Paria | 1
Paria
2 | Paria
Paria | 3
INHOUD Abbé Froidure de man die weet wat goed voor u is
Inleiding
p. 4 - 26
Bonnevie buurtwerk dat rekent op de kracht van de p. 5 - 27 burger In de voetsporen van Abbé Froidure een wandeling in de Marollen Op stap met Marie-Claire een wandeling in Oud-Molenbeek
p. 31
p. 47
Armoede is van alle tijden en is overal. Wat we met armoede doen, verschilt van tijd tot tijd. Interessant om die beelden te vergelijken. 60 jaar geleden werkte Abbé Froidure met de Brusselse armen. Hij zette ‘Les Petits Sapins’ op voor de jeugd en ‘Les Petits Riens’ voor gezinnen en daklozen. Daarmee probeerde hij het lot van de mensen in de marge te verbeteren. Met zijn boek ‘Parias 57’ schreef hij een analyse en stelde hij oplossingen voor om de armoede uit de wereld te helpen. Hoewel hij in 1971 overleden is, interviewen we hem vandaag over zijn werk. In 2011 werkt buurtwerk Bonnevie met Molenbeekse armen. Ze zetten een buurtnetwerk op in een arme wijk in Molenbeek waarmee ze inwoners de kans geven om als actief burger mee te tellen. Dit boekje vergelijkt de twee manieren om armoede aan te pakken. De kijk van Abbé Froidure staat naast de inzichten van Marie-Claire Migerode, een medewerkster van Bonnevie. Een uitgeschreven wandeling door Molenbeek en één door de Marollen illustreren hun analyse.
4 | Paria
Paria | 5
Abbé Froidure,
Bonnevie, buurtwerk dat rekent op de kracht van de burger
Dag eerwaarde. Het is dit jaar 40 jaar geleden dat u overleden bent. 80 jaar geleden werd u priester in Brussel. Hoe bent u hier eigenlijk terechtgekomen?
Dag Marie-Claire. Je zit nu een kleine 40 jaar in het buurtwerk. Dat is een hele tijd. Interessant om terug te blikken hoe je daarin bent getuimeld.
de man die weet wat goed voor u is
Ik ben in 1925 als 26-jarige Ieperling tot priester gewijd. Ik had toen al een Wereldoorlog en 6 jaar studies achter de rug. Tijdens die studies had ik Kardinaal Mercier leren kennen en hij is het die me eigenlijk aan mijn priesterroeping geholpen heeft. Maar uw eerste priesterjaren waren niet direct de mooiste? Da’s waar. Nog voor mijn wijding moest ik in het Kardinaal Mercier College in Braine l’Alleud gaan werken als econoom. Een heel saaie job, maar eigenlijk heb ik daar de truken geleerd die me mijn hele leven hebben geholpen. De school was in volle opbouw en er was altijd geld nodig. Daar heb ik mijn talent ontwikkeld om middelen te zoeken, en dat is me daarna nog veel van pas gekomen. Ik begon er ook met de organisatie van vakantiekolonies. Zo kregen kinderen de kans om tijdens de vakantie goedkoop en samen op reis te gaan. We gingen regelmatig met de trein naar Lourdes op bedevaart.
Eigenlijk is dat tijdens mijn tweede stagejaar in de Brusselse Noordwijk gebeurd. Ik studeerde voor maatschappelijk assistent en rond 1971 werkte ik daar tijdens mijn stage met huurders en eigenaars van woningen die op een zeer onrechtvaardige manier onteigend werden voor het Manhattan-project. Daar deed ik voor het eerst aan buurtwerk en kwam ik ook voor het eerst in contact met migranten. Na die stage wou ik graag ook professioneel in het buurtwerk aan de slag. Maar het liep anders? Da’s waar. Na mijn studies kwam ik hier in Molenbeek terecht bij ‘Caritas’. Dat was een parochiale organisatie die zich bezighield met hulpverlening. Caritas kreeg middelen om een buurtwerking uit te bouwen en zocht een halftijdse kracht. Met dat geld werd ik aangeworven. Een half jaar later was er een wisseling van voorzitter; de nieuwe voorzitter vond dat er nog zoveel individuele noden waren die prioritair aandacht moesten krijgen. Ik kreeg de keuze om me in te schakelen in deze aanpak of te vertrekken.
6 | Paria
Paria | 7
En uw geduld werd beloond…
En je bleef?
Na vijf jaar in de school stuurde Mgr. Van Cauwenbergh, de Mechelse hulpbisschop, me in 1931 naar de Sinte-Alenaparochie in Brussel. De parochie in Vorst en Sint-Gillis telde 18.000 inwoners. Ik zou daar als vicaris optreden voor de zieke, ouder wordende pastoor. Wat ik daar aantrof, was ongelofelijk. De pastoor droeg enkel de mis op en bezocht een paar zieken. Van mij verwachtte hij alleen wat hulp bij het lezen van de mis. Geen verenigingsleven, geen jeugdwerk, geen vakantiewerkingen… Wie geen centen had, stond er alleen voor.
Inderdaad. Ik wou zeker niet gaan stempelen. Ik ontdekte ook al snel dat er in de algemene vergadering een paar mensen zaten met een andere visie, zoals Luk Eelens. Op dat ogenblik waren de metrowerken aan de gang. Huizen werden opgekocht door de Federale Dienst der Domeinen en veel gezinnen moesten plots een huurwoning zoeken, zonder enige begeleiding. Luk vond dat Caritas die mensen moest bijstaan, maar niet enkel door hen te helpen, ook door de overheid aan te spreken op haar verantwoordelijkheid. Binnen Caritas vzw waren er niet veel die zijn mening deelden. Luk bracht dan een paar mensen samen, vooral jonge mensen die in Sint-Jans-Molenbeek waren terechtgekomen. In 1976 richtten we de vzw ‘Buurtwerk Molenbeek-centrum’ op, dat nu het Buurthuis Bonnevie heet. Ik zette me daar in als vrijwilliger naast mijn halftijdse job. We begonnen toen te werken rond de metro, de huisvesting en de inrichting van de openbare ruimte.
U wou meer doen dan zielenzorg? Ik begon direct met een verenigingsleven op poten te zetten. Het JOC (Jeunesse Ouvrière Chrétienne), het JICF (Jeunesse Indépendante Chrétienne Féminine) en een scoutsgroep zagen het licht. Ik organiseerde een groepje van mensen die de zieken bezochten. Wie dat wou, kreeg daarmee iets om handen én ik maakte kennis met geëngageerde mensen die zich ook voor iets anders wilden inzetten.
Je wou dus wat meer doen dan mensen helpen bij hun dagelijkse problemen? Ja, en dat probeerden we in het Buurthuis. Dat ging wel met vallen en opstaan. In het begin wisten we niet waar we moesten aankloppen om iets te bereiken. We werkten basisdemocratisch, wat betekende dat we alle beslissingen namen op onze wekelijkse algemene vergaderingen, waarop iedereen welkom was. We hadden ook maar één betaalde kracht. Het was zoeken en vanaf de grond iets opbouwen. We hebben in die eerste periode bijvoorbeeld heel wat petities georganiseerd, waarop we heel wat handtekeningen kregen van bewoners. Maar politiekers kregen we niet te zien. Achteraf bekeken: uiteraard. Voor hen waren we niemand, of eerder een stelletje late mei ‘68ers. Maar we wisten wel wat er op straat leefde en we hadden contact met de mensen in de buurt.
8 | Paria
Paria | 9
Les Petits Sapins: de kansen van de stad
Speelpein Bonnevie: de kansen van de stad
De stad biedt soms onvermoede kansen. Zodra 'Les Petits Sapins' een succes bleek, ging Abbé Froidure op zoek naar uitbreiding. In het Parmentierpark in Sint-Pieters-Woluwe vond hij een terrein dat was toegewezen aan oorlogsinvaliden en dat er ongebruikt lag te verkommeren. Froidure kreeg in 1933 toestemming om het te gebruiken. Groot voordeel was de ligging vlakbij de tramstelplaats.Trams die 's ochtends pendelaars naar Brussel brachten, keerden telkens leeg terug. Froidure bekwam dat kinderen tijdens de zomermaanden met die lege trams gratis naar het speelplein mochten rijden.
De stad biedt soms onvermoede kansen. In 1979 stelt het buurtwerk Bonnevie vast dat er op het metrotraject een terrein braak ligt, terwijl jongeren uit de buurt nood hebben aan veilige, open speelruimte. Bonnevie besluit om het terrein te kraken en in te richten als 'bouwspeelplaats'. Aangezien het terrein braak lag, werd de buurt betrokken bij de inrichting. Uiteindelijk groeide hieruit dus niet alleen een speel- en ontmoetingsplaats, maar ook een tewerkstellings- en opleidingsproject.
Ik besefte hoe erg het was toen de pastoor me vertelde dat er niemand van de parochie meeging met de vakantiekolonies. Dat betekende dat de kinderen tijdens de schoolvakanties aan hun lot werden overgelaten. Voor de rijkeren: geen probleem. Maar voor de anderen betekende dit: op straat rondzwerven, mensen lastig vallen en verleid worden tot stelen om de verveling te verdrijven. Daar wou ik dringend iets aan doen. Ik vond een terrein in Ukkel, liet het opknappen door de scoutsgroep die ik had opgericht.Vanaf 1 juli 1931 konden 31 kinderen ’s ochtends met de tram vertrekken voor een dagje begeleid spelen in open lucht. Daar is toen de basis gelegd voor ‘Les Petits Sapins’. Mijn parochianen zorgden voor de begeleiding. Ik zorgde voor de omkadering en voor het geld voor wie de 2 frank niet kon betalen die nodig waren voor tram en middagsoep.
Na een tijdje veranderde dat. We ontdekten bij wie we moesten aankloppen bij de gemeente, we kregen medestanders bij administratieve diensten en ook op gewestniveau. Onze ideeën bleken helemaal niet dom. We leerden mensen en verenigingen in de buurt kennen en konden met meer betaalde personeelsleden werken. Dat betekende dat we meer concrete activiteiten konden uitbouwen, wat meer druk op het beleid konden zetten en met sterke argumenten konden pleiten voor een goede openbare ruimte en de inrichting van speelterreinen. De acties voor een speelterrein in de buurt zijn zowat 20 jaar een belangrijk accent geweest in onze werking. De woningen hier in de buurt zijn klein, de gezinnen eerder groot. Kinderen hadden, en hebben nog steeds, weinig ruimte om binnen te
10 | Paria
In 1932 wilde ik meer kinderen opvangen. Ik vond een terrein aan de Lijsterbessenbomenlaan in Ukkel waar we 200 kinderen een plaats konden geven. Dat was veel, maar niet genoeg. Er waren veel meer dan 200 kandidaten om met ‘Les Petits Sapins’ mee te gaan. Ik vond extra plaats in het Parmentierpark in Sint-Pieters-Woluwe: 12 hectaren, half bebost, met paviljoentjes. Het werd een succes: in 1939 hadden we meer dan 100.000 dagopvangen georganiseerd.
Paria | 11
spelen. Bij gebrek aan openbare ruimten moesten ze op straat spelen, en dat in de jaren 1980; periode dat het autobezit enorm toenam.
Les Petits Sapins...
De Verliefde Wolk...
... was de naam van een café bij het Moricharplein. De kinderen die tijdens de vakantie op de speelpleinen van Abbé Froidure gingen spelen, namen op dat plein de tram. Froidure besloot die speelpleinwerking zo te noemen. Maar het werd meer dan zo maar wat spelen. De kinderen werden opgevangen door de leden van enkele jeugdbewegingen en actieve parochianen. Die zorgden voor activiteiten die kinderen in groep leerden spelen en hen leerden wat spelregels zijn. Voor veel kinderen was 'Les Petits Sapins' een plaats waar ze de aandacht kregen die ze thuis moesten missen.
... is de titel van een sprookje èn de naam van een Initiatief Buitenschoolse Opvang (IBO) in Molenbeek. De Nederlandstalige scholen van Molenbeek vonden in het Gemeenschapscentrum De Vaartkapoen een partner om een naschoolse opvang op te starten. Het werd veel meer dan dat. De Verliefde Wolk begon taalstimulerende activiteiten te organiseren en werkte samen met jeugdbewegingen, jeugdhuizen, cultuur- en sportverenigingen. Er kwamen andere activiteiten bij. Nu kunnen kinderen culturele activiteiten en sporten leren kennen waarmee ze anders nooit in contact zouden komen. Dat betekent een grote verrijking voor de Molenbeekse schoolgaande jeugd.
12 | Paria
Paria | 13
Daarnaast begon u ook met ‘Les Petits Riens’?
Werd dat de basis voor het Bonneviepark?
Ik zag in Brussel enorm veel armoede op straat en bij de kinderen die we opvingen. Die mensen hadden geen geld om kleren, meubelen of zelfs maar potten en pannen te kopen. Dat werd nog erger in 1936, toen de vluchtelingen van de Spaanse burgeroorlog hier aankwamen. Toen ik de nood van die vluchtelingen zag, lanceerde ik een oproep om kleren en schoenen te geven. De giften stroomden binnen en bleven maar binnenstromen, ook toen het voor de Spaanse vluchtelingen eigenlijk niet meer nodig was. Ik kon al dat materiaal zelfs niet meer opbergen. Ik besloot dan maar om het onder de parochies te verdelen. Daar kon alles dan doorgegeven worden aan wie het nodig had. Met ‘Les Petits Riens’ sloegen we daarna twee vliegen in één klap. We mochten een opslagplaats in de Albaniëstraat gebruiken en zetten daklozen in om de schenkingen te sorteren en te herstellen. Daarmee hielpen we die mensen aan een werkervaring en leerden we hen dagelijks te komen werken op bepaalde uren.
Vlak bij ons kantoortje lag toen nog een stuk grond braak. Het was een restant van de open sleuf die gegraven was om de metrotunnel in te stoppen. Daarna had men die strook grond terug dichtgegooid en ommuurd met betonnen hekkens. Er was dus open ruimte beschikbaar, maar de kinderen mochten er niet op spelen. Het probleem leek onoplosbaar. De Regie der Gebouwen was eigenaar, maar wou enkel verkopen. De gemeente had geen geld om te kopen en vooral geen visie op de ontwikkeling van de wijk. Wij werden de luis in de pels die de omheining weghaalde en het terrein bereikbaar maakte als speelplaats. Met wat steun van de Koning Boudewijnstichting konden we er in 1981 samen met bewoners een aantal houten speeltuigen bouwen. Zowat 20 jaar lang hebben we samen met de buurt jaarlijks enkele speeltuigen gebouwd of onderhouden en netheidsacties ondernomen. Met de kinderen, adolescenten en enkele volwassenen hebben we er kortom voor gezorgd dat er een speelruimte bleef en dat ze goed functioneerde. In 1996 heeft het gewest samen met de gemeente het Bonneviepark ingericht rekening houdend met een aantal principes die we steeds gehanteerd hadden: betrokkenheid van de buurt bij de aanleg, iedereen is welkom maar toch gediversifieerde
En ging dat alles door tijdens de oorlog? ‘Les Petits Riens’ kon doorgaan tot in april 1944. Op dat moment was onze voorraad op; de vraag was groter geworden dan het aanbod. Het zou daarna nog tot in 1954 duren voor we opnieuw konden beginnen. Voor ‘Les Petits Sapins’ werd het moeilijker en konden we minder kinderen opvangen, maar het ging toch door. Ook toen ik opgepakt werd en weggevoerd naar Esterwegen, dan Bayreuth en daarna Dachau. Mijn medewerkers kregen toen de kans om alles helemaal zelf te organiseren. Voor mij was mijn opslui-
14 | Paria
ting, naast een grote beproeving, ook de kans om alles op een rijtje te zetten en goed na te denken over waarmee ik eigenlijk bezig was. En wat waren uw conclusies? Dat ik niet het karakter heb om stil te zitten als ik iemand in nood zie. Daarom ben ik ook begonnen met kinderopvang en spullenhulp. Ik besefte echter ook dat een gift of wat opvang wel een directe nood lenigde, maar dat de armen veel meer nodig hadden dan dat. Vaak hadden ze geen vast inkomen, konden ze zich daardoor geen goede woonst veroorloven en konden ze hun kinderen niet goed opvoeden of naar school laten gaan. Waardoor die kinderen op hun beurt geen werk konden vinden met een garantie op een vast inkomen, enzovoort… . Ik was dan wel bezig met de nood te lenigen en het leven draaglijker te maken voor die armen, maar de structurele oorzaken pakte ik niet aan. Ik kon dat ook niet, want ik had er ook de middelen niet voor. Het enige wat ik kon doen, was de problemen aankaarten en kenbaar maken. Na 1945 klaagde ik in ons tijdschrift regelmatig de schandalige leefomstandigheden aan waarin de kinderen moesten wonen. We publiceerden foto’s van de krotten in het centrum van Brussel. Ze waren verschrikkelijk en vonden weerklank in de pers. ‘Le Patriote Illustré’ publiceerde in 1952 een reportage van vier bladzijden met gruwelijke sprekende foto’s. Ik merkte dat mensen dit wel erg vonden, maar dat de problemen toch niet opgelost werden. Ik maakte dan maar een dossier op over de toestand en stuurde dit naar een paar verantwoordelijken. Ik noemde het dossier ‘Les infra-salariés, les Taudis, les Enfants moralement abandonnés’. Minister De Taeye, toen minister van Volksgezondheid was de eerste die reageerde. Hij vroeg me
Paria | 15
zones per leeftijdscategorie, ruimte voor spel én groen én rust op één kleine zone. Het Bonneviepark stond model voor de aanleg van andere ruimtes zoals het Park La Rosé in Kuregem of het Liedekerkepark in Sint-Joost-ten-Node. Uit Buurthuis Bonnevie ontstonden gaandeweg andere verenigingen die verzelfstandigden: de allerjongsten probeerden we bij de buurt te betrekken met ‘Notre Coin de Quartier’, dat allerlei activiteiten voor kinderen aanbiedt. Voor de oudere jongeren was een gebrek aan opleiding een struikelsteen om aan werk te geraken. Daarom richtten we het ‘Centre de Formation Bonnevie’ op. Die vzw geeft opleidingen in automechanica en in de bouwsector. Daarmee probeerden we die jongeren niet alleen van de straat te houden. We gaven ze ook een opleiding waarmee hun kansen op de arbeidsmarkt sterk stegen. En dan was er nog de coöperatieve PolyBonnevie. Daarmee gaven we werkloze jongeren de kans om een eerste werkervaring op te doen. De coöperatieve richtte het eerste Bonnevieparkje in met polyester speeltuigen en specialiseerde zich daarna in het schilderen van gevels. Met de ervaringen die jongeren daar opdeden, konden ze alweer aan de slag op de arbeidsmarkt. Alhoewel elke vereniging zijn eigen weg ging, bleven we rond het Bonneviepark samenwerken. Dat was onze kracht die leidde tot de heraanleg van de ruimte. En toen werd wonen ook een thema? We bleven wel doorgaan met werken rond openbare ruimte, maar we breidden onze werking uit. Zo merkten we vanaf midden jaren 1990 dat wonen een steeds groter probleem werd. De huurprijzen en de vastgoedprijzen stegen sterker dan daar-
16 | Paria
Paria | 17
om met hem de krotten in het centrum van Brussel te bezoeken. Ik begon met de krotten die zich op minder dan 300 meter van zijn kantoor bevonden. De ontzetting was van zijn gezicht af te lezen en ik was er zeker van dat er nu iets zou gebeuren. En het gebeurde! Een maand later werd ik gecontacteerd door het paleis. Ook koning Boudewijn wou de krotten ter plaatse gaan bekijken met mij als gids. Ik bracht een hele namiddag met hem door in de Marollen. De koning was oprecht bezorgd over de toestand en bleef bij minister De Taeye aandringen op maatregelen. Die kwamen er ook, maar ze waren onvoldoende. De krotten bleven bestaan. Ik besloot toen om de ideeën die ik in het dossiertje uit 1952 naar voor had gebracht verder uit te werken en te onderbouwen in een heus boek. Dat zou ‘Parias 57’ worden. Het boek verscheen in 1957 en kreeg heel wat weerklank. Wat waren uw belangrijkste bevindingen? Ten eerste dat de klassenverschillen enorm waren. Ik deelde de bevolking op in vier klassen: de overbetaalden, de goedbetaalden, de slechtbetaalden en de onderbetaalden. De overbetaalden waren met 600.000. Ze verdienden meer dan 171 frank per dag. De meerderheid van de bevolking was goed- of slechtbetaald. Ze verdienden tussen de 40 en 170 frank per dag. En dan was er een probleem met de onderbetaalden, die minder dan 40 frank per dag verdienden. Ze waren met 900.000, of 11 % van de bevolking. Die 900.000 leefden vaak in miserabele om-
voor en steeds meer eigenaars begonnen hun huizen op te splitsen in kleinere appartementen. Voor mensen met een laag inkomen, werd het steeds moeilijker om een betaalbare woning te vinden en voor grote gezinnen werd dat al helemaal onmogelijk. De armen voelden dit het eerst. Vanuit die vaststelling hebben we een huisvestingspermanentie opgestart. Elke buurtbewoner kan bij ons terecht met vragen over zijn woning. We zullen hem proberen te begeleiden naar een oplossing. We kunnen hem uitleggen hoe de huurwetgeving werkt. Hem doorverwijzen naar onze Klusjesdienst of verwijzen naar een Sociaal Verhuurkantoor. We geven ook renovatieadvies aan (kansarme) eigenaars en aan verhuurders die onaangepaste woningen verhuren. Niettemin blijven veel, vooral grote, gezinnen het moeilijk hebben om een degelijke woning te vinden. Als ze er al één vinden, is die woning vaak veel te klein en neemt de huur een grote hap uit het budget. We vonden dat het beleid te weinig inspanningen doet om een sociaal en rechtvaardig huisvestingsbeleid uit te bouwen en dat men te weinig creatief zoekt naar oplossingen. Dus gingen we daar zelf naar op zoek. Het resultaat is het passief gebouw in de Finstraat en de bewonersgroep ‘L’Espoir’. In de huisvestingspermanentie ontmoetten we grote gezinnen die reeds jaren op de lijst voor een sociale woning stonden, maar er geen toegewezen kregen. Ook op de huurmarkt vonden ze geen grote en betaalbare woningen. Anderzijds kwamen we via CirE vzw (vluchtelingenwerk) in contact met het idee spaargroep. Een model dat in een aantal Afrikaanse gemeenschappen goed gekend is. Arme gezinnen sparen maandelijks een bedrag dat ingezet kan worden voor een bijzondere nood, in dit geval de aanbetaling van een woning. Samen een
18 | Paria
standigheden en waren er erg aan toe. Ze kwamen vaak in die situatie omdat ze niet de fysieke of morele weerstand hadden om iets te doen, omdat ze op de verkeerde plaats woonden, omdat ze geleden hadden tijdens de oorlog, omdat ze tegenslagen gekend hadden door ziekte of ongeluk, omdat het ouderen waren die niet door hun familie werden verzorgd, omdat het arbeiders waren die staakten, omdat het zwartwerkers waren zonder vast inkomen en sociaal vangnet, omdat ze te veel kinderen moesten onderhouden, omdat ze schulden hadden gemaakt bij woekeraars maar ook omdat ze dronkaards waren of omdat ze tuberculose of syfilis hadden. Mijn conclusie was dat 45 à 90.000 van deze ‘onderbetaalden’ asociaal was. Deze groep had zo’n slechte levenservaringen opgedaan dat ze de redding voorbij waren.We konden niet anders dan hun aanwezigheid in onze maatschappij tolereren en hen zo goed mogelijk trachten te verzorgen. Tegelijk moesten we ervoor zorgen dat er geen nieuwe ‘asocialen’ bijkwamen. Voor de overige 810.000 armen moest er allereerst een goede huisvesting komen. De huur die ze betaalden moet aangepast worden aan hun inkomen. Een goede woning is de basis van alles.Van zodra dat er is, moeten we hen helpen om vast werk te vinden en hen hun plan leren trekken in de administratie. En dat door hen individueel te begeleiden via sociale werkers in de wijken, door hen gratis juridisch advies te geven, door hen toegang te verlenen tot onze kolonie Congo. Of via hun kinderen die tijdens vakantiekampen met allerlei gewoontes kennismaken die thuis anders zijn.
Paria | 19
(oude) woning aankopen leek nog een haalbare optie voor deze gezinnen. Eens de woning aangekocht bleek er nog veel werk aan (renovatie) en zo kwam Cire bij ons terecht. We probeerden met hen een voorbeeldtraject uit te werken. In 2005 verzamelden we samen met CIRE een groep van 14 gezinnen. Ze begonnen alvast met een spaargroep waarin ze elk per maand € 50 opzij zetten. Het eerste probleem was de aankoop van een betaalbaar gebouw of van een grond en het vinden van een bouwheer. Het Brussels Woningfonds was bereid in het experiment te stappen, de gemeente Sint-Jans-Molenbeek stelde een grond ter beschikking. We drongen erop aan dat het Woningfonds niet zomaar zou plannen, bouwen en opleveren.We vonden het belangrijk dat de toekomstige bewoners via de spaargroep L’Espoir zo veel mogelijk
20 | Paria
Residentie Sistervat In de Sistervatstraat was het dubbel-appartementsgebouwtje uit de jaren 1935 na 50 jaar volledig uitgeleefd. In 1999 startte de eigenaar, de Brusselse sociale huisvestingsmaatschappij Sorelo,de volledige renovatie. De manier waarop trok de aandacht. Steuntrekkers van het OCMW werden ingeschakeld. In het kader van een socio-professioneel programma leerden ze er metsen, plafoneren en electriciteit plaatsen. Hun werkervaring zou hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Bovendien werden de betrokken steuntrekkers ook de eerste bewoners. En, aangezien er in de Marollen heel wat grote gezinnen wonen, werden bij de verbouwingen ook enkele appartementen met meerdere slaapkamers gerealiseerd. Ten tweede onderzocht ik de krotten in Brussel. Ik was immers beginnen beseffen dat mijn inspanningen voor ‘Les Petits Sapins’ alleen maar palliatieve zorgen waren zolang de kinderen na de zomer terug moesten naar hun ontoereikende woningen, waar ze opnieuw blootstonden aan ziektes, onveilige situaties en een familieleven onder druk. De toestand in Brussel was ernstig. 35.000 mensen leefden er in miserabele omstandigheden. Alleen al in de Marollen was 75 % van de woningen in slechte staat en telden we 298 krotten. Hoewel de woningen ongezond, oncomfortabel en onveilig waren, besteedde een vierde van de gezinnen meer dan de helft van hun inkomen aan onderdak. Nog eens een vierde besteedde meer dan 30% aan de huur van hun woning. De eigenaars van deze woningen waren zeker een steen toe te werpen; ze onderhielden hun eigendom niet of amper en buitten de hopeloze situatie van hun huurders uit door ze week per week hun huur te laten betalen; de huurders konden toch nergens anders terecht. De overheid
Paria | 21
betrokken bleven bij de bouw. Zij volgden het hele proces. Van de startfase waar we peilden naar hun wensen en wooncultuur, over de bespreking van de ontwerpen, tot een aanwezigheid van bewoners op elke werkvergadering. We gingen ook op zoek naar manieren om de bouwkosten te drukken. Zo ontdekten we dat bouwen in hout relatief goedkoop is en dat we overheidssteun konden krijgen voor de bouw van passiefwoningen. Die zijn zo sterk geïsoleerd dat ze nog nauwelijks verwarmd moeten worden. Daarmee sloegen we twee vliegen in één klap: passiefbouw werd plots betaalbaar en door passief te bouwen zorgden we er ook voor dat de energiefactuur beperkt zou blijven wanneer de gezinnen er kwamen wonen. In de zomer van 2010 konden de gezinnen verhuizen naar hun koopwoning. Bonnevie werkt dus liever vanuit de praktijk dan grote theoretische concepten op te zetten? Dat is te zeggen: we werken altijd zeer concreet op de problemen die zich hier in de buurt stellen. Maar van daaruit komen we wel tot analyses van een algemene situatie en proberen we daar ook globale oplossingen voor aan te brengen. De woningen in de Finstraat zouden geen passiefwoningen zijn als we niet gevoelig waren voor de algemene klimaatproblematiek. Als ik een analyse zou moeten maken, kom ik bij een paar grote problemen. Ten eerste: er is nog steeds geweldig veel armoede en de armoede neemt eerder toe dan af te nemen. Volgens het jongste armoederapport is de sociale ongelijkheid in het Gewest zeer groot. Zowat 25 % van de bevolking moet rondkomen met een inkomen lager dan de armoederisicogrens. Ze verdienen minder dan € 10.000 per jaar. Die armoede situeert zich vooral in de
22 | Paria
nam enkel repressieve maatregelen; ze legde boetes op aan wie zijn eigendom liet vervallen en ze bereidde een wetgeving voor waarmee men die krotten zou kunnen afbreken. Maar de boetes werden nooit geïnd en de wetgeving kwam er niet! Blijkbaar hadden de eigenaars te veel invloed. Het duurde tot 1956 voor de Provincieraad een reglement aannam waarmee er subsidies konden gegeven worden aan wie een krot opknapte of een huursubsidie aan een huurder die van een krot naar een goede woning verhuisde. Het was eigenlijk schandalig dat de maatschappij zich hier niet meer van aantrok, want de maatschappelijke kost van de krotwoningen is enorm. De kindersterfte is er veel hoger dan elders, de kans om ziek te worden stijgt, de kans op ongelukken is groot.
Paria | 23
‘banaan’ die loopt van Laag-Sint-Gillis over Kuregem, de Anneessenswijk, Oud-Molenbeek tot Laken, Laag-Schaarbeek en SintJoost-ten-Node. In onze buurt is de werkloosheidsgraad meer dan 25 % en bij jongeren zelfs hoger dan 40 %. Meer dan de helft van de jongeren groeit op in een gezin zonder inkomen uit arbeid. Dat zorgt vaak voor een slechte gezondheid, zowel fysiek als mentaal. Het is evident dat ‘werk’ hier het sleutelbegrip is. Wie werkt heeft een inkomen, kan zijn loonbriefje laten zien aan een verhuurder van een woning, heeft collega’s die als vangnet kunnen dienen bij problemen enz... . Jammer genoeg zijn de meeste jobs vandaag weggelegd voor hooggeschoolden. En die vinden we hier in de buurt zelden.
Samaritanesse
Uitleendienst Bonnevie
Het huis nr. 45 in de Samaritainestraat in de Marollen was een echt krot. Regen door het dak; kapotte ramen; vocht. Marcel Rijdams wilde daar iets aan doen en werkte aan de vervanging van een ontbrekende trede in de trap, glas in een raam, een wateraansluiting met een kraantje. Hij deed dat niet voor de betrokken clochards, maar samen met hen. Hij hoopte dat ze mettertijd misschien zelf iets zouden gaan ondernemen. Dat is een moeilijke zaak, want essentieel aan een clochard is het absolute ongeloof dat wat dan ook misschien nog zou helpen. Maar, op een dag in de winter, brak het kraantje af en spoot het water alle kanten op. En, wat deed een clochard? Hij zocht in zijn zak het papiertje met het telefoonnummer van Marcel, ging naar een telefooncabine, belde Marcel en zei hem dat er een probleem was. Dus, eigenlijk stelde hij een daad, vanuit het vertrouwen dat dat misschien iets zou veranderen. Het wonder was geschied. De investering bewees zijn zin.
De uitleendienst van het buurthuis Bonnevie verschilt van andere. De dienst verhuurt aan bewoners uit Oud-Molenbeek die lid zijn van Bonnevie gereedschap tegen lage tarieven. Bonnevie zorgt meteen ook voor verbouwingsadvies, organiseert informatiesessies en praktische ateliers en komt, als dat nodig is, ook aan huis. Bewoners worden dus gestimuleerd om de handen uit de mouwen te steken. Bonnevie reikt hen de instrumenten aan om hun droom, een betere woning, te realiseren, en dit volgens het aloude zelfwerkzaamheidsprincipe van ontwikkelingshulp: leer mensen een vislijn maken in plaats van ze voordurend vis te geven.
24 | Paria
Eigenlijk zou de overheid een speciaal fonds voor de strijd tegen de krotten moeten oprichten. Met het geld in dat fonds zou de overheid de krotten moeten kopen, afbreken en vervangen door goede woningen.Van de krotbewoners zelf zou ongeveer de helft ter plaatse kunnen blijven wonen in de vervangwoning. De rest zou men moeten verhuizen naar het platteland, naar een andere plaats in de stad of naar de stadsrand. Tenslotte onderzocht ik de toestand van de jeugd bij de ‘onderbetaalden’ en in de krotten. Deze groeiden voor een groot deel op straat op en noemde ik ‘moreel verlaten’. Niemand keek naar hen om en het was duidelijk dat ook zij ‘onderbetaalden’ zouden worden. Ze konden immers niet terugvallen op een stabiel en aangepast familieleven of een warm nest. Ze hadden geen startblokken van waaruit ze konden vertrekken. Mijn conclusie hier was dat deze kinderen vooral stabiliteit nodig hadden. Ze losrukken uit hun milieu en hen naar een weeshuis of pleeggezin sturen was een grote schok, maar soms de enige oplossing. Als dat moest gebeuren, hadden deze kinderen vooral nood aan pleegouders, onderwijzers, sociaal werkers, politieagenten, rechters en directeurs die hen stabiliteit en rechtlijnigheid boden.
Paria | 25
Ten tweede: de huisvesting is vaak ondermaats voor wie een laag inkomen heeft. Wie een woning huurt, woont vaak te klein en woont vaak in een woning die slecht onderhouden is door de eigenaar.Wie een woning bezit, besteedt vaak al zijn middelen aan het afbetalen van de hypothecaire lening, zodat er geen geld overblijft voor het opknappen of onderhouden van die woning. Gelukkig voorziet het Gewest renovatiepremies. Maar die maatregelen zijn niet altijd voldoende bekend, vergen een hele administratieve romslomp en zijn niet in elke situatie toepasbaar. Kortom er is vaak sprake van een Mattheüseffect.Vooral meer kansrijke gezinnen kunnen gebruik maken van de premies. Hetzelfde geldt bvb bij de tegemoetkomingen voor GOMBWoningen. De overheid subsidieert tot € 60.000 per GOMBwoning, terwijl deze specifiek koopwoningen aanbieden aan middenklasse gezinnen. Gelijkaardige inspanningen om kansarme gezinnen toegang te verlenen tot de huisvestingsmarkt bestaan niet. In Bonnevie willen we dit signaal laten horen, en liefst door de mensen zelf. Het comité ALARM bvb werkt sedert 2001. In dat comité brachten we arme en slecht gehuisveste Molenbekenaars samen om na te denken over de oorzaken van hun situatie en op zoek te gaan naar oplossingen. In het begin werkten we enkel met kandidaat-vluchtelingen, de meest precaire groep als het aankomt op de wooncrisis, maar daarna werkten we ook met niet-asielzoekers. Met ALARM willen we de concrete problemen van de ‘leden’ niet oplossen.We willen wel dat de mensen elkaar ontmoeten en zien dat ze niet alleen staan met hun problemen.We willen dat ze bijleren over de woonproblematiek en de bestuurssystemen in België en dat ze leren om zichzelf uit te drukken. Tenslotte willen we met ALARM politieke invloed uitoefenen. Via ontmoetingen met politici, deelname aan acties en via testcases, bijvoorbeeld in verband met de huurwaarborg.
26 | Paria
En had uw boek resultaat? Ik kreeg er een prijs voor, verkocht heel wat exemplaren en kreeg wat publiciteit. Daarmee kon ik weer de boer op voor centen voor ‘Les Petits Riens’ en ‘Les Petits Sapins’. Die organisaties waren al groot voor de oorlog, maar barstten na 1955 echt uit hun voegen. We zetten de speelpleinwerking op in heel België en in de grote steden kwamen er afdelingen van Spullenhulp. Maar we konden nog meer doen. Naast de speelpleinwerking en de Spullenhulp richtten we nog tehuizen op voor weeskinderen en een centrum voor sociale dienstverlening voor armen. Het is ook zo dat de armoede sterk is teruggelopen vanaf de jaren 1960, maar dat heeft weinig met mijn boek te maken. De economie draaide gewoon zo goed dat er meer geld beschikbaar was om veel van de maatregelen uit te voeren die ik in mijn boek voorstelde. Plots kwam er geld vrij om iedereen goed onderwijs te geven en om krotten te saneren. Helaas werd die sanering door sommigen dan weer verkeerd begrepen. Maar daar zouden Paul Vanden Boeynants of Jacques Verbiest u meer over kunnen vertellen.
Paria | 27
Door mee te werken aan de woningen in de Finstraat, kwamen we ook bij het - voorlopig - theoretische concept van de Community Land Trust of CLT. In dat concept wordt eigendom van grond en gebouw ontkoppelt. De CLT als vzw of publieke maatschappij beheert de gronden waarop sociale koopwoningen worden gebouwd. Kansarme gezinnen kunnen met de hulp van een premie en een lening eigenaar worden. Wanneer een eigenaar na enkele jaren zijn woning zou willen verkopen, dan verkoopt hij de woning aan de CLT met inhouding van 75 % van de meerwaarde. Die meerwaarde is immers gerealiseerd door subsidies en moet ook terugvloeien naar de maatschappij. Op die manier blijven sociale koopwoningen betaalbaar en blijven ze dienen voor het doelpubliek. Samen met een reeks andere groepen en verenigingen promoten we het onderzoek naar dit model in het Gewest. Dit kan echt de basis vormen voor een nieuw, dynamisch en eerlijk woonbeleid. Een derde element dat ik wil aanhalen is dat van ‘actief burgerschap’ als basis voor een meer duurzame en rechtvaardige maatschappij. In verschillende projecten zien we dat het verschil maakt als mensen kunnen meedenken, meepraten, meebouwen aan de maatschappij. De aanleg van het Bonneviepark, de bouw van de koopwoningen in de Finstraat, de acties van ALARM... ze geven aan hoe we sterker staan als maatschappij als we samen werken, ieder vanuit zijn rol en eigenheid. Door aan mensen de kans te geven om hun omgeving mee te ontwikkelen, krijgen ze ook de kans om voor die omgeving verantwoordelijk te zijn. Door bijvoorbeeld aan de mensen in de buurt te vragen hoe ze het park willen zien, komt er niet alleen een nieuw park, maar is dat park ook een antwoord op hun nood en willen ze er mee zorg voor dragen.
28 | Paria
Paria | 29
Galerijen onder Kapellekerk
Bonnevie kleurt muren
Sinds 1999 bekennen de grauwe muren onder de spoorwegbrug kleur. Elk bepleisterd vlak toont nu een levende graffiti-tekening. Drijvende kracht achter deze openluchtgalerijen is Recyclart. De tekeningen in de drie tunnels zijn allemaal verschillend, want telkens was het schildercollectief dat de kar trok anders. Het waren telkens andere kinderen uit de buurt. De Nieuwlandgalerij vertrekt vanuit buurtobservatie door de kinderen. De Huidevetters- en de Vanderweydengalerij tonen monsters, een nieuwe vorm van post-grafitti uit 2004. Tot op vandaag wordt er verder aan geverfd.
Sinds 1985 sieren een aantal muurschilderingen oude muren in Oud-Molenbeek. Motor achter deze realisaties is het buurtwerk Bonnevie, dat graag met bewoners werkt aan projecten die de buurt aantrekkelijker maken. In de Parelstraat werden twee muurschilderingen gemaakt door kinderen uit het Nederlandstalige schooltje om de hoek. De muurschilderingen dicht bij het kerkplein werden gemaakt door kinderen die de schoolspeelplaats aan de andere kant van de muur gebruiken. Even verder, in de Voorspoedstraat nrs. 53-61, hebben de kinderen op de binnenplaats beide muren mogen beschilderen met hun vakantiedroom; voor de ene is dat de Belgische kust; voor de andere een Arabisch woestijnlandschap. Bonnevie betrok telkens vakmensen om de schilderwerken technisch in goede banen te leiden.
30 | Paria
Paria | 31
In de voetsporen van Abbé Froidure een wandeling door de Marollen Deze wandeling volgt de voetsporen van Abbé Froidure. Froidure was in de jaren 1950 pastoor in Brussel en schreef zijn verontwaardiging over armoede in 1957 neer in het boek 'Parias 57'. Met deze wandeling willen we u zelf laten ontdekken of er sinds ruim 50 jaar wel iets veranderd is op het vlak van armoede in de Marollenbuurt. De wandeling start bij het Justitiepaleis, maar dan wel aan de zijde van de Miniemenstraat, beneden bij de monumentale ingangspartij. De mastodont van het Justitiepaleis zou symbool staan voor een rechtspraak die elkeen gelijke kansen zou geven. Maar voor de bouw ervan vanaf 1865 werd een deel van de volkse Marollen gesloopt. Armen verloren dus het weinige dat ze hadden: hun krot. Sinds die tijd geldt in Brussel de zegswijze 'Skieve Architek' als verwijt naar een overheid die niet snapt wat noden en oplossingen zijn. Aan de andere straatkant staan gebouwen voor sociale huisvesting. Ze werden in de tijd van Abbé Froidure opgetrokken op gronden van de Miniemenwijk waar in 1944 V1-bommen gevallen waren. Het gebouw uiterst links bevatte kleine studio's voor ex-gedetineerden; een revolutionair initiatief voor die tijd, maar zonder navolging sindsdien.
32 | Paria
Sinds 2010 worden de gebouwen grondig gerenoveerd. Sommige appartementen worden samengevoegd om te voldoen aan de actuele normen. Aan de buitenzijde werden stalen constructies toegevoegd. Ze voegen aan elk appartement een terras toe. Volg het trottoir aan de kant van deze Miniemenwijk naar links. Wandel net voor de bocht rechts de trap af. Tussen de bomen links bevindt zich een basreliëf uit 1933. De overheid wilde hiermee berouw tonen voor het leed dat aan de Marolliens aangedaan werd door de onteigeningen voor de bouw van het Justitiepaleis. Na de bouw van de Miniemen-
Paria | 33
buurt werd het basreliëf in 1964 op deze plaats ingemetseld. De voorstelling van de Maroliens als pleziermakende, zingende en zatte Breughelfiguren is karikaturaal. Steek de Valkstraat over en loop tot bij het hek van de Aalbessengang. De Aalbessengang is een beluik uit het midden van de 19de eeuw. Zo waren er in Brussel tientallen. Meestal gebouwd door grondbezitters met slechts een doel: een zo groot mogelijk rendement door zoveel mogelijk bewoners op zo weinig mogelijke oppervlakte, en met zo weinig mogelijk onderhoudskosten. Na jaren verkrotting werd het beluik in 1990 gerenoveerd. De huurprijzen verveelvoudigden. De vroegere bewoners verdwenen ten voordele van kapitaalkrachtigere mensen. Dit soort bevolkingsvervanging noemt men 'Gentrification'. Het lost de zaken enkel op voor de toeschouwer, maar niet voor de betrokkene. Nu sluit een ijzeren hek de gang af en is een stukje van de openbare ruimte geprivatiseerd. Wandel de Valkstraat naar boven en loop rechts de Montserratstraat in tot bij het eerste kruispunt. Dit deel van de Marollen heet 'de Kleine Marol'. Deze buurt kreeg in november 1952 hoog bezoek. Pastoor Abbé Froidure leidde de nog heel jonge koning Boudewijn rond en toonde hem de armoede en verpaupering waarover hij hem had geschreven. De koning was bijzonder aangegrepen en verzocht de stad Brussel iets aan die armoede te doen. Probleem was echter dat de beleidsmakers van toen het onderscheid niet maakten tussen iets doen 'aan' en 'tegen' armoede. Het was meteen het sein voor een algemene 'krotobsessie' en de sloop van heel wat armoedige buurten.
34 | Paria
Zo ook met de Kleine Marol. In 1968 werd ze bedreigd door een uitbreidingsplan voor archiefgebouwen van het Justitiepaleis. De gedenkplaat tegen de zijgevel van het hoekhuis met de Voorzorgsstraat geeft een heel mooie analyse over 'De slag van de Marollen', een strijd waaruit het buurtcomité 'Comité Général d'Action des Marolles' (CGAM) ontstond. In 1974 werd de buurt een herwaarderingsgebied met een stadsvernieuwingsproject. Nieuwbouw en renovatie staan naast elkaar. In 1974 woonden in de Kleine Marol nog nauwelijks 700 inwoners, vooral bejaarden. Het renovatieplan werkte met een 'Système Tiroir', waarbij eerst de leegstaande huizen werden opgeknapt of vervangen om vervolgens te kunnen dienen als huisvesting van bewoners van de volgende reeks te renoveren woningen. Met het ‘Système Tiroir’ vermeed men dat er tijdens de renovatie-werken nog meer bewoners zouden verdwijnen. Vandaag wonen in de Kleine Marol opnieuw zowat 1250 inwoners.
Système Tiroirs Tot in de jaren 1970 werden verpauperde buurten niet gerenoveerd maar gesaneerd. Dit betekende de verwijdering van alle bewoners, de sloop en heraanleg. De betrokkenen ondergingen de miserie en ontwrichting en kwamen nooit meer terug. In 1975 bekwam het Marollencomité de toepassing van het ‘Système Tiroirs’. Daarbij start een stadsvernieuwingsproject met de verbouwing of vervanging van leegstaande huizen. Vervolgens kunnen bewoners uit andere panden verhuizen naar de nieuwe woningen en komen hun woningen aan de beurt. Dit wordt herhaald tot het stadsvernieuwingsproject af is. In de Marollen werd het 'Système Tiroirs' toegepast in de Kleine Marol en de Cité Hellemans. Belangrijkste voordeel: diegenen die lijden onder de miserie van de revovatie worden ook de gebruikers van de inspanningen en moeten maar één keer verhuizen.
Paria | 35
Volg de Montserrrastraat verder tot bij de volgende zijstraat. Op de linker straathoek staat een kantoorgebouw van het OCMW. Vanop het trottoir aan de overkant is op de gevel nog vaagweg een slogan te lezen van de Slag van de Marollen, nl. 'Puten af van de Marollen'. Wandel de Abrikozenstraat naar beneden en sla in de Hoogstraat linksaf. Het grote gebouw aan de linker straatkant is het Sint-Pietersziekenhuis. In de middeleeuwen stond hier de leprozerie en in de 17de eeuw het klooster van Mariam Colentes. De naam verbasterde tot Maricollen en tenslotte tot Marollen. Het klooster werd een OCMW-ziekenhuis. Jarenlang werd het stiefmoederlijk behandeld, maar sinds 2005 toch grondig gemoderniseerd. Officieel heet het ziekenhuis Universitair Medisch Centrum (UMC) Sint-Pieter. Het is gespecialiseerd in neonatologie, maar blijft in perceptie wel een 'OCMWziekenhuis'. Volg de Hoogstraat verder, over het trottoir langs het ziekenhuis tot bij de eerstvolgende zijstraat links. Het hoekgebouw vormde de vroegere hoofdingang van het ziekenhuis. In het verlengde van de zijstraat rijst er boven de daken een groot kantoorgebouw op met een afgeronde vorm. Dit Bordet Instituut is een 'bijhuis' van het ziekenhuis. Het is gespecialiseerd in kanker- en turberculoseziekten. TBC is een typische armoedeziekte. Jules Bordet ontving in 1919 trouwens de Nobelprijs voor Fysiologie en Geneeskunde.
36 | Paria
Steek de Hoogstraat over en wandel de overbouwde doorgang binnen. 'Les Nouveaux Blocs' tellen 200 sociale appartementen. Ze werden in 1958 opgetrokken op de plaats van een reeks vunzige en enge beluiken, waarover Abbé Froidure schrijft in zijn 'Parias 57'. Verschillende bouwelementen wijzen op een idealistisch uitgangspunt: de gebouwen werden opgetrokken in gewapend beton en met weinig of geen versieringen zodat de huurprijs laag kon worden gehouden. Ze werden op palen geplaatst (pilotis), zodat de begane grond volledig vrij bleef voor gemeenschapsactiviteiten. Een nobele doelstelling, maar achteraf bekeken eerder theoretisch. Dicht bij de ingang van het rechtergebouw verwijst een gedenkplaat naar de inhuldiging door koning Boudewijn. Rechts in de hoek leidt een trap naar een lager gelegen niveau. Aan de overkant van de straat ligt een woonwijk met een reeks dwarsstraten. Kies de tweede van rechts te tellen en loop deze 15 m in. Deze Cité Hellemans is een heel stuk ouder. Ze werd opgetrokken in 1915 op de plaats van een reeks beluiken en gangen en omvat 6 parallelle binnenstraten en 250 sociale woningen. De Cité beschikte bovendien over een kinderkribbe en een wasplaats. Het opschrift 'Buanderie' verwijst nog naar deze laatste. De talrijke schouwen op de daken zorgden voor maximale kamerventilatie. Elk appartement beschikte over een toilet met reukafsnijder en waterspoeling. Zeer vooruitstrevend voor die tijd. Vanaf midden de jaren 1970 verloederde de wijk. In 1989 startte de sociale huisvestingsmaatschappij 'De Brusselse Haard' de renovatie, ook hier volgens het 'Système Tiroir'.
Paria | 37
38 | Paria
Wandel de binnenstraat nog 20m verder in. Het gebouw aan de rechterzijde bevat een 20-tal kleine ramen. Ze verwijzen nog naar de oorspronkelijke functie. Deze woonvleugel omvatte kleine slaapkamertjes, Chambrettes genoemd, waar daklozen konden komen slapen. Een van de meest treffende voorbeelden van sociale huisvesting voor daklozen. Loop links de treden van de doorgang af en neem de volgende binnenstraat naar rechts tot het einde. Aan de andere straatkant vormen de huizen nrs 18 en 20 een kleiner sociaal woningbouwproject uit de jaren 1935. Ze werden in 1998 gerenoveerd. De aanpak was prachtig. De verbouwingen werden gebruikt als opleidingskans voor laaggeschoolden, die meteen ook de eerste kandidaten voor de huisvesting waren. Dus, sociale huisvesting en opleiding hand in hand. Wandel de Sistervatstraat naar beneden en draai de Blaesstraat rechts in.Wandel even verder rechts het binnenplein op. Deze gebouwen werden opgetrokken in 1865 en dienden als Brusselse brandweerkazerne tot deze diensten in 1980 verhuisden naar de Noordwijk. Het buurtwerk vroeg een aanpassing van de gebouwen voor sociale woningbouw en voor opslagplaatsen en ateliers. De stad Brussel koos echter voor verbouwingen voor een nieuw middenklassepubliek. Het buurtwerk beschouwde dit als een gemiste kans voor sociale huisvesting. Keer terug naar de Blaesstraat en loop tegen de verkeersrichting in verder tot bij de doorgang tussen huis nr. 156 en 158.
Paria | 39
40 | Paria
Paria | 41
De ‘Impasse de l'Escargot’ of Karikollengang vormde de toegang tot één van de grootste Brusselse beluiken, met 350 à 400 bewoners. Abbé Froidure schrijft in zijn boek over de miserie en de armoede in deze cité. Na afbraak van het beluik in 1976 deed de vrijgekomen ruimte dienst als parkeerplaats. In 1985 werd ze voorlopig ingericht als buurtspeelplein en kinderboerderij. Kinderen uit de buurt leerden er zorg dragen voor enkele kippen en geiten. De achterliggende boodschap: bestrijd de mechanismen van generatie-armoede door hen te leren investeren in de toekomst. Na enkele jaren verwaarlozing werd het binnengebied in 1998 heringericht als speelplein. Ook een goed idee natuurlijk, maar de pedagogische dimensie ging er wel mee verloren. Keer terug naar het plein voor de brandweerkazerne. Het Vossenplein biedt sinds 1873 plaats aan de dagelijkse rommelmarkt. Een rommelmarkt is een oude vorm van recyclage die sterk aansluit bij behoeften en mogelijkheden van armen. Ze is echter ook afhankelijk van de nabijheid van ateliers en goedkope stapelruimte. Deze ruimtes worden echter steeds zeldzamer want ze worden gerenoveerd voor antiekzaken en toeristische attracties. Dit kan tot gevolg hebben dat op het plein de nostalgie van de antiekmarkt de bovenhand krijgt op de overlevingsfunctie van de rommelmarkt. De kerk op het plein hoort bij het Kapucijnenklooster erachter. Dit klooster doet al sinds mensenheugenis aan daklozenopvang. In het huis rechts van de kerk is het opvangcentrum ''t Huizeke' gevestigd.
Wandel links van de kerk de Spaarzaamheidsstraat af tot bij de splitsing. In een lage muur zit een deur met het opschrift 'Poverello'.Wie aanklopt bij dit opvangcentrum voor daklozen, krijgt er eten, verzorging of een slaapplaats. Dr. Jan Vermeire begon ermee in 1978. Bijna 35 jaar later biedt de organisatie in 40 centra in België dagelijks meer dan 1.000 maaltijden aan. Poverello legt de nadruk op menselijk contact en religieuze waarden, maar laat structurele aanpak over aan anderen. Dit vertoont enige gelijkenis met 19de-eeuwse charitatieve werken. Wandel langs Poverello tot bij de dwarsstraat. Aan de andere straatkant ligt het 'Entr'aide des Marolles' een consultatiecentrum waar buurtbewoners terecht kunnen met sociaal-psycho/medische problemen. Enkele meters meer naar
42 | Paria
Paria | 43
rechts ligt het Studio Globo, een NGO gespecialiseerd in mondiaal en intercultureel leren voor het onderwijs. Even verder is het nationaal centrum van Broederlijk Delen gevestigd. Loop de Huidevettersstraat rechts op. Hoeveel vroegere winkeletalages in dit straatstuk staan leeg of werden omgevormd tot woonruimte? Welke winkelactiviteit werd hier ooit uitgeoefend? Een recuperatiezaak van kachelonderdelen en Le Siffleur, gespecialiseerd in koperwerk, zijn de enige getuigen die overblijven. Volg de Huidevettersstraat, steek tweemaal voorbij een zijstraat. Vervolgens ligt links een sociaal woonblok. Tot in de jaren 1935 was de Krakeelbuurt zowat de wasserette van de Marollen, met baden, douches en wasplaatsen. Nieuwe hygiënische normen leidden tot hun afbraak en tot de bouw van een zwembad op het Vossenplein. De naam 'Les Bains Baden' wijst er nog enigszins op dat omwoners er zich ook gewoon gingen wassen. De Krakeelbuurt werd gesloopt. In de plaats kwam stapelbouw. Die is ondertussen alweer aan vervanging toe. Hou de Huidevettersstraat verder aan, loop nogmaals voorbij een zijstraat rechts en eentje links. Voorbij de volgende zijstraat ligt rechts het 'Wijnpaleis'. Het is een stapelhuis uit 1909 met mooie art-nouveaudecoratie. Na jaren verkrotting besliste het Brus-
selse OCMW in 1997 om dit pand samen met het voormalige grootwarenhuis in stoffen en kleding 'Grands Magasins MerchiePède' (links van het Wijnpaleis) te kopen om het in te schakelen in haar project ter herscholing van werklozen en voor professionele herintegratie. De gebouwen werden gerenoveerd. Het opleidingcentrum voor kringloopactiviteit kwam er wel, maar liep op een sisser af. De recuperatiehandel in de Marollen was ondertussen immers al zo goed als uitgestorven. Het gebouw huisvest nu een reeks sociale organisaties, waaronder een strijkatelier. Keer op uw stappen terug, sla de Sint-Gisleinsstraat links in en wandel tot op het driehoekig straatplein. Het imposante gebouw aan de rechterstraatzijde is De Berg
44 | Paria
Paria | 45
van Barmhartigheid, het laatste pandjeshuis in België. Er kan geld worden geleend door er voorwerpen met waarde in pand te geven. Dit systeem werd in 1618 door de aartshertogen Albrecht en Isabella ingesteld om woekerintresten op leningen tegen te gaan. Sinds 1923 heet het officieel 'Openbare Kas van Lening'. Ook vandaag nog doet deze dienst dagelijks 300 verrichtingen voor een gevarieerd publiek. Zolang er geen alternatieve kredietverlening wordt gevonden voor mensen in financiële nood, is er geen reden om de dienst af te schaffen. In 2000 werd het gebouw volledig gerestaureerd. Wandel rechtover het Pandjeshuis de Nancystraat in. De huizen 16 en 18 zijn de oudste voorbeelden van sociale huisvesting (1899) in de stad. Op de gevel verraadt het opschrift 'Hygiène et Sécurité' één van de doelstellingen. Loop de Nancystraat verder door, steek de dwarsstraat over en loop nog een 20-tal meter verder. Het modernistische appartementsblok ‘Cité du Miroir’ rechts omvat een 70-tal sociale woningen in twee parallelle woongehelen rond een centrale ruimte. Het bruggebouw met de conciërgewoning bekroont het geheel maar houdt ook controle. In 2000 startte een fasegewijze renovatie die in 2011 bijna afgerond is. Zoals in de Miniemenbuurt werd ook hier aan de appartementen een metalen terrasstructuur toegevoegd. Het woonblok 'Brigitinne' aan de linkerstraatzijde dateert uit 1970 en slaat nergens op. Je zal hier maar geboren worden. Het gebouw werd opgetrokken op een plek met miserabele krotten en gangen, waarvan Abbé Froidure gewag maakt in zijn 'Paria 57'.
Wandel in het verlengde van de straat, onder de bomen en langs de voormalige Brigitinnenkapel . Steek bij de hoek net voor de kerk langs het zebrapad links over en vervolg het trottoir naar rechts. Loop links het Skate-terrein op. Opgroeien in miserie en marginaliteit zorgt voor veel frustraties en negatieve ladingen. Boodschap is om deze negatieve energie te kanaliseren zonder dat er brokken vallen. Sport biedt het voordeel dat het helpt afreageren, maar het brengt ook zelfdiscipline bij en respect voor onderlinge regels en afspraken. Dat is ook zo met skating. De aanleg van dit skateterrein op een niet gebruikte lap grond bovenop de Noordzuidspoorverbinding is daarom dan ook een pracht-realisatie. Dit is het einde van deze wandeling door de Marollen.
46 | Paria
Paria | 47
Op stap met Marie-Claire
een wandeling in Oud-Molenbeek Marie-Claire Migerode is buurtwerkster in OudMolenbeek. Het buurtwerk Bonnevie werkt al jaren aan een leefbare stadswijk. Met deze wandeling gaat u met haar op stap door de buurt en geraakt u vertrouwd met uiteenlopende initiatieven die pogen een dam op te werpen tegen armoede en verpaupering. De wandeling start bij het metrostation ‘Graaf van Vlaanderen’, bij de uitgang ‘Graaf van Vlaanderenstraat’. Het traject van de ondergrondse metrolijn is ook bovengronds duidelijk herkenbaar in de vorm van een breuklijn door de bebouwde omgeving. De afbraak van woningen in 1971 verliep niet alleen onwettig, maar ging met een dusdanig onrecht gepaard dat het de aanleiding vormde voor een actiegroep. De actiegroep groeide uit tot het buurtcomite Bonnevie. Pas vanaf de jaren 1990 werd op de metrosleuf nieuwbouw opgetrokken. Sindsdien is de breuklijn minder schrijnend.
Op een winterse dag, toen dagen nog mooi konden zijn, reisden Ann en Tinka naar Brussel. Ze volgden een cursus ‘Wereldverbetering’ aan de Hogeschool
Steek de Graaf van Vlaanderenstraat over, loop langs het politiecommissariaat en vervolg nog 50 m verder tot bij de ijzeren parkpoort aan de overzijde van de volgende dwarsstraat.
van Kommersbonte en voor hun eindwerk moesten ze op zoek gaan naar het echte Brussel. Als ze dat gevonden hadden, konden ze gediplomeerd beginnen met
48 | Paria
Het Bonneviepark werd in de jaren 1980 een eerste keer ingericht door het buurtwerk Bonnevie. Dit gebeurde met weinig financiële middelen en uitsluitend met recuperatiemateriaal. De aanmaak van de speeltuigen vormde in die tijd voor heel wat jongeren een ervaringsgerichte leerschool. In 1996 volgde de heraanleg door het Brussels Gewest. Begin 2011 werd de speelzone nog eens grondig aangepakt. In een dichtbebouwde buurt met weinig openbare ruimte, kleine appartementen voor veelal grote gezinnen beantwoordt het Bonneviepark aan een veelheid van functies. Een veilige speelruimte - want afgeschermd van het verkeer - voor opgroeiende kinderen van verschillende leeftijden, ontmoetingsruimte voor volwassenen en ouders die erin slagen om er samen gebruik te maken voor spel, ontmoeting en zelfs natuurbeleving, want het is een van de weinige groene plekjes in de buurt. Vooral jonge mama's-nieuwkomers leggen hier hun eerste contacten buiten de etnische groep. Ook een kansarme buurt heeft recht op degelijke openbare ruimte. Rechts langs het Bonneviepark loopt de Bonneviestraat. Op een van de huizen ziet u de naam van het buurthuis. Bonnevie houdt zich ondertussen niet meer bezig met verzet tegen de metrograafwerken. Vandaag omvat het een huisvestingsdienst voor huurders, een werkgroep ‘Alarm’ die opkomt voor het recht op wonen, geven
Paria | 49
ze verbouwings- en renovatie-advies aan eigenaars, beschikt het over een klusjesdienst en een uitleendienst voor verbouwingsgereedschap en werkt het, samen met bewonersgroepen, aan diverse plaatselijke begeleidings- en huisvestingsprojecten. Keer terug en wandel links de Schoolstraat af. De voorbije 10 jaar groeide dit stukje Schoolstraat uit tot de plaatselijke winkelstraat. Migranten doen vandaag precies hetzelfde als Vlaamse migranten 75 jaar geleden. Ze hadden geen diploma, kenden geen Frans en vonden geen werk. Dus begonnen ze met een eigen winkel. Toen waren dat de kleine Centra- en Spar-winkeltjes, beenhouwerijen of bakkerijen. Ze hadden een doel: dat hun kinderen het gemakkelijker zouden hebben dan zijzelf. Vandaag zijn de eerste- en tweedegeneratiemigrantenwinkels duidelijk te onderscheiden. De eerste generatiewinkels zijn dikwijls zeer bescheiden, met bvb. ‘Alimentation Generale’ en kledingsstoffen. Eens wat geld gespaard, breiden ze uit, verbouwen ze en passen ze zich aan aan technische en wettelijke normen en regels. In dit straatstuk maakten de bakkerij en de viswinkel duidelijk die sprong. Loop de Schoolstraat verder af tot op het plein bij de kerk. Tot in de jaren 1990 was het Voorplein een klassiek stadsplein waar het autoverkeer overal rond- en doorkon. De heraanleg volgde een vrij eenvoudige logica: hecht de pleinruimte vast aan het trottoir rond de kerk; hou de pleinoppervlakte vrij voor de jaarlijkse kermis, groepeer het autoverkeer aan de zijde van de winkels, en voorzie een rij plataanbomen en zitbanken als barriere tussen plein en geparkeerde auto’s.
50 | Paria
Paria | 51
Suggestie: ga een lekkere (Marokaanse) thee drinken op een van de terrassen. Wandel tot bij de kerk. De Sint-Jan-Baptistkerk is een art-decokerk uit 1930 van architect Joseph Diongre. Rond 2000 startte de restauratie. De kerk is opnieuw bruikbaar. Glasramen zijn hersteld en op de toren wijst een uurwerk opnieuw het uur aan. Loop naar de achterzijde van de kerk. Tot 1984 was dit een grote kassei-oppervlakte met geparkeerde vrachtwagens. Toenmalig Brussels minister Annemie Neyts-Uyttebroeck organiseerde een vier-seizoenenwedstrijd. Ze bood buurtwerken en gemeentebesturen een beperkte financiering voor straat- en pleinherinrichtingprojecten. Bonnevie trok de kar. Het gemeentebestuur wilde wel, maar stelde enkel oude kasseien, boordstenen, zitbanken, spoorwegbielzen en telefoonpalen ter beschikking. Dat waren meteen de eerste elementen van de pleinherinrichting. Stukgezaagde palen deden dienst als verkeerspaaltjes. Spoorwegbielzen dienden om petanqueveldjes af te bakenen. Later volgde een veel betere herinrichting. De moeizame wijkherwaardering van de jaren 1980 staat in schril contrast met de overheidsinspan-
ningen die momenteel geleverd worden. Langs een van de pleinzijden staat de speelplaatsmuur van een gemeenteschool. Bonnevie nam samen met de school het initiatief om de muren te beschilderen. Dit gebeurde met een interklaswedstrijd. Een kunstenaarscollectief recupereerde tekeningonderdelen en voegde deze samen tot grote muurschilderingen. De muren werden vervolgens grondig voorbereid, de tekeningen werden er in lijnen aangebracht en de kinderen mochten ze uiteindelijk zelf inkleuren (opnieuw betrokkenheid, herkenning en erkenning). Dat is ondertussen 15 jaar geleden. Wanneer betrokkenheid en erkenning groot zijn, blijft vernieling langer uit.
Kangoeroe Bij kangoeroewonen of zorgwonen wordt een woning omgebouwd tot twee onafhankelijke woondelen. Meestal trekt een jonger gezin in op de bovenverdieping en komt een bejaarde bewoner beneden wonen. Beide leven onafhankelijk, maar het jonge gezin houdt een oogje in het zeil voor de bejaarde en doet er ook wel eens een paar diensten, zoals inkopen, voor. Belangrijke voordelen: de bejaarde hoeft niet naar een rusthuis, maar kan in zijn/haar buurt blijven wonen, terwijl het jongere gezin betaalbare huisvesting vindt. In Oud-Molenbeek realiseerden zowel het migrantenvormingscentrum Foyer als het OCMW enkele kangoeroewoningen.
52 | Paria
Paria | 53
Kies de Courtoisstraat aan de tegenovergestelde pleinzijde. Loop voorbij de volgende zijstraat en tot bij het kruispunt. Op een van de hoeken staat een klein appartementsgebouw met metalen terrassen. Het zijn gemeentewoningen. Om de kavel maximaal te kunnen benutten werd de bruikbare oppervlakte met overschragende erkers en terrassen aangevuld. Het gebouwtje staat op een piepkleine hoekkavel die jaren braak lag en afgezoomd was met enorme reclamepanelen. Niet alleen dit nieuwbouwproject, maar ook enkele andere en de heraanleg van trottoirs in de buurt, vallen allemaal onder een ‘Wijkcontract’. Zo’n contract is een financieringsafspraak tussen gemeente, Gewest en Federale overheid waarmee uiteenlopende investeringen worden betaald in moeilijkere en achtergestelde stadsbuurten. Sinds 1994 zijn er al meer dan 50 Brusselse wijkcontracten gestart, waarvan een vijftal in de wijken van Oud-Molenbeek. Wandel rechts voor dit hoekgebouw de Beekstraat in. Loop voorbij de twee zijstraten. Even verder aan de linkerstraatzijde en voorbij een vroegere mosterdfabriek loopt er dwars op de straat een open strook. Daar liep vroeger het Zavelzinneke. In de 19de eeuw werd het water van deze coupure in de aangrenzende fabrieken veel gebruikt als spoel- en koelmiddel. Het Zavelzinneke werd in 1936 gedempt, maar met de onbebouwde strook werd verder niets aangevangen. Een nieuw Wijkcontract brengt er echter verandering in. De strook wordt heringericht als wijkpark en langs de straat komt er een nieuwbouw met drie woningen. Keer 20 m op uw stappen terug. Sla links de Marokijnstraat in en vervolgens de Voorspoedstraat links in.
54 | Paria
Het woord ‘Marokijn’ houdt geen verband met de aanwezige bevolking van Marokkaanse origine. Het is gewoon een slechte vertaling van maroquinerie en verwijst dus naar een 19deeeuwse leerlooierij. De straatnaam ‘Voorspoed’ en de naam van de volgende dwarsstraat ‘Toekomst’ wijzen op de 19deeeuwse hoop dat de industrialisatie voor iedereen welvaart zou brengen. Het huis nr. 55 is een breder gebouw. Loop rechts de doorgang in tot op de binnenkoer. Dit soort bouwwijze met voor- en achterbouw is typisch 19de-eeuws. Tientallen gezinnen werden in veel te kleine appartementen gestapeld. In de jaren 1985 kocht het Woningfonds, toendertijd een afdeling van de Gezinsbond, de cité op.
Paria | 55
Het fonds renoveerde alle woningen en paste ze aan voor grote gezinnen. Er werd uitdrukkelijk gekozen voor een zo goedkoop mogelijke aanpak om de huurprijzen zo laag mogelijk te gehouden. Een dergelijke keuze houdt telkens weer een dilemma in: de eventuele keuze voor de afbraak van de achterbouw en dus voor meer licht en ruimte, halveert meteen het aantal appartementen en verdubbelt de huurprijs voor de gerenoveerde appartementen. Wie verwerft dan uiteindelijk het voordeel van zulke investering? Na renovatie mochten de kinderen van de aangetrokken gezinnen hun vakantiedromen tekenen. Hun tekeningen vormden de basis voor twee muurschilderingen waarin elke cultuur zichzelf kan herkennen. Herkenning is een van de basisvereisten voor zelfvertrouwen en dus voor ontplooiing. Keer terug naar de Voorspoedstraat, vervolg deze en sla bij de Toekomststraat rechts af. De bult in de straat wijst op de vroegere brug over het Zavelzinneke. Gluur maar even door de spleten van de poort rechts. Even verder, aan de linkerstraatzijde, staat een nieuwbouw. Het zijn koopappartementen van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij (GOMB). Het Brussels Gewest bouwt dergelijke woningen in buurten waar de bevolking stelselmatig verpaupert, dus in buurten waar de bevolking globaal marginaliseert. Ze hanteert deze lager geprijsde koopwoningen als ontwikkelingshefboom voor een grotere sociale mixt. De gemiddelde investeringskost vanwege de gemeenschap per appartement bedraagt zowat € 60.000. Sla rechts de Haubrechtsstraat in. De verbouwing van een bedrijfsgebouw uit de jaren 1950 aan
56 | Paria
de rechterstraatkant hoort ook bij een Wijkcontract en bij Europese structuurfondsen. Het herbergt nu een bedrijvencentrum, een plek waar kleinere en beginnende bedrijven een onderkomen vinden. Voorbij het bedrijvencentrum ligt een nieuw buurtplein omgeven door realisaties van het Wijkcontract. Links een voormalige meelfabriek verbouwd tot bedrijfsruimte; rechts nieuwe GOMB-koopwoningen.
Paria | 57
Begin 2011 startte een studiegroep voor de volledige herinrichting van deze metrosleuf. Bedoeling is om deze strook vooral voetgangers- en fietsvriendelijk in te richten. Dit project ligt in het verlengde van het plan om bij het begin van de metrosleuf, nl. bij het kanaal, een nieuwe voetgangersbrug te bouwen. De as wordt dus de basis voor een traag verkeersalternatief doorheen Oud-Molenbeek. Sla de Graaf van Vlaanderenstraat links in.
Loop het buurtplein diagonaal over en loop links de Darimonstraat door. De wandeling bereikt opnieuw het startpunt, nl. de metrosleuf en de metrohalte. Wandel de zone boven de metrosleuf rechts op tot bij de Graaf van Vlaanderenstraat.
Midden 2010 verhuisde het gezondheidscentrum ‘Geneeskunde voor het volk’ naar het huis nr. 25. Het is een zeer intens gebruikte praktijk. Aan de andere straatkant staat het gemeentehuis van Sint-Jans-Molenbeek en nog iets verder in de straat ligt het Gemeenteplein. Op donderdagvoormiddag is dit plein het centrum van een weekmarkt. Dan is er hier geen doorkomen aan. Buurtmarkten vormen een nieuw fenomeen in de volkse wijken van Brussel. Het biedt migranten de mogelijkheid om dicht bij huis en goedkoop hun inkopen te doen en bij die gelegenheid ook sociale contacten te leggen. Wandel het gemeenteplein diagonaal over en vervolg uw weg door de Pradostraat tot bij de Gentsesteenweg. In het midden van de jaren 1960 was de Pradostraat de enige winkelwandelstraat van Oud-Molenbeek. Twintig jaar later waren alle Belgische handelaars weggetrokken. De laatste vijf jaar is in Oud-Molenbeek een fenomenale heropleving van handelsactiviteiten te zien. De Gentsesteenweg ziet op bepaalde momenten zwart van ‘t volk.Voortdurend komen er nieuwe migrantenwinkels bij. Gemeente en Gewest bouwden met een Wijkcontract daarop voort met een zorgvuldige heraanleg van
58 | Paria
Paria | 59
de trottoirs en met de versmalling van de autorijstrook. De Gentsesteenweg wordt daarmee opnieuw wat het honderd jaar lang was: de commerciële slagader van Molenbeek. Deze toenemende drukte is de eigenlijke reden voor de studie over de uitbouw van een tweede, parallelle loop-en fietslijn bovenop de metrosleuf. Steek de steenweg over en vervolg in de Ransfortstraat. Heel wat gelijkvloerse verdiepingen vertonen nog verwijzingen naar vroegere winkelactiviteiten. Oud-Molenbeek moet in de jaren 1930 een bijzonder bruisende stadsbuurt geweest zijn. Het gebouw achter huis nr. 25 bood vroeger onderdak aan de drukkerij Guyot, waar ooit het Staatsblad en alle drukwerk voor de Senaat werden gedrukt. Rond 2000 kwamen de gebouwen leeg te staan.Vandaag wonen er een 15-tal gezinnen met kinderen. Wandel in de Ransfortstraat door het ijzeren hek van nr. 27 het binnenplein op. La Compagnie de Bronzes was in de 19de eeuw een van de grootste bronsgieterijen van het land. De Brabofontein van Antwerpen, Jacob Van Artevelde in Gent, Jan Breydel en Pieter De Coninck in Brugge…: ze werden allemaal hier in deze fabriek gegoten. Vanaf de poort is het hele productieproces nog altijd te volgen: rechts de tekenburelen, daarnaast de plaaster-
afgietselateliers, achteraan de restanten van de gieterij zelf, links daarvan de assemblagegebouwen, en links vooraan de directeur- en conciërgewoning. Nu heeft hier ‘La Fonderie’ zijn vaste stek. Deze organisatie wil het rijke industriële verleden van Brussel in de verf zetten door dit erfgoed te bewaren, te archiveren en er tentoonstellingen over te organiseren. Haar allereerste uitgangspunt bij dit alles: geef arbeiders hun geschiedenis terug, want zonder verleden is er geen toekomst. Keer terug naar de Ransfortstraat, wandel naar links en sla rechts de Finstraat in. De Finstraat was tot het einde van de jaren 1980 een miserabel straatje met verschillende arbeidersbeluiken: doodlopende steegjes met een koer met - in het beste geval - een pomp, met daarrond een reeks arbeidershuisjes. In 1892 maakt een rapport over deze straat nog melding van een dergelijke cité met 4 toiletten voor 200 personen! Aan de rechterstraatzijde bevindt zich achter een ijzeren toe-
60 | Paria
Paria | 61
gangshek een binnengebied, waar het buurthuis La Rue een collectieve tuin heeft aangelegd. Even verder, waar de straat wat breder wordt, valt links de kleurrijke huizenrij op: het complex ‘L'Espoir‘ werd einde 2010 ingehuldigd. De 14 woningen zijn een initiatief van het buurtwerk Bonnevie en een organisatie die vluchtelingen helpt. Op de funderingen na is de hele constructie opgetrokken in hout. Het hele project vroeg vele jaren voorbereiding en zorgt voor huisvesting voor minder begoeden. De betrokkenen hebben geen verwarmingskosten meer, want ze wonen nu in passiefwoningen. De isolatie is er zo goed dat centrale verwarming overbodig is. De Poolreiziger Alain Hubert werd de peter van dit project. Hij nam zelfs een straatbord van de Finstraat mee naar Antarctica, waar het nu hangt aan het Prinses Elisabethstation,… Bonnevie werkt vanuit deze praktijkervaring nu een globaal kader uit voor vergelijkbare bouwprojecten in de toekomst. Loop de Finstraat af en steek de Brunfautstraat over tot op het buurtplein. Het oudere gebouw met ijzeren toegangshek was de Hallemans-brouwerij ‘Het zwarte paard’. In de jaren 1975 kwam het leeg te staan. La Fonderie gebruikte het nog een tijd als archiefruimte. Het gebouw werd door het Brusselse Woningfonds volledig verbouwd en aangevuld met een originele woontoren. Het geheel herbergt nu 31 atelier-woningen voor kunstenaars. Keer terug naar de Brunfautstraat en loop ze rechts af tot bij de Gentsesteenweg. Aan de overkant van dit kruispunt staat er enkel een hoekhuis
62 | Paria
op de linkerhoek. De rechterhoek is een braakliggende strook. Deze strook verwijst nog naar het verdwenen Zavelzinneke. Volg deze strook en neem voor de muurschildering de doorgang rechts. Het gebouw aan de linkerzijde is eigendom van de gemeente Sint-Jans-Molenbeek. Het was vroeger de tabaksfabriek AJJA. Vandaag biedt het gerenoveerde gebouw onderkomen aan een hele reeks gemeentelijke sociale diensten zoals juridische hulp, opleiding & bijscholing en het sociaal restaurant 'Les Uns et les Autres'. Elke middag serveert dit restaurant 200 maaltijden aan minimumtarieven. Dit is het einde van deze wandeling door Oud-Molenbeek. Wenst u terug te keren naar het startpunt? Volg dan de straat links van de grote muurschildering tot bij de metro-ingang. Wenst u richting binnenstad te wandelen? Keer dan terug naar de Gentsesteenweg en neem deze links.Voorbij de kanaalbrug begint de Stad Brussel. Als u er rechtdoor blijft wandelen, komt u in de buurt van de Oude Graanmarkt en de Beurs.
Paria | 63
64 | Paria
De teksten in dit boekje zijn onder andere gebaseerd op volgende bronnen: FROIDURE, E. Parias 57, Brussel, 1957 DUSART, M. Edouard Froidure. Aimer, accueillir un enfant... . Luik, 2004 Interviews met Marie-Claire Migerode, afgenomen in februari en maart 2011 Buurtwerk Bonnevie. Focus op geïntegreerd werken. Jaarverslag 2006 40 jaar gidswerk van Brukselbinnenstebuiten
‘Paria’ is het resultaat van een samenwerking tussen de Erfgoedcel Brussel van de VGC en Brukselbinnenstebuiten vzw. Redactie. Brukselbinnenstebuiten met: Annemie Pijcke, Bert De Bisschop, Bie Blancke, Bram Borloo, Claudine Huyghe, Jeroen De Smet, Joris Sleebus, Lut Vrints, Michaël Valkeniers, Philip Van Ginderachter, Reginald Verlinde, Riet Naessens, Stefan Moens, Stefan Van Camp. Vormgeving: Tonk Design – Muriel Crespin (0494/92 33 47) Fotografie en illustraties: Brukselbinnenstebuiten vzw Druk: drukkerij Verhoeven, Sint-Pieters-Leeuw Oplage: 1000 ex. Contactgegevens: VGC – Erfgoedcel Brussel Sainctelettesquare 17 1000 Brussel T 02/208 02 32 E
[email protected] www.erfgoedbrussel.be
Brukselbinnenstebuiten vzw Hopstraat 47 (bus 1) 1000 Brussel T 02/218 38 78 E
[email protected] www.brukselbinnenstebuiten.be
Verantwoordelijke uitgever: Eric Verrept, Sainctelettesquare 17, 1000 Brussel Wettelijk depotnummer: D/2011/7025/06 met de steun van de Vlaamse overheid
Deze publicatie is gratis.