INHOUD VOORWOORD........................................................................... 23 I.
SOCIALE ZEKERHEID......................................................... 25
A. Belgische sociale zekerheid...................................................... 25 1. Algemeen: de sociale zekerheid voor kunstenaars........................... 1.1. Kostenvergoedingen.............................................................. 1.1.1. Reële kostenvergoedingen.................................................. 1.1.2. Forfaitaire kostenvergoedingen.......................................... 1.1.2.1. Vrijwilligersvergoeding..................................................... 1.1.2.2. Kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars.................... 1.1.2.3. Combinatie van vrijwilligersvergoeding en de kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars.................................. 1.2. Vergoedingen voor artistiek opdrachtwerk.............................. 1.2.1. Het sociaal statuut van de kunstenaar................................ 1.2.1.1. Wanneer van toepassing?................................................ 1.2.1.2. Wanneer niet van toepassing?......................................... 1.2.2. Werknemer....................................................................... 1.2.2.1. Werkgeversverplichtingen................................................ 1.2.2.2. Sociale bescherming....................................................... a. Pensioen.................................................................... b. Verzekering tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten............................................................................ c. Geneeskundige verzorging en arbeidsongeschiktheidsuitkering.................................................................... d. Uitkering bij werkloosheid.......................................... e. Gezinsbijslag.............................................................. f. Jaarlijkse vakantie....................................................... 1.2.2.3. Sociale bijdragen............................................................ 1.2.2.4. Sociale Bureaus voor Kunstenaars (SBK’s)....................... a. Wat is een SBK?......................................................... b. Wat is een SBK niet?.................................................. c. Waar vind je de SBK’s?............................................... d. Wie kan beroep doen op een SBK?.............................. e. Kostprijs en loon........................................................ e.1. Kostprijs, commissieloon, bruto en netto loon... e.2. Sociale bijdragen..............................................
25 25 26 26 26 27 30 31 31 31 32 34 34 35 36 36 36 37 37 38 39 42 42 45 46 46 47 47 49
3
e.3. Kostenvergoedingen.......................................... e.4. Vergoeding voor de exploitatie van auteurs- en naburige rechten............................................... e.5. Btw.................................................................. f. Opbouw van rechten bij een SBK................................ f.1. Jaarlijkse vakantie............................................. f.2. Eindejaarspremie.............................................. f.3. Werkloosheid................................................... f.4. Ziekte en arbeidsongevallen............................... 1.2.3. Zelfstandige...................................................................... 1.2.3.1. Socio-economisch onafhankelijk..................................... 1.2.3.2. Zelfstandig bijberoep of hoofdberoep.............................. 1.2.3.3. Verplichtingen zelfstandige.............................................. a. Aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen.................................................................. b. Inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO)....................................................................... c. Aansluiten bij een ziekenfonds.................................... d. Aanvragen van een btw-nummer................................. e. Aanvragen van een zelfstandigheidsverklaring.............. 1.2.3.4. Sociale bescherming....................................................... 1.2.3.5. Sociale bijdragen............................................................ a. Bijdragevoeten voor zelfstandigen in hoofdberoep....... b. Bijdragevoeten voor zelfstandigen in bijberoep............ c. Bijdragevoeten voor gelijkgestelden met bijberoep (gehuwden, studenten en personen met zelfstandige activiteit voor pensioenleeftijd met overlevingspensioen).... d. Bijdragevoeten voor gepensioneerden......................... d.1. Zelfstandige activiteit na pensioenleeftijd zonder genot van een pensioen..................................... d.2. Zelfstandige activiteit na pensioenleeftijd met genot van een rust- of overlevingspensioen of zelfstandige activiteit voor pensioenleeftijd met genot van een vervroegd rustpensioen................ 1.2.3.6. Wanneer kiezen voor het zelfstandigenstatuut?................ 1.2.4. De Commissie Kunstenaars................................................ 1.2.4.1. Oprichting en samenstelling............................................ 1.2.4.2. Bevoegdheden................................................................ a. Informatieopdracht.................................................... b. Adviesopdracht.......................................................... 4
50 51 51 52 52 53 54 54 55 55 56 58 58 60 60 60 60 61 62 63 64 65 65 65
65 66 68 68 68 69 70
c. Regulerende opdracht................................................ c.1. Belang van de zelfstandigheidsverklaring............ c.2. Beoordeling van de socio-economische onafhankelijkheid.................................................... c.3. Procedure......................................................... c.4. Geldigheidsduur............................................... 1.3. Vergoedingen voor artistiek werk, niet in opdracht.................. 1.3.1. Occasioneel...................................................................... 1.3.2. Regelmatig........................................................................ 1.4. Vergoedingen voor niet artistiek werk..................................... 1.4.1. Onder gezag...................................................................... 1.4.1.1. Gewone regeling voor werknemers................................... 1.4.1.2. Speciale regeling voor werknemers: occasionele socio-culturele vorming................................................................ 1.4.2. Zonder gezag..................................................................... 1.4.2.1. Occasioneel.................................................................... 1.4.2.2. Regelmatig..................................................................... 1.5. Vergoedingen voor de exploitatie van auteurs- en naburige rechten................................................................................. 1.5.1. Vergoedingen voor de exploitatie van rechten voor zelfstandigen................................................................................ 1.5.1.1. Inkomsten ≤ 49.680 euro................................................ 1.5.1.2. Inkomsten > 49.680 euro................................................ 1.5.2. Vergoedingen voor de exploitatie van rechten voor werknemers................................................................................. 1.6. Prijzen en subsidies................................................................ 1.7. Samenvatting........................................................................
73 73
2. Werkloosheid.......................................................................... 2.1. Recht op een werkloosheidsuitkering?.................................... 2.1.1. Toelaatbaarheidsvoorwaarden........................................... 2.1.1.1. Voor werkloosheidsuitkeringen........................................ 2.1.1.2. Voor wachtuitkeringen.................................................... 2.1.1.3. In het verleden rechten op een uitkering hebben opgebouwd........................................................................... 2.1.2. Toekenningsvoorwaarden.................................................. 2.2. Hoe wordt de uitkering berekend?.......................................... 2.2.1. Hoe wordt de werkloosheidsuitkering berekend?................. 2.2.1.1. Wat is het laatst verdiende loon?..................................... a. Bij een eerste aanvraag................................................
93 93 93 93 95
76 78 79 81 81 82 83 83 83 84 85 85 86 87 88 88 88 90 91 92
96 96 98 98 98 98
5
b. Bij een latere aanvraag................................................ 99 2.2.1.2. Invloed van gezinstoestand en duur van werkloosheid op de uitkering.................................................................... 100 a. Algemeen................................................................... 100 b. Nieuwe cyclus (terugkeer naar de eerste werkloosheidsperiode voor alleenwonenden en samenwonenden)..... 100 2.2.2. Hoe wordt de wachtuitkering berekend?............................. 101 2.3. Cumuleren van een artistieke activiteit en werkloosheid........... 101 2.3.1. Artistieke activiteit die niet als ‘arbeid’ wordt beschouwd.... 102 2.3.2. Artistieke activiteit in het kader van vrijwilligerswerk............ 102 2.3.3. Artistieke activiteit in het kader van de kleine vergoedingsregeling................................................................................ 104 2.3.4. Artistieke activiteit als betaalde arbeid................................ 105 2.3.4.1. Als zelfstandige in hoofdberoep....................................... 105 2.3.4.2. Als zelfstandige in bijberoep of als occasionele activiteit (waarvoor de kunstenaar niet verzekeringsplichtig is als zelfstandige)................................................................... 105 2.3.4.3. Als werknemer................................................................ 108 a. Voordeelregeling hoogte uitkering............................... 109 b. Passende dienstbetrekking.......................................... 111 2.3.4.4. Als bestuurder van een vennootschap of een vzw.............. 112 3. Artistieke activiteit en brugpensioen............................................ 113 3.1. Artistieke activiteit in het kader van vrijwilligerswerk................ 114 3.2. Artistieke activiteit in het kader van de kleine vergoedingsregeling....................................................................................... 114 3.3. Artistieke activiteit als betaalde arbeid.................................... 115 4. Artistieke activiteit en rustpensioen of terbeschikkingstelling............ 116 4.1. Artistieke activiteit in het kader van vrijwilligerswerk................ 116 4.2. Artistieke activiteit in het kader van de kleine vergoedingsregeling....................................................................................... 116 4.3. Artistieke activiteit als betaalde arbeid.................................... 117 5. Artistieke activiteit en arbeidsongeschiktheid................................ 119 5.1. Artistieke activiteit in het kader van vrijwilligerswerk................ 119 5.1.1. Arbeidsongeschikte werknemer.......................................... 119 5.1.2. Arbeidsongeschikte zelfstandige......................................... 120 5.2. Artistieke activiteit in het kader van de kleine vergoedingsregeling....................................................................................... 121 5.2.1. Arbeidsongeschikte werknemer.......................................... 121
6
5.2.2. Arbeidsongeschikte zelfstandige......................................... 121 5.3. Artistieke activiteit als betaalde arbeid.................................... 121 5.3.1. Arbeidsongeschikte werknemer.......................................... 121 5.3.2. Arbeidsongeschikte zelfstandige........................................... 124 6.
Artistieke activiteit tijdens loopbaanonderbreking of opname tijdskrediet................................................................................... 127 6.1. Artistieke activiteit in het kader van vrijwilligerswerk................ 127 6.2. Artistieke activiteit in het kader van de kleine vergoedingsregeling....................................................................................... 127 6.3. Artistieke activiteit en betaalde arbeid.................................... 127 6.3.1. Tijdens de loopbaanonderbreking...................................... 127 6.3.2. Tijdens het tijdskrediet....................................................... 128 7. Artistieke activiteit en bijstand................................................... 130 7.1. Artistieke activiteit en leefloon............................................... 130 7.1.1. Artistieke activiteit in het kader van vrijwilligerswerk............ 130 7.1.2. Artistieke activiteit in het kader van de kleine vergoedingsregeling................................................................................ 131 7.1.3. Artistieke activiteit als betaalde arbeid................................ 131 7.2. Artistieke activiteit en tegemoetkomingen voor personen met een handicap........................................................................ 134 7.2.1. Artistieke activiteit in het kader van vrijwilligerswerk............ 134 7.2.2. Artistieke activiteit in het kader van de kleine vergoedingsregeling................................................................................ 135 7.2.3. Artistieke activiteit als betaalde arbeid................................ 135 7.2.3.1. Beroepsactiviteit ≤ 3 maanden........................................ 137 7.2.3.2. Beroepsactiviteit > 3 maanden........................................ 137 Bijlagen......................................................................................... 141 B. Buitenlandse sociale zekerheid. ............................................... 156 1.
De Europese coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de EUlidstaten................................................................................. 156 1.1. Inleiding: de Europese socialezekerheidscoördinatie................ 156 1.2. De regels inzake de vaststelling van de toepasselijke wetgeving. 159 1.2.1. Basisregel: het werklandbeginsel en de eenheid van toepasselijke wetgeving................................................................ 159 1.2.2. Wie is werknemer en wie is zelfstandige voor de toepassing van titel II van Verordening 1408/71?................................. 159 1.2.3. Tijdelijk gaan werken in een andere lidstaat: detachering..... 161
7
1.2.3.1. Gedetacheerd worden als werknemer............................... 161 1.2.3.2. Zichzelf detacheren als zelfstandige................................. 164 1.2.4. Tegelijk werken in meer dan één lidstaat............................. 166 1.2.4.1. Werken als werknemer in meer dan één lidstaat................ 166 1.2.4.2. Werken als zelfstandige in meer dan één lidstaat.............. 167 1.2.4.3. Werkzaamheden als werknemer gecombineerd met werkzaamheden als zelfstandige in verschillende lidstaten........ 168 1.2.5. Afwijking van de regels in onderling akkoord tussen de socialezekerheidsinstellingen van de betrokken lidstaten......... 169 1.2.6. Enkele concrete toepassingen i.v.m. kunstenaars die vanuit België in een andere lidstaat tijdelijk artistieke activiteiten ontplooien........................................................................ 171 1.2.6.1. De kunstenaar is in België verzekerd als werknemer........... 171 1.2.6.2. De kunstenaar heeft een werkloosheidsuitkering in België. 173 1.2.6.3. De kunstenaar is in België verzekerd als zelfstandige......... 174 1.2.6.4. De kunstenaar is in België als werknemer zowel als zelfstandige (al dan niet in bijberoep) verzekerd.................... 175 1.2.6.5. De kunstenaar is in België verzekerd voor andere activiteiten dan die van kunstenaar............................................. 175 1.2.6.6. De kunstenaar is in België niet sociaal verzekerd............... 176 1.2.6.7. De rol van tussenpersonen.............................................. 177 1.3. Enkele algemene regels m.b.t. tot bepaalde takken van de sociale zekerheid....................................................................... 181 1.3.1. Ziekteverzekering............................................................... 182 1.3.2. Werkloosheid.................................................................... 182 1.3.3. Gezinsbijslagen.................................................................. 183 1.3.4. Arbeidsongevallen............................................................. 184 1.3.5. Pensioenen........................................................................ 184 2. Sociale zekerheid in Frankrijk.................................................... 184 2.1. Onder welk stelsel valt een kunstenaar die in Frankrijk komt werken, en welke formaliteiten moet hij vervullen?.................. 185 2.1.1. De kunstenaar-werknemer................................................. 185 2.1.2. De zelfstandige kunstenaar................................................ 187 2.1.3. De kunstenaar-auteur........................................................ 188 2.1.4. De onbezoldigde kunstenaar.............................................. 191 2.2. Welke sociale bijdragen moeten worden betaald voor elk stelsel?....................................................................................... 192 2.2.1. De sociale bijdragen van de werknemers............................. 193 2.2.2. De sociale bijdragen van de zelfstandigen........................... 194
8
2.2.3. De sociale bijdragen van de auteurs.................................... 196 2.2.4. De sociale bijdragen van de onbezoldigde kunstenaars........ 197 2.3. Welke sociale uitkeringen kunnen kunstenaars krijgen die in Frankrijk werken?.................................................................. 197 2.3.1. Uitkeringen voor kunstenaar-werknemers............................ 198 2.3.1.1. Sociale zekerheid en aanvullend pensioen......................... 198 2.3.1.2. Werkloosheidsverzekering............................................... 199 2.3.1.3. Beroepsopleiding............................................................ 200 2.3.2. Uitkeringen voor kunstenaar-auteurs.................................. 200 2.3.2.1. Sociale zekerheid en aanvullend pensioen......................... 200 2.3.2.2. Specifieke sociale hulp.................................................... 201 2.3.3. Uitkeringen voor zelfstandige kunstenaars.......................... 201 2.3.4. Uitkeringen voor onbezoldigde kunstenaars........................ 202 3. Sociale zekerheid in Duitsland.................................................... 204 3.1. Onder welk stelsel valt een kunstenaar die in Duitsland komt werken, en welke formaliteiten moet hij vervullen?.................. 204 3.1.1. De kunstenaar-werknemer................................................. 204 3.1.2. De zelfstandige kunstenaar................................................ 205 3.1.3. De onbezoldigde kunstenaar.............................................. 206 3.2. Welke sociale bijdragen moeten worden betaald voor elk stelsel?....................................................................................... 206 3.2.1. De sociale bijdragen van de werknemers............................. 206 3.2.2. De sociale bijdragen van de zelfstandigen........................... 207 3.2.3. De sociale bijdragen van de onbezoldigde kunstenaars........ 212 3.3. Welke sociale uitkeringen kunnen kunstenaars krijgen die in Duitsland werken?................................................................. 212 3.3.1. Uitkeringen voor kunstenaar-werknemers............................ 212 3.3.1.1. Ziekte............................................................................. 212 3.3.1.2. Verzorging...................................................................... 213 3.3.1.3. Pensioen en ouderdomsverzekering.................................. 213 3.3.1.4. Werkloosheid................................................................. 213 3.3.1.5. Beroepsongevallen.......................................................... 214 3.3.2. Uitkeringen voor zelfstandige kunstenaars.......................... 214 3.3.3. Combinatie werknemers- of zelfstandigenstatuut?............... 215 3.3.4. Welk statuut is het beste: werknemers- of zelfstandigenstatuut?................................................................................. 215 3.3.5. Uitkeringen voor de onbezoldigde kunstenaars.................... 216 3.4. Enkele tips als de kunstenaar niet verzekerd is in Duitsland...... 216 4.
Sociale zekerheid in Groot-Brittannië.......................................... 218 9
4.1. Onder welk stelsel valt een kunstenaar die in Groot-Brittannië komt werken, en welke formaliteiten moet hij vervullen?.......... 218 4.1.1. De kunstenaar-werknemer................................................. 219 4.1.2. De zelfstandige kunstenaar................................................ 220 4.1.3. De onbezoldigde kunstenaar.............................................. 221 4.2. Welke sociale bijdragen moeten worden betaald voor elk stelsel?....................................................................................... 222 4.2.1. De sociale bijdragen van de werknemers............................. 222 4.2.2. De sociale bijdragen van de zelfstandigen........................... 224 4.2.3. De sociale bijdragen van de onbezoldigde kunstenaars........ 225 4.2.4. De sociale bijdragen voor vergoedingen voor de exploitatie van auteursrechten............................................................ 225 4.3. Welke sociale uitkeringen kunnen kunstenaars krijgen die in Groot-Brittannië werken?...................................................... 226 4.3.1. Uitkeringen voor kunstenaar-werknemers............................ 226 4.3.2. Uitkeringen voor zelfstandige kunstenaars.......................... 227 4.3.3. Uitkeringen voor onbezoldigde kunstenaars........................ 229 5. Sociale zekerheid in Nederland................................................... 231 5.1. Onder welk stelsel valt een kunstenaar die in Nederland komt werken, en welke formaliteiten moet hij vervullen?.................. 231 5.1.1. De kunstenaar-werknemer................................................. 231 5.1.2. De freelancer of zelfstandig ondernemer............................. 232 5.1.3. De artiestenregeling........................................................... 234 5.1.4. De onbezoldigde kunstenaar.............................................. 236 5.1.5. De kunstenaar die een vergoeding ontvangt voor auteursrechten............................................................................. 236 5.2. Welke sociale bijdragen moeten worden betaald voor elk stelsel?....................................................................................... 236 5.2.1. De sociale bijdragen van de werknemers............................. 236 5.2.1.1. De werknemersverzekeringen........................................... 237 5.2.1.2. De volksverzekeringen..................................................... 237 5.2.1.3. De premies voor de zorgverzekeringswet........................... 237 5.2.2. De sociale bijdragen van de freelancers (die niet onder de artiestenregeling vallen) of de zelfstandige ondernemers...... 238 5.2.2.1. Geen werknemersverzekeringen....................................... 238 5.2.2.2. De volksverzekeringen..................................................... 238 5.2.2.3. De premies voor de zorgverzekeringswet........................... 238 5.2.3. De sociale bijdragen van de artiesten.................................. 239 5.2.4. De sociale bijdragen van de onbezoldigde kunstenaars........ 239
10
5.3. Welke sociale uitkeringen kunnen kunstenaars krijgen die in Nederland werken?................................................................ 240 5.3.1. Uitkeringen voor kunstenaar-werknemers............................ 240 5.3.1.1. Werknemersverzekeringen............................................... 240 5.3.1.2. Volksverzekeringen.......................................................... 241 5.3.2. Uitkeringen voor freelancers (die niet onder de artiestenregeling vallen) en zelfstandige ondernemers.......................... 242 5.3.3. Uitkeringen voor artiesten.................................................. 242 5.3.4. Uitkeringen voor onbezoldigde kunstenaars........................ 243 5.3.5. Speciale regeling voor kunstenaars: de WWIK..................... 243 Bijlagen......................................................................................... 245 II. INKOMSTENBELASTINGEN............................................... 255 A. Belgische kunstenaars............................................................ 255 1. Belgische inkomsten................................................................. 255 1.1. Personenbelasting................................................................. 255 1.1.1. Welke kunstenaars moeten in België belastingen betalen?.... 255 1.1.2. Inkomsten......................................................................... 256 1.1.2.1. Belastingvrije kostenvergoedingen.................................... 256 a. Reële kostenvergoedingen........................................... 256 b. Forfaitaire kostenvergoedingen................................... 256 b.1. Vrijwilligersvergoedingen................................... 257 b.2. Kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars...... 257 c. Terugbetaling van woon-werk kosten.......................... 258 1.1.2.2. Vergoedingen voor artistiek opdrachtwerk....................... 261 a. Occasionele of beroepsinkomsten............................... 261 b. Beroepsinkomen: zelfstandige of werknemer................ 263 b.1. Als zelfstandige................................................. 263 b.2. Als werknemer.................................................. 263 1.1.2.3. Vergoedingen voor artistiek werk, maar niet in opdracht... 264 a. Occasionele of beroepsinkomsten............................... 264 b. Roerende inkomsten.................................................. 265 c. Niet belastbare inkomsten.......................................... 266 1.1.2.4. Vergoedingen voor niet artistiek werk............................... 267 1.1.2.5. Vergoedingen voor de exploitatie van auteurs- en naburige rechten.......................................................................... 268 a. Vergoedingen aan kunstenaars.................................... 268 b. Vergoedingen aan erfgenamen.................................... 273 11
b.1. Inkomsten die voortkomen uit uitvoeringen/werken vóór het overlijden...................................... 273 b.2. Inkomsten die voortkomen uit uitvoeringen/werken na het overlijden......................................... 274 1.1.2.6. Subsidies en prijzen......................................................... 275 a. Vrijgestelde subsidies en prijzen................................... 276 b. Gedeeltelijk vrijgestelde subsidies en prijzen................. 277 c. Volledig belastbare subsidies en prijzen....................... 277 1.1.3. Aftrekbare kosten.............................................................. 278 1.1.3.1. Forfaitaire vs werkelijke beroepskosten............................ 278 1.1.3.2. Werkelijke beroepskosten................................................ 279 a. Begrip....................................................................... 279 a.1. Gedaan of gedragen tijdens het belastbaar tijdperk................................................................. 279 a.2. Om belastbare inkomsten te verwerven of te behouden............................................................ 280 a.3. De echtheid en het bedrag dienen bewezen te worden............................................................. 280 b. Voorbeelden van werkelijke beroepskosten.................. 280 b.1. Benodigdheden................................................ 281 b.2. Woning............................................................ 281 b.2.1. Eigenaar........................................................... 282 b.2.2. Huurder........................................................... 283 b.3. Kantoormeubilair en –installaties....................... 283 b.4. Autokosten....................................................... 284 b.4.1. Beroepskilometers............................................ 284 b.4.2. Woon-werk kilometers...................................... 285 b.4.3. Privé-kilometers................................................ 286 b.5. Intresten van leningen....................................... 286 b.6. Literatuur en opleiding...................................... 287 b.7. Kledij............................................................... 287 b.8. Kosten van boekhouder en advocaat.................. 287 b.9. Representatiekosten.......................................... 288 b.10. Sociale bijdragen.............................................. 288 b.11. Andere beroepskosten....................................... 288 1.1.4. Verlies............................................................................... 289 1.1.5. Belastingtarief................................................................... 290 1.1.5.1. Beroepsinkomsten.......................................................... 290 1.1.5.2. Diverse inkomsten.......................................................... 291 1.1.5.3. Roerende inkomsten....................................................... 291 12
1.1.5.4. Belastingvrije som........................................................... 292 1.2. Vennootschapsbelasting (bvba, nv, cv, …).............................. 293 1.2.1. Voordelen......................................................................... 293 1.2.2. Nadelen............................................................................ 295 1.2.3. Is het oprichten van een vennootschap aangewezen?........... 295 1.3. Rechtspersonenbelasting (Vereniging Zonder Winstoogmerk (vzw))................................................................................... 296 1.4. Procedure............................................................................. 296 1.4.1. Aangifte............................................................................ 296 1.4.2. Aanslag............................................................................. 296 1.4.2.1. Gewone aanslagtermijn................................................... 297 1.4.2.2. Aanslagtermijn van 3 jaar................................................ 297 1.4.2.3. Aanslagtermijn van 5 jaar................................................ 297 1.4.3. Administratief beroep........................................................ 297 1.4.4. Gerechtelijke procedure..................................................... 297 Bijlagen......................................................................................... 298 2. Buitenlandse inkomsten............................................................ 302 2.1. Dubbelbelastingverdragen..................................................... 302 2.1.1. Risico van dubbele belastingheffing en dubbelbelastingverdragen.............................................................................. 302 2.1.2. Het OESO Modelverdrag................................................... 304 2.1.3. De Belgische dubbelbelastingverdragen.............................. 305 2.1.3.1. Artikel 7: ondernemingswinst.......................................... 305 2.1.3.2. Artikel 12: royalty’s......................................................... 306 a. Tekst in het OESO Modelverdrag................................ 306 b. Veel afwijkingen in de Belgische dubbelbelastingverdragen....................................................................... 307 2.1.3.3. Artikel 15: inkomsten uit niet-zelfstandige arbeid............. 309 2.1.3.4. Artikel 17: artiesten (podiumkunstenaars) en sporters...... 311 a. Tekst in het OESO Modelverdrag................................ 311 a.1. Artikel 17, lid 1................................................. 311 a.2. Artikel 17, lid 2................................................. 312 a.3. Eventuele toevoeging van vrijstelling in artikel 17, lid 3................................................................. 312 b. Toepassing van artikel 17 in de Belgische dubbelbelastingverdragen............................................................. 313 c. Kostenaftrek.............................................................. 317 c.1. Meestal geen kostenaftrek, maar heffing op de bruto-gage....................................................... 317 13
c.2. Ontwikkelingen binnen de Europese Unie........... 318 c.3. Ontwikkelingen binnen de OESO....................... 319 2.2. Nationale wetgeving in het buitenland.................................... 320 2.2.1. Inleiding............................................................................ 320 2.2.2. Overzicht van nationale belastingregels voor gages voor artiesten (podiumkunstenaars)............................................. 324 2.2.3. Nederland......................................................................... 325 2.2.3.1. Zelfstandigen.................................................................. 325 2.2.3.2. Royalty’s........................................................................ 325 2.2.3.3. Werknemers................................................................... 325 2.2.3.4. Artiesten (podiumkunstenaars)....................................... 326 2.2.4. Duitsland.......................................................................... 327 2.2.4.1. Algemeen....................................................................... 327 2.2.4.2. Zelfstandigen.................................................................. 327 2.2.4.3. Royalty’s........................................................................ 328 2.2.4.4. Werknemers................................................................... 328 2.2.4.5. Artiesten (podiumkunstenaars)....................................... 329 2.2.5. Frankrijk........................................................................... 330 2.2.5.1. Zelfstandigen.................................................................. 330 2.2.5.2. Royalty’s........................................................................ 330 2.2.5.3. Werknemers................................................................... 330 2.2.5.4. Artiesten (podiumkunstenaars)....................................... 331 2.2.6. Groot-Brittannië................................................................ 332 2.2.6.1. Zelfstandigen.................................................................. 332 2.2.6.2. Royalty’s........................................................................ 332 2.2.6.3. Werknemers................................................................... 332 2.2.6.4. Artiesten (podiumkunstenaars)....................................... 333 2.2.7. Verenigde Staten van Amerika (USA).................................. 334 2.2.7.1. Zelfstandigen.................................................................. 334 2.2.7.2. Royalty’s........................................................................ 334 2.2.7.3. Werknemers................................................................... 335 2.2.7.4. Artiesten (podiumkunstenaars)....................................... 336 2.3. Terug in België: voorkoming van dubbele belastingen.............. 338 2.3.1. Algemeen kader................................................................. 338 2.3.1.1. België is bevoegd om belastingen te heffen....................... 338 2.3.1.2. België is niet bevoegd om belastingen te heffen................ 339 a. Belastingvrijstelling..................................................... 339 b. Belastingverrekening................................................... 340 2.3.2. Dubbelbelastingverdrag..................................................... 340 2.3.2.1. Artikel 7: ondernemingswinst.......................................... 340 14
2.3.2.2. Artikel 15: inkomsten uit niet-zelfstandige arbeid............. 341 a. Algemeen principe: werkstaat belast........................... 341 b. Twee uitzonderingen op het algemeen principe ‘werkstaat belast’............................................................... 343 b.1. De 183-dagenregeling....................................... 343 b.2. Grensarbeiderregeling met Frankrijk................... 345 c. Salary split................................................................. 346 2.3.2.3. Artikel 17: artiesten (podiumkunstenaars)....................... 347 2.3.2.4. Artikel 12: royalty’s......................................................... 349 2.3.2.5. Kostenvergoedingen........................................................ 352 2.3.3. Bij gebreke van een dubbelbelastingverdrag........................ 352 2.3.3.1. Vermijden van dubbele belastingen en principe van de gedeeltelijke vrijstelling....................................................... 352 2.3.3.2. Tewerkstelling in een land buiten Europa: bijzonder kostenforfait........................................................................ 353 B. Buitenlandse kunstenaars – Bedrijfsvoorheffing van buitenlandse kunstenaars in België.......................................................... 355 1. Categorieën buitenlandse podiumkunstenaars............................... 355 1.1. Eerste categorie: zelfstandige podiumkunstenaars................... 355 1.2. Tweede categorie: buitenlandse groepen................................ 356 1.3. Derde categorie: buitenlandse ondernemingen die vertoningen leveren.................................................................................. 356 1.3.1. Algemene regel.................................................................. 356 1.3.2. Uitzondering wegens geen artikel 17, lid 2 in het dubbelbelastingverdrag.................................................................... 358 1.4. Vierde categorie: podiumkunstenaars, andere dan categorie 1, 2 en 3.................................................................................... 359 1.5. Vijfde categorie: podiumkunstenaars met werkzaamheden zonder handelskarakter......................................................... 360 2.
Berekening van de bedrijfsvoorheffing......................................... 361
3.
Op te maken documenten......................................................... 361
4.
Betaling van de bedrijfsvoorheffing............................................. 362
5.
Termijn van betaling................................................................ 362
6.
Bewijs van betaling.................................................................. 362
7.
Vragen over buitenlandse bedrijfsvoorheffing?............................... 363
15
III. BTW.................................................................................... 365 A. Diensten en leveringen door Belgische kunstenaars in België...... 365 1. Algemeen............................................................................... 365 1.1. Werking van de btw............................................................... 365 1.2. Basisvragen bij btw-vraagstukken........................................... 368 2. Belastingplichtige..................................................................... 368 2.1. Essentiële kenmerken............................................................. 369 2.1.1. Eénieder............................................................................ 369 2.1.2. De kunstbeoefening moet kaderen in een economische activiteit................................................................................. 369 2.1.3. De kunstbeoefening gebeurt geregeld................................. 370 2.1.4. De kunstbeoefening gebeurt op zelfstandige basis............... 371 2.2. Niet essentiële kenmerken...................................................... 372 2.2.1. Met of zonder winstoogmerk............................................. 372 2.2.2. Hetzij hoofdzakelijk, hetzij aanvullend................................ 373 2.3. Is een kunstenaar btw-plichtig?.............................................. 373 2.4. Begin en einde van de btw-plicht............................................ 374 2.4.1. Begin van de btw-plicht..................................................... 374 2.4.2. Einde van de btw-plicht..................................................... 374 3. Belastbare handelingen............................................................. 374 3.1. Levering................................................................................ 375 3.2. Dienst.................................................................................. 375 4. Btw-vrijstellingen..................................................................... 376 4.1. Vrijstellingen zonder recht op aftrek....................................... 376 4.1.1. Uitvoerende artiesten......................................................... 377 4.1.1.1. Uitvoerende artiesten...................................................... 378 4.1.1.2. Individuele artiesten en groepen...................................... 379 4.1.1.3. De medecontractant moet een organisator van schouwspelen of concerten, een muziekuitgever of een filmmaker zijn................................................................................. 380 4.1.1.4. Artistieke prestaties......................................................... 381 4.1.2. Auteurs en componisten.................................................... 382 4.1.2.1. Een contract van uitgave................................................. 382 4.1.2.2. Het contract tot uitgave moet betrekking op een letterkundig werk of een kunstwerk.......................................... 383 4.1.2.3. Het contract moet worden afgesloten door de auteur, een natuurlijk persoon.......................................................... 384
16
4.1.2.4. Dagbladjournalisten....................................................... 384 4.1.3. Vergoedingen van Sabam of andere beheersvennootschappen voor het openbaar opvoeren van werken...................... 385 4.1.4. Lezingen en voordrachten.................................................. 385 4.1.5. Organisatie van culturele voorstellingen of tentoonstellingen zonder winstoogmerk.................................................. 386 4.1.6. Diensten verricht door sommige instellingen met politieke, syndicale, levensbeschouwelijke, … doeleinden zonder winstoogmerk voor hun leden............................................ 387 4.1.7. Onderwijs......................................................................... 387 4.1.7.1. Situatie vóór 1994.......................................................... 388 4.1.7.2. Situatie vanaf 1 januari 1994........................................... 388 4.1.7.3. Situatie na 30 mei 2005.................................................. 389 4.1.8. Verhuur van voorwerpen van culturele aard......................... 389 4.1.9. Kleine ondernemingen....................................................... 390 4.2. Vrijstellingen met behoud van recht op aftrek......................... 391 5.
Maatstaf van heffing................................................................ 392
6. Btw-tarieven........................................................................... 394 6.1. Algemeen tarief van 21 %....................................................... 394 6.2. Verlaagd tarief van 6 %.......................................................... 395 6.2.1. Verkoop van kunstwerken.................................................. 395 6.2.1.1. De verkoper.................................................................... 395 6.2.1.2. Origineel kunstwerk........................................................ 396 a. Schilderijen................................................................ 396 b. Gravures, etsen en litho’s............................................ 397 c. Beeldhouwwerken...................................................... 397 d. Tapisserieën en wandtextiel......................................... 398 e. Voorwerpen van keramiek........................................... 399 f. Emailwerk op koper................................................... 399 g. Foto’s........................................................................ 399 h. Andere kunstvoorwerpen............................................ 399 6.2.1.3. De kunstgalerij............................................................... 400 a. De verschillende hoedanigheden van de kunstgalerij..... 400 a.1. De kunstgalerij als wederverkoper...................... 401 a.2. De kunstgalerij als makelaar.............................. 401 a.3. De kunstgalerij als lasthebber............................ 401 a.4. De kunstgalerij als commissionair...................... 401 b. Winstmargeregeling................................................... 402 6.2.2. Toegang tot inrichtingen voor cultuur, sport of vermaak...... 403 17
6.2.3. Sociale Bureaus voor Kunstenaars (SBK’s).......................... 403 6.2.4. Auteursrechten.................................................................. 404 6.2.5. Couranten, tijdschriften en boeken..................................... 404 6.2.6. Uitvoerende artiesten......................................................... 404 6.2.6.1. Uitvoerende artiesten...................................................... 404 6.2.6.2. Theaterbureaus en impresario’s....................................... 405 a. Het theaterbureau als louter tussenpersoon................ 405 b. Het theaterbureau als ondernemer van schouwspelen.. 406 c. Het theaterbureau als organisator van schouwspelen... 407 6.3. Te veel of te weinig gefactureerde btw..................................... 408 6.3.1. Te weinig btw.................................................................... 408 6.3.2. Te veel btw........................................................................ 408 7. Recht op aftrek....................................................................... 409 7.1. Algemene regel...................................................................... 409 7.2. Beperkingen van het recht op btw-aftrek................................ 411 7.3. Gemengde btw-plicht............................................................ 412 8. Administratieve verplichtingen................................................... 414 8.1. Gewone btw-plichtigen.......................................................... 414 8.1.1. Aangifte van aanvang van werkzaamheid............................ 414 8.1.2. Btw-aangifte indienen........................................................ 415 8.1.3. Facturen uitreiken.............................................................. 415 8.1.4. Facturen bewaren.............................................................. 416 8.1.5. Boekhouding voeren.......................................................... 416 8.1.6. Verschuldigde btw betalen................................................. 417 8.1.7. Klantenlisting opstellen...................................................... 417 8.1.8. Intracommunautaire listing opstellen................................. 417 8.1.9. Stopzetting van activiteit melden........................................ 417 8.2. Kleine ondernemingen........................................................... 418 8.2.1. Aangifte van aanvang van werkzaamheid............................ 418 8.2.2. Facturen uitreiken.............................................................. 418 8.2.3. Dagboek van ontvangsten bijhouden.................................. 418 8.2.4. Stukken met betrekking tot de economische activiteit bewaren.................................................................................... 418 8.2.5. Bijzondere btw-aangifte indienen....................................... 419 8.2.6. Jaarlijkse klantenlisting opstellen........................................ 419 8.2.7. Overschrijding van de drempel van 5.580 euro melden........ 419 8.2.8. Stopzetting van activiteit melden........................................ 420 8.3. Btw-plichtigen zonder recht op aftrek..................................... 420 8.3.1. Bijzondere btw-aangifte indienen....................................... 420 18
8.3.2. Aankopen in een andere staat binnen de EG....................... 421 8.3.3. Facturen uitreiken.............................................................. 421 9.
Procedure.............................................................................. 422
Bijlagen......................................................................................... 424 B. Diensten en leveringen door Belgische kunstenaars in het buitenland. .................................................................................... 432 1. Plaatsbepaling van een dienst of levering...................................... 432 1.1. Plaatsbepaling voor diensten................................................. 433 1.1.1. Algemene regel voor diensten............................................. 433 1.1.2. Uitzonderingen.................................................................. 433 1.1.2.1. Werken in onroerende staat............................................ 434 1.1.2.2. Materieel werk................................................................ 434 a. Uitzondering op de uitzondering voor materieel werk... 434 1.1.2.3. Schouwspelen, concerten en onderwijs............................ 435 1.1.2.4. Intellectuele diensten...................................................... 437 1.1.2.5. Tussenpersonen.............................................................. 440 1.2. Plaatsbepaling voor leveringen van goederen.......................... 443 1.2.1. Belgische btw-plichtige kunstenaar verkoopt....................... 443 1.2.1.1. Binnen de Europese Unie................................................ 443 a. Algemene regel........................................................... 443 b. Uitzonderingen.......................................................... 443 b.1. Leveringen met installatie of montage................ 443 b.2. Leveringen met vervoer...................................... 443 b.2.1. Algemene regel................................................. 443 b.2.2. Uitzondering op de algemene regel: intracommunautaire levering.......................................... 444 1.2.1.2. Buiten de Europese Unie (uitvoer)................................... 445 1.2.2. Belgische kunstenaar koopt................................................ 446 1.2.2.1. Binnen de Europese Unie................................................ 446 a. Algemene regel........................................................... 446 b. Uitzonderingen.......................................................... 446 b.1. Leveringen met installatie of montage................ 446 b.2. Leveringen met vervoer...................................... 446 b.2.1. Algemene regel................................................. 446 b.2.2. Uitzondering op de algemene regel: intracommunautaire verwerving...................................... 447 1.2.2.2. Buiten de Europese Unie (invoer).................................... 448 1.2.3. Tussenpersonen.................................................................. 448 19
2. De btw-systemen in de buurlanden............................................. 451 2.1. Frankrijk............................................................................... 452 2.1.1. Btw-tarieven en vrijstellingen.............................................. 452 2.1.1.1. Algemeen....................................................................... 452 2.1.1.2. Vrijstellingen................................................................... 452 2.1.1.3. Het verlaagd btw-tarief van 5,5 %.................................... 452 2.1.2. Prestaties aan een Franse ondernemer................................ 453 2.1.3. Prestaties aan een privé persoon......................................... 453 2.1.4. Kleine ondernemingsregeling bij vaste inrichting.................. 454 2.1.5. Margeregeling................................................................... 454 2.1.6. Teruggave van btw............................................................. 455 2.2. Duitsland............................................................................. 457 2.2.1. Btw-tarieven en vrijstellingen.............................................. 457 2.2.1.1. Algemeen....................................................................... 457 2.2.1.2. De vrijstellingen.............................................................. 457 2.2.1.3. Het verlaagd tarief van 7 %.............................................. 458 2.2.2. Prestaties aan een Duitse ondernemer................................ 458 2.2.3. Prestaties aan een privé persoon......................................... 459 2.2.4. Kleine ondernemersregeling bij vaste inrichting................... 459 2.2.5. Teruggave van btw............................................................. 459 2.3. Groot-Brittannië................................................................... 461 2.3.1. Btw-tarieven en vrijstellingen.............................................. 461 2.3.1.1. Algemeen....................................................................... 461 2.3.1.2. De vrijstellingen.............................................................. 461 2.3.1.3. Het verlaagd tarief van 5 %.............................................. 461 2.3.2. Prestaties aan een Britse ondernemer.................................. 462 2.3.3. Prestaties aan een privé-persoon........................................ 462 2.3.4. Kleine ondernemersregeling bij vaste inrichting................... 462 2.3.5. Margeregeling................................................................... 462 2.3.6. Teruggave van btw............................................................. 463 2.4. Nederland............................................................................ 464 2.4.1. Btw-tarieven en vrijstelling................................................. 464 2.4.1.1. Algemeen....................................................................... 464 2.4.1.2. Vrijstelling van btw.......................................................... 465 2.4.1.3. Het verlaagd btw-tarief van 6 %....................................... 465 a. Uitvoerende kunstenaars............................................ 465 b. Levering van kunstvoorwerpen door kunstenaars......... 466 2.4.2. Prestaties aan een Nederlandse ondernemer....................... 467 2.4.3. Prestaties aan een privé-persoon........................................ 467 2.4.4. Kleine ondernemersregeling bij vaste inrichting................... 468 20
2.4.5. Margeregeling................................................................... 469 2.4.6. Teruggave van btw............................................................. 470 AUTEURS.................................................................................... 473
21