Jaarverslag 2012
Inhoud
1
Inleiding ................................................................................................................................ 3
2
Algemeen ........................................................................................................................................ 4
2.1
Visievorming en positionering ................................................................................................. 4
2.2
Plaats in het hulpverleningslandschap .................................................................................... 7
3
Kwaliteitsbewaking......................................................................................................................... 8
3.1
Status KHB ............................................................................................................................... 8
3.2
Inspectie .................................................................................................................................. 8
3.3
Zelfevaluatie ............................................................................................................................ 8
4
Pedagogische werking .................................................................................................................... 9
4.1
Aansturing ............................................................................................................................... 9
4.2
Werking ................................................................................................................................. 10
4.3
Dossiervorming...................................................................................................................... 13 4.3.1
samenstelling digitaal/papieren dossier ....................................................................... 13
4.3.2
IHP ................................................................................................................................. 13
4.4
Programma ............................................................................................................................ 14
4.5
IB en IB-momenten................................................................................................................ 14
4.6
Psycholoog............................................................................................................................. 14
4.7
Schoolvervangend aanbod .................................................................................................... 15
4.8
Materialen ............................................................................................................................. 16
4.9
Kamp en Tweedaagse ............................................................................................................ 16
4.10
Time out................................................................................................................................. 17
5. Jongeren ................................................................................................................................. 18 5.1.
Beeld van populatie ....................................................................................................... 18
5.2
Bezetting, gemiddelde verblijfsduur ............................................................................. 22
5.3
Gebruik functies ............................................................................................................ 23
5.4
grensgedrag / drop-out ................................................................................................. 25
5.5
klachten / tevredenheid ................................................................................................ 25
Context .................................................................................................................................. 25
6. 6.1
Betrekken van context in opdracht ............................................................................... 25
6.2
Verloop bezoeken.......................................................................................................... 26
6.3
Weekend regeling.......................................................................................................... 27 Samenwerkingsverbanden of afspraken ............................................................................. 27
7.
8.
7.1
Afspraken....................................................................................................................... 27
7.2
Samenwerkingsverbanden ............................................................................................ 28
Personeel....................................................................................................................................... 31
8.1
Inzet, functies, wijzigingen .................................................................................................... 31
8.2
Coaching en teambuilding ..................................................................................................... 33
8.3
Feedback en evaluatie ........................................................................................................... 33
9.
Vorming ......................................................................................................................................... 34
10. Administratief-financieel .............................................................................................................. 35 10.1
Interne verslaggeving ............................................................................................................ 35
10.2
Formulieren ........................................................................................................................... 36
10.3
Bewaren en archiveren van dossiers en andere gegevens ................................................... 36
10.4
BinC ........................................................................................................................................ 36
10.5
Financieel ............................................................................................................................... 37
11. Logistiek ........................................................................................................................................ 38 12. Informatica .................................................................................................................................... 39 13. Externe relaties ............................................................................................................................. 41
2
1 Inleiding OOOC De Luwte kende in haar vierde levensjaar weinig periodes van windstilte. Begeleiders kwamen en gingen. Ook in het begeleidingsteam waren er grondige wijzigingen, met onder meer een nieuwe verantwoordelijke. Kwantitatief gesproken werd er vooruitgang geboekt. We realiseerden meer begeleidingsdagen dan in de jaren daarvoor. Opvallend is nochtans dat we minder jongeren over de vloer kregen. 44 jongeren beëindigden een begeleiding van OOOC De Luwte in 2012. In 2011 waren dat er nog 51, in 2010 zelfs 73. Dat heeft te maken met twee factoren: we realiseerden minder korte onthaalperiodes en een oriëntatieperiode werd vaker verlengd met een periode van observatie. Het is moeilijk om een oordeel te vellen over kwaliteit op basis van dergelijke cijfers, die uiteindelijk niets zeggen over de groep jongeren die op een bepaald moment in huis is. Toch menen we dat we ook kwalitatief stappen vooruit hebben gezet. Het team van de Luwte heeft een enorme rijkdom aan contextuele, psychoanalytische, sociaalpedagogische en orthopedagogische inzichten. Zo’n diverse bron van kennis en inzichten is een potentiële sterkte, op voorwaarde dat de verschillende ideeën en krachten gebundeld worden. Daarvoor is vertrouwen nodig, transparantie en open dialoog. Het is eigen aan een jonge organisatie dat die voorwaarden moeten groeien. Het turbulente 2012 bracht ons ook een gedragen visietekst, die doorgesproken werd met het team en het kader biedt waarin we onze concrete dagelijkse activiteiten ontplooien. In die zin bracht 2012 ons weer een stapje in de richting van een consistente, transparante en daadkrachtige werking. 2013 wordt opnieuw een belangrijk jaar. Om te bevestigen wat we klaarstoomden in 2012, maar meteen ook om weer nieuwe veranderingen voor te bereiden. In 2014 wordt het hulpverleningslandschap immers grondig hernieuwd. De plaats van de OOOC’s in dat vernieuwde landschap zal in 2013 duidelijker worden. Het jaarverslag is een vrij abstracte weergave in visie en cijfers van heel concrete verhalen van heel concrete jongeren. Achter de visie en de cijfers schuilen de verhalen van Alfres Amber Benjamin Brendan Claudia Dylan Emanuelle Esma Femke Gregory Gregory Hajar Hannes Henrietta Ivana Jason Jason Jasper Jens Jonas Jonas Joost Jordan Joyce Junior Kadima Kevin Kevin Kimberley Kimberley Kimberly Kjenta Kristof Kylie Loïc Madison Matthias Matthias Maxim Morgane Nino Pieter Sebihan Shane en Yoeri.
3
2 Algemeen 2.1 Visievorming en positionering In 2012 hebben we tijd uitgetrokken om een heldere visie voor de Luwte op papier te zetten. Deze visie moet het raamwerk vormen waarin we complexe moeilijkheden en discussies op een heldere , constructieve manier kunnen benaderen. De visie werd doorgesproken met het ganse team op twee extra teamvergaderingen. Hieronder geven we de grote lijnen weer van de visietekst (die te raadplegen is op onze website).
Onthaal, oriëntatie en observatie De Luwte is een onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrum (OOOC), erkend door het Vlaams Agentschap Jongerenwelzijn. De functies ‘onthaal’, ‘oriëntatie’ en ‘observatie’ worden ingezet op basis van de aanmeldingen van de verwijzende diensten: het Comité Bijzondere Jeugdzorg (vrijwillige hulpverlening) en de Sociale Dienst van de Jeugdrechtbank (opgelegde hulpverlening). Met de functie ‘onthaal’ engageren we ons in de mate van het mogelijke tot crisisopvang (in het kader van het crisisnetwerk integrale jeugdhulpverlening, maar ook op dringende vraag van consulenten). Soms wordt de onthaalfunctie ook aangewend in overbrugging naar toekomstige hulpverlening. De oriëntatieopdracht is gericht op vraagverheldering. Daarin proberen we de vraag van verwijzers, jongeren en ouders helder te krijgen. We focussen op een grondige anamnese van de (gezins)context en de onderliggende factoren die geleid hebben tot de vraag naar oriëntatie. Het resultaat van het geleverde werk krijgt vorm in een eindverslag met een definitief advies, in de praktijk meestal na 60 dagen. Waar nodig staan we stil bij klinische stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. We werken daarvoor samen met de kinder- en jeugdpsychiatrische afdeling van het H.H.-Ziekenhuis in Roeselare. Er is ook aandacht voor factoren zoals intelligentie, medische problemen en psychosociale elementen. De observatieopdracht is een verlenging en uitdieping van de oriëntatie. Uiterlijk na 4 maanden formuleren we een zo breed mogelijke diagnose. Daarin hebben we aandacht voor het globaal functioneren en voor omgevingsproblemen. Een onthaal is altijd residentieel (mobiel of ambulant kan enkel bij hoge uitzondering). De oriëntatie of observatie kan onder diverse vormen worden gerealiseerd: mobiel, ambulant, residentieel of een combinatie hiervan. Dit is afhankelijk van de vraagstelling en de draagkracht van de cliënt en de context. Tijdens de begeleiding kan van werkvorm veranderd worden. We werken vandaag overwegend residentieel. Een residentieel verblijf wordt doorgaans wel gecombineerd met mobiele interventies naar het gezin of de bredere context. Het is de bedoeling om, in lijn met de toekomstige ontwikkelingen in het hulpverleningslandschap, meer aandacht te besteden aan mobiele mogelijkheden.
4
Funderende waarden Een pijler die wij hoog in het vaandel dragen is respect. We hebben respect voor de manier waarop jongeren en ouders in het leven staan. We zoeken aansluiting bij de gedragspatronen die kinderen en ouders aangenomen hebben teneinde te kunnen omgaan met hun situatie. Tegelijk willen we inzicht bieden in mogelijks contraproductieve gedragspatronen (druggebruik is bijvoorbeeld geen constructieve manier om tot rust te komen, kinderen slaan is geen accurate weg om ouderlijk gezag af te dwingen, spijbelen is geen goede strategie om leermoeilijkheden aan te pakken, …). Er zijn hoe dan ook zaken die tijdens onze begeleiding niet kunnen getolereerd worden omdat ze de jongere zelf, andere jongeren of begeleiders in gevaar brengen. Respect impliceert dus ook een aantal strikte regels in De Luwte zoals: geen fysieke agressie, geen seksueel grensoverschrijdend gedrag, geen druggebruik. Dat soort gedrag maakt wel eens deel uit van de problematiek en de gedragspatronen van onze jongeren, maar we kunnen het niet tolereren in De Luwte. We gaan er in de mate van het mogelijke wel constructief mee aan de slag. Gedrag onderdrukken door restrictief op te treden, kan een noodzakelijk startpunt zijn, maar is niet het eindpunt van onze begeleiding. Om tot een handelings- en toekomstgerichte diagnose van de situatie te komen, werken wij een aanpak uit op maat van de jongere. Dit houdt in dat we individueel proberen te werken naar gelang de mogelijkheden van de jongeren, de draagkracht van leefgroep en begeleiders en de middelen van onze werking. De mix tussen ‘aandacht voor de specifieke noden van elk individu’ en ‘aandacht voor structuur en veiligheid in de leefgroep’ kreeg haar neerslag in een aantal procedures. Deze procedures (rond spijbelen, drugs, agressie) moeten fungeren als een richtinggevend raamwerk waarbinnen in overleg met de collega’s individuele klemtonen kunnen gelegd worden waar dat nodig en mogelijk geacht wordt. De procedures spijbelen en agressie bleven ongewijzigd. In 2012 werd de procedure drugs herwerkt. Ook in 2012 werden we geconfronteerd met (vermoedens van) druggebruik in de Luwte. Eén keer was een stopzetting van de begeleiding noodzakelijk. De veiligheid van andere bewoners kwam in het gedrang. In andere gevallen besloten we om verder te gaan met de jongere in kwestie, zij het wel na een externe time-out. De procedure werd in die zin aangepast. Bij het vinden van drugs volgt niet automatisch een stopzetting, wel een time-out. Er wordt vervolgens grondig overwogen met begeleiders, consulent, ouders en jongere of en hoe we verder kunnen. Bij het dealen van drugs in de Luwte volgt wel een onmiddellijke en definitieve stopzetting van de begeleiding. We kunnen niet dulden dat de integriteit van op zich al kwetsbare jongeren in gevaar wordt gebracht in wat een veilige omgeving zou moeten zijn.
Handelingsgerichte diagnostiek Onze diagnostiek is gebaseerd op een handelingsgericht proces waarbij we hypotheses ontwikkelen en toetsen. Hypotheses worden gevoed vanuit drie richtinggevende kaders die elkaar aanvullen: de psychoanalyse, de sociale pedagogiek en het contextuele denken. Dat betekent dat we uitdrukkelijk aandacht hebben voor de zingeving van een individuele jongere, maar tegelijk ook beseffen dat een persoon niet in het leven staat los van zijn of haar sociale context. Individuele zingeving en de betekenis van iemands gedrag moet ook altijd binnen die context gezien moeten worden. Die context is niet enkel het gezin (of de gezinnen) waarin de jongere verblijft, maar ook de maatschappelijke positie van dat gezin en de historische situering daarvan (bijvoorbeeld generatie-armoede of steeds terugkerende patronen van mishandeling of conflictueuze relaties).
5
Dat uitgangspunt impliceert dat we niet vertrekken vanuit een vooraf bepaald te bereiken doel, maar vanuit de initiële klacht waarmee mensen naar de Luwte komen. Dat is meestal een ‘aanklacht’ tegenover betekenisvolle anderen in de sociale omgeving (ouders klagen over het gedrag van jongeren, jongeren klagen over ouders en/of leerkrachten, …). De communicatie tussen jongeren en hun omgeving loopt vaak vast in deze aanklacht. Ook problemen op of met school lopen bij veel van onze jongeren vast in een spiraal van actie-reactie, waarbij elke partij in de eigen aanklacht blijft hangen en die vaak steeds meer bevestigd ziet. In die zin is de Luwte ook een periode van rust, van windstilte, waarbij die spiraal even tot stilstand wordt gebracht. We proberen daarbij de dingen die wel nog goed lopen niet mee tot stilstand te brengen. In het beste geval openen we andere perspectieven waarbij de spiraal terug de andere richting op kan draaien. Daarom gaan we met jongeren en ouders op pad om de aanklacht om te buigen naar een gedeelde hulpvraag, waarbij niet het eigen grote gelijk op de voorgrond staat. We vertrekken vanuit de last die de klacht met zich brengt en motiveren tot een zoektocht naar een andere, meer constructieve manier om in relatie te staan met betekenisvolle anderen. We stellen ons daarbij op als bondgenoot, als een gezel die samen met hen op pad gaat om te zoeken hoe ze kunnen omgaan met de moeilijkheden op hun pad. We gedragen ons niet als de alwetende hulpverlener die hen opdraagt wat te doen of die de zaken van hen overneemt. Om mensen in hun zoektocht te ondersteunen is het van belang om hun logica te achterhalen. Daarom stellen we ons in eerste instantie een aantal vragen die peilen naar de zingeving van een persoon en de relaties met zijn omgeving: hoe verhoudt iemand zich tot de buitenwereld, op welke manier moeten we de reacties en gedragingen van een persoon ten opzichte van de buitenwereld begrijpen, in welke mate heeft die persoon het gevoel vat te hebben op zijn gedragingen en hoe ziet hij zijn eigen verantwoordelijkheid hierin, welke patronen herhalen zich keer op keer? Belangrijk is ook dat we ons bewust zijn van valkuilen voor de hulpverlening. We lopen dikwijls het risico om meegesleept te worden in een destructieve herhaling van zaken die fout lopen in de relatie tussen de jongere en zijn omgeving. Om deze vragen te beantwoorden, zijn onze dagelijkse observaties van cruciaal belang. Deze observaties worden gekoppeld aan informatie uit de individuele gesprekken en de gesprekken met de ouders. Zo vormen begeleiders, maatschappelijk werker en psycholoog samen een ruimer beeld over de jongere en zijn/haar. Dat beeld wordt systematisch bijgehouden en afgetoetst op basis van diepgaande IHPbesprekingen en algemene opvolging op het teamoverleg. In IHP-besprekingen wordt het Individuele Handelingsplan van een jongere geëvalueerd en bijgestuurd. In dat plan wordt op basis van de gegevens uit de intake beschreven welke stappen zullen gezet worden met jongere en context om te komen tot een helder beeld van de situatie. Er worden handvatten gezocht om constructief met die situatie om te gaan. Doorheen de begeleiding zoeken we naar een gedeelde hulpvraag en naar de meest gepaste ondersteuning. We gaan op zoek naar de hulpverlening die het meest aansluit bij de noden van alle betrokkenen zoals die werden gedefinieerd in het proces van oriëntatie/observatie. We proberen ook handvatten aan te reiken voor vervolghulpverlening. Gedurende de begeleiding wordt er op regelmatige basis contact opgenomen met de verwijzende instanties om de violen gelijk te stemmen en de continuïteit in de hulpverlening te verzekeren. Indien nodig wordt een jongere reeds op wachtlijsten geplaatst vooraleer het volledige advies rond is. Dit om te vermijden dat een overbruggingsperiode in het OOOC nodig is.
6
2.2 Plaats in het hulpverleningslandschap Een OOOC heeft een ‘aparte’ plaats in het huidige hulpverleningslandschap. Een OOOC wordt geraadpleegd bij complexe probleemsituaties waarbij een fase van probleemverheldering nodig is vooraleer probleemoplossende interventies voorgesteld of opgelegd worden. Dat betekent niet dat enkel jongeren toegeleid worden die nog niet eerder in contact kwamen met hulpverlening. In de praktijk gaat het ook vaak om jongeren en ouders die, met vallen en opstaan, reeds een lange hulpverleningsweg hebben afgelegd. Kenmerkend voor onze werking is de complexiteit van de problemen die aangemeld worden. Onze jongeren (en hun ouders) worstelen vaak met de breuklijnen tussen bijzondere jeugdzorg (jongerenwelzijn), geestelijke gezondheidszorg (kinder- en jeugdpsychiatrie) en gehandicaptenzorg (VAPH). In die zin zijn de evoluties naar multifunctionele centra (MFC/EMK) en de bredere veranderingen op vlak van Integrale Jeugdhulpverlening ontwikkelingen die hulp minder aanbodsgestuurd kunnen maken en meer op maat van jongeren en hun ouders. OOOC De Luwte is een onderdeel van het Orthopedagogisch Centrum Sint-Idesbald dat een MFC statuut heeft. Op die manier kunnen we anticiperen op de ontwikkelingen in het kader van de integrale jeugdhulpverlening waarbij het ganse jeugdhulpverleningslandschap in 2014 zal hertekend worden. In 2012 werd de positie van de OOOC’s binnen dat hertekende hulpverleningslandschap verder verduidelijkt. De OOOC’s zullen erkend worden als MDT (multidisciplinair team). Een MDT stelt handelings- en toekomstgerichte diagnoses in functie van de verdere ondersteuning van jongeren en hun ouders, overheen de actuele scheidingslijnen tussen de verschillende sectoren in het hulpverleningslandschap. In 2013 zal hier verder positie bepaald (bijvoorbeeld ten aanzien van de intersectorale toegangspoort) worden in overleg met de Vlaamse federatie van de OOOC’s, het OC Sint-Idesbald en het Vlaamse Agentschap Jongerenwelzijn. De nauwe verwantschap met het OC Sint-Idesbald biedt ook organisatorisch belangrijke voordelen. Zo worden warme maaltijden aangeleverd vanuit het OC en kunnen we ook gebruik maken van de accommodatie van het OC (voor gezinsgesprekken en sportactiviteiten bijvoorbeeld). Ook vormingsactiviteiten worden soms voor het geheel van het OC georganiseerd. De Luwte krijgt ook aanzienlijke administratieve ondersteuning vanuit het OC. Dat biedt voordelen bij gezamenlijke aankopen bijvoorbeeld. Bij het nazien van de kwartaaloverzichten loopt dat soms wat moeizamer. De mensen van de administratie zijn fysiek immers niet aanwezig in de Luwte. Daarom werd in 2012 de aanwerving van een eigen administratieve kracht voorbereid die in nauw overleg met OC Sint-Idesbald en het begeleidingsteam het administratieve management van de Luwte voor zich zal nemen.
7
3 Kwaliteitsbewaking 3.1 Status KHB Gedurende 2012 werden er geen wijzigingen in het kwaliteitshandboek aangebracht. De Luwte is nog een jonge werking (opgericht in april 2009). De pedagogische en organisatorische componenten van onze werking worden op de wekelijkse teamvergadering en op de wekelijkse bijeenkomsten van het begeleidingsteam geëvalueerd. In 2013 zal het handboek geactualiseerd worden op basis van deze permanente evaluatie.
3.2 Inspectie Er was in 2012 geen inspectie Jongerenwelzijn.
3.3 Zelfevaluatie Het zelfevaluatiesysteem vanuit Jongerenwelzijn werd nog niet op punt gesteld. In afwachting daarvan willen we wel een systeem opzetten waarbij een semi-externe audit vanuit het OC Sint-Idesbald wordt doorgevoerd. In 2013 zal deze audit voor de eerste keer plaatsvinden.
8
4 Pedagogische werking 4.1
Aansturing
De pedagogische werking van de Luwte wordt vanuit verschillende hoeken onderbouwd. De identiteitsverklaring van OC Sint-Idesbald (in 2012 in voorbereiding) is een van de pijlers van onze werking. De andere pijlers (respect en handelingsgerichte diagnostiek werden hierboven toegelicht). De realisatie van deze hoekstenen in de dagelijkse praktijk gebeurt van op diverse niveaus. Er is het begeleidingsteam, de teamvergadering, het begeleidersoverleg en het directie-overleg. •
Begeleidingsteam Het Begeleidingsteam bestaat uit de verantwoordelijke, de hoofdbegeleidster, de maatschappelijk werkers en de psychologe. Er werd een nieuwe verantwoordelijke aangeworven op 1 september 2012. De opeenvolging van verschillende verantwoordelijken maakte het in de eerste drie jaren niet eenvoudig om continuïteit in de werking op te bouwen. In 2011 werd de aanzet gegeven om een meer duurzame visie op papier te zetten. Een visietekst werd op punt gezet en in december 2012 aan het ganse team voorgelegd. Alle teamleden kregen de kans om aanvullingen te maken. De definitief herwerkte versie komt in 2013 ook online op de geactualiseerde website. Het begeleidingsteam komt wekelijks samen op maandagmorgen. Op het begeleidingsteam wordt de dagelijkse werking van het OOOC geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd. De agenda van het begeleidingsteam wordt opgesteld door de verantwoordelijke in overleg met de hoofdbegeleidster. De punten op de agenda beslaan alle aspecten van de werking: opvolging van jongeren, opvolging van de dagelijkse pedagogische werking en de inhoudelijke invulling van activiteiten, relaties met andere voorzieningen en instanties, … Ook personeelszaken worden besproken op het begeleidingsteam.
•
Team De teamvergadering gaat door op maandagnamiddag. In een eerste deel worden praktische afspraken overlopen voor de jongeren (wie van de jongeren moet waar naar toe deze week en hoe komen ze daar?), voor de begeleiders (wie staat wanneer op dienst en wat staat er op het programma?) en voor de werking (constante evaluatie van leefregels, korte bespreking van incidenten die zich voordeden en lessen die we daaruit kunnen trekken). In het tweede deel van de teamvergadering wordt stilgestaan bij alle jongeren. Jongeren die hun vierde week bij ons ingaan, zijn toe aan hun tweede IHP-bespreking. Die tweede bespreking vindt altijd plaats op het team. Bij de andere jongeren staan we iets minder uitgebreid stil. Er wordt een korte stand van zaken gegeven en er wordt terug gekoppeld naar eventuele IHP-besprekingen die gevoerd werden de voorbije week In 2012 werd tweemaal een extra teamvergadering belegd teneinde de visietekst grondig te bespreken. Het eerste extra team stonden we stil bij de bredere ontwikkelingen in het hulpverleningslandschap (en onze plaats in een hertekend werkveld in 2014). Het tweede extra team besteedden we aan twee casussen. Beide extra teamvergaderingen stelden ons in staat om de abstracte visie te toetsen aan de concrete werkelijkheid. Beide keren lieten we ons daarbij extern versterken. Op het eerste extra team gebeurde dat door Marnick Seys, directiemedewerker van OC Sint-Idesbald en de eerste verantwoordelijke van OOOC De Luwte. Op het tweede extra team ontvingen we Ben Verzeele, deskundig psychoanalist en medewerker van een Brabants MPI. 9
•
Begeleidersoverleg Het begeleidersoverleg komt niet structureel samen, maar wordt samen geroepen als de nood daartoe gevoeld wordt. Het gaat dan over zaken die de specifieke organisatie van de leefgroep aanbelangt. In 2012 kwam het begeleidersoverleg drie keer samen teneinde de leefregels en afspraken in het OOOC opnieuw op punt te zetten. Bedoeling is dat begeleiders zich consequent en eensgezind kunnen opstellen (ook over kleinere zaken die door de ene begeleider toegelaten worden en door de andere niet, dat soort kleine dingen kunnen tot grote wrevels leiden).
•
Werkgroepen Een werkgroep wordt opgericht als er zich thema’s opwerken die een diepere uitwerking vereisen. Een werkgroep bestaat, afhankelijk van het thema, uit medewerkers uit de diverse geledingen van het OOOC. In 2012 werd een werkgroep drugs samen geroepen. De werkgroep kwam drie keer samen. De werkzaamheden mondden uit in hernieuwde procedure drugs voor het OOOC. Voornaamste wijziging hier was dat de begeleiding van jongeren bij wie drugs worden aangetroffen niet onmiddellijk wordt stopgezet. Er wordt geopteerd voor een externe time-out met het oog op herstel.
•
Directie-overleg Het directie-overleg verstevigt de band tussen OOOC De Luwte en OC Sint-Idesbald. Dit overleg bestaat uit het begeleidingsteam, de pedagogisch directeur minderjarigenzorg van het OC en Marnick Seys, directiemedewerker van het OC. Dit overleg komt om de twee maanden samen. Op de agenda staan beheerszaken (begroting, bouw- en renovatieplannen), maar er wordt ook stilgestaan bij pedagogische aspecten (drugbeleid, vorming, visie). In de maanden dat het directie-overleg niet samenkomt is er doorgaans wel een briefing tussen verantwoordelijke, hoofdbegeleidster, pedagogisch directeur OC en directiemedewerker OC. Zo blijft men up to date vanuit het OC SintIdesbald en kunnen lopende zaken vlot afgehandeld worden.
4.2 Werking Respect, aandacht voor het individu en de transformatie van de initiële aanklacht in een gedeelde hulpvraag zijn aandachtspunten in alle aspecten van onze werking: begeleiding in de leefgroep, contacten met ouders en bredere context vanuit de maatschappelijk werkers en individuele gesprekken met de IB (individuele begeleider) en psychologe. Jongeren ontwikkelen gedragspatronen en vaardigheden die het hen in hun beleving mogelijk maken om te (over)leven in hun situatie. Ze hebben vaak een eerder beperkt handelingsrepertorium. Onze jongeren en hun ouders hebben bovendien doorgaans weinig toegang tot sociale, institutionele of economische hulpbronnen. Dat leidt wel eens tot beperkende en in bepaalde gevallen (zelf)destructieve strategieën en patronen. Sommigen sluiten zich af van hun omgeving om zichzelf te beschermen. Of ze sluiten zichzelf als het ware uit omdat ze bang zijn om uitgesloten te worden. Anderen reageren prikkelbaar en agressief. Veel van onze jongeren hebben een negatief beeld ontwikkeld hebben van zichzelf, vaak ook van hun omgeving. Ze worden ook vaak negatief aangesproken. Op die manier worden ze nog meer in de hoek geduwd en missen ze veel ontplooiingskansen die andere jongeren wel krijgen. Er zijn dus tal van redenen waarom jongeren en ouders doen wat ze doen. Het verhelderen van de situatie moet daarom altijd samen met hen gebeuren en kan niet vanuit de externe bril van de alwetende expert. 10
Het is de taak van de jeugdhulpverlening in het algemeen om de jongeren en de ouders te helpen bij het verwerven van de kaders, hulpbronnen en vaardigheden om hun situatie en onderlinge relaties te veranderen (en te leren zien als veranderbaar). De specifieke taak van een OOOC is dan om de meest wenselijke en haalbare wegen daarnaar te zoeken, samen met de betrokkenen. Het eerste wat daarbij nodig is, is een gedeelde definiëring van de situatie. Onze opdracht krijgt dus vorm langs verschillende invalshoeken: de dagelijkse werking in de leefgroep, het werken met de context en individuele gesprekken met de jongere. Hier staan we even stil bij de dagelijkse werking in de leefgroep. Het belang van werken met de context en van de individuele gesprekken wordt verderop toegelicht.
De dagelijkse werking in de leefgroep Een oriëntatie- en observatiecentrum heeft dus niet als functie om jongeren te ‘behandelen’. Een OOOC is niet in de eerste plaats op gericht om jongeren bijvoorbeeld meer sociale vaardigheden aan te leren of ouders opvoedingstechnieken bij te brengen. Dat zijn natuurlijk wel zaken waar we doorheen gans de dagelijkse werking mee bezig zijn (al was het maar omdat we ‘respect’ voor elkaar zo belangrijk vinden), maar het opzetten van expliciete behandelingen zou impliceren dat we vertrekken van een vooraf opgestelde probleemdefiniëring. Het is precies onze opdracht om samen met alle betrokkenen uit te klaren wat er aan de hand is in een bepaalde opvoedingssituatie en van daaruit te komen tot een toekomst- en handelingsgericht advies. We krijgen de vraag van het ‘cliëntsysteem’ om klaarheid te scheppen in een situatie die door verschillende betrokkenen en door maatschappelijke instanties als problematisch ervaren wordt. De definiëring van een probleem is afhankelijk van het perspectief van waar uit men kijkt. Het is aan ons om de verschillende perspectieven uit te klaren en te proberen de oorspronkelijke ‘klachten’ over elkaar te vertalen naar een vraagstelling waar het gezin (met of zonder ondersteuning van vervolghulpverlening) constructief mee aan de slag kan. Als een situatie compleet vastgelopen is, proberen we uiteraard wel een aantal zaken uit om te zien wat er ‘werkt’ vanuit het perspectief van de verschillende betrokkenen. Het afstemmen van die perspectieven en tot een synthese brengen in een handelingsgericht advies is geen sinecure. Vanuit de leefgroep willen we het perspectief van de jongere serieus nemen. Dat perspectief krijgen we soms moeilijk in beeld omwille van diverse redenen, zoals bijvoorbeeld: • Jongeren praten niet altijd voluit over wat hen bezig houdt. Vaak is dat omdat ze niet weten wat hen nog boven het hoofd hangt en ze niet goed kunnen inschatten welke ‘bekentenissen’ welke gevolgen uitlokken. Ze hebben geen zin om ‘weg gestoken’ te worden. Soms hebben jongeren het gevoel dat alles wat ze zeggen ‘tegen’ hen kan gebruikt worden. Een groot deel van onze tijd gaat dan ook uit naar het opbouwen van een vertrouwensrelatie met onze jongeren en ouders. • Jongeren voelen zich vaak niet begrepen (en dat heeft soms ook te maken met het moeilijk vinden van woorden om zich uit drukken). Film kan helpen. Ze hebben dan beelden, ervaringen van anderen die ze herkennen. Naast de dagelijkse interacties met onze jongeren, gaan we dus op zoek naar andere manieren om in dialoog te gaan (ervaringsgericht leren, muziek, …). Het gaat niet alleen om taal, het gaat ook om denk- en referentiekaders waarmee ze kunnen nadenken over zichzelf, over hun situatie, over hun identiteit (velen ontbreken daartoe de basale ‘biografische’ vaardigheden). Daarom proberen we zo creatief mogelijk het perspectief van de jongere in beeld te krijgen. De waarde van vormingsactiviteiten, ateliers, maar ook van het dagelijkse sociale gebeuren in de leefgroep, zit in het leefwereldverbredende, in de biografische vaardigheden die jongeren gaandeweg kunnen verwerven. Jongeren krijgen handvatten aangereikt om na te denken over hun situatie én om de woorden te vinden om erover te praten. Dat helpt ons dan weer om een ‘diagnose van de situatie’ te komen die handelingsgericht is en de verschillende belangen en visies met elkaar kan verzoenen.
11
De school Jongeren die schoollopen worden daarin ondersteund. We volgen op of ze dagelijks het nodige bij hebben. We kijken de schoolagenda na. Jongeren die gestraft worden op school worden niet extra bestraft in de Luwte. Jongeren die spijbelen of weglopen krijgen een kamersanctie opgelegd. Jongeren die ziek zijn blijven tot het einde van de reguliere schooltijd op hun kamer. Jongeren die echt ziek zijn, kunnen dan rusten. Jongeren die ‘schoolziek’ zijn blijven ook op hun kamer, maar we gaan wel met hen (en met ouders, school en CLB) aan de slag om na te gaan waar het precies fout loopt. Met jongeren die niet naar school gaan, omwille van schorsing of uitsluiting, doorlopen we een dagprogramma gericht op vorming, praktische zaken (onderhoud leefgroep, koken, boodschappen doen, …) en ontspanning. Ondertussen werken we aan herstel of gaan we op zoek naar een school die aansluit bij hun noden en behoeften. Waar nodig en zinvol gaan we op zoek naar externe ondersteuning of aanvulling (zorgboer, Groep Intro) om het dagprogramma zoveel mogelijk op maat van de jongeren in te vullen. “Een windstille, veilige omgeving en het belang van duidelijke leefregels” De Luwte is vandaag in hoofdzaak een residentiële voorziening. Dat betekent dat jongeren moeten samenleven met elkaar op een relatief kleine ruimte. De prioritaire aandacht voor het individu en de individuele hulpvraag wordt dus aangevuld met de vraag naar sociale veiligheid, zodat de vaak turbulente patronen thuis zich niet onmiddellijk vastzetten in de Luwte en jongeren bij ons ook daadwerkelijk enige windstilte kunnen ervaren. Jongeren (en de begeleiders) hebben daarom een zekere structuur en veiligheid nodig. Zonder die veiligheid worden een vastgelopen identiteitsontwikkeling en soms (zelf)destructieve handelingspatronen alleen maar versterkt. Er zijn duidelijke leefregels waar iedereen zich moet aan houden. Ook hier staat respect centraal, voor zichzelf, voor elkaar, voor de begeleiding. Indien er voldoende veiligheid is, biedt de leefgroepswerking extra mogelijkheden aan de begeleiders om de jongeren beter te leren kennen, om hun zelfbeeld en handelingsvaardigheden te bevragen, om een betere kijk te krijgen op de sociale context. Dat geldt ook voor de jongeren zelf. Dat houdt ook in dat begeleiders een spiegel voorhouden aan de jongeren. Ze geven feedback op het gedrag van jongeren, op de manier waarop ze zich tot zichzelf en de anderen verhouden. Ze krijgen meer duidelijkheid op de mechanismen die spelen in sociale relaties. De fasering Dat geven van feedback is een constant proces, maar wordt ook geformaliseerd door middel van een instrument: de fasering. Jongeren doorlopen in de Luwte diverse fases met groeiende graden van vrijheid en privileges. We werken de fasering zoveel mogelijk op maat uit. Wat voor de ene jongere vanzelfsprekend is, is dat niet voor de andere. De overgang naar een volgende fase gaat gepaard met de formulering van werkpunten die duidelijk aan de jongeren worden gecommuniceerd (bijvoorbeeld aandacht voor orde en netheid, respect voor materiaal, stoppen als grenzen worden aangegeven, stiptheid, …). Voor de ene jongere zal de lat anders liggen dan voor de andere. Iedereen wordt volgens zijn eigen kunnen, zijn eigen mogelijkheden en beperkingen de kans gegeven om naar een volgende fase te kunnen gaan. We willen met deze fasering ook de nadruk leggen op zaken die echt belangrijk zijn in het begeleiden van de jongeren. We willen hoofdzaak van bijzaak onderscheiden. Het niet kunnen overgaan naar een volgende fase zal dan ook altijd te maken hebben met het niet werken aan werkpunten die te maken hebben met respect, voor zichzelf, voor materiaal, voor anderen en voor de begeleiders. Ze zijn er ook op gericht om jongeren te helpen een constructieve kijk te ontwikkelen op hun identiteit en sociale relaties. We zoeken altijd aansluiting bij de eigen inzichten van jongeren. 12
Dit wil niet zeggen dat ‘de bijzaken’ geen aandacht krijgen gedurende de begeleiding, maar ze vormen geen ‘breekpunt’ in de begeleiding. Bij het minder goed functioneren van een jongere in de groep, kiezen we er zo weinig mogelijk voor om hen een fase terug te sturen. We willen zo weinig mogelijk de vrijheden die een jongere doorheen zijn verblijf heeft verdiend terug ontnemen. We geven de voorkeur om jongeren langer in de huidige fase te laten blijven. Bij ernstig regelovertredend gedrag wijken we wel af van dit principe. Om een negatieve spiraal te vermijden of te stoppen, moeten jongeren soms gewoonweg een halt worden toegeroepen. Anders krijgen destructieve processen de overhand en komt er geen ruimte vrij om de handelingsvaardigheden te verbreden of de veiligheid van andere jongeren komt in het gedrang. Indien nodig worden sancties genomen in de hoop dat proces stil te leggen en nieuwe kansen te creëren. Sancties zijn daarom altijd duidelijk, maar ook aangepast aan iedere specifieke situatie en iedere individuele jongere.
4.3 Dossiervorming 4.3.1
samenstelling digitaal/papieren dossier
Van alle jongeren wordt een dossier bijgehouden. Dat dossier wordt aangemaakt bij intake en bevat volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Intake (verslaggeving intake, identiteitsgegevens, toestemming uitwisseling gegevens, …) IHP (verslaggeving IHP-gesprekken, opbouw advies) Gegevens context (gezinssituatie, verslaggeving van huisbezoeken) Gegevens school (schoolloopbaan, gedrag op school, gegevens CLB) Medische gegevens (algemeen, psychiater, SIS-kaart, gegevens medicatie) Gegevens consulent (verslag vorige hulpverlening, hulpverleningsprogramma)
Jongeren en ouders hebben het recht om te weten wat in hun dossier staat, met voorbehoud voor informatie die over anderen gaat (zie decreet rechtspositie). Van elke jongere houden we een digitaal dossier bij met dezelfde indeling als het papieren dossier. 4.3.2
IHP
Een diagnosestelling is altijd gericht op het verruimen van handelingsperspectieven van jongeren en ouders. Het gaat ons niet zozeer om de vraag “Wat heeft deze jongere?”, als wel om de vraag “Wat heeft deze jongere nodig (om zich optimaal te ontplooien)?” Die diagnosestelling bekomen we via een proces van hypothesevorming en –toetsing. Een proces dat vanuit verschillende facetten gevoed wordt: de indicatiestelling van de consulent, de intakegegevens waarbij perspectief van jongere en ouders werden geschetst, de houding van de jongere in de leefgroep, het gedrag van de jongere op school, de observatiegegevens van de IB, de gesprekken met de psycholoog en de huisbezoeken van de maatschappelijk werkers. Die gegevens worden neergepend in het logboek (‘blauwe blaadjes’) en worden samengebracht en geëvalueerd door het IHP-kernteam (IB, maatschappelijk werker, psychologe en verantwoordelijke). Dat vindt zijn neerslag in het IHP, individueel handelingsplan. Een eerste ruwe versie daarvan wordt idealiter opgemaakt na de intake. Dat IHP wordt vervolgens permanent bijgestuurd door het kernteam.
13
4.4
Programma
Er is een vaste week- en dagstructuur in de Luwte (zie overzicht). De bewonersraad biedt de mogelijkheid aan jongeren om hun zeg te doen over de werking van het OOOC. In 2012 stopten we de bewonersraad in een nieuw kleedje. In de eerste jaren bleef dit participatiemoment vaak hangen in een vrij passieve, voorspelbare rondvraag. We wilden daar meer schwung in krijgen. Andy De Vos (VSPW-vrijwilliger) goot de bewonersraad in een meer interactief model waarbij diverse technieken gebruikt worden om jongeren er toe aan te zetten ergens hun mening over te formuleren, niet noodzakelijk beperkt tot het dagelijkse leven in de Luwte. Een nieuw onderdeel van de bewonersraad bestaat uit een ervaringsgericht spel of een discussiemoment rond een centraal thema. De actieve bijdrage van jongeren wordt beloond (door middel van snoep). Het model werkt goed. De bewonersraad groeit langzamerhand uit tot een vertrouwd onderdeel van de weekstructuur in het OOOC. Uiteraard kunnen jongeren op de bewonersraad nog steeds hun opmerkingen geven bij het organisatorische en inhoudelijke reilen en zeilen van het OOOC. Omgekeerd is de bewonersraad ook het kanaal waarlangs aandachtspunten vanuit het team voor de jongeren naar voor worden gebracht. ’s Morgens en ‘s avonds is er een kort bewonersmoment. De begeleider overloopt de planning van die dag of avond en maakt de nodige afspraken. Het bewonersmoment is niet zo formeel als de bewonersraad. Bij kleine groepen gebeurt het gewoon na de maaltijd, bij grotere groepen wordt dat iets meer gestructureerd. Tijdens het weekend gaan jongeren, indien mogelijk en volgens de afspraken met de consulent, gedeeltelijk of volledig naar huis.
4.5
IB en IB-momenten
Elke jongere krijgt bij intake een individueel begeleider (IB) toegewezen. De IB is aanwezig bij het IHP-overleg en communiceert de inhoud daarvan naar de jongere. De IB maakt bij het einde van het verblijf een verslag van het functioneren van de jongere in de leefgroep. Dit verslag maakt deel uit van het eindverslag. Tweewekelijks wordt een individueel moment voorzien waarbij de IB individuele aandacht besteedt aan de jongeren. Ze doen bijvoorbeeld samen een activiteit gericht op het versterken van vertrouwen en het versterken van de band tussen de IB en de jongere. Of er wordt gewerkt wordt rond het zelfbeeld, de persoonlijke situatie, toekomstoriëntatie, … Ook bij ambulante begeleidingen heeft de IB de taak om het contact met jongeren te onderhouden, thuis, in de Luwte of elders in een meer informele omgeving. Het ondersteunen van jongeren bij het toegang krijgen tot andere maatschappelijke hulpbronnen hoort daar ook bij (vrijetijdsinitiatieven, VDAB, rechtbank, …).
4.6
Psycholoog
In de Luwte worden individuele gesprekken met de jongeren hoofdzakelijk gevoerd met de psycholoog. Afhankelijk van de nood en/of vraag van de jongere om te spreken, wordt het aantal en de organisatie van de gesprekken bepaald. Elke jongere krijgt minimaal de mogelijkheid op één gesprek per week. Dit wordt niet opgelegd, maar de jongeren worden telkens uitgenodigd.
14
Onze jongeren worden dan wel in een voorziening worden geplaatst omwille van de moeilijkheden thuis, op school of op persoonlijk vlak, toch hebben velen onder hen zelf geen enkele hulpvraag. Vaak zitten ze met heel wat kwaadheid naar ouders, consulenten, jeugdrechters of andere hulpverleners, die op een opname hebben aangestuurd. Niet zelden hebben jongeren heel wat weerstand tegen hun opname. Gesprekken zijn op dat moment moeilijk en gaan hoofdzakelijk over hun klacht. De individuele gesprekken zijn er op gericht om de last, die de jongeren ervaren te onderzoeken en bespreekbaar te stellen. Het is dan ook vaak een zoektocht naar wat er voorbij de klacht ligt. Jongeren krijgen de kans om eender welk thema op eender welke manier te bespreken, maar worden via vragen steeds uitgedaagd om de thema’s verder te verkennen en te verdiepen waar mogelijk. Hierbij wordt geluisterd naar wat de jongere echt wil zeggen, voorbij de vorm van hun spreken en rekening houdend met hun eigen aandeel in de situatie. Met de jongeren wordt afgesproken dat de psycholoog geen contact opneemt met de ouders of andere personen uit de context tenzij de jongeren hiervan op de hoogte zijn of aanwezig zijn bij deze contacten. Na toevallige contacten zullen zij ook steeds worden ingelicht. Jongeren weten dat een aantal zaken worden meegedeeld aan het team en ook de consulent op de hoogte wordt gebracht van informatie die belangrijk is voor hun verdere begeleiding.
4.7
Schoolvervangend aanbod
Jongeren die gedurende een korte periode in De Luwte verblijven, gaan niet steeds naar school. Over het algemeen volgen zij dan het dagprogramma in het centrum. Bijkomend wordt er beroep gedaan op Groep Intro en zorgboeren om enkele dagen van de week zinvol in te vullen. In 2012 gingen drie jongeren meerdere dagen op zorgboerderij ’t Zweerd in Dikkebus werken. Een andere jongere ging naar zorgboerderij Debruyne in Roeselare. Nog twee andere jongeren ging werken in de Heerlijkheid van Heule. Deze bezoeken aan de zorgboer zijn zonder overnachting en staan in het teken van zinvolle tijdsbesteding, aankweken van dagritme. Het samenwerken met deze zorgboerderijen staat dus los van de jongeren die bij wijze van Time-Out naar zorgboer Dhoogolof werden gestuurd. In 2013 zullen we ons schoolvervangend aanbod proberen uit te breiden. Twee jongeren volgden een programma bij Groep Intro. Wekelijks voorzien we ateliermomenten voor de jongeren: kook- en muziekatelier bijvoorbeeld, afgewisseld met sport en andere vormingsmomenten. Afhankelijk van de groep bieden we verschillende thema’s aan: ‘veilig vrijen’, ‘gezonde voeding’, ‘misbruik van genotsmiddelen’, ‘gevaren van internet en sociale mediasites’. Specifiek voor meisjes is er een ‘beauty-farm’. Het plan leeft al een tijd om de atelierwerking uit te breiden. Hoe groter ons aanbod ateliers, hoe meer we op maat kunnen inspelen op de vragen en noden van onze jongeren. In 2012 is daar nog niet veel van gerealiseerd, al werd op regelmatige basis een filmatelier gerealiseerd in het kader van het VSPW-projectwerk van Pieter Dewulf. Het project van Pieter zorgde voor een meer systematische onderbouw van het filmatelier. Toekomstperspectief: Naast het gebouw van de Luwte creëren we in 2013-2014 een aparte atelierruimte. Dat wordt een ruimte die specifiek is ingericht voor het uitwerken van onze verschillende ateliers. Deze ruimte moet ons in staat stellen om zowel meisjes als jongens, met diverse sociale achtergronden en met uiteenlopende leeftijden en onderwijsniveaus te prikkelen en hen terug ‘zin en goesting’ doen krijgen om stil te staan bij hun leven en de draad terug op te pakken. 15
4.8
Materialen
Met het sponsorgeld dat we ontvingen in 2011 werden in 2012 nog een aantal grotere aankopen gedaan. We investeerden in kampmateriaal (tenten, slaapzakken, kampeermeubilair, rugzakken), het muziekatelier (gitaar met versterker, laptop, loopstation) en multimedia (laptop). Met het eigen werkingsgeld werden nieuwe zetels aangekocht. Verder werden nog kleinere materialen aangekocht zoals crea- en sportmateriaal voor de dagelijkse werking.
4.9
Kamp en Tweedaagse
Kampen en meerdaagse buitenhuisactiviteiten lenen zich uitstekend tot het versterken van de teamspirit. Jongeren kunnen bij een klimtocht ervaren hoe het voelt als een begeleider je te hulp komt, maar omgekeerd ook kunnen ze zelf de begeleiders een handje helpen waar nodig. Dat is dan ook de kern van een ervaringsgerichte tweedaagse. Jongeren kunnen ervaren dat het heus wel leuk kan zijn om samen te werken, zelfs met andere jongeren waar ze op het eerste gezicht weinig mee gemeen hebben. Ze hoeven ook niet altijd hun stoere façade op te houden. De ruwe natuur nodigt uit tot een confrontatie met zichzelf en de anderen. De momenten van rust – zoals de babbels bij het kampvuur – bieden ruimte tot gesprek daarover. Tegelijk zijn dat de momenten waarop jongeren ervaren dat niet ieder moment moet gevuld worden met iets ‘spannends’. Ook dat is een unieke ervaring voor veel van onze jongeren. We zijn ervan overtuigd dat dit soort momenten blijft hangen, op een of andere manier. Het is niet de eerste keer dat we vaststellen dat de relaties tussen jongen onderling, maar ook tussen jongeren en begeleiders, significant wijzigen na zo’n tweedaagse. De gedeelde ervaringen wordt meegedragen en biedt bovendien ook altijd een referentiepunt als het even moeilijker gaat. De tweedaagse en het kamp verruimt de horizon van onze jongeren, ook letterlijk. Veel van de jongeren die in de Luwte terechtkomen gaan zelden ver van huis. Een vreemde omgeving is voor hen soms wel bedreigend. We hebben daar de nodige aandacht voor. De bedreiging wordt omgezet in een verrijking, een verbreding van hun leefwereld. De tweedaagse biedt ook tal van mogelijkheden om op een meer technisch vlak aan de slag te gaan. Tenten opzetten, vuurtje maken, oriëntatie, eten bereiden met primitieve middelen, … het zijn uitdagingen waarbij onze jongeren vaardigheden kunnen opdoen of nog ongekende mogelijkheden van zichzelf kunnen leren kennen. Daar doen we het voor. Tweedaagse 2012 Vorig jaar gingen we twee maal op tweedaagse. Jongeren zijn niet verplicht om hieraan deel te nemen. Tijdens de kerstvakantie werd overnacht in trekkershutten in de Gavers te Geraardsbergen. Het programma bestond uit wandelen, zwemmen en een bezoek aan (de muur van) Geraardsbergen. Tijdens het Krokusverlof sliepen we in tenten. Ook hier wandelen op het programma, met een sterke klemtoon op klimmen en klauteren (in de Fondry des Chiens te Nimes). Zomerkamp 2012 Tijdens de zomervakantie gingen we op vierdaags kamp, in Mont-Le-Soie, Vielsalm. Deelname aan dit kamp is verplicht voor alle jongeren die residentieel begeleid worden. De kampplek is gelegen in de Ardennen in een bosrijke omgeving, op het terrein van het ‘Centre Européen du Cheval’. Er is water en elektriciteit 16
beschikbaar, er is weinig tot geen GSM-ontvangst. We leven er gedurende vier dagen buiten en overnachten elk in een eigen tent. De activiteiten bestaan uit een combinatie van ervaringsgerichte en ontspannende activiteiten. In de voormiddag bleven we steeds op het kampterrein en deden er tal van spelletjes. De namiddagen werden gevuld met zwemmen en wandeltochten.
4.10 Time out De gemiddelde time-out duurt 24uur, dus met een overnachting. Het opzet van een time-out is afhankelijk van de feiten die eraan vooraf gingen. Indien ‘tot rust komen’ de aanleiding is voor een time-out, dan wordt beroep gedaan op een zorgboer. Voor dit soort time-out doen we beroep op een zorgboer in Moorslede (Dhoogolof) waar overnachting mogelijk is. Jongeren die geen dagbesteding hebben, worden op de zorgboerderij tewerkgesteld. Dat maakt dat sommige jongeren deze zorgboer percipiëren als ‘strafboer’. Als we een duidelijk signaal willen geven dat een jongere over de grens is gegaan, wordt een time-out aangevraagd bij TeejO, de time-out werking van onze moederorganisatie OC Sint-Idesbald. De jongere kan daar zowel overdag als ’s nachts terecht (behalve in het weekend en vakanties). Jongeren worden er streng opgevolgd. Het beroep op deze ‘besloten Time-out’ is al meerdere malen cruciaal gebleken om een moeilijk lopende begeleiding terug op de rails te krijgen. Eénmaal werd in 2012 beroep gedaan op een kortdurende time-out in Gemeenschapsinstelling de Zande, Ruiselede. Er werd gekozen voor deze time out omdat de jongen in kwestie alle verdere medewerking weigerde en we in een patstelling kwamen. De doelstelling van een time-out in Ruiselede is dat er gewerkt wordt aan een herstel tussen beide partijen zonder dat zij elkaar op de nek zitten. Er werd een intakegesprek georganiseerd waarbij de situatie uit de doeken werd gedaan. Daarna verbleef de jongere twee weken in de gemeenschapsvoorziening te Ruiselede en werd samen met hem gewerkt rond vier vragen. Ook wij, als voorziening kregen deze vragen voorgeschoteld en behandelden deze met het team. Eens de twee weken voorbij werd een herstelgesprek georganiseerd waarbij het resultaat van het denkproces rond deze vier vragen werd besproken. De jongere keerde terug naar de voorziening en kon de resterende tijd van zijn opname in de Luwte uitdoen. In 2012 werd er voor één op vijf jongeren (9 van de 44) één of soms meerdere keren beroep gedaan op een externe time-out. Vier jongeren gingen naar Dhoogolof, drie jongeren gingen naar TeejO en één jongere ging zowel naar de zorgboer als naar TeejO. Voor één jongere werd beroep gedaan op de time-out werking van GBJ De Zande te Ruiselede.
17
5. De Jongeren 5.1 Beeld van populatie
a) Leeftijd en geslacht
Aantal
Leeftijd
geslacht/leeftijd
11
12 13 14 15 16 17 18 Totaal
%
jongens
1
0
1
5
9
6
2
2
26
59
meisjes
0
1
0
4
2
4
6
1
18
41
Totaal
44 100
m; 15; 9
m; 16; 6
v; 17; 6
m; 14; 5
m
v; 14; 4
v; 16; 4 v; 15; 2
m; 11; 1
v; 12; m; 1 13; 1
v
m; 17; 2 m; 18; 2 v; 18; 1
Dit zijn de leeftijden die jongeren al bereikt hadden of nog zouden bereiken in 2012. We hadden globaal gezien meer jongens (59%) dan meisjes (41%). In 2011 hadden we nog meer jongens (grofweg 2/3). Wat de leeftijdsverdeling betreft, zien we bij de jongens (m) een uitschieter bij de 15- jarigen. Een uitzonderlijke keer werd een jongen van 11 jaar opgenomen. Bij de meisjes (v) ligt de top bij de 17-jarigen. Op die manier bekomen we een gemiddelde leeftijd van bijna 15,5 jaar. In 2011 was dat 14,5 jaar. Drie jongeren zouden 18 jaar worden in 2012.
b) Onderwijsvorm Vergelijkbaar met 2011 liepen de meeste jongeren schol in BuSO (10), Deeltijds Onderwijs (9) en TSO (8). Eén jongere volgde ASO (in 2011 was er niemand die ASO volgde). Enkele jongeren (5) waren ingeschreven in het BSO. Een uitzonderlijke jongere volgde BuLO.
18
Bij één vierde van de jongeren werd de onderwijsvorm niet geregistreerd gezien dit weinig relevant was (kort verblijf in onthaal), deze jongeren gingen ook niet naar school. ASO
1
TSO
8
BSO
5
BuSO
10
Deeltijds Onderwijs
9
nvt/niet gekend
10
BuLO
1
totaal
44
Onderwijsvorm Totaal; BuSO; Totaal; NVT; Totaal; 10 10 Deeltijds Onderwijs; 9 ASO Totaal; TSO; 8 BSO BuLO Totaal; BSO; 5
BuSO Deeltijds Onderwijs NVT TSO
Totaal; ASO; 1
Totaal; BuLO; 1
c) Dagbesteding De helft van de jongeren (22) gingen probleemloos naar school. Twaalf jongeren verbleven overdag in De Luwte. Veelal gaat dit over jongeren die gedurende een korte tijd in onthaal verblijven en niet naar school gaan of jongeren die wegens uitzonderlijke omstandigheden niet naar school gaan (schorsing). Zes jongeren waren schoolgaand, maar spijbelden frequent. De rest van de jongeren namen overdag deel aan een schoolvervangend alternatief (zorgboer, Groep Intro, vrijwilligerswerk), al dan niet in combinatie met schoolgaan.
19
Dagbesteding
Luwte
12
Schoolgaand, met frequent spijbelen Schoolgaand
6 22
Combinatie schoolgaand en schoolvervangend
3
Schoolvervangend
1 44
d) Advies Voor de 44 jongeren die in 2012 de Luwte verlieten werd er 32 keer een advies geformuleerd. 11 jongeren verbleven bij ons in onthaal. Een maal werd geen advies geformuleerd omdat de begeleiding van de jongere vroegtijdig werd stopgezet. De meeste adviezen (14/32) gaan richting Jongerenwelzijn. Zes dossiers liepen uit op een gecombineerd advies (6/32), waarbij meer dan één hulpverleningsvorm geadviseerd wordt, bijvoorbeeld Jongerenwelzijn in combinatie met GGZ. Geen enkele keer werd geopteerd voor een advies richting thuiscontext zonder bijkomende hulpverlening.
Advies jongeren Combinatie
6
GGZ
5
Internaat
1
Jongerenwelzijn
14
K&J psychiatrie
3
NVT
12
VAPH
3
Eindtotaal
44
20
Hieronder volgt een gedetailleerder overzicht van de geformuleerde adviezen in 2012: Begeleidingstehuis
7
RKJ
3
CGGZ
2
Thuisbegeleiding
2
Intensief Kortdurende TB
2
OBC
2
OOOC
1
Psychiatrische voorziening
3
Dagcentrum
1
Internaat (VAPH)
1
Internaat
1
BZW
1
CGG + Dagcentrum
2
CGG + Internaat
2
BZW (CAW)
1
Crisishulp aan Huis + CAW
1
CGG + Thuisbegeleiding
1
NVT
12
TOTAAL
44
De adviezen zijn in eerste instantie gericht op het welzijn van de jongere. Uiteraard wordt ook vaak (13 van de 44 dossiers) ten aanzien van de context, met name de ouders, een advies geformuleerd: CGGZ
3
Thuisbegeleiding
3
Intensief Kortdurende TB
2
Crisishulp aan Huis
1
Nadruk op contextbegeleiding vanuit (semi-) residentiële voorziening
3
21
CAW
1
Geen specifiek advies
19
NVT
12
TOTAAL
44
5.2.
Bezetting, gemiddelde verblijfsduur
Voor de bezetting nemen we alle jongeren in rekening die minstens één dag in OOOC de Luwte waren ingeschreven in de loop van 2012. Voor het beschrijven van de doelgroep, het gebruik van functies, gemiddeld verblijf en dergelijke meer bekijken we enkel de ‘uitstroom’, met name alle jongeren die in 2012 OOOC De Luwte definitief verlieten. Er werden 44 jongeren administratief uitgeschreven in 2012, in 2011 waren dat er nog 51 en in 2010 zelfs 73. We zien een opvallende daling over de jaren heen. Dat heeft te maken met een langere verblijfsduur. Voor een deel van de jongeren werd gebruik gemaakt van meerdere functies (onthaal, oriëntatie of observatie) die op elkaar aansluiten, dit maakt dat er in 2012 van de 44 jongeren effectief 76 keer gebruik werd gemaakt van de verschillende functies. In 2011 was dat cijfer 69, in 2010 was het 87. Voor het volledige jaar 2012 realiseerden we 3084 bezettingsdagen, dat is iets meer dan in 2011 (2976) en in 2010 (3058). De gemiddelde bezetting van 2012 komt hiermee op 84.3% (in vergelijking met 81.5% in 2011 en 83.7% in 2010).
De gemiddelde bezetting per maand (zie grafiek) varieerde van een opvallend lage bezetting van 6,41 (februari) tot 9,32 (december). Ook tijdens de vakantiemaanden juli en augustus hadden we een hoge bezetting van respectievelijk 9,16 en 9,13.
Bezetting 2012 350 300 250 200 150 100 50 0
22
januari
251
8.10
februari
186
6.41
maart
235
7.58
april
264
8.80
mei
247
7.97
juni
242
8.07
juli
284
9.16
augustus
283
9.13
september
243
8.10
oktober
283
9.13
november
277
9.23
december
289
9.32
3084
8.43
Totaal 2012
De gemiddelde verblijfsduur per jongere is 67.4 dagen. In 2011 was het gemiddelde 53.6 dagen per jongere, in 2010 was dat slechts 40 dagen. Dit is een opvallende stijging. We stellen dus vast dat, in vergelijking met 2010 en 2011, een langer traject per jongere werd afgelegd.
5.3.
Gebruik functies
a) Gebruik functies globaal De hiernavolgende tabellen of diagrammen geven op 2 verschillende manieren een beeld van het gebruik van de functies ‘onthaal, oriëntatie en observatie’. Tabel 1 verduidelijkt hoe het gebruik van de verschillende functies zich verhoudt ten opzichte van het totaal aantal bezettingsdagen. Er zijn duidelijk minder (korte) onthaalperiodes gerealiseerd en beduidend meer observaties (tot 23% van de bezettingsdagen). Dat betekent dat we iets minder oriëntaties konden aanvatten, maar wel vaker diepgaander doorgingen met jongeren. Dat kan te maken hebben met de complexiteit van de aangemelde problematieken. Deze vergelijkingen zouden we eigenlijk op casusniveau moeten maken.
23
Tabel 1
Rijlabels crisisonthaal RESIDENTIEEL observatie
Dagen luwte
% 2012
4
0,13
% 2011
% 2010
7,95
4 690
23,28
8,70
AMBULANT
455
65,94
24,79
RESIDENTIEEL
235
34,06
75,21
467
15,76
21,17
13,3
1803
60,83
70,12
78,75
126
6,99
19,86
1677
93,01
80,14
onthaal RESIDENTIEEL oriëntatie AMBULANT RESIDENTIEEL Eindtotaal
467
2964
In 2012 werd eenmalig in onderlinge overeenkomst met het OC Sint Idesbald te Roeselare akkoord gegaan met een time-out (crisisonthaal) die door De Luwte georganiseerd werd. Hier hangt geen officiële beschikking of functie aan vast. Opvallende tendens ook is dat we vaker ambulant zijn gaan werken, zeker in observatieperiodes. Meer dan de helft (65.94%) van de dagen in observatie werden ambulant opgenomen, terwijl dit in 2011 slechts 24.79% was. Deze keuze werd onder meer gemaakt om de (tijdelijke) terugkeer naar huis vlotter en geleidelijk aan te laten verlopen en om meer zicht te krijgen op de jongere in zijn of haar thuiscontext. Net zoals in 2011 (80.14%) zien we ook in 2012 (93.01%) dat het grootste deel van de oriëntaties nog steeds op residentiële wijze gebeuren.
b) Oneigenlijk gebruik? In 2012 stelden we verschillende keren vast dat op een oneigenlijke manier gebruik gemaakt werd van de functies oriëntatie en observatie. Zo kwam het bijvoorbeeld voor dat jongeren op de wachtlijst werden geplaatst voor een oriëntatie, terwijl er geen duidelijke oriëntatievraag gesteld werd. In deze gevallen was er vooral de nood naar opvang (en dus een onthaalvraag). Anderzijds kwam het ook voor dat men de vraag stelde naar een bijkomende observatie (na een oriëntatieperiode), louter ter overbrugging naar een andere hulpverleningsvorm, of bij een gebrek aan opvangmogelijkheden na de oriëntatieperiode. We hebben deze zaken niet systematisch bijgehouden. In 2013 willen we dat beter opvolgen. 24
c) grensgedrag / drop-out
Van de 44 dossiers die in 2012 behandeld werden, werden er in totaal vier vroegtijdig stopgezet (drie oriëntaties en één onthaal). Eén keer kwam de stopzetting er op vraag van de ouders die geen genoegen namen met het feit dat twee derde van hun kindergeld werd ingehouden. De ouders werden door CBJ en door ons onvoldoende geïnformeerd bij de aanvang van de begeleiding. Naar aanleiding van dit incident pasten wij onze ouderbrochure aan en besteedden we meer aandacht aan correcte financiële info bij intake. Twee andere begeleidingen werden stopgezet omwille van ernstig grensoverschrijdend gedrag, waaronder het dealen van drugs en herhaaldelijke fysieke agressie. Tot slot werd ook een onthaal stopgezet omwille van het feit dat de psychiatrische problematiek van de jongere niet draagbaar was in een open setting.
5.4.
klachten / tevredenheid
Klachten van ouders, van jongeren en van verwijzers worden genoteerd in een klachtenschrift. Het is de bedoeling dat we de betrokkenen correct informeren over wat er met hun klacht gebeurt. Bewoners vullen bij outtake een tevredenheidsenquête in. Daarin komt steevast dezelfde klacht naar voor: het eten is niet lekker. Dat is een van de redenen waarom we ondertussen meer zelf koken. Deze activiteit heeft ook een pedagogische waarde, leidt tot grotere tevredenheid en bovendien zijn er ook minder weg te gooien etensresten.
6. Context
6.1.
Betrekken van context in onze opdracht
De context heeft een grote invloed op de ontwikkeling van een jongere. Daarom is het belangrijk om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van die context. Dat gaat over de onmiddellijke, sociale context, maar omvat ook handelings- en zingevingspatronen die misschien wel van generatie op generatie overgedragen worden. We zoeken naar wat er in de context kan veranderen om het voor de betrokkenen makkelijker te maken. We onderzoeken op welke hulpbronnen we beroep kunnen doen om de lasten van de context te verlichten. Als hulpverlener proberen we eerst en vooral de initiële ‘aanklacht’ om te zetten in een handelingsgerichte hulpvraag. We gaan niet op zoek naar ‘de’ waarheid of het grote gelijk, maar we sturen aan op een proces van ‘ontschuldigen’. Meestal is er een zeer hechte band tussen ouders en kinderen, toch zien ouders en jongeren vaak zichzelf als slachtoffer en de ander als dader. Soms wordt de ‘schuldige’ gezocht bij andere betrokkenen (de afwezige vader of de onbegrijpende school bijvoorbeeld). Nog anderen nemen de schuld volledig op zichzelf. Vaak zijn de mensen die bij ons terechtkomen ten einde raad en draaien ze zichzelf vast in weinig constructieve schuldmodellen, die geen handvatten bieden om hun handelingsperspectieven te verruimen. Ontschuldigen is het proces waarbij zij die onrecht of pijn hebben ervaren, geholpen worden om de schuld van de ‘dader’ weg te nemen door de geschiedenis en omstandigheden van de betrokkenen te onderzoeken. Dat moet leiden tot het wegnemen van schuld, maar niet tot het wegnemen van 25
verantwoordelijkheid. We ondersteunen ouders en kinderen (soms ook andere betrokkenen) in het zoeken naar meer gepaste antwoorden op hun vragen, maar we laten de verantwoordelijkheid bij hen zelf. We streven meerzijdige partijdigheid na. Dit houdt in dat alle leden van het gezin steeds betrokken worden bij het hulpverleningsproces. We proberen vanuit meerzijdige partijdigheid en een proces van ontschuldigen een ‘luwe’ ruimte te creëren om samen met de betrokkenen tot een werkbare hulpvraag te komen. Rekening houdende met de loyaliteiten van de gezinsleden zoeken we steeds naar de minst ingrijpende hulpverleningsvorm die aansluit bij moeilijkheden en mogelijkheden van de jongere en zijn context. De contacten met de context zijn onontbeerlijk om tot een gedragen beeld van de situatie te komen en de meest accurate begeleiding voor te stellen. Dezelfde mechanismen als beschreven bij de jongeren, spelen ook bij hun ouders. Ook zij beroepen zich niet zelden op een vastgeroest en beperkt arsenaal aan vaardigheden en handelingspatronen. De situatie wordt er niet eenvoudiger op doordat veel van onze gezinnen ook worstelen met financiële moeilijkheden, vaak gepaard gaande met problemen op het vlak van gezondheid, tewerkstelling, huisvesting en justitie. Dat maakt de draagkracht van veel ouders om meer constructieve strategieën op te pikken eerder beperkt. De maatschappelijk werkers hebben de opdracht om de informatie van de ouders toe te voegen aan de gaandeweg opgebouwde probleemdefiniëring en te volgen begeleidingsstrategie. Tegelijk proberen we aan te knopen bij de inzichten van de ouders om van daaruit een constructieve kijk te ontwikkelen op zichzelf en hun onderlinge relaties. Op die manier proberen we ruimere handelingsmogelijkheden te openen. De visie op de context verschilt quasi niet van deze op de jongere. Het is ook binnen de contextbegeleiding van belang om zo veel als mogelijk zicht te krijgen op de logica die bij de betrokkenen leeft. We zien contextfiguren dus, net zoals jongeren, als individuen die een begeleiding op maat moeten krijgen. Gesprekken met de context gaan hoofdzakelijk door in de vertrouwde omgeving van de betrokkenen. Indien gewenst kunnen gesprekken ook in De Luwte doorgaan. Door gesprekken in de vertrouwde omgeving te voeren verleggen we de macht deels van de hulpverlener naar de ouder. Die krijgt op dat moment de regie over het gesprek. Om de kwaliteit en intensiteit van de contextbegeleiding te garanderen, houden we minstens één gesprek per week. Gesprekken worden altijd gevoerd met respect voor de cliënt. Het is de taak van de maatschappelijk werker om gedeeltelijk in het systeem in te voegen en op deze manier voeling te krijgen met de gebruiken en idealen van het gezin. Van daaruit gaan we op zoek naar een gemeenschappelijk ideaal om de begeleiding werkbaar te maken. Het is niet onze bedoeling om ouders gestandaardiseerde opvoedkundige methodieken aan te leren of op te leggen. We willen samen met de context op zoek naar een werkbare probleemdefiniëring en een gedragen aanpak om daarmee te werken. Het is zelden zo dat het forceren van een context in een bepaalde richting zijn vruchten afwerpt. Indien er in team wordt beslist dat het verhogen van de druk in het belang van de minderjarige is, doen we dat wel.
6.2.
Verloop bezoeken
We staan enkel bezoek toe van de familiale context. Op weekdagen is bezoek mogelijk vanaf 19 uur ’s avonds, in de weekends kan het ook in de voormiddag. Op deze manier trachten we de eventuele geplande groepsactiviteiten doorheen de namiddag zo weinig mogelijk te verstoren. Hoogst uitzonderlijk wordt er bezoek toegestaan van context die geen rechtstreekse familie is (bijvoorbeeld een vriend van een jongere). 26
Dat wordt enkel toegestaan als een jongere een te moeilijke relatie heeft met de familiale context en dus geen bezoek- of weekendmogelijkheden heeft. In 2012 pasten we die uitzondering slechts twee keer toe.
6.3.
Weekend regeling
Het eerste weekend na intake gaan de jongeren niet op weekend. We willen hen rust bieden en laten wennen aan de omgeving van De Luwte. Bezoek van de familiale context is uiteraard wel mogelijk tijdens dit weekend. Vervolgens wordt er in samenspraak met de consulent, jeugdrechter, jongere en ouders (of eventuele andere familie) gekeken wat er haalbaar is in de weekends. We bouwen de weekendbezoeken geleidelijk op. We starten bijvoorbeeld met één of twee dagbezoeken. Indien er geen tegenindicaties zijn, kan er onmiddellijk een overnachting toegestaan worden. Indien de eerste weekends voor alle partijen goed verlopen, kunnen deze verder uitbereid worden (naar bijvoorbeeld twee of meer overnachtingen). Naar het einde van de begeleiding gaan we vaak voor uitgebreide weekends van donderdag tot maandag, zodat we het functioneren van de jongere in de context kunnen bekijken.
7. Samenwerkingsverbanden of afspraken 7.1.
Afspraken
We hebben een aantal eenvoudige afspraken naar levering en betaling toe: met apotheek Vandeputte (Moorslede), Bakker Tommelein (Dadizele), wasserij Dumoulin (Zonnebeke) en tankstation Oplinus – Vanhie (Ledegem). Per maand krijgen we een overzicht en bijhorende factuur. Dat zijn afspraken die het dagelijkse leven makkelijker maken en ook de aanwezigheid van cash in de Luwte enigszins helpen beperken. Met de gemeente Moorslede hebben we de afspraak dat we het sportpleintje bij d’Oude Scoole permanent kunnen gebruiken zonder telkens toestemming te moeten vragen. We beschikken over een sleutel en geven eventuele schade door. We kregen ook toestemming van de gemeente om een basketbalring te installeren op dit pleintje. Met tandarts De Meester (Roeselare) kwamen we tot een akkoord om met het derdebetalerssyteem te werken. In 2012 werd afgesproken met de lokale politie om bij fugues rechtstreeks de politie van Ieper te bellen. Voordien was het zo dat we tijdens de kantooruren de politie van Moorslede belden en buiten de kantooruren die van Ieper.
27
7.2.
Samenwerkingsverbanden
Algemeen kunnen we stellen dat we onze samenwerkingsverbanden in 2012 verder hebben uitgebreid. Eigenlijk hebben we het hier in essentie over partners die we aanspreken om een rol van betekenis te spelen in de oriëntatie van onze jongeren. Vaak staat dit ook in functie van ‘verankering’ of ‘overgang’ naar andere hulpverleningsvormen.
Groep intro Een deel van onze jongeren ondervinden moeilijkheden op school. Ze worden (preventief) geschorst, spijbelen ze vaak, er zijn geregeld conflicten met leerkrachten en/of medeleerlingen, … Via (telefonische) contacten met school en CLB maken we afspraken over de te volgen strategie. Als beslist wordt dat voor een jongere (tijdelijk) een alternatieve dagbesteding gezocht moet worden, dan kunnen we een beroep doen op Groep Intro te Rumbeke. Jongeren worden dan aangemeld voor Subway, het programma dat op maandag en vrijdag activiteiten voorziet voor niet-schoolgaande jongeren. Tijdens deze activiteiten wordt gelet op het functioneren van jongeren in een kleine groep. Tot voor de zomer 2012 werd vanuit onze voorziening af en toe beroep gedaan op deze werking. De meeste jongeren zagen Groep Intro als een verademing, als een kans om eens buiten de vier muren van de voorziening te bewegen. Tijdens en na de zomer 2012 werd van groep Intro uit geen aanbod meer gedaan voor het groepsprogramma, dit zou pas na de kerstvakantie terug starten. Wel konden we beroep doen op een programma van groep Intro waarin individueel gewerkt wordt met een jongere. De jongere die we aanmeldden kon een aantal dagen met een begeleidster op stap gaan om een reeks activiteiten en gesprekken te doen ten einde meer zicht te krijgen op de moeilijkheden die de jongere ervoer. We maakten slechts één keer gebruik van deze mogelijkheid. Halverwege december kregen we te horen dat dit project geen verdere subsidies meer zou krijgen en konden we geen nieuwe jongeren meer aanmelden.
Huisarts Onmiddellijk na intake ondergaat de jongere een medisch onderzoek bij onze huisarts, dr. Desimpel in Slypskapelle. De dokter gaat na of er medische bezwaren zijn tegen een verblijf in de leefgroep verblijft. De dokter schrijft ook doorverwijsbrieven voor de consultaties bij de psychiater. De betaling gebeurt maandelijks via overschrijving.
Scholen, CLB Als jongere en ouders toestemming geven om contact op te nemen met externe instanties, bellen we naar scholen en CLB’s met de vraag om wat meer informatie te krijgen over het functioneren van de jongere. Het gaat meestal vlot om afspraken te maken met school. Als er zich een probleem voordoet (spijbelen, gedragsproblemen, niet in orde met taken, …) neemt de school meestal vlot contact met ons. We maken er precies daarom een gewoonte van om van bij het begin van de intake contact te leggen met de school.
28
Contacten met leerlingenbegeleiders, directie of leerkrachten worden doorgaans door de psychologe opgenomen. De dagelijkse begeleiding (ondertekenen van agenda’s, opvolgen van schoolwerk) worden door de leefgroepbegeleiders (en de ouders) opgenomen. Het is daarom belangrijk dat we in de overdracht de relevante informatie aan elkaar doorgeven. Samenwerking met CLB’s ligt vaak moeilijker. CLB-medewerkers zijn vaak zelf op pad (moeilijk bereikbaar) en vooraleer de eerste informatie kan worden doorgegeven duurt het vaak een tweetal weken. CLB’s beschikken ook niet altijd over voldoende of volledige info. Dat maakt het soms moeilijk om een goed zicht te krijgen op de schoolloopbaan van de jongeren en de problemen die zich steeds herhalen. In 2012 werd regelmatiger contact gelegd via mail. Dit lijkt een meer efficiënte manier om de contactpersonen te bereiken en de nodige informatie te bekomen. Wanneer ons eindverslag is afgewerkt wordt het stuk met de schoolse gegevens opgestuurd naar het CLB.
Zorgboeren Voor de jongeren die qua interesses of leeftijd uit de boot vallen om deel te nemen aan de activiteiten van Groep Intro of voor de jongeren van wie het voor hun persoonlijk traject meer is aangewezen om een langdurig individuele en fysiek intensievere dagbesteding te hebben, doen we beroep op een zorgboer. Zo werken we samen met zorgboerderij ’t Zweerd, Dikkebus die vooral die jongeren opvangt die een individuele begeleiding nodig hebben. Jongeren die goed zelfstandig kunnen werken en van plan zijn om in de nabije toekomst in het reguliere arbeidscircuit te werken, worden aangemeld bij zorgboerderij Debruyne in Roeselare. De jongeren blijven niet bij deze boeren slapen, ze keren dagelijks terug naar de Luwte, met het openbaar vervoer of via de begeleiding. Een speciaal type zorgboerderij is de De Heerlijkheid van Heule, een initiatief van vzw Oranjehuis. Twee jongeren gingen er werken. Dat gebeurt (toch zeker de eerste keren) samen met een begeleider van de Luwte. Deze activiteiten kunnen in het teken staan van herstel na conflict of zijn een vorm van zinvolle dagbesteding. Eén jongere ging werken op de hoeve bij wijze van herstel na een misstap. Voor de andere jongere was het een verderzetting van de dagbesteding opgestart in de voorziening waar de jongere voordien verbleef.
Psychiater (Ségolène Vandeputte) Onder meer op vraag van onze verwijzers zochten we structurele samenwerking met dr. Vandeputte van het Heilig Hart ziekenhuis te Roeselare. Er worden twee keer per maand, twee consulten gereserveerd voor jongeren waarvan we het nodig vinden dat zij door een psychiater gezien worden. Een paar dagen voor de consultatie sturen we een kort verslag waarin we de problematiek van de jongere en onze vraag verduidelijken. We kunnen vragen stellen naar diagnose, advies en/of medicatie. Jongeren gaan eerst langs bij de huisarts die een verwijsbriefje kan schrijven. Na de consultatie stuurt de psychiater een verslag. Afhankelijk van de problematiek van de jongere en de vraag die door ons gesteld wordt, kan de psychiater een jongere verschillende keren zien tot maximum drie keer.
29
In 2012 hadden we meerdere communicatiemoeilijkheden met de psychiater. Door haar drukke agenda was het voor haar niet haalbaar om steeds tussendoor verslagen te typen of bijkomende informatie te geven. We spraken daarom af dat de consultaties niet meer driekwartier maar een volledig uur in beslag zouden nemen. Het bijkomende kwartier wordt dan gebruikt voor verslaggeving en bespreking met de begeleiding. In 2012 gingen 18 – of anders gezegd zo’n 40% - van het totaal aantal jongeren (44) één of meerdere keren langs bij Dr. Vandeputte. Dat is relatief gezien iets hoger dan het jaar ervoor, maar onze samenwerking loopt ook pas sinds de zomer van 2011.
Kompas Begin 2012 maakten we de afspraak met Kompas, een centrum voor drughulpverlening, dat we geregeld jongeren konden sturen voor een screening. Jongeren gaan dan drie tot vier keer op gesprek waarna een synthese- en adviesgesprek volgt met jongere, iemand van de Luwte en indien mogelijk ook de ouders. Deze samenwerking verliep niet zo vlot. Geen enkele jongere maakte de reeks gesprekken af. De jongeren waren te weinig gemotiveerd. Niet alleen de gesprekken op zich, maar ook de verplaatsing zorgde voor heel wat weerstand. Twee jongeren gingen naar Kompas Menen. Twee gingen naar het Kompas Roeselare. Na de zomer ging geen enkele jongere nog naar het Kompas te Menen. Het is wel de bedoeling om in 2013 verder samen te werken met het Kompas en een aantal jongeren een screening te laten doorlopen.
Sleutel We werkten twee keer samen met de Sleutel. In september 2012 stuurden we een jongere naar het VIP te Brugge (VroegInterventieProject). Er waren zeer geregelde contacten tussen de mensen van de Sleutel en de Luwte. De begeleiding in kwestie verliep niet goed. Dat was vooral te wijten aan het feit dat vroeginterventie bij deze jongere eigenlijk niet meer aan de orde was. Het gebruik was een te vast patroon geworden en meer intensieve hulpverlening drong zich op. Een andere jongere ging reeds voor zijn opname in de Luwte op gesprek in de Sleutel te Veurne. Na afloop van de reeks gesprekken werden zowel ouders als de Luwte uitgenodigd om een mondeling verslag te krijgen van hun bevindingen en advies.
CGGZ Het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg is een tweedelijnsdienst waar we niet zo vaak meer samenwerken. Dat komt vooral omdat een hulpverleningstraject in het CGGZ vaak focust op het ‘gesprek’ als vorm van therapie. Voor onze jongeren (en ouders) is dat niet altijd even evident. Twee jongeren gingen op intakegesprek in het CGGZ. We stuurden ook éénmaal een ouder naar het CGG. De CGG’s waar we mee samenwerkten in 2012 waren die van Roeselare en Tielt.
30
Habbekrats Eén jongere nam deel aan een kamp van Habbekrats. We bezoeken ook af en toe de open momenten in het hoekhuis in Kortrijk. Tijdens deze momenten kunnen jongeren boksen, spelen op de X-Box en playstation, een wedstrijdje ping pong of tafelvoetbal spelen en deelnemen aan allerhande kleinere activiteiten.
Baab - herstelbemiddeling BAAB is de HCA-dienst voor onze regio. Als een klacht ingegediend wordt tegen jongeren wegens het toebrengen van schade (vernielingen, diefstal) dan verwijst de procureur vaak door naar herstelbemiddeling. In 2012 hadden we twee dossiers die bij BAAB werden geopend. In eentje werd een minnelijke schikking getroffen voor toegebrachte schade aan de kamer. Het ander dossier (gestolen laptop) werd zonder gevolg geklasseerd. Jongere noch context waren in de mogelijkheid om gevolg te geven aan een schadeclaim. De jongere betaalde wel een klein deeltje schadevergoeding via ingehouden zakgeld.
Equi Mare – Praktijk voor paarden en persoonlijke groei Equi Mare biedt een individueel traject waarbij jongeren op een ervaringsgerichte, non-verbale manier te werken rond het overwinnen van angst, werken rond vertrouwen en inzien welke invloed hun gedrag op de omgeving heeft en omgekeerd. Het beeld dat de medewerkster van Equi Mare ons kan geven op een jongere is een welkome aanvulling op de observatiegegevens uit leefgroep, individuele gesprekken en gesprekken met de context. We deden één keer een beroep op Equi Mare bij wijze van verkenning. Equi Mare lijkt vooral relevant in de oriëntatie en observatie van jongeren die moeilijk tot spreken komen. We spraken af om vier sessies te houden bij Equi Mare. Eén sessie kost 35 euro (niet terugbetaalbaar). Na de vierde sessie volgt een eindbespreking met Marianne (en indien mogelijk ook de jongere) in de Luwte.
8. Personeel 8.1.
Inzet, functies, wijzigingen
2012 werd gekenmerkt door heel wat verschuivingen zowel in begeleidingsteam, begeleiderploeg als bij administratief en logistiek personeel. Jonas Verbauwhede, psycholoog, koos begin vorig jaar voor een nieuwe uitdaging, hij verliet ons op 16 januari en werd vervangen door Ann-Sofie Claeys vanaf dezelfde datum. Ann-Sofie was reeds eerder aan de slag in De Luwte via een vervangingscontract en later een halftijds contract. De verantwoordelijke orthopedagoge Mieke Puystjens keerde terug naar het moederhuis OC Sint-Idesbald (met ingang van 1 juli). Ze werd vanaf 1 september vervangen door Filip Coussée, sociaal pedagoog.
31
Bij de begeleiders werd de tewerkstelling van Bart Snaet beëindigd op 31 maart, hij werd vervangen door Celine Willaert vanaf 1 juni. Celine verliet op haar beurt De Luwte op 30 september en Rut Deketelaere nam haar plaats in vanaf 22 oktober. Kenneth Dumon nam tijdskrediet op en Elke Sohier kwam ter vervanging van 1 april tot en met 30 september het team versterken. Hanne Deloof verliet het team op 16 september en Sarah Gijbels kwam in haar plaats vanaf 1 oktober. Karolien Verfaillie (administratie) werd omwille van zwangerschap vervangen door Liese Van Maele van 10 april tot 17 augustus. Bij het logistiek personeel werd Bart Hanon, die reeds langere tijd in ziekteverlof was, definitief uitgeschreven op 7 februari 2012. Zijn afwezigheid werd reeds in mei 2011 opgevangen door Philippe Decock, die nu halftijds in vast dienstverband voor het OOOC werkt. Op 31 december 2012 zijn in De Luwte werkzaam: Naam
Functie
Tewerkstellingsbreuk
Ann-Sofie Claeys Delphine Degezelle Eveline Wittouck Fabien Bonte Fien Vandamme Filip Coussée Hilda Lommez Karolien Verfaillie Kenneth Dumon Kwang Devreker Philippe Decock Pieter Dewulf Rut Deketelaere Sanne Ledure Sarah Gijbels Saskia Dumortier Vrijwilligers – Stagiairs
Psychologe Begeleider Hoofdbegeleidster Nachtbegeleider Maatschappelijk Werker Verantwoordelijke Administratie Administratie Begeleider Begeleider Logistiek medewerker Begeleider Begeleider Maatschappelijk Werker Begeleider Logistiek medewerker
38/38 38/38 38/38 19/38 27/38 38/38 16,9/38 11,34/38 38/38 38/38 20/40 19/38 38/38 11/38 38/38 20/40
In 2012 kregen we de hulp van drie VSPW-vrijwilligers die in het kader van hun opleiding de werking kwamen ondersteunen. Naam Andy Devos
Pieter Dewulf
Rilana Van Brussel
Opleiding Semester 7 en 8 van de Opleiding Graduaat Orthopedagogie Semester 6 en 7 van de Opleiding Graduaat Orthopedagogie Semester 1 en 2 van de Opleiding Graduaat Orthopedagogie
Tewerkstellingsbreuk 25/38
11/38
26,30/38
32
8.2.
Coaching en teambuilding
Peter en meterschap nieuwe collega’s Nieuwe collega’s krijgen een peter of meter toegewezen. Die besteedt extra aandacht aan het wegwijs maken van de nieuwe collega in alle aspecten van de werking, zowel pedagogisch als administratieforganisatorisch.
Teamweekend In het voorjaar gingen we op teamweekend, net zoals het jaar voordien, georganiseerd door Lejo. Centrale thema’s waren communicatie en samenwerking. Er kwamen nogal wat onderlinge wrijvingen naar boven die aanleiding gaven tot spanningen binnen het team die nog langere tijd bleven hangen. De gedeeltelijke hernieuwing van het team betekent hopelijk op dat vlak een doorstart in 2013.
8.3.
Feedback en evaluatie
De gespreksvormen die we onderscheiden zijn in essentie verschillende manieren waarop een medewerker feedback krijgt over zijn of haar functioneren of aspecten daarvan. Het onderscheid ontstaat vanuit de doelstelling van het gesprek, de focus (inhoud) waarop men zich richt, de manier waarop besluiten (verslaggeving) worden geformuleerd en naar wie deze worden kenbaar gemaakt (communicatie). OC SintIdesbald benoemt in het kwaliteitshandboek (procedure 4.6.11) de verschillende gespreksvormen die we hanteren, met welke frequentie, met welke verslaggeving, … We onderscheiden het functioneringsgesprek, evolutiegesprek, evaluatiegesprek en bijsturingsgesprek. Het grote verloop in alle geledingen van de Luwte zorgden ervoor dat deze formele vormen van feedback voor een stuk verwaarloosd werden. Er was een bijsturingsgesprek met een leefgroepbegeleider. Dat leidde uiteindelijk tot de stopzetting van het contract. In 2013 komen er formele evaluatiegesprekken met alle personeelsleden.
33
9. Vorming 9.1.
Voorbije VTO
CLAEYS
ANN-SOFIE
Infonamiddag: Middelenbeleid
9/02/2012
9/02/2012
CLAEYS
ANN-SOFIE
Initiatie EHBO
18/10/2012
18/10/2012
CLAEYS
ANN-SOFIE
Inleiding in de psychopathologie
20/11/2012
20/11/2012
CLAEYS
ANN-SOFIE
Inleiding in het werken met duplopoppen
15/05/2012
15/05/2012
CLAEYS
ANN-SOFIE
Inleiding in het werken met duplo-poppen
25/04/2012
25/04/2012
DEGEZELLE
DELPHINE
Initiatie EHBO
25/05/2012
25/05/2012
DEGEZELLE
DELPHINE
Werken met jongeren aan psychofysieke weerbaarheid (Rots & Water)
5/11/2012
18/03/2013
DELOOF
HANNE
Initiatie EHBO
24/05/2012
24/05/2012
DEVREKER
KWANG
Initiatie EHBO
22/05/2012
22/05/2012
DEWULF
PIETER
Initiatie EHBO
25/05/2012
25/05/2012
DUMON
KENNETH
Initiatie EHBO
22/05/2012
22/05/2012
DUMON
KENNETH
Werken met jongeren aan psychofysieke weerbaarheid
5/11/2012
18/03/2013
DUMORTIER
SASKIA
Initiatie: 'Hef- en Tiltechnieken'
31/01/2012
31/01/2012
LEDURE
SANNE
Infonamiddag: Middelenbeleid
9/02/2012
9/02/2012
LEDURE
SANNE
Inleiding in het werken met duplo-poppen
15/05/2012
15/05/2012
LEDURE
SANNE
Inleiding in het werken met duplo-poppen
25/04/2012
25/04/2012
VANDAMME
FIEN
Een plek voor Roma? Visie en methodiekontwikkeling rond Roma.
8/05/2012
8/05/2012
VANDAMME
FIEN
Initiatie EHBO
23/05/2012
23/05/2012
WITTOUCK
EVELINE
Initiatie EHBO
24/05/2012
24/05/2012
WITTOUCK
EVELINE
Werken met jongeren aan psychofysieke weerbaarheid
5/11/2012
18/03/2013
9.2.
VTO noden – VTO-beleid
De Luwte is nog een jonge werking. De eerste drie jaar werd er uiteraard wel geïnvesteerd in vorming, maar een systematisch beleid waarbij vormingsnoden gedetecteerd en beantwoord worden (gekoppeld aan functieprofielen), is nog niet uitgebouwd. Daar willen we in 2013 werk van maken. Een aantal vormingsbehoeften staken in 2012 de kop op: -
-
EHBO: begeleiders geven aan dat een doorgedreven, meerdaagse EHBO-cursus zinvol zou zijn. Duplo-poppen: het werken met duplo-poppen kan moeilijke thema’s bespreekbaar maken (met ouders, maar ook met jongeren). Dat geldt in het bijzonder voor jongeren en ouders die minder mondig zijn of de woorden niet vinden om gevoelens en ervaringen te uiten. De maatschappelijk werkers zouden hier graag verdiepende vorming volgen. Zelfverdediging: begeleiders hebben interesse voor twee vormen van verdediging. Enerzijds zijn er de persoonsgerichte technieken: hoe kunnen afweren als je wordt aangevallen? Anderzijds wordt ook, zij het in mindere mate, de nood gesignaleerd aan meer kennis van teamgerichte oefeningen: met twee of drie iemand controleren die fysiek agressief is.
34
-
-
9.3.
Sociale media: Ook hier zijn er twee insteken. Enerzijds is er interesse naar vormen van ehulpverlening: contact met jongeren en ouders via sociale media. Anderzijds is er een grote nood onder de begeleiders aan een grondige kennis van de gemediatiseerde leefwereld van jongeren en de manier waarop zij, al dan niet op verstandige wijze, omgaan met sociale media. Psychiatrie/jeugdwelzijn/VAPH: jongeren die in de Luwte aangemeld worden, dragen vaak een complexe problematiek die idealiter sectoroverschrijdend moet beantwoord worden. Het team van de Luwte voelt zich niet altijd voldoende onderlegd om een antwoord te bieden op deze complexe problematiek. We moeten aanvaarden dat het vaak gaat om een zoeken zonder het enige juiste antwoord te kunnen vinden, maar enige multidisciplinaire deskundigheidsbevordering zou dat zoeken wel mee kunnen ondersteunen.
Leesgroep
De leesgroep is een bijeenkomst – op basis van vrijwilligheid – waarvan de leden een uitgekozen tekst of artikel aandachtig lezen en dan in groep bespreken. De leesgroep wil bijdragen tot het ontwikkelen van een brede kijk op problemen en handvatten om daar individueel mee aan de slag te gaan. In 2012 gingen er slechts een beperkt aantal leesgroepen door. Er was weinig enthousiasme en het was moeilijk een geschikte datum te vinden. Sinds september 2012 werd geopteerd om een leesgroep te organiseren met kleiner aantal mensen. Deze formule is meer succesvol. Deelnemers aan de leesgroep waren oorspronkelijk allen werknemers van de Luwte. Degenen die intussen andere horizonten hebben gezocht, blijven wel komen om te getuigen over hun werk en te helpen zoeken naar handvatten en referentiekaders.
10.
Administratief-financieel
10.1. Interne verslaggeving Interne verslaggeving is van belang op diverse niveaus. Binnen het OOOC is het van belang de verschillende geledingen binnen de Luwte transparant op elkaar af te stemmen. Dat gebeurt in eerste instantie via de teamvergadering en het begeleidingsteam. Verder fungeren verantwoordelijke en hoofdbegeleidster – ook dankzij hun veelvuldige aanwezigheid – als verbindingspersonen tussen leefgroep, maatschappelijk werk en psychologe (wat de oriëntaties betreft) en logistiek, administratie en leefgroep wat de dagelijkse gang van zaken aangaat. In 2012 liep dat wat stroever door de vele personeelswissels. Een belangrijk communicatiemiddel zijn de ‘blauwe blaadjes’ en het logboek in het algemeen. In het logboek worden alle praktische zaken genoteerd voor de komende dag(en). Ook berichten voor psychologe en maatschappelijk werkers worden er genoteerd. Tijdens de overdrachten worden de vragen overlopen en afgevinkt. Op de blauwe blaadjes zelf komen de observatiegegevens. Bedoeling is dat de blauwe blaadjes naar het einde toe van een begeleiding systematisch uitgeplozen worden op zoek naar relevante observaties in het kader van af te toetsen hypotheses, terugkerende patronen, illustraties bij een aantal opmerkelijke vaststellingen, … Er is al langer vraag naar een elektronisch logboek, maar voorlopig voldoet dit systeem nog wel. Er is wel enige discipline nodig. Iets wat regelmatig opnieuw moet benadrukt worden.
35
Interne verslaggeving gaat tenslotte ook over de communicatie met het moederhuis OC Sint-Idesbald. Dat gebeurt via een maandelijkse briefing (tussen directie enerzijds en verantwoordelijke en hoofdbegeleidster anderzijds) en via een tweemaandelijks directie-overleg (tussen directie en begeleidingsteam).
10.2. Formulieren Er zijn tal van formulieren in omloop in de Luwte: checklists voor intake en outtake, formulier weglopen, formulieren om eten te bestellen bij het OC, … Alle formulieren werden gebundeld en bevinden zich in een map in het begeleiderslokaal.
10.3. Bewaren en archiveren van dossiers en andere gegevens De termijn waarop bepaalde gegevens bewaard moeten worden, is vastgelegd in het kwaliteitshandboek. In 2012 werd werk gemaakt van een nieuwe archiefruimte waar alle dossiers van jongeren bewaard worden op basis van geboortejaar.
10.4. BinC 2011 was het officiële startjaar van BinC, maar in de Luwte werd nog niet effectief gestart met BinC. De federatie van de OOOC’s had heel wat reserves tegenover een volledige toepassing van BinC. Sedert januari 2012 worden per jongere alle verplichte velden ingevuld. We ondervonden gedurende 2012 wel technische problemen, waardoor het niet voor alle geregistreerde medewerkers mogelijk was om in te loggen in BinC. Hierdoor werden doorheen de laatste maanden van 2012 niet alle dossiers geregistreerd. We hopen dat de technische problemen in 2013 van de baan zullen zijn. We vinden dat we als OOOC een belangrijke signalisatiefunctie hebben, gezien onze brede kijk op het hulpverleningslandschap. We verbinden er ons toe om de velden die relevant zijn om deze doelstelling te bereiken zo optimaal mogelijk in te vullen en hopen dat dit met een werkvormspecifieke module nog zal verbeteren. Zo lijkt het ons ook belangrijk om via BinC aan te geven of een advies onmiddellijk uitgevoerd kan worden. Op deze manier kunnen tekorten binnen het huidige hulpverleningslandschap in beeld gebracht worden en kunnen er waar mogelijk beleidsmaatregelen worden aanbevolen. Op de velden waar er gevraagd wordt jongeren of hun omgeving te scoren vullen we standaard NVT (‘niet van toepassing’) in. De praktijk van het scoren van jongeren is bij ons niet bruikbaar omdat deze velden gebaseerd zijn op een zeer normatieve kijk op jongeren, hun functioneren en hun context, iets wat indruist tegen onze individuele aanpak van elke jongere en het verkennen van hun eigen logica. Vragen als (‘hebben de ouders voldoende opvoedingsvaardigheden?’) kunnen niet objectief gemeten worden. Een cijfermatige beoordeling is een oncontroleerbare inschatting van de hulpverlener. Deze cijfergegevens kunnen naar ons aanvoelen weinig meerwaarde bieden omdat ze geen gedeelde beoordelings- en vergelijkingsbasis bieden. Op het niveau van doelstellingen doen we als OOOC een continue vraagverheldering. Over een periode van twee maanden kunnen verschillende doelstellingen op de voorgrond komen. Na verdere toetsing en 36
verheldering kan blijken dat deze doelstellingen niet langer relevant blijken en vervangen moeten worden door andere. We begeleiden ook slechts gedurende een periode van twee maanden, waardoor de gedragsverandering bij een jongere vaak minimaal is. Onze doelstellingen situeren zich eerder op probleemverheldering (ook wat betreft het inzicht van de jongere en context zelf), eerder dan op gedragsverandering. De begeleiding van de jongere is niet gebaseerd op de scores van de twaalf functioneringsgebieden die gehanteerd worden binnen BinC, maar wel via het verzamelen en synthetiseren van narratief materiaal rond wat de jongere en zijn context bezig houdt.
10.5. Financieel 10.5.1. Ontspannings- en vormingsbudget
Zinvolle vrijetijdsbesteding is belangrijk op veel niveaus. We hebben het dan over vorming (waar we al een aantal werkpunten beschreven), maar ook over ontspanning. Ontspannende activiteiten staan zeker niet enkel in het teken van ‘de tijd verdrijven’, maar ook in functie van leefwereldverbreding en groepsvorming. Leefwereldverbredende activiteiten hoeven niet duur te zijn, al zijn een aantal consumptieve activiteiten altijd leuk (ook in functie van de groepssfeer en het ‘belonen van goed gedrag’). Een van de werkpunten na 2011 was dat we het ontspanningsbudget toch enigszins moesten inkrimpen. In 2011 werd er 782 euro gespendeerd aan vorming (activiteiten + materiaal + toegangsgelden musea of tentoonstellingen). In 2012 was dat 469 euro. In 2011 werd er 3.306 euro gespendeerd aan ontspanning, in 2012 was er een stijging tot 3.609 euro ongeveer gelijk. De totale uitgaven vorming en ontspanning bleven ongeveer gelijk. Gezien het groter aantal begeleidingsdagen kan dat gezien als een daling, maar ze is miniem. We bekijken of we in 2013 nog wat strikter kunnen toezien op dat budget.
37
10.5.2. Werking zakgelden
Het zakgeld waar jongeren recht op hebben, wordt opgesplitst zodat ze wekelijks een deel krijgen. Elke maandag gaan de jongeren langs bij de verantwoordelijke die het uitreiken van het zakgeld koppelt aan een gesprek over het verblijf en perspectieven van de jongere. Nadat alle jongeren hun zakgeld ontvangen hebben brengen ze samen met de begeleider een bezoekje aan de plaatselijke buurtwinkel waar snoep, tabakswaren of frisdrank kunnen gekocht worden. Als jongeren opzettelijk schade toebrengen aan materialen van de leefgroep kan een stuk van het zakgeld ingehouden worden om deze schade te vergoeden. We zorgen er echter steeds voor dat de jongere op zijn minst de nodige aankopen (zoals tabakswaren) kan doen. 10.5.3. Werking kassysteem
Er zijn steeds voldoende liquide middelen aanwezig in De Luwte. Als geld meegenomen wordt registreren we dat in een excel-werkblad, ook de gedane kosten worden nadien ingevuld met een verwijzing naar het betreffende kasticket. Dagelijks wordt een kastelling en controle gedaan.
10.5.4. Schade en facturatie In 2012 waren er diverse kleinere schadeclaims (gaten vliegenramen bijvoorbeeld). Er was één grote schadeclaim die in 2013 via bemiddeling verder zal geregeld worden (een jongere die zijn kamer verbouwde). Een andere schadeclaim (gestolen laptop) werd, ook via tussenkomst van de bemiddelingsdienst BAAB, geklasseerd wegens de onmogelijkheid van jongere (of zijn context) om de schade te vergoeden).
11.
Logistiek
11.1. Vaststellingen -
-
De kast die voorzien was als archief barstte in 2012 uit zijn voegen, daarom werd een bergruimte vrijgemaakt. De klusjesman voorzag die ruimte van de nodige rekken. Daarmee is er voldoende archiefruimte. Na herhaaldelijke problemen met een grote doucheruimte op de eerste verdieping van het gebouw werd deze omgebouwd tot een bergruimte voor knutselmateriaal.
11.2. Plannen en stand van zaken inzake accommodatiewijzigingen -
We beschikken slechts over twee douches. Met het verdwijnen van de douche boven en om de privacy van de jongeren beter te garanderen plannen we een bijkomend sanitair blok op de benedenverdieping. Hiervoor werd het muziekatelier verhuisd naar een ruimte boven (voordien knutsellokaal). Er zijn ook plannen om het bijgebouwtje te restaureren om daar de atelierwerkingen in onder te brengen, samen met de werkplaats van de klusjesman. 38
11.3. Bestellingen centraal Bureaumateriaal, linnen, brood, droge voeding en poetsmateriaal worden centraal via het OC Sint- Idesbald besteld.
11.4. Keuken en maaltijden In 2012 gingen we meer zelf koken. Tijdens het schooljaar koken de niet-schoolgaande bewoners samen met een begeleider. Eenmaal per week wordt de maaltijd bereid door de poetsvrouw, vier keer per week worden de hoofdmaaltijden aangeleverd vanuit de grootkeuken van het OC Sint Idesbald. Het ontbijt en de broodmaaltijd worden steeds voorzien vanuit het O.C.
11.5. Herstellingen en hun opvolgingen De kleine herstellingen worden gedaan door onze klusjesman die halftijds aanwezig is in de Luwte. Grotere herstellingen (sanitair, verwarming, deuralarmen, …) worden opgevolgd door de Technische Dienst van het OC. Voor de kopiemachine is er een onderhoudscontract. Mankementen aan het busje worden hersteld door Garage Borry in Hooglede.
11.6. Inspecties Jaarlijks is er een controle op zowel de brandveiligheid als de voedselveiligheid. Qua brandveiligheid werd geopteerd om bij de eetplaats en de keuken een magnetisch pompsysteem te plaatsen die automatisch sluiten wanneer er brandalarm is. Dat pompsysteem is er gekomen om de deuren open te houden wanneer begeleiders in deze ruimtes aan de slag zijn, zodat ze een oogje kunnen houden op het leefgroepsgebeuren. Brandblusapparaten worden jaarlijks nagekeken en de technische dienst (OC Sint-Idesbald) houdt bij wanneer brandblusapparaten aan vervanging toe zijn. Van het water van zowel douches als keuken wordt jaarlijks een staal genomen en gecontroleerd.
12.
Informatica
12.1. Aantal en werking pc’s door medewerkers De Luwte beschikt over 6 computers voor medewerkers, 3 desktops en 3 laptops. De beide maatschappelijk werkers, de psychologe en de verantwoordelijke beschikken over een eigen computer, de begeleiders en hoofdbegeleider delen 2 toestellen. Onderhoud en controle gebeurt door de dienst informatica van het OC Sint Idesbald. Alle computers zijn voor vernieuwing opgenomen in een beurtrolsysteem van het OC. 39
12.2. Jongeren en nieuwe media Jongeren beschikken over een computerlokaal, er zijn 3 computers te beschikking waaronder 1 laptop. Alle toestellen zijn aangesloten op het internet. Na enkele incidenten werd afgesproken dat er vanuit De Luwte geen financiële verrichtingen mogen gebeuren (gokspelletjes, kopen en verkopen via tweedehandssites,…). We hebben ook het gebruik van webcams op de computers geblokkeerd en het is niet toegestaan om te skypen. We ervaren regelmatig problemen met het downloaden van allerlei programma’s waardoor de computers vervuild raken. Tevens is het opmerkelijk dat sommige jongeren en ouders geen grenzen kennen bij het gebruik van sociale netwerksites en chatsystemen. Onderlinge scheldpartijen en cyberpesten komen vaak voor. Dat is niet helemaal uit te sluiten, maar vereist wel enige aandacht en nabijheid van onze begeleiders.
40
13. •
Externe relaties
Vlaamse Federatie OOOC’s De Federatie brengt de 22 OOOC’s van Vlaanderen eens in de twee maanden samen. De federatie komt doorgaans samen in Antwerpen (in OOOC Elckerlyck). In 2012 was de federatie op twee vlakken werkzaam: de positionering van de OOOC’s in het hertekende hulpverleningslandschap in 2014 en de inhoudelijke invulling van het begrip diagnostiek in een OOOC. Dat laatste zal in de 2013 uitmonden in een synthesenota. De positionering van de OOOC’s in het hertekende landschap krijgt vorm in een nieuwe modulering (met modules verblijf en onderzoek) en een klemtoon op meer ambulant werken. De federatie gaat in dialoog met het Agentschap Jongerenwelzijn teneinde de financiering van de OOOC’s op punt te houden en de spreiding van het aanbod te verzekeren.
•
Stent Het Stentoverleg is een overleg waarbij hulpverleners uit verschillende hulpverleningsinstanties (BJB, CGG,(jeugd) psychiatrie, VAPH) de koppen bij elkaar steken om zich te ontfermen over een aantal relevante thema’s/problemen zodoende de samenwerking tussen de verschillende instanties te verbeteren en gepaste hulp te bieden aan de mensen die daar nood aan hebben.
•
Overleg OOOC’s – Centraal Wachtbeheer West-Vlaanderen De vier West-Vlaamse OOOC’s (De Wijzer, De Luwte, De Zandberg en ’t Laar) komen om de drie maanden samen in het VAC te Brugge. Ze worden daar ontvangen door de regioverantwoordelijke en de mensen van het Centrale Wachtbeheer. Focus van deze vergaderingen ligt op de afstemming van het hulpverleningsaanbod op de hulpvragen die gedetecteerd worden. In 2012 werd bijvoorbeeld bekeken hoe het komt dat in West-Vlaanderen meer residentieel begeleid wordt dan in de andere provincies. Veel heeft te maken met een groeiende vraag naar onthaal en het feit dat consulenten zelden of nood ambulant aanmelden (wat op zijn beurt te maken kan hebben met het andere aanbod in onze provincie, zo kan verondersteld worden dat er in West-Vlaanderen in vergelijking met de andere provincies voldoende ambulant aanbod bestaat naast de OOOC’s).
•
ROBJ: regionaal overleg bijzondere jeugdzorg. Ook dit is een West-Vlaams overleg waarin alle nieuwe ontwikkelingen in de jeugdzorg aan bod komen. Voor 2012 gingen de discussies in hoofdzaak over het EMK (experimenteel modulair kader), een kader waar de OOOC’s in 2012-2013 nog buiten vallen.
•
Overleg hoofdbegeleiders Vier keer per jaar is er een overleg tussen de hoofdbegeleiders van de West-Vlaamse OOOC’s. Doel van deze bijeenkomsten is het uitwisselen van ervaringen en het opdoen van ideeën om de werking te versterken. In 2012 was de Luwte niet aanwezig op deze bijeenkomsten.
41
13.1. Verwijzende instanties a) Verwijzende instanties We houden rekening met de 76 keer (in 44 dossiers) dat gebruik werd gemaakt van een functie van OOOC De Luwte. In 2012 maken JRB Kortrijk (19 toewijzingen), JRB Brugge (17 toewijzingen) en CBJ Roeselare-Tielt (16 toewijzingen) de top drie uit van de verwijzers, samen goed voor 68.42% van alle toewijzingen. Dit gaat hoofdzakelijk om oriëntatievragen. In 2011 behoorde CBJ Kortrijk (met 13 toewijzingen) in plaats van JRB Kortrijk (7 toewijzingen) tot de top drie. CBJ Kortrijk viel in 2012 terug op 4 toewijzingen. Tussen 2010 en 2011 deed zich net een omgekeerde wissel voor tussen JRB Kortrijk en CBJ Kortrijk. Eenmalig gingen we buiten de eigen provincie: 1 onthaalvraag van JRB Gent.
Aantal gebruikte functies AMBULANT
RESIDENTIEEL Eindtotaal
CBJ Brugge
1
1
onthaal
1
1
CBJ Kortrijk
4
4
observatie
1
1
onthaal
1
1
oriëntatie
2
2
CBJ Oostende
1
1
onthaal
1
1
3
13
16
2
2
4
1
1
1
10
11
1
2
3
CBJ Roeselare - Tielt observatie onthaal oriëntatie CBJ Veurne observatie
1
oriëntatie JRB Brugge
3
1 2
2
14
17
42
observatie
3
3
6
onthaal
5
5
oriëntatie
6
6
1
1
1
1
3
6
9
1
1
2
2
2
JRB Gent onthaal JRB Ieper observatie onthaal oriëntatie
2
3
5
JRB Kortrijk
4
15
19
observatie
2
onthaal
2 5
5
oriëntatie
2
10
12
JRB Veurne
2
2
4
observatie
2
2
onthaal
1
1
oriëntatie
1
1
OC SINT IDESBALD
1
1
crisisonthaal
1
1
60
76
Eindtotaal
16
b) Verwijzers versus aantal bezettingsdagen Als we de vorige ‘top 3’ vergelijken met het aantal bezettingsdagen dat met de verschillende instanties wordt bereikt, dan zien we dezelfde drie instanties, maar in een verschillende volgorde: 1. JRB Kortrijk (847 dagen, vaker residentieel en oriëntatie, verder ook louter ambulante observatiedagen)
2. CBJ Roeselare - Tielt (685 dagen, vaker residentieel en oriëntatie)
43
3. JRB Brugge (602 dagen, vaker residentieel en oriëntatie, maar ook opvallend veel onthaaldagen)
Som van dagen Luwte Rijlabels
crisisonthaal
observatie onthaal oriëntatie Eindtotaal
CBJ Brugge RESIDENTIEEL CBJ Kortrijk RESIDENTIEEL
8 84
152
60
8
84
152
157
AMBULANT
97
RESIDENTIEEL
60
AMBULANT
8 8
RESIDENTIEEL
CBJ Veurne
8
60
CBJ Oostende
CBJ Roeselare - Tielt
8
31
31
31
31
7
7
51
132
AMBULANT
74
RESIDENTIEEL
58
JRB Gent RESIDENTIEEL JRB Ieper
685
17
114
504
571
113
164
51
51
RESIDENTIEEL JRB Brugge
521
115
187
113
113
283
602 74
187
283
528
13
13
13
13
28
181
324
42
100
AMBULANT
58
RESIDENTIEEL
57
28
139
224
120
166
561
847
67
187
JRB Kortrijk AMBULANT
120
44
RESIDENTIEEL JRB Veurne
55
AMBULANT
166
494
660
19
60
134
55
RESIDENTIEEL
55 19
60
79
OC SINT IDESBALD
4
4
RESIDENTIEEL
4
4
Eindtotaal
4
690
467
1803
2964
13.2. Buurt In 2012 werd geen formeel buurtoverleg georganiseerd. Er is uiteraard wel het occasionele contact in de straat en het praatje dat eigen is aan het wonen in een dorpskern. In 2013 willen we opnieuw een meer formeel contactmoment organiseren. Er is een goed contact met de directe buren en met de uitbaatster van het dorpswinkeltje en de uitbater van het dorpscafé die ons altijd contacteren bij onregelmatigheden. In 2012 is dat niet aan de orde geweest.
13.3. Folder en brochuremateriaal Het boekje dat bij aanvang van het verblijf aan de jongere en de ouders wordt gegeven, wordt voortdurend bijgewerkt. In 2012 werd een geactualiseerde versie gemaakt. De algemene folder bleef ongewijzigd.
13.4. Website Het voorbije jaar zijn geen wijzigingen aangebracht op de website, een opfrissing is wel aangewezen. Daar wordt werk van gemaakt in 2013.
13.5. Sponsoring In 2012 werd geen nieuwe sponsoring bekomen. In 2013 willen we daar meer werk van maken.
45