OP PAPIER!
SCHEIKUNDE > DE VUURWERKFABRIEK Welkom bij de papieren versie van Stimulus. Op de volgende bladzijden vindt u enkele oefeningen uit Stimulus/De vuurwerkfabriek. Niet elk experiment uit Stimulus laat zich echter omzetten naar papier - Stimulus is immers in de eerste plaats een interactieve ICT applicatie. Wilt u de leerlingen toegang geven tot enige basisinformatie bij het oplossen van de volgende vraagstukken? Dan kunt u de leesteksten van Stimulus ter beschikking stellen. Die vindt u printklaar in de Help pagina’s van Stimulus. Toegang tot deze pagina’s krijgt u door Stimulus te starten en naar de experimentpagina’s te gaan.
Inhoud Experiment 1 15 multiple choice vragen, met hun respectieve antwoorden. Experiment 2 Veiligheid en risico’s. Experiment 3 Samenstelling buskruit. Experiment 4 Scheidingstechnieken. Experiment 5 Filtratietechnieken Experiment 6 Reactievergelijkingen Experiment 8 15 multiple choice vragen, met hun respectieve antwoorden.
Opmerking: Experiment 7 van Stimulus de bevat de opstelling en lancering van een vuurpijl in een virtuele omgeving. Het is onmogelijk hiervan een weergave op papier te brengen. Wij nodigen u graag uit de aantrekkingskracht van experiment 7 in Stimulus zelf te ontdekken.
1
EXPERIMENT 1: ONDERZOEK Je eerste opdracht is een algemeen onderzoek. Je moet antwoorden op 15 vragen.
1. Wanneer werden de Europeanen voor het eerst geconfronteerd met buskruit? a) In het tweede kwart van de dertiende eeuw b) In de 7de eeuw n.C. c) Tijdens de Romeinse veroveringstochten d) Bij de inval van de Hunnen 2. Buskruit werd bij de Chinezen al gebruikt voor andere dan militaire toepassingen, namelijk: a) Als smaakversterker bij feestmaaltijden b) Om wilde dieren weg te jagen c) Als meststof d) Voor het opblazen van rotsen bij de aanleg van wegen en kanalen, in vuurwerk en bij ceremoniële activiteiten. 3. Na de petroleumvlammenwerper ontwikkelden de Chinezen de buskruitvlammenwerper. Wat was het grote voordeel van deze laatste? a) Makkelijker te bouwen b) Veel goedkoper c) Lichter en dus draagbaar d) Grotere vernielingskracht 4. Waaruit bestaat buskruit? a) Buskruit is een delfstof die je uit de grond haalt b) Mengsel van salpeter (kaliumnitraat, KNO3), magnesium (Mg) en aluminium (Al) c) Mengsel van salpeter (kaliumnitraat, KNO3), houtskool (C) en zwavel (S) d) Zwart kruit 5. Geef een synoniem voor “de kunst van het maken van vuurwerk” a) Alchemie b) Pyrotechniek c) Trepanatie d) Vulkanisatie
2
6. Een pyrotechnisch mengsel of “sas” kan behalve een knal nog andere effecten veroorzaken. Welk effect wordt nooit nagestreefd? a) Lichteffecten b) Fluittonen c) Aangename geur d) Rook 7. Met welke stoffen in de sas verkrijgt men goudkleurige vonken? a) Houtskoolkorrels of ijzerdeeltjes b) Aluminiumpoeder c) Koperdeeltjes d) Cadmiumzouten 8. Naamverklaring: slechts 1 van de onderstaande verklaringen is juist. Welke? a) ‘Kaliumnitraat’, van het Latijn ‘postassium’, komt van de Oud-Nederlandse woorden ‘pot’ en ‘as’. b) ‘Koolstof’, van het Griekse ‘carboneum’ zit in steenkool, vandaar de naam ‘koolstof’. c) ‘Zwavel’ komt van het Oud-Nederlandse ‘zavel’ een grondsoort die dezelfde gele kleur heeft als zwavel. d) De namen ‘zwavel’, ‘koolstof’ en ‘kaliumnitraat’ vinden allemaal hun oorsprong in het Latijn. 9. Welke schadelijke gevolgen kan het gebruik van knalvuurwerk hebben? a) Verstikking b) Verblinding c) Geheugenverlies d) Gehoorschade (en glasbraak) 10. Welke giftige vaste deeltjes kunnen vrijkomen bij siervuurwerk? a) Koolstof b) Barium- en cadmiumverbindingen c) Zwaveldioxide d) Ammoniak
3
11. Waarmee kan je veilig een stuk vuurwerk aansteken? a) Met een aansteker op gas b) Met een lange lucifer c) Met een brandend stuk papier d) Met een brandende sigaret of een gloeiende houtspaander 12. Hoe kan je vuurwerk dat niet is ontstoken op een veilige manier verwijderen? a) Bij Klein Giftig Afval sorteren b) Op de composthoop gooien c) 48 uur in een emmer met water laten weken en met het huisvuil weggooien d) Op het vuur gooien en wachten tot het toch ontsteekt 13. In welk “chemisch” opzicht verschillen vuurpijlen tov raketten voor militair gebruik? a) Er is geen chemisch verschil, enkel de hoeveelheid buskruit verschilt b) De lading van vuurpijlen ontploft veel trager dan de lading van militaire raketten c) Militaire raketten moeten verder vliegen dan vuurpijlen, daarom bevatten ze meer kaliumnitraat d) Vuurpijlen worden gemaakt met buskruit, moderne militaire raketten met zwart kruit 14. Wordt buskruit momenteel nog in militaire raketten gebruikt? a) Nee, buskruit wordt bijna niet meer gebruik voor de productie van moderne raketten b) Af en toe, afhankelijk van de kostprijs van de grondstoffen op de wereldmarkt c) Ja, want buskruit is nog steeds de betrouwbaarste basis voor raketproductie d) Ja, zelfs meer dan vroeger, want raketten moeten steeds krachtiger zijn 15. In welke verhoudingen moet ik de 3 bestanddelen van buskruit mengen? a) De verhouding maakt niet uit b) Van elke stof precies evenveel c) 10 KNO3, 70 C en 20 S d) 75 KNO3, 15 C en 10 S
4
EXPERIMENT 1: ONDERZOEK > JUISTE ANTWOORDEN 1. Wanneer werden de Europeanen voor het eerst geconfronteerd met buskruit? a) In het tweede kwart van de dertiende eeuw. Dat gebeurde toen het Mongoolse leger oostelijk Europa binnenviel. 2. Buskruit werd bij de Chinezen al gebruikt voor andere dan militaire toepassingen, namelijk: d) Voor het opblazen van rotsen bij de aanleg van wegen en kanalen, in vuurwerk en bij ceremoniële activiteiten. 3. Na de petroleumvlammenwerper ontwikkelden de Chinezen de buskruitvlammenwerper. Wat was het grote voordeel van deze laatste? c) Lichter en dus draagbaar. De oorspronkelijke vuurlans werd uit bamboe vervaardigd. Daarna werd de loop uit brons, gietijzer en zelfs koper gemaakt. 4. Waaruit bestaat buskruit? c) Mengsel van salpeter (kaliumnitraat, KNO3), houtskool (C) en zwavel (S). Kaliumnitraat zorgt voor de zuurstof en zwavel en koolstof zijn de brandstoffen. 5. Geef een synoniem voor “de kunst van het maken van vuurwerk” b) Pyrotechniek: van het Griekse pyr = vuur en technè = kunst. 6. Een pyrotechnisch mengsel of “sas” kan behalve een knal nog andere effecten veroorzaken. Welk effect wordt nooit nagestreefd? c) Aangename geur. De geur van het verbrandingsproduct van zwavel is juist onaangenaam (prikkelend). 7. Met welke stoffen in de sas verkrijgt men goudkleurige vonken? a) Houtskoolkorrels of ijzerdeeltjes. Het goudkleurige licht ontstaat doordat de temperatuur hier ‘slechts’ 1500 °C bereikt. 8. Naamverklaring: slechts 1 van de onderstaande verklaringen is juist. a) ‘Kaliumnitraat’ is een Nederlands woord, ‘zwavel’ komt van het Latijn ‘sulfur’ of ‘sulpur’ en ‘koolstof’ komt van het Latijnse ‘carboneum’.
5
9. Welke schadelijke gevolgen kan het gebruik van knalvuurwerk hebben? d) Gehoorschade (en glasbraak). Tot meer dan 150 decibel (de pijngrens ligt bij 120 decibel). 10. Welke giftige vaste deeltjes kunnen vrijkomen bij siervuurwerk? b) Barium- en cadmiumverbindingen zijn giftig, want dit zijn zware metalen. 11. Waarmee kan je veilig een stuk vuurwerk aansteken? d) Met een brandende sigaret of een gloeiende houtspaander: de aansteekbron moet netjes bij het uiteinde van de lont gehouden worden. 12. Hoe kan je vuurwerk dat niet is ontstoken op een veilige manier verwijderen? c) 48 uur in een emmer met water laten weken en met het huisvuil weggooien. De salpeter lost hierbij op in het water 13. In welk “chemisch” opzicht verschillen vuurpijlen tov raketten voor militair gebruik? b) De lading van vuurpijlen ontploft veel trager dan de lading van militaire raketten. Bij een vuurpijl spreken we van deflagratie of explosieve verbranding en bedraagt de snelheid ongeveer 330 m/s. Een raketlading ontploft met een snelheid tot 9000 m/s. Dat is een reactiesnelheid groter dan de snelheid van het geluid; een dergelijke snelheid leidt tot een groter vernietigingseffect. We spreken dan over detonatie. 14. Wordt buskruit momenteel nog in militaire raketten gebruikt? a) Nee, buskruit wordt bijna niet meer gebruik voor de productie van moderne raketten. De ladingen voor vuurpijlen bestaan meestal uit zwart kruit die een visueel effect beogen, terwijl militaire ladingen dit kruit (bijna) niet meer gebruiken omdat er veel betere producten bestaan met een veel grotere vernietigingskracht. 15. In welke verhoudingen moet ik de 3 bestanddelen van buskruit mengen? d) 75 KNO3, 15 C en 10 S blijkt een ideale verhouding te zijn.
6
E X P E R I M E N T 2 : VEILIGHEID & RISICO’S Opdracht 2 gaat over de veiligheidsmaatregelen die moeten getrofffen worden bij het werken met kaliumnitraat, een gevaarlijke stof die in buskruit zitten. Risico’s en veiligheidsmaatregelen worden beschreven in zogenaamde R- en S-zinnen (van het Engelse ‘Risk’ en ‘Safety’). Deze zinnen kan je vinden in de teksten van het onderdeel ‘Help’ in Stimulus. Ze zijn nodig voor het oplossen van de onderstaande oefening. In Stimulus kan je nog een bijkomende oefening vinden: het kleven van de juiste gevarensymbolen op de fles met kaliumnitraat.
Kaliumnitraat bevordert de verbranding van brandbare stoffen (R-zin 8). Kies 2 juiste veiligheidsmaatregelen (S-zinnen) voor de manipulatie van kaliumnitraat. a) Schokken en wrijving vermijden. b) Verwijderd houden van ontstekingsbronnen - niet roken. c) Nooit water op deze stof gieten. d) In geval van brand of explosie, inademen van rook vermijden. e) In gesloten verpakking bewaren.
7
EXPERIMENT 2: VEILIGHEID & RISICO’S > JUISTE ANTWOORDEN Kaliumnitraat bevordert de verbranding van brandbare stoffen (R-zin 8). Kies 2 juiste veiligheidsmaatregelen (S-zinnen) voor de manipulatie van kaliumnitraat. b) Verwijderd houden van ontstekingsbronnen - niet roken (S 16). d) In geval van brand of explosie, inademen van rook vermijden (S 41).
8
E X P E R I M E N T 3 : SAMENSTELLING BUSKRUIT Een samengesteld product als buskruit bevat verschillende stoffen. In experiment 3 leren we hoe we de eigenschappen van de drie hoofdbestanddelen van buskruit (kaliumnitraat, koolstof en zwavel) kunnen testen. Stimulus is, door de interactieve én veilige omgeving, een aantrekkelijk alternatief voor het echte lab. Daarenboven bevat Stimulus testexperimenten voor nog veel meer stoffen. Wil je het onderzoek toch liever zelf uitvoeren, dan vind je in de onderstaande lijst van experimenten een goede leidraad.
Test elk van de drie stoffen op vier eigenschappen.
kaliumnitraat (KNO3)
vlamkleur
brandbaarheid
oplosbaarheid in water
oplosbaarheid in tolueen
brandbaarheid
oplosbaarheid in water
oplosbaarheid in tolueen
brandbaarheid
oplosbaarheid in water
oplosbaarheid in tolueen
koolstof (C)
vlamkleur
zwavel (S)
vlamkleur
9
E X P E R I M E N T 4 : SCHEIDINGSTECHNIEKEN Gevaarlijke producten bestaan vaak uit meer dan 1 stof. Zo ook buskruit. Buskruit bestaat uit kaliumnitraat, koolstof en zwavel. Maar hoe krijg je die bestanddelen uit een hoopje buskruit? Door gebruik te maken van hun eigenschappen! Stimulus is, door de interactieve én veilige omgeving, een aantrekkelijk alternatief voor het echte lab. Ook deze experimenten worden op een visueel aantrekkelijke en wetenschappelijk verantwoorde manier uitgevoerd in de virtuele omgeving van Stimulus. Wil je het onderzoek toch liever zelf uitvoeren, dan vind je in de onderstaande lijst van experimenten een goede leidraad.
Scheiding met het blote oog a) Buskruit is scheidbaar met het blote oog. b) Buskruit is niet scheidbaar met het blote oog. Scheiding op basis van vlamkleur a) Buskruit is scheidbaar op basis van vlamkleur. b) Buskruit is niet scheidbaar op basis van vlamkleur. Scheiding op basis van brandbaarheid a) Buskruit is scheidbaar op basis van brandbaarheid. b) Buskruit is niet scheidbaar op basis van brandbaarheid. Scheiding op basis van oplosbaarheid in water a) Buskruit is scheidbaar op basis van oplosbaarheid in water. b) Buskruit is niet scheidbaar op basis van oplosbaarheid in water. Scheiding op basis van oplosbaarheid in tolueen a) Buskruit is scheidbaar op basis van oplosbaarheid in tolueen. b) Buskruit is niet scheidbaar op basis van oplosbaarheid in tolueen.
10
EXPERIMENT 4: SCHEIDINGSTECHNIEKEN > JUISTE ANTWOORDEN Scheiding met het blote oog b) Buskruit is niet scheidbaar met het blote oog. De bestanddelen van buskruit bestaan uit heel kleine korreltjes, die niet van elkaar te onderscheiden zijn met blote oog. Ze scheiden met het blote oog zou meer dan monnikengeduld vragen.
Scheiding op basis van vlamkleur b) Buskruit is niet scheidbaar op basis van vlamkleur. Buskruit in een vlamkleur levert minstens... een stevige vlam op. Weg zijn de bestanddelen!
Scheiding op basis van brandbaarheid b) Buskruit is niet scheidbaar op basis van brandbaarheid. Buskruit scheiden op basis van brandbaarheid levert een zeker gevaar op, ontploffingsgevaar namelijk, waardoor de drie stoffen de lucht in vliegen.
Scheiding op basis van oplosbaarheid in water a) Buskruit is scheidbaar op basis van oplosbaarheid in water. 1 van de componenten, namelijk kaliumnitraat, is inderdaad oplosbaar in water, waardoor het gescheiden wordt van de andere 2.
Scheiding op basis van oplosbaarheid in tolueen a) Buskruit is scheidbaar op basis van oplosbaarheid in tolueen. 1 van de componenten, namelijk zwavel, is inderdaad oplosbaar in tolueen, waardoor het gescheiden wordt van de andere 2.
11
EXPERIMENT 5: FILTRATIETECHNIEKEN Om de bestanddelen van buskruit te scheiden, maken we gebruik van hun eigenschap ‘oplosbaarheid’. Enerzijds in water, anderzijds in tolueen. Het antwoord op de volgende vraagstukken vind je dus alleen als je weet of KNO3, S en C oplosbaar zijn in respectievelijk water en tolueen.
1. Buskruit wordt gemengd met water en gefilterd. Welke stof werd opgelost en zit bijgevolg met water in het filtraat? a) KNO3 b) S c) C 2. Buskruit wordt gemengd met tolueen. Welke stof werd opgelost en zit bijgevolg met tolueen in het filtraat? a) KNO3 b) S c) C 3. Zwavel en koolstof worden gemengd met tolueen. Welke stof werd opgelost en zit bijgevolg met tolueen in het filtraat? a) S b) C 4. KNO3 en C worden gemengd met water. Welke stof werd opgelost en zit bijgevolg met tolueen in het filtraat? a) KNO3 b) C
12
5. Hieronder vind je 3 filtratieschema’s. Duid aan welke schema volgens jou het juiste is. a) buskruit + water ->
(
S (filtraat)
(
KN03 + C (neerslag) + tolueen ->
KNO3 (filtraat) C (neerslag)
b) buskruit + water ->
(
C (filtraat)
(
KN03 + S (neerslag) + tolueen -> KNO3 (filtraat) S (neerslag)
c) buskruit + water ->
(
KNO3 (filtraat) C + S (neerslag)
(
+ tolueen ->
S (filtraat)
C (neerslag)
6. Ook van de 3 volgende filtratieschema’s is er maar 1 helemaal juist. Duid aan welk schema dat is volgens jou. a) buskruit + tolueen ->
b) buskruit + tolueen ->
c) buskruit + tolueen ->
( ( (
S (filtraat) KN03 + C (neerslag)
(
+ water ->
KNO3 (filtraat) C (neerslag)
C (filtraat) KN03 + S (neerslag)
(
+ water ->
KNO3 (filtraat) S (neerslag)
KNO3 (filtraat) C + S (neerslag)
(
+ water ->
S (filtraat) C (neerslag)
13
EXPERIMENT 5: FILTRATIETECHNIEKEN > DE J U I S T E A N T W O O R D E N 1. Buskruit wordt gemengd met water en gefilterd. Welke stof werd opgelost en zit bijgevolg met water in het filtraat? a) KNO3 2. Buskruit wordt gemend met tolueen. Welke stof werd opgelost en zit bijgevolg met tolueen in het filtraat? b) S 3. Zwavel en koolstof worden gemengd met tolueen. Welke stof werd opgelost en zit bijgevolg met tolueen in het filtraat? a) S 4. KNO3 en C worden gemengd met water. Welke stof werd opgelost en zit bijgevolg met tolueen in het filtraat? a) KNO3 5. Hieronder vind je 3 filtratieschema’s. Duid aan welke schema volgens jou het juiste is. c) buskruit + water ->
KNO3 (filtraat) C + S (neerslag)
+ tolueen ->
S (filtraat) C (neerslag)
6. Ook van de 3 volgende filtratieschema’s is er maar 1 helemaal juist. Duid aan welk schema dat is volgens jou. a) buskruit + tolueen ->
S (filtraat) KN03 + C (neerslag)
+ water ->
KNO3 (filtraat) C (neerslag)
14
EXPERIMENT 6: REACTIEVERGELIJKINGEN In de volgende opdracht wachten je enkele explosieve reactievergelijkingen zonder voorgetallen. Jij moet de juiste voorgetallen invullen.
1) Bij de ontploffing van buskruit wordt kaliumnitraat gereduceerd. Dat betekent dat kaliumnitraat (KNO3) bij verhitting ontbindt in kaliumnitriet (KNO2) en zuurstofgas (O2). Vul de juiste voorgetallen in bij deze vergelijking. ...KNO3 -> ...KNO2 + O2
2) Bij de reductie van kaliumnitraat worden zwavel en koolstof geoxideerd. Dankzij het zuurstofgas, vrijgekomen bij deze reductie, worden zwavel en koolstof zo snel geoxideerd dat de reactie explosief verloopt. Vul de juiste voorgetallen in bij deze vergelijking. 2KNO3 + ...C + S -> K2SO4 + ...CO2 + N2
3) Waterstofgas en zuurstofgas vormen een explosief paar. Dat ondervonden de opvarenden van de ‘Hindenburg’. Op 6 mei 1937 ontbrandde deze met waterstofgas gevulde zeppelin tijdens de landing. Daarbij kwam waterstofgas (H2) vrij. Dat mengde zich met zuurstofmoleculen (O2). Een kleine vonk volstond voor een grote knal. Als bij wonder overleefden 62 opvarenden de ramp. Aan jou om deze ervaring even over te doen - op papier. ...H2 + ...O2 -> ...H2O
4) NH4NO3 is meststof. Onschuldig? In 1942 vlogen een deel van Tessenderlo en een chemische fabriek de lucht in. 189 mensen kwamen om het leven. Vul dus toch maar met de nodige omzichtigheid de juiste voorgetallen in. 2NH4NO3 -> ...N2 + ...O2 + ...H2O
5) Explosieve reacties kunnen ook mensenlevens redden. Wanneer elk duizendste van een seconde telt, moet natriumnitride (NaN3) zorgen voor een goed gevulde... AIRBAG. ...NaN3 -> ...Na + ...N2 15
EXPERIMENT 6: REACTIEVERGELIJKINGEN > DE JUISTE ANTWOORDEN
1) 2KNO3 -> 2KNO2 + O2 2) 2KNO3 + 1C + S -> K2SO4 + 1CO2 + N2 3) 2H2 + 1O2 -> 2H2O 4) 2NH4NO3 -> 2N2 + 1O2 + 4H2O 5) 2NaN3 -> 2Na + 3N2
16
EXPERIMENT 8: EINDTEST
1. Om de bestanddelen van buskruit te scheiden kun je gebruik maken van de volgende eigenschappen: a) kaliumnitraat lost op in water b) koolstof lost op in tolueen c) zwavel is een geel poeder d) zwavel en kaliumnitraat hebben een verschillend smeltpunt 2. De massa kaliumnitraat in 100 g buskruit kan worden bepaald door een afgewogen hoeveelheid buskruit te schudden met: a) tolueen; de bekomen suspensie te filtreren, het residu te drogen en af te wegen b) water; de bekomen suspensie te filtreren, het residu te drogen en af te wegen c) water en vervolgens met tolueen, de bekomen suspensie te filtreren, het residu te drogen en af te wegen d) water, de bekomen suspensie te filtreren, het water uit het filtraat te laten verdampen en hetgeen achter blijft te wegen 3. In Stimulus hebben wij ook de stof zwavel beter leren kennen. Een van de vier onderstaande beweringen over zwavel is juist. Welke? a) Zwavel geeft een gele vlamkleur b) Zwavel brandt met een blauwe vlam c) Zwavel lost op in water d) Zwavel is een springstof 4. Suiker lost op in alcohol en in water. Keukenzout lost enkel in water op. Uit een mengsel van suiker en zout kun je beide bestanddelen afzonderen door: a) te schudden met water, filtreren , residu droogdampen b) te schudden met alcohol, filtreren, residu droogdampen c) enkel met water te schudden d) enkel met alcohol te schudden
17
5. Tot voor de tweede wereldoorlog gebruikte men fotografisch flitspoeder om de opnames voldoende te belichten. Flitspoeder bestaat uit een mengsel van magnesium en kaliumperchloraat (KClO4). Bij ontsteking ontstaat er een fel blauwachtig licht en worden er magnesiumoxide en kaliumchloride gevormd. De reactievergelijking die optreedt is: a) Mg + KClO4 -> MgO4 + KCl b) 4 Mg + KClO4 -> 4 MgO + KCl c) Mg + KClO4 -> MgCl + KO4 d) Mg + KClO4 -> MgO2 + KCl + O2 6. Met houtskool hebben wij in Stimulus een aantal experimenten uitgevoerd. Welke van de vier onderstaande beweringen omtrent houtskool is juist ? a) Houtskool is het hoofdbestanddeel van buskruit b) Houtskool lost op in tolueen c) Houtskool is een springstof d) Houtskool wordt gebruikt voor de barbecue 7. Om in noodsituaties een dreigend tekort aan zuurstofgas op te vangen worden in duikboten en ruimtestations natriumchloraatpastilles gebruikt. Men maakt hierbij gebruik van de eigenschap dat natriumchloraat (NaClO3) kan ontleden in natriumchloride en zuurstofgas. Uit 100 g natriumchloraat kan ongeveer 30 l zuurstofgas bij gewone druk worden gevormd. Een volwassen persoon (64 kg) verbruikt in rusttoestand ongeveer 0,25 liter zuurstofgas per minuut nodig. Hoeveel gram natriumchloraat moet ontleed worden om hem 24 uur in leven te houden? a) 1800 g b) 360 g c) 80 g d) 30 g 8. Een korte vraag en een kort antwoord : Alfred Nobel is de uitvinder van a) dynamiet b) vuurwerk c) buskruit d) vuurkruit 18
9. Welke uitspraken zijn juist ? a) In de reactie tussen kaliumnitraat, koolstof en zwavel is koolstof de oxidator b) In de reactie waarbij uit een mengsel van magnesium en kaliumperchloraat magnesiumoxide wordt gevormd, is magnesium de brandstof c) In de reactie CH4 + 2 O2 -> CO2 + 2 H2O is CH4 de oxidator d) Alle explosieve stoffen bevatten zuurstof 10. Welke R-zin is NIET van toepassing op buskruit? a) R2 b) R5 c) R9 d) R12 11. Buskruit wordt onschadelijk gemaakt door het gedurende een dag en nacht in water te leggen. Waarom? a) Omdat KNO3 oplost in water b) Omdat je onder water moeilijk een vuurpijl kan ontsteken c) Door de vochtige omgeving gaan houtskool en zwavel aan elkaar klitten d) Na een bad van 24 uur is buskruit nog steeds niet onschadelijk gemaakt 12. Doorheen Stimulus hebben wij een aantal eigenschappen van kaliumnitraat ondekt. Een van de vier onderstaande beweringen over kaliumnitraat is juist. Duid de juiste aan? a) Kaliumnitraat is een springstof b) Kaliumnitraat is brandbaar c) Kaliumnitraat bevat de elementen K, N en O d) Kaliumnitraat lost op in tolueen 13. Bij de ontploffing van buskruit a) worden andere stoffen gevormd b) worden andere elementen gevormd a) neemt de totale massa toe d) neemt de totale massa af
19
14. Welke S-zin is NIET van toepassing op buskruit? a) S28 b) S2 c) S41 d) S56 15. Welk zijn de karakteristieken van tolueen? a) Tolueen is niet ontvlambaar maar wel kankerverwekkend b) Tolueen is niet kankerverwekkend c) Tolueen is ontvlambaar en kankerverwekkend d) Tolueen is niet kankerverwekkend maar wel ontvlambaar
20
EXPERIMENT 8: EINDTEST > DE JUISTE ANTWOORDEN 1. Om de bestanddelen van buskruit te scheiden kun je gebruik maken van de volgende eigenschappen: a) kaliumnitraat lost op in water 2. De massa kaliumnitraat in 100 g buskruit kan worden bepaald door een afgewogen hoeveelheid buskruit te schudden met: b) water; de bekomen suspensie te filtreren, het residu te drogen en af te wegen 3. In Stimulus hebben wij ook de stof zwavel beter leren kennen. Een van de vier onderstaande beweringen over zwavel is juist. Welke? b) Zwavel brandt met een blauwe vlam 4. Suiker lost op in alcohol en in water. Keukenzout lost enkel in water op. Uit een mengsel van suiker en zout kun je beide bestanddelen afzonderen door: b) te schudden met alcohol, filtreren, residu droogdampen 5. Tot voor de tweede wereldoorlog gebruikte men fotografisch flitspoeder om de opnames voldoende te belichten. Flitspoeder bestaat uit een mengsel van magnesium en kaliumperchloraat (KClO4). Bij ontsteking ontstaat er een fel blauwachtig licht en worden er magnesiumoxide en kaliumchloride gevormd. De reactievergelijking die optreedt is: b) 4 Mg + KClO4 -> 4 MgO + KCl 6. Met houtskool hebben wij in Stimulus een aantal experimenten uitgevoerd. Welke van de vier onderstaande beweringen omtrent houtskool is juist ? d) Houtskool wordt gebruikt voor de barbecue 7. Om in noodsituaties een dreigend tekort aan zuurstofgas op te vangen worden in duikboten en ruimtestations natriumchloraatpastilles gebruikt. Hoeveel gram natriumchloraat moet ontleed worden om hem 24 uur in leven te houden? a) 1800 g 8. Een korte vraag en een kort antwoord: Alfred Nobel is de uitvinder van a) dynamiet 21
9. Welke uitspraken zijn juist ? b) In de reactie waarbij uit een mengsel van magnesium en kaliumperchloraat magnesiumoxide wordt gevormd, is magnesium de brandstof 10. Welke R-zin is NIET van toepassing op buskruit? d) R12 11. Buskruit wordt onschadelijk gemaakt door het gedurende een dag en nacht in water te leggen. Waarom? a) Omdat KNO3 oplost in water 12. Doorheen Stimulus hebben wij een aantal eigenschappen van kaliumnitraat ondekt. Een van de vier onderstaande beweringen over kaliumnitraat is juist. Duid de juiste aan? c) Kaliumnitraat bevat de elementen K, N en O 13. Bij de ontploffing van buskruit a) worden andere stoffen gevormd 14. Welke S-zin is NIET van toepassing op buskruit? a) S28 15. Welk zijn de karakteristieken van tolueen? c) Tolueen is ontvlambaar en kankerverwekkend
22