gaande is en erdoor gezegend en opgebouwd kunnen worden. Uiteraard wordt er wel samen gezongen. De bedoeling is dat veel mensen allemaal een beetje bijdragen, in plaats van een paar mensen een heleboel bijdragen ten koste van de rest. Als de gaven van de Geest functioneren moeten er hooguit twee of drie mensen in tongen spreken, als er tenminste iemand 69
• •
•
aanwezig is die uitleg van tongen kan geven. Zo ook met profeteren, twee of drie kunnen profeteren, waarbij de andere aanwezigen het beoordelen, zodat iedereen wordt onderwezen en bemoedigd. Er moet een duidelijk begin en einde zijn aan dit gedeelte van de samenkomst. Zorg dat er een ontspannen informele atmosfeer is. Dit zorgt ervoor dat ook de 'stillen' op hun gemak zijn en meedoen. Ook moet er geen gevoel van verwijt aanwezig zijn als iemand een fout maakt, of even de weg kwijt raakt tijdens het delen. Het feit dat ze een zegen willen zijn, is al een grote zegen. We moeten kerk zijn in het licht van 1 Korintiërs 12, iedereen is van belang ook al voelt de persoon zichzelf onbelangrijk. We zijn in de samenkomst niet op zoek naar diepgaande theologie of grondbrekende uitleggingen van doctrines. We willen elkaar in eenvoud opbouwen en elkaar eraan herinneren hoeveel Jezus van ons houdt. Een kind kan tijdens de samenkomst net zo goed iets delen als een volwassene. Het is vaak nog een grotere zegen voor de kerk als deze dat doet dan alle volwassenen samen. Behandel de samenkomst als een familiebijeenkomst, uiteindelijk is het Gods gezin dat samenkomt.
Als de bovenstaande richtlijnen in acht worden genomen, zal er een goede balans en vrijheid zijn in de gemeente. Hulp van buitenaf. Hulp van buitenaf kan geweldig zijn, maar als je er verkeerde keuzes in maakt kan het een valkuil worden. Hier volgt een lijstje met een aantal zaken waarvan je op de hoogte moet zijn, als je overweegt iemand uit te nodigen voor hulp en waar je op moet letten zodra je dat hebt gedaan. •
Zijn ze gescheiden terwijl ze een publieke bediening hadden? Zie 70
•
•
1 Timoteüs 3:5. Ook al spreekt dit gedeelte met name over oudsten, toch moet er gevraagd worden of iemand die geen goede leiding kan geven aan zijn huisgezin, wel kan helpen bij het opbouwen van een gemeente. Zijn ze zelf deel geweest van een Bijbelse kerk gedurende een aantal jaren? Het gaat hier om deel zijn van één gemeente met dezelfde mensen voor een periode van een aantal jaren en niet van de ene naar de andere gemeente of steeds met wisselende mensen. Er zijn genoeg personen/bedieningen die gemeenten 'helpen', maar nooit zelf echt deel zijn (geweest) van een gemeente. Dit is een erg belangrijk punt! Sommigen claimen dat ze al jaren deel zijn van Bijbels kerkleven en dat klinkt erg indrukwekkend! Maar bij nader onderzoek blijkt dat het dan om heel verschillende situaties ging die vaak kortdurend waren. Het werk liep spaak en er bleef niets meer van over. Een decennium van ervaring verspreid over drie of vier gefaalde pogingen tot Bijbels kerk zijn die allemaal eindigden met leed en verdriet, kan nauwelijks een solide aanbeveling zijn. Ook zijn er veel bedieningen die de nieuwste 'trend', het starten van een huisgemeente, volgen. Ze presenteren zich als experts, terwijl ze er nauwelijks mee bekend zijn en nooit echt deel van zijn geweest. Ze hebben een boek gelezen, wat conferenties gevolgd en nu zijn ze experts op het gebied van huisgemeentes. Het is belangrijk om degenen die overwogen worden om te komen helpen goed te kennen, en een goed beeld van hun leven en bediening is hierbij absoluut noodzakelijk. Goed onderzoek is een must! Even een opmerking: het is waarschijnlijk inmiddels duidelijk dat ook niet alles wat huiskerk heet, persé een Bijbelse kerk is. De schrijver van het boek heeft daarom ook bewust voor de titel van het boek gekozen: Bijbelse Kerk. Houden ze zich aan, brengen ze in de praktijk en onderwijzen ze Gods orde voor het familieleven? Erkennen ze dat het oudstenschap in de gemeente toegewezen is door God aan mannen? 71
•
•
• • •
•
Onderwijzen ze dat de manier van kerkleven geheel en zuiver gebaseerd moet zijn op wat het Nieuwe Testament ons leert? Dus niet op een pragmatische (zakelijke, op nut en bruikbaarheid gericht, beredeneerde) aanpak, die het beste lijkt te werken in de praktijk of berust op door de mens bedachte principes. We moeten uitkijken voor ideeën en zogenaamde geestelijke principes en technieken die Gods hand laten bewegen in een van te voren bepaalde manier. Er zijn genoeg bedieningen en boeken die een pragmatische benadering hebben, maar geen echt kerkleven brengen. Al eeuwen lang wordt beweerd dat de huidige kerk gebaseerd is op Gods Woord, terwijl het tegendeel waar is en ook voor de Bijbelse kerk ligt dit gevaar op de loer. Zijn ze zich bewust van de gevaren van wat de schrijver 'charismania' noemt? Verwerpen ze daarom alles met betrekking tot het miraculeuze, de gaven van de Geest en de charismatische beweging die niet in lijn zijn met de duidelijke onderwijzingen van de Bijbel? Proberen ze geld van je te krijgen? Gebruiken ze je alleen maar met het doel om hun eigen bediening uit te breiden en/of waar te maken? Geven ze ook maar de geringste indruk dat als ze komen helpen op welke manier dan ook, je wat hun betreft dan op één of andere wijze onder de paraplu of bedekking van hun bediening komt te staan? Is hun bediening nog steeds verweven met leerstellingen, hiërarchische en/of autoritaire vormen uit de huidige kerk?
Al het bovenstaande moet voorzichtig in overweging worden genomen voordat je iemand van buitenaf binnenbrengt om te helpen! Het is een geweldige zegen om iemand met de juiste roeping en ervaring te laten komen om hier en daar te helpen. Maar het is absoluut van groot belang dat je zekerheid hebt dat wie dan ook maar komt helpen, hiervoor in de Heer en Bijbels gekwalificeerd is, zoals we hebben gezien. Anders kan wat een zegen had moeten zijn, een 72
averechtse uitwerking hebben en een onplezierige ervaring worden.
73
Deel Vier: Mensenwerk in Gods ‘kerk’ 74
Hoofdstuk 11: Overzicht van de oorsprong van kerkgebruiken. Uit dit overzicht blijkt duidelijk dat veel van de gebruiken, rituelen en tradities die tot op heden ten dage terug te vinden zijn in vele kerken, niet teruggaan naar het Nieuwe Testament. Ze zijn door mensen bedacht en hun oorsprong berust vaak op heidense gebruiken. Dit is een vertaling van het overzicht uit 'Pagan Christianity' van Frank Viola en George Barna*. Bij de meeste personen is wat extra informatie toegevoegd om te laten zien waar deze personen voor stonden. Het kerkgebouw. Het gebouw: De eerste kerk werd gebouwd tijdens het bewind van keizer Constantijn de Grote (deze stopte de christenvervolging, maakte Christendom tot officiële godsdienst, maar of hij zelf ooit echt Christen is geweest wordt nog steeds in twijfel getrokken), 327 AD. De eerste kerkgebouwen waren ontworpen naar het voorbeeld van de Romeinse basilieken, die op hun beurt weer waren ontworpen naar het voorbeeld van de Griekse tempels. De Heilige Plaats: Katholieken leenden dit idee van de heidenen in de tweede en derde eeuw. De begraafplaatsen van de martelaren werden als 'heilig' beschouwd. Vanaf de vierde eeuw werden kerkgebouwen gebouwd op deze begraafplaatsen, om zo 'heilige' gebouwen op te richten. De voorgangerzetel: Afgeleid van de Kathedraal, dat was de bisschop zijn troon of zetel. Deze zetel verving de zetel van de rechter in een Romeinse basiliek. Belasting ontheffing voor kerkgebouwen en de geestelijken: Keizer Constantijn gaf de geestelijken deze status in 313 AD, het was een voorrecht dat de heidense priesters al genoten. Vanaf 323 AD genoten ook de kerkgebouwen dit voorrecht, zoals tempels dat 75
allang deden. Glas in lood ramen: Geïntroduceerd door Gregorius van Tours (538 – 594 AD, een groot voorvechter van de zaak van de Kerk van Rome tegen alles wat haar in die tijd bedreigde. Geschiedschrijver die fantasie, geruchten en andere niet-verifieerbare gebeurtenissen, als zijnde werkelijkheid beschreef) om een meer verheven en 'heilige' sfeer in het kerkgebouw te creëren. Glas in lood werd geperfectioneerd door Suger, de abt van Sint Denis (1081-1151), die de gotische bouwstijl introduceerde. Gotische Kathedralen: De twaalfde eeuw. Deze bouwwerken werden gebouwd volgens de heidense filosofie van Plato. De klokkentoren: Vindt zijn oorsprong in de oude Babylonische en Egyptische architectuur en filosofie. Het was een uitvinding van de middeleeuwen en werd populair gemaakt door Sir Christopher Wren (1632 – 1723, vrijmetselaar, architect van de Sint Paul Kerk te Londen) rond 1666. Het preekgestoelte/kansel: Kwam in gebruik vanaf 250AD. Het vindt z'n oorsprong in de Griekse ambo (verhoging) dat gebruikt werd door de Grieken en Joden om een monoloog uit te dragen. De kerkbank: Ontstaan en gegroeid van de dertiende tot de achttiende eeuw in Engeland. De liturgie (of volgorde van de dienst). De zondagmorgen volgorde van de dienst (liturgie): Gegroeid vanuit de mis van Gregorius de Grote (ca 540-604 AD, legde de basis voor de pauselijke staat, gaf instructies om de heidense tempels en weekdagen te integreren in het christendom, medegrondlegger van de rooms-katholieke mis) en later gereviseerd door Luther, Calvijn, de Puriteinen, de Vrije-Kerk Traditie, de Methodisten, Frontieropwekkingen en de Pinksterbeweging. Het centraal staan van de preek: Maarten Luther in 1523. Twee kandelaren op de avondmaaltafel en het branden van wierook: Kandelaren werden gebruikt in de ceremoniële rechtbank 76
van de Romeinse keizers in de vierde eeuw. Wierook werd gebruikt in de tempel en heidense tempels. De avondmaaltafel werd door Zwingli in de zestiende eeuw geïntroduceerd. Eén keer in het kwartaal het avondmaal nemen: Zwingli in de zestiende eeuw. Later door veel kerken opgeschroefd naar één keer in de maand. Opstaan en zingen van kerkgangers als de geestelijken/kerkenraad binnenkomt: Geleend van het ceremoniële gerechtshof van de Romeinse keizers in de vierde eeuw. Calvijn voegde dit aan de protestantse liturgie toe. Naar de kerkdienst komen met een sombere / vrome houding: Gebaseerd op de middeleeuwse kijk op vroomheid. Aan de protestantse kerkdienst toegevoegd door Johannes Calvijn en Martin Bucer (reformator van Straatsburg, erg beïnvloed door de ideeën van Erasmus en Luther. Geloofde dat God de wereld zo heeft geschapen, dat alles gericht is op het goede). Beschuldiging en schuldgevoel vanwege het missen van een kerkdienst: gebruik bij de puriteinen van Nieuw-Engeland in de zeventiende eeuw. Het lange 'pastorale gebed' voorafgaande aan de preek: gebruik bij de puriteinen van Nieuw-Engeland in de zeventiende eeuw. Het 'pastorale gebed' uitgesproken in Elizabethaans Engels: gebruik bij de methodisten in de achttiende eeuw. Het doel van elke prediking is het winnen van zielen: gebruik bij de frontier-opwekkingen in de achttiende eeuw. Oproep om naar voren te komen (voor redding of gebed, altar call): gebruik bij de methodisten in de zeventiende eeuw en gepopulariseerd door Charles Finney (1792 – 1875, opwekkingspredikant, aanhanger van het Pelagianisme (dat leert dat er geen erfzonde bestaat en dat alles in het leven afhangt van de menselijke wil). Finney geloofde niet in erfzonde (Systematische theologie blz. 248/333 of 414-415) en dat de mens van nature slecht is. De mens kan van nature God gehoorzamen en heeft daarvoor geen nieuwe natuur nodig. Regeneratie of opnieuw geboren worden was 77
volgens Finney een zaak van een radicale verandering van intenties (Systematische theologie blz. 223 of 434-435). Het kerkblaadje (geschreven liturgie): stamt uit 1884 naar de uitvinding van Albert Dick's stencilmachine. Het 'sololied / koorlied' gezongen tijdens de oproep voor gebed/bekering, deur aan deur getuigen en evangelisatie advertenties / campagnes: D.L. Moody (1837-1899). Decision card (kaartje met ik heb een keuze voor Jezus gemaakt): bedacht door Absalom B. Earle (1812-1895) en gepopulariseerd door D.L. Moody. Hoofden buigen met gesloten ogen en handopsteken in reactie op de reddingsboodschap: Billy Graham (aanhanger van 'alverzoening' en neemt het gezag van de Bijbel zo letterlijk) de twintigste eeuw. De slogan 'Het bereiken van de wereld met het evangelie in één generatie': John Mott (1865 – 1955, instrumentaal in het tot stand komen van de oecumenische beweging, Nobelprijs van de Vrede winnaar in 1946) begin twintigste eeuw. Solo of koorzang tijdens de collecte: Pinksterbeweging in de twintigste eeuw. De prediking. De hedendaagse preek: geleend van de Griekse sofisten (5e eeuw voor Christus), die meesters waren in de (hoogdravende) redeneerkunst en retoriek. Johannes Chrysostomus (345 – 404 AD, zijn preken lagen aan de basis van het 'christelijke' antisemitisme, grote aanhanger van de rond zijn tijd ontstane liturgie) en Augustinus (354 – 430, wiens denken erg beïnvloed was door verschillende filosofische stromingen: Plato en het neoplatonisme, het scepticisme, de academie van Athene en het stoïcisme) populariseerden de Grieks-Romeinse homilie (preek) en maakten het een centraal deel van het 'christelijke' geloof. De één uur preek, preeknotities en 4 puntsprediking: de puriteinen in de zeventiende eeuw. 78
De voorganger (pastoor, dominee). Eén bisschop (voorganger van de moderne voorganger, pastor, dominee): Ignatiüs van Antiochië in de tweede eeuw. Ignatiüs zijn model van de één bisschop regel werd pas vanaf de derde eeuw massaal ingevoerd. De leer van de bedekking (als kerk/gemeente moet je een bedekking boven je hebben staan): bedacht door Cyprianus, bisschop van Carthago, een voormalige heidense orator. Deze leer werd hernieuwd ingevoerd door Juan Carlos Ortiz uit Argentinië en de 'vijf van Fort Lauderdale' uit de Verenigde Staten, zij creëerden de zogenaamde 'Sheperding-Discipleship Beweging' in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Daarbij werd veelvuldig gebruik gemaakt van manipulatie, autoritair leiderschap en controle. Leeft heden ten dage in allerlei vormen nog steeds voort in veel charismatische/evangelische/pinksterkringen en huisgemeentes/celkerken. Leiderschaphiërarchie: begonnen bij Clemens van Rome en Ignatiüs van Antiochië, die het baseerden op het priesterschap in het Oude Testament. Het werd verder uitgewerkt door Constantijn de Grote in de vierde eeuw, die het baseerde op het leiderschapssysteem van de Babyloniërs, Perzen, Grieken en Romeinen. De geestelijkheid (clerus) en het volk (lekenpubliek): voor het eerst genoemd door Clemens van Rome aan het einde van de eerste eeuw. Tertullianus werkte het verder uit en in de derde eeuw was het algemeen aanvaard dat er een verschil en afstand tussen de leiders en het volk was. Moderne ordinantie: voortgekomen uit de kerkelijke gebruiken in de tweede tot de vierde eeuw. Het was afgeleid van het Romeinse gebruik om mannen aan te wijzen voor ambtelijke functies. Het idee om de voorganger/pastor te wijden/in te zegenen als de 'heilige man van God' kan getraceerd worden tot Augustinus, Gregorius de van Nazianze (329 – 389, medegrondlegger van het Oosterse 79
kloosterleven) en Johannes Chrysostomus. De titel 'pastor': Katholieke priesters die protestantse voorgangers werden, kregen de titel pastor mee van de Lutheranen vanaf de achttiende eeuw. Zondag(morgen) 'kostuum'. Christen dragen hun 'zondagse kleren' voor de kerkdienst: dit gebruik begon eind achttiende eeuw en werd een wijdverspreid gebruik in het midden van de negentiende eeuw. Het heeft z'n wortels in de opkomende middenklasse, die een poging deed om te zijn als de rijkere hogere klasse. Kleding van de geestelijkheid: dit gebruik begon in 330 AD toen de 'christelijke' geestelijken de kleding begonnen te dragen van Romeinse beambten. Vanaf de twaalfde eeuw begonnen ze ook special dagelijkse kleding te dragen om zich ook buiten de kerkgebouwen te onderscheiden van het gewone volk. Het pak van de evangelische voorganger: een afstammeling van de zwarte toga die gedragen werd/wordt door de reformatorische voorgangers. Muziekbediening. Het koor: aangewakkerd door Constantijn zijn verlangen om professionele muziek, gebruikt in Romeinse keizerlijke ceremonies, na te doen. In de vierde eeuw leenden de Christenen het koor idee van de koren die werden gebruikt in Griekse drama’s en Griekse tempels. Het jongenskoor: begonnen in de vierde eeuw naar het voorbeeld van heidens gebruik. Begrafenisprocessie en Oraties (redevoering): vanaf de derde eeuw, naar Grieks-Romeins heidens gebruik. Het aanbiddingteam: begonnen in Calvary Chapel, Zuid Californië, Amerika in 1965, naar het patroon van seculiere rockconcerten. 80
Tienden en geestelijkheid/voorgangers salaris. Tienden: het geven van tienden werd pas vanaf de achtste eeuw een algemeen gebruik in de rooms-katholieke kerk. De tiende is gebaseerd op de tien procent belasting regel van het Romeinse rijk en later gerechtvaardigd door te beweren dat het gebaseerd is op het Oude Testament. Als je de tiende in het Oude Testament bestudeert, kom je er achter dat de hedendaagse tiende hier niets mee te maken heeft. Het salaris van de voorganger/geestelijkheid: ingesteld door Constantijn de Grote. De collectezak / schaal: de aalmoesschaal kwam in gebruik in de veertiende eeuw. Het rondgaan van de collectezak/schaal begon in 1662. De koster: een gebruik dat in de tijd van koningin Elizabeth (15331603) begon. Daarvoor was er een portier in de kerk, een positie die teruggaat naar de derde eeuw. Doop en avondmaal. De mis of eucharistieviering: Grondleggers hiervan zijn Justinus de Martelaar (eerste eeuw) en Cyprianus, bisschop van Carthago, (derde eeuw) en onder het bewind van Paus Gregorius de Grote (ca 540-604 AD) werd de eucharistieviering uitgebreid en vastgelegd in de Canon (kerkregel) van de mis. De kinderdoop: geworteld in bijgeloof uit de Grieks-Romeinse cultuur en werd geadopteerd door het 'christelijke' geloof in de tweede eeuw. Vanaf de vijfde eeuw verving de kinderdoop de volwassen doop. Besprenkelen vervangt volledige onderdompeling: een gebruik dat in de middeleeuwen in de Westerse rooms-katholieke kerk ontstond. Doop gescheiden van bekering: dit begon in de tweede eeuw als 81
resultaat van de wettische visie dat de doop de enige manier is om vergeving van zonden te ontvangen. Het 'zondaarsgebed': bedacht door D.L. Moody en gepopulariseerd door Billy Graham vanaf 1950 door zijn traktaat 'vrede met God' en later door het traktaat 'de vier geestelijke wetten' van Campus Crusade for Christ. Het gebruik van de term persoonlijke Redder: begonnen in het midden van de negentiende eeuw door de Frontieropwekkingsbeweging en gepopulariseerd door Charles Fuller (18871968), een baptistenpredikant en stichter van de Fuller Theological Seminary. De maaltijd van de Heer gereduceerd van een volledige maaltijd tot alleen maar een beker en wat brood: vanaf de tweede eeuw door de invloed van heidense rituelen. Educatie. Het katholieke seminarie: het eerste seminarie begon als een resultaat van het concilie (kerkvergadering) van Trente (1545-1563). De lesstof werd gebaseerd op het onderwijs van Thomas Aquinas, welke een mengeling was van de filosofie van Aristoteles, de nieuwsplatonische filosofie en rooms-katholieke doctrine. Het protestantse seminarie: begon in Andover, Massachussets in de Verenigde Staten en was eveneens gebaseerd op het onderwijs van Thomas Aquinas. De Bijbelschool: onder de invloed van de opwekkingen van D.L. Moody ontstonden de eerste twee Bijbelscholen, in 1882 het Zendeling Training Instituut in New York en in 1886 het Moody Bijbel Instituut in Chicago. De zondagsschool: gecreëerd door Robert Raikes uit GrootBrittannië in 1780. Hij creëerde de zondagsschool echter niet met het doel om religieuze instructie aan kinderen te geven, maar om arme kinderen te voorzien van een reguliere basiseducatie. Later is zijn principe veranderd in zoals we het nu kennen. 82
De jeugdpastor / tiener- of jeugdleiding: ontworpen in stadskerken tussen 1930 en 1940 als gevolg van het tegemoet willen komen van de 'behoeften' van de zojuist nieuw ontstane sociologische klasse genaamd 'tieners'. * Het boek 'Pagan Christianity' van Frank Viola en George Barna kunnen we zeker aanraden als verder studiemateriaal. Als opmerking plaatsen we hierbij dat we tot en met hoofdstuk 10 het boek zeker kunnen aanraden. Vanaf hoofdstuk 11 is voorzichtigheid geboden, vanaf dat hoofdstuk zitten door het materiaal aangeboden gedachten van de ''emerging church' beweging verweven, waar wij als gemeente niet achterstaan. Hierbij moet ook worden opgemerkt dat wij verdere boeken van deze schrijvers niet aanraden en we ons distantiëren van de 'emerging church' beweging waar de schrijvers deel van uitmaken. Tot hoofdstuk 11 geeft 'Pagan Christianity' een uitstekend overzicht van de kerkgeschiedenis en waar de gebruiken uit de 'christelijke' kerk op gebaseerd zijn. Het woord 'christelijke' is in sommige gevallen bewust tussen haakje gezet (ook al doet het aangehaalde boek dit niet), omdat het hier veelal gaat om rooms-katholieke en onbijbelse praktijken, waarbij de term christelijk niet helemaal op z'n plaats is.
83